Agenda
Contactpersoon Hans van der Stelt
[email protected]
Betreft
Tel.nr. 06 21 80 22 58
Agenda Nationaal Beraad Digitale Overheid Datum
Vergaderdatum en -tijd
20-10-2015
3 november 2015, 15.00-17.00 uur. Kenmerk
Locatie
2015-0000565703
CAOP, Lange Voorhout 13, Den Haag. Baljuwzaal. Bijlagen 6
1. Opening en Mededelingen
2. Verslag Vaststellen van het verslag van 8 september 2015. Bijlage:
20151103.02.01 Conceptverslag Nationaal Beraad 8 september 2015
3. Inhoud en financiën 2015-2016 A.
Digiprogramma
Bespreken van en besluiten over het nationaal meerjarig, interbestuurlijk programma Digitale Overheid, het Digiprogramma, ten behoeve van doorgeleiding aan de Ministeriële Commissie. Bijlage: B.
20151103.03A.01 Aanbiedingsformulier en Digiprogramma
Financiën
Doorbelasting en efficiëntie Het onderwerp doorbelasting en efficiëntie maakt onderdeel uit van het Digiprogramma. Definitieve verwerking in het Digiprogramma vindt plaats na besluitvorming over voorliggende notitie. Bijlage:
20151103.03B.01 Aanbiedingsformulier en nota invulling efficiencykorting en
doorbelastingstaakstelling
Postbus 20011 2500 EA Den Haag |
[email protected] | www.digicommissaris.nl
Agenda Nationaal Beraad Digitale Overheid 03 november 2015
2015-0000565703
Overzicht en prognose bestedingen 2015 Besluitvorming voor wat betreft de verwachte onderuitputting voor 2015. Conform verzoek van Nationaal Beraad is bekeken wat de bestedingen zijn ten aanzien van de GDI-voorzieningen die trekken van de Aanvullende Post in 2015 ten opzichte van het vastgesteld financiële kader voor 2015. Bijlage:
20151103.03B.02 Nota Uitputtingsoverzicht GDI 2015 en doorkijk 2016
Stand van zaken basisregistraties De stand van zaken basisregistraties is opgenomen in het Digiprogramma. Definitieve verwerking in het Digiprogramma vindt plaats na besluitvorming over voorliggende nota Bijlage:
20151103.3B.03 Nota stand van zaken basisregistraties
4. Implementatieagenda Digitaal 2017 Bespreken van de implementatieagenda Digitaal 2017. Bijlage:
20151103.04.01 Aanbiedingsformulier en Implementatieagenda Digitaal 2017
5. Rondvraag
de Digicommissaris
Pagina 2 van 2
Aanbiedingsformulier
Contactpersoon Bianca Rouwenhorst
[email protected]
Betreft Digiprogramma 2016/2017 Datum 19 oktober 2016 Kenmerk 2015-0000620016 Bijlagen 1
Gevraagd besluit Het Nationaal Beraad wordt gevraagd in te stemmen met:
De inhoud van het Digiprogramma 2016/2017;
Doorgeleiding van het Digiprogramma aan de Ministeriële Commissie Digitale Overheid van 1 december 2015.
Context We leven in een digitale samenleving. Digitalisering dringt in alle facetten van het economisch en sociale leven door. De mate waarin en de wijze waarop lopen nog sterk uiteen, maar duidelijk is dat een samenleving zonder digitalisering nauwelijks meer voorstelbaar is. Ook de overheid transformeert naar een “digitale overheid”, waarbij mensen in staat worden gesteld om vanuit verschillende maatschappelijke rollen op een veilige, betrouwbare en eenvoudige manier digitaal zaken te doen met de overheid. Nu en in de toekomst. Dit vraagt om een nationale infrastructuur, die recht doet aan de rol en plaats van individuen, instellingen, bedrijven en de overheid in de digitale samenleving. Onder regie van de Digicommissaris werken de overheden en het bedrijfsleven samen aan de agenda voor de generieke digitale infrastructuur van Nederland. Deze agenda is onderdeel van het Digiprogramma, waarin naast de agenda de visie, sturing en financiën staan beschreven.
Samenvatting De kern van het Digiprogramma 2015 was “De basis op orde krijgen”. De belangrijkste opgave was om de inhoudelijke agenda en de afspraken over de besturing en financiering van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) bij elkaar te brengen. Met de afspraken in het Nationaal Beraad en de Ministerraad over de besturing van de GDI en het oplossen van de financiële tekorten is de basis op orde gebracht en kunnen de noodzakelijke stappen vooruit worden gezet, gericht op de (veranderende) rol en positie van de overheid in de digitale samenleving.
Postbus 20011 2500 EA Den Haag |
[email protected] | www.digicommissaris.nl
Aanbiedingsformulier
2015-0000620016
In het Digiprogramma komt achtereenvolgens aan de orde: een visie op de mens in interactie met zijn/haar omgeving, dus ook met de overheid, in 2025. Daarnaast wordt er tevens ingegaan op de veranderstrategie; beschrijving van een aantal integrale thema’s die raakvlakken hebben met de GDIvoorzieningen; naast de visie, aanpak en thema’s wordt in gegaan op de inhoudelijke agenda de GDI; het Digiprogramma wordt afgesloten met de noodzakelijk ambities en vraagstukken op het gebied van sturing en financiële onderbouwing.
de Digicommissaris
Pagina 2 van 2
Digiprogramma 2016/2017
Succesvol digitaal: stel mensen centraal
Inhoudsopgave WOORD VOORAF ................................................................................................. 2 INLEIDING ......................................................................................................... 3 1.1
2
LEESWIJZER ............................................................................................................... 3
VISIE .......................................................................................................... 4 2.1 2.2
3
SUCCESVOL DIGITAAL: STEL MENSEN CENTRAAL ....................................................................... 4 HOE IS ONZE VERANDERSTRATEGIE? .................................................................................... 6
INTEGRALE THEMA’S ................................................................................... 8 3.1 3.2 3.3 3.4
4
GEGEVENSUITWISSELING ÉN PRIVACY, FRAUDE EN INFORMATIEVEILIGHEID ........................................ 8 DIGITALISERING ÉN DIGIVAARDIG, TOEGANKELIJK, MOBIEL EN DUURZAAMHEID ................................... 9 GENERIEK ÉN MAATWERK EN AUTONOMIE .............................................................................. 11 DE GDI ÉN EUROPESE EN INTERNATIONALE ONTWIKKELINGEN ..................................................... 13
INHOUDELIJKE AGENDA GENERIEKE DIGITALE INFRASTRUCTUUR .......... 15 4.1 4.2 4.3 4.4
5
IDENTIFICATIE & AUTHENTICATIE ...................................................................................... 15 DIENSTVERLENING ....................................................................................................... 18 GEGEVENS ................................................................................................................ 21 INTERCONNECTIVITEIT ................................................................................................... 24
STURING ................................................................................................... 29 5.1 5.2
6
TIJDELIJKE STURING IN RELATIE TOT DE VASTGESTELDE STIP (MIGRATIEPAD)..................................... 29 ACTIVITEITEN MET BETREKKING TOT STURING IN 2016 EN 2017 .................................................. 30
FINANCIËN ............................................................................................... 31 6.1 6.2 6.3
OVERZICHT BENODIGDE FINANCIËLE MIDDELEN ....................................................................... 31 DOORBELASTING- EN EFFICIENCYMAATREGELEN ...................................................................... 32 OVERZICHT EN INZICHT BASISREGISTRATIES ......................................................................... 32
BIJLAGEN ......................................................................................................... 33 BIJLAGE 1: CLUSTERPLAN IDENTIFICATIE & AUTHENTICATIE 2016/2017 ...... 33 BIJLAGE 2: CLUSTERPLAN DIENSTVERLENING 2016/2017 .............................. 43 BIJLAGE 3: CLUSTERPLAN GEGEVENS 2016/2017 ............................................ 51 BIJLAGE 4: CLUSTERPLAN INTERCONNECTIVITEIT 2016/2017 ........................ 57
Colofon Inlichtingen:
Bianca Rouwenhorst plv. directeur Bureau Digicommissaris
Contactgegevens:
Bureau Digicommissaris Postadres Postbus20011 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres Muzenstraat 95 2511 WB DEN HAAG T. 06-15894662 @
[email protected]
Versie:
0.9
Datum:
Oktober 2015
1
Woord vooraf Nederland staat hoog op de lijstjes van moderne samenlevingen. De digitale revolutie heeft een stevige basis in ons land. 9 op de 10 inwoners is aangesloten op snel internet, en meer dan 80 procent van de Nederlanders gebruikt elke dag de mobiele telefoon. Om contact te leggen, om informatie te delen en om bij te blijven gebruiken we allemaal appjes. De inrichting van onze samenleving wordt in snel tempo bepaald door de digitale ontwikkelingen. En hoe staat het nu met het innovatieve vermogen van de overheid? Zijn open data gemeengoed? Is de wijze, waarop identiteit van burger en bedrijfsleven kan worden vastgesteld digitaal up to date? Is data-driven-policy al de gewoonste zaak van de wereld? Hebben we een behoorlijk investeringsniveau voor het realiseren van de digitale overheid? Zijn we al in staat maatschappelijke problemen, dank zij de digitale overheid beter op te lossen? Kunnen we de vergelijking met overheden in andere landen doorstaan? Deze vragen krijgen een begin van een positief, helder en overtuigend antwoord in het nieuwe nationale Digiprogramma dat van alle overheden is. We zullen als één overheid een been moeten bijtrekken om de inwoners en bedrijven in dit digitale tijdperk naar wens te kunnen bedienen. Want het gaat om die burger, die elke dag midden in de digitale samenleving staat, die de razendsnelle ontwikkelingen in rap tempo oppakt. Die burgers en bedrijven verwachten van de overheid een snelle aanpassing. Het Digiprogramma maakt de weg vrij om in nieuwe verhoudingen tussen burger, bedrijfsleven, instellingen en de overheid, die urgente oproep te beantwoorden. Naast deze snelle aanpassing is het natuurlijk ook van belang dat we de huidige GDI-voorzieningen steeds meer gaan gebruiken in de interactie tussen mensen en overheid en dat we zorgen dat doorontwikkeling van de GDI-voorzieningen blijft plaatsvinen. Want in deze digtale revolutie is stilstand per definitie achteruitgang en dat kunnen wij ons als Nederlandse Overheid niet veroorloven.
Bas Eenhoorn Digicommissaris
2
Inleiding We leven in een digitale samenleving. Digitalisering dringt in alle facetten van het economisch en sociale leven door. De mate waarin en de wijze waarop lopen nog sterk uiteen, maar duidelijk is dat een samenleving zonder digitalisering nauwelijks meer voorstelbaar is. Ook de overheid transformeert naar een “digitale overheid”, waarbij mensen in staat worden gesteld om vanuit verschillende maatschappelijke rollen op een veilige, betrouwbare en eenvoudige manier digitaal zaken te doen met de overheid. Nu en in de toekomst. Dit vraagt om een nationale infrastructuur, die recht doet aan de rol en plaats van individuen, instellingen, bedrijven en de overheid in de digitale samenleving. Onder regie van de Digicommissaris werken de overheden, bedrijfsleven samen aan de agenda voor de generieke digitale infrastructuur van Nederland. Deze agenda is onderdeel van het Digiprogramma, waarin naast de agenda de visie, sturing en financiën staan beschreven.
1.1 Leeswijzer De kern van het Digiprogramma 2015 was “De basis op orde krijgen”. De belangrijkste opgave was om de inhoudelijke agenda en de afspraken over de besturing en financiering van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) bij elkaar te brengen. Met de afspraken in Nationaal Beraad en de Ministerraad over de besturing van de GDI en het oplossen van de financiele tekorten is de basis op orde gebracht en kunnen de noodzakelijke stappen vooruit worden gezet, gericht op de (veranderende) rol en positie van de overheid in de digitale samenleving. Het Digiprogramma 2016/2017 beschrijft welke prioriteiten en acties worden opgepakt. In hoofdstuk 2 wordt de visie geschetst op de mens in interactie met zijn/haar omgeving en met de overheid in 2025. Daarnaast wordt ingegaan op de veranderstrategie. Hoofdstuk 3 beschrijft de integrale thema’s die raakvlakken hebben met de clusters en de daarin opgenomen GDI-voorzieningen. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de inhoudelijke agenda van de GDI. Deze is uitgewerkt in clusterplannen die als bijlage bij het Digiprogramma zijn gevoegd. De clusterplannen dienen als sturingskader voor de regieraad en de te herijken bestedingsplannen 2016. In hoofdstuk 5 wordt de sturing beschreven zoals bepaald door het Nationaal Beraad d.d. 7 juli 2015. Hoofdstuk 6 bevat de financiële doorvertaling van de ambities die zijn opgenomen in het Digiprogramma.
3
2 Visie 2.1 Succesvol digitaal: stel mensen centraal De wereld verandert snel door de impact van nieuwe technologieën. Het tempo van veranderingen neemt in de toekomst alleen nog maar verder toe. Dat heeft grote invloed op de Nederlandse samenleving en economie. De overheid zal daar nu op moeten anticiperen, terwijl er nog vol op geworsteld wordt met aansluiting op de wereld van vandaag. De Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) ondersteunt de transformatie van een overheid die georganiseerd is in domeinen, naar een overheid die mensen centraal stelt.
2025: Gesprek aan de eettafel “Hè bah. Alweer spruitjes?” De kinderen in huize De Jong trekken een vies gezicht. Moeder Maud, zuchtend: “Ja, ik weet het. Ik heb onze boodschappen op ‘supergezond’ ingesteld, ik zal aanpassen dat we niet meer dan één keer per maand spruiten willen eten.” Vader Gijs: “Stel dan meteen maximaal 1200 calorieën per maaltijd in, alsjeblieft? De analyse van de data van mijn hardlooppak vertelt me dat ik vier kilo moet afvallen. Als ik ren, is de druk op mijn knie nu te groot.” Maud: “Prima, het kan voor ons allemaal geen kwaad een beetje op de lijn te letten.” Maud: “Oh ja, ik heb goed nieuws: Oma mag weer dit weekend weer naar huis.” Oma Rosa heeft een week geleden haar heup gebroken. Ze heeft dochter Maud gemachtigd om haar medisch dossier te beheren. “Ik heb inmiddels reactie van de gemeente en de zorgverzekering. Op basis van de gegevens in haar medisch dossier heeft zij recht op een plek in het revalidatiecentrum en daarna krijgt ze hulp aan huis via een zorgrobot. Dat is goed en snel geregeld! Een pak van haar hart. Nu kan ze zich volledig richten op haar herstel.” Ze geeft het teken aan de huisrobot om de tafel te dekken. Gijs tegen zijn zoon. “Rens, wil je nog steeds die Conn@ct jas voor je verjaardag? Zullen we na het eten samen gaan zitten en hem helemaal naar je wens ontwerpen? Qua privacy-instellingen lijkt me ‘alleen vrienden’ het meest veilig.” Rens kijkt bedenkelijk: “Minstens ‘vrienden van vrienden’ en liever nog transparanter. Mijn digitale identiteit moet geen bekrompenheid uitstralen. Denk ook aan mijn internationale netwerk.” Gijs twijfelt: “Je maakt toch genoeg internationale vrienden in je schoolprojecten?” Moeder Maud checkt intussen de resultaten van haar bedrijf. Ze ziet dat de gemeente haar binnen 24 uur een vergunning heeft gegeven om de voorgevel van haar winkel te verbouwen. Nu alleen nog even melden dat ze er een klein terrasje bij wil. Sinds zij haar planning, agenda, facturering en belastingmodules met elkaar verbonden heeft, is het allemaal een fluitje van een cent. “Aan tafel!” zingt robot Suus. Dit lijkt een futuristisch scenario, maar op basis van de verwachte technologische doorbraken zou dit scenario prima realiteit kunnen worden. Een aantal omslagpunten die allemaal een flinke maatschappelijke impact zullen hebben zijn: 2022: Tien procent van de mensen draagt kleding die is aangesloten op het internet. 2023: De eerste nationale overheid int belastingen via een blockchain. 2023: Tachtig procent van de mensen heeft een digitale identiteit, voor mail en sociale media, maar ook voor digitale interactie die steeds meer verweven is met de fysieke wereld. 2024: Negentig procent van alle wereldbewoners heeft internettoegang en dus toegang tot elkaar, informatie en kennis. 2024: Meer dan vijftig procent van het internetverkeer wordt ingenomen door toestellen en apparaten in woningen (exclusief entertainment en communicatie).
4
De omkering in de samenleving De invloed van de ontwikkelingen in technologie op ons maatschappelijk leven is groot en wordt steeds groter. De samenleving is een netwerk- en informatiesamenleving geworden, en ook die ontwikkeling zet zich verder door. De hoeveelheid beschikbare informatie is enorm en groeit nog steeds exponentieel. Nederlanders kopen steeds meer online. Sociale media maken (snelle) zelforganisatie en gezamenlijke actie mogelijk. Informatie, kennis, meningen, foto’s, filmpjes én bezit worden vol op gedeeld. Mensen zijn door deze ontwikkeling steeds beter in staat hun leven zelf en samen vorm te geven. Op alle terreinen: als burger, ondernemer, student, maatschappelijk initiatiefnemer, werknemer, mantelzorger, patiënt én cliënt. Een goede informatiepositie is daarbij cruciaal: zelf de regie op de eigen gegevens en de mogelijkheid om te bepalen wie welke gegevens mag inzien en analyseren. Mensen raken er bovendien aan gewend zelf te kiezen hoe ze hun interactie en dienstverlening organiseren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de overheid niet meer bepaalt hoe diensten afgenomen worden, maar mensen mogelijkheden biedt om ‘overheidsmodules’ in de eigen processen te integreren.
De omkering van de overheid Nieuwe technologie biedt de overheid vele mogelijkheden zich slimmer te organiseren en effectiever te handelen, gericht op de “eindgebruiker”, in ketens en netwerken. Dat vraagt om een omkering. De overheid zal zich als het ware om mensen heen moeten organiseren. Dat wil zeggen: mensen centraal stellen en faciliteren in al zijn maatschappelijke rollen: burger, ondernemer, werknemer, leerling, maatschappelijk- initiatiefnemer, mantelzorger, cliënt en patiënt. De overheid moet haar aanpassingsvermogen fors verhogen, wil ze met deze ontwikkelingen mee en om kunnen gaan. Het verschil in tempo tussen veranderingen in de maatschappij en binnen de overheid is nu al veel te groot. ‘Kleine stapjes vooruit’ gaat dus lang niet snel genoeg. ‘Mensen centraal’ vraagt om samenwerking dwars door kokers en organisaties heen. Zelfs dwars door het publieke en private domein heen. De traditionele opdeling in kokers en taakgebieden zit een mensgerichte, meer horizontale aanpak in de weg. De Raad voor het Openbaar Bestuur stelt dat voor een toekomstbestendige overheid ‘interactief bestuur’ en een verbindende responsieve overheid die ‘veranderingen in de samenleving tijdig kan waarnemen en er effectief op in kan spelen’ cruciaal zijn. Er zijn ‘stevige interventies’ nodig in het politieke en het ambtelijke systeem. Voor een toekomstbestendige overheid die effectief kan omgaan met maatschappelijke vraagstukken en die dienstverlening echt om mensen heen organiseert, moet veel meer dan nu fluïde en horizontaal samengewerkt worden. Stappen worden reeds gezet, zo hebben gemeenten recent hun (digitale) agenda 2020 bepaald die hierop voorbereid. Slim delen en (her)gebruik van informatie zijn cruciaal om goed te kunnen samenwerken. Wendbaarheid en flexibiliteit zijn noodzakelijk om nieuwere technologie te kunnen toepassen. De veranderende economische en maatschappelijke dynamiek vraagt bovendien om regels die wendbaarder en toekomstbestendiger zijn. Beter omgaan met de maatschappelijke en economische impact van digitalisering en het verder ontwikkelen van digitale overheid gaan hand-in-hand. Die weg kan per definitie niet per organisatie en ook niet per domein ingezet worden. Bestuurders zullen zich realiseren dat deze ontwikkelingen grote impact hebben op vrijwel al hun dossiers en hun interactie met maatschappelijke doelgroepen. Een goed functionerende digitale overheid is voorwaarde voor goed openbaar bestuur en daarom “chefsache”.
5
De nieuwe GDI Voor deze nieuwe overheid zou wel eens een heel andere GDI nodig kunnen zijn. Het Digiprogramma richt zich op een GDI die de transformatie bij de overheid faciliteert: de ‘omkering’ van een overheid georganiseerd in domeinen, naar een overheid die mensen centraal stelt. Hoe de GDI er in 2025 uitziet, is nu nog niet te voorspellen. Wanneer de overheid zich om mensen heen organiseert, komt de gegevenshuishouding van de gehele overheid centraal te staan. Mensen hebben daarbij de regie over hun eigen gegevens. Dienstverlening wordt op maat aangeboden, op een manier die past bij de behoeftes van het individu. Terug naar het gezin De Jong in 2025. Om Maud de mogelijkheid te geven op een makkelijke, betrouwbare en veilige manier digitaal de voorzieningen voor haar moeder aan te vragen, moet de GDI in de toekomst in ieder geval: Regie op eigen gegevens mogelijk maken, zodat dochter Maud (namens oma Rosa) bepaalt wie welke gegevens mag inzien. Een machtigingsvoorziening hebben zodat oma Rosa haar dochter kan machtigen namens haar te handelen. Elektronische identificatie en authenticatie bieden, zodat Rosa (en haar dochter namens haar) kan aantonen dat zij daadwerkelijk is wie ze beweert te zijn, en de benodigde gegevens kan delen met gemeente, zorgaanbieder en zorgverzekeraar. Een samenhangend dienstenaanbod ondersteunen: geen kastje-naar-de-muur. Overheid, zorginstelling en verzekeraar werken naadloos samen om Rosa de zorg en ondersteuning te bieden waar ze recht op heeft. Standaarden hebben waardoor die gegevens na toestemming direct in de werkprocessen van gemeente en zorgverzekeraar verwerkt kunnen worden en ze snel kunnen reageren op de aanvraag. Een veilige manier bieden om dergelijke zeer privacygevoelige gegevens te delen.
2.2 Hoe is onze veranderstrategie? Inleiding De geschetste vooruitblik naar 2025 vraagt om een strategie die én recht doet aan het nut en de noodzaak van de (huidige) GDI én ruimte creëert voor innovatie en stapsgewijze vernieuwingen. Dit vraagt om een veranderstrategie met twee sporen, ieder met een eigen tempo en een eigen dynamiek.
Verbeteren: aansluiten en gebruik huidige GDI Het doorontwikkelen en het vergroten van het gebruik van de huidige GDI is cruciaal. Breed gebruik van deze voorzieningen is allereerst een voorwaarde voor eenduidige overheidsdienstverlening. Gebruik van het aanbod aan generieke voorzieningen leidt ertoe dat overheidsorganisaties voor soortgelijke dienstverlening ook soortgelijke functionaliteit inzetten. Bovendien hoe meer overheidsorganisaties gebruik maken van de voorzieningen en hoe intensiever het gebruik is, hoe kosteneffectiever het wordt. Bij breed gebruik daalt allereerst de prijs per transactie. Ook hoeven alternatieve voorzieningen niet meer doorontwikkeld en beheerd te worden. Tot slot draagt breder en intensiever gebruik van de GDI voorzieningen bij aan: 1) Het vergroten van het vertrouwen van de samenleving in de digitaliserende overheid; 2) Gewenning van mensen aan de aanwezigheid en de rol van de overheid in hun digitale leven; 3) Een gemakkelijkere migratie naar nieuwe generieke processen, functionaliteiten en voorzieningen vanuit het gebruik van de huidige GDI.
6
In de clusterplannen van het Digiprogramma 2016/2017 wordt de agenda gepresenteerd die de komende twee jaar worden gerealiseerd.
Aanjagen van vernieuwing: op weg naar een nieuwe (digitale) overheid in 2025 De vraag is: hoe kunnen we als overheid die slag maken die nodig is om mee te ontwikkelen met de snel digitaliserende samenleving? Waarin mensen ontkokerde dienstverlening verwachten die betrouwbaar, gemakkelijke en op maat is. En waarbij niet snel genoeg veranderen betekent dat de overheid aan relevantie verliest. De digitaliserende maatschappij vraagt om een verandering die nodig is om innovatie en een digitale transformatie in de publieke sector verder te kunnen brengen. Creativiteit en innovatie moet worden gestimuleerd. Net zoals een adaptieve of agile aanpak, waarbij niet wordt gedacht uit allesomvattende blauwdrukken, maar veel meer in korte snelle resultaatgerichte stappen. Dat vereist dat digitalisering en de impact van technologische ontwikkelingen op samenleving en overheid, hoog op de bestuurlijke agenda’s moet komen; bestuurders en politici moeten dit omarmen. De overheid – en ook de samenleving – zal moeten leren mislukkingen te accepteren; essentieel bij innovatie en transformatieprocessen. En kritisch durven kijken naar bestaande instituties en de noodzaak om deze in stand te houden. Hiervoor zijn beleidsuitspraken nodig die ruimte geven om te manoeuvreren in de dynamische digitale wereld en te kunnen leren van ervaringen. Zo kunnen nieuw beleid, nieuwe standaarden en nieuwe generieke voorzieningen ontwikkeld worden. Alle betrokkenen (personen, bedrijven, rijksoverheid, medeoverheden en uitvoeringsorganisaties) maken onderdeel uit van een gefaseerde ontwikkeling, waarin we in hoog tempo steeds kleine, resultaatgerichte stappen vooruit zetten.
Strategische verkenning In het Digiprogramma 2015 is een strategische verkenning aangekondigd naar de visie op de digitale overheid 2017-2022. Een eerste uitwerking van de visie is opgenomen in dit Digiprogramma. Voor het gezamenlijk verder vorm geven van de visie is een continu proces nodig, waar wordt gekeken naar de relevante ontwikkelingen in de omgeving en de betekenis daarvan voor de werkwijze van de maatschappy en overheid. In 2016 wordt onderzocht hoe structureel ruimte gecreëerd wordt om de interbestuurlijke dialoog met elkaar aan te gaan en deze te laten werken in de beleidsontwikkeling. Hier wordt gebruik gemaakt van de verschillende agenda’s zoals Digitaal 2017, de verschillende digitale agenda’s van de vakdepartementen en uitvoerders en de digtale agenda 2020 van de gemeenten. Ten behoeve van de interbestuurlijke en maatschappelijke dialoog wordt tevens gestart met een platform “(Platform X)” waarin experts uit de wetenschap, overheid en bedrijfsleven elkaar kunnen versterken, helpen en adviseren.
7
3
Integrale thema’s
Dit hoofdstuk beschrijft de overkoepelende thema’s die raakvlakken hebben met de clusters en de daarin opgenomen GDI-voorzieningen. Waar nodig vervult de Digicommissaris een aanjagende rol op deze thema’s. De thema’s brengen vraagstukken met zich mee, die vaak op te lossen zijn. Deze vraagstukken zijn beschreven en tevens zijn er acties gefomuleerd die worden opgepakt binnen de governance van de Digicommissaris. De paragrafen zijn ingedeeld op overkoepelende vraagstukken: gegevensuitwisseling én privacy, fraude en informatieveiligheid; digitalisering én digivaardig, toegankelijk, mobiel en duurzaamheid; generiek én maatwerk en autonomie; de GDI én Europese en internationale ontwikkelingen.
3.1 Gegevensuitwisseling én privacy, fraude en informatieveiligheid Privacy Zoals eerder in het Digiprogramma beschreven, wordt steeds meer van de overheid verwacht dat mensen zaken online en tijd- en plaatsonafhankelijk kunnen afhandelen. Naast een groter gebruiksmak zorgt dit er ook voor dat de overheid uit steeds meer informatiestromen en netwerken bestaat. Deze zogenoemde iOverheid brengt vergaande veranderingen in de relatie tussen personen en overheden met zich mee, onder andere op het gebied van privacy. 1 Want waar persoonsgegevens uitgewisseld worden, spelen per definitie ook privacyvraagstukken. De mate waarin Nederlanders zich zorgen maken over privacy is echter niet geheel duidelijk. Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd, maar vaak in opdracht van (internet)beveiligingsbedrijven. De objectiviteit hiervan kan in twijfel worden getrokken. Uit interviews blijkt dat de politieke lobby voor meer beveiliging van persoonsgegevens online bij een relatief kleine groep ligt in Nederland.2 Hoe dan ook, het verschil tussen het besef dat men voorzichtig moet zijn met persoonsgegevens online en het feit dat men deze notie niet altijd naleeft, heeft verschillende redenen. Denk aan gewoonte, gebrek aan kennis en kunde of het bewust delen van persoonlijke gegevens uit eigenbelang, zoals financieel voordeel of gemak en kwaliteit van dienstverlening. Privacyaspecten kunnen op gespannen voet staan met dienstverlening, bijvoorbeeld daar waar informatieuitwisseling in ketens nodig is voor het verlenen van de dienst. Bezorgdheid over privacy heeft deels te maken met vertrouwen: mogen de gegevens gebruikt worden op de manier waarop de andere partij dit doet? En anderzijds met transparantie: is helder wat er met jouw gegevens gebeurt en waarom? En hoe kom je daar achter? Een privacybestendige digitale overheid is klantgericht, veilig, betrouwbaar en legitiem. Het maatschappelijk verantwoord omgaan met data is een teken van goed bestuur. Ambitie van de Digicommissaris is dat er (goed) gebruik wordt gemaakt van (basisregistratie)gegevense en de uitwisseling daarvan. Daar waar nodig zal de Digicommissaris de discussie over huidig en nieuw beleid en wetgeving aan te jagen.
1 2
‘iOverheid’, rapport nr. 86 Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (2011). ‘Literatuurstudie naar trends in digitalisering’, Panteia (Zoetermeer, 1 mei 2015).
8
Fraude Een ander aandachtspunt bij gegevensuitwisseling is fraude. Doordat de gedigitaliseerde dienstverlening veelal zonder persoonlijk contact verloopt, wordt het voor kwaadwillenden gemakkelijker om ongemerkt foutieve informatie in registraties te zetten of om zelfs identiteitsdiefstal te plegen. Het werkt daarmee de mogelijkheden om onrechtmatig gebruik te maken van overheidsvoorzieningen, zoals subsidies, uitkeringen, studiefinanciering of inkomensafhankelijke regelingen, in de hand. Fraude is effectiever aan te pakken als overheidsinstanties samenwerken en hierin gezamenlijk optreden. De Digicommissaris zet met dit Digiprogramma daarom in op het verder optimaliseren van de organisatieoverstijgende samenwerking. Hierdoor gaat de overheid, ook als het gaat om fraudebestrijding, steeds meer opereren als één geheel. Met betrekking tot verschillende basisregistraties lopen er initiatieven om fouten te corrigeren en zo de gegevenskwaliteit te verhogen (denk bijvoorbeeld aan extra adresonderzoeken, het inrichten van terugmeldprocessen en het verbeteren van de wetgeving). Dit leidt ertoe dat overheidsorganisaties met zo accuraat mogelijke gegevens kunnen werken en wijzigingen in gegevens zo snel mogelijk doorgespeeld worden aan alle betrokken instanties, zodat zij hun wettelijke taken goed kunnen uitvoeren, fouten maar ook fraude kunnen voorkomen.
Informatieveiligheid In de nieuwe digitale wereld is informatieveiligheid een zeer belangrijk aandachtspunt. Overheidsinformatie, herleidbaar tot persoonlijke gegevens of niet, moet altijd afdoende worden beschermd. Bij digitale informatie gaat het om beschikbaarheid (weerbaar tegen aanvallen van buitenaf), actualiteit en authenticiteit (weerbaar tegen manipulatie, oftewel integriteit) en vertrouwelijkheid (geen ongeautoriseerde toegang, raakt aan privacy). Als informatieveiligheid te ver wordt doorgevoerd, gaat dit ten koste van het gebruikersgemak van voorzieningen. Het is zaak altijd de juiste balans te vinden. Een ander dilemma bij informatieveiligheid is de huidige versnippering. Feitelijk is elke beleidsverantwoordelijke voor een voorziening ook verantwoordelijk voor de beveiliging ervan. Ten aanzien van informatieveiligheid in algemene zin hebben de ministeries van V&J en BZK elk op hun terrein de coördinerende rol, maar de informatiebeveiliging van de GDI als geheel is niet eenduidig belegd. De governancestructuur van de Digicommissaris biedt de mogelijkheid om overheidsbreed afspraken te maken en daarop regie te voeren. De eerst aangewezen regieraad is Interconnectiviteit, maar zoals gezegd speelt het vraagstuk bij elke voorziening en dus bij elke regieraad.
Acties komende periode
Het aanjagen van (goed) gebruik en uitwisseling van gegevens (al dan niet uit basisregistraties) en waar nodig de discussie over beleid en wetgeving (bijvoorbeeld daar waar privacy botst met dienstverlening). (Via regieraad Gegevens en Nationaal Beraad) Aanjagen gecoördineerde aanpak op informatieveiligheid. (Via regieraad Interconnectiviteit)
3.2 Digitalisering én digivaardig, toegankelijk, mobiel en duurzaamheid Internet en mobiele toepassingen niet zijn meer weg te denken uit het alledaagse leven. Daarom verwachten mensen en bedrijven dat zij via internet en bij voorkeur mobiel hun zaken kunnen regelen met zowel de private sector als de overheid. Deze verandering brengt voor de overheid een aantal dilemma’s met zich mee.
9
Digivaardig In de eerste plaats kunnen mensen die niet digitaalvaardig zijn geen gebruik maken van het digitale aanbod. Nederland kent een grote groep laaggeletterden (1,3 miljoen volwassenen)3. Zij hebben sowieso moeite om hun weg in overheidsdienstverlening te vinden, ongeacht of die digitaal of via de klassieke kanalen wordt aangeboden. Dat is iets waar de overheid rekening mee moet houden. Uitgangspunt blijft dat een zo groot mogelijke groep zelfstandig gebruik kan maken van digitale overheidsdienstverlening. Overheidsorganisaties kunnen daar zelf aan bijdragen door dienstverlening eenvoudig te maken. Dienstverlening vormgeven in afstemming met personen en bedrijven helpt daarbij, evenals het vereenvoudiging van regelgeving.
Toegankelijk Alle mensen die met het digitale kanaal uit de voeten kunnen, verwachten dat de digitale overheidsdienstverlening gemakkelijk, bruikbaar en toegesneden is op hun vraag. Toegankelijkheid heeft te maken met de overzichtelijkheid, de transparantie en de vraaggerichtheid van het aanbod van producten en diensten. Daarnaast telt de samenhang tussen de producten en diensten en het gemak waarmee deze te gebruiken zijn mee. In de huidige situatie is de digitale dienstverlening van de overheid echter nog vaak aanbodgericht. Dit betekent dat de structuur en werkwijze van de overheidsorganisatie leidend zijn voor de inrichting van deze dienstverlening, en niet de vraagstelling van mensen of bedrijven. Deze werkwijze belemmert de toegankelijkheid tot de digitale dienstverlening van de overheid Dit heeft tot gevolg dat de overheid inzicht moet hebben in de behoeften van verschillende doelgroepen en haar producten en diensten op de verschillende doelgroepen moet afstemmen. Voorwaarde daarvoor is om kennis van doelgroepen en inzicht in hun digitale gedrag te krijgen. Dit is nodig om aan gedifferentieerde aanpak te kunnen doen, maar ook om de personen en bedrijven vooraf te kunnen betrekken bij het doorontwikkelen en toekomstbestendig maken van de digitale overheidsdienstverlening.
Mobiel Daarnaast heeft de overheid moeite om gelijke pas te houden met de zich snel ontwikkelende technologie. Een prangend voorbeeld is de toepassing van ‘mobiel’. Diensten van en door de overheid worden steeds meer mobiel gebruikt, via smartphone of tablet. De aandacht voor het mobiele kanaal bij beleidsmakers binnen de overheid blijft echter achter bij de ontwikkelingen. Afgezien van enkele op zichzelf staande initiatieven wordt er amper gewerkt aan apps in relatie tot de GDI-voorzieningen. Terwijl dit met name voor ‘voorkantvoorzieningen’ als portalen en websites van belang is, omdat deze beeldbepalend zijn en in belangrijke mate de toegankelijkheid van overheidsdienstverlening bepalen. Beleidsverantwoordelijken voor de GDI-voorzieningen moeten hierop acteren.
Duurzaamheid Digitalisering wordt vaak in één adem genoemd met kostenbesparing en gebruikersgemak. Een aspect dat aan belang wint maar nog niet de aandacht krijgt die het verdient, is duurzaamheid. In de toekomst kan dat dé aanjager voor het ontwikkelen van generieke digitale diensten worden, omdat ICT en ICT-toepassingen veel energie kosten. Waar op dit moment duurzaamheid wordt meegenomen in digitaliseringplannen, gaat het vooral om ‘footprints’ van software, data en ook hardware en serverparken. De verwachting is dat nieuw beleid (dus ook ten aanzien van digitalisering) in toenemende mate langs de duurzaamheidslat worden gelegd, en duurzaamheidsaspecten van meet af aan deel uitmaken van het afwegingskader.
3
‘Laaggeletterden, achterblijvers in de digitale wereld’, ECBO, mei 2015 (Stichting Lezen & Schrijven)
10
Acties komende periode
Inrichten van een werkgroep die – aan de hand van koppeling en analyse van geaggregeerde data van uitvoerders en beheerorganisaties – inzicht krijgt in de voorkeuren van mensen en bedrijven ten aanzien van overheidsdienstverlening. Dit als opmaat naar dienstverlening die minder aanbod- en meer vraaggericht is. (Via regieraad Dienstverlening) Aanjagen van aandacht voor mobiele toepassingen, vooral van belang voor frontofficevoorzieningen. (Via regieraad Dienstverlening, beleidsverantwoordelijken voor voorzieningen moeten hierbij voortouw nemen bij het ‘mobiel’ maken van GDIvoorzieningen)
3.3 Generiek én maatwerk en autonomie Realisatie van uniforme en eenvoudige digitale toegang en overheidsdienstverlening, die betrouwbaar en veilig plaatsvindt, is nodig om tegemoet te komen aan de doelstelling in het regeerakkoord: ‘Burgers en bedrijven kunnen uiterlijk in 2017 zaken die ze met de overheid doen digitaal afhandelen’.4 Een verplichting tot digitale interactie, informatieverstrekking en informatie-uitwisseling van de overheid vereist voorschriften over hoe dit eenduidig gerealiseerd wordt. Voor mensen en bedrijven moet de verplichte digitalisering van de overheid gepaard gaan met de realisatie van uniforme en eenvoudige digitale toegang. Anders ontstaat voor mensen, bedrijven en instellingen een onduidelijke waaier aan verschillende ‘digitale overheden’.
Generieke wetgeving Maatschappelijke en technologische ontwikkelingen vragen om de realisatie van toekomstbestendige, flexibele en op de digitalisering toegeruste wetgeving, omdat: Huidige wetgeving vaak nog gericht is op fysieke en papieren processen en daarmee verouderd is; Een wettelijke basis ontbreekt voor het gebruik van persoonsgegevens (BSN) bij een aantal generieke functionaliteiten (voorzieningen) en daarvoor bevoegdheden moeten worden vastgelegd; In de verschillende materiewetten teveel regels en uitzonderingen worden vastgelegd die automatisering, standaardisering en het vormgeven van digitale middelen ingewikkeld en kostbaar maken; Wetgeving in het kader van de exponentiële technologische groei flexibeler en toekomstbestendig moet worden ingericht. Een belangrijke ontwikkeling is het programma toekomstbestendige wetgeving, een samenwerking tussen de ministeries van EZ, BZK en VenJ. De Digicommissaris ondersteunt en waardeert dit gezamenlijke programma. Een andere zeer belangrijke ontwikkeling op dit gebied is het wetstraject Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) van de ministeries van EZ en BZK, in samenwerking met de overige partijen van het Nationaal Beraad. Dit traject beoogt de digitale interactie, informatieverstrekking en informatieuitwisseling tussen mensen, bedrijven en de overheid geordend te laten verlopen en duidelijkheid, uniformiteit en veilige dienstverlening te bieden via generieke functionaliteiten en standaarden. Tegelijkvraagt deze wetgeving om explicitering van: 1) De verhouding tussen generieke wetgeving, sectorale ontwikkelingen en de autonomie van overheden; 2) De verhouding tussen sectorale wegeving en de gevolgen van die wetgeving voor de GDI. 4
Regeerakkoord VVD en PvdA ‘Bruggen slaan’, 29 oktober 2012, Den Haag.
11
Wet GDI De wet GDI fungeert als een bestuurlijk en juridisch kader met beschrijving van generieke functionaliteiten. Deze zijn nodig voor: uniforme en eenduidige dienstverlening; een goed overzicht van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden; voor het stellen van noodzakelijke voorwaarden in het kader van toegankelijkheid, informatiebeveiliging en bescherming van privacy. In 2016 en 2017 is de voortgang en specifieke invulling van de Wet GDI belangrijk en verdient ook de benodigde (bestuurlijke) aandacht, maar daarnaast is ook de samenhang met de wijziging van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de wetgeving voor Idensys en publieke eID-middelen van groot belang. Techniekneutrale invulling van de wetgeving GDI is een absolute voorwaarde. Met uitdrukkelijk oog voor nieuwe technologische ontwikkelingen, die aanpassing van de GDI en mogelijk nieuwe functionaliteit en/of voorzieningen vragen. Technologische ontwikkelingen gaan enorm snel en zijn snel achterhaald. De veranderimpact daarvan vraagt om snelle en flexibele acties van de overheid. Dit is geen eenvoudig traject omdat het verplichtingen aan de gehele overheid betreft. Er bestaat een spanningsveld tussen de enerzijds gewenste uniformiteit die voor de GDI nodig is en anderzijds de dynamiek binnen en autonomie van de verschillende sectoren, zoals bijvoorbeeld de zorg, het onderwijs en de sociale zekerheid. De uitdaging ligt in het zo goed mogelijk creëren van een wettelijk kader voor een uniforme digitale ‘front office’, met oog voor de dynamiek en specifieke elementen en pluriforme ‘back office’. In deze back office is het zaak de juiste balans te vinden tussen wat in generieke wetgeving geregeld kan worden en wat specifieke regelgeving vergt. Hiervoor wordt momenteel een proces ingericht via de regieraad Dienstverlening. Andersom kunnen ook ontwikkelingen vanuit sectorale en themawetgeving gevolgen hebben voor de Digitale Overheid en voor de invulling en het gebruik van de GDI. Voorbeelden daarvan zijn de Wet elektronisch berichtenverkeer (Ebv) en de Omgevingswet. Het is belangrijk voor de gehele overheid om zich te realiseren dat ogenschijnlijk sectorale wetgeving invloed kan hebben op digitale processen buiten de sector. We leven immers steeds meer in een netwerksamenleving, waarin we op verschillende manieren met elkaar verbonden zijn. Er is meer inzicht nodig over de effecten van wetgeving en de impact op processen buiten de eigen dienstverlening. De interbestuurlijke governance van de Digicommissaris kan hier een grote rol in spelen. Op dit moment vindt een inventarisatie plaats in de regieraad Gegevens, deze zal tevens geagendeerd worden in de clusters Dienstverlening, Interconnectiviteit en Identificatie & Authenticatie. Tot slot pleit de Digicommissaris voor een meer ‘agile’ manier van wetgeving, waarin beleid,toezicht en uitvoering nader tot elkaar komen en nauw samenwerken. Het wetgevingsproces verloopt door toenemende complexiteit langzaam, terwijl het in de huidige dynamiek belangrijk is dat de overheid flexibeler wordt en sneller kan reageren. Dit vraagt om een multidisciplinaire manier van werken en een open houding bij juristen om vaker te kijken naar de geest van de wet in plaats van naar de letter. Dit past ook goed in de gedachte dat de overheid steeds meer een netwerkorganisatie is.
Acties komende periode
Bespreking in de regieraden van de mogelijke spanning tussen enerzijds generieke en anderzijds sectorale wetgeving en de rol van betrokken organisaties daarin. Inzicht in lopende wetgevingstrajecten en hun gevolgen voor de GDI + oplossen in geval van knelpunten. Toepassen van een ‘agile’ manier van wetgeving bij de totstandkoming van de Wet GDI, waarbij beleid en uitvoering nauw samenwerken.
12
3.4 De GDI én Europese en internationale ontwikkelingen Naast technologische en nationale ontwikkelingen moet ook afstemming plaatsvinden met ontwikkelingen in de internationale omgeving. Enerzijds om zicht te houden of Nederland voldoende snelheid houdt bij de realisatie van de digitale overheid en om ervaringen uit andere landen te benutten. Anderzijds om te borgen dat de nationale infrastructuur interoperabel is met de internationale omgeving zodat overheden ook gemakkelijker grensoverschrijdende gegevensuitwisselingen kunnen realiseren en zo een positieve invloed hebben op de concurrentiepositie van Nederland. Het realiseren van een generieke koppeling naar Europa past in de beleidsverantwoordelijkheid van EZ/BZK, waarvan de andere (vak)departementen gebruik kunnen maken. Mensen, bedrijven en instellingen zullen ook steeds meer internationaal digitaal zaken met andere overheden willen regelen. Denk bijvoorbeeld aan studenten die over de grens willen studeren of mensen die in het ene land wonen en in het andere werken. De GDI gaat nu vooral nog over het nationale verkeer. Maar Europese bouwstenen die ontwikkeld en gefinancierd worden binnen Europese projecten en programma’s als: Electronic Simple European Networked Services (eSens), Connecting Europe Facility (CEF) en Interoperability Solutions for European Public Administrations (ISA) en de beoogde opvolger daarvan, gaan over het grensoverschrijdende verkeer. Soms ligt hieraan (verplichte) Europese wet- en regelgeving ten grondslag, zoals de eIDAS5 verordening, over de erkenning van digitale identiteiten en handtekeningen. Deze werelden moeten, om effectief samen te kunnen werken en elkaar te kunnen versterken, bij elkaar worden gebracht. Dit maakt dat: In de afstemming tussen de nationale en Europese kaders en infrastructuren, nadere beleidskeuzes dienen te worden gemaakt; Ten aanzien van interoperabiliteit van Europese kaders en infrastructuur voor Nederland en de GDI de juiste eisen gesteld dienen te worden; Nederland in het kader van het aanpassen van de nationale infrastructuur aan de Europese standaarden of het organiseren van interoperabiliteit koppelvlakken (c.q. knooppunten) zal moeten gaan realiseren. Nog te bezien valt of deze koppelvlakken deel uit maken van de GDI.
Wat speelt er Een aantal grote uitvoeringsorganisaties heeft reeds jarenlange ervaring met grensoverschrijdende gegevensuitwisseling en wordt vooral ingezet op interoperabiliteit van de koppelvlakken. Brussel wil graag meer afstemming tussen het Europese Interoperabiliteitskader, dat momenteel herzien wordt, en de nationale interoperabiliteitskaders, en denkt na over een meer verplichtend karakter. De vraag doet zich daarbij voor of de nationale standaard moet worden aangepast, of heeft het de voorkeur een vertaaldienst te plaatsen tussen de nationale standaard en internationale standaard? Tot op heden is de Nederlandse betrokkenheid in de Brusselse activiteiten op het gebied van digitale overheid relatief vaak ad hoc georganiseerd. De coördinatie rond formele besluitvorming is via interdepartementale coördinatie strak ingeregeld, de verbinding tussen beleid en uitvoering verdient de aandacht. De besluitvorming kunnen de nodige implicaties uitvloeien voor uitvoeringsorganisaties. Informatie en ontwikkelingen moeten beter worden uitgewisseld om zo een breder en meer samenhangend beeld te krijgen en betrokkenheid te borgen.
5
Uitvoeringswet in verband met de uitvoering van EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten
13
Aantal ontwikkelingen voor de komende tijd (2016): In het kader van het EU Voorzitterschap in 2016 zal BZK een Europese eGovernment conferentie organiseren. Deze conferentie staat op de EU voorzitterschapskalender gepland voor 2-3 juni 2016. e-Justice (website van eJustice is dé portal binnen de EU voor een breed scala aan juridische kwesties) conferentie V&J in het kader van het Nederlandse EU voorzitterschap 2016 die tevens slotconferentie e-CODEX6 is, het zusje van e-SENS specifiek voor het Justitiedomein.
Acties komende periode
Het scherp krijgen van de afhankelijkheden tussen de voorzieningen uit de GDI en de Europese ontwikkelingen, tevens wordt hier gekeken of aanpassingen in de huidige governance benodigd zijn. Gedacht kan worden aan een waardering van e-SENS bouwstenen in relatie tot de GDI en de verbinding van de GDI in het kader van grensoverschrijdend verkeer (afspraken ten aanzien van koppelvlakken en standaarden). Tevens is de implementatie van de eIDAS verordening een aandachtspunt. Het creëren van een platform van experts, die met elkaar informatie en ontwikkelingen uitwisselen, om zo een breder en meer samenhangend beeld te krijgen, de betrokkenheid te borgen en die betrokken kunnen worden bij het agenderen van zaken die besluitvorming vragen in de verantwoordelijke regieraad.
6
: EU programma e-CODEX heeft als doel het verbeteren van grensoverschrijdende gegevensuitwisseling in juridische procedures - waarbij burgers, bedrijven en overheden zijn betrokken - op een veilige, toegankelijke en toekomstvaste manier.
14
4 Inhoudelijke agenda Generieke Digitale Infrastructuur 4.1 Identificatie & Authenticatie Inleiding Mensen moeten veilig, betrouwbaar en gemakkelijk gebruik kunnen maken van (overheids-) diensten, maakt niet uit vanuit welke rol hij/zij dit doen. Identificatie & Authenticatie zorgen ervoor dat de overheid en andere organisaties eenduidig de identiteit vast kunnen stellen en dat degene die online een aanvraag doet en gegevens deelt, daartoe ook bevoegd is. Wat betekent dit voor oma Rosa? Met Elektronische identificatie en Authenticatie kan Rosa (en haar dochter namens haar) aantonen dat zij daadwerkelijk is wie ze beweert te zijn. Gemeente, zorgaanbieder en zorgverzekeraar kunnen er op vertrouwen dat de aanvraag daadwerkelijk van haar afkomstig is en er direct mee aan de slag gaan. Daarnaast is het voor oma Rosa erg makkelijk dat ze deze eID ook kan gebruiken bij Coolblue,Wehkamp en Albert.
Terugblik clusterplan 2015 De overheid werkt aan doorontwikkeling en versterking van DigiD, DigiD Machtigen, de publieke eID middelen, het stelsel Idensys en eHerkenning. Dit draagt bij aan de toenemende behoefte aan authenticaties, maar daarnaast ook aan de volgende beleidsdoelstellingen: 1. Noodzaak en behoefte aan een authenticatiemiddel met een hoog betrouwbaarheidsniveau voor burgers. 2. Een multimiddelenstrategie, waarbij de afhankelijkheid van DigiD wordt verkleind, is een uitdrukkelijke vereiste voor de robuuste toekomst. 3. Verbinden van het publieke met het private domein op het gebied van authenticatie. In 2015 is door BZK/B&I een gedelegeerd opdrachtgever aangesteld, die toe moet zien op de samenhang tussen enerzijds de ontwikkeling van Idensys en de verbinding met de activiteiten binnen het project publieke eID middelen. Ook is de eerste versie van Idensys volgens planning gerealiseerd. De diverse soorten pilots zijn voorbereid, met publieke middelen, private middelen en bankmiddelen. Zowel de financiering van het beheer en het toezicht op Idensys alsmede de pilots is middels de governance van de Digicommissaris geregeld. Het gebruik van DigiD groeit en de verwachting is dat het aantal transacties zal stijgen naar 200 miljoen in 2015. Het gebruik van DigiD Machtigen is beperkt. Dit wordt veroorzaakt, doordat het aantal organisaties dat aansluit op deze voorziening, en deze voorziening dus gebruikt in haar dienstverening aan haar klanten, lager is dan ingeschat.
Wat speelt er? In 2015 is door de regieraad Identificatie & Authenticatie (I&A) aandacht besteed aan het bepalen van de koers, het in samenhang sturen op deze ontwikkelingen en op het stimuleren van het gebruik van de generieke voorzieningen. De ontwikkeling richting één stelsel voor identificatie en authenticatie met daarbinnen, naast private middelen, ook een publiek authenticatiemiddel op het hoogste niveau van betrouwbaarheid blijft daarbij dé belangrijkste uitdaging. Daarnaast zijn de verhoudingen en besluitvormingsstructuur rondom eHerkenning, DigiD en het toekomstige eID-stelsel/Idensys nog niet volledig uitgekristalliseerd. Het bestuurlijke landschap en het aantal gremia rondom elektronische identificatie blijft zeer complex, temeer omdat publieke en private doelen niet altijd volledig met elkaar op één lijn liggen. Vereenvoudiging en verheldering van de besluitvormingsstructuur, inclusief de rol van de regieraad, is een aandachtspunt voor 2016.
15
De vraagstukken omtrent financiering- en businessmodellen van de verschillende onderdelen van het eID (uitrol publieke middelen, beheer BSN koppelregister, business model Idensys, businessmodel bankenpilot) vraagt om een samenhangend financieel kader en mogelijk aanvullende middelen. Ten behoeve van de Voorjaarsnota 2016/begroting 2017 zal dit vraagstuk geadressseerd worden.
Prioriteiten 2016-2017 Tot nu toe was de ontwikkeling van I&A voorzieningen gericht op de belangen en behoeften van (overheids)dienstaanbieders, verantwoordelijke en betrokken departementen, middelenleveranciers en de politiek. In 2016 en met name 2017 zal het belang van de eindgebruikers –personen en bedrijven- steeds zwaarder moeten gaan wegen, om uiteindelijk te komen tot een samenhangende set voorzieningen die veilig en gemakkelijk digitaal zaken doen ondersteunt en waaraan zij mogelijk ook financieel gaan bijdragen.
De kern van het clusterplan I&A 2016-2017 is: 1. Oplossen van slepende financiële vraagstukken die de voortgang belemmeren; 2. Verhelderen en waar mogelijk vereenvoudigen van de besturingsstructuur waarmee het geheel (Idensys, publieke middel, bankenpilot, RDA en DigiD) richting één samenhangend stelsel wordt gestuurd; 3. Samenhang verhelderen en uitdragen; 4. Besluitvorming over vervolg na pilots in Nationaal Beraad van oktober/november 2016 afronden; 5. Agenderen van mobiele toepassingen en andere innovaties.
Voorzieningen Dit leidt tot een actieplan per voorziening voor 2016, dat is samengevat Voorziening Activiteiten 2016 DigiD Ontwikkeling van een mobiele toepassing (“DigiD-app”), zowel als alternatief voor SMS als voor gebruik door mobiele publieke diensten (“apps” van dienstaanbieders). Migreren van de DigiD-infrastructuur van een private leverancier naar een overheidsdatacentrum. Opschalen van de voorziening in verband met de verwachte explosieve groei in gebruik als gevolg van met name de Wet EBV. Doorontwikkeling van de voorziening, waaronder revocatie bij overlijden. Mede afhankelijk van de ontwikkelingen binnen Idensys: toevoegen van een authenticatiemiddel met betrouwbaarheidsniveau ‘substantieel’ (mogelijk RDA). Voorbereiden van DigiD op ingroei in Idensys (2016) en daadwerkelijk deelnemer worden van Idensys (2017). Dit is alleen haalbaar als in de eerste helft van 2016 dat besluit genomen is. Doorontwikkeling van de informatiebeveiliging van DigiD naar ISO 27000 certificering (o.a. Idensys
in de volgende tabel: Financiering 2016 De dekking voor deze extra kosten is nog niet gerealiseerd.
Conform financiële kaders bestedingsplan. De dekking voor deze extra kosten is nog niet gerealiseerd. Conform financiële kaders bestedingsplan. De dekking voor deze extra kosten is nog niet gerealiseerd.
De dekking voor deze extra kosten is nog niet gerealiseerd.
De dekking voor deze extra kosten is nog niet gerealiseerd.
16
Voorziening DigiD Machtigen
eID -
-
Afsprakenstelsel Elektronische Toegangsdiensten (Idensys en eHerkenning) Publieke middelen BankID
Activiteiten 2016 verplichting). Opschalen van de voorziening in verband met de verwachte explosieve groei in gebruik als gevolg van met name de Wet EBV. Versterken van de voorziening op het gebied van informatiebeveiliging (à la het project Arend bij DigiD). Doorontwikkeling van de voorziening, waaronder revocatie bij overlijden en wettelijke vertegenwoordiging. Mede afhankelijk van de ontwikkelingen binnen Idensys: toevoegen van (een) machtigingsregistratie met betrouwbaarheidsniveau ‘substantieel’ en/of ‘hoog’. De impact van de wet GDI en het streven naar een Digitaal 2017 is alleen op hoofdlijnen bepaald. Daarbij is het de voorlopige verwachting dat de omvang van DigiD Machtigen die van DigiD zal benaderen. Doorontwikkelen van de usability (‘fase 2’, o.a. registreren van ‘mandjes’ met machtigingen). Ontwikkelen van een toepassing zoals de ‘DigiD app’ ter ondersteuning van het gebruik. Pilots in het publieke domein met Idensys, publieke eID middelen en BankID (politieke besluitvorming medio 2016), inclusief evaluatiecommissie.
Financiering 2016
Voorbereidingen om te komen tot publieke eID middelen in 20178, afhankelijk van politieke besluitvorming. Voorbereidingen om te komen tot een stelsel in 20179, afhankelijk van politieke besluitvorming.
De dekking voor deze extra kosten is nog niet gerealiseerd.
Voorbereiden op aansluiting eIDAS.
Conform financiële kaders bestedingsplan.
De dekking voor deze extra kosten is nog niet gerealiseerd. Conform financiële kaders bestedingsplan. Conform financiële kaders bestedingsplan.7 De dekking voor deze extra kosten is nog niet gerealiseerd.
De dekking voor deze extra kosten is nog niet gerealiseerd.
De dekking voor deze extra kosten is nog niet gerealiseerd. De dekking voor deze extra kosten is nog niet gerealiseerd. De dekking voor deze extra kosten is nog niet gerealiseerd.
De dekking voor deze extra kosten is nog niet volledig gerealiseerd.
In het bijgevoegde clusterplan worden deze prioriteiten en activiteiten nader uitgewerkt. 7
Dit is nog afhankelijk van de nog te kiezen oplossing voor wettelijke vertegenwoordiging van met name niet digivaardigen. 8 Inclusief projectbureau. 9 Inclusief programmabureau.
17
Financiën identificatie & authenticatie Niet alle ambities met betrekking tot voorzieningen(in overzicht cursief aangegeven) zijn op dit moment voorzien van een financiële dekking. Verwacht wordt dat uiterlijk bij de behandeling van de VJN2016/begroting 2017 deze financiële dekking gerealiseerd is. Indien dit niet aan de orde is, worden in de eerstvolgende Regieraad de ambities bijgesteld. Indien kosten ontstaan als gevolg van uitkomsten van uitgevoerde onderzoeken (zie prioriteiten 2016/2017) is de leidraad financiën hiervoor kaderstellend.
4.2 Dienstverlening Inleiding Mensen centraal: dienstverlening georganiseerd naar ketens of levensgebeurtenissen, waarbij gebruik wordt gemaakt van dezelfde voorzieningen en optimaal hergebruik van informatie binnen en tussen die ketens plaatsvindt. In het cluster Dienstverlening wordt de samenhang tussen de verschillende voorzieningen voor de digitale overheid vanuit het perspectief van de eindgebruikers (burgers, bedrijven en instellingen) vergroot. Zo kan de overheid mensen centraal stellen in zijn/ haar rollen, en niet vanuit de eigen koker. Regie, zelfinvulling, co-creatie zijn hierbij sleutelbegrippen. Het wenkend perspectief is dat de eindgebruikers de verschillende voorzieningen van de digitale overheid als één geheel ervaren. Daar waar meerdere overheidsorganisaties samen een ‘dienst leveren‘, dit wordt ervaren als een samenhangend en gebruikersvriendelijk proces, dat kan worden afgehandeld vanuit een eigen persoonlijke digitale omgeving. Wat betekent dit voor oma Rosa? Een samenhangend dienstenaanbod voorkomt dat oma Rosa niet van het kastje-naar-de-muur wordt gestuurd. Overheid, zorginstelling en verzekeraar werken naadloos samen om Rosa de zorg en ondersteuning te bieden waar ze recht op heeft. Oma Rosa krijgt via internet in haar eigen persoonlijke portaal alle informatie van alle diensten van de overheid, zij bepaalt zelf welke gegevens zij geeft aan andere partijen en het is heel fijn dat ze hierbij geholpen kan worden door moeder Maud.
Terugblik clusterplan 2015 In 2015 zijn grote stappen gezet op de opschaling van de MijnOverheid Berichtenbox. Er is sprake van sterk toenemend gebruik, met name door gebruik van de berichtenbox voor het versturen van berichten door de Belastingdienst. Ook op de andere GDI-voorzieningen in dit cluster is goede voortgang geboekt: er is –op basis van een breed gedragen onderzoek- een helder scenario neergezet voor de integratie –of beter gezegd herijking- van de berichtenboxen voor burgers en bedrijven; ten aanzien van regie op gegevens wordt in samenhang en gezamenlijk gestuurd op pilots en op het beantwoorden van beleidsvragen; en er is een start gemaakt met een overheidsbrede visie op portalen. Bovendien is een samenhangende doorontwikkeling van de voorzieningen voor bedrijven (Ondernemingsdossier, digitaal Ondernemersplein en berichtenbox bedrijven) aangekondigd. De financiële tekorten zijn met de vorming van de Aanvullende Post in 2015 opgelost. Met de komst van de spelregels worden noodsituaties in de toekomst in principe voorkomen. Buiten de regieraad Dienstverlening, maar binnen de scope van de regieraad, is een onderzoek ‘Informatie op maat’ uitgevoerd op verzoek van de VoorlichtingsRaad (VoRa). Onderzocht is hoe de informatievoorziening van de overheid verbeterd kan worden, meer specifiek hoe kan worden gezorgd dat informatie ook daadwerkelijk overkomt (beter contact).
18
Wat speelt er? Er zijn heel veel partijen actief met en voor de voorzieningen uit het cluster Dienstverlening. Sommige voorzieningen worden intensief gebruikt, bij andere voorzieningen blijft het gebruik achter. Bij overheidsdienstverleners zijn er koplopers in het gebruik van een voorziening en er zijn partijen waar nog geen zicht is op aansluiting en gebruik. De rationaliteit van aansluiten en gebruik van generieke voorzieningen is op generiek niveau anders dan op organisatieniveau. Daar waar burgers en bedrijven een voorziening (nog) niet gebruiken, is niet altijd helder waarom niet. Er zijn een aantal constateringen, waarmee rekening moet worden gehouden bij de (door)ontwikkeling van voorzieningen uit het cluster Dienstverlening. Ten eerste het toenemende belang van dienstverlening die op maat is georganiseerd naar ketens of levensgebeurtenissen. Ten tweede nemen de verwachtingen van mensen ten aanzien van de digitale overheidsdienstverlening toe door de toenemende infrastructurele en technische mogelijkheden. Ten derde is het voor mensen in afnemende mate relevant welke overheidsorganisatie waarover gaat. Digitaal is iedere overheid ‘nabij‘. Er zijn echter wel veel verschillen qua inrichting van de dienstverlening van die verschillende overheidsorganisaties. Dat vraagt om het gebruik van generieke voorzieningen en het optimaal hergebruiken van informatie binnen en tussen de ketens om herkenbaarheid en duidelijkheid voor eindgebruikers (burgers, werknemers, ondernemers, patiënten, kiezers, studenten, inwoners, etc.) te creëren. Tenslotte zien we dat het gebruik van veel GDI-voorzieningen door overheidsorganisaties, burgers en bedrijven achterblijft. Dat is onwenselijk vanuit een oogmerk van eenduidige overheidsdienstverlening en efficiëntie.
Prioriteiten 2016-2017 Om de digitale dienstverlening tegen het licht van de constateringen van hiervoor in 2016 verder te ontwikkelen, zijn de volgende prioriteiten vastgesteld: 1. Samenhang aanbrengen vanuit eindgebruikersperspectief, door: a. Afronden en implementeren van de portalenstrategie, zodat mensen op een eenduidige en samenhangende manier over informatie van de hele overheid (zowel algemene informatie als persoonlijke informatie) kunnen beschikken; b. De informatievoorziening van de overheid te verbeteren door de aanbevelingen uit het onderzoek ‘Informatie op Maat’ van de VoRa te implementeren; c. Het gesprek te voeren over hoe de voorkant van de overheid verder digitaliseert en standaardiseert, zowel op conceptueel niveau als qua kaders en architectuur; d. Alle digitaal beschikbare overheidsdiensten in 2017 in ieder geval ook via het digitaal Ondernemersplein en overheid.nl te ontsluiten; e. De twee berichtenboxen op te nemen in één portaal conform het gekozen scenario; f. De verschillende voorzieningen voor bedrijven te combineren tot een open platform dat meerwaarde heeft voor bedrijven; g. Samenhangende proposities voor overheidsorganisaties die willen aansluiten op de voorzieningen uit de GDI; h. Aandacht te hebben voor de toegankelijkheid van overheidswebsites. 2. Vergroten van het gebruik van voorzieningen, door: a. Verdere vergroting van het aantal diensten dat digitaal wordt aangeboden, onder meer via het uitvoeren van de Implementatieagenda Digitaal 2017; b. Te onderzoeken waarom gebruik van voorzieningen door eindgebruikers achterblijft en ruimte maken voor doorontwikkeling die gebruik door eindgebruikers stimuleert, bijvoorbeeld door mobiel gebruik mogelijk te maken; c. Ruimte te maken voor aanpassingen die aansluiting en gebruik van de voorziening door overheidsorganisaties faciliteren; d. De structurele monitoring aan overheidszijde te verbeteren, zodat zichtbaar wordt waar de knelpunten in gebruik zitten; e. De Wet GDI;
19
f.
Inzichtelijk te maken welke organisatie wanneer onder welke voorwaarden kan aansluiten, door per voorziening een tijdlijn te maken en per organisatie een ‘foto‘.
3. Regie op gegevens10 realiseren, door: a. Pilots uit te voeren met de verschillende concepten en innovaties die beschikbaar zijn; b. Bij de doorontwikkeling van het Ondernemingsdossier de leerervaringen op het gebied van ketenomkering mee te nemen; c. De resultaten van het programma regie op gegevens worden besproken in de Regieraad Dienstverlening; bezien wordt welke gezamenlijke afspraken en financiering nodig zijn om de volgende stap te zetten na de pilots. 4. De vrijblijvendheid voorbij, door: a. Het inrichten en laten functioneren van afnemersoverleggen; b. De Wet GDI; c. Te bezien of er slimme voorzieningen in de uitvoeringsorganisaties worden gebruikt, die zich lenen voor breder gebruik middels opname in de GDI. Daarnaast is het beschikbaar komen van een voorziening waarmee burgers zich digitaal en op een hoog betrouwbaarheidsniveau kunnen identificeren, essentieel voor de (door)ontwikkeling van de digitale overheidsdienstverlening. Zie hiervoor ook het clusterplan Identificatie & Authenticatie.
Voorzieningen Dit leidt tot een actieplan per voorziening voor 2016, dat is samengevat in de volgende tabel: Voorziening Activiteiten 2016 Financiering 2016 Websites Overheid.nl, inclusief Voldoen aan BIR Conform financiële kaders overheidsorganisaties bestedingsplan (gelijk aan 2015) Oplossen tekortkomingen Conform financiële kaders functionaliteit, techniek, bestedingsplan (gelijk aan inrichting beheer 2015) Permanente cyclus van Conform financiële kaders gebruiksonderzoek en bestedingsplan (gelijk aan implementatie 2015) Digitaal Ondernemersplein Doorontwikkeling tot Conform financiële kaders Mijnoverheid voor bedrijven bestedingsplan. Verbetering Conform financiële kaders ondernemersforum bestedingsplan. Verdere ontwikkeling Conform financiële kaders Engelstalig portaal bestedingsplan. Sterk doorontwikkelen van Conform financiële kaders stappenplannen, regelhulpen bestedingsplan. etc. Afronden en follow up pilots Conform financiële kaders met private partijen bestedingsplan. Antwoord voor bedrijven Beheer en exploitatie Conform financiële kaders bestedingsplan. Samenwerkende Catalogi Uniforme productnamenlijst in Nog niet in bestedingsplan, uit beheer eigen begroting BZK
10
De consequenties naar aanleiding van de uitspraak van het Europese Hof inzake het informeren van burgers door de overheid bij het gebruik van persoonsgegevens, worden nog onderzocht.
20
Voorziening Gepersonaliseerde portals MijnOverheid
Activiteiten 2016
Financiering 2016
Beheer & exploitatie (toekomstverkenning, kaders, doorontwikkeling, beheer, organisatie en kwaliteit, gebruik, beveiliging) Opschaling gebruik (Wet EBV)
Conform financiële kaders bestedingsplan.
Migratie Berichtenbox bedrijven Ondernemingsdossier
Doorontwikkeling/integratie berichtenbox MijnOverheid Beheer & exploitatie bestaande voorziening Herijking ihkv MijnOverheid voor bedrijven
Gestandaardiseerd berichtenverkeer overheidbedrijven eFactureren
Beheer & exploitatie
SBR
Beheer & exploitatie Doorontwikkeling en volumegroei
Nog niet opgenomen in bestedingsplan, nog geen dekking. Nog niet in bestedingsplan, nog geen dekking. Nog niet in bestedingsplan, nog geen dekking. Conform financiële kaders bestedingsplan. Conform financiële kaders bestedingsplan.
Conform financiële kaders bestedingsplan. Conform financiële kaders bestedingsplan. Conform financiële kaders bestedingsplan.
In het bijgevoegde clusterplan worden deze prioriteiten en activiteiten nader uitgewerkt.
Financiën dienstverlening Niet alle ambities met betrekking tot voorzieningen (in overzicht cursief aangegeven) zijn op dit moment voorzien van een financiële dekking. Verwacht wordt dat uiterlijk bij de behandeling van de VJN2016/begroting 2017 deze financiële dekking gerealiseerd is. Indien dit niet aan de orde is, worden in de eerstvolgende Regieraad de ambities bijgesteld. Indien kosten ontstaan als gevolg van uitkomsten van uitgevoerde onderzoeken (zie prioriteiten 2016/2017) is de leidraad financiën hiervoor kaderstellend.
4.3 Gegevens Inleiding Slim delen en (her)gebruik van informatie is cruciaal mensen centraal te kunnen stellen en om goed te kunnen samenwerken over de grenzen van domeinen heen. Daarvoor moet de gehele overheid wel zijn aangesloten op de GDI. Met open data wordt de overheid interactiever. Anderen buiten de overheid kunnen met de gegevens aan de slag en een maatschappelijke bijdrage leveren. Big data helpt de overheid slimmer te functioneren, bijvoorbeeld door profilering toe te passen. Controle toepassen door patronen te onderzoeken en zo te analyseren bij welke groepen de kans op frauduleus gedrag het grootst is.Het is van groot belang om de stap te zetten naar datadriven policy.
21
Wat betekent dit voor oma Rosa? De verbetering van de kwaliteit van de basisregistraties en de bevordering van het gebruik van de GDI, zorgt ervoor dat oma Rosa haar voorzieningen makkelijk kan aanvragen. Zo is het heel fijn dat zij vanuit de overheid automatisch een link krijgt om akkoord te gaan met de betaling van de taxikosten die zij maakt door elke dag naar het revalidatiecentrum te reizen. De gehele overheid en ketenpartners kunnen effectief met elkaar samenwerken en gegevens –op regie van de mens- van elkaar gebruiken.
Terugblik clusterplan 2015 Het cluster Gegevens richt zich op de uitwisseling van gegevens binnen de overheid. Het accent ligt op doorontwikkeling naar een Stelsel van Overheidsgegevens en de rol die de verschillende basisregistraties en stelselvoorzieningen van de GDI daarin spelen. In 2015 is onder verantwoordelijkheid van de regieraad Dienstverlening een project regie op gegevens opgepakt die in 2015, doorlopend in 2016 een aantal pilots coördineren gebruikmakend van het Qiy trust framework en TNO trusttester. De opdrachtgever van het kenniscentrum (ten behoeve van de borging en ontwikkeling van kennis rondom het stelsel van basisregistraties) heeft in 2015 besloten deze activiteit te beëindigen omdat de financiele middelen ontbraken. Onderzocht wordt hoe deze functie in een andere vorm, netwerkorganisatie, kan worden vormgegeven. Afgesproken is dat de kwaliteitsmeting zoals die door BRP is uitgevoerd in samenwerking met CBS breder zal worden toegepast voor de andere basisregistraties in 2016. In 2015 is een procesvoorstel geformuleerd door BZK hoe de visie op het stelsel van overheidsgegevens inclusief het rotondemodel verder zal worden uitgewerkt.
Wat speelt er? Het cluster gegevens kent twee gezichten. Enerzijds nadrukkelijk het huidige succesvolle stelsel van basisregistraties verder afronden en verbeteren. Inclusief stimuleren gebruik, verhogen kwaliteit, structurele financiering borgen en verbeteren/doorontwikkelen stelselvoorzieningen. Anderzijds door de focus te leggen op de toekomst met de verdere invulling van het stelsel van overheidsgegevens en het rotondemodel. Die toekomstige invulling zal veranderingen teweeg brengen in zowel het stelsel van basisregistraties zelf, als ook in het portfolio van stelselvoorzieningen. Doel is om uiteindelijk te komen tot een nationale data-infrastructuur die bruikbaar is voor personen, bedrijven en overheid. Bijdragend aan zowel het versterken van de positie van personen, verbeteren van de economische structuur als ook een efficiëntere en effectievere overheid.
Prioriteiten 2016-2017 Het stimuleren van het gebruik en het centraal stellen van de basisregistraties heeft de hoogste prioriteit. Daarbij is het uitgangspunt dat de gerealiseerde digitale infrastructuur ook overheidsbreed benut moet worden. Tevens blijft het verhogen van de kwaliteit het vergroten van de interne consistentie van de brongegevens die door de overheid worden beheerd een prioriteit. Losstaande initiatieven die afgelopen jaren ontplooid zijn om de gegevenskwaliteit te verhogen, dienen een structurele stelselbrede vorm te krijgen. Het rotondemodel zal als streefbeeld voor een stelsel van overheidsgegevens verder worden uitgewerkt. Het gaat dan om de afspraken, standaardisatie en eventueel wetgeving over de verschillende domeinen heen.
22
1. Centraal stellen van het gebruik. a. Er wordt gekomen tot overeenstemming over de wijze waarop we gebruik meten/rapporteren. Dit wordt onderdeel van de verbeterde structurele monitoring; b. Er ligt nog een restopgave van de basisregistraties om op de stelselvoorzieningen aan te sluiten.Door de afnemersraad Stelselvoorzieningen wordt een overzicht opgesteld van welke basisregistraties nu al gebruik maken van de stelselvoorzieningen en welke voornemens zijn om dat te gaan doen. Een dergelijke overzicht zal dienen als input voor de aansluitkalender en de daarbijbehorende discussie over het gebruik van de Stelselvoorzieningen; c. Realisatie en stimulering van het gebruik van de basisregistratie Lonen, Arbeids- en Uitkeringsverhoudingen (BLAU), basisregistratie ondergrond (BRO) en basisregistratie grootschalige topografie (BGT); d. Sturen op het beter organiseren van de gebruikersinbreng per basisregistratie/voorziening, in verbinding met de governance van de Digicommissaris. Ook ten behoeve van een (gebruikers)evaluatie per basisregistratie/voorziening. 2. Verhogen kwaliteit van (bron)gegevens a. Er worden afspraken gemaakt over het op een eenduidige wijze en structureel meten van de kwaliteit van de basisregistraties afzonderlijk als ook in relatie tot elkaar. Dit gebeurt in samenwerking met het CBS. 3. Doorontwikkelen naar een stelsel van overheidsgegevens a. Vanuit het ministerie van BZK is een werkgroep opgericht die aan de slag gaat met de verdere uitwerking van de visie op het stelsel van overheidsgegevens, inclusief het rotondeconcept en de toepassingen hiervan in de praktijk; b. Toekomstbeeld c.q. wenkend perspectief voor het stelsel van overheidsgegevens, met draagvlak bij betrokken overheidspartijen, dat richtinggevend kan zijn voor besturing en besluitvorming; c. Het organiseren van een kennisnetwerk van architecten en andere experts om de versnipperde kennis binnen de overheid met betrekking tot het stelsel van overheidsgegevens te bundelen; d. Verkenning naar de wijze waarop tussen aanbieders en afnemers van gegevens de meest efficiënte afspraken gemaakt kunnen worden over behoud en reconstrueerbaarheid van gegevens in basisregistraties om te garanderen dat waar gewenst de grondslag achter overheidsbesluiten gereconstrueerd kan worden. 4. Structurele financiering stelsel van basisregistraties a. Komen tot overheidsbrede afspraken over de structurele financiering van het stelsel van basisregistraties. Met betrekking tot ontwikkeling, beheer, gebruik en innovatie.
Voorzieningen In 2016 zijn er de volgende activiteiten per voorziening (samengevat, voor details zie volledige clusterplan in de bijlage): Voorziening Activiteiten 2016 Financiering 2016 Digikoppeling De ondersteunende tools, die Logius Conform financiële kaders beheert voor de implementatie van de bestedingsplan. standaard, dienen geactualiseerd te worden. Doorontwikkeling van de beheertooling op basis van ervaring die is opgedaan en nieuwe behoeften. Aanpassingen aan de functies van het OIN-register doorvoeren afkomstig uit
23
Voorziening
Digilevering
Digimelding
Activiteiten 2016 het onderzoek uit 2015 naar verbetering van de uitgifte- en beheerprocessen en de toepassing van het OIN. Impact ontwikkelingen in het geo- en in het Europees domein uitwerken. Voorbereiding van de vernieuwing Digikoppeling standaard. Plateau 3. Onderzoek naar verdere functionele aanpassingen, onder andere als gevolg van het aansluiten van andere basisregistraties; verdieping gebaseerd op functionele behoefte van afnemers. Ketenregie/beheertooling. Om betere invulling te geven aan de ketenregierol is o.a. beheertooling nodig voor betere monitoring van gebruik en systemen.
Financiering 2016
Conform financiële kaders bestedingsplan.
Stelselcatalogus Beheervoorziening BSN
Generieke functionaliteit voor het meesturen van bijlagen bij de terugmeldingen. Aanvullende functionaliteit op basis van gebruikerswensen van afnemers die gaan aansluiten. Om betere invulling te geven aan de ketenregierol is o.a. beheertooling nodig voor betere monitoring van gebruik en systemen.
Functionele releases. Ketenregie. De inzet van het BSN ten behoeve van Idensys/eID zal leiden tot hogere structurele beheer- en exploitatiekosten voor 2016 en verder.
Conform financiële kaders bestedingsplan.
Conform financiële kaders bestedingsplan. De dekking voor deze extra kosten is nog niet gerealiseerd.
Financiën gegevens Niet alle ambities met betrekking tot voorzieningen (in overzicht cursief aangegeven) zijn op dit moment voorzien van een financiële dekking. Verwacht wordt dat uiterlijk bij de behandeling van de VJN2016/begroting 2017 deze financiële dekking gerealiseerd is. Indien dit niet aan de orde is, worden in de eerstvolgende Regieraad de ambities bijgesteld. Indien kosten ontstaan als gevolg van uitkomsten van uitgevoerde onderzoeken (zie prioriteiten 2016/2017) is de leidraad financiën hiervoor kaderstellend.
4.4 Interconnectiviteit Inleiding Interconnectiviteit richt zich vooral op de technische kant van de zaak en het maken en naleven van afspraken ten aanzien van standaarden. Zonder beveiligde netwerken en koppelvlakken en zonder standaarden is er geen veilige en toegankelijke toegang tot dienstverlening mogelijk en geen veilige uitwisseling van informatie tussen organisaties.
24
Wat betekent dit voor oma Rosa? Door standaarden kunnen de gegevens van oma Rosa (na toestemming) direct in de werkprocessen van gemeente en zorgverzekeraar verwerkt worden, waardoor ze sneller en effectiever kunnen reageren op de aanvraag. Oma Rosa kan op veilige wijze haar zorggegevens delen via een netwerk.
Terugblik clusterplan 2015 In 2015 is de regieraad Interconnectiviteit in werking getreden. De regieraad kent een brede vertegenwoordiging, een goede opkomst en inhoudelijke discussies met resultaat (zoals met betrekking tot Digipoort en Diginetwerk). Met de inrichting van de governance zijn de rollen en verantwoordelijkheden voor Digipoort en Diginetwerk belegd. Digipoort gaat voor wat betreft beleidsverantwoordelijkheid over van het ministerie van BZK naar het ministerie van EZ. Als gedelegeerd opdrachtgever zal de Belastingdienst gaan fungeren. De verantwoordelijkheid voor Diginetwerk wordt belegd bij het ministerie van EZ en het ministerie van BZK. Tevens zijn de eerste stappen gezet naar een beleidskader voor deze voorziening, waarmee duidelijkheid komt over de potentie van Diginetwerk. Deze voorziening gaat bijdragen aan betrouwbare informatie-uitwisseling tussen overheden. Informatieveiligheid is een onderwerp dat regelmatig op de agenda heeft gestaan en waar het moment is gekomen dat concretisering aan de orde is. bijvoorbeeld door gezamenlijk te werken aan DDoS-bestrijding, implementeren en naleven van normen enz. De thema’s vitale infrastructuur, toezicht op naleving afspraken rondom gebruik van standaarden en voorzieningen, Europese koppelingen en gegevensuitwisseling en visie op aanpalende ontwikkelingen zijn regelmatig besproken en deze zullen komend jaar continue aandacht vereisen en daarmee een vaste plek op de agenda blijven houden.
Wat speelt er? De regieraad Interconnectiviteit is nieuw in de zin dat er niet eerder een overheidsbrede sturing was op dit onderwerp. De precieze rol en positie van de regieraad op de verschillende aspecten van interconnectiviteit is nog in ontwikkeling. Voor 2016 is een belangrijke vraag hoe de governance van de Digicommissaris daar een bijdrage aan gaat leveren vanuit het perspectief van de GDI en daarbij dubbelingen met bestaande activiteiten en gremia te voorkomen. Alsook de toezichtslast voor betrokken overheidsorganisaties te beperken.
Prioriteiten 2016-2017 De GDI-voorzieningen en -standaarden binnen het cluster Interconnectiviteit dragen bij aan vrijwel alle andere onderdelen van de GDI die in de overige regieraden ter sprake komen. Algemeen gebruik van de GDI-voorzieningen en –standaarden leidt tot groter aansluitgemak bij aansluitende partijen en uiteindelijk tot lagere kosten. Daarom heeft dit cluster tot doel het gebruik van deze voorzieningen en standaarden te maximaliseren. Door de regieraad Interconnectiviteit is een aantal specifieke doelstellingen geformuleerd. Per doelstelling wordt een voorstel gedaan wat de regieraad Interconnectiviteit hieraan in 2016 (en verder) concreet bijdraagt. 1. Veilige en betrouwbare toegang tot de dienstverlening a. De regieraad Interconnectiviteit vult voor deze doelstelling de randvoorwaarden in. Zonder beveiligde netwerken, beveiligde koppelvlakken en standaarden is er geen veilige en betrouwbare toegang tot dienstverlening. De regieraad Interconnectiviteit is primair de regieraad waar onderwerpen met betrekking tot de connectiviteit (infra), informatieveiligheid en continuïteit van dienstverlening primair aan de orde komen. De regieraad ontwikkelt concrete (beleids)plannen voor integrale continuïteit en veiligheid van de elektronische overheid en jaagt indien nodig de totstandkoming van wetgeving aan. Ketensamenwerking, ook in een publiek-private context, is essentieel om deze doelstelling te bereiken.
25
b. De NORA en de daarin vastgelegde normatieve principes zijn van belang voor de inrichting van de elektronische overheid. De regieraad Interconnectiviteit ijkt deze principes, en vult ze aan of corrigeert ze als dat nodig is. 2. Getoetste standaarden en voorzieningen voor een doelmatige en veilige eOverheid overheidsbreed inzetten a. De commissie Elias dringt aan op de daadwerkelijke toepassing van het pas-toe-ofleg-uit beleid van de Nederlandse overheid (aanbeveling 9), evenals de daaropvolgende motie Oosenbrug/Gesthuizen (voor eind 2015 correct omgaan met open standaarden bij aanbestedingen). Tezamen met het belang van standaarden voor de GDI (o.a. eenmalige gegevensverstrekking), betekent dit dat toezicht beter geregeld moet worden. Immers, het beleid is er al jarenlang, maar de daadwerkelijke adoptie van de verplichte standaarden (en GDI-voorzieningen) blijft achter. Voor de GDI worden actieplannen opgesteld om de toepassing van het pastoe-of-leg-uit beleid te borgen. b. De regieraad Interconnectiviteit stelt samen met de betrokken uitvoerende partijen een aansluitagenda op, waarin de uitvoerders aangeven wanneer ze verwachten aan te kunnen sluiten op de getoetste GDI-standaarden (een selectie van de pastoe-of-leg-uit lijst). Het aansluiten is vooral een kwestie van wegnemen van hindernissen en kan zodoende tijd kosten. 3. Verhoging gebruik voorzieningen en standaarden a. De regieraad Interconnectiviteit brengt in kaart wat de belemmeringen zijn die grootschalig gebruik van de voorzieningen en standaarden in het cluster tegenhouden en formuleert oplossingsrichtingen om deze belemmeringen weg te nemen. Hierbij kan worden gedacht aan het harmoniseren van beleid, instellen van wettelijke verplichtingen tot gebruik en het ontsluiten van nieuwe sectoren.
b. Concreet voor de voorziening Digipoort betekent dit het vergroten van het gebruik door reeds aangesloten organisaties. Dit door het verhogen van berichtvolumes en het initiëren van nieuwe berichtstromen. Verder wordt ingezet op het verhogen van de berichtstroom van overheid naar bedrijven en het inzetten van Digipoort in nieuwe sectoren (veiligheid, duurzaamheid, onderwijs) en waar nodig het uit de weg nemen van belemmeringen. Tot slot wordt onderzocht welke informatiestromen nu niet over Digipoort maar over andere voorzieningen gaan, en die vanuit het oogpunt van administratieve lastenverlichting voor het bedrijfsleven wel over Digipoort zouden kunnen lopen.
Voorzieningen In 2016 zijn er de volgende activiteiten per voorziening (samengevat, voor details zie volledige clusterplan in de bijlage): Voorziening Activiteiten 2016 Financiering 2016 Diginetwerk Bestuurlijke geaccordeerde visie op Conform financiële kaders Diginetwerk (Nationaal Beraad) inclusief de bestedingsplan. relatie met Europese netwerken en een planning van aansluiting/gebruik door overheidspartijen. Onderdeel van bovenstaande visie is een verkenning naar: 1) de overgang van rijkscloud naar overheidscloud en 2) de gevolgen van de toename van de vraag naar netwerkcapaciteit (met aandacht voor informatieveiligheid / cybersecurity) voor de benodigde investeringen in sneller en meer uitgebreid netwerk. Ordentelijke financiering/dekking van
26
Voorziening
Activiteiten 2016 Diginetwerk inclusief toedeling kosten aan gebruikmakende voorzieningen en afnemers, hierbij rekeninghoudend met eventuele stijging in kosten door voorziene (door)ontwikkelingen
Financiering 2016
Digipoort
Verhoging gebruik Digipoort Doorontwikkeling Digipoort Besluitvorming over en hanteren van nieuw financieringsmodel Digipoort.
Conform financiële kaders bestedingsplan.
Standaarden
Ten aanzien van de adoptie van informatieveiligheid standaarden wordt een streefbeeld opgesteld. De daadwerkelijke adoptie van deze informatieveiligheid standaarden wordt twee keer per jaar gemonitord. Onderdeel van de tijdsplanning is de adoptie van verplichte standaarden van de lijst met verplichte standaarden in de GDIvoorzieningen zelf. De regieraad Interconnectiviteit stelt samen met de betrokken uitvoerende partijen een aansluitagenda op, waarin de uitvoerders verwachten aan te kunnen sluiten op de getoetste GDI-standaarden standaarden (een selectie van de ‘pas toe of leg uit lijst’). Streefbeeld en tijdsplanning liggen begin 2016 ter goedkeuring in het Nationaal Beraad. De vormgeving van toezicht en handhaving op de implementatie van standaarden en voorzieningen wordt bezien in het wetgevingstraject Wet GDI (in het kader van die handhavinginstrumenten in die wet).
Conform financiële kaders bestedingsplan.
Informatieveiligheid
Toezichtarrangementen met betrekking tot informatieveiligheid in relatie tot GDI wordt overheidsbreed in kaart gebracht. Voorstellen worden geformuleerd om toezicht effectiever vorm te geven en de auditlast voor overheidsorganisaties te verlagen. Informatieveiligheid wordt te allen tijde in gezamenlijkheid door beleid, uitvoering en toezicht opgepakt. Overheidsbrede samenwerking wordt verder gebracht: ontwikkeling van de BIO, sturen op ketencompliance (de keten is zo veilig als zijn zwakste schakel) en op openheid en vertrouwen binnen de keten.
Conform financiële kaders bestedingsplan.
27
Voorziening NORA
Activiteiten 2016 IJken en waar nodig aanvullen en corrigeren van normatieve principes. O.a. rotondemodel, Big data, Linked data worden meegenomen.
Financiering 2016 Conform financiële kaders bestedingsplan.
Verbinding zoeken tussen NORA en Europese architectuur raamwerken om zo de interconnectiviteit met Europa te borgen. Inrichten kennisnetwerk en architectuurcommunity.interconnectiviteit met Europa te borgen.
Financiën Interconnectiviteit Indien kosten ontstaan als gevolg van uitkomsten van uitgevoerde onderzoeken (zie prioriteiten 2016/2017) is de leidraad financiën hiervoor kaderstellend.
28
5 Sturing 5.1 Tijdelijke sturing in relatie tot de vastgestelde stip (migratiepad) Op 30 september 2014 heeft het Nationaal Beraad de interbestuurlijke governancestructuur, bestaande uit een Ministeriële Commissie, Nationaal Beraad en Regieraden, voor de Digitale Overheid geaccordeerd. Deze - volgens het rapport Kuipers noodzakelijke herinrichting van de governancepiramide – maakte onderdeel uit van het Digiprogramma 2015. In de ministerraad van 6 juli 2015 is bij de besluitvorming over de structurele dekking van de financiële tekorten, het belang van een goede besturing extra benadrukt en gevraagd om hier zo snel mogelijk invulling aan te geven. Een besturing waarin verantwoordelijkheden eenduidig zijn belegd en inhoud en financiën onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Daarnaast is ook onderkend dat na beëindiging van de governancestructuur van de Digicommissaris een samenhangende sturing op de Digitale Overheid structureel moet zijn geborgd. In het Nationaal Beraad van 7 juli 2015, is overeenstemming bereikt over het gezamenlijk streefbeeld voor de besturing van de toekomstige Digitale Overheid. Dit streefbeeld geeft richting aan te zetten stappen naar de toekomstig gewenste situatie en is richtinggevend voor huidige sturingsvraagstukken. Het streefbeeld gaat uit van één politiek verantwoordelijke voor de Digitale Overheid die opereert binnen een interbestuurlijke governance.
In bovenstaande figuur zijn: a. in paars de rollen aangegeven; b. in blauw de sturing op de beheerorganisatie is aangegeven; c. in groen de interbestuurlijke overlegvormen is aangegeven.
29
De volgende uitgangspunten geven invulling aan het streefbeeld en zullen dus sturing en richting geven aan de komende periode: Inhoud, sturing en financiën zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ten behoeve van de financiën is de Leidraad Financiën opgesteld; Voor de digitale overheid wordt het huidige (beleidsmatige) onderscheid naar burgers en bedrijven als onwenselijk beschouwd; Het is wenselijk dat er één politiek verantwoordelijke komt voor de digitale overheid; De politiek verantwoordelijke is verantwoordelijk voor beleidsontwikkeling, het (laten) realiseren/ontwikkelen en (laten) beheren van de voorzieningen. De politieke verantwoordelijkheid behelst ook de financiële verantwoordelijkheid voor de GDIvoorzieningen; Indien de beleidsverantwoordelijke het (operationeel) opdrachtgeverschap uitbesteedt aan een derde (bijvoorbeeld een grote uitvoeringsorganisatie of één van de medeoverheden) dan worden afspraken gemaakt over de opdracht en de invulling van het opdrachtgeverschap, binnen beleidsmatige en financiële kaders en met borging van de interbestuurlijke governance; Kennis en kunde moeten op peil zijn/komen en hier moet (ook interbestuurlijk) in worden geïnvesteerd zodat iedere partij zijn rol goed kan invullen; Sturing op innovatie, doorontwikkeling, implementatie, gebruik en financiën dient plaats te vinden in een interbestuurlijke governance waarin ook de belangen van de afnemers (zoals uitvoeringsorganisaties en medeoverheden) goed zijn geborgd. Tot de toekomstige governance kan worden ingevuld, zal worden gewerkt langs de lijnen van de governance van Digicommissaris, zoals vastgelegd in het vorige Digiprogramma.
5.2 Activiteiten met betrekking tot sturing in 2016 en 2017 Ten aanzien van de governance worden in 2016/2017 de volgende punten onder regie en uitvoering van de Digicommissaris opgepakt:
professionalisering van de rolinvulling (beleidsverantwoordelijke/opdrachtgever, opdrachtnemer, afnemer) binnen de governance van de Digicommissaris samen met de betrokken partijen; verdere transitie van gremia naar de governance onder de Digicommissaris zoals de afnemersraden, bestuurlijke overleggen etc.; politieke agendering van het streefbeeld van één politieke verantwoordelijke die verantwoordelijk is voor inhoud (beleid en uitvoering), financiën en interbestuurlijke besturing van de Digitale Overheid (zowel bij bewindspersonen als politieke partijen).
30
6 Financiën 6.1 Overzicht benodigde financiële middelen tabel 1. GDI per cluster en totaal Prognose 2015-2016 en beschikbaar 2017 1. Dienstverlening 2015 Totaal benodigd (MR 6 maart 2015) 64,0 Beschikbaar departementale begrotingen (MR 6 maart 2015) 45,8 Toegewezen Aanvullende Post (NB 18 mei 2015) 18,1 Toegewezen Aanvullende Post (NB 7 juli 2015) Totaal beschikbaar Prognose uitnutting 2015-2016 Saldo 2. Identificatie & Authenticatie Totaal benodigd (MR 6 maart 2015) Beschikbaar departementale begrotingen (MR 6 maart 2015) Toegewezen Aanvullende Post (NB 18 mei 2015) Toegewezen Aanvullende Post (NB 7 juli 2015) Totaal beschikbaar Prognose uitnutting 2015-2016 Saldo 3. Gegegevens E-voorzieningen Totaal benodigd (MR 6 maart 2015) Beschikbaar departementale begrotingen (MR 6 maart 2015) Toegewezen Aanvullende Post (NB 18 mei 2015) Toegewezen Aanvullende Post (NB 7 juli 2015) Totaal beschikbaar Prognose uitnutting 2015-2016 Saldo Basisregistraties Totaal benodigd (MR 6 maart 2015) Totaal beschikbaar departementale begrotingen(MR 6 maart 2015 Saldo
prognose
0,0 64,0 0,0 2015 49,5
18,5 58,2 64,0 0,0 prognose
24,5 25,0 0,0 49,5 0,0 2015
prognose
17,9 8,7 9,1 0,0 17,9
2015 30,9 7,8 6,5 16,6 30,9
5. Bureau Digicommissaris Totaal benodigd MR 6 maart 2015 Beschikbaar Toegewezen Aanvullende Post (NB 18 mei 2015) Toegewezen Aanvullende Post (NB 7 juli 2015) Totaal beschikbaar Prognose uitnutting 2015-2016 saldo
2015 3,0 0,0 3,0 0,0 3,0
GDI totaal Benodigd (MR 6 maart 2015) Te realiseren middels efficiency (MR 6 maart 2015) Totaal benodigd (MR 6 maart 2015) Beschikbaar departementale begrotingen (MR 6 maart 2015) Toegewezen Aanvullende Post (NB 18 mei 2015) Toegewezen Aanvullende Post (NB 7 juli 2015) Totaal beschikbaar Prognose uitputting e-voorzieningen 2015-2016* Saldo Te realiseren ontvangsten * excl EBV
2015 639,6
0,0
0,0
14,4 3,4
0,0
prognose
28,8 2,1 prognose
3,0 0,0 prognose
2017
8,0 19,1 0,0
2016 prognose 40,3 5,9 0,0 34,4 40,3 42,0 0,0 -1,7 2016 prognose 3,0 0,0 0,0 3,0 3,0 3,0 0,0 0,0 2016 prognose 625,6
0,0
30,2 (€ x,x mln)
20,3 8,0
625,6 530,7 0,0 94,9 625,6 158,4 6,8
(€ x,x mln) 2017 49,0
18,8 51,6 -3,2
2016 prognose
0,0
20,9
18,8
456,7 456,7 0,0
639,6 561,1 61,8 16,6 639,5 0,0
2016 prognose 48,4
19,1 8,5 0,0 10,6 19,1
474,3 474,3 0,0
4. Interconnectiviteit Totaal benodigd (MR 6 maart 2015) Beschikbaar departementale begrotingen (MR 6 maart 2015) Toegewezen Aanvullende Post (NB 18 mei 2015) Toegewezen Aanvullende Post (NB 7 juli 2015) Totaal beschikbaar Prognose uitnutting 2015-2016 Saldo
0,0
(€ x,x mln) 2017 57,8 36,9
36,9 58,2 0,0
20,0 0,0 28,4 48,4 48,2 1,3
0,0
2016 prognose 58,2 39,7 0,0
12,3 456,7 456,7 0,0 (€ x,x mln) 2017 35,0 9,0
9,0 26,0 (€ x,x mln) 2017 3,0 0,0
0,0 3,0 (€ x,x mln) 2017 621,8 -5 616,8 529,4
529,4 173,9 -4,9
87,4 15,0
31
Ruimte voor volumegroei en vernieuwing Bovenstaande tabel is de financiële vertaling van de ambities die zijn opgenomen in hoofdstuk 4. Deze ambities hebben vooral betrekking op het verhogen van het gebruik en de doorontwikkeling van de bestaande GDI-voorzieningen, standaarden en basisregistraties. Binnen de huidige begroting is er geen financiële ruimte om te kunnen inspelen op onverwachte volumegroeien en nieuwe mogelijkheden, die zich als gevolg van de dynamiek van de digitale overheid aandienen.Dit maakt het toekomstig functioneren van de digitale overheid kwetsbaar. Dit is een ongewenste situatie. Het is van belang om voor noodzakelijke vernieuwing meer (financiële) ruimte te scheppen. Bijvoorbeeld om experimenten te bekostigen. Succesvolle experimenten kunnen worden opgeschaald en van mislukte experimenten moet worden geleerd. Innovatie van de digitale infrastructuur is gebaat bij experimenteerruimte.
Vóór de Voorjaarsnota 2016/begroting 2017 zal voor de GDI in kaart worden gebracht aan welke vernieuwing en innovatie behoefte is en welke (financiële) ruimte hiervoor benodigd is. 11
6.2 Doorbelasting- en efficiencymaatregelen Deze paragraaf wordt apart ter besluitvorming voorgelegd aan de leden van het Nationaal Beraad op 3 november. Na besluitvorming van het Nationaal Beraad zal deze paragraaf worden ingevuld.
6.3 Overzicht en inzicht Basisregistraties Deze paragraaf wordt apart ter besluitvorming voorgelegd aan de leden van het Nationaal Beraad op 3 november. Na besluitvorming van het Nationaal Beraad zal deze paragraaf worden ingevuld
11
De verwachting is dat de benodigde financiël middelen ongeveer 1 miljard per jaar zullen gaan bedragen.
32
Bijlagen Bijlage 1: Clusterplan Identificatie & Authenticatie 2016/2017 Inleiding Veilige toegang voor burgers en bedrijven tot de digitale dienstverlening van de overheid staat bovenaan de agenda’s van alle uitvoeringsorganisaties, de decentrale overheden, en rijksdepartementen. Naar verwachting loopt deze behoefte de komende jaren op tot een totaal van 600 miljoen authenticaties voor de overheid per jaar. Hiervoor is nodig dat er adequate authenticatiemiddelen beschikbaar zijn voor het digitale verkeer met burgers en bedrijven. De overheid werkt met dit doel aan : doorontwikkeling en versterking van DigiD, DigiD Machtigen, de publieke eID middelen, het stelsel Idensys en eHerkenning. Dit moet bijdragen aan het kunnen verwerken van de toenemende behoefte aan authenticaties, maar daarnaast ook aan de volgende beleidsdoelstellingen, die overigens niet noodzakelijkerwijs door alle betrokken partijen en voor alle genoemde voorzieningen even belangrijk worden gevonden: 1. Noodzaak en behoefte aan een middel met een hoog betrouwbaarheidsniveau voor burgers. Vanuit uitvoeringsorganisaties wordt al langere tijd aangegeven dat digitale dienstverlening op veel punten pas uitgebreid en verbeterd kan worden als er adequate authenticatiemiddelen zijn, ook op de hogere niveaus en inclusief machtigingsfunctionaliteit. Het niveau DigiD ‘midden’ is voor een aantal specifieke diensten, waarbij medische of inkomensgegevens worden uitgewisseld, niet veilig genoeg. eHerkenning voorziet alleen in een hoog betrouwbaarheidsniveau voor bedrijven. 2. Vermijden van een single point of failure: de organisatorische en financiële gevolgen voor de dienstverlening bij uitval van DigiD kunnen heel groot zijn. Een multimiddelenstrategie, waarbij de afhankelijkheid van DigiD wordt verkleind, is daarom een uitdrukkelijke vereiste voor de robuuste toekomst. Vanuit burgerperspectief betekent dit redundantie, het garantiespoor voor het digitale verkeer met de overheid en keuzevrijheid; 3. Verbinden van het publieke met het private domein is gewenst: burgers en bedrijven doen niet alleen digitaal zaken met de overheid, maar ook in het private (commerciële) domein: ze bankieren digitaal, kopen online, maken gebruik van social media. Bij deze diensten moeten ze zich vaak ook digitaal identificeren. In dit clusterplan wordt aangegeven wat volgens de regieraad I&A de komende twee jaar moet gebeuren om een samenhangende identificatie- en authenticatievoorziening te realiseren die invulling geeft aan deze doelstellingen.
Terugblik: prioriteiten en realisatie clusterplan 2015 De prioriteiten van de regieraad I&A in 2015 waren: Samenhang en voortgang creëren tussen de ontwikkelingen op het eID stelsel, de lopende pilots daarbinnen, de ontwikkeling van een publiek middel en de huidige ontwikkelingen op DigiD DigiD Machtigen en eHerkenning. Realisatie 2015: Vanuit B&I/BZK is een gedelegeerd opdrachtgever aangesteld, die toe moet zien op de samenhang tussen enerzijds de ontwikkeling van Idensys en de verbinding met de activiteiten binnen het project publieke eID middelen. Tevens coördineert de gedelegeerd opdrachtgever het pilottraject, dat najaar 2015 start en waarvan de resultaten medio 2016 verwacht worden. Ook ziet de gedelegeerd opdrachtgever toe op de gesprekken die gevoerd worden met de banken ten aanzien van de mogelijke inzet van bankmiddelen voor toegang tot overheidsdienstverlening (voor nu is alleen toegang tot de dienstverlening van
33
de Belastingdienst voorzien) en de Remote Documentation Authentication (RDA) pilot van de RDW. Op 16 september 2015 is het Tactisch Beraad Idensys akkoord gegaan met release 1.9b van het stelsel. Bovendien is door het project Toezicht alles klaar gezet om de toezichthouder zijn werk te kunnen laten doen. Met deze samenhangende besluiten is de eerste versie van Idensys volgens planning gerealiseerd. Verschillende soorten pilots zijn voorbereid, met publieke middelen, private middelen en bankmiddelen. Daarmee wordt vorm gegeven aan de multimiddelenstrategie Voor de Idensys pilots met private middelen in het publieke domein moet het BSN koppelregister worden ontwikkeld en voor de pilots met publieke middelen moet de DigiD authenticatiedienst worden doorontwikkeld De planning is dat vanaf december 2015 met een beperkte groep wordt gestart met de pilot, met name om te testen of de uitgereikte middelen (eNIK en cardreader) probleemloos kunnen worden gebruikt met de PC van de gebruikers. De Authenticatiedienst is begin 2016 getest en gereed voor gebruik. De financiering van het beheer en het toezicht op Idensys is voor 2015 en 2016 middels de governance van de Digicommissaris grotendeels geregeld en vindt volledig via de Aanvullende Post plaats. Hetzelfde geldt voor de pilots met de publieke middelen.
Nog openstaand: Er zijn nog verschillende openstaande financieringsvraagstukken, waarvan de financiering van de uitrol van (publieke) middelen er één is. Ook speelt nog de financiering van het beheer van het BSN Koppelregister en van de benodigde programma- en projectkosten. Daarnaast is het toekomstige business model Idensys nog in ontwikkeling , ligt er nog een specifieke efficiencykorting eID/DigiD en moeten er GDI-breed nog efficiencykortingen en een doorbelastingstaakstelling worden verwerkt. Doorontwikkeling Idensys: Idensys is nu gereed voor de pilots, maar zal wel verder doorontwikkeld moeten worden. Bevorderen aansluiting en gebruik DigiD, DigiD Machtigen en eHerkenning inclusief benodigde doorontwikkeling. Realisatie 2015: Het gebruik van DigiD groeit stevig; naar verwachting stijgt het aantal transacties in 2015 naar iets meer dan 200 miljoen. DigiD heeft zich heel goed gehouden tijdens de ‘Digistorm-periode’ (de twee maanden voor 1 april, Nederlanders hun belastingaangifte doen). Om te kunnen blijven voldoen aan de toenemende behoefte aan het online, op verschillende betrouwbaarheidsniveaus, kunnen verifiëren van (de identiteit van) burgers en degenen die zij vertegenwoordigen, zal DigiD worden versterkt. Om daaraan richting te geven, is het traject ‘toekomstverkenning DigiD’ gestart. De groei van het gebruik van DigiD Machtigen is beperkt. Het gebruik neemt wel toe, in 2015 zijn er nieuwe dienstverleners en nieuwe stromen aangesloten. Tevens lag het gebruik tijdens de aangifte hoger dan in 2014. Echter is het wel zo dat het aantal dienstverleners dat aansluit veel lager is dan Logius had verwacht. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de constatering dat deze voorziening wellicht aan een fundamentele herbouw toe is; momenteel wordt dat onderzocht. Het gebruik van eHerkenning stijgt gestaag. Op 1 september 2015 waren er bijna 200 dienstverleners aangesloten op eHerkenning, zijn er ruim 200.000 authenticatiemiddelen uitgegeven, waarmee ruim 4 miljoen transacties hebben plaatsgevonden. Nog openstaand: Toekomstverkenning DigiD; deze toekomstverkenning en de prioriteiten in doorontwikkelrichting die daaruit voortvloeien zullen worden besproken in de regieraad I&A van december 2015 en vastgelegd in de desbetreffende bestedingsplannen. Daarbij zal ook worden ingegaan op de doorontwikkeling van DigiD in relatie tot Idensys. Besluitvorming toekomst en doorontwikkeling DigiD Machtigen.
34
Uitdagingen 2016 en verder In 2015 is door de Regieraad Identificatie en Authenticatie (I&A) aandacht besteed aan het bepalen van de koers, het in samenhang sturen op deze ontwikkelingen en op het stimuleren van het gebruik van de generieke voorzieningen. De ontwikkeling richting één stelsel voor identificatie en authenticatie met daarbinnen, naast private middelen, ook een publiek authenticatiemiddel op het hoogste niveau van betrouwbaarheid blijft daarbij één van de belangrijkste uitdagingen. Daarnaast zijn de verhoudingen en besluitvormingsstructuur rondom eHerkenning, DigiD en het toekomstige eID-stelsel/Idensys nog niet volledig uitgekristalliseerd. Het bestuurlijke landschap en het aantal gremia rondom elektronische identificatie blijft zeer complex, temeer omdat publieke en private (met name commerciële) doelen niet altijd volledig met elkaar op één lijn liggen. Vereenvoudiging en verheldering van de besluitvormingsstructuur, inclusief de rol van de regieraad, is een aandachtspunt voor 2016. Vanuit die situatie zijn voor 2016 en de volgende uitdagingen relevant: 1. De urgentie is hoog, het realisatietempo vraagt aandacht De beschikbaarheid van adequate authenticatiemiddelen is een belangrijke factor voor de kabinetsdoelstelling Digitaal 2017. Overheidsorganisaties hebben breed beschikbare voorzieningen met een hoog betrouwbaarheidsniveau nodig om hun digitale dienstverlening , maar ook andere beleidsdoelstellingen voluit te kunnen realiseren, bijvoorbeeld op het gebied van eHealth en het uitwisselen van medische gegevens. Ze willen daarbij niet meer afhankelijk zijn van één beschikbaar middel (DigiD), zoals op dit moment het geval is. Daarnaast zijn machtigingsfunctionaliteiten nodig voor bijvoorbeeld wettelijke vertegenwoordiging, ondercuratelestelling en machtigen binnen bedrijven. De urgentie is hoog, maar tegelijkertijd is in het traject op weg naar dit clusterplan door verschillende partijen aangegeven dat de realisatie achterblijft. Daarvoor worden door deze partijen meerdere redenen genoemd: het politiek bestuurlijke krachtenveld is complex en onoverzichtelijk, er zijn onopgeloste en slepende financiële vraagstukken, (vrijwel) niemand overziet het geheel, niemand heeft doorzettingsmacht. Er is werk aan de winkel om in 2017 een set samenhangende voorzieningen te realiseren waarmee wordt voldaan aan de beleidsdoelstellingen ‘multimiddelenstrategie’, ‘hoog betrouwbaarheidsniveau’ en ‘aansluiting tussen publieke en private domein’. Wat er zou moeten gebeuren: De besluitvormingsstructuur moet worden verhelderd en (wellicht) vereenvoudigd, zodat sneller gehandeld kan worden; Financiële vraagstukken die de voortgang belemmeren moeten geagendeerd worden en opgelost Dan gaat het met name om het vraagstuk rondom de financiering van de uitrol van het publieke middel; ook dient er in 2016 overeenstemming te worden bereikt in het Strategisch Beraad Idensys over het business model dat gaat worden gebruikt voor Idensys, zodat helder is wie wanneer wat betaalt. Nieuwe financiële behoeften worden via de spelregels van de Financiële Leidraad in kaart gebracht en van dekking voorzien; Daarbij is extra aandacht voor de toenemende vraag naar en gebruik van I&A voorzieningen als gevolg van beleid vanuit de verschillende sectoren. Effectief gebruik van de baten in deze context moet nog uitkristalliseren. 2. De samenhang is niet altijd even duidelijk Er leven verschillende vragen over de samenhang tussen de voorzieningen in het cluster I&A. Een vraagstuk voor 2016 is de verhouding tussen DigiD en Idensys. Temeer omdat er in financieel opzicht een korting op eID en DigiD is ingeboekt (- €1.0 miljoen in 2016, - €5,3 miljoen in 2017 en - €9,7 miljoen in 2019), vanuit de veronderstelling dat het opgaan van DigiD in Idensys een besparing op zal leveren. Het is echter nog niet duidelijk hoe dit opgelost wordt. De toekomstverkenning DigiD zal onder andere ingaan op die samenhang met Idensys en de daaruit voorkomende financiële effecten. Hoe enerzijds dient te worden omgegaan met de beoogde
35
en efficiencykorting en anderzijds met maatregelen ter versterking van DigiD en doorontwikkeling van Idensys , is een belangrijk vraagstuk . Daarnaast zijn er ook vragen over de samenhang tussen Idensys en de bankenpilots, het publieke middel en RDA. Dit vraagt om: Verduidelijking van de samenhang tussen de verschillende I&A voorzieningen, waar nodig voor te leggen aan de regieraad en het Nationaal Beraad ter bekrachtiging en bredere verspreiding. Een roadmap ter besluitvorming in de regieraad I&A voor het opgaan van DigiD in Idensys, waarbij in de zin van financiering rekening moet worden gehouden met de sterke groei van DigiD, bijvoorbeeld als gevolg van de invoering van de Wet Elektronisch Berichtenverkeer (EBV). Het op gang brengen van samenwerking tussen de publiek-private governance van Idensys en het afnemersoverleg DigiD, als een voorportaal van de Regieraad I&A, om zeker ten aanzien van DigiD de juiste (beleids-)vragen, -keuzes en in relatie tot de doorontwikkelagenda, financiën en capaciteit in samenhang met bijvoorbeeld Idensys te bezien. Bespreking en vaststelling van de prioriteiten voor de doorontwikkeling van DigiD (toekomstverkenning DigiD) in de regieraad I&A. 3. Privacy en fraudebestrijding moeten goed geregeld zijn. Uiteraard geldt voor alle authenticatiemiddelen dat privacy van gebruikers goed geregeld is en fraude wordt bestreden. Meer specifieke toekomstige uitdagingen voor identificatie en authenticatie liggen in het in balans brengen van publieke en private belangen en in privacybescherming en fraudebestrijding binnen het stelsel. In de zorgsector bijvoorbeeld is de centrale vraag hoe bijzondere persoonsgegevens (medische informatie etc.) digitaal en op een veilige manier ontsloten kunnen worden naar de burger, waarbij fraude met het identificatiemiddel uitgesloten moet zijn. Het Introductieplateau Idensys, dat dient als platform voor de in 2015 startende pilots met private middelen in de private en publieke sector, is gebaseerd op het afsprakenstelsel eHerkenning v1.9. eHerkenning is echter oorspronkelijk bedoeld voor authenticatie voor bedrijven, niet voor burgers. Dit vereist een andere manier van privacybescherming. Eén van de verschillen is dat Idensys middels een BSN-koppelregister (dat feitelijk een ‘ontkoppelregister’ is, dat de privacy van burgers beschermt) zal werken. De Privacy Impact Analyse (versie 1.0, 10 juli 2015) wijst een aantal risico’s uit, die middels organisatorische, technische en/of procedurele mitigerende maatregelen worden opgelost. Aangezien het Introductieplateau Idensys niet de eindsituatie zal zijn, zal het doorontwikkeltraject na de pilots in 2016 erg belangrijk zijn. Tijdens de pilots zal privacybescherming middels procedurele en organisatorische maatregelen wordt ingeregeld, er is (nog) geen sprake van privacy by design of privacy enhancing technology. Daarnaast is er soms een spanning tussen enerzijds het beschermen van privacy en anderzijds het openhouden van opties voor fraudebestrijding. Eind 2015 zijn de eerste contouren van een beleidskader hiervoor neergezet12, in 2016 moet ook dit verder uitgewerkt en door het Tactisch Beraad in de definitieve versie van het afsprakenstelsel geïmplementeerd worden. Ten aanzien van DigiD wordt verder gewerkt aan de versterkingsagenda om onder andere fraude te voorkomen.13 4. Internationale ontwikkelingen 12
Kamerbrief 20 juni 2015 Betreft Pilotvoorwaarden en pilotcriteria eID Stelsel Kst. 2014-2015 26643 nr. 363. Kamerbrief 24 februari 2015 Betreft kosten versterking DigiD en voortgang oplossen onvolkomenheden beveiligingsnorm DigiD Kst 20142015 26643 nr. 352. 13
36
In september 2014 is de Europese verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten (910/2014, eIDAS) in werking getreden. In Nederland is EZ dossierhouder en primair verantwoordelijk voor een tijdige juridische en praktisch implementatie. De implementatie vindt plaats langs 4 sporen: juridisch, technisch, organisatorisch en financieel. De implementatieagenda wordt besproken in de Regieraad I&A, om te borgen dat de verordening praktisch uitvoerbaar is voor Nederlandse overheidsorganisaties. De Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO) heeft met de pilot rondom internationaal inloggen al een basis gelegd waarop verder geborduurd kan worden. Daarvoor is nodig: Dat de ontwikkeling en de implementatie van het ontkoppelpunt en de adapter worden gestart in 2016; Dat besloten wordt over de inbedding ervan; Dat er een koppeling komt met de registratie van buitenlandse natuurlijke personen, die onder de verzameling van diensten een BSN/RNI (register niet-ingezetenen) vereisen. Dit kan leiden tot een pilot op dit vlak. 5. Ruimte voor innovatie, zoals mobiele toepassingen Door de opkomst van mobiele apparaten als smartphones en tablets neemt de vraag naar apps en slimme toepassingen toe. De burger verwacht van de overheid dat deze mee gaat met de tijd. De actuele en efficiënte dienstverlening die bijvoorbeeld door banken wordt aangeboden, wordt als voorbeeld gezien. Op dit moment is het voor een groot aantal overheden niet mogelijk verregaande stappen te maken in het aanbieden van apps aan hun doelgroep, omdat dat met het huidige DigiD nog niet mogelijk is. Met de huidige ontwikkelkalender wordt dit medio 2016 wel mogelijk. De plannen voor het te ontwikkelen publieke authenticatiemiddel voorzien vooralsnog niet in een mobiele toepassing. In de pilot wordt gebruik gemaakt van chiptechnologie op bestaande identiteitskaarten, rijbewijzen, vreemdelingen- en geprivilegieerdenpassen. Gezien de sterke toename van het gebruik van mobiele apparaten bij burgers, is het de vraag hoe aansluiting kan worden gevonden bij de manier waarop burgers hun zaken met de overheid (willen) regelen. In de doorontwikkeling van DigiD is het wel specifiek de bedoeling dat de in ontwikkeling zijnde authenticatie app gebruik gaat maken van near field communication (NFC) om te kunnen ‘praten’ met paspoorten/rijbewijzen of identiteitskaarten. Innovaties, zoals inloggen met biometrie, worden in het commerciële domein toegepast, maar blijven binnen de overheid nog weinig benut. Wat moet gebeuren: Mobiele toepassingen met DigiD (door)ontwikkelen in 2016 en opnemen in de doorontwikkelagenda DigiD 2017. Tevens stimuleren dat ook met betrekking tot eID in den brede wordt gekeken naar mobiele toepassingen en andere innovaties. 6. Groei aansluiting en gebruik De groei van het aantal aansluitingen op en gebruik van op de verschillende voorzieningen, die in 2015 is in/doorgezet, leidt tot een aantal nieuwe vraagstukken: In 2015 is de Operatie EBV in gang gezet. Deze operatie, waarbij het berichtenverkeer van de Belastingdienst naar burgers op grote schaal gedigitaliseerd wordt, leidt potentieel in 2016 en 2017 tot een grote stijging van het gebruik van DigiD en DigiD Machtigen met de bijbehorende kosten. Hier is in het bestedingsplan (nog) geen rekening mee gehouden. eHerkenning blijft, binnen het instellingsbesluit Elektronische Toegangsdiensten, als merk naast Idensys bestaan. Aansluiten op eHerkenning, als voorbereiding op aansluiting op de eindversie van Idensys, blijft daarom belangrijk om de digitale overheidsdienstverlening aan bedrijven te
37
faciliteren. Na de evaluatie van Idensys in 2016 zal EZ een besluit moeten nemen of het merk eHerkenning gehandhaafd dient te blijven naast dat van Idensys. Op dit moment is de machtigingsfunctionaliteit binnen de GDI-voorzieningen nog onvoldoende om de groeiende vraag te kunnen faciliteren. Dit gaat met name om het machtigen van bewindvoerders, curatoren, mentoren en overige gemachtigden zoals advocaten voor burgers. Bij bedrijven gaat het over zowel horizontale (via intermediairs en dergelijke) als verticale vertegenwoordiging (binnen een bedrijf). Idensys beoogt daarin in de toekomst verandering te brengen. Echter, ook hiervoor geldt dat tijdelijke oplossingen kunnen worden gezocht binnen de huidige voorzieningen op middellange termijn. Dit betreft complexe materie. De regieraad voert regie over de doorontwikkeling en financiering van een machtigingsfunctionaliteit binnen DigiD Machtigen en eHerkenning (in lijn met de ontwikkelingen Idensys). Binnen de publiek-private governance van Idensys zal gewerkt worden aan de ontwikkeling van nieuwe functionaliteiten, zoals diensten voor het controleren van machtigingen en wettelijke vertegenwoordiging (autorisatie).14 Die ontwikkelingen dienen goed op elkaar aan te sluiten. 7. Wetgeving moet geregeld worden Wetgeving is een belangrijke randvoorwaarde voor het cluster I&A, met name ten aanzien van Idensys. De pilots worden gefaciliteerd door de Wet Elektronisch Berichtenverkeer, het BBesluit verwerking persoonsgegevens DigiD, DigiD Machtigen, MijnOverheid en BSN-Koppelregister en de RRegeling voorzieningen generieke digitale infrastructuur. Deze moeten op 1 november 2015 in werking treden. Voor de pilots met het publieke middel is een Tijdelijke regeling pilot elektronische NL’se identiteitskaart in de maak, deze moet op 1 december in werking treden. In de definitieve situatie maken Idensys en het publieke middel onderdeel uit van de wetgeving inzake de generieke digitale infrastructuur, met name de Wet GDI. Wetgeving is niet alleen een randvoorwaarde om bruikbare en veilige identificatie- en authenticatievoorziening te realiseren. Wetgeving kan ook stimulerend of juist belemmerend werken op vernieuwing. De wetgeving rond toegang tot het BSN wordt in dat opzicht steeds knellender. Er is een beweging richting meer digitale zelfbeschikking door burgers (regie op eigen gegevens); bedrijven (banken, online gokwereld, pensioen- en zorgverzekeraars bijvoorbeeld) vragen om mogelijkheden om hun klanten eenduidig te definiëren met behulp van het BSN. In combinatie met een op handen zijnd wettelijk kader op het gebied van privacy (vanuit de dataprotectierichtlijn EU) ontstaat momentum om het privacydebat en de bestaande kaders te herijken. Een voorbeeld van zo’n discussie is een breder privaat gebruik van het BSN, bijvoorbeeld door banken. Het is de moeite waard om in Nederland het debat over privaat gebruik van het BSN te voeren en te bepalen of en onder welke voorwaarden dat eventueel mogelijk zou zijn. Wat moet hiervoor gebeuren: Gesprek openen in regieraad I&A, en later in Nationaal Beraad, over privaat gebruik van het BSN en onder welke voorwaarden dat eventueel mogelijk zou kunnen zijn, met als doel herijking van de wettelijke kaders rondom de thema’s privacy en privaat gebruik van het BSN.
Prioriteiten cluster I&A 2016/2017 Algemeen Het beschikbaar zijn en blijven van state of the art, betrouwbare, gebruikersvriendelijke en veilige identificatie- en authenticatiemiddelen is randvoorwaardelijk voor het realiseren van een moderne digitale overheid. Het realiseren van Idensys is dan ook een belangrijke prioriteit in het Digiprogramma.Politiek, (top-)ambtelijk, vanuit ICT-leveranciers en andere bedrijven is er veel belangstelling om mee te kijken, mee te denken en mee te doen. In 2015 is door een groot aantal partijen hard gewerkt aan het realiseren van Idensys. Er is ook heel veel energiegestopt in het meten en zichtbaar maken van de voortgang, het reviewen van de manier waarop wordt gewerkt, het verkennen van andere en betere manieren om hetzelfde te bereiken en in het informeren van 14
Kamerbrief 20 juni 2015 Betreft Pilotvoorwaarden en pilotcriteria eID Stelsel Kst. 2014-2015 26643 nr. 363.
38
de vele geïnteresseerde en betrokken partijen. Voor 2016 moet de nadruk liggen op realisatie, testen en beproeven, zodat er in 2017 een beproefde, veilige, betrouwbare voorziening is. 2016 wordt dan ook het jaar van de pilots, en daarmee gaan ook burgers (en bedrijven) ervaring opdoen met het Idensys. Tot nu toe is de ontwikkeling van I&A voorzieningen gericht geweest op de belangen en behoeften van (overheids)dienstaanbieders, verantwoordelijke en betrokken departementen, middelenleveranciers en de politiek. In 2016 en met name 2017 zal het belang van de eindgebruikers –burgers en bedrijven- steeds zwaarder moeten gaan wegen, om uiteindelijk te komen tot een samenhangende set voorzieningen die veilig en gemakkelijk zaken doen ondersteunt en waaraan zij mogelijk ook financieel gaan bijdragen. De kern van het clusterplan I&A 2016-2017 is dan ook: Oplossen van slepende financiële vraagstukken die de voortgang belemmeren Verhelderen en waar mogelijk vereenvoudigen van de besturingsstructuur waarmee het geheel (Idensys, publieke middel, bankenpilot, RDA en DigiD) richting één samenhangend stelsel wordt gestuurd. Samenhang verhelderen en uitdragen Besluitvorming over vervolg na pilots in Nationaal Beraad van oktober/november 2016 afronden. Agenderen van mobiele toepassingen en andere innovaties
Per voorziening DigiD: DigiD is de online authenticatievoorziening van de overheid voor burgers, zo weet de overheid op internet met wie zij te maken heeft. Met een DigiD kunnen burgers inloggen op websites van de overheid en in de zorg. Een DigiD BasisBasis bestaat uit een gebruikersnaam en wachtwoord, dat de burger zelf mag kiezen. Naast deze DigiD Basis bestaat er ook een DigiD Midden, met een hoger authenticatieniveau en een extra controlestap via sms. Burgers kunnen daarmee inloggen op websites waarvoor deze extra controle verplicht is. De sms’jes die ontvangen worden zijn gratis voor de burger. De geldigheid van DigiD is 3 jaar nadat deze voor het laatst is gebruikt. De gebruikersnaam en het wachtwoord zijn strikt persoonlijk. Acties 2016-2017: Ontwikkeling van een mobiele toepassing (“DigiD-app”), zowel als alternatief voor SMS als voor gebruik door mobiele publieke diensten (“apps” van dienstaanbieders); Migreren van de DigiD-infrastructuur van een private leverancier naar een overheidsdatacentrum; Opschalen van de voorziening in verband met de verwachte explosieve groei in gebruik als gevolg van met name de Wet EBV; Doorontwikkeling van de voorziening, waaronder revocatie bij overlijden; Mede afhankelijk van de ontwikkelingen binnen Idensys: toevoegen van een authenticatiemiddel met betrouwbaarheidsniveau ‘substantieel’ (mogelijk RDA); Voorbereiden van DigiD op ingroei in Idensys (2016) en daadwerkelijk deelnemer worden van Idensys (2017). Dit is alleen haalbaar als in de eerste helft van 2016 dat besluit genomen is. Doorontwikkeling van de informatiebeveiliging van DigiD naar ISO 27000 certificering (o.a. Idensys verplichting. DigiD Machtigen: DigiD Machtigen stelt een burger in staat iemand anders (bijvoorbeeld een familielid of belastingadviseur) zaken met de overheid voor hem/haar te laten regelen, zonder dat men de eigen (strikt persoonlijke) DigiD afgeeft. Dit doet men door die andere persoon te machtigen. Machtigingen kunnen telefonisch of met DigiD aangevraagd worden. Bij telefonische aanvraag of
39
aanvraag door een ander ontvangt de burger een machtigingscode per brief. Als de burger de aanvraag zelf met DigiD doet wordt de code digitaal verstrekt. Daarna geeft de burger de code aan de gemachtigde. De gemachtigde kan daarna de machtiging activeren. Een gemachtigde kan alleen zaken regelen, waarvoor de burger toestemming geeft. Acties 2016-2017: Opschalen van de voorziening in verband met de verwachte explosieve groei in gebruik als gevolg van met name de Wet EBV; Versterken van de voorziening op het gebied van informatiebeveiliging (à la het project Arend bij DigiD); Doorontwikkeling van de voorziening, waaronder revocatie bij overlijden en wettelijke vertegenwoordiging; Mede afhankelijk van de ontwikkelingen binnen Idensys: toevoegen van (een) machtigingsregistratie met betrouwbaarheidsniveau ‘substantieel’ en/of ‘hoog’; De impact van de wet GDI en het streven naar een Digitaal 2017 is alleen op hoofdlijnen bepaald. Daarbij is het de voorlopige verwachting dat de omvang van DigiD Machtigen die van DigiD zal benaderen. Doorontwikkelen van de usability (‘fase 2, o.a. registreren van ‘mandjes’ met machtigingen). Ontwikkelen van een toepassing zoals de ‘DigiD app’ ter ondersteuning van het gebruik. eHerkenning: Zoals burgers met een DigiD kunnen inloggen bij de overheid, zo kunnen bedrijven, ondernemers en beroepsbeoefenaren dat met eHerkenning. Een belangrijk verschil is dat DigiD wordt verstrekt door de overheid en eHerkenning door commerciële bedrijven. eHerkenning is een gestandaardiseerd inlogsysteem, waarmee (publieke en private) diensten veilig online toegankelijk worden. Met eHerkenning hoeven organisaties niet zelf een inlogsysteem te laten ontwikkeling of in stand houden en te beheren. Ook hoeft de organisatie zelf geen inlogmiddelen uit te geven. Beheer, doorontwikkeling en beveiliging worden voor de organisatie verzorgd. Acties 2016-2017: Vanaf 2016 vinden alle acties in het kader van het Afsprakenstelsel Elektronische Toegangsdiensten plaats in het kader van Idensys. eHerkenning en Idensys maken beiden gebruik van dit ene Afsprakenstelsel. Het merk eHerkenning blijft bestaan, in ieder geval gedurende de pilotfase van Idensys. Na de evaluatie van de pilotfase zal EZ een beslissing moeten nemen over het al dan niet laten vervallen van de merknaam eHerkenning ten gunste van Idensys.
Idensys, publieke middel, bankmiddel Idensys: De Nederlandse overheid werkt samen met het bedrijfsleven aan een standaard voor toegang tot online dienstverlening. De nieuwe naam voor deze standaard is Idensys. Idensys maakt het mogelijk dat burgers, consumenten en ondernemers op termijn beter online zaken kunnen doen met overheid en bedrijfsleven. Publieke middel: Het is een overheidstaak om burgers te voorzien van identiteitsdocumenten waarmee zij hun identiteit kunnen aantonen. Die rol ziet ze ook voor zichzelf in de digitale wereld. Het huidige DigiD werkt goed voor de huidige digitale dienstverlening in de BSN-sector, voor dienstverlening waarvoor een laag betrouwbaarheidsniveau is vereist. Voor dienstverlening waarvoor identiteitsvaststelling met een hoger zekerheidsniveau nodig is, is doorontwikkeling van de bestaande, of zijn nieuwe authenticatiemiddelen nodig. Bestaande wettelijke identiteitsdocumenten (identiteitskaart, rijbewijs, vreemdelingendocument en geprivilegieerden pas) worden daarom straks ook beproefd met het oog op hun gebruik als digitaal inlogmiddel. Inloggen wordt alleen
40
mogelijk op websites van de overheid en van organisaties die een publieke taak uitvoeren, dus niet op websites van bedrijven. Eind 2015 zijn een aantal proeven gestart. Als deze proeven slagen kan het publieke eID-middel onderdeel worden van Idensys. BankID: De Belastingdienst voert verkennende gesprekken met enkele banken over een pilot met bankmiddelen waarmee ingelogd kan worden bij de Belastingdienst. De inzet daarbij is dat deze pilot aansluit op de technische eisen en normenkaders van Idensys. Indien de pilot met de banken inderdaad wordt uitgevoerd, zal op basis van de ervaringen gekeken worden op welke wijze integratie van bankmiddelen binnen Idensys zou kunnen plaatsvinden. Bij de besluitvorming hierover zullen ook alle partijen in de governancestructuur van Idensys worden betrokken. Acties 2016-2017 Voorbereiden op aansluiting eIDAS 2016 o Pilots in het publieke domein met publieke eID middelen, Idensys en BankID, inclusief evaluatie door begeleidingscommissie (politieke besluitvorming medio 2016); o Voorbereidingen om te komen tot publieke eID middelen in 2017 (afhankelijk van politieke besluitvorming); o Voorbereidingen om te komen tot een stelsel in 2017 (afhankelijk van politieke besluitvorming. 2017 o Initiatieven convergeren tot een stelsel (afhankelijk van de politieke besluitvorming). Ter info: eIDAS In september 2014 is de Europese verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten (910/2014) in werking getreden. Deze Europese wet zorgt ervoor dat burgers en bedrijven hun nationale elektronische identiteit (zoals DigiD voor burgers en eHerkenning voor bedrijven) ook kunnen gebruiken voor toegang tot digitale overheidsdiensten in andere EU-landen. De verordening biedt een juridisch kader voor een Europese markt voor vertrouwensdiensten. Hierdoor krijgen de elektronische diensten dezelfde juridische status als op papier en kunnen deze diensten in andere lidstaten worden erkend en is gebruik in andere lidstaten mogelijk. De verordening regelt tevens de voorwaarden waaronder nationale elektronische identiteiten in het buitenland erkend worden. De lidstaat moet aangemelde elektronische identiteiten met hetzelfde betrouwbaarheidsniveau uit andere lidstaten toegang bieden tot de online diensten die toegankelijk zijn voor burgers en bedrijven uit die lidstaten. Om het betrouwbaarheidsniveau van grensoverschrijdend gebruik van elektronische identiteiten hoog te houden, zijn er nationale toezichthouders. Deze controleren de werking van vertrouwensdiensten, waarmee stukken veilig en digitaal kunnen worden verstuurd. In Nederland is EZ dossierhouder van de verordening en primair verantwoordelijk voor een tijdige juridische en praktische implementatie. EZ stemt af met BZK en Agentschap Telecom is aangesteld als de nationale toezichthouder. De implementatie van de Verordening zal gevolgen hebben voor authenticatie bij Nederlandse overheidsdienstverleners. De regieraad I&A, verantwoordelijk voor coördinatie op het gebied van authenticatie, kan door EZ en BZK geconsulteerd worden in relatie tot de implementatie van eIDAS. De implementatie wordt langs vier sporen gedaan: juridisch, technisch, organisatorisch en financieel. 2016 is een belangrijk jaar en de tijdlijn is als volgt: 1. Vanaf 18 september 2015 is vrijwillig grensoverschrijdend gebruik van elektronische identiteiten met de niveaus ‘substantieel’ en ‘hoog’ mogelijk.
41
2. Per 1 juli 2016 is grensoverschrijdend gebruik van elektronische handtekeningen, tijdstempels, -zegels, bezorgdiensten en certificaten voor authenticatie van websites mogelijk. 3. De Telecomwet, de Algemene Wet Bestuursrecht en het Burgerlijk wetboek zijn op 1 juli 2016 aangepast aan de verordening. Voor zover relevant zijn andere wetten dan eveneens aangepast. 4. Het toezicht op de verordening is op 1 juli 2016 ingeregeld. Daarbij zijn de tekortkomingen, die bij de DigiNotar-zaak aan het licht kwamen, verholpen. Het toezicht is juridisch verankerd en financieel geregeld. Na 2016 wordt verder gewerkt aan de wederzijdse erkenning. Vanaf 18 september 2018 is de wederzijdse erkenning van elektronische identiteiten binnen de EU namelijk verplicht. Het binnenkomend internationale berichtenverkeer moeten dan worden afgehandeld via de makelaar(s) van het eID-stelsel. Nederland kan na die datum bijvoorbeeld (delen van) het Idensys-stelsel aanmelden bij de Europese Commissie. Over de implementatiestrategie hiervoor dient de regieraad I&A zich te buigen. Uiteindelijk moet de regieraad mede borgen dat de verordening praktisch uitvoerbaar is voor Nederlandse overheidsorganisaties.
42
Bijlage 2: Clusterplan Dienstverlening 2016/2017 Terugblik op clusterplan 2015 en realisatie ervan Het cluster Dienstverlening richt zich op een overheid die vraaggerichte, vindbare, begrijpelijke, veilige en efficiënte dienstverlening aanbiedt, die administratieve lasten en regeldruk voor burgers en bedrijven zo ver mogelijk terugdringt en de informatiepositie van burgers en bedrijven versterkt. De regieraad Dienstverlening stuurt vanuit dit doel op realisatie en instandhouding van een aantal samenhangende generieke voorzieningen die breed beschikbaar en betrouwbaar zijn. De prioriteiten van de regieraad Dienstverlening in 2015: 1. Verbreden gebruik berichtenboxen voor burgers en bedrijven Realisatie 2015: In 2015 zijn grote stappen gezet op de opschaling van de MijnOverheid Berichtenbox. Er is sprake van sterk toenemend gebruik, met name door gebruik van de berichtenbox voor het versturen van berichten door de Belastingdienst. Er is extra aansluitondersteuning aangeboden door Logius op de MijnOverheid Berichtenbox. Deze aansluitondersteuning is gefinancierd met NUP-geld. De geplande extra aansluitondersteuning vanuit de Aanvullende Post is geschrapt vanwege de opgelegde korting. Er zijn ongeveer 600.000 eindgebruikers gebruik gaan maken van de berichtenbox; er is ook een aantal organisaties aangesloten; veel daarvan zitten op dit moment nog in de testfase. 2. Integratie/harmonisatie berichtenboxen (één gezamenlijke berichtenbox) Realisatie 2015: Begin 2015 is een onderzoek verricht naar de integratie van de berichtenboxen. In Juli 2015 heeft de regieraad Dienstverlening voor de integratie van de berichtenboxen gekozen voor een scenario waarbij er twee berichtenboxen blijven bestaan. Deze berichtenboxen maken gebruik van twee voorzieningen. De ene is geschikt voor massaal uitgaande mail en de ander is geschikt voor beveiligd heen-en-weer verkeer. Dit scenario zal worden uitgewerkt in een plan van aanpak. Met de uitvoering van dit scenario wordt bereikt dat de twee voorzieningen functioneel helder gescheiden worden, waardoor het mogelijk is de beleidsagenda’s voor beide voorzieningen langs gescheiden ontwikkelpaden te realiseren; er komen gestandaardiseerde koppelvlakken van beide voorzieningen voor berichtenleveranciers en voor de “voorkant” van beide voorzieningen (aansluiting op presentatielaag). Op basis van het plan van aanpak, dat ook inzicht moet bieden in kosten van de realisatie en eventuele structurele (meer)kosten, zal een besluit genomen worden over het vervolg. 3. Regie op gegevens door burgers en bedrijven Realisatie 2015: Er is een start gemaakt met een gezamenlijk project en een werkgroep van EZ en BZK voor regie op gegevens. Daarbij zijn concepten als Qiy en TNO-trusttester betrokken, alsmede andere concepten die in de sectoren worden ontwikkeld, zoals het persoonlijk gezondheidsdossier van VWS. Er is een plan van aanpak gemaakt om deze visie te realiseren en er wordt door de werkgroep Regie op Gegevens gestuurd op samenhang in de vele pilots en initiatieven binnen de overheid, zodat de bestaande beleidsvragen na de pilots ook daadwerkelijk kunnen worden beantwoord. De Digicommissaris heeft aandacht gevraagd voor de urgentie van dit onderwerp en voor concepten als Qiy, die mensen controle (terug)geven over hun eigen gegevens. De visie dient nog verder aangescherpt te worden om voldoende richting en houvast te bieden voor het vervolg. 4. Overheidsbrede portaalfunctie voor burgers en bedrijven en toeleiding Realisatie 2015: Er is een start gemaakt met een visie/strategie op de overheidsbrede portaalfunctie opgesteld door BZK en EZ, waarbij een relatie is gelegd met het project ‘Informatie op Maat’, dat in opdracht van de VoorlichtingsRaad door AZ/RVD is uitgevoerd. In dit project is onderzocht hoe de informatievoorziening van de overheid verbeterd kan
43
worden. Het onderzoek heeft geleid tot een aantal aanbevelingen. Er is ook gewerkt aan een visie op MijnOverheid, de relatie van deze visie met de portalenstrategie wordt gelegd. Tenslotte heeft EZ een start gemaakt met de samenhangende doorontwikkeling van de voorzieningen voor bedrijven (Ondernemingsdossier, Ondernemersplein.nl en Berichtenbox voor bedrijven), waarbij ook de relatie met de portalenstrategie zal worden gelegd. Verder zijn financiële tekorten, onder andere op beheer&exploitatie van MijnOverheid, met de vorming van de Aanvullende Post in maart 2015 opgelost.
Ontwikkelingen 2016-2017 op dienstverlening Deze paragraaf beschrijft een aantal ontwikkelingen, waar de prioriteiten en acties in dit clusterplan een antwoord op willen geven. Deze constateringen hebben invloed op de ontwikkeling van de voorzieningen in het cluster dienstverlening. Ze zijn opgehaald in sessies met belanghebbenden, waaronder de leden van de regieraad Dienstverlening, en de domeinverkenningen. Algemeen: Er zijn heel veel partijen actief met en voor de voorzieningen uit het cluster Dienstverlening. Sommige voorzieningen worden intensief gebruikt, bij andere voorzieningen blijft het gebruik achter. Onder overheidsdienstverleners zijn er koplopers in het gebruik van een voorziening en er zijn partijen waar nog geen zicht is op aansluiting en gebruik. De rationaliteit van aansluiten op en gebruik van generieke voorzieningen is op generiek niveau anders dan op organisatieniveau. Daar waar burgers en bedrijven een voorziening (nog) niet gebruiken, is niet altijd helder waarom niet. Ontwikkeling 1: Toenemende vraag naar dienstverlening op maat Op dit moment bestaat de GDI uit voorzieningen voor bedrijven en voorzieningen voor burgers. Binnen het cluster dienstverlening geldt dat bijvoorbeeld voor de berichtenboxen (berichtenbox Mijnoverheid en berichtenbox bedrijven), websites (ondernemersplein en overheid.nl) en gepersonaliseerde portalen (ondernemingsdossier en MijnOverheid). Dat onderscheid is in afnemende mate relevant, onder andere versterkt en zichtbaar gemaakt door het toenemende aantal zzp‘ers die zowel een BSN als een KvK nummer hebben en soms met een ‘burgervoorziening’ en soms met een ‘bedrijvenvoorziening‘ worden bediend. Het wegnemen van belemmeringen in de klantreis tussen het burger en bedrijven domein is dan ook al een paar jaar uitgangspunt van beleid: zo is de integratie van de berichtenboxen onderzocht en wordt een overheidsbrede portalenstrategie opgesteld. Tegelijkertijd zien we ook dat ‘burger’ en ‘bedrijf’ maar twee van de vele rollen zijn waarin mensen in aanraking komen met de overheid. Mensen zijn ook werknemer, student, patient, inwoner, eigenaar, etc. Bijvoorbeeld: iemand heeft een PGB, studeert, bezit een auto en woont in de gemeente Stadskanaal. Dit leidt tot verschillende soorten interacties met verschillende overheidsorganisaties, waarbij de situatie en het verwachtingspatroon van de dienstverlening verschilt. Dit vraagt om dienstverlening die georganiseerd is naar ketens of levensgebeurtenissen, waarbij gebruik wordt gemaakt van dezelfde voorzieningen en optimaal hergebruik van informatie binnen en tussen die ketens plaatsvindt. Ontwikkeling 2: infrastructurele en technische mogelijkheden leiden tot steeds hogere verwachtingen ten aanzien van het niveau van digitale dienstverlening Mensen baseren hun verwachtingspatroon van de dienstverlening van de overheid onder andere op de nieuwe mogelijkheden die de bedrijven waar ze zaken mee doen, zoals webwinkels, hen bieden. Dit leidt tot toenemende verwachtingen van de overheidsdienstverlening. Voorbeelden zijn het niet opnieuw hoeven aanleveren van gegevens waarover de overheid al beschikt, informatieve apps op basis van data die de overheid heeft, realtime of in ieder geval zeer snelle responsieve dienstverlening en de mate waarin de klant zich gekend voelt. In ieder geval verwacht men dàt het mogelijk is om digitaal zaken te doen. Datzelfde geldt voor het gebruik van mobiele middelen: mensen gebruiken op grote schaal mobiele telefoons en tablets en het gebruik van mobiele toepassingen heeft in de samenleving een grote vlucht genomen; dat wordt ook verwacht bij overheidsdienstverlening.
44
Ontwikkeling 3: één overheid: samenwerken en standaardisatie is nodig Het is voor mensen in afnemende mate relevant welke overheidsorganisatie waarover gaat. Door de toenemende digitalisering is iedere overheid ‘nabij’. Situaties die als één gebeurtenis worden beleefd (huis kopen, bedrijf starten, etc.), worden vaak door meerdere overheidsorganisaties afgehandeld. Hoewel de afgelopen jaren heel veel vooruitgang is geboekt in ketenoptimalisatie en keten- en situatiegericht werken, is de overheid in termen van dienstverlening nog vaak een veelkoppig monster: er zijn verschillende dienstverleningsconcepten in zwang (één loket, per doelgroep een loket, geen loket), verschillende serviceniveaus (toeleiding, voorinvulling, reactietermijnen, etc.), verschillende manieren van communiceren (met mijndomein, berichtenbox, email). Kortom samenhang in dienstverlening en informatieverstrekking binnen ketens gaat steeds beter, maar ontbreekt vaak nog op het niveau van één overheid. Dit vraagt om verdere standaardisatie van processen: wat standaard of hetzelfde is, moet gestandaardiseerd worden. Daarnaast vraagt dit om generieke inrichting voor standaardfunctionaliteiten en samenhangende toeleiding, om de informatiehuishouding en dienstverleningsprocessen te stroomlijnen en randvoorwaarden en kaders neer te zetten waarbinnen keuzevrijheid en maatwerk vorm kunnen krijgen. Constatering 4: Het gebruik van GDI voorzieningen door overheidsorganisaties, burgers en bedrijven blijft achter. De GDI voorzieningen uit het cluster dienstverlening zijn ontwikkeld als standaardvoorziening voor de standaardfunctionaliteiten die steeds weer terugkomen in de informatie-uitwisseling en de interactie tussen de overheid en burgers en bedrijven. Om een paar voorbeelden te noemen: voor grote, geautomatiseerde berichtenstromen tussen bedrijven en de overheid zijn Digipoort en SBR ontwikkeld, voor berichtenverkeer zijn er berichtenboxen en voor het ontsluiten van informatie is er de standaard Samenwerkende Catalogi. Breed gebruik van deze voorzieningen is een voorwaarde voor eenduidige overheidsdienstverlening en levert vaak efficiency op:bij breed gebruik daalt immers de prijs per transactie en alternatieve voorzieningen hoeven niet meer doorontwikkeld en beheerd te worden. Mensen zien een eenduidige overheid, die voor dezelfde functionaliteit ook dezelfde voorziening gebruikt. Hoewel het bij sommige voorzieningen (DigiD) heel goed gelukt is om breed gebruik door de overheid te realiseren15, is het voor andere voorzieningen (berichtenboxen, SBR) nog een aandachtspunt voor de komende jaren. Ook daar waar dienstverlening gedigitaliseerd is, worden er nog te vaak niet-generieke voorzieningen, portalen en toepassingen (door)ontwikkeld door overheidsorganisaties. Daarnaast zijn er een aantal ontwikkelingen die generiek, niet specifiek voor het cluster dienstverlening, de agenda voor de GDI (blijven) bepalen: het belang van het verminderen van administratieve lasten en regeldruk en de toenemende discussie over privacy.
Prioriteiten voor dit cluster voor 2016/2017 Uit het voorgaande volgt een aantal prioriteiten voor het cluster Dienstverlening en de GDIvoorzieningen die daaronder vallen. Algemeen De regieraad Dienstverlening is aan zet om de ontwikkeling naar ‘één nieuwe overheid’ verder te brengen. Een aantal vraagstukken blijven daarbij relevant: hoe betrekken we eindgebruikers, welke afspraken moeten er gemaakt worden over beveiliging en privacy, wat doet de overheid en wat laat zij aan de markt en hoe verhoudt de GDI zich tot de sectorale digitale infrastructuur? Dit zijn geen issues die specifiek in dit cluster spelen, het zijn ook geen issues die op korte termijn van een pasklaar en eenduidig antwoord kunnen worden voorzien. Het is wel van belang dat in 2016 en 2017 het gesprek hierover wordt gevoerd, met als oogmerk om werkbare afspraken te maken zodat de voortgang op realisatie, instandhouding, doorontwikkeling en gebruik van de GDI niet stokt. 15
. Breed gebruik heeft ook een risico van Single Point of Failure in zich; daar moet bij het ontwerpen en ontwikkelen van voorzieningen rekening mee gehouden worden.
45
Samenhang aanbrengen vanuit eindgebruikersperspectief De voorzieningen in het cluster bepalen samen in grote mate hoe de overheidsdienstverlening er nu in de praktijk uitziet: hoe wordt informatie uitgewisseld, hoe ontvangt iemand zijn digitale post, welke antwoorden en documenten vindt hij waar? In 2015 is begonnen met het op orde brengen van de basis vanuit het perspectief van de individuele voorzieningen; dat zal overigens ook in 2016 nog aandacht vragen. Om de samenhang tussen voorzieningen te vergroten, is een portalenstrategie in ontwikkeling voor de informatieportalen en zijn via het integratieonderzoek de twee berichtenboxen ten opzichte van elkaar herijkt. Ook die zaken vragen nog om verdere aandacht in 2016, om de samenhang daadwerkelijk zichtbaar te maken. Om een antwoord te hebben op de steeds hogere verwachtingen ten aanzien van de overheidsdienstverlening, is het van belang dat in 2016 en 2017 de samenhang tussen de verschillende voorzieningen voor de digitale overheid vanuit het perspectief van de eindgebruikers (burgers, bedrijven en instellingen) verder toeneemt. De aansluiting tussen voorzieningen is nu nog niet optimaal. Veel processen kennen nog papieren ‘schakels’ en informatie die binnen de overheid bekend is, wordt nog steeds opgevraagd bij de eindgebruiker. Het wenkend perspectief is hier dat de eindgebruikers de verschillende voorzieningen van de digitale overheid als één geheel ervaren, en daar waar meerdere overheidsorganisaties samen een ‘dienst leveren‘, dit wordt ervaren als een samenhangend en gebruikersvriendelijk proces, dat kan worden afgehandeld vanuit een eigen persoonlijke digitale omgeving. Daarvoor is nodig: a) Dat de portalenstrategie wordt afgerond en een plan van aanpak wordt gemaakt (met bijbehorende financiering) voor de implementatie in de bestaande portalen overheid.nl en digitaal ondernemersplein. Hierdoor groeien de verschillende informatieportalen van de overheid naar elkaar toe: overheid.nl, ondernemersplein (en rijksoverheid.nl). (actiehouders BZK en EZ) b) Om (daarbij) de informatievoorziening van de overheid te verbeteren door de aanbevelingen uit het onderzoek ‘Informatie op Maat’ van de VoRa te implementeren. c) Dat in de regieraad Dienstverlening op wordt gesproken over hoe de voorkant van de overheid verder digitaliseert en standaardiseert, zowel op conceptueel niveau als qua kaders en architectuur, met extra aandacht voor onderwerpen als regie, zelfinvulling, cocreatie. (actiehouders: leden regieraad, op basis van portalenstrategie, visie MijnOverheid en regie op gegevens) d) Dat alle digitaal beschikbare overheidsdiensten (in 2017) in ieder geval ook via het Ondernemersplein.nl en overheid.nl worden aangeboden en ontsloten. Mede hierdoor kunnen duurdere distributiekanalen, zoals face to face contact, ontlast worden. Hiervoor is het nodig dat diensten van gemeenten, provincies en waterschappen op uniforme wijze worden aangeduid (actualiseren en toepassen uniforme productnamenlijst). Dit wordt meegenomen in de eerste tranche van de Wet GDI (actiehouders EZ en BZK). e) Om de twee berichtenboxen voor burgers en bedrijven op te nemen in één portaal conform het gekozen scenario (actiehouders BZK en EZ). Hiertoe wordt een plan van aanpak opgesteld, inclusief financiële gevolgen voor zowel de berichtenboxen als andere GDIvoorzieningen die hierdoor ook geraakt zullen worden. Daadwerkelijke (her)bouw kan pas plaatsvinden na akkoord op het plan van aanpak inclusief een afspraak over de financiering. f) Dat Ondernemingsdossier, Berichtenbox en digitaal Ondernemersplein worden gecombineerd tot een open platform dat duidelijke meerwaarde heeft voor bedrijven. Single Sign On en doorgeleiding zijn hier onderdeel van (actiehouder EZ). g) Er samenhangende proposities komen voor overheidsorganisaties die willen aansluiten op de voorzieningen uit de GDI. h) Toegankelijke websites maken de overheidsdienstverlening bereikbaarder en beter. Deze toegankelijkheid kan worden verbeterd door toepassing van de Webrichtlijnen. Zie voor nadere uitwerking van deze standaard het clusterplan Interconnectiviteit.
46
Vergroten gebruik voorzieningen Om het potentieel van de Generieke Digitale Infrastructuur te verzilveren, moeten de voorzieningen ook daadwerkelijk worden gebruikt in de overheidsdienstverlening. Hoewel dienstverlening veel meer is dan de digitale voorzieningen waarmee informatie wordt uitgewisseld, draagt gebruik van de generieke digitale infrastructuur wel bij aan een eenduidige, efficiente dienstverlening. Daarom is het belangrijk dat –wanneer er gedigitaliseerd wordt- dat gebeurt met gebruik van de voorzieningen en standaarden binnen de Generieke Digitale Infrastructuur, zodat de eindgebruikers met een beperkt aantal gestandaardiseerde voorzieningen al hun zaken met de overheid digitaal kunnen afhandelen. Sturing hierop is nodig en zal vanuit de regieraad Dienstverlening moeten plaatsvinden. Het vergroten van het gebruik heeft voor de periode 2016/2017 prioriteit. Daarvoor is nodig: a) Dat er voldoende relevante diensten digitaal worden aangeboden voor burgers en bedrijven. Dit zal het gebruik en de vraag naar nieuwe diensten doen toenemen. Dit is onderwerp van de Implementatieagenda Digitaal 2017. Ook zullen in 2016 en 2017 o.a. centrale voorzieningen (SSO’s) worden opgezet om diensten optimaal te ontsluiten. Zo werkt EZ met de VNG samen om een centrale set e-formulieren te ontwikkelen waar alle gemeenten gebruik van kunnen maken (actiehouders EZ en BZK). b) Dat onderzocht wordt waarom het gebruik van een voorziening door burgers en/of bedrijven achterblijft; dat er ruimte wordt gemaakt om de verschillende voorzieningen uit het cluster door te ontwikkelen op een zodanige manier, dat de eindgebruikers worden gestimuleerd om de voorzieningen ook daadwerkelijk te gebruiken, bijvoorbeeld door mobiel gebruik mogelijk te maken. c) Dat er in de doorontwikkeling van voorziengen ruimte moet zijn voor aanpassingen die aansluiting en gebruik van de voorziening door overheidsdienstverleners faciliteren. d) De GDI monitor zal worden doorontwikkeld door BZK en EZ in samenwerking met alle partijen. Bestuurlijke overeenstemming over de wijze waarop we gaan meten/rapporteren mbt tot gebruik van de voorzieningen uit het Cluster Dienstverlening. Dit wordt onderdeel van de verbeterde structurele monitoring (actiehouders: BZK, EZ). e) Wet GDI (actiehouders: BZK en EZ). f) Inzichtelijk maken welke organisatie wanneer onder welke voorwaarden kan aansluiten, door per voorziening een tijdlijn te maken en per organisatie een foto. Dit gebeurt onder de paraplu van Digitaal 2017. Regie op eigen gegevens Regie op gegevens vormt (een deel van) het antwoord op vragen rond privacy, toenemende individualisering en eenmalige gegevensaanlevering. De stip op de horizon is dat burgers en ondernemer vanuit een persoonlijke omgeving een overzicht krijgt van gevalideerde gegevens die de overheid over hen heeft, zodat zij deze kunnen hergebruiken naar andere overheden en naar bedrijven. Het is van belang om op dit onderwerp door te pakken en te zorgen voor concrete toepassingen. Hiervoor is nodig: a) In 2015 is er een visie op overheidsgegevens gerealiseerd. In 2016 zullen er verschillende pilots uitgevoerd worden ten behoeve van de beproeving van deze visie (actiehouder BZK). b) De resultaten van het programma Regie op gegevens worden besproken in de Regieraad Dienstverlening; bezien wordt welke gezamenlijke afspraken en financiering nodig zijn om de volgende stap te zetten na de pilots. c) Doorontwikkeling Ondernemingsdossier in samenhang met Ondernemersplein.nl en Berichtenbox (actiehouder EZ); daarbij de leerervaringen op het gebied van ketenomkering meenemen.
47
De vrijblijvendheid voorbij De governance van de Digicommissaris is ingericht en functioneert. Op weg naar één overheid is ontschotting nodig, en samenwerking. Waarbij ieder vanuit zijn eigen rol inbrengt wat belangrijk is en op basis van die inbreng besluitvorming mogelijk is die voortgang mogelijk maakt. De rol van (eind)gebruikers kan daarbij verder worden versterkt, om ook daadwerkelijk aansluiting en gebruik van de voorzieningen makkelijker te maken. De verschillende overheidsorganisaties hebben zich gecommitteerd aan de realisatie van de implementatie-agenda van Digitaal 2017 en aan periodieke bespreking van de voortgang in de regieraad Dienstverlening. Haperingen in de realisatie kunnen aanleiding zijn voor aanvullende afspraken. Dit is ook onderwerp van gespreken besluitvorming ion het Nationaal Beraad. Daarvoor is nodig: a) Dat er afnemersoverleggen op orde worden gebracht voor iedere GDI-voorziening waar die nog niet op orde zijn (actie EZ en BZK onder regie van de Digicommissaris) b) Wet GDI (actiehouders BZK en EZ). c) Om te bezien of er voorzieningen zijn, die in de uitvoeringsorganisaties worden gebruikt, die ook breder gebruikt kunnen worden dan wel opgenomen kunnen worden in de GDI (actie: uitvoeringsorganisaties). Daarnaast is het beschikbaar komen van een voorziening waarmee burgers zich digitaal en op een hoog betrouwbaarheidsniveau kunnen identificeren, essentieel voor de (door)ontwikkeling van de digitale overheidsdienstverlening. Zie hiervoor ook het clusterplan Identificatie & Authenticatie. Ook is en blijft informatieveiligheid een groot issue; dat wordt geadresseerd in dit Digiprogramma onder paragraaf 3.1.
Actieplan per voorziening Websites: Overheid.nl incl. Overheidsorganisaties Overheid.nl is de centrale internettoegang (‘wegwijzer’) voor de informatie en diensten van de Nederlandse overheid. Overheidsorganisaties betreft het beschikbaar stellen van contactgegevens van overheidsorganisaties via Overheid.nl. De verwachting (conform bestedingsplan) is dat de totale kosten voor Overheid.nl incl. Overheidsorganisaties in 2016 en verder gelijk zullen blijven aan de kosten van 2015. Als onderdeel van B&E worden een aantal zaken om het beheer te verbeteren in 2016 afgerond: De voorzieningen dienen te gaan voldoen aan de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst (BIR). Andere tekortkomingen op het vlak van functionaliteit, techniek of inrichting van het beheer worden opgelost. Een permanente cyclus van gebruikersonderzoek en implementatie van verbetering van de usability moet onderdeel van het beheer gaan uitmaken Digitaal Ondernemersplein Het Digitaal Ondernemersplein betreft het digitale overheidsloket voor alle zaken rond ondernemen. Op Ondernemersplein.nl staat alle informatie van de (semi-)overheid op het vlak van ondernemen. Van wetgeving tot belastingregels, van subsidies tot branche-informatie. Belangrijke punten van doorontwikkeling in 2016 zijn: Het digitaal ondernemersplein in samenhang doorontwikkelen tot een persoonlijke omgeving voor de ondernemer, samen met het Ondernemingsdossier en de Berichtenbox. Het neerzetten van een verbeterd en meer op maatwerk gericht forum, op basis van higherlevel en Hallo-community. Het voortzetten van de ontwikkeling van een Engelstalig portaal gericht op buitenlandse ondernemers, om meer ondernemers naar Nederland te trekken.
48
Het sterk doorontwikkelen en uitbreiden van de informatie, video’s, stappenplannen, regelhulpen etc op het ondernemersplein. Hiervoor zal ook een uitbreiding van partners plaatsvinden. Het afronden van de pilots met private partijen en vervolgens indien mogelijk content van private partijen zonder winstbejag daadwerkelijk ontsluiten op het ondernemersplein. Dit is conform het bestedingsplan. Antwoord voor bedrijven Antwoord voor bedrijven is een informatieloket van de Nederlandse overheid gericht op bedrijven. Het bevat vooral informatie waarvan de overheid de afzender is. Bijvoorbeeld vergunningen, vereisten, wetten, regels, belastingen en subsidies. Antwoord voor Bedrijven is onderdeel geworden van Ondernemersplein.nl. Op deze website is ook andere informatie, specifiek gericht op ondernemers, te vinden. Antwoord voor bedrijven zal actief bijdragen aan de bovenstaande doelstellingen en zet zich daarbij in voor de doorontwikkeling/integratie en uitrol van de Berichtenbox (voor bedrijven), leveren van content voor Ondernemersplein.nl over wet en regelgeving en subsidies, de doorontwikkeling van samenwerkende catalogi en daarmee de toegang tot alle producten en diensten van de overheid. De kosten benodigd voor B&E zullen naar verwachting in 2016 dalen naar €3,7 mln. Dit is conform bestedingsplan. Samenwerkende Catalogi Een centraal register van overheidsdiensten voor burger en bedrijf met verwijzingen naar de internetadressen voor benodigde informatie en formulieren. Vanuit Antwoord voor bedrijven wordt voor Samenwerkende Catalogi een aanvullende monitoringstool ontwikkeld om scherper te krijgen welke overheden wel en niet hun content goed via SC ontsluiten. De verwachting is dat de totale kosten voor Samenwerkende Catalogi in 2016 in beperkte mate zullen toenemen door het in beheer nemen van de Uniforme Productnamenlijst en voor het overige gelijk zullen blijven aan de kosten van 2015.
Gepersonaliseerde portals: MijnOverheid MijnOverheid is een product dat burgers en afnemers als gebruikers heeft. Het is onderdeel van een keten met functionaliteit en koppelvlakken gerelateerd aan andere producten van Logius waardoor er een groot aantal afhankelijkheden is. Het is een vitaal onderdeel van het primaire proces van grote afnemers die de Berichtenbox gebruiken om met burgers te communiceren (o.a. berichten met rechtsgevolgen) en besparingen realiseren door fysieke post te digitaliseren. Ook is het een belangrijk onderdeel in het verbeteren van de informatiepositie van de burger. De verwachting die is vastgelegd in het huidige bestedingsplan, is dat de totale kosten benodigd voor beheer & exploitatie, doorontwikkeling en volumegroei komende jaren gelijk zullen blijven. Wel zal de verdeling over deze verschillende posten in de jaren zal variëren. De geraamde activiteiten voor 2016, zoals opgenomen in het bestedingsplan 2015-2016 waren: Toekomstverkenning (€200k) Kaders ( €300k) Doorontwikkelen functionaliteit (€2 mln.) Beheer (€11,5 mln.) Beveiliging (€700k) Gebruik (€ 2.3 mln.) Organisatie en kwaliteit (€ 3. mln.) Tevens zal er een intensivering plaatsvinden op het gebied van gebruiks- en gebruikersonderzoek
49
Door een groeiend gebruik, onder andere door de Wet Ebv en mogelijk door de migratie van (een deel van) de infrastructuur van de MO Berichtenbox, ontstaan extra kosten. Hier is nog geen dekking voor. Berichtenbox voor Bedrijven De Berichtenbox voor bedrijven is een beveiligd e-mailsysteem. Hiermee kunnen ondernemers digitaal berichten uitwisselen met overheidsorganisaties. Doorontwikkeling zal in het kader staan van de integratie met de berichtenbox voor burgers. Er wordt nu gewerkt aan een plan van aanpak voor de integratie. In dat plan zal duidelijk worden welke aanpassingen er in de berichtenbox voor bedrijven nodig zijn, en welke andere kosten er gemaakt moeten worden voor de integratie (bijv. ontwikkeling en beheer generiek koppelvlak). Het plan moet rond de jaarwisseling gereed zijn. Ondernemingsdossier Het Ondernemingsdossier stelt een onderneming in staat om informatie uit de eigen bedrijfsvoering eenmalig digitaal in te voeren en meerdere keren beschikbaar te stellen aan overheden zoals toezichthouders en vergunningverleners. De ondernemer bepaalt zelf welke overheden toegang hebben tot deze informatie. De digitale wereld verandert snel. Voor ondernemers is het moeilijk om onderscheid te maken tussen alle loketten van de overheid. Zij hebben behoefte aan meer samenhang tussen voorzieningen van de overheid, zoals het Ondernemingsdossier en het Ondernemersplein.nl. Daarom zal het ministerie van EZ deze voorzieningen samen met de verschillende partners in samenhang doorontwikkelen. Deze doorontwikkeling zal ook leiden tot een substantiële verhoging van het aantal gebruikers van het Ondernemingsdossier. De kosten voor Ondernemingsdossier zullen naar verwachting in 2016 € 4,9 mln. bedragen. Daarbij kan de onderlinge verdeling tussen de kosten voor beheer & exploitatie, doorontwikkeling en volumegroei nog worden gewijzigd, naar aanleiding van de verdere ontwikkelingen. Gestandaardiseerd berichtenverkeer overheid-bedrijven: Standard Business Reporting (SBR) Bedrijven in Nederland zijn verplicht om jaarlijks (financiële) rapportages aan te leveren. Meestal aan banken en overheden. Het eenmalig inrichten van de bedrijfsadministratie volgens SBR zorgt voor efficiënt hergebruik van gegevens. Met Standard Business Reporting wordt rapporteren beter, sneller en eenvoudiger. De kosten benodigd voor B&E zullen naar verwachting in 2016 dalen naar €18,7 mln. Daarnaast bedragen de kosten benodigd in 2016 voor doorontwikkeling €200k en benodigd in 2016 voor volumegroei €200k. Actie: Brede toepassing van Standard Business Reporting in verschillende sectoren. eFactureren Onder eFactureren wordt verstaan het digitaal verzenden, ontvangen en verwerken van facturen tussen bedrijven en overheden. Het gaat niet om facturen die per mail als PDF of office-document worden verzonden en ontvangen. eFactureren gaat een stap verder, het maakt van een factuur een gestructureerd digitaal bestand dat elektronisch wordt aangeleverd. De kosten voor B&E efactureren zullen naar verwachting voor 2016 en verder gelijk blijven (€4,3 mln). Daarnaast bedragen de kosten benodigd in 2016 voor doorontwikkeling €0,5 mln. De kosten voor B&E eFactureren voor Digipoort zullen opnieuw aanbesteed moeten worden, omdat ze structureel uitgaan van een te hoog berichtenvolume. Het zal voornamelijk een Shared Service Dienst van het Rijk zijn. De verwachting dat mede-overheden zullen aansluiten is nihil. Doorontwikkeling van Digipoort voor efactureren is voorzien op het punt van het in lijn brengen van de Digipoort standaarden met de norm die vanuit de Richtlijn e-facturering bij overheidsopdrachten (2014/55/EU) naar verwachting medio 2016 voor het eerst beschikbaar komt.
50
Bijlage 3: Clusterplan Gegevens 2016/2017 Terugblik op clusterplan 2015 en realisatie ervan Het cluster Gegevens richt zich op de uitwisseling van gegevens binnen de overheid. Het accent ligt op doorontwikkeling naar een Stelsel van Overheidsgegevens en de rol die de verschillende basisregistraties en stelselvoorzieningen van de GDI daarin spelen. De doelstellingen van de regieraad Gegevens voor 2015 waren: 1. Het versterken van de positie van de burger zodat de door de Rekenkamer gesignaleerde problemen van burgers bij gegevensuitwisseling (over de grenzen van organisaties en ketens heen), gericht worden opgelost. Realisatie 2015: In 2015 is onder verantwoordelijkheid van de regieraad Dienstverlening een project regie op gegevens opgepakt dat in 2015, doorlopend in 2016 een aantal pilots coördineert gebruikmakend van het Qiy trust framework en TNO trusttester. 2. Centraal stellen van het gebruik van de basisregistraties en de stelselvoorzieningen. Met een scherpe blik op het opheffen van belemmeringen die het gebruik niet bevorderen en bijgedragen aan het bereiken van maatschappelijke baten. Realisatie 2015: 2015 werd gekenmerkt als overgangsjaar waarin de governance werd neergezet en de financiële tekorten, waarmee de Digicommissaris zich bij instelling geconfronteerd zag, zijn opgelost. Daarmee zijn de randvoorwaarden neergezet voor het gebruik van de GDI. Aansluitondersteuning werd door Logius geboden voor het aansluiten van overheidspartijen op de stelselvoorzieningen. Daarnaast heeft iedere opdrachtgevende partij met betrekking tot het centraal stellen van zijn voorzieningen of basisregistraties eigen activiteiten ontplooid. 3. Gemeenschappelijke informatievoorziening en kennisfunctie met betrekking tot het stelsel van basisregistraties borgen, dit moet qua kosten worden onderbouwd. Realisatie 2015: In 2015 heeft de opdrachtgever van het kenniscentrum rondom het stelsel van basisregistraties besloten deze activiteit te beëindigen omdat de financiële middelen ontbraken. Bekeken wordt hoe deze functie in een andere vorm, netwerkorganisatie, kan worden vormgegeven. Afgesproken is dat de activiteiten architectuur, monitoring en communicatie door BZK worden gecontinueerd. 4. Een structurele aanpak voor de verbetering van de kwaliteit van het stelsel vanOverheidsgegevens. Realisatie 2015: De financiering is rondgekomen voor één vervolgmeting op de nulmeting zoals die in samenwerking met het CBS voor de BRP, BAG, NHR en WOZ in 2014 werd verricht naar de kwaliteit van ‘basisregistraties in samenhang’ . 5. Concretiseren van de “Visie op het stelsel van overheidsgegevens” inclusief de uitwerking van het zogenaamde rotondemodel. Realisatie 2015: In 2015 is een procesvoorstel geformuleerd door BZK hoe de visie op het stelsel van overheidsgegevens inclusief het rotondemodel verder zal worden uitgewerkt.
Uitdaging en thema’s 2016/2017 op gegevens De overheid zal zelf moeten transformeren om het tempo van de vele maatschappelijke veranderingen uit de 21e eeuw bij te kunnen houden. Alleen dankzij vergaande integratie en herinrichting van haar informatiehuishouding en dienstverleningsprocessen kan de overheid met gepaste antwoorden blijven komen op nieuwe vraagstukken uit de samenleving. Randvoorwaardelijk voor de ‘nieuwe’ digitale overheid is dat de basis- of brongegevens die zij
51
beheert op orde zijn. Veel van deze gegevens worden ten behoeve van de dienstverleningsprocessen gecombineerd met andere gegevens of anderszins verrijkt om extra waarde te genereren, maar dat ontslaat de overheid niet van de plicht om ook de basis- of brongegevens zonder belemmeringen duurzaam toegankelijk te maken over de grenzen van de afzonderlijke overheidsdomeinen heen. De regieraad Gegevens, met in zijn scope het stelsel van basisregistraties, staat inhoudelijk aan de lat om deze randvoorwaarde in te vullen. In 2016-2017 zal de regieraad dit doen door het gebruik van de basisregistraties en de stelselvoorzieningen centraal te stellen, de kwaliteit van (bron)gegevens verder te verhogen, de doorontwikkeling naar een stelsel van overheidsgegevens verder vorm te geven en te komen tot structurele financiering voor het stelsel van basisregistraties. Om de verschillende hordes naar de ‘nieuwe’ digitale overheid doelmatig te kunnen nemen zal de regieraad een onderscheid aanbrengen tussen belemmeringen van financiële, technische en inhoudelijke aard. Aansluitend op deze uitdaging hebben onderstaande algemene thema’s sterke raakvlakken met het cluster Gegevens. De beleidsinitiatieven met betrekking tot deze thema’s kunnen ook geagendeerd worden in de regieraad Gegevens door de verantwoordelijke beleidsverantwoordelijke(n). Open data Uitgangspunt voor openbare overheidsdata is dat deze herbruikbaar en beschikbaar is. De kwaliteit en toegankelijkheid van een groot deel van de overheidsdata kan nog verbeterd worden, bovendien moet er voor het afnemen van verschillende overheidsdata momenteel nog betaald worden. Dit vormt een extra belemmering voor het gebruik en strookt niet met de uitgangspunten van open data. Big data Big data is de enorme toename van mogelijkheden om data te genereren, delen, combineren en analyseren. Dit leidt tot nieuwe inzichten, een nieuwe manier van redeneren en kan grote kansen bieden voor zowel de beleidsontwikkeling als de uitvoering (dienstverlening) van de overheid. Het vraagt om nieuwe generieke digitale infrastructuur dan wel aanpassingen/verbeteringen van bestaande onderdelen. Daarnaast zijn op het gebied van wet- en regelgeving acties noodzakelijk ondermeer vanuit het perspectief van privacy. Deze ontwikkeling heeft impact op het geheel van overheidsgegevens inclusief het stelsel van basisregistraties. Informatieveiligheid Het op orde hebben van de informatieveiligheid is een voorwaarde voor de continuïteit van de overheidsdienstverlening. De overheid moet ervoor waken dat er geen weeffouten in de digitale infrastructuur ontstaan waarvan misbruik gemaakt kan worden en dient bij gegevensuitwisseling duidelijke afspraken te maken over ieders verantwoordelijkheid met betrekking tot de veiligheid in de keten. Daarnaast is een overheidbrede, integrale sturing op informatieveiligheid een aandachtspunt. Privacy Het thema privacy raakt het vraagstuk van regie op gegevens en gebruik van persoonlijke gegevens. In het rapport ‘Basisregistraties, vanuit het perspectief van de burger’, is de aanbeveling van de Rekenkamer om privacybescherming zo eenduidig mogelijk in te richten (voor het gehele stelsel) en te zorgen voor toezicht op de handhaving. Het onderwerp “regie op gegevens” dat kan helpen een aantal privacyknelpunten op te lossen alsook de burger meer positie te geven met betrekking tot persoonsgegevens komt in het clusterplan dienstverlening aan de orde. Daarnaast kan de discussie worden gevoerd in hoeverre de WBP in haar huidige vorm voldoende aansluit bij de nieuwe vraagstukken die voortkomen uit de moderne informatiesamenleving.
52
Duurzame toegankelijkheid Het doel is de duurzame digitale toegankelijkheid van de gegevens te kunnen garanderen en tegelijkertijd compliant te zijn aan de archiefwetgeving. Europa Het EU voorzitterschap en de thema’s die daar aan de orde komen alsook ontwikkelingen/regelgeving uit Europa in algemene zin zijn belangrijke input voor de ontwikkelingen binnen dit cluster.
Prioriteiten voor dit cluster voor 2016/2017 Centraal stellen van het gebruik Het stimuleren van het gebruik en het centraal stellen van de basisregistraties heeft de hoogste prioriteit. Daarbij is het uitgangspunt dat de gerealiseerde digitale infrastructuur ook overheidsbreed benut moet worden. Verschillende stelselvoorzieningen staan nog aan het begin van hun levenscyclus en gaan pas echt renderen indien ze op grote schaal gebruikt worden en of grotere volumes data gaan verwerken. Het bij elkaar brengen van de aangeboden GDI en de bijbehorende vraagbehoefte zal op termijn mogelijk leiden tot een kritische herbezinning op de verschillende voorzieningen die deel uitmaken van het stelsel en mogelijk leiden tot veranderingen in de samenstelling van de GDI. Maar ook tot meer daadwerkelijk gebruik van voorzieningen die er onderdeel van uit maken. Bezien zal worden of en in hoeverre de reikwijdte van onderdelen van de GDI kan worden uitgebreid naar Caribisch Nederland. Acties: Er wordt gekomen tot overeenstemming over de wijze waarop we gebruik meten/rapporteren. Dit wordt onderdeel van de verbeterde structurele monitoring. (actiehouder: BZK) Er ligt nog een restopgave van de basisregistraties om op de stelselvoorzieningen aan te sluiten. Het gaat vooral om de stelselvoorzieningen Digilevering en Digimelding. Vanuit de vraagzijde zal deze opgave (gebruikersbehoefte) concreet in kaart worden gebracht en vervolgens met betrokken partijen (in afnemersraad Stelselvoorzieningen) vertaald worden naar een aansluitagenda van de basisregistraties op de stelselvoorzieningen. (actiehouder: BZK i.s.m. eigenaren en opdrachtgevers basisregistraties). Door de afnemersraad Stelselvoorzieningen wordt een overzicht opgesteld van welke basisregistraties nu al gebruik maken van de stelselvoorzieningen en welke voornemens zijn om dat te gaan doen. Een dergelijke overzicht zal dienen als input voor de discussie over het gebruik van de stelselvoorzieningen. (actiehouder: Logius) Realisatie en stimulering van het gebruik van de basisregistratie ondergrond (BRO) en de basisregistratie grootschalige topografie (BGT). Daarnaast wordt onder afnemers een onderzoek afgerond naar de meerwaarde van een basisregistratie Lonen, Arbeids- en Uitkeringsverhoudingen (BLAU) (actiehouders: resp. I&M , I&M en SZW) Sturen op het beter organiseren van de gebruikersinbreng per basisregistratie/voorziening, in verbinding met de governance van de Digicommissaris. Ook ten behoeve van een (gebruikers)evaluatie per basisregistratie/voorziening. (actiehouders: opdrachtgevers en eigenaren van respectievelijk de basisregistraties en stelselvoorzieningen) Verhogen kwaliteit van (bron)gegevens Net als in 2015 blijft het verhogen van de kwaliteit het vergroten van de interne consistentie van de brongegevens die door de overheid worden beheerd een prioriteit. Losstaande initiatieven die afgelopen jaren ontplooid zijn om de gegevenskwaliteit te verhogen dienen een structurele stelselbrede vorm te krijgen. Speerpunten daarbij zijn het verder standaardiseren van het proces van terugmelden, organische harmonisatie van begrippen in de uitvoering, het afronden van de verbindingen tussen (basis)registraties en de mogelijkheden om burgers en bedrijven meer te betrekken bij het up tot date houden van gegevens. Tenslotte is ook een stelselbrede en eenduidige aanpak van het meten van kwaliteit en vervolgens verwerken van de resultaten een
53
aandachtspunt. Met een afgesproken frequentie van bijvoorbeeld eenmaal per 2 jaar. Acties: Er worden afspraken gemaakt over het op een eenduidige wijze en structureel meten van de kwaliteit van de basisregistraties afzonderlijk als ook in relatie tot elkaar. Dit gebeurt in samenwerking met het CBS. (actiehouder: RvIG) Doorontwikkelen naar een stelsel van overheidsgegevens Het rotondemodel zal als streefbeeld voor een stelsel van overheidsgegevens verder worden uitgewerkt. Het gaat dan om de afspraken, standaardisatie en eventueel wetgeving over de verschillende domeinen heen. Bijvoorbeeld met betrekking tot het inzetten van intermediairs (makelaars) die gegevensvragen van buiten het domein in behandeling kunnen nemen. Naast het rotondemodel zal tevens een voorstel worden geformuleerd voor een wenkend perspectief, een toekomstbeeld voor het geheel van overheidsinformatie. Hoe verhouden basisregistraties, sectorregistraties, organisatie specifieke registraties, knooppunten e.d. zich tot elkaar. Ook in relatie tot gesloten, open en gedeelde data. Daarvoor zal bijvoorbeeld geprobeerd worden om bij verschillende organisaties aanwezige kennis over het stelsel centraal bijeen te brengen. Acties: Vanuit het ministerie van BZK is een werkgroep opgericht die aan de slag gaat met de verdere uitwerking van de visie op het stelsel van overheidsgegevens, inclusief het rotondeconcept en de toepassingen hiervan in de praktijk. (actiehouder: BZK) Toekomstbeeld c.q. wenkend perspectief voor het stelsel van overheidsgegevens, met draagvlak bij betrokken overheidspartijen, dat richtinggevend kan zijn voor besturing en besluitvorming. (actiehouder: BZK) Het organiseren van een kennisnetwerk van architecten en andere experts om de versnipperde kennis binnen de overheid met betrekking tot het stelsel van overheidsgegevens te bundelen. (actiehouder: BZK) Verkenning naar de wijze waarop tussen aanbieders en afnemers van gegevens de meest efficiënte afspraken gemaakt kunnen worden over behoud en reconstrueerbaarheid van gegevens in basisregistraties om te garanderen dat waar gewenst de grondslag achter overheidsbesluiten gereconstrueerd kan worden. (actiehouder: OCW) Structurele financiering van de basisregistraties Het doel is een samenhangende structurele financiering van de basisregistraties. Hiertoe zijn al de nodige stappen gezet. Echter ondermeer ten aanzien van het gebruik zijn er nog geen langlopende structurele afspraken gemaakt. Dit geldt ook voor het onderwerp doorontwikkeling en innovatie.
Komen tot overheidsbrede afspraken over de structurele financiering van het stelsel van basisregistraties. Met betrekking tot ontwikkeling, beheer, gebruik en innovatie. Voor die onderdelen waar dat noodzakelijk is. (actiehouder: bureau Digicommissaris en betrokken departementen vanuit hun rol als eigenaar of stelselverantwoordelijke)
Per voorziening: korte beschrijving Digikoppeling Digikoppeling bestaat uit een set standaarden en ondersteunende (test)voorzieningen voor digitaal berichtenverkeer tussen overheidsorganisaties. Een organisatie die Digikoppeling heeft geïmplementeerd kan veilig en eenvoudig digitaal berichten uitwisselen met collegaoverheidsorganisaties. MijnOverheid en het Omgevingsloket Online. (opdrachtgever: BZK) De verwachting is dat de totale beheer- en exploitatiekosten in 2016 zullen stijgen (van €1,55 naar €1,72 mln). Daarnaast is een aantal zaken dat de komende jaren aandacht vraagt met betrekking tot de doorontwikkeling van Digikoppeling: De ondersteunende tools, die Logius beheert voor de implementatie van de standaard, dienen geactualiseerd te worden (€300k).
54
Doorontwikkeling van de beheertooling op basis van ervaring die is opgedaan en nieuwe behoeften (€50k). Aanpassingen aan de functies van het OIN-register doorvoeren afkomstig uit het onderzoek uit 2015 naar verbetering van de uitgifte- en beheerprocessen en de toepassing van het OIN (€100k). Impact ontwikkelingen in het geo- en in het Europees domein (€100k). De bestuurlijke afspraak voor de huidige versie van de standaard (Digikoppeling 3.0) stamt uit 2012. Voorbereiding van de vernieuwing van de standaard is nodig om aanpassing in 2017 te starten.
Digilevering Digilevering is een voorziening waarmee afnemers van basisregistraties op basis van een abonnement gebeurtenisberichten over gegevens in de basisregistraties kunnen ontvangen op een uniforme, betrouwbare en efficiënte manier. (opdrachtgever: BZK) Met betrekking tot de beheer- en exploitatiekosten is de verwachting dat deze in 2016 verder zullen stijgen (van €4,43 naar €5,6 mln) op basis van de toenemende groei van het aantal aansluitingen en het berichtenverkeer. Groeiend gebruik resulteert in hogere inzet en bijbehorende kosten voor applicatiebeheer bij de leverancier en de teambezetting bij Logius. Een aantal zaken vraagt aandacht met betrekking tot de doorontwikkeling van Digilevering in 2016: Plateau 3. Onderzoek naar verdere functionele aanpassingen, onder andere als gevolg van het aansluiten van andere basisregistraties; verdieping gebaseerd op functionele behoefte van afnemers(€1,3 mln). Ketenregie/beheertooling. Om betere invulling te geven aan de ketenregierol is o.a. beheertooling nodig voor betere monitoring van gebruik en systemen. (€100k) Digimelding Digimelding is een voorziening waarmee overheden bij gerede twijfel, over (vermeende) onjuistheden in de gegevens van basisregistraties, uniform en efficiënt kunnen terugmelden aan de bronhouders van de basisregistraties. (opdrachtgever: BZK) Als gevolg van het aansluiten van (alle) overheidsorganisaties zullen de beheer- en exploitatiekosten van Digimelding in 2016 verder stijgen (van €1,15 naar €1,17 mln) aangezien meer aansluitingen leiden tot aanzienlijk meer beheerinspanning op het gebied van onder andere beantwoorden van vragen, het realiseren van nieuwe klantbehoeften en het oplossen van fouten en afstemmen over verbeteringen in zowel de standaard als de bijbehorende voorzieningen De volgende (door)ontwikkeling wordt voor 2016 voorzien: Generieke functionaliteit voor het meesturen van bijlagen bij de terugmeldingen. (€1 mln) Aanvullende functionaliteit op basis van gebruikerswensen van afnemers die gaan aansluiten. (€650k) Om betere invulling te geven aan de ketenregierol is o.a. beheertooling nodig voor betere monitoring van gebruik en systemen. (€50k) Stelselcatalogus De Stelselcatalogus is een online catalogus die gebruikers, afnemers, leveranciers en anderen een integraal overzicht en inzicht geeft van de beschikbare gegevens en begrippen binnen het Stelsel van Basisregistraties en hun betekenis. Op basis daarvan kunnen organisaties zich een gefundeerde mening vormen over de bruikbaarheid van gegevens in de basisregistraties binnen hun eigen werkprocessen. (opdrachtgever: BZK) De beheer- en exploitatiekosten van de Stelselcatalogus in de huidige vorm zullen in principe niet stijgen. Qua doorontwikkeling zullen twee activiteiten die in 2015 gestart zijn in 2016 worden gecontinueerd en afgerond: Functionele releases (kosten 2016: €200k):
55
Twee releases op basis van gebruikersbehoeften (uitbreiding van het aantal begrippen of metadata, nieuwe functionaliteit, koppelingen naar nieuwe (linked (open) data) bronnen (mogelijke) aansluitingen van de basisregistraties BLAU en BRO-BGT Functionaliteit ontwikkelen waarmee gebruikers ook zelf rapportages kunnen samenstellen. Ketenregie 2015/2016 (kosten 2016: €100k): Beter toegankelijk maken van de Stelselcatalogus voor gebruikers Juridische informatie uitbreiden ten behoeve van wetsontwerpers door (bijv.) te koppelen naar Linked Data Overheid (LiDO) Gebruikersgroep samenstellen Door kunnen verwijzen naar het datamodel van de verschillende (basis)registraties
Beheervoorziening BSN Voorziening voor het genereren, distribueren, toekennen en beheren van burgerservicenummers; beheer van het Foutenmeldpunt BSN (FMP); Beheer van het Nummerregister (conform WABB) en het beheer van de voorziening voor algemene informatie (WABB). (opdrachtgever: BZK) De inzet van het BSN ten behoeve van Idensys/eID zal leiden tot hogere structurele beheer- en exploitatiekosten voor 2016 en verder. Hiervoor zijn extra middelen nodig die nog niet zijn voorzien.
56
Bijlage 4: Clusterplan Interconnectiviteit 2016/2017 De voorzieningen die onder de regieraad Interconnectiviteit vallen vormen de basis voor de digitale overheid. Zonder fysieke netwerken, standaarden, architectuur, gegevensuitwisseling is er geen digitale overheid. De bijdrage van de producten en standaarden die in dit cluster vallen zijn daarmee vitaal voor Nederland. GDI-voorzieningen binnen het cluster Interconnectiviteit Standaarden (incl. pas-toe-of-leg-uit-lijst); PKIoverheid; Digipoort: Overheidstransactiepoort (OTP), Procesinfrastructuur (PI) en Keteninformatiesystemen (KIS); Diginetwerk; Nederlandse Overheid Referentie Architectuur (NORA).
Terugblik op clusterplan 2015 en realisatie ervan
Financiering GDI-voorzieningen tot stand gebracht (via bestedingsplannen, ook voor het cluster Interconnectiviteit). Governance op orde: In 2015 is de regieraad Interconnectiviteit tot werking gekomen. De regieraad kent een brede vertegenwoordiging, een goede opkomst en inhoudelijke discussies met resultaat (zoals mbt Digipoort en Diginetwerk,). Rollen en verantwoordelijkheden voor Digipoort en Diginetwerk zijn belegd. Digipoort gaat qua beleidsverantwoordelijk over van het ministerie van BZK naar het ministerie van EZ. Als gedelegeerd opdrachtgever fungeert de Belastingdienst. Logius is de beheerder van deze voorziening. Bij Diginetwerk was de beleidsverantwoordelijkheid niet helder belegd. Deze verantwoordelijkheid is nu belegd bij het ministerie van EZ en het ministerie van BZK. Diginetwerk kent nog geen beleidskader. Aan de hand van een inhoudelijke discussies is gewerkt aan beleidsontwikkeling rondom Diginetwerk en zijn de eerste stappen gezet naar een dergelijk kader. In 2016 zal dit verder worden uitgewerkt en afgerond. Dit geeft duidelijkheid op de potentie van Diginetwerk en draagt bij aan betrouwbare informatieuitwisseling tussen overheden. Informatieveiligheid is een onderwerp dat op de agenda staat en nu geconcretiseerd moet worden: gezamenlijk werken aan DDoS-bestrijding, implementeren en naleven van normen enz. Dit vergt transparantie in plannen, delen van kennis en bundeling van resources: echte samenwerking van beleid, uitvoering en toezicht. Overige thema’s zijn besproken maar moeten geconcretiseerd worden. Het gaat om de thema’s vitale infrastructuur, toezicht op naleving afspraken rondom gebruik standaarden en voorzieningen, Europese koppelingen en gegevensuitwisseling en visie op aanpalende ontwikkelingen.
Kenmerkend aan de thema’s die in 2015 zijn geagendeerd, is dat deze niet tijdelijk zijn, maar continue aandacht vereisen en daarmee een vaste plek op de agenda blijven houden.
Algemeen: thema’s/ontwikkelingen die spelen in het cluster en die de voorzieningen raken In het clusterplan van 2015 zijn thema’s benoemd die van belang zijn voor de voorzieningen en standaarden die in het cluster Interconnectiviteit vallen. Dit zijn thema’s die doorlopend aandacht behoeven en daarmee niet automatisch in 2015 als afgerond kunnen worden beschouwd. Er is één thema voor 2016 aan toegevoegd (blockchain). Het overzicht ziet er daarmee als volgt uit. Vitale infrastructuur en continuïteit Delen van de GDI zijn vitale infrastructuur. Bezien moet worden welke dat precies zijn en hoe de
57
continuïteit wordt gegarandeerd en/of welke acties daarvoor nodig zijn vanuit de governance van de Digicommissaris. Concrete voorbeelden binnen het cluster interconnectiviteit zijn Digipoort, Diginetwerk en PKIoverheid. Niet alleen vanuit het oogpunt van continuïteit, maar ook vanuit informatieveiligheid moeten dergelijke essentiële voorzieningen beschermd worden geborgd. Informatieveiligheid en beveiligde koppelvlakken Binnen dit cluster wordt aan het thema informatieveiligheid allereerst invulling gegeven door de beveiligde koppelvlakken die er zijn met Digipoort en Diginetwerk. Deze koppelvlakken zorgen voor een beveiligde verbinding tussen het bedrijfsleven en de overheid of tussen onbeveiligde (overheids)netwerken en beveiligde rijksnetwerken. Naast deze inhoudelijke insteek wordt ook gewerkt aan het verbeteren van overheidsbrede sturing op informatieveiligheid. Met name door optimaal gebruik te maken van bestaande gremia, en die in hun kracht te plaatsen. Toezicht Een aantal standaarden (pas-toe-of-leg-uit-lijst) en voorzieningen is door de overheid verplicht in te zetten of te implementeren16. Naleving is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van overheidsorganisaties zelf. De voortgang wordt gemonitord in de jaarlijkse Monitor Open Standaarden, die kan leiden tot het nemen van aanvullende maatregelen door het Nationaal Beraad. Tot op heden is het toezicht op adoptie van standaarden of gebruik van voorzieningen niet geregeld. De vormgeving van toezicht en handhaving op de implementatie van voorzieningen en (een selectief aantal) standaarden wordt bezien in het wetgevingstraject Wet GDI (in het kader van de handhavingsinstrumenten in die wet). Europese koppelingen en gegevensuitwisseling Gegevensuitwisseling met Europese lidstaten en bedrijven is een belangrijk aandachtspunt. Met name ook een integrale benadering voor de overheid als geheel. De Regieraad Interconnectiviteit stimuleert beleidsontwikkeling op dit vlak waarbij ook het sTESTA netwerk en relevantie Europese initiatieven (zoals eIDAS, eCODEX en eSENS, PEPPOL, EESSI) worden betrokken. Hierbij hoort ook meer samenhang realiseren richting Europa als een overheid. Overheidsbreed nummerplan Internet Protocol versie 6 (IPv6) Het Internet Protocol versie 6 (IPv6) zorgt voor het toewijzen van IP-adressen. Het is de opvolger van Internet Protocol versie 4 (IPv4) en is de tweede versie van het internetprotocol dat in gebruik is genomen. IPv6 is onder andere in het leven geroepen om het tekort aan beschikbare IPadressen op te lossen. Om leveranciersonafhankelijkheid te bevorderen, fouten te voorkomen en migratiekosten te beperken, is onder regie van BZK een voorstel gedaan om een overheidsbreed nummerplan te ontwikkelen en dat is goedgekeurd. Dit nummerplan moet, na realisatie, de toewijzing van de nieuwe nummers in goede banen moet leiden. Digitale overheidsdienstverlening is niet denkbaar is zonder een stabiel en veilig internet. Dat maakt IPv6 en het nummerplan van evident belang voor datgene waar de GDI uiteindelijk toe dient: toegankelijke, betrouwbare en toekomstvaste overheidsdienstverlening. In 2016 zullen activiteiten worden ontplooid om inhoudelijk aan dit nummerplan vorm te geven. Het internet der dingen (Internet of Things) Met het internet der dingen wordt bedoeld dat alledaagse voorwerpen met het internet zijn verbonden en gegevens kunnen uitwisselen, en op die manier zaken monitoren en regelen17. Met de ingebedde informatie- en communicatietechnologie neemt de bruikbaarheid van objecten enorm toe. Hieruit kunnen nieuwe, persoonlijke diensten ontstaan, die het leven veraangenamen en veiliger maken. Ook in het publieke domein en bij overheidsdienstverlening zijn er vele toepassingen. Denk dan aan eHealth en de automotive industrie. Meer toegepast op de GDI en de regieraad Interconnectiviteit, hoort bij het internet der dingen ook een veilige netwerkomgeving 16
Conform de rijksinstructie (Staatscourant 2008, nr.227) en de overheidsbrede afspraken daarover. Een mooi achtergrondartikel is te vinden op: http://www.mckinsey.com/insights/business_technology/an_executives_guide_to_the_internet_of_things 17
58
voor dergelijke toepassingen. Hierbij kan gedacht worden aan de doorontwikkeling van Diginetwerk dat mobiele of vaste netwerken voor het internet der dingen ondersteunt met veilige koppelvlakken, standaarden en informatiebeveiliging. Met name dit laatste wordt algemeen geduid als een risico en aandachtspunt bij deze ontwikkeling. Machine-to-Machine informatieuitwisseling (M2M) Geautomatiseerde informatieuitwisseling tussen machines/systemen zonder menselijke tussenkomst wordt steeds belangrijker bij zowel bedrijfsleven als overheid. Bekeken moet worden in hoeverre de GDI en de daarmee verbonden dienstverlening aansluit op deze ontwikkeling. Hierbij zijn er relaties met thema’s als het internet der dingen en IPv6. Visieontwikkeling aanpalende domeinen Binnen de overheid zijn tal van innovatieve projecten voor onder andere IPV6, Rijkscloud en Rijks DNS opgestart. De spin-off van deze projecten buiten de rijksoverheid is in potentie groot. De regieraad Interconnectiviteit volgt deze projecten en ontwikkelingen nauwgezet en ontwikkelt visie of en op welke wijze ze ook in aanpalende domeinen van waarde kunnen zijn. Blockchain Een blockchain is een gedistribueerd en decentraal netwerk dat gebruikt kan worden voor opslag van veelal transactiegegevens, berekeningen en het bereiken van consensus daarover. Het kent een hoge mate van beveiliging en is vanuit het ontwerp buitengewoon robuust. Het is geheel openbaar en navolgbaar. De meest bekende toepassing is Bitcoin. Er zijn echter ook legio toepassingen binnen zowel private als publieke sector mogelijk en deze zullen nader in kaart worden gebracht in 2016. In potentie is het buitengewoon disruptief, voor de GDI als ook voor de overheid in algemene zin.
Prioriteiten voor dit cluster voor 2016/2017 De GDI-voorzieningen en -standaarden binnen het cluster Interconnectiviteit dragen bij aan vrijwel alle andere onderdelen van de GDI die in de overige regieraden ter sprake komen. Algemeen gebruik van de GDI-voorzieningen en –standaarden leidt tot groter aansluitgemak bij aansluitende partijen en uiteindelijk tot lagere kosten. Daarom heeft dit cluster tot doel het gebruik van deze voorzieningen en standaarden te maximaliseren. Voor de regieraad Interconnectiviteit is een aantal specifieke doelstellingen geformuleerd. Deze zijn mede afkomstig uit de workshops die in het kader van de voorbereiding van het eerste Nationale Beraad gehouden zijn. Naast de resultaten van de workshops zijn ook de doelstellingen, zoals geformuleerd in de opdrachtbrieven, van de voorzieningen en standaarden opgenomen. Van de voor het Nationaal Beraad geformuleerde ambities18 (d.d. 9 december 2014) zijn onderstaande doelstellingen het meest relevant voor de regieraad Interconnectiviteit. Per doelstelling wordt een voorstel gedaan wat de regieraad Interconnectiviteit hieraan in 2016 (en verder) concreet bijdraagt. 1. Veilige en betrouwbare toegang tot de dienstverlening De regieraad Interconnectiviteit vult voor deze doelstelling de randvoorwaarden in. Zonder beveiligde netwerken, beveiligde koppelvlakken en standaarden is er geen veilige en betrouwbare toegang tot dienstverlening. De regieraad Interconnectiviteit is primair de regieraad waar onderwerpen met betrekking tot de connectiviteit (infra), informatieveiligheid en continuïteit van dienstverlening primair aan de orde komen. De regieraad ontwikkelt concrete (beleids)plannen voor integrale continuïteit en veiligheid van de elektronische overheid en jaagt indien nodig de totstandkoming van wetgeving aan. Ketensamenwerking, ook in een publiek-private context, is essentieel om deze doelstelling te bereiken. De NORA en de daarin vastgelegde normatieve principes zijn van belang voor de inrichting van de elektronische overheid. De regieraad Interconnectiviteit ijkt deze principes, en vult ze aan of corrigeert ze als dat nodig is. 18
http://www.digicommissaris.nl/nieuws-item/stukken-van-het-nationaal-beraad-openbaar
59
2. Getoetste standaarden en voorzieningen voor een doelmatige en veilige eOverheid overheidsbreed inzetten. De commissie Elias dringt aan op de daadwerkelijke toepassing van het pas-toe-ofleg-uit beleid van de Nederlandse overheid (aanbeveling 9), evenals de daaropvolgende motie Oosenbrug/Gesthuizen (voor eind 2015 correct omgaan met open standaarden bij aanbestedingen). Tezamen met het belang van standaarden voor de GDI en Digitaal 2017 (o.a. eenmalige gegevensverstrekking), betekent dit dat toezicht beter geregeld moet worden. Immers, het beleid is er al jarenlang, maar de daadwerkelijke adoptie van de verplichte standaarden (en GDIvoorzieningen) blijft achter. Voor de GDI en Digitaal 2017 worden actieplannen opgesteld om de toepassing het pas-toe-of-leg-uit beleid te borgen. De regieraad Interconnectiviteit stelt samen met de betrokken uitvoerende partijen een aansluitagenda op, waarin de uitvoerders aangeven wanneer ze verwachten aan te kunnen sluiten op de getoetste GDI-standaarden (een selectie van de pastoe-of-leg-uit lijst). Het aansluiten is vooral een kwestie van wegnemen van hindernissen en kan zodoende tijd kosten. 3. Verhoging gebruik voorzieningen en standaarden De regieraad Interconnectiviteit brengt in kaart wat de belemmeringen zijn die grootschalig gebruik van de voorzieningen en standaarden in het cluster tegenhouden en formuleert oplossingsrichtingen om deze belemmeringen weg te nemen. Hierbij kan worden gedacht aan het harmoniseren van beleid, instellen van wettelijke verplichtingen tot gebruik en het ontsluiten van nieuwe sectoren. Concreet voor de voorziening Digipoort betekent dit het vergroten van het gebruik door reeds aangesloten organisaties. Dit door het verhogen van berichtvolumes en het initiëren van nieuwe berichtstromen. Verder wordt ingezet op het verhogen van de berichtstroom van overheid naar bedrijven en het inzetten van Digipoort in nieuwe sectoren (veiligheid, duurzaamheid, onderwijs) en waar nodig het uit de weg nemen van belemmeringen. Tot slot wordt onderzocht welke informatiestromen nu niet over Digipoort maar over andere voorzieningen gaan, en die vanuit het oogpunt van administratieve lastenverlichting voor het bedrijfsleven wel over Digipoort zouden kunnen lopen.
Doelstellingen voor dit cluster De concrete doelstellingen voor 2016 die voortkomen uit het voorafgaande zien er als volgt uit. Diginetwerk a) Bestuurlijke geaccordeerde visie op Diginetwerk (Nationaal Beraad) inclusief de relatie met Europese netwerken en een planning van aansluiting/gebruik door overheidspartijen. b) Onderdeel van bovenstaande visie is een verkenning naar: 1) de overgang van rijkscloud naar overheidscloud en 2) de gevolgen van de toename van de vraag naar netwerkcapaciteit (met aandacht voor informatieveiligheid / cybersecurity) voor de benodigde investeringen in sneller en meer uitgebreid netwerk. c) Ordentelijke financiering/dekking van Diginetwerk inclusief toedeling kosten aan gebruikmakende voorzieningen en afnemers, hierbij rekeninghoudend met eventuele stijging in kosten door voorziene (door)ontwikkelingen. Digipoort a) Verhoging gebruik Digipoort met nader vast te stellen meetbare doelstelling. o Meer gebruik huidige stromen (in regieraad te bepalen percentage) o Nieuwe stromen/aansluitingen (in regieraad te bepalen aantal en welke) o In kaart brengen van alternatieve voorzieningen waarover gegevensstromen lopen en mogelijke interventies hierop. b) Besluitvorming over en hanteren van nieuw financieringsmodel Digipoort.
60
Standaarden a) Ten aanzien van de adoptie van informatieveiligheid standaarden wordt een streefbeeld opgesteld. De daadwerkelijke adoptie van deze informatieveiligheid standaarden wordt twee keer per jaar gemonitord. b) Onderdeel van de tijdsplanning is de adoptie van verplichte standaarden van de lijst met verplichte standaarden in de GDI-voorzieningen zelf. c) De regieraad Interconnectiviteit stelt samen met de betrokken uitvoerende partijen een aansluitagenda op, waarin de uitvoerders verwachten aan te kunnen sluiten op de getoetste GDI-standaarden standaarden (een selectie van de ‘pas toe of leg uit lijst’). d) Streefbeeld en tijdsplanning liggen begin 2016 ter goedkeuring in het Nationaal Beraad 19. e) De vormgeving van toezicht en handhaving op de implementatie van standaarden wordt bezien in het wetgevingstraject Wet GDI (in het kader van die handhavinginstrumenten in die wet). Informatieveiligheid a) Toezichtarrangementen met betrekking tot informatieveiligheid in relatie tot GDI wordt overheidsbreed in kaart gebracht. b) Voorstellen worden geformuleerd om toezicht effectiever vorm te geven en de auditlast voor overheidsorganisaties te verlagen. c) Informatieveiligheid wordt te allen tijde in gezamenlijkheid door beleid, uitvoering en toezicht opgepakt. d) Overheidsbrede samenwerking wordt verder gebracht: ontwikkeling van de BIO, sturen op ketencompliance (de keten is zo veilig als zijn zwakste schakel) en op openheid en vertrouwen binnen de keten. NORA a) IJken en waar nodig aanvullen en corrigeren van normatieve principes. O.a. rotondemodel, Big data, Linked data worden meegenomen. b) Verbinding zoeken tussen NORA en Europese architectuur raamwerken om zo de interconnectiviteit met Europa te borgen. c) Inrichten kennisnetwerk en architectuurcommunity.
Krachtenveld: wie heeft welke rol? Het krachtenveld van de regieraad Interconnectiviteit kenmerkt zich door de notie dat elke overheidspartij gebaat is bij betrouwbare interactie met elkaar en met private partijen, oftewel interconnectiviteit. Doordat de voorzieningen niet altijd eenduidig georganiseerd zijn op het vlak van beleid, uitvoering of toezicht kan de governance van de Digicommissaris bijdragen aan een gemeenschappelijke en generieke aanpak. Het ministerie van Economische Zaken is verantwoordelijk voor het forum standaardisatie en voor Digipoort. Een gedeelde verantwoordelijkheid heeft het met het ministerie van Binnenlandse zaken voor Diginetwerk en voor de standaarden. Het ministerie van Binnenlandse Zaken is ook verantwoordelijk voor PKIoverheid en de NORA. Voor het thema cybersecurity en informatieveiligheid is het ministerie van Veiligheid en Justitie beleidsmatig verantwoordelijk. Voor wat betreft het toezicht kan worden aangegeven dat een groot aantal organisaties zich hier vanuit diverse invalshoeken mee bezighoudt. Agentschap Telecom gaat toezicht houden op PKIoverheidscertificaten per juni 2016. Het neemt de toezichthoudende taak dan over van Logius. Het complete beeld is er nog niet. In 2016 zal dit in kaart worden gebracht. Aan de hand hiervan zal worden bezien in hoeverre acties op dit vlak noodzakelijk zijn. Het beheer van alle standaarden en voorzieningen (m.u.v. NORA, dat wordt beheerd door ICTU en aangestuurd door BZK) wordt gedaan door Logius hierin aangestuurd door EZ, BZK en de Belastingdienst. EZ waar het gaat om forum standaardisatie en Diginetwerk, BZK voor PKIoverheid en Diginetwerk en de Belastingdienst in de rol van gedelegeerd opdrachtgever voor Digipoort, in naam van EZ. 19
Het precieze voorstel komt tot stand na onderzoek van haalbaarheid en draagvlak, in samenspraak met beleid en uitvoering.
61
Samengevat zijn in de regieraad de volgende rollen vertegenwoordigd: Beleidsverantwoordelijken (eigenaren van een voorziening) Opdrachtgevers van de GDI-elementen (Sturen op realisatie binnen de kaders van de beleidsopdracht) (vertegenwoordigers van) afnemers (vertegenwoordigers van) beheerders van GDI elementen (vertegenwoordigers van) leveranciers/marktpartijen (indien van toepassing) Deze rollen corresponderen met de volgende organisaties binnen het cluster Interconnectiviteit: Voorziening Beleidsverantwoordelijk Opdrachtgever Beheerder Digipoort EZ Belastingdienst Logius Diginetwerk BZK/ EZ BZK/ EZ Logius Standaarden BZK/EZ EZ Logius/Forum Standaardisatie NORA BZK BZK ICTU PKI Overheid BZK BZK Logius Informatieveiligheid VenJ20 VenJ Nvt en cybersecurity Daar waar het gaat om het ondersteunen van massale processen door interconnectiviteit zijn het vaak de grote uitvoeringsorganisaties die vooroplopen bij nieuwe ontwikkelingen en het volop digitaliseren van primaire processen. Enerzijds kunnen zij de rest van de overheid helpen tempo te maken met betrekking tot deze ontwikkelingen. Anderzijds zullen zij ook rekening moeten houden met het generieke en overheidsbrede karakter van voorzieningen. Dit spanningsveld is een blijvend punt van aandacht.
Toelichting per voorziening Standaarden (incl. pas-toe-of-leg-uit-lijst) Standaarden bevorderen het uitwisselen van gegevens tussen overheidsorganisaties. Forum Standaardisatie beheert de ‘pas toe of leg uit’-lijst met verplichte open standaarden die gelden voor de gehele publieke sector. Ten aanzien van de adoptie van informatieveiligheid-standaarden wordt aangegeven wanneer de adoptie bij de deelnemers aan het Nationaal Beraad snel genoeg gaat (streefbeeld). De daadwerkelijke adoptie van deze standaarden wordt vier keer per jaar gemonitord. Onderdeel van de tijdsplanning is de adoptie van de verplichte standaarden van de lijst met verplichte standaarden21 in de GDI-voorzieningen zelf. Dit wordt in samenhang met het wetgevingstraject Wet GDI, dat o.a. het aansluiten op voorzieningen regelt, bezien. Daarnaast worden acties opgenomen die de leden van het Nationaal Beraad nemen, om het gebruik van standaarden actief te stimuleren. Adoptie van standaarden (met de nadruk op de standaarden rond informatieveiligheid) wordt het hoofdpunt van het Werkplan 2016 van het Forum Standaardisatie. Het Forum doet desgevraagd een kwaliteitstoets op de GDI-voorzieningen (twee reeds gedaan, twee worden momenteel uitgevoerd).
20
VenJ is beleidsmatig verantwoordelijk voor de onderwerpen cybersecurity en Informatieveiligheid. Deze verantwoordelijkheid zal zij invullen in nauwe samenwerking met andere departementen, beheerorganisaties en de uitvoering opdat er optimaal wordt samengewerkt en kennis wordt gedeeld. 21 Verplicht in de vorm van een ‘pas-toe-of-leg-uit’ regime.
62
PKIoverheid Digitale certificaten zijn nodig om de betrouwbaarheid van informatie-uitwisseling, via e-mail en websites en over netwerken, conform Nederlandse wetgeving te waarborgen. Een certificaat is als het ware een legitimatiebewijs van een website of ICT-systeem. PKIoverheid is het certificaat dat waarborgt dat een dienstafnemer met een officiële overheidsinstantie communiceert. In juni 2016 zal het Agentschap Telecom het toezicht op het PKIoverheid-stelsel overnemen van Logius. Digipoort (OTP, PI en KIS) Digipoort regelt het berichtenverkeer tussen overheid en bedrijfsleven. Overheden kunnen Digipoort inzetten om bedrijfs- en ketenprocessen te automatiseren. Digipoort bestaat uit twee onderdelen: Digipoort OTP en Digipoort PI. OTP staat voor Overheidstransactiepoort en regelt basaal de logistieke kant van het berichtenverkeer. PI staat voor Procesinfrastructuur en kan ook berichten inhoudelijk ‘uitlezen’ en daarop controles uitvoeren. Voor 2016 staat de migratie van Digipoort OTP naar Digipoort KIS gepland en wordt deze succesvol afgerond. De sector handel en transport heeft veel raakvlakken met het thema duurzaamheid, bijvoorbeeld synchromodaal vervoer. De gegevensuitwisseling via Digipoort kan bijdragen aan het verhogen van duurzaamheid, bijvoorbeeld door betere achterlandverbindingen, gebruik van milieuvriendelijke vervoersmodaliteiten, en effectievere inspecties. Het gebruik wordt daarmee verbreed naar de sectoren veiligheid en duurzaamheid. Daarnaast hebben Justid en Logius afspraken gemaakt om intensiever met elkaar samen te werken. Als deze knooppunten met elkaar verbonden raken, heeft VenJ met Digipoort een vaste oplossing voor gegevensuitwisseling met partijen buiten de justitiële keten. Synergie met andere voorzieningen zoals Digilevering en de Berichtenbox voor Bedrijven wordt onderzocht. Dat vereist een investering, die zich terugbetaalt als blijkt dat er minder bouwstenen nodig zijn. Daarnaast wordt voor specifiek Digipoort een internationale rol geambieerd, mogelijk zelfs als e-SENS-bouwsteen. Bespreken verkenningen naar de mogelijkheden tot inbeheername van of regie op overheidsbreed gebruik van een tool (Ma3tch) en FIU.NET die geanonimiseerde matching van persoonsgegevens binnen een decentraal netwerk mogelijk maakt. Onderzoeken welke publieke alternatieven er zijn voor Digipoort en mogelijke interventies hierop22. Onderzoek naar de haalbaarheid van de roep vanuit het bedrijfsleven en het Topsectoren beleid aan de overheid om informatie te delen met het bedrijfsleven (G2B) en gegevensuitwisseling tussen overheden onderling (G2G) om het logistieke proces te optimaliseren. Steeds meer overheidspartijen willen gegevens hergebruiken, om processen efficiënter uit te voeren en administratieve lasten te verlagen. Voor Digipoort wordt in 2016 besloten over een financieringsmodel waarin helder is wat generiek is aan Digipoort en daarmee generiek gefinancierd zou kunnen worden en welke onderdelen specifiek zijn en daarmee door de opdrachtgever zelf gefinancierd moet worden. Deze afspraken moeten langdurig zijn en rekening houden met de hierboven genoemde (door)ontwikkelingen. Diginetwerk Diginetwerk is het besloten netwerk van de overheid. Diginetwerk maakt het uitwisselen van gegevens met een hoge mate van beveiliging mogelijk tussen overheden. Diginetwerk bestaat uit een aantal aan elkaar gekoppelde, specifieke, besloten overheidsnetwerken. Diginetwerk zal in 2016 in het teken staan van de bestendigen van de governance, het eenduidig beleggen van rollen, taken en verantwoordelijkheden voor deze voorziening.
22
Dit naar aanleiding van het kiezen door CIOT en TRIP voor alternatieve gegevensuitwisselingsystemen, in casu DJI/JUSTID.
63
Het definiëren van een visie en beleidskader over de gewenste ontwikkelrichting van Diginetwerk en het verkrijgen van een trusted netwerk voor uitwisselen overheidsgegevens. De vraag naar meer netwerkcapaciteit van de overheid leidt tot forse investeringen in sneller, nieuwer en vooral uitgebreider netwerk. Een verkenning hiertoe is nodig om de juiste besluiten te kunnen nemen. Net als dat we het waterbeheer ondergebracht hebben bij de overheid moeten we ook het digitale netwerk onder brengen bij de overheid. In 2016 wordt onderzocht wat de invloed van het internet der dingen op Diginetwerk is en hoe eventuele koppeling met niet-fysieke, besloten netwerken op een veilige wijze tot stand gebracht kan worden. Voor Diginetwerk wordt in 2016 een financieringsmodel uitgewerkt waarin duidelijk is wat aan welke voorziening, van Diginetwerk gebruikmakend, moet bijdragen en waarin rekening is gehouden met mogelijke stijging in kosten door bovengenoemde (door)ontwikkelingen.
Nederlandse Overheid Referentie Architectuur (NORA) De Nederlandse Overheid Referentie Architectuur (NORA) bevat principes, beschrijvingen, modellen en standaarden voor het ontwerp en de inrichting van de elektronische overheid. Het is een instrument dat door overheidsorganisaties kan worden gebruikt in de verbetering van de dienstverlening aan burgers en bedrijven. In 2009 is NORA door het kabinet vastgesteld als norm voor de overheid. De NORA heeft twee opdrachten: het vastleggen van afspraken in normatieve principes (waarop pas-toe-of-leg-uit van toepassing is) en het faciliteren van de community van architecten die werken aan de digitale overheid. Speerpunten voor 2016 zijn: De GDI, de doorontwikkeling daarvan,het stelsel van overheidsgegevens en de uitwerking van het rotondemodel zullen hun beslag krijgen in de NORA zodat deze ontwikkelingen zijn geborgd en voor iedereen helder zijn. De koppeling tussen NORA en Europese architecturen en raamwerken (EIRA/EIF) wordt onderzocht om zo een eenduidige aansluiting op Europa voor gegevensuitwisseling te bewerkstelligen. Informatieveiligheid Het Digiprogramma biedt een kans om op het domein van informatieveiligheid een grote stap in de goede richting te zetten. Ten aanzien van de GDI is overheidsbrede samenwerken op gebied van informatieveiligheid een ontwikkelpunt23. De overheidsbrede samenwerking is op een aantal fronten reeds in gang gezet, zoals het gezamenlijk afkopen van de NEN- normen voor de gehele overheid (Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen), alsook met het nummerplan voor IPV6. Met de ontwikkeling van de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) zal die samenwerking in 2015 en 2016, overheidsbreed, nadere aandacht krijgen. Gezamenlijk expertise opbouwen, gezamenlijk calamiteitenbeleid, ketenbrede calamiteit afhandeling, meldwil in plaats van meldplicht, samenwerking op preventie, detectie, analyse, aangiftes en het nemen van maatregelen om risico’s voor de hele GDI af te dekken in plaats van per organisatie. Het is nodig de organisatiecompliance te laten vervangen door ketencompliance. Hierdoor wordt het ketenbelang om compliant te zijn van groter belang dan je eigen compliance in te richten. Hierbij kunnen ook efficiencyvoordelen worden behaald. Duidelijk is dat om informatieveiligheid op een juiste wijze te agenderen en vorm te geven er, meer dan in het verleden, nauw moet worden samengewerkt door beleid, uitvoering en toezicht. Dit is een blijvend punt van aandacht.
23
Bijvoorbeeld het toewerken van sectorale baselines naar een overheidsbrede baseline (BIO) als een gedeelde ambitie voor 2016/2017. Mogelijk gecombineerd met traject om te voldoen aan nieuwe normen NEN: ISO/IEC 27001/2: 2013 (BIR en BIG zijn nog gebaseerd op oude normen)
64
Vanuit de opdracht van de Digicommissaris wordt bekeken hoe de overheidsbrede sturing op informatiebeveiliging meer samenhang maar ook meer doorzettingsmacht kan krijgen. Die is er veelal wel op organisatieniveau, maar nog niet in alle gevallen overheidsbreed. Ook moet de relatie met aanpalende thema’s zoals rijks/overheidscloud worden geborgd. Overheidsbreed worden de toezichtsarrangementen ten aanzien van informatieveiligheid in relatie tot de GDI in kaart gebracht en wordt bezien waar dit beter en efficiënter kan. Ook om de audit-last van overheidsorganisaties te verlagen. Verkenning van sectorale baselines naar BIO onder leiding van BZK en VNG in het kader van het ENSIA project. Verkenning ‘van Rijkscloud naar Overheidscloud’ (verkenning van m.n. informatieveiligheid en kostenbesparingen) onder verantwoordelijkheid van BZK.
Webrichtlijnen (onderdeel van standaarden) Mensen verwachten ook dat ze goede toegang hebben tot de online dienstverlening en informatieverstrekking van de overheid. Toepassing van de open standaard webrichtlijnen op websites en apps bevordert die toegankelijkheid.
65
Aanbiedingsformulier
Contactpersoon Daisy Geurts
[email protected]
Betreft Oplegger nota invulling efficiencykorting en doorbelastingstaakstelling
Datum 13 oktober 2015 Kenmerk 2015-0000618826 Bijlagen 1
In de Regieraden van oktober 2015 is gesproken over de door de regieraden gewenste en haalbaar geachte invulling van de efficiencykortingen en doorbelastingstaakstelling. De beleidsverantwoordelijken, opdrachtgevers en beheerders voor de voorzieningen hebben behoefte aan duidelijkheid over welke efficiencykorting en doorbelastingstaakstelling op welk moment waar neer gaan slaan en aan kaders waarbinnen –onder regie van de Digicommissaris- de efficiencykorting en de doorbelastingstaakstelling kunnen worden verwerkt in de bestedingsplannen 2017 en verder. Efficiencykorting (5 mln. in 2017, 10 mln. in 2018, 15 mln. in 2019) Voor het invullen van de efficiencykorting zijn meerdere opties, die beschreven zijn in bijgaande notitie. Er zijn daarvan drie opties die op draagvlak van de regieraden lijken te kunnen rekenen: 1. Efficiencykortingen versleutelen over voorzieningen die een beroep doen op de Aanvullende Post1, waarbij de korting naar rato van het beroep op de Aanvullende Post aan de afzonderlijke voorzieningen wordt toebedeeld en door specifieke maatregelen wordt ingevuld; dit zal dan bij de bestedingsplannen vanaf 2017 zichtbaar moeten worden gemaakt. 2. De kortingen worden ingevuld door portfoliomanagement (schrappen dan wel samenvoegen van voorzieningen die een beroep doen op de Aanvullende Post) 3. De kortingen worden ingevuld door efficiencymaatregelen bij beheerorganisaties. Gevraagde besluiten: 1. Het Nationaal Beraad wordt gevraagd om aan te geven welke optie(s) haar voorkeur heeft/hebben; 2. Indien optie 1: Het Nationaal Beraad vraagt aan BZK en EZ om onder regie van de Digicommissaris met een voorstel te komen voor de versleuteling van de korting over de voorzieningen.
1
Niet alle voorzieningen van de GDI doen een beroep op de Aanvullende Post. Op voorzieningen van de
GDI die volledig uit de eigen begroting van BZK of EZ worden gefinancierd, kunnen binnen de huidige verantwoordelijkheidsverdeling en besturingsstructuur met een efficiencykorting of doorbelastingstaakstelling geen ontvangsten worden gerealiseerd die terugvloeien naar de Aanvullende Post.
Postbus 20011 2500 EA Den Haag |
[email protected] | www.digicommissaris.nl
Aanbiedingsformulier Oplegger nota invulling efficiencykorting en
2015-0000618826
doorbelastingstaakstelling
3. Indien optie 2: Het Nationaal Beraad vraagt aan EZ en BZK om onder regie van de Digicommissaris met een voorstel te komen voor besparingen door portfoliomanagement. 4. Indien optie 3: Het Nationaal Beraad vraagt aan de eigenaar van Logius om in overleg met de Digicommissaris met een voorstel te komen om (een deel van) de efficiencykorting in te vullen door efficiencymaatregelen bij de beheerorganisatie.
Doorbelastingstaakstelling (15 mln. per jaar vanaf 2017) Er zijn meerdere opties om de taakstelling in te vullen, zien hiervoor bijgaande notitie. Ten aanzien van de doorbelastingstaakstelling kan op basis van de regieraden2 geconcludeerd worden dat er daarvan twee varianten zijn, die haalbaar worden geacht: 1. De doorbelastingstaakstelling wordt verdeeld over alle GDI voorzieningen die een beroep doen op de Aanvullende Post1. Nadeel hiervan is dat de verwervingskosten relatief groot zijn (voor iedere voorziening moet een factureringssysteem worden ingericht) en dat de basis voor de doorbelasting onduidelijk is. 2. De doorbelastingstaakstelling wordt verdeeld over een beperkt aantal voorzieningen, daar waar concrete mogelijkheden zijn om doorbelasting in te vullen naar rato van gebruik en/of baten en/of profijt. Dat gaat dan om transactiegeoriënteerde voorzieningen die een zekere schaalgrootte hebben en waar sprake is van toerekenbare baten, profijt of gebruik. Bezien vanuit de Aanvullende Post zijn dat de voorzieningen MijnOverheid, DigiD en Digipoort3.
Gevraagde besluiten: a. b.
2
Het Nationaal Beraad besluit dat de doorbelastingstaakstelling vanaf 2017 zal neerslaan op de voorzieningen MijnOverheid, Digipoort en DigiD. Het Nationaal Beraad vraagt aan EZ en BZK om, onder regie van de Digicommissaris en in samenspraak met (betrokken) departementen en medeoverheden, voor eind 2015 met een voorstel te komen hoe op de genoemde voorzieningen een doorbelasting kan worden ingericht. Daarbij kan voor Mijnoverheid en Digipoort worden gedacht aan een tarief per eenheid en bij DigiD aan een doorbelastingtarief per eenheid aan private organisaties met een publieke taak die gebruik maken van DigiD. De voorstellen zullen in januari worden besproken in de regieraden en in het Nationaal Beraad in februari worden vastgesteld, zodat e.e.a. geëffectueerd kan worden om in 2017 de benodigde ontvangsten te genereren.
MFG heeft voorkeur uitgesproken voor verdeling conform verdeelsleutel, dat wordt niet wenselijk
geacht door andere partijen. 3
In principe zou een doorbelasting op eFactureren ook kunnen, maar het volume is daar nog te laag.
de Digicommissaris
Pagina 2 van 2
Nota
Contactpersoon Daisy Geurts
[email protected]
Aan Nationaal Beraad Digitale Overheid Datum
Van
13 oktober 2015
Digicommissaris Kenmerk
Betreft
2015-0000618827
Invulling efficiencykorting en doorbelastingstaakstelling Bijlagen
Met de vorming van de Aanvullende Post is het in het verleden ontstane tekort op de huidige GDI-voorzieningen structureel opgelost. Bovendien is met de ‘Leidraad Financiën’ een proces afgesproken waarmee voorkomen moet worden dat nieuwe financiële problemen kunnen ontstaan. Met de vorming van de Aanvullende Post is ook een efficiencykorting toegepast. Bovendien is bepaald dat een deel van het benodigde geld zou worden gevonden in een doorbelasting op het bestaande portfolio. Er is nog geen besluit genomen over het verwerken van deze efficiencykorting en de doorbelasting in de vastgestelde budgetten. Daarnaast ontstaan nu nieuwe financieringsvraagstukken als gevolg van nieuwe plannen, die voortvloeien uit het Digiprogramma dan wel uit politieke wensen.
Inleiding De ministerraad van 6 maart 2015 heeft het financiële kader voor de voorzieningen van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) (exclusief de basisregistraties) vastgesteld. Het begrote budget voor 2016 was € 176,9 mln. Hier heeft de ministerraad een efficiencykorting opgelegd, en een specifieke korting op de voorzieningen MijnOverheid en eID/DigiD. Daarnaast is vanaf 2017 uitgegaan van €15 mln. ontvangsten uit doorbelasting per jaar. Hiermee is een aantal taakstellingen ontstaan. Schematisch ziet dit er als volgt uit:
Postbus 20011 2500 EA Den Haag |
[email protected] | www.digicommissaris.nl
2015-0000618827
Nota
Opbouw meerjarig beschikbare middelen huidige GDI, incl. korting specifiek, doorbelasting en efficiency: begroot versus vastgesteld.
In deze notitie wordt allereerst ingegaan op de invulling van de efficiencymaatregel. Deze is op verschillende manieren mogelijk. Daarna wordt kort ingegaan op de mogelijkheden om de doorbelasting budgettair te verwerken. In procesmatige zin worden hiervoor een aantal scenario’s beschreven. Inhoudelijke uitwerking moet, na de keuze voor een scenario, nog plaatsvinden. Tot slot wordt ingegaan op de mogelijkheden voor de dekking van de resultererende financieringsvraag.
De efficiencymaatregel De generieke efficiencykorting, die opgelegd is vanaf 2017, kan op een aantal manieren ingevuld worden: 1. De efficiencykorting wordt versleuteld over de GDI-voorzieningen die een beroep doen op de Aanvullende Post1; de korting wordt naar rato van het beroep op de Aanvullende Post aan de afzonderlijke voorzieningen toebedeeld en door specifieke maatregelen ingevuld. 2. De efficiencykorting wordt toebedeeld aan 1 of meerdere specifieke voorzieningen. Aandachtspunt bij 1 en 2 is de vraag of volstaan kan worden met het verlagen van de budgetten of dat zichtbaar moet worden gemaakt op welke manier en met welke maatregelen de efficiencykorting is verwerkt. Het laatste is bewerkelijker, maar transparanter en maakt het mogelijk om vervolgvoorstellen te kunnen beoordelen.
1
Niet alle voorzieningen van de GDI doen een beroep op de Aanvullende Post. Op voorzieningen van de GDI die volledig uit de eigen begroting van BZK of EZ worden gefinancierd, kunnen binnen de huidige verantwoordelijkheidsverdeling en besturingsstructuur met een efficiencykorting of doorbelastingstaakstelling geen ontvangsten worden gerealiseerd die terugvloeien naar de Aanvullende Post.
de Digicommissaris
Pagina 2 van 5
2015-0000618827
Nota
3. De kortingen worden niet ingevuld en jaarlijks wordt bij de begrotingsvoorbereiding gestuurd op het beschikbare financiële kader voor de voorzieningen die een beroep doen op de Aanvullende Post. 4. De kortingen worden ingevuld door portfoliomanagement (schrappen dan wel samenvoegen van voorzieningen) dan wel efficiencymaatregelen bij beheerorganisaties.
De doorbelastingstaakstelling Vanaf 2017 is een doorbelasting ingeboekt op het bestaande portfolio ter grootte van € 15 mln. per jaar. De volgende varianten dan wel combinaties daarvan zijn mogelijk om deze doorbelasting in te vullen:2 1. De doorbelasting wordt verdeeld over een beperkt aantal voorzieningen, daar waar concrete mogelijkheden zijn om doorbelasting in te vullen naar rato van gebruik en/of baten en/of profijt. Voorstellen hiervoor moeten gedaan worden door de beleidsverantwoordelijken voor de voorzieningen. De Digicommissaris kan hierin een adviesrol vervullen. Onderzocht moet worden of en zo ja welke wetgeving noodzakelijk is om de doorbelasting mogelijk te maken naar burgers, bedrijven, of sectoren (pensioenfondsen, zorgverzekeraars) en een verdeling over deze doelgroepen moet tot stand worden gebracht, zodat doorvertaling van de doorbelastingsreeks naar de desbetreffende begrotingen kan plaatsvinden. 2. De doorbelasting wordt verdeeld over alle GDI-voorzieningen die een beroep doen op de Aanvullende Post. Per GDI-voorziening wordt door de beleidsverantwoordelijke een plan gemaakt om (een deel van de) kosten in rekening bij de partijen die gebruik maken van de voorziening. 3. De doorbelasting wordt niet ingevuld. Dit heeft als gevolg dat er minder financiële ruimte is. Het Nationaal Beraad stuurt jaarlijks op het beschikbare budgettaire kader, waarbij bijvoorbeeld de doorbelastingstaakstelling naar rato van het beroep op de Aanvullende Post op het budget per voorziening in mindering kan worden gebracht. 4. De doorbelasting wordt ingevuld door een korting op de departementale begrotingen via de bij op 6 maart 2015 door de MR vastgestelde verdeelsleutel. Deze doorbelasting is gebaseerd op het gebruik via een staffel. 5. Het Nationaal Beraad dient via de beleidsverantwoordelijke departementen bij Voorjaarsnota 2016 een claim in ter hoogte van de doorbelastingstaakstelling. Aandachtspunt hierbij is dat een reeds eerder genomen besluit van de ministerraad heroverwogen moet worden. Dit kan alleen wanneer sprake is van nieuwe, niet-beïnvloedbare ontwikkelingen. Daarvan is hier vooralsnog geen sprake.
2
Hier geldt een vergelijkbare redenering als onder voetnoot 1.
de Digicommissaris
Pagina 3 van 5
2015-0000618827
Nota
Specifieke kortingen per voorziening Naast de generieke efficiencymaatregel (zie hierboven) is ook een korting doorgevoerd op specifiek de voorzieningen Mijn Overheid (2017 en verder: € 1 mln) en eID/DigiD (2017: € 1,2 mln; 2018: € 5,3 mln; 2019 en latere jaren: € 9,7 mln)3. Het beroep op de Aanvullende Post is navenant verlaagd. De kortingen zitten in de departementale begrotingen en daarmee in de budgetten. Het is ook hier van belang dat inzichtelijk wordt gemaakt welke keuzes worden gemaakt om invulling te geven aan deze kortingen, om te voorkomen dat ingeboekte bedragen opnieuw terugkeren op de agenda. Daarnaast leidt toenemend gebruik van voorzieningen, al dan niet veroorzaakt door nieuwe wetgeving tot een stapeling van problematiek. Bij het invullen van de besparingsreeksen zal hier rekening mee moeten worden gehouden; inzichtelijk moet worden gemaakt welke effecten de kortingen hebben op (de kwaliteit van het) voorzieningenniveau.
Resultante: financiële dekking per voorziening Afhankelijk van de keuzes die worden gemaakt om de efficiencykorting en de doorbelastingstaakstelling te realiseren, ontstaat er een financieringsvraagstuk bij de verschillende voorzieningen. Dat financieringsvraagstuk komt bovenop vraagstukken die er zijn of komen vanwege nieuwe plannen, niet begrote volumegroei en/of financiële tegenvallers. Met betrekking tot de dekking van deze tekorten is in het Nationaal Beraad van 10 februari 2015 een aantal afspraken gemaakt, waaronder: 1. Beleidswensen en -mutaties ten aanzien van bestaande maar ook toekomstige GDIvoorzieningen worden inclusief financiële gevolgen en voorzien van dekking ingebracht in de governance zoals die in het Nationaal Beraad van 30 september 2014 is vastgesteld (Regieraden – Nationaal Beraad – Ministeriële Commissie Digitale Overheid). 2. Er is vooraf overeenstemming over de omvang en beschikbaarheid van financiële middelen voor de gehele life-cycle van de voorziening. Daarmee is de omvang van beschikbaarheid bepalend voor de inhoud, omvang en kwaliteit van het voorzieningenniveau GDI. 3. Er is bereidheid van partijen om bij te dragen in de ontwikkeling van een voorziening en indien daartoe wordt besloten ook de investering en structurele kosten van onderhoud, beheer en noodzakelijke doorontwikkeling. Kern is dat partijen bijdragen voor besluiten die worden genomen. 4. Dekking van de financiële gevolgen is voor toekomstige voorzieningen vooraf geregeld middels een van onderstaande dekkingsmogelijkheden. Daarbij kan dekking komen van overheidsorganisaties maar ook (deels) van (private) partijen buiten de overheid. Financiering binnen de overheid Dekking uit de eigen departementale begroting
3
Gebruiksgerelateerde financiering binnen overheid Tarief voor gebruik door overheidsorganisatie
Gemeenschappelijk baten management binnen overheid Inzet van baten surplus
Dekking (deels) buiten overheid
Beprijzen van privaat gebruik
De efficiencykortingen op de voorzieningen MijnOverheid en eID/DigiD voor 2015 en 2016 zijn al in de
bestedingsplannen verwerkt.
de Digicommissaris
Pagina 4 van 5
2015-0000618827
Nota
Financiering binnen de overheid
Gebruiksgerelateerde financiering binnen overheid
Generaal n.a.v. ingediende claim bij Begrotingsvoorbereiding.
Ex-ante budgetoverheveling o.b.v. verdeelsleutel
Gemeenschappelijk baten management binnen overheid
Dekking (deels) buiten overheid
Beprijzen registratie of inschrijving Beprijzen van ‘aanschaf middel’
5. Voor bestaande voorzieningen wordt waar mogelijk en relevant gekeken naar financiële dekking op basis van gebruik door derde partijen (privaat, burgers, etc.). 6. Volume ontwikkeling komt in principe voor rekening van de veroorzaker. Dan wel worden met betrokken partijen afspraken gemaakt om volumegroei anders op te vangen bijv. middels doorbelasting. De uitkomsten van het Nationaal Beraad worden in het Digiprogramma en de bestedingsplannen 2017 verwerkt.
de Digicommissaris
Pagina 5 van 5
Nota
Contactpersoon Rogér van Lier
[email protected]
Aan Nationaal Beraad Digitale Overheid Datum
Van
13 oktober 2015
Digicommissaris Kenmerk
Betreft
2015-0000618799
Uitputtingsoverzicht GDI 2015 en doorkijk 2016 Bijlagen 1
Het Nationaal Beraad wordt gevraagd: 1) Kennis te nemen van voorliggend overzicht van de uitputting van de GDI voorzieningen voor 2015 en de conclusie dat sprake is van een onderuitputting van €9,7 miljoen in 2015. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door verschuiving van middelen voor stelselvoorzieningen van 2015 naar 2016, nog beschikbare middelen op de Aanvullende Post en afrekening iNUP-gelden. 2) Een besluit te nemen over de onderuitputting van 2015 (€9,7 miljoen). Drie mogelijke opties zijn: a) Inzetten uitputting voor knelpunten 2015 (nog nader te specificeren); b) Terugstorten naar alle partijen langs de verdeelsleutel; c) Betrekken van de onderuitputting 2015 bij de Begrotingsvoorbereiding 2017/Voorjaarsnota 2016. (advies van de Digicommissaris).
Uitputtingsoverzicht Conform de afspraak gemaakt in het Nationaal Beraad van 7 juli 2015, ligt een overzicht voor van de uitputting van de GDI voorzieningen. De cijfers zijn aangeleverd door de beleidsverantwoordelijke departementen (BZK en EZ), gevalideerd door de controllers en in afstemming met de beheerorganisaties (Logius en Dictu). De cijfers geven de verwachte uitputting ultimo 2015 weer. Eventuele mee- of tegenvallers in het beheer en de exploitatie, worden door de beheerorganisaties in 2016 afgerekend met het moederdepartement. Deze afrekening is voor zover mogelijk al meegenomen in de doorkijk van het cijferbeeld 2016 die ook is opgenomen in het overzicht.
Postbus 20011 2500 EA Den Haag |
[email protected] | www.digicommissaris.nl
2015-0000618799
Nota
Opgaven uitputtingsbeeld 2015 doorwerking 2016: BZK en EZ
Dienstverlening 1 MijnOverheid Identificatie & Authenticatie 2a DigiD 2b DigiD overig 3 eID BZK
2015
2016
0,0
0,0
0 2,3 -1,0
0 2,6 -5,8
Gegevens 4 Stelselvoorzieningen 5 Aansluitondersteuning
3,2 0,2
Interconnectiviteit 6 Digipoort KIS
2,1
-1,7
Totaalbeeld opgaven uitputting
6,8
-4,9
7 8
1,1 2,0
2,7
9,9
-2,2
Totaal
Meevaller iNUP uitgaven Restant aanvullende post
Zie voor een nadere toelichting op de cijfers bijlage 1. Advies inzet onderuitputting 2015 Digicommissaris Naar het zich laat aanzien is in 2016 en verder aanvullende financiering nodig, om die reden wordt voorgesteld om de middelen over te hevelen naar 2016 en te betrekken bij de Begrotingsvoorbereiding 2017/Voorjaarsnota 2016. Hoe dit technisch te verwerken, is van nadere orde. Hiervoor is instemming nodig van het ministerie van Financiën.
de Digicommissaris
Pagina 2 van 3
2015-0000618799
Nota
Bijlage 1 Toelichting uitputtingsoverzicht DigiD overig Er zijn in 2015 incidenteel lagere kosten voor o.a. DigiD assessments (€ 1,2 mln). Daarnaast zijn uit de Aanvullende Post voor de voorziening DigiD middelen aangevraagd. Hiervoor was al budget beschikbaar. Dit betreft de Fraudemiddelen. Daarmee valt structureel € 1,1 mln terug naar de Aanvullende Post. In 2016 vindt de afrekening van de opdrachtbrief DigiD aan Logius plaats. Hiermee valt € 1,5 mln in 2016 vrij voor de begroting van BZK. Daarnaast komen hier ook de Fraudemiddelen € 1,1 mln terug. eID BZK Bij eID is in 2015 een opdrachtbrief voor een lager bedrag verstrekt in 2015 (0,1 mln). Verder zijn er in 2015 meerkosten voor de kwartiermakerfase: de inbeheername van het koppelregister (€ 0,1 mln), kosten van technische voorzieningen voor de pilot Publiek middel (eRijbewijs en eNIK: € 0,8 mln) en ondersteuning van de gedelegeerd opdrachtgever (€ 0,2 mln). In 2016 zijn er meerkosten voor ontwikkelkosten Publiek middel (€ 1,7 mln), meerkosten Pilot RDW (€ 1,1 mln), voor aanpassingen bij de RVIG (€ 0,4 mln), en voor het koppelregister (€ 2,6 mln). Stelselvoorzieningen Bij de stelselvoorzieningen is sprake van contracten uit 2014 die doorliepen in 2015. De kosten werden begroot bij BZK, maar zijn daar niet gerealiseerd. Dit leidt tot een meevaller van € 3,2 mln. in 2015. Aansluitondersteuning Bij Aansluitondersteuning voor MijnOverheid worden de verwachte kosten niet helemaal gemaakt. Hiermee valt € 0,2 mln vrij in 2015. Digipoort KIS Door vertraging in de ontwerpfase zal de dienstverlening later aanvangen. Het grootste deel van de ontwerpactiviteiten zal plaatsvinden in de eerste helft van 2016. Dit leidt tot een onderuitputting in 2015 van € 2,1 mln en een overschrijding in 2016 van € 1,7 mln. Meevaller iNUP uitgaven Door de afrekening van de opdrachtbrief iNUP komt in 2015 eenmalig € 1,1 mln beschikbaar.
de Digicommissaris
Pagina 3 van 3
Nota
Contactpersoon Rogier van Lier
Aan
Datum
Nationaal Beraad Digitale Overheid
16 oktober 2015
Van
Kenmerk
Digicommissaris
2015-0000614988
Betreft
Bijlagen
Financiering stelsel van basisregistraties
-
Financieel overzicht stelsel van basisregistraties. De Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) bestaat uit GDI-voorzieningen, standaarden en basisregistraties. Voor wat betreft de huidige GDI-voorzieningen en de standaarden is bij afgelopen Voorjaarsnota 2015 /Begroting 2016 overzicht en inzicht gegeven en is gekomen tot een financiële oplossing. Met betrekking tot de basisregistraties was ten tijde van de uitvraag discussie over de herkenbaarheid van de cijfers. De nadere precisering is toen met instemming van het Nationaal Beraad uitgesteld tot de tweede helft van 2015. In het Nationaal Beraad van 8 september jl. hebben de betrokken partijen medewerking toegezegd bij een uitvraag van de actuele cijfers met betrekking tot de basisregistraties. Bij deze uitvraag zijn vanwege de complexiteit niet alleen de directies FEZ maar ook andere onderdelen betrokken. Op voorhand was bekend dat er een grote diversiteit is in de wijze waarop kosten van de basisregistraties worden geregistreerd en toegekend. Om een overzicht op te stellen voor het Nationaal Beraad op basis waarvan een effectief gesprek kan plaatsvinden is meer tijd nodig. Dit heeft als consequentie dat eventuele in 2015 aflopende financiële arrangementen met een jaar moeten worden verlengd. Genoemd financieel overzicht zal in het eerste Nationale Beraad van 2016 (2 februari 2016) worden geagendeerd. Daarnaast zullen de belangrijkste strategische vragen worden geagendeerd die tijdens het proces van het opstellen van genoemd overzicht naar voren komen. Ondermeer op het gebied van Open Data, (door)ontwikkeling volumegroei en financiering van het gebruik. In het Nationaal Beraad van februari kan vervolgens de gezamenlijke strategie worden bepaald ten behoeve van de begrotingsronde 2017(Voorjaarsnota 2016) en/of het Regeerakkoord. De Digicommissaris neemt daarbij nadrukkelijk niet de inhoudelijke en budgettaire verantwoordelijkheid over van de betrokken partijen. Hij wil vanuit zijn regierol bezien of er wellicht samenhang en verbinding kan worden gelegd tussen de diverse items binnen de GDI om zo te komen tot aantal hoofdlijnen en deze te agenderen in het Nationaal Beraad en/of de MCDO.
1
Nota financiering stelsel van basisregistraties
2015-0000614988
Gevraagde besluiten 1. Instemmen met verlengen van eventueel in 2015 aflopende financiële afspraken/arrangementen met 1 jaar. 2. Instemmen met het agenderen van het financiële overzicht en strategische vragen voor het eerste Nationale Beraad in 2016.
de Digicommissaris
Pagina 2 van 2
Aanbiedingsformulier
Contactpersoon Caroline Schoots
[email protected]
Betreft Aanbiedingsformulier Implementatieagenda Digitaal 2017 Datum 16 oktober 2015 Kenmerk 20151103.04.01 Bijlagen Implementatieagenda Digitaal 2017 versie 1.1
Ter besluitvorming Het NB wordt gevraagd te besluiten:
In te stemmen met de Implementatieagenda als richtinggevend kader. In te stemmen met het sturingsvoorstel voor operationele en tactische sturing vanuit het Programma Digitaal 2017. In te stemmen met periodieke bespreking van de voortgang in de Regieraad Dienstverlening en – indien nodig en bij uitzondering – in het Nationaal Beraad.
Aanleiding Op de agenda staat de Implementatieagenda Digitaal 2017. De Implementatieagenda geeft weer welke implementatieactiviteiten overheidsbreed zullen worden uitgevoerd om de regeerakkoord afspraak ‘Digitaal 2017’ te realiseren. De doelstelling 2017 uit het regeerakkoord komt in het vizier bij tijdige realisatie van deze agenda. Deze agenda is de afgelopen maanden, onder verantwoordelijkheid van het Programma Digitaal 2017 (BZK, EZ en WenR) in samenwerking met de interbestuurlijke partijen opgesteld. Het proces en de inhoud van de implementatieagenda zijn een aantal keer in de Regieraad Dienstverlening besproken. Tijdens de bespreking in de Regieraad Dienstverlening van 1 september 2015 zijn opmerkingen gemaakt over de relatie met de monitor GDI 2016, de financiering en de sturingslijnen. Deze opmerkingen zijn inmiddels geadresseerd, onder andere in bilaterale afspraken, zie hiervoor in de Toelichting het onderdeel “Follow-up afspraken Regieraad Dienstverlening”. De inhoudelijke doelstelling met de proces- en inhoudelijke uitgangspunten en de resulterende activiteitenlijnen in de Implementatieagenda worden onderschreven door alle partijen. Daarmee ligt de weg open voor uitvoering van de Implementatieagenda. Medeoverheden en uitvoeringsorganisaties zijn daar feitelijk al mee bezig.
Standpunt Digicommissaris De Digicommissaris is van mening dat de doelstelling in het Regeerakkoord om burgers en bedrijven eind 2017 digitaal zaken te laten doen met de overheid, een doelstelling is die interbestuurlijk aandacht vereist. De implementatieagenda Digitaal 2017 is een kader, dat richting geeft aan de inspanningen die medeoverheden en uitvoeringsorganisaties moeten
Postbus 20011 2500 EA Den Haag |
[email protected] | www.digicommissaris.nl
Aanbiedingsformulier
20151103.04.01
plegen om deze doelstelling te halen. De Digicommissaris constateert dat het weergegeven proces en de inhoud van de Implementatieagenda impliceert dat interbestuurlijke overeenstemming aanwezig is om de activiteiten in de Implementatieagenda Digitaal 2017 verder uit te voeren. Het sturingsvoorstel van het Programma Digitaal 2017 geeft hier nadere invulling aan.
Toelichting Inhoudelijke doelstelling en uitgangspunten Het beschreven streefbeeld vanuit de Implementatieagenda Digitaal 2017 is dat burgers, bedrijven en instellingen in 2017 eenvoudig digitaal hun zaken regelen met de overheid. Dit betekent dat: Minimaal het eenvoudig digitaal aanvragen van producten mogelijk is, waarbij voor de meest gebruikte producten vooringevulde formulieren beschikbaar zijn. Overheidsportalen daarop voldoende zijn ingericht en op elkaar afgestemd. Digitale berichten en statusinformatie via één overheidsomgeving te benaderen zijn. Beschikbare gegevens door overheden worden hergebruikt. Burgers, bedrijven en andere organisaties gebruik maken van veilige generieke voorzieningen. De hier onderliggende proces- en inhoudelijke uitgangspunten zijn besproken met vertegenwoordigers van de verschillende groepen overheidsorganisaties en de te nemen acties zijn bij die groepen (gemeenten, provincies, uitvoeringsorganisaties etc.) uitgevraagd. De Implementatieagenda draagt ertoe bij dat de bestaande GDI-voorzieningen breder gebruikt gaan worden en dat alle partijen stappen zetten ter voorbereiding van de komst van de wet GDI. Sturing De feitelijke sturing op de implementatie van de agenda ligt bij de organisaties zelf. Het programma Digitaal 2017 coördineert op operationeel en tactisch niveau: faciliteert het rapportageproces, ondersteunt de verschillende overheidsfamilies tijdens de implementatiefase met formats, inhoudelijk advies en verslaglegging en stuurt op de verdieping van de bouwsteenagenda. Verder rapporteert Digitaal 2017 in november 2015 aan de Tweede Kamer over de voortgang van Digitaal 2017 (met daarin opgenomen de monitor GDI), zorgt Digitaal 2017 voor periodieke (her)ijking van de implementatieagenda en voor halfjaarlijkse metingen op de doelstellingen van het programma en op de voortgang op de agenda. Deze metingen zijn bedoeld om eventuele knelpunten vroegtijdig te kunnen signaleren en het implementatietraject inhoudelijk weer verder te brengen. Voor deze vorm van sturing vanuit het programma Digitaal 2017 worden voor 2016 en 2017 middelen vrijgemaakt op de begroting van BZK. De (voortgang op de) implementatieagenda zal periodiek terugkomen in de Regieraad Dienstverlening en waar relevant ook in de andere regieraden. De voortgangsrapportages in de Regieraad Dienstverlening zijn vooral bedoeld als instrument om overheidsbreed de stand van zaken te bespreken, van elkaar te leren en de te volgen koers te bespreken (en eventueel bij te stellen). De verschillende groepen overheidsorganisaties rapporteren daartoe twee keer per jaar (in maart en in september) over de voortgang. Het programma Digitaal 2017 zal dit rapportageproces faciliteren door het tijdig ophalen van de informatie bij de
de Digicommissaris
Pagina 2 van 4
Aanbiedingsformulier
20151103.04.01
contactpersonen van de verschillende groepen overheidsorganisaties en het samenstellen van de voortgangsrapportage voor de Regieraad. Indien nodig, bijvoorbeeld bij haperingen in de realisatie, en bij uitzondering zal de voortgang op de implementatieagenda ook onderwerp van gesprek zijn in het Nationaal Beraad.
Relatie met Digiprogramma 2016/2017 De Implementatieagenda Digitaal 2017 gaat over de ambitie tot digitalisering van overheidsdienstverlening in brede zin in het kader van de doelstelling van het Regeerakkoord (‘Digitaal 2017‘). Bij die digitalisering van overheidsdienstverlening wordt indien van toepassing gebruik gemaakt van de voorzieningen van de Generieke Digitale Infrastructuur. Digitaal 2017 draagt op die manier bij aan het vergroten van het gebruik van de GDI. De regieraden gaan over het bevorderen van het gebruik van en de samenhang tussen de voorzieningen; in het kader van de implementatieagenda levert Digitaal 2017 een bouwsteenagenda op, die input is voor de doorontwikkel- en beheeragenda voor de verschillende voorzieningen, en de verschillende organisaties stellen aansluitagenda’s op, bestaande uit planningen voor aansluiting op de verschillende GDI-voorzieningen. Een en ander komt samen in het clusterplan Dienstverlening. De uitwerking en uitvoering van deze gezamenlijk opgestelde Implementatieagenda Digitaal 2017 vormt daarmee inhoudelijke input voor het Digiprogramma 2016/2017 en verder.
Digiprogramma 2016/2017 en clusterplannen De uit te voeren activiteiten in de Implementatieagenda zijn uitgewerkt in concrete activiteiten gericht op: het aanbieden van digitale dienstverlening vanuit het perspectief van burgers, bedrijven en andere organisaties en het gebruik ervan (dienstverleningsagenda); het aanscherpen van de (samenhang van de) generieke digitale infrastructuur om de digitale dienstverlening mogelijk te maken (bouwsteenagenda); het aansluiten van overheidsorganisaties op de bouwstenen van de generieke digitale infrastructuur (aansluitagenda). De activiteiten opgenomen in de clusterplannen van het Digiprogramma 2016/2017 zijn getoetst aan de genoemde bouwsteenagenda in de Implementatieagenda. In de genoemde bouwsteenagenda zijn globaal aandachtspunten geformuleerd voor de bouwstenen van de GDI, vaak nog afhankelijk van gezamenlijke bepaling van de strategie, inrichting en vormgeving van eventuele extra functionaliteiten en het beschikbaar zijn van ruimte in het doorontwikkelbudget.
Follow-up afspraken Regieraad Dienstverlening In de Regieraad DV van 1 september is afgesproken dat er een expliciete relatie wordt gelegd tussen de implementatieagenda en de Monitor GDI 2015. Dit is inmiddels gebeurd, de Monitor GDI 2015 wordt meegezonden met de Voortgangsrapportage Digitaal 2017 aan de Tweede Kamer (geplande verzending 19 november 2015). Zodra de monitor is verzonden, zal deze ook worden gepubliceerd op de website van de Digicommissaris: www.digicommissaris.nl.
de Digicommissaris
Pagina 3 van 4
Aanbiedingsformulier
20151103.04.01
BZK heeft Logius gevraagd een ‘uitvoeringstoets’ of aansluitplanning voor Logius en een bijbehorende kostenraming op basis van de implementatieagenda te maken, dus een planning in tijd en in geld. Voor de benodigde analyse is nadere informatie nodig over de planning voor aansluiting en gebruik door individuele organisaties; dit wordt nog uitgewerkt. Indien er aanvullende middelen nodig zijn voor de werkzaamheden van Logius dan loopt dit mee in de bestedingsplannen 2016-2017, waarbij geldt dat aansluitkosten voor de aansluitende organisatie zijn. Naar aanleiding van een vraag tijdens de Regieraad Dienstverlening van 1 september over de governance rond de implementatieagenda is na overleg geconcludeerd dat de governance van de Digicommissaris bruikbaar en toereikend is voor het afstemmen van het vervolgtraject conform het sturingsvoorstel, een nieuwe parallelle governance is nodig noch wenselijk. Over de voortgangsrapportages is afgesproken dat voor de verschillende overheidsfamilies steeds expliciet zal worden aangegeven welke activiteiten betrekking hebben op de GDI en welke activiteiten daar strikt genomen buiten vallen. De voortgangsrapportages zullen ‘licht’ zijn en zo min mogelijk voorbereidingstijd vragen vanuit de verschillende groepen overheidsorganisaties.
Invulling vervolgtraject Om tegemoet te komen aan de inhoudelijke doelstelling in de Implementatieagenda moet de komende twee jaar nog veel werk verzet worden door de verschillende overheidspartijen. De Implementatieagenda werkt daarbij als richtinggevend kader en wordt als zodanig onderschreven door de (vertegenwoordigers van) de verschillende groepen overheidsorganisaties. Verschillende partijen werken op dit moment al aan de uitwerking van plannen van aanpak.
de Digicommissaris
Pagina 4 van 4
Overheidsbrede implementatieagenda digitale dienstverlening 2017
Versie 1.1
Datum
13 oktober 2015
Inhoud
Vooraf ...........................................................................................................4 Managementsamenvatting ...............................................................................5 1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding ................................................................................................... 12 Digitale dienstverlening ................................................................................. 12 Ontwikkeling in plateaus ................................................................................ 13 Concrete uitgangspunten ............................................................................... 14 Positionering van dit document ...................................................................... 17
2 2.1 2.2 2.3
Hoofdlijnen digitale overheidsdienstverlening .......................................... 19 Integrale toegang tot overheidsinformatie ....................................................... 19 Digitaal zaken doen met de overheid .............................................................. 23 Randvoorwaarden op orde ............................................................................. 31
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Activiteiten overheidsorganisaties ........................................................... 34 Departementen ............................................................................................ 34 Grote uitvoeringsorganisaties ......................................................................... 36 Kleine uitvoeringsorganisaties ........................................................................ 37 Provincies .................................................................................................... 39 Gemeenten .................................................................................................. 40 Waterschappen ............................................................................................ 42 Bijlagen Bijlage 1 : Bijlage 2 : Bijlage 3 : Bijlage 4 :
aanzet aanzet aanzet aanzet
detailuitwerking dienstverleningsagenda ................................ 45 detailuitwerking bouwsteenagenda ........................................ 49 detailuitwerking aansluitagenda ............................................ 51 samenhangende implementatieagenda .................................. 53
Noot Deze versie 1.1 verschilt van versie 1.0 (23 juli 2015) door opname van een aangepaste paragraaf 3.1 naar aanleiding van de gespreksronde langs departementen
Pagina 3 van 54
Vooraf
Dit document is de eerste uitwerking van de overheidsbrede implementatieagenda digitale dienstverlening 2017. Deze agenda is opgesteld vanuit het programma Digitaal 2017 (BZK, EZ en W&R) samen met de verschillende overheden. Het programma Digitaal 2017 richt zich op het bevorderen van de overheidsbrede digitale overheidsdienstverlening aan burgers, bedrijven en andere organisaties. Startpunt voor deze uitwerking van de agenda is de opzet die is besproken in de Regieraad Dienstverlening van 31 maart. In deze opzet stonden drie thema’s benoemd met daarbinnen tien samenhangende actielijnen. Deze zijn geformuleerd op basis van gespreksronden met een groot aantal overheidsorganisaties. In de Regieraad Dienstverlening is unaniem besloten dat de verschillende betrokken overheidsorganisaties samen verder toewerken naar een uitgewerkte implementatieagenda, waarbij het programma Digitaal 2017 is verzocht dit traject te coördineren. Digitaal 2017 heeft allereerst op basis van de in de Regieraad besproken agendaopzet een inhoudelijk voorstel voor de uitwerking van de implementatieagenda opgesteld. Deze is in de maanden mei en juni besproken in één of meer ronde tafelbijeenkomsten met de zes ‘overheidsfamilies’: provincies, gemeenten, waterschappen, beleidsdepartementen, kleine en grote uitvoeringsorganisaties. Tijdens de bijeenkomsten zijn de geformuleerde uitgangspunten en hoofdlijnen breder getoetst en aangescherpt. Ook zijn de belangrijkste stappen voor de komende jaren besproken en zijn deze ook al zoveel mogelijk toegespitst op de verschillende ‘overheidsfamilies’. Op onderdelen zal dit nog moeten worden verdiept. De input vanuit de ronde tafelsessies is verwerkt in deze concept implementatieagenda. Leeswijzer Dit document bestaat na een managementsamenvatting uit drie hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk wordt een inleiding gegeven op deze implementatieagenda. Daarbij wordt ingegaan op de verdere ontwikkeling van digitale dienstverlening, worden een aantal uitgangspunten voor deze implementatieagenda beschreven en wordt de positionering van deze agenda ten opzichte van andere ontwikkelingen beschreven. In het tweede hoofdstuk is de implementatieagenda opgenomen. Deze is geordend langs de drie thema’s: integraal toegang tot overheidsinformatie, digitaal zaken doen en randvoorwaarden op orde. Naast het globaal beoogde resultaat in 2017 zijn de belangrijkste activiteiten beschreven. In de bijlage is de eerste vertaling daarvan naar concrete agenda’s voor overheidsbrede dienstverlening, de benodigde aansluitingen en gewenste aanpassingen in bouwstenen opgenomen. In het derde hoofdstuk is de doorvertaling van de implementatieagenda opgenomen zoals deze is opgesteld naar aanleiding van de ronde tafelbijeenkomsten. Op onderdelen wordt nog aan verdere concretisering en completering voor de departementen doorgewerkt.
Pagina 4 van 54
Managementsamenvatting
In het Regeerakkoord is opgenomen dat burgers en bedrijven hun zaken met de overheid in 2017 digitaal kunnen afhandelen. In deze overheidsbrede implementatieagenda digitale dienstverlening 2017 is deze ambitie in samenwerking met alle betrokken overheden vertaald naar meer concrete beelden over integrale toegang tot overheidsinformatie en de manier waarop digitaal zaken doen in 2017 is gerealiseerd. Hiervoor zijn implementatieactiviteiten nodig binnen de gehele overheid, die in deze implementatieagenda op hoofdlijnen en per ‘overheidsfamilie’ (provincies, gemeenten, waterschappen, beleidsdepartementen, kleine en grote uitvoeringsorganisaties) worden beschreven. Deze activiteiten zijn verdeeld in de volgende drie categorieën:
activiteiten gericht op het aanbieden van digitale dienstverlening vanuit het perspectief van burgers, bedrijven en andere organisaties en het gebruik ervan (dienstverleningsagenda); activiteiten gericht op het aanscherpen van de (samenhang van de) generieke digitale infrastructuur om de digitale dienstverlening mogelijk te maken (bouwsteenagenda); activiteiten gericht op het aansluiten van overheidsorganisaties op de bouwstenen van de generieke digitale infrastructuur (aansluitagenda).
De implementatieactiviteiten zullen daarbij voor verschillende overheidsorganisaties sterk variëren. Er zijn overheidsorganisaties die al vergevorderd zijn in de realisatie van de in het Regeerakkoord opgenomen ambitie voor 2017 en er zijn organisaties die daarvoor nog een belangrijke inspanning moeten leveren. De meeste hierna genoemde hoofdactiviteiten zijn voor alle ‘overheidsfamilies’ van toepassing (zie de bijlagen voor een nadere uitsplitsing). Diverse activiteiten zijn echter wel verbijzonderd voor de verschillende ‘overheidsfamilies’. Dienstverleningsagenda Voor het realiseren van digitale dienstverlening en het stimuleren van het gebruik hiervan worden nu al belangrijke stappen gezet door veel overheidsorganisaties. Om het beoogde eindbeeld voor 2017 te realiseren, zijn er specifieke activiteiten nodig op drie terreinen: integrale toegang tot overheidsinformatie, digitaal zaken doen en het ervoor zorgdragen dat de randvoorwaarden op orde zijn. Integrale toegang tot overheidsinformatie Om digitaal zaken te kunnen doen met de overheid, moet overheidsinformatie voor burgers, bedrijven en andere organisaties beter beschikbaar, vindbaar en bruikbaar worden gemaakt. Het gaat daarbij om informatie over hun rechten en plichten, de diensten en producten van de overheid en de manier waarop ze daarvan gebruik kunnen maken. Met toegankelijke overheidsportalen (overheid.nl en Ondernemersplein) wordt de dienstverlening zodanig ingevuld dat burgers, bedrijven en andere organisaties de overheid als één samenhangend geheel beschouwen. Via deze portalen vinden zij betrouwbare en volledige overheidsinformatie als ze niet weten waar ze met hun vraag terecht kunnen. Meer informatie is te vinden via de websites van specifieke overheidsorganisaties en thematische portalen. Door een verbeterde bijhouding van (unieke) informatiebronnen kan dezelfde informatie op verschillende websites en ten behoeve van verschillende doelgroepen worden getoond. De overheidsbrede Pagina 5 van 54
dienstverleningsactiviteiten die nodig zijn om de doelstellingen voor 2017 te behalen, zijn het (zoveel mogelijk gezamenlijk) verbeteren van unieke informatiebronnen en verwijsindices en het (zoveel mogelijk ketengericht) gebruiksvriendelijk presenteren ervan:
in 2015 brengen de verschillende overheden gezamenlijk in beeld wat de huidige en gewenste situatie is ten aanzien van een goed werkend samenstel van informatiebronnen; in 2015 en 2016 verbeteren individuele overheidsorganisaties het informatieaanbod in deze informatiebronnen en regelen het beheer daarvan verder in, waarbij door alle organisaties sterk wordt gestuurd op begrijpelijke, effectieve inhoud en het hanteren van concrete taal; in 2015 maken de verschillende overheden gezamenlijk een plan welke doelgroepen vanuit dienstverlenings- en organisatie overstijgend perspectief moeten worden bediend met specifieke toeleiding en informatie (bijvoorbeeld via themawebsites); Ondernemersplein verbetert in 2015 de beschikbaarheid van doelgroep specifieke informatie voor bedrijven; Ondernemingsdossier verbreedt in 2015 en 2016 het aantal functies; ter bevordering van de gebruiksvriendelijkheid van de digitale dienstverlening gaan individuele overheidsorganisaties uiterlijk in 2016 structureel usability tests uitvoeren om onnodige doorverwijzing naar andere kanalen te voorkomen, de leesbaarheid op verschillende apparaten te verhogen en geleiding van burgers en bedrijven naar de juiste informatie te verbeteren.
Digitaal zaken doen Om de doelstellingen voor 2017 te behalen, moeten de verschillende overheidsorganisaties in de periode tot 2017 in ieder geval de meest gebruikte diensten en producten digitaal gaan aanbieden. Daar waar dienstverlening de grenzen van organisaties overstijgt, optimaliseren de betrokken overheidsorganisaties de ketensamenwerking met behulp van verdere digitalisering. Burgers en bedrijven krijgen een overzicht van hun gepersonaliseerde informatie op respectievelijk MijnOverheid en Ondernemingsdossier, waarmee een opstap wordt gemaakt naar meer regie op de eigen gegevens. Hiervandaan wordt zo nodig doorgelinkt naar persoonlijke domeinen van de betreffende overheidsorganisaties. Ter ondersteuning van meer proactieve dienstverlening sturen individuele overheidsorganisaties burgers en bedrijven in toenemende mate digitale aankondigingen. De meest relevante statusinformatie, kennisgevingen en besluiten ontvangen burgers, bedrijven en andere organisaties dan via hun persoonlijke omgeving (inclusief berichtenboxen). Dat is sneller en overzichtelijker voor hen en goedkoper voor overheidsorganisaties dan papieren post. De hoofdactiviteiten zijn:
uiterlijk in 2017 bieden alle overheidsorganisaties in ieder geval de meest gebruikte producten en diensten digitaal aan op een voor het betreffende product of dienst zo hoog mogelijk volwassenheidsniveau (waarbij geen dienst meer hoeft te worden aangevraagd of gegevens die al bekend zijn bij de overheid niet meer hoeven te worden ingevuld); de verschillende overheden bepalen in 2015 gezamenlijk in welke gevallen digitale aankondigingen verzonden gaan worden, waarna de individuele overheidsorganisaties dit in 2016 en 2017 voor in ieder geval de –nader vast te stellen- meest gebruikte diensten en producten realiseren; uitvoeringsorganisaties en gemeenten breiden het aantal digitale attenderingen tot 2017 verder uit (zoals bij het verlopen van een paspoort); het ministerie van BZK zorgt ervoor dat via het netwerk Gebruikers Centraal en GoedOpgelost kennis wordt gedeeld en goede voorbeelden worden verspreid;
Pagina 6 van 54
het programma Digitaal 2017 initieert in 2015 dat de verschillende overheden gezamenlijk 10 onderwerpen selecteren waarbij vanuit het perspectief van burgers, bedrijven en andere organisaties een verbeterde integrale dienstverlening wordt uitgewerkt in een voorstel tot integrale dienstverlening; de bij deze 10 onderwerpen betrokken overheidsorganisaties bepalen in 2016 de impact van deze integrale dienstverlening; na definitieve besluitvorming via de reguliere kanalen realiseren de bij deze 10 onderwerpen betrokken overheidsorganisaties uiterlijk in 2017 deze integrale dienstverlening.
Randvoorwaarden op orde Om de hiervoor gestelde ambities waar te kunnen maken, coördineert de minister van BZK een aantal activiteiten om de noodzakelijke randvoorwaarden te creëren:
het ministerie van BZK bouwt samen met andere ministeries en andere overheidsorganisaties in de periode tot 2017 het vangnet voor minder digivaardigen verder uit, omdat niet iedere burger in staat is om optimaal gebruik te maken van digitale dienstverlening; Het ministerie van OCW bevordert de competentie digivaardigheid op basisscholen door de didactische inzet van ICT in de klas; alle overheidsorganisaties richten hun websites gebruikersgericht in en passen deze waar nodig zo snel mogelijk aan voor mensen met een beperking; het ministerie van BZK stimuleert dat alle overheidsorganisaties in 2015 en 2016 aandacht besteden aan de bewustwording bij bestuurders, topmanagers en medewerkers van het belang van informatieveiligheid en het integreren hiervan in de dagelijkse processen; het ministerie van BZK bekijkt de auditlasten op het gebied van informatieveiligheid voor overheidsorganisaties en vermindert deze zo mogelijk uiterlijk in 2017; als de activiteiten voor de implementatie van de digitale dienstverlening leiden tot het ontstaan van nieuwe standaarden, dan erkennen de gebruikelijke gremia deze als standaard (en wijst de minister van BZK deze mogelijk aan); ter ondersteuning van de digitale dienstverlening wordt het recht op digitale dienstverlening en de plicht voor overheden om bepaalde functionele oplossingen te gebruiken uiterlijk in 2017 wettelijk verankerd in de Wet Generieke Digitale Infrastructuur.
Vanuit het programma Digitaal 2017 is Logius gevraagd om voor eind 2015 een aansluitplanning in de tijd met een bijbehorende kostenraming te maken. Voor een aantal genoemde activiteiten voeren de betreffende overheidsorganisaties nog uitvoeringstoetsen of impactanalyses uit, mede gericht op de opstelling van een uitvoeringskalender. Bouwsteenagenda Voor de realisatie van de hiervoor genoemde digitale dienstverlening, zullen door eigenaars en/of beheerders van GDI-bouwstenen activiteiten gericht op het wegnemen van belemmeringen en het verbeteren van de samenhang uitgevoerd moeten worden. Verder gaat het om aanscherping of aanvulling op bestaande plannen in het kader van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI). Bureau Digicommissaris en het programma Digitaal 2017 maken in overleg met de betrokken partijen nog een detailplanning voor de bouwsteenagenda. De dienstverleningsagenda articuleert op dit moment al de volgende benodigde aanpassingen:
Pagina 7 van 54
Integrale toegang tot overheidsinformatie Overheid.nl aanpassen tot een gebruikersvriendelijk portaal voor de gehele overheid met een goede toeleiding naar de dienstverlening voor burgers op websites van specifieke organisatie en op themawebsites (2015-2017); realiseren dat vanuit Ondernemersplein.nl toeleiding plaatsvindt tot doelgroep specifieke informatie en tot bedrijfsgebonden overheidsinformatie (2015-2017); verbeteren van de standaard voor Samenwerkende Catalogi (2015-2016). Digitaal zaken doen verdere ontwikkeling van Lopende Zaken binnen Mijnoverheid (statusinformatie) en het realiseren van de hieruit voortkomende veranderingen (2015-2016); het bepalen van de beoogde samenhang tussen de verschillende bouwstenen voor bedrijven en het doorontwikkelen van de verschillende bouwstenen voor bedrijven om aan deze samenhang te kunnen voldoen (2015-2017); vervolgacties naar aanleiding van onderzoek naar de mogelijkheden om de berichtenboxen voor burgers, bedrijven en andere organisaties te integreren (2015-2017). Aansluitagenda Overheidsorganisaties zullen verder moeten aansluiten op de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) om de dienstverleningsagenda te realiseren. Met de kanttekening dat veel overheidsorganisaties al gebruik maken van de GDI, werken de verschillende overheidsorganisaties uiterlijk in 2016 meer gedetailleerde aansluitkalenders uit. Om digitale dienstverlening mogelijk te maken, zullen de volgende activiteiten overheidsbreed moeten worden uitgevoerd: Integrale toegang tot overheidsinformatie overheidsorganisaties passen Webrichtlijnen versie 2 toe (2015); overheidsorganisaties sluiten aan op Samenwerkende Catalogi (2016); overheidsorganisaties sluiten aan op methodiek voor ontsluiting van algemene informatie (2017). Digitaal zaken doen overheidsorganisaties sluiten aan op Mijn Overheid voor de onderdelen Berichtenbox en Persoonlijke Gegevens en afhankelijk van de uitkomsten van de verkenning ook op Lopende Zaken (2015-2016); overheidsorganisaties sluiten aan op de basisregistraties ten behoeve van het voorinvullen van webformulieren (2015-2017); overheidsorganisaties sluiten aan op de identificatievoorzieningen DigiD, eHerkenning, machtigen van burgers middels DigiD (2015-2017) gemeenten, provincies, omgevingsdiensten en Rijksinspecties sluiten aan op het Ondernemingsdossier (2015-2017); aangesloten organisaties (Belastingdienst, Kamer van Koophandel en CBS) en nieuwe organisaties (OCW/DUO) breiden diensten via SBR uit (2015-2017). Verbijzondering voor de verschillende ‘overheidsfamilies’ De hierboven genoemde activiteiten die moeten worden uitgevoerd om de doelstellingen in 2017 te beschrijven worden door de verschillende ‘overheidsfamilies’ onderschreven. Zij verbijzonderen daarbij de activiteiten voor een overheidsbrede implementatieagenda digitale dienstverlening 2017 als volgt: Activiteiten departementen De directe dienstverlening aan burgers, bedrijven en andere organisaties vanuit de departementen zelf is relatief beperkt in omvang. De meeste departementen hebben de dienstverlening en daarmee ook de digitale dienstverlening nagenoeg volledig Pagina 8 van 54
belegd bij één of meerdere uitvoeringsorganisaties (zie hierna). Het verder verbeteren van de digitale dienstverlening aan burgers, bedrijven en andere organisaties vormt binnen de meeste departementen wel een integraal onderdeel van het (informatie)beleid ten aanzien van de verschillende specifieke sectoren. Veel van dit sectoraal beleid kent doelstellingen die vergelijkbaar zijn met de ambitie van Digitaal 2017. De mate van concretisering van sectoraal beleid in activiteiten rondom dienstverlening en aansluiten op bouwstenen van de GDI verschilt echter tussen de verschillende departementen. Activiteiten grote uitvoeringsorganisaties de grote uitvoeringsorganisaties zorgen dat de relevante informatie ten behoeve van het digitaal zaken doen kan worden ontsloten via Overheid.nl (voor burgers) en Ondernemersplein.nl (voor bedrijven); de grote uitvoeringsorganisaties blijven de gebruiksvriendelijkheid van de eigen websites continu verbeteren conform standaarden (zoals webrichtlijnen) en door het uitvoeren van ‘usability tests’; de grote uitvoeringsorganisaties gaan meer producten en diensten achter DigiD en eHerkenning aanbieden en het gebruiksgemak vergroten door steeds meer voor in te vullen; de grote uitvoeringsorganisaties gaan actiever ervaringen en ‘best practices’ uitwisselen ter bevordering van de realisatie van de actiepunten via de bestaande projecten en samenwerkingsverbanden; de grote uitvoeringsorganisaties bevorderen het gebruik van het digitale kanaal; de door de grote uitvoeringsorganisaties ervaren relevante belemmerende knelpunten bij het gebruik van verschillende voorzieningen voor het kunnen realiseren van een goede digitale dienstverlening, worden in beeld gebracht en belegd ten behoeve van een oplossing (2015). Activiteiten kleine uitvoeringsorganisaties de kleine uitvoeringsorganisaties zorgen ervoor dat de relevante informatie ten behoeve van het digitaal zaken doen zo volledig mogelijk en begrijpelijk worden beschreven (zoals informatie over rechten en plichten en informatie over producten en diensten); de kleine uitvoeringsorganisaties gaan ervoor zorgen dat de eigen websites voldoen aan de ook voor hen geldende verplichting om de Webrichtlijnen te volgen; voor de meest gebruikte producten en diensten voor burgers, bedrijven en andere organisaties worden aanvraagformulieren - die nog op papier zijn dan wel eerst uitgeprint, ondertekend en vervolgens opgestuurd moeten worden vervangen door webformulieren en/of meteen door vooringevulde formulieren achter DigiD en eHerkenning; op basis van het nader in kaart brengen van de verschillende typen klanten, wordt op basis van een functioneel ontwerp bepaald in hoeverre zaakgericht werken generiek vorm kan krijgen voor de kleine uitvoeringsorganisaties en/of organisatiespecifiek moet worden ingericht; omdat kleine uitvoeringsorganisaties over het algemeen onderdeel uitmaken van ketens met publieke en private partijen, wordt de dienstverlening door de kleine uitvoeringsorganisaties bij voorkeur in ketenverband verbeterd. Activiteiten provincies het op een gestructureerde manier gezamenlijk ontwikkelen en beheren van algemene informatie over de rechten en plichten ten aanzien van de producten
Pagina 9 van 54
van provincies door een generieke toeleiding op de producten- en dienstencatalogus te ontwikkelen en digitaal te ontsluiten; nagaan in hoeverre de gezamenlijk beschreven circa 110 gemeenschappelijke producten en de door enkele provincies beschreven specifieke producten voldoende zijn onderhouden en aangesloten zijn op Samenwerkende Catalogi, en het streven naar beschikbaarheid van volledige en eenduidige productinformatie van provincies; de provincies gaan na wat de 25 meest gebruikte producten zijn (waarvan een deel past binnen de ontwikkelingen rondom de Omgevingswet) en bieden hiervoor eind 2017 slimme formulieren aan; uitbreiden van het gebruik van de Gemeenschappelijke Voorziening Officiële Publicaties (GVOP), zodat burgers, bedrijven en andere organisaties in staat worden gesteld om officiële publicaties op een gestructureerde manier te ontvangen.
Activiteiten gemeenten De belangrijkste vanuit de Digitale Agenda 2020 voortvloeiende en voor deze agenda relevante activiteiten (aangevuld met enkele met een sterretje gemarkeerde aanvullende activiteiten) zijn:
(*) het op basis van beschikbare ervaringen van gemeenten en beschikbare onderzoeken in algemene zin nagaan of het mogelijk is om in het gemeentelijk veld te komen tot een door gemeenten breed gedragen overzicht van de belangrijkste ‘20’ producten en diensten voor burgers en bedrijven, zodat de focus voor de verdere ontwikkeling van digitale diensten en producten verder kan worden aangescherpt (2015); (*) het uitvoeren van een impactanalyse om te bepalen op welke manier gemeenten in de komende jaren op een gestructureerde manier gezamenlijk algemene informatie over de rechten en plichten ten aanzien van de producten van gemeenten kunnen aanleveren voor onder meer Overheid.nl (waarnaar dan vanuit gemeentelijke websites zoveel mogelijk zal worden verwezen) en de afspraken die daarover moeten worden gemaakt(2015); (*) impactanalyse voor het (zo mogelijk gezamenlijk) beheren van informatie voor samenwerkende catalogi door gemeenten, inclusief de relatie daarvan met het publiceren van informatie op gemeentelijke websites (waarbij bijzondere aandacht wordt geschonken aan de verhouding tot het werken met TOP taken websites), Overheid.nl en Ondernemersplein (2015); ontwikkeling en beproeving van een proof of concept van een generieke transactievoorziening voor ondernemers in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken (2015); (*) gemeenten passen hun processen en leveranciers de bijbehorende software aan, zodat alle gemeenten eind 2017 in staat zijn voor de bulkprocessen elektronische facturen te ontvangen en verwerken (2017); het in het kader van ‘innovatief standaardiseren in dienstverlening’ uitvoeren van pilots voor digitale dienstverlening aan begrafenisondernemers, informatievoorziening voor zzp’ers en het herontwerp van het verhuisproces, met als intentie om deze te kunnen opschalen tot alle gemeenten (2015 / 2016); uitvoeren pilot voor regie op eigen gegevens op grond van een initiatief van enkele gemeenten (2015 / 2016); het in het kader van ‘innovatief standaardiseren in dienstverlening uitvoeren van pilots voor het herontwerp van werkprocessen op basis van de
Pagina 10 van 54
uitvoeringspraktijk bij gemeenten voor de verstrekking van rijbewijzen en het voorkomen van werkfraude (2015 / 2016); tweejarig programma voor het maximaal beschikbaar stellen van de MijnOverheid berichtenbox voor projecten buiten de WOZ (2015 / 2016). (*) het verder vormgeven van de dienstverlening als gevolg van de invoering van de Omgevingswet (2015 – 2017); het door een tijdelijke visitatiecommissie voor informatieveiligheid verhogen van het bestuurlijk bewustzijn en de aandacht voor informatieveiligheid (2015 – 2017).
Activiteiten waterschappen Gezamenlijk (en in afstemming met de andere betrokken overheden) voorbereiden van de procesgang van dienstverlening rondom de Omgevingswet en de overige waterschapsproducten, de ‘manier waarop daarin gebruik gemaakt gaat worden van generieke bouwstenen en wat dit betekent voor de aansluiting op de bouwstenen en zo nodig de aanscherping van de bouwstenen (2015/2016); Het gezamenlijk ontwikkelen van algemene informatie over rechten en plichten rondom het takenpakket van waterschappen en het uitwerken van de manier waarop het beheer hiervan zou kunnen plaatsvinden (2015/2016); Gezamenlijk uitwerken van producten en diensten waarin niet of onvoldoende wordt voorzien vanuit de ontwikkelingen rondom het Omgevingsloket online, zoals specifieke meldingen (2016); Gezamenlijk uitwerken van de verdere ketenintegratie en het klantvriendelijk beschikbaar maken van een aantal oplossingen voor dienstverlening rondom het thema water, met focus op de zeven meest gebruikte producten: watervergunning, bezwaar waterschapsbelastingen, kwijtschelding waterschapsbelasting, meldingen van incidenten, meldingen van werkzaamheden, bezwaarschriften en contact met het waterschap (2016); De meest gebruikte producten en diensten worden op het hoogst mogelijke volwassenheidsniveau (met oog voor de aard van het product) digitaal aangeboden, waarbij er een afhankelijkheid bestaat met de ontwikkelingen rondom de Omgevingswet (2017); De waterschappen doen digitale aankondigingen aan burgers en bedrijven, zoals ten aanzien van het schouwen (2017).
Pagina 11 van 54
1
Inleiding
1.1
Digitale dienstverlening In het Regeerakkoord is opgenomen dat burgers en bedrijven hun zaken met de overheid in 2017 digitaal kunnen afhandelen. In verschillende overheidsbrede visiedocumenten is deze ambitie in de afgelopen jaren vertaald in algemene uitgangspunten voor de verdere ontwikkeling van (digitale) dienstverlening. Samengevat zijn dit: 1. De vraag van burgers, bedrijven en andere organisaties staat centraal. 2. Burgers, bedrijven en andere organisaties moeten hun zaken snel, zeker en veilig kunnen regelen. 3. De overheid opereert als één overheid en valt burgers, bedrijven en andere organisaties niet lastig met de verschillen tussen hun organisaties. 4. De overheid stelt geen overbodige vragen en hergebruikt daarom beschikbare informatie. 5. De overheid is transparant en aanspreekbaar. 6. De overheid richt de dienstverlening zo efficiënt mogelijk in, met inachtneming van de behoeften van burgers, bedrijven en andere organisaties. Vanuit het programma Digitaal 2017 worden deze ontwikkelingen verder geconcretiseerd in een focus voor de verdere ontwikkeling van de overheidsbrede digitale dienstverlening in de periode tot eind 2017. Hierbij wordt de aandacht vanuit de door het kabinet geformuleerde ambitie primair gericht op het beschikbaar stellen van informatie in combinatie met transactionele dienstverlening. De aandacht richt zich dus minder op de mogelijkheden die digitalisering biedt voor het benutten van de kracht van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties door (digitale) participatie in de democratie, bestuur, beleid en uitvoering. Het verbeteren van de dienstverlening aan burgers, bedrijven en andere organisaties is de hoofddoelstelling. Digitale dienstverlening is daartoe een belangrijk middel, hoewel andere (niet digitale) kanalen en een fysiek vangnet nodig blijven voor specifieke groepen of situaties. Om invulling te kunnen geven aan de geformuleerde behoefte aan (digitale) dienstverlening, zijn er bepaalde functionaliteiten nodig om de bedoelde (digitale) dienstverlening te realiseren. Voor de meeste gemeenschappelijke functionaliteiten zijn intussen bouwstenen beschikbaar. De gezamenlijk te zetten stappen rondom dienstverlening, kunnen er echter toe leiden dat deze bestaande bouwstenen moeten worden uitgebreid of aangepast. In deze overheidsbrede implementatieagenda wordt daarom op hoofdlijnen aangegeven wat de vanuit (digitale) dienstverleningsoptiek gestelde eisen zijn aan de (door)ontwikkeling van de bouwstenen van de generieke digitale infrastructuur. Naast voorzieningen gaat het hierbij bijvoorbeeld om standaarden (Forum Standaardisatie) en de Nederlandse Overheid Referentie Architectuur (NORA). Ook als het nodig is dat specifieke randvoorwaarden worden ingevuld (bijvoorbeeld op het gebied van wetgeving, informatieveiligheid en het realiseren van een vangnet voor niet digitaal vaardigen) dan wordt dat in deze implementatieagenda aangegeven. Daarmee wordt dus een relatie gelegd tussen de ambities ten aanzien van digitale dienstverlening, de relevante bestaande uitgangspunten en de ontwikkeling en Pagina 12 van 54
toepassing van de (GDI-)bouwstenen. Het verbindt op deze manier de verschillende ontwikkelingen binnen de digitale overheid en maakt maximaal gebruik van bestaande kennis en ervaringen.
1.2
Ontwikkeling in plateaus Om richting te geven aan de verdere ontwikkeling van de overheidsbrede digitale dienstverlening, is onderstaande globale plateauplanning opgesteld op basis van sessies met de verschillende overheden. Het beschrijft de gemeenschappelijke focus in de verdere ontwikkeling van de digitale dienstverlening aan burgers, bedrijven en andere organisaties. De plateauplanning zal niet altijd volgtijdelijk worden doorlopen. De realiteit is hiervoor te complex. Eind 2017 SOLL
Niveau van digitale dienstverlening (in termen van aanbod, gebruik en gebruikerstevredenheid)
PLATEAU 3 Een toegankelijke digitale overheid
PLATEAU 2 Transactie digitaal PLATEAU 1 Informatie digitaal
Alle informatie over zaken doen met de overheid online Informatie snel en eenvoudig te vinden Informatie begrijpelijk en volledig Teksten wet GDI; voorlichten, zaken doen en gegevenshuishouding
IST
2020
Digitaal zaken doen met de overheid Steeds meer aanvragen digitaal mogelijk De digitale overheid communiceert vanuit perspectief gebruiker Dienstverleningsprocessen verder gedigitaliseerd en gestandaardiseerd Behandeling wet GDI in Tweede Kamer
Eind 2017: eenvoudig digitaal zaken doen met de overheid Meest gebruikte producten via vooringevulde formulieren Integrale toegang Dienstverlening via integrale digitale ketens Het hele dienstverleningsproces is gebruiksvriendelijk ingericht Inwerkingtreding wet GDI
Per 2020 voeren burgers en bedrijven de regie over hun zaken met de digitale overheid Grotere rol voor burgers en bedrijven in cocreatie dienstverleningsproces Van burger- naar overheidsparticipatie De overheid als gastheer is de vraag vóór
Aanbod van producten en diensten t.b.v. het digitaal zakendoen met de overheid
Het globale beeld voor ‘het eindjaar’ van Digitaal 2017 (plateau 3) is dat burgers, bedrijven en andere organisaties eenvoudig digitaal hun zaken regelen met de overheid. Dit betekent dat minimaal het eenvoudig digitaal aanvragen van producten mogelijk is, waarbij voor de meest gebruikte producten vooringevulde formulieren beschikbaar zijn. Overheidsportalen zijn verder ingericht en op elkaar afgestemd. Digitale berichten en statusinformatie moeten via één omgeving te benaderen zijn. Beschikbare gegevens worden door overheden hergebruikt. Burgers, bedrijven en andere organisaties kunnen gebruik maken van veilige generieke voorzieningen. Op die manier ontstaat een klantgerichte, gebruikersvriendelijke digitale toegang voor burgers, bedrijven en andere organisaties.
Pagina 13 van 54
In plateau 1 is hiervoor nodig dat burgers, bedrijven en andere organisaties alle algemene informatie die ze nodig hebben om hun zaken digitaal met de overheid te kunnen regelen snel en eenvoudig online kunnen vinden. Waar mogelijk worden onderlinge verbindingen aangebracht (zoals in regelhulpen of een ordening naar situaties of levensgebeurtenissen). De algemene informatie moet daarbij begrijpelijk en toegankelijk zijn. Dit vraagt om een verbeterde toegang van informatie via de overheidsportalen voor burgers, bedrijven en andere organisaties. In plateau 2 gaat het er om dat de mogelijkheid tot het digitaal zaken doen met de overheid verder wordt uitgebreid. Dienstverlening krijgt hierbij steeds meer een interactieve karakter. Het gebruikersperspectief voor dienstverleningsprocessen is bij dit alles een voorwaarde om zowel beter als goedkoper te kunnen leveren. Alleen door gebruikers bij het ontwerp centraal te stellen, kunnen burgers, bedrijven en andere organisaties verleid worden digitaal zaken te doen. Ook de Nationale Ombudsman wijst in ‘De burger gaat digitaal’ (december 2013) op het belang om beter aan te sluiten op de behoeften van burgers om de dienstverlening te verbeteren en het vertrouwen van burgers te winnen. Bij dit alles wordt er ook continu aandacht geschonken aan het belang van privacy.
1.3
Concrete uitgangspunten Om concreet richting te kunnen geven aan de verdere implementatie van de overheidsbrede digitale dienstverlening, is het voorgaande vertaald in een aantal gemeenschappelijke uitgangspunten voor deze implementatieagenda. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een aantal meer procesmatige uitgangspunten (over aard en scope van de implementatie) en een aantal inhoudelijke uitgangspunten (nadere concretisering van de inhoud van de implementatie). Deze gemeenschappelijke implementatieagenda is in belangrijke mate gebaseerd op deze uitgangspunten en fungeert daarmee als een richtinggevend kader. Dat betekent dat de verschillende overheidsorganisaties de uitgangspunten en richting in deze implementatieagenda onderschrijven en in principe zullen volgen. Alleen als hiervoor specifieke redenen aanwezig zijn, zal gemotiveerd worden afgeweken van de uitgangspunten en uitwerking daarvan in deze implementatieagenda. Procesmatige uitgangspunten Er worden zes procesmatige uitgangspunten onderscheiden: Het beoogde effect van digitalisering is een betere overheidsdienstverlening aan burgers, bedrijven en andere organisaties. Digitalisering is een middel en geen doel. Daar waar digitalisering niet passend is worden andere kanalen gebruikt. Het digitale kanaal is wel de vervanger van het papieren postkanaal. Daar waar noodzakelijk wordt er gezorgd voor een ander kanaal of hulp voor bijvoorbeeld de minder digivaardigen. Er bestaan verschillen tussen de digitale volwassenheid van overheidsorganisaties, de complexiteit van de geleverde diensten en hun doelgroepen. De mate van digitale dienstverlening, de exacte invulling daarvan en het moment waarop deze aan burgers, bedrijven en andere organisaties beschikbaar wordt gesteld, kan daarmee ook verschillen tussen overheidsorganisaties. De dienstverlening aan burgers, bedrijven en andere organisaties kent veel overeenkomsten. Daarnaast vindt veel informatie-uitwisseling tussen bedrijven en de overheid plaats door een directe koppeling van systemen. Met deze overeenkomsten en verschillen tussen burgers, bedrijven en andere organisaties wordt rekening gehouden bij de verdere ontwikkeling van de digitale dienstverlening. Pagina 14 van 54
Uit de gemeenschappelijke focus in de verdere ontwikkeling van de (digitale) dienstverlening volgen generieke functionaliteiten die nodig zijn om digitale dienstverlening te kunnen bieden. Dit leidt tot eisen aan binnen de generieke digitale infrastructuur te creëren voorzieningen en in de beleidsmatige sfeer te creëren randvoorwaarden. Betere dienstverlening door digitalisering gaat in veel gevallen gepaard met een efficiëntere bedrijfsvoering en daarmee met lagere kosten voor de overheidsorganisaties. Organisaties streven zowel naar betere dienstverlening als naar de meest kostenefficiënte oplossing. Maatschappelijke ontwikkelingen kunnen leiden tot herijking van inhoudelijke uitgangspunten. Hierdoor kan het noodzakelijk zijn gezamenlijke activiteiten aan te passen. Maatschappelijke of technische ontwikkelingen kunnen leiden tot herijking van gerealiseerde bouwstenen. Dit kan leiden tot herijking van het aansluiten op en gebruiken van gemeenschappelijke voorzieningen.
Toelichting Het gaat om het verbeteren van de dienstverlening daar waar er sprake is van interactie tussen de samenleving en de overheid. Digitalisering is daarbij een hulpmiddel. Hierbij is de ambitie om dat wat er nu al mogelijk is, in ieder geval ook digitaal mogelijk te maken. Hierbij bestaat er echter oog voor de differentiatie die er bestaat tussen de verschillende overheidsprocessen en de overheidsorganisaties die deze processen uitvoeren. Overheidsorganisaties die een beperkt aantal processen uitvoeren en deze inmiddels al in hoge mate hebben gedigitaliseerd zullen in de implementatieagenda relatief weinig uitdagingen zien. Overheidsorganisaties met bijvoorbeeld een breed palet aan diensten van verschillende aard zullen de agenda mogelijk als zeer ambitieus betitelen. De afzonderlijke overheden zullen binnen het generieke kader van deze implementatieagenda oplossingen realiseren waarbij het effect op de ervaren verbetering van de digitale dienstverlening zo groot mogelijk is. De manier waarop functionaliteiten gerealiseerd worden, kan soms op verschillende manieren worden ingevuld. Zo zou bij het digitaal beantwoorden van een melding openbare ruimte bijvoorbeeld kunnen worden gekozen voor e-mail of het gebruik van een berichtenbox. In deze implementatieagenda wordt soms open gelaten op welke manier de digitalisering precies vorm krijgt, tenzij hierin al expliciete keuzen zijn gemaakt. Daarmee ontstaat ook ruimte voor het kiezen van de meest passende oplossing in een specifieke situatie, het ontplooien van nieuwe initiatieven of aanpassingen van bestaande voorzieningen als dat nodig mocht zijn. Inhoudelijke uitgangspunten Er worden vijf inhoudelijke uitgangspunten onderscheiden: Alle informatie over rechten en plichten voor burgers, bedrijven en andere organisaties is makkelijk vindbaar en begrijpelijk. Voor burgers, bedrijven en andere organisaties die de weg niet weten, wordt deze informatie minimaal ontsloten via een generiek portaal voor burgers en een generiek portaal voor bedrijven. Gedetailleerde informatie en het daadwerkelijk doen van zaken met de overheid vindt in de regel plaats via specifieke voorzieningen, waarnaar in ieder geval wordt verwezen vanuit het generieke portaal. Burgers, bedrijven en andere organisaties kunnen producten en diensten eenvoudig digitaal afnemen, waarbij rekening houdend met de complexiteit en het soort product, een andere invulling kan worden gegeven aan de exacte vorm van de digitale aanvraag en de wijze van terugkoppeling aan burgers, bedrijven en andere organisaties. Burgers, bedrijven en andere organisaties worden voor de belangrijkste, voor hen relevante producten en diensten proactief op de hoogte gebracht van de mogelijkheid het product aan te vragen en van relevante (verloop)termijnen. Pagina 15 van 54
Burgers, bedrijven en andere organisaties worden in de gelegenheid gesteld zich actief op de hoogte te laten houden van relevante ontwikkelingen in en overheidsbesluiten over hun directe leefomgeving. Overheidsinformatie is opgezet vanuit het perspectief van burgers, bedrijven en andere organisaties. Hieruit volgt dat gerelateerde producten en diensten zoveel mogelijk samenhangend aan burgers of bedrijven worden gepresenteerd aan de hand van voor hen relevante en begrijpelijke gebeurtenissen. Bij de inhoudelijke uitwerking van de digitale dienstverlening worden de principes van de Nederlandse Overheid Referentie Architectuur (NORA) gevolgd.
Toelichting Er bestaan verschillen en overeenkomsten tussen burgers, bedrijven en andere organisaties. En ook binnen beide hoofdgroepen bestaat er differentiatie. Niet alleen naar de aard van burgers, bedrijven en andere organisaties, maar ook in de mate waarin deze hun weg weten te vinden binnen de overheid. Bij het opzetten van de dienstverlening is het van belang hiermee rekening te houden. Hierbij wordt als uitgangspunt gekozen dat een deel van zowel burgers als bedrijven behoefte hebben aan in ieder geval één startpunt voor hun zoektocht binnen de informatie van de overheid op het moment dat zij niet weten waar ze voor bepaalde informatie of producten en diensten terecht kunnen. Hierbij gaat het om informatie over rechten en plichten (wat moet ik doen, bij wie moet ik zijn voor producten/diensten en waar vind ik verdere informatie). Als burgers, bedrijven en andere organisaties wel weten waar ze terecht kunnen, dan kan ook direct naar die informatie of de betreffende specifieke dienst worden gegaan (‘no wrong door’). Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om voor specifieke domeinen of ketens ontwikkelde voorzieningen (denk bijvoorbeeld aan de digitale aangifte omgeving van de Belastingdienst). Als burgers, bedrijven en andere organisaties direct een specifieke dienst bezoeken dan wordt niet van die dienst verwacht dat aanpalende en relevante diensten van andere overheidsorganisaties worden aangeboden. Een verwijzing naar het landelijke portaal is dan voldoende. Bij het eenvoudig digitaal afnemen van producten en diensten door burgers, bedrijven en andere organisaties is het belangrijk rekening te houden met onder meer de aard van het product, de mate waarin gebruik wordt gemaakt van het product en de volwassenheid van de digitale dienstverlening van de organisatie die het product of dienst moet leveren. Daar waar sprake is van een digitale aanvraag door burgers, bedrijven en andere organisaties, wordt gebruik gemaakt van een (op een passend beveiligingsniveau) beveiligde digitale omgeving waarin de bij de overheid bekende gegevens reeds zoveel mogelijk zijn ingevuld. In deze omgeving kan ook de voortgang van een aanvraagproces processpecifiek worden gevolgd. Aankondigingen, het formele eindresultaat van een aanvraagprocedure en andere ‘post’ ontvangt een burger of bedrijf ook in zijn overheidsbrede berichtenbox voor het doen van zaken met de overheid. Ook als een burger of bedrijf zelf naar een specifieke dienst is gegaan, dan ontvangt een burger of bedrijf het formele eindresultaat in zijn overheidsbrede berichtenbox. Voor het ontwikkelen van de digitale diensten staat het perspectief van burgers, bedrijven en andere organisaties centraal. Dit betekent dat de ervaring van de gebruiker leidend is. Eén van de methoden daarvoor is het denken in gebeurtenissen van gebruikers en het bieden van passende integrale dienstverlening ter ondersteuning van die gebeurtenissen. Daarmee presenteert de overheid zich als één dienstverlenende organisatie. Dit zal eisen stellen aan landelijk gehanteerde bouwstenen en leiden tot afspraken met de verschillende per gebeurtenis betrokken overheidsorganisaties. Pagina 16 van 54
Bij de inhoudelijke uitgangspunten is belangrijk dat wordt aangesloten op afspraken die al eerder zijn gemaakt. Bijvoorbeeld binnen de Nederlandse Overheid Referentie Architectuur (NORA). Het gaat hierbij om de basisprincipes en een aantal in het kader van de dienstverlening relevante afgeleide principes. 1.4
Positionering van dit document In de in paragraaf 1.2 beschreven plateauplanning is aangegeven welke verdere groei in volwassenheid van de digitale dienstverlening in de komende jaren wordt voorzien. Daarbij is rekening gehouden met langere termijn trends richting 2020. In die langere termijn trends gaat het er samengevat om burgers, bedrijven en andere organisaties in een meer gelijkwaardige positie te brengen ten opzichte van de overheid. Onder meer door hen meer zeggenschap en regie te geven over de eigen gegevens (zicht hebben op het gebruik van gegevens en zelf kunnen bepalen aan wie wordt geleverd). Intussen zijn vanuit verschillende kanten verkenningen opgestart of plannen ontwikkeld hoe toegewerkt kan worden naar deze digitale dienstverlening in 2020. Zo heeft de VNG een collectieve digitale agenda voor dienstverlening en informatiebeleid 2020 in de vorm van de Digitale Agenda (2020) vastgesteld. Ook worden vanuit de regieraad gegevens visies ontwikkeld op oplossingen om de burger meer regie te geven over het hergebruik van gegevens en op de doorontwikkeling van een aantal bestaande voorzieningen. Bij SBR is er een Roadmap 2020 ontwikkeld die jaarlijks door publieke en private organisaties wordt herijkt naar aanleiding van de gemaakte voortgang. In dit document gaat het om de focus die in de periode tot eind 2017 wordt aangebracht in de verdere verbetering van de digitale dienstverlening aan burgers, bedrijven en andere organisaties door de diverse overheden en overheidsorganisaties. Deze focus past binnen de verdere ontwikkeling naar dienstverlening in 2020, maar beoogt vooral richting te geven aan de belangrijkste activiteiten die op basis van bestaand beleid in de periode tot eind 2017 moeten worden uitgevoerd. Hiermee wordt primair een concrete invulling gegeven aan de kabinetsambitie dat burgers en bedrijven uiterlijk in 2017 hun zaken met de overheid digitaal kunnen afhandelen. Secundair worden met deze activiteiten ook belangrijke (tussen)stappen gezet in de richting van de digitale dienstverlening in 2020. In termen van de beschreven plateaus betekent dit dat de accenten in de verschillende jaren daarbij zal liggen op:
informatie ten behoeve van digitaal zaken doen met de overheid is snel en eenvoudig vindbaar, begrijpelijk en volledig (2015); steeds meer producten en diensten zijn digitaal beschikbaar en zoveel mogelijk vanuit landelijke omgevingen toegankelijk (2016) digitale dienstverlening wordt voor de belangrijkste producten en diensten eenvoudig, efficiënt en zoveel mogelijk integraal aangeboden vanuit gebruikersperspectief (2017).
Op basis van deze ontwikkelrichting en de in paragraaf 1.3 beschreven procesmatige en inhoudelijke uitgangspunten, zijn vanuit het programma Digitaal 2017 de belangrijkste gemeenschappelijke activiteiten in de periode tot eind 2017 beschreven. In hoofdstuk 2 worden de hoofdlijnen van deze activiteiten beschreven. De activiteiten zijn hierbij geordend naar drie thema’s: integrale toegang tot overheidsinformatie, digitaal zaken doen en randvoorwaarden op orde. Onder deze activiteiten op hoofdlijnen ligt een gedetailleerder overzicht van activiteiten. Hierbij zijn de verschillende thema’s verder uitgewerkt in een aantal actielijnen. In de bijlage is een eerste opzet van deze detailuitwerking opgenomen. Omdat er op onderdelen hiervan nog overleg plaatsvindt met verschillende overheden en Pagina 17 van 54
overheidsorganisaties en er nog nader overleg nodig is met de verschillende departementen zal de complete uitwerking later dit jaar beschikbaar komen. Deze overheidsbrede implementatieagenda digitale dienstverlening brengt focus aan in de verdere (overheidsbrede) implementatie van de digitale dienstverlening. Het gaat daarbij in de eerste plaats om activiteiten waarmee de dienstverlening zelf zal worden verbeterd. Daarnaast stelt het verbeteren van de dienstverlening eisen aan de daarvoor gebruikte bouwstenen en de aansluiting daarop van de verschillende overheden. In deze overheidsbrede implementatieagenda worden hiervoor de belangrijkste behoeften in de richting van een overheidsbrede bouwsteenkalender en een overheidsbrede aansluitkalender geadresseerd. Deze drie elementen worden in deze overheidsbrede implementatieagenda digitale dienstverlening als volgt aangeduid:
‘dienstverleningsagenda’ (dienstverleningsactiviteiten aan burgers, bedrijven en andere organisaties waar gezamenlijk aan zal worden gewerkt); ‘bouwsteenagenda’ (de vanuit de dienstverleningactiviteiten benodigde aanscherpingen van bouwstenen van de generieke digitale infrastructuur, die een plaats zullen moeten vinden in de verschillende releaseplanningen); ‘aansluitagenda’ (de benodigde aansluiting van de verschillende overheden op deze bouwstenen, zodat de afgesproken dienstverlening ook daadwerkelijk geleverd kan worden).
Het is de bedoeling dat de aangebrachte focus doorwerkt bij het concreet vormgeven van ambities en projecten voor verdere digitalisering van de dienstverlening door de verschillende overheidsorganisaties. De verantwoordelijkheid voor het verder verbeteren van de (digitale) dienstverlening aan burgers, bedrijven en andere organisaties ligt immers bij de verschillende individuele overheidsorganisaties (waarbij er differentiatie in plannen en tempo zal bestaan). In hoofdstuk 3 wordt beschreven wat de belangrijkste accenten zijn die de verschillende ‘overheidsfamilies’ in de komende jaren willen leggen. Ook wordt daar aangegeven wat de gemeenschappelijke activiteiten op hoofdlijnen betekenen voor deze ‘overheidsfamilies’. Dit zal per ‘overheidsfamilie’ en/of per overheidsorganisatie in meer detail zijn doorwerking moeten vinden in een gedetailleerdere ‘digitale agenda’ of ‘i-agenda’. Het is dus nadrukkelijk niet de bedoeling om hier te komen tot een volledig overzicht van alle gedetailleerde activiteiten die er de komende jaren rondom het verbeteren van de digitale dienstverlening zullen plaatsvinden. Deze agenda met de activiteiten zoals opgenomen in hoofdstuk 2 en 3 geeft kortom een overzicht van de belangrijkste stappen voor de periode tot eind 2017 met een verbijzondering naar de verschillende overheidsonderdelen.
Pagina 18 van 54
2
Hoofdlijnen digitale overheidsdienstverlening
2.1
Integrale toegang tot overheidsinformatie
2.1.1
Inleiding Burgers, bedrijven en andere organisaties hebben behoefte aan verschillende soorten informatie vanuit de overheid. Het gaat om informatie over ontwikkelingen in hun leefomgeving, zoals verstrekte omgevingsvergunningen en wegopbrekingen. En over rechten en plichten die voor hen gelden of waarvan zij gebruik kunnen maken. Daarvoor is het nodig dat burgers, bedrijven en andere organisaties toegang hebben tot de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en door de overheid genomen besluiten en verleende vergunningen. En dat bedrijven bijvoorbeeld over branche-informatie beschikken. Maar ook dat zij over praktische informatie beschikken over wat er precies van hen wordt verwacht en bij wie ze daarvoor moeten zijn. Deze informatie is afkomstig van verschillende (semi) overheidsorganisaties. Om die reden is de benodigde informatie verspreid over verschillende websites en documenten. De doelstelling van de activiteiten binnen het thema ‘integrale toegang tot overheidsinformatie’ is het beschikbaar, beter vindbaar en bruikbaar maken van overheidsinformatie voor burgers, bedrijven en andere organisaties. Door het bieden van een eenduidige toegang tot overheidsinformatie enerzijds en het bieden van informatie voor specifieke producten en diensten anderzijds. Voor de overheidsdienstverlening betekent dit dat burgers, bedrijven en andere organisaties snel de door hen gezochte informatie vinden. En dat bedrijven eenvoudig hun zaken kunnen regelen met de overheid. Deze informatie is begrijpelijk en sluit aan op reële gebeurtenissen waarmee burgers, bedrijven en andere organisaties te maken hebben. Omdat het gebruikersperspectief centraal wordt gesteld, wordt de dienstverlening bovendien ervaren als integrale dienstverlening vanuit de overheid. Hiervoor zijn in de afgelopen jaren al veel stappen gezet. Overheid.nl is gericht op het ontsluiten van basisinformatie van de democratische rechtstaat en op overheidsdienstverlening aan burgers. Bij de basisinformatie gaat het onder meer om (geconsolideerde) wet- en regelgeving, officiële bekendmakingen, verschillende overheidsbesluiten (zoals verleende vergunningen) en informatie over het wetgevingsproces. Deze informatie is zowel voor burgers, bedrijven en andere organisaties van belang. Daarnaast bevat Overheid.nl een overzicht van producten en diensten voor burgers. Ondernemersplein is ontwikkeld als het centrale portaal voor overheidsinformatie voor bedrijven. Via beide bouwstenen van de generieke digitale infrastructuur (GDI) wordt intussen door verschillende organisaties beschikbaar gestelde informatie over overheidsdiensten ontsloten. Voor het ontsluiten van informatie over overheidsdiensten is een eenduidige methodiek van koppelen, doorverwijzen of overnemen van deze informatie noodzakelijk. Voor het toegang geven tot specifieke producten en diensten is de standaard Samenwerkende Catalogi (bouwsteen van de GDI) beschikbaar. Voor het toegang geven tot of overnemen van algemene informatie bestaat er nog geen eenduidige systematiek.
2.1.2
Het beeld voor 2017 In de periode tot 2017 zal een realistische implementatie plaatsvinden van het principe ‘no wrong door’. Dit principe betekent in ieder geval niet dat vanaf elke Pagina 19 van 54
overheidswebsite alle overheidsinformatie te vinden moet zijn. Er wordt gestreefd naar het behalen van de volgende resultaten ten aanzien van algemene (niet persoonsgebonden) overheidsinformatie in 2017:
Burgers, bedrijven en andere organisaties die de weg niet weten, kunnen vanuit respectievelijk het portaal Overheid.nl en het portaal Ondernemersplein.nl gevalideerde overheidsinformatie over alle rechten en plichten bereiken; Burgers, bedrijven en andere organisaties die weten dat ze voor bepaalde informatie bij een specifieke overheidsorganisatie moeten zijn, bereiken via de website van deze overheidsorganisatie al deze informatie inclusief verwijzingen naar alle relevante aanpalende informatie van andere overheidsorganisaties; thematische portalen (zoals www.startstuderen.nl en regelhulp.nl) bieden ondersteuning aan de verdere ontwikkeling van ketengerichte dienstverlening en zijn daarmee een aanvulling op het generieke overheidsportaal en de websites van de verschillende overheidsorganisaties; informatie over rechten en plichten en informatie over producten en diensten wordt bijgehouden door of in opdracht van de meest gerede partij, waarna deze eenduidige informatie beschikbaar wordt gesteld voor presentatie op elke passende plaats op overheidswebsites waar dit bijdraagt aan de dienstverlening; het informatieaanbod vanuit de verschillende overheden en overheidsorganisaties is begrijpelijk en volledig.
De portalen vervullen hierbij dus een belangrijke functie in het op een uniforme manier presenteren van informatie van verschillende overheidsorganisaties. Deze informatie zelf wordt betrokken vanuit een aantal unieke informatiebronnen en verwijsindices. Er wordt dus een nadrukkelijk onderscheid gemaakt in het beheren van de informatie en het presenteren ervan. Dit levert het volgende samenhangende beeld op voor de algemene (niet persoonsgebonden) overheidsinformatie in 2017:
Pagina 20 van 54
Daarnaast zal worden ingezet op het verder uitbreiden van het op een meer persoons- of bedrijfsgebonden manier tonen van deze overheidsinformatie in een persoonlijke omgeving. Dit is verder uitgewerkt in paragraaf 2.2. De toeleiding binnen de overheidswebsites tot algemene en persoonsgebonden informatie vindt afhankelijk van de aard van de informatie plaats op basis van lifeevents (waarbij in ieder geval wordt voorzien in de life-events scheiden, overlijden, werkloos worden en 18 jaar worden), op basis van locatie (zodat burgers, bedrijven en andere organisaties op de hoogte zijn van ontwikkelingeen in hun omgeving) en zo nodig op thema (volgens de thema-indeling overheid). Bij life-events is het van belang die informatie voor burgers beschikbaar te stellen die hen ondersteunt bij het bepalen van vervolgstappen (naast informatie geven betekent dit ook zicht geven op de diensten die de overheid aanbiedt). Hierbij kan worden gedacht aan een beslisboom waar relevante informatie op het goede moment verschijnt (bij bedrijven ‘regelhulp’ genaamd). In eerste instantie zal dit algemene informatie zijn die zoveel mogelijk op maat wordt aangeboden; later kan er ook sprake zijn van persoonsgebonden informatie die op maat wordt aangeboden. Voor toeleiding van buiten de overheidswebsites wordt aangesloten op ontwikkelingen in de markt (zoals zoekmachines en het inzetten van social media). 2.1.3
Activiteiten voor overheidsbrede dienstverleningsagenda De volgende hoofdgroepen van activiteiten moeten overheidsbreed worden opgepakt om in 2017 het hiervoor beschreven resultaat te kunnen bereiken:
het verbeteren van (de bijhouding van) informatiebronnen en verwijsindices waarin eenduidige informatie over alle rechten en plichten en over alle producten en diensten wordt bijgehouden (2015/2016); het verder prioriteren, uitwerken en creëren van doelgroep specifieke informatie (2015/2016); het structureel verankeren van usability tests en het doorvoeren van de bevindingen uit deze tests in het proces van dienstverlening (2015 – 2017).
Informatiebronnen en verwijsindices Ten aanzien van het eerste punt is het van belang dat informatie niet langer onnodig op verschillende plaatsen wordt bijgehouden. Door het verder uitbouwen van een slim samenstel van unieke informatiebronnen en verwijsindices, wordt voorkomen dat burgers, bedrijven en andere organisaties op verschillende overheidswebsites verschillende informatie over hetzelfde aantreffen. Door het maken van gezamenlijke afspraken over het beheren van deze unieke informatiebronnen en verwijsindices kunnen niet alleen kosten worden bespaard, maar ontstaat er ook meer duidelijkheid over de verantwoordelijkheden voor bepaalde informatie. Het doorvoeren van de gemaakte afspraken leidt tot kwalitatief betere overheidsinformatie (door onder meer het terugdringen van overbodige en onjuiste informatie) en een toename van het gevoel bij burgers, bedrijven en andere organisaties dat zij daadwerkelijk met één overheid te maken hebben. Voor burgers is al gedeeltelijk voorzien in een dergelijke ontsluiting van (rijks)informatie, in de vorm van ruim 2.500 vraag-antwoord combinaties (VAC’s) op Rijksoverheid.nl. Hierbij wordt de beschrijving van verschillende rechten en plichten van burgers in de vorm van open data beschikbaar gesteld. De overheden zullen gezamenlijk nagaan hoe de ontbrekende informatie kan worden ingevuld. Daarbij wordt bezien hoe een en ander aansluit op algemene informatie ten behoeve van bedrijven. Ondernemersplein ordent al vanuit het perspectief van bedrijven de van verschillende overheden afkomstige informatie ten behoeve van bedrijven. Pagina 21 van 54
Daarnaast wordt hierbij ook de relatie met de doorontwikkeling van samenwerkende catalogi betrokken (zie ook paragraaf 2.1.4). Doelgroep specifieke informatie Het specifiek toesnijden van de toegang tot en het aanbod van informatie op doelgroepen levert een belangrijke bijdrage aan een gebruiksvriendelijke ervaring van de overheidsdienstverlening. Om dit te realiseren worden gezamenlijk de verschillende doelgroepen onderkend en wordt er een keuze gemaakt welke doelgroepen bediend zullen worden met een specifieke toeleiding en specifiek gemaakte content. Voor bedrijven betekent dit het uitbreiden van de doelgroepbenadering op Ondernemersplein en het inzetten van technieken om de getoonde informatie nog meer toe te spitsen op de situatie van de ondernemer (onder meer om de van toepassing zijnde regels te kunnen naleven). Hiervoor zullen in 2017 op Ondernemersplein 27 zogenaamde ‘regelhulpen’ gerealiseerd zijn. Deze zijn ook te gebruiken in het Ondernemingsdossier. Voor burgers betekent dit het verder verkennen van de wenselijkheid van thematische websites. Dit wordt gebaseerd op de vanuit behoefteonderzoeken naar voren gekomen behoeften. Usability tests Usability tests zullen een structurele plaats krijgen in het traject van het verder verbeteren van de digitale dienstverlening. Deze gebruikservaringen zullen niet alleen worden ingezet voor het verbeteren van individuele websites, maar nadrukkelijk ook worden betrokken bij het verder inrichten van ketengerichte dienstverlening. Bijvoorbeeld Ondernemersplein voert dit soort tests al uit. 2.1.4
Activiteiten voor bouwstenenagenda De voor de beschreven dienstverleningsactiviteiten benodigde bouwstenen zijn beschikbaar. Aan deze bouwstenen zal een beperkt aantal verbeteringen moeten worden doorgevoerd om de beoogde resultaten in 2017 te kunnen behalen. Het gaat om:
het aanpassen van Overheid.nl naar een gebruikersvriendelijk portaal voor de gehele overheid met een goede toeleiding naar de dienstverlening voor burgers op websites van specifieke organisaties en op themawebsites (2016/2017); het vanuit Ondernemersplein.nl realiseren van toeleiding tot doelgroep specifieke informatie voor bedrijven en tot bedrijfsgebonden overheidsinformatie (2016/2017); het verbeteren van de standaard voor Samenwerkende Catalogi op onder meer de behoeften die voortkomen uit deze gezamenlijke dienstverleningsagenda en de geconstateerde tekortkomingen in het toepassen ervan (2016).
Voor het eerstgenoemde onderwerp is in 2015 een verkenning gestart. De resultaten van deze verkenning zullen in de vorm van een visie op Overheid.nl in de loop van 2015 beschikbaar komen. Hierin wordt ook ingegaan op de relatie van Overheid.nl met andere portalen met democratische basisinformatie (zoals Rechtspraak.nl en Ruimtelijkeplannen.nl). De uit het visietraject voortvloeiende benodigde aanpassingen kunnen vanaf dat moment worden verwerkt in de bouwstenenagenda. Voor de uitbreiding van de doelgroep specifieke informatie op Ondernemersplein.nl zijn in het jaarplan 2015 een aantal activiteiten vastgesteld. De verdere uitwerking van de wijze van ontsluiten van bedrijfsgebonden informatie wordt meegenomen in de jaarplannen voor 2016 en 2017 op basis van door ondernemers geuite behoeften. Pagina 22 van 54
Ten aanzien van de Samenwerkende Catalogi is aangegeven dat informatie niet altijd volledig, actueel en eenduidig is. Gezien het belang voor de overheidsbrede dienstverlening, zal in samenwerking met de verschillende overheidsorganisaties worden nagegaan of en tot welke aanpassingen in de standaard en het toepassen daarvan moet worden gekomen. 2.1.5
Activiteiten voor aansluitagenda De hiervoor genoemde activiteiten staan er niet aan in de weg dat alle overheden en overheidsorganisaties aan kunnen sluiten op de voor dit thema relevante bouwstenen van de generieke digitale infrastructuur (GDI). De belangrijkste activiteiten die in dat kader moeten plaatsvinden zijn:
Toepassing van de webrichtlijnen (2015); aansluiting op samenwerkende catalogi van de producten en diensten van de Rijksoverheid en de daaronder vallende uitvoeringsorganisaties, waarbij de exacte invulling van de aansluiting (zoals een aansluiting vanuit een centrale publicatiefunctie) nog verder wordt uitgewerkt (2016); vervolledigen van de aansluiting op samenwerkende catalogi door de mede overheden (2016).
Daarnaast kunnen de te maken afspraken over een methodiek voor ontsluiting van algemene informatie van andere overheden ten behoeve van de landelijke portalen, leiden tot een noodzaak aan te sluiten op hiervoor te benoemen standaarden. Alle activiteiten zullen ertoe leiden dat de verschillende overheden op hun websites verschillende aanpassingen moeten doorvoeren. Er bestaat bij dit thema een belangrijk raakvlak met lopende ontwikkelingen op het gebied van elektronische bekendmakingen. Voor het kenbaar zijn van besluiten kan de Gemeenschappelijke Voorziening voor Officiële Publicaties (GVOP) worden ingezet. Door gebruikmaking van deze voorziening voor publicatie van algemeen verbindende voorschriften (verordeningen) wordt voldaan aan de sinds 1 januari 2014 bestaande plicht om deze voorschriften elektronisch te publiceren. De voorziening kan ook worden ingezet voor publicatie van aanvragen en verleningen van beschikkingen (vergunningen) en ontwerpbesluiten. Er wordt gestreefd naar overheidsbrede aansluiting op deze voorziening in 2017. Hiervan uitgezonderd zijn verleende vergunningen met een openbaar karakter (zoals omgevingsvergunningen). Hiervoor loopt een afzonderlijk traject in het kader van de komst van de Omgevingswet, hetgeen vanaf 2018 mogelijk zal leiden tot verdere uitbreiding van het gebruik van de voorziening.
2.2
Digitaal zaken doen met de overheid
2.2.1
Inleiding Burgers, bedrijven en andere organisaties handelen veel van hun zaken in het dagelijks leven intussen digitaal af. Producten worden online besteld, betaald en de voortgang van het afleverproces is online te volgen. Ook van de overheid verwachten zij dat aanvragen digitaal kunnen worden ingediend en meldingen over bijvoorbeeld vervuiling van de openbare ruimte digitaal kunnen worden doorgegeven. Bovendien verwachten zij de voortgang van het proces te kunnen volgen en dat de uitkomst van het aanvraagproces of de afhandeling van een melding digitaal wordt teruggekoppeld. Ook vanuit de overheid is er geregeld behoefte om individuele burgers, bedrijven en andere organisaties op de hoogte te stellen van voor hen relevante gebeurtenissen (denk aan een bericht dat een paspoort bijna verloopt), als kennisgeving van een verplichting (zoals een Pagina 23 van 54
aangiftebrief inkomstenbelasting), van het verloop van een aangevraagde dienst of product (zoals een vergunning of subsidie) of van overheidsbesluiten. Veel van deze kennisgevingen verlopen nu nog per fysieke post. Op dit moment lopen de mogelijkheden hiertoe en de gebruiksvriendelijkheid van de gekozen oplossingen bij verschillende overheidsorganisaties nogal uiteen. Voorheen was dat vaak het beschikbaar stellen van een invulbaar pdf formulier dat vervolgens moest worden uitgeprint, ondertekend, ingescand en daarna digitaal verzonden. Veel overheidsorganisaties hebben er intussen voor gekozen om aanvragen te laten indienen via een webpagina waarop de aanvrager gegevens invoert en deze vervolgens via de webpagina verstuurd. In de beveiligde variant gebeurt dit na inloggen na toegang via een authenticatiemiddel. Steeds meer organisaties werken met beveiligde webpagina’s waarin, na toegang via een authenticatiemiddel, de al bij de organisatie bekende gegevens worden getoond. Na invulling van de extra benodigde gegevens worden via de webpagina de gegevens digitaal verstuurd. Eventuele statusgegevens en uitkomsten worden via een digitale weg aan de gebruiker kenbaar gemaakt. Sommige organisaties gebruiken voor de digitale kennisgevingen intussen een landelijke berichtenbox. De doelstelling is om in 2017 aanvragen en antwoorden op aanvragen zoveel mogelijk digitaal te kunnen afhandelen. De verschillende overheidsorganisaties zullen hierbij in elk geval voor de meest gebruikte producten of verleende diensten gebruik maken van het doen van aanvragen via vooringevulde webpagina’s. Afhankelijk van de aard van het product en de aard van bekende gegeven (in verband met privacy), gebeurt dit zo nodig na toegang via een authenticatiemiddel. Voor digitale kennisgevingen wordt voor 70% van de producten gebruik gemaakt van een landelijke berichtenbox. Voor de overige producten geldt dat zij minimaal digitaal beschikbaar zijn en dat burgers, bedrijven en andere organisaties een product niet aan de balie hoeven aan te vragen. De overheidsorganisaties geven zelf aan op welke manier zij de digitale dienstverlening rondom de verschillende producten vormgeven. Hierbij wordt meegewogen dat het realiseren van een geavanceerd webformulier pas rendabel zal zijn als een product of dienst een bepaald aantal malen per jaar wordt verstrekt of verleend. Op de website van GoedOpgelost! staan diverse goede oplossingen van bijvoorbeeld individuele gemeenten die kunnen worden hergebruikt. Voor minimaal 20 nog te bepalen levensgebeurtenissen wordt daarnaast integrale dienstverlening aangeboden. Verder worden burgers, bedrijven en andere organisaties proactief geïnformeerd over voor hen relevante besluiten. De resultaten zijn niet alleen gericht op het aanbod van de digitale dienstverlening, maar ook op het gebruik van het digitale kanaal door burgers, bedrijven en andere organisaties. In het project Massaal Digitaal zijn de barrières voor een hoger gebruik van digitale overheidsdiensten door burgers, bedrijven en andere organisaties plus de oplossingen om die barrières te doorbreken in kaart gebracht. De kennis over die barrières en oplossingen wordt beschikbaar gesteld aan overheidsorganisaties om een hoger digitaal gebruik te kunnen bereiken. Overheden zullen daarbij zodanige maatregelen nemen (door bijvoorbeeld verleiding en campagnes) dat van alle gebruikte kanalen het gebruik van (intelligente) webformulieren of gepersonaliseerde websites in 2017 ongeveer 75% zal bedragen. Hierbij kunnen er verschillen bestaan tussen verschillende overheden en voor diverse producten en diensten. Grote uitvoeringsorganisaties met grote aantallen transacties, zullen eerder hoge percentages scores dan kleine lokale overheden. Ook bestaan er verschillen tussen burgers, bedrijven en andere organisaties. Bedrijven hebben te maken met veel specifieke verplichtingen en afspraken in hun Pagina 24 van 54
relatie tot overheden. Deze bedrijven of hun intermediairs zijn veelal op zoek naar optimale efficiëntie vanuit hun eigen administratie (vaak via machine-tot-machine koppelingen waardoor gegevens automatisch worden aangeleverd). Door standaardisatie wordt het bovendien mogelijk om dezelfde verplichtingen die een bedrijf heeft bij verschilllende overheidsorganisatie op een eenduidige manier te voldoen. SBR speelt hier bijvoorbeeld al nadrukkelijk op in. Hierbij wordt ingezet op het verschuiven van papieren of ongestructureerde digitale stromen naar een gestructureerde digitale stroom (met een streven naar 100% gestructureerde elektronische facturen voor het Rijk en 50% gestructureerde elektronische facturen voor de overige overheden en naar 100% digitaal aanleveren van jaarrekeningen aan de Kamer van Koophandel) en naar het omdraaien van de informatiestroom van bedrijf-overheid naar overheid-bedrijf (waarbij er naar wordt gestreefd dat de overheid bij 100.000 bedrijven informatie ophaalt voor onder meer inspectie). 2.2.2
Het beeld voor 2017 De verschillende overheden werken samen toe naar digitaal zaken doen met burgers, bedrijven en andere organisaties. Hierbij is het belangrijk om een reëel beeld te hebben van de situatie in 2017 ten aanzien van de onderlinge verhouding van de verschillende persoonlijke omgevingen van deze burgers, bedrijven en andere organisaties. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het voor een goede dienstverlening inzetten van verschillende mijndomeinen, de berichtenbox en de verhouding van specifieke loketten tot deze bouwstenen. Hiervoor lopen parallel aan het ontwikkelen van deze implementatieagenda onder meer een gedetailleerdere verkenning als onderdeel van het visietraject Mijnoverheid (waaronder naar lopende zaken) en een verkenning naar de onderlinge samenhang van de voorzieningen voor bedrijven. Op basis van de intussen bekende hoofdlijnen wordt ten aanzien van persoons- of bedrijfsgebonden overheidsinformatie gestreefd naar het behalen van de volgende resultaten in 2017:
het persoonlijke domein Mijnoverheid.nl en het Ondernemingsdossier fungeren primair als een persoonlijk portaal voor de meest relevante zaken die er lopen met de overheid; burgers, bedrijven en andere organisaties kunnen vanuit respectievelijk het persoonlijke domein Mijnoverheid.nl en het Ondernemingsdossier persoons- of bedrijfsgebonden overheidsinformatie (zoals bij de overheid bekende basisgegevens) en (enige) statusinformatie over lopende zaken bereiken; burgers, bedrijven en andere organisaties ontvangen aankondigingen en de uitkomsten van aanvragen (zoals besluiten en aanslagen) in hun berichtenbox; burgers, bedrijven en andere organisaties worden naar aanleiding van het ontvangen van een bericht of het inzien van geregistreerde gegevens, voor specifieke verdieping (zoals detailstatus of onderliggende onderbouwing bij een besluit) zo gebruikersvriendelijk mogelijk, bij voorkeur via een single sign on, doorgeleid naar gespecialiseerde mijndomeinen (zoals van de Belastingdienst, SVB of gemeente); burgers, bedrijven en andere organisaties die weten dat bepaalde persoons- of bedrijfsgebonden overheidsinformatie is opgenomen in een specifiek mijndomein, kunnen die ook rechtstreeks benaderen waarbij deze gespecialiseerde mijndomeinen zoveel mogelijk gebruikersvriendelijk doorverwijzen naar de algemene mijndomeinen; burgers, bedrijven en andere organisaties kunnen zich aanmelden voor het ontvangen van attenderingen op alle overheidsbesluiten die voldoen aan door hen opgegeven criteria (zoals voor hun buurt of voor een specifieke branche).
Dit levert het volgende samenhangende beeld op voor het digitaal zaken doen met de overheid in 2017: Pagina 25 van 54
Transacties worden vanuit dit beeld dus opgestart vanuit een specifiek persoonlijk domein of vanaf een website. Deze website kan een website zijn van een specifieke overheidsorganisatie. Bij een groot aantal ingrijpende gebeurtenissen in het leven van burgers of het bestaan van bedrijven zijn echter verschillende overheidsorganisaties betrokken die al dan niet in ketenverband met elkaar samenwerken. Er wordt toegewerkt naar het vanuit het perspectief van burgers, bedrijven en andere organisaties aanbieden van specifieke digitale diensten. Relevante gebeurtenissen in hun bestaan staan daarbij centraal. De dienstverlening vanuit de overheid wordt daarmee herkenbaarder voor burgers, bedrijven en andere organisaties. Bovendien profileert de overheid zich hiermee als één geheel en stelt zij zich hiermee dienstbaar en proactief op richting burgers, bedrijven en andere organisaties. Bestaande voorbeelden hiervan zijn onder meer het Omgevingsloket online (OLO) en de EvenementenAssistent. Voor toeleiding van buiten de overheidswebsites wordt aangesloten op ontwikkelingen in de markt (zoals zoekmachines en het inzetten van social media). 2.2.3
Activiteiten voor overheidsbrede dienstverleningsagenda De activiteiten die nodig zijn om de doelstellingen te bereiken zijn omvangrijk en vallen onder de verantwoordelijkheid van een groot aantal individuele overheidsorganisaties. De volgende hoofdgroepen van activiteiten moeten overheidsbreed worden opgepakt om in 2017 het hiervoor beschreven resultaat te kunnen bereiken:
het realiseren van de verdere digitalisering van aanvraag- en kennisgevingsprocessen (2015 – 2017); het vaststellen van minimaal 10 onderwerpen waarvoor integrale dienstverlening wordt aangeboden (2015); het realiseren van de ketengerichte dienstverlening die behoort bij deze 10 onderwerpen en het realiseren van de hiervoor benodigde aanpassingen in producten en diensten van de betrokken overheidsorganisaties (2016 – 2017);
Pagina 26 van 54
het verbeteren van de attenderingen aan burgers, bedrijven en andere organisaties (2015 – 2017); het stimuleren van het gebruik van het digitale kanaal door burgers, bedrijven en andere organisaties (2015 – 2017).
Realiseren van verdere digitalisering aanvraag- en kennisgevingsprocessen De omvang van de activiteiten rondom het digitaliseren van de producten en aanvraagprocessen is omvangrijk. De gezamenlijke prioriteit is om de aandacht te richten op de meest aangevraagde producten en op de aanvraag van producten waarbij veel gegevens die al binnen de overheid beschikbaar zijn worden gebruikt. En op de cruciale kennisgevingsprocessen die het gebruik van digitale kennisgevingen stimuleren. Met name gemeenten en grote uitvoeringsorganisaties hebben hierin al grote stappen gezet. De aandacht bij deze organisaties richt zich op het verder uitbouwen hiervan. Een aantal andere overheidsorganisaties (zoals de kleine uitvoeringsorganisaties en de provincies) moeten hierin nog flinke stappen zetten. Met de verschillende overheden en overheidsorganisaties worden nog in 2015 afspraken gemaakt over de producten, diensten en kennisgeveningsprocesen die zij met voorrang gaan digitaliseren. Deze activiteit moet vervolgens door de afzonderlijke overheidsorganisaties worden uitgevoerd, al dan niet ondersteund door organisaties zoals VNG / KING, IpO en UvW en uitvoeringsorganisaties van het rijk (zoals Logius en DICTU). Hierbij wordt overheidsbreed gestimuleerd dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van ergens anders ontwikkelde oplossingen. Zo zijn er tussen gemeenten afspraken gemaakt over het beheren van standaardwebformulieren door KING. Het aantal gemeenten dat deze formulieren gebruikt moet worden verhoogd. Gestimuleerd wordt dat ook waterschappen en provincies gezamenlijk optrekken bij het ontwikkelen van oplossen om daarmee te komen tot een effectieve uitvoering van het digitaliseringstraject. Daarnaast zal vanuit het ministerie van BZK kennis worden opgebouwd en verspreid over gebruiksgerichte digitale dienstverlening. De focus ligt hierbij op meer inzicht in (oorzaken van) het gedrag van burgers, bedrijven en andere organisaties bij digitale interactie (onder andere via het netwerk Gebruiker Centraal) en op het verspreiden van goede voorbeelden (via de website Goed Opgelost). Vaststellen 10 onderwerpen voor integrale dienstverlening Er is op dit moment geen vastgestelde catalogus van ketenbrede gebeurtenissen op zowel hoofd- als detailniveau. Vanuit de EU eGovernment benchmark worden bijvoorbeeld acht life-events onderkend. Maar er bestaan ook andere indelingen. Om gericht te kunnen werken aan ketengerichte overheidsdienstverlening zal daarom eerst met de verschillende overheden worden vastgesteld op welke life-events de aandacht primair zal worden gericht. De inbreng van burgers, bedrijven en andere organisaties is hierbij van groot belang om de juiste prioriteiten te kunnen stellen. Er bestaan hiervan al mooie voorbeelden: een verhuizing doorgeven bij de gemeente of het doorgeven van overlijden leidt ertoe dat de gemeente tientallen andere organisaties daarover informeert die daar vervolgens direct hun dienstverlening op kunnen aanpassen. Hierdoor nemen de administratieve lasten voor burgers, bedrijven en andere organisaties voor de afhandeling van zaken met de overheid rondom deze gebeurtenissen af (omdat informatie tussen overheden, ketenpartners en burgers, bedrijven en andere organisaties wordt gedeeld en processen van overheidsorganisaties beter op elkaar zijn afgestemd) en ervaren burgers, bedrijven en andere organisaties een verbetering van de dienstverlening een verminderde regeldruk. In de uitvoering van de processen worden bovendien besparingen gerealiseerd. Pagina 27 van 54
Realiseren ketengerichte dienstverlening voor deze 10 onderwerpen De realisatie van de ketengerichte dienstverlening die behoort bij deze 10 onderwerpen vraagt om aanpassingen in producten en diensten en processen van de betrokken overheidsorganisaties (zoals gebundeld aangeboden producten). De geselecteerde ketens zullen met grote waarschijnlijkheid vooral raken aan de dienstverlening van gemeenten en grote uitvoeringsorganisaties en in iets mindere mate aan die van provincies, waterschappen en de kleinere uitvoeringsorganisaties. Dit betekent dat de activiteiten gericht op de benodigde aanpassingen op verschillende plaatsen, door verschillende organisaties en op verschillende manieren zal worden aangepakt. Om op een samenhangende manier te kunnen vaststellen welke eisen dit stelt aan de (door)ontwikkeling van de verschillende bouwstenen en de mate waarin deze bij overheidsorganisaties zijn geïmplementeerd, is het belangrijk dat het overzicht over deze verschillende activiteiten wordt behouden. Na de voorbereiding van deze activiteiten in 2016, zal de realisatie van de benodigde veranderingen voor de digitale afhandeling binnen de verschillende ketens in 2017 worden uitgevoerd. De realisatie zal sterk verschillen per levensgebeurtenis. Dit is niet alleen afhankelijk van de aard van de betreffende gebeurtenis, maar ook van de huidige situatie (waar staat men nu) en daarmee de aanpassingen die zullen moeten worden doorgevoerd om te komen tot realisatie. Ook de stand van zaken ten aanzien van de (door)ontwikkeling van de verschillende bouwstenen en de mate waarin deze bij overheidsorganisaties zijn geïmplementeerd veroorzaken verschillen tussen de diverse gebeurtenissen. De activiteiten zijn er op gericht dat eind 2017 aan de gestelde doelstelling is voldaan. Verbeteren van attenderingen aan burgers, bedrijven en andere organisaties Veel overheidskennisgevingen worden nog in papieren media gedaan zoals huis-aanhuisbladen. Vaak gaat het hierbij om een korte omschrijving met de mededeling dat het volledige (ontwerp)besluit in een overheidsgebouw ter inzage ligt. De minister van BZK heeft in de visiebrief digitale overheid 2017 aangekondigd dat de bekendmakingen en kennisgevingen in de toekomst digitaal gedaan moeten worden. Op dit moment wordt wetgeving voorbereid om te regelen dat alle wettelijk voorgeschreven publicaties in een officiële publicatie op overheid.nl gedaan worden. Ook alle stukken die nu ter inzage worden gelegd, moeten daarin worden opgenomen. De publicaties worden voorzien van metagegevens over aard, onderwerp en afzender van de publicatie en de locatie waarop de publicatie betrekking heeft (adres, traject en gebied). Hierdoor kunnen publicaties niet alleen gericht worden gezocht, maar kan er op maat worden geattendeerd. Gebruikers van MijnOverheid zullen deze attendering standaard gaan ontvangen. Zij kunnen de attendering uiteraard ook uitzetten (opt-out). Een en ander zal uiterlijk in 2017 worden gerealiseerd. Dit vraagt van de overheden die deze publicaties opstellen dat zij meer aandacht besteden aan het toevoegen van de juiste metagegevens. Onderzoek naar de administratieve lasten van de maatregel laat zien dat deze manier van digitale bekendmaking 180 miljoen euro per jaar aan lastenvermindering voor burgers, bedrijven en andere organisaties oplevert. Stimuleren van het gebruik van het digitale kanaal Het beschikbaar stellen van digitale aanvraagprocessen is één kant van de medaille. De andere kant is het daadwerkelijk gebruik door burgers, bedrijven en andere organisaties. Hierop wordt op verschillende manieren ingezet. Daarbij kan worden gedacht aan het verder versterken van kanaalsturing. Bijvoorbeeld door aanvragers vanaf de website zoveel mogelijk door te sturen naar digitale aanvraagprocessen in Pagina 28 van 54
plaats van naar de balie of de telefoon. Maar ook door het eenvoudig maken van digitale aanvragen. In dat kader wordt ook bekeken in hoeverre door middel van tariefdifferentiatie een stimulans kan worden gegeven aan het verdere gebruik van het digitale kanaal. Door het laten toenemen van het aantal producten en diensten dat gebruik maakt van bepaalde generieke bouwstenen (zoals de berichtenboxen) zal er bovendien meer massa ontstaan bij dergelijke voorzieningen, waardoor het voor burgers, bedrijven en andere organisaties aantrekkelijker wordt om van de voorzieningen gebruik te maken. 2.2.4
Activiteiten voor bouwsteenagenda De voor de beschreven dienstverleningsactiviteiten benodigde bouwstenen zijn grotendeels beschikbaar. Wel moeten nog activiteiten gericht op het wegnemen van belemmeringen en het verbeteren van de samenhang worden uitgevoerd. De belangrijkste op dit moment voorziene activiteiten die van belang zijn voor de beoogde resultaten in 2017 zijn:
het bepalen van de verdere ontwikkeling van MijnOverheid Lopende Zaken en het realiseren van de hieruit voortkomende veranderingen (2015/2016); het bepalen van de beoogde samenhang tussen de verschillende bouwstenen voor bedrijven en het doorontwikkelen van de verschillende bouwstenen om aan deze samenhang te kunnen voldoen (2015/2016/2017); onderzoek naar de mogelijkheden om de berichtenboxen voor burgers, bedrijven en andere organisaties te integreren (2015).
Voor het eerstgenoemde onderwerp is in 2015 een verkenning gestart. De resultaten van deze verkenning zullen in de vorm van een bottom-up visie op MijnOverheid Lopende Zaken in de loop van 2015 beschikbaar komen. De uit het traject voortvloeiende benodigde aanpassingen kunnen vanaf dat moment worden verwerkt in de bouwstenenagenda. Het ministerie van Economische Zaken ontwikkelt in 2015 een aangescherpte visie op de samenhang tussen de verschillende bouwstenen voor bedrijven. Dit traject zal in ieder geval meer duidelijkheid geven over de verdere ontwikkelrichting voor een persoonlijk domein voor bedrijven. Ook hier kunnen vanaf dat moment de daaruit voortvloeiende aanpassingen worden verwerkt in de bouwstenenagenda. Op dit moment zijn er twee berichtenboxen beschikbaar: één voor burgers en één voor bedrijven. De werking van deze berichtenboxen loopt uiteen. De ministeries van BZK en EZ doen in 2015 onderzoek naar het integreren van deze voorzieningen, waarna de Regieraad Dienstverlening de vervolgstappen bepaalt. De uitkomst zal bepalend zijn voor de mate waarin aanvullende activiteiten rondom deze bouwstenen nodig zullen zijn. 2.2.5
Activiteiten voor aansluitagenda Om digitaal zaken doen met de overheid mogelijk te maken, zullen alle relevante overheden en overheidsorganisaties aan moeten sluiten op de voor dit thema relevante bouwstenen van de generieke digitale infrastructuur (GDI). De belangrijkste activiteiten die in dat kader moeten plaatsvinden zijn:
aansluiting op MijnOverheid voor in ieder geval het gedeelte Berichtenbox en Persoonlijke Gegevens, en afhankelijk van de uitkomsten van de verkenning ook lopende zaken (2015 - 2017); aansluiting op basisregistraties en stelselvoorzieningen ten behoeve van het voorinvullen van webformulieren (2015 - 2017). Aansluiting op authenticatievoorzieningen DigiD en eHerkenning (2015 - 2017); Pagina 29 van 54
Aansluiting op ondernemingsdossier (2015 / 2016); Digitaliseren van het ‘purchase-to-pay’ proces van de rijksoverheid en de andere overheden, waaronder elektronisch factureren (2015-2017); Verdere uitbreiding van het gebruik van SBR (2015 – 2017).
Om ervoor te zorgen dat burgers voor de gehele overheid slechts over één enkele berichtenbox beschikken, is het van groot belang dat alle overheidsorganisaties aansluiten op MijnOverheid Berichtenbox. Maar ook dat deze vervolgens wordt ingezet voor zoveel mogelijk processen. Daarnaast moeten zoveel mogelijk organisaties hun gegevens ontsluiten via MijnOverheid Persoonlijke Gegevens. Door het direct presenteren ervan binnen MijnOverheid (zoals nu bijvoorbeeld gebeurd voor gegevens uit de basisregistraties Personen, Kadaster en voertuigen). Voor specialistische informatie kunnen ook eigen omgevingen worden gebruikt die zo gebruikersvriendelijk mogelijk worden aangesloten op Mijnoverheid (bij voorkeur middels een single sign on). De Belastingdienst heeft hierin intussen stappen gezet door de realisatie van MijnBelastingdienst, waarbinnen intussen de vooringevulde aangifte inkomstenbelasting is opgenomen. In het wetsvoorstel elektronisch berichtenverkeer heeft de staatsecretaris van Financiën intussen aangekondigd dat de Belastingdienst intensiever gebruik gaat maken van de berichtenbox voor burgers. Bij vooringevulde webformulieren moet er in ieder geval gebruik worden gemaakt van de basisregistraties. Primair zijn de Basisregistratie Personen (BRP) en het Handelsregister van belang, maar voor specifieke processen kunnen ook andere basisregistraties een rol spelen. Vooral de aansluiting op het Handelsregister vraagt aandacht. Afhankelijk van de feitelijke inrichting kunnen ook een of meer stelselvoorzieningen van belang zijn (vooral Digikoppeling). Omdat er veelal sprake is van persoonlijke gegevens, moeten de vooringevulde webformulieren beveiligd zijn. De overheid werkt samen met private partijen aan een afsprakenstelsel voor identificatie en authenticatie (eID Stelsel). In 2015 gaat een eerste versie van dit afsprakenstelsel live ten behoeve van pilots. Ook bereidt de overheid door middel van pilots het realiseren van een publiek eID-middel voor. In december 2015 start een pilot met de Nederlandse Identiteitskaart (eNIK). Begin 2016 volgt waarschijnlijk een pilot met het eRijbewijs. Voor identificatie zijn momenteel al de bouwstenen DigiD en eHerkenning (inclusief het machtigen van burgers, bedrijven en andere organisaties) beschikbaar. Hierop zal verder moeten worden aangesloten. Op het gebied van handhaving en toezicht wordt er veel informatie uitgewisseld tussen bedrijven en verschillende toezichthouders. Met het Ondernemingsdossier kunnen bedrijven slim voldoen aan wetten en regels en besparen zij en overheden tijd, geld en onnodige irritatie. Het Ondernemingsdossier stelt een bedrijf in staat om bepaalde informatie uit de bedrijfsvoering eenmalig vast te leggen en meerdere keren beschikbaar te stellen aan overheden zoals toezichthouders en vergunningverleners. Het bedrijf bepaalt zelf welke overheden toegang hebben tot zijn Ondernemingsdossier. Het Ondernemingsdossier is dan ook van het bedrijf. Geautoriseerde toezichthouders kunnen actuele gegevens raadplegen en zijn dus beter geïnformeerd over de situatie. Zo kunnen op afstand controles worden uitgevoerd en risico-inschattingen worden gemaakt, zodat gericht toezicht op locatie bij de bedrijven met het hoogste risico mogelijk is. Voor het Ondernemingsdossier wordt gewerkt aan verdere aansluiting van gemeenten, provincies, omgevingsdiensten en Rijksinspecties. Gestreefd wordt naar het gebruik van het Ondernemingsdossier door 80.000 bedrijven eind 2016. Pagina 30 van 54
SBR is al een doorontwikkelde standaard die massaal in gebruik is voor een aantal processen. Ten aanzien van SBR richt de aandacht zich op verbreding van het gebruik door (andere) overheden en markpartijen. De Belastingdienst gaat in 2015 steeds meer fiscale aangiften uitvragen via SBR en het wordt ook voor middelgrote en grote rechtspersonen mogelijk om in 2015 hun jaarstukken via SBR bij de Kamer van Koophandel te deponeren. Het voornemen is dat vanaf 2016 jaarrekeningen van kleine rechtspersonen volledig digitaal gedeponeerd worden bij de Kamer van Koophandel (via SBR of de online service van de Kamer van Koophandel) en in de jaren daarna volgen de jaarrekeningen van middelgrote en grote rechtspersonen. Hiertoe is een wetswijziging in voorbereiding. Het aanleveren van jaarrekeningen door onderwijsinstellingen aan OCW/DUO wordt 100% digitaal met behulp van SBR.
2.3
Randvoorwaarden op orde
2.3.1
Dienstverlening is toegankelijk Met digitale dienstverlening zal een grote groep burgers, bedrijven en andere organisaties worden bereikt. Een belangrijke randvoorwaarde is dat deze dienstverlening gebruikersvriendelijk is ingericht zodat het voor mensen gemakkelijk is om overheidsinformatie te vinden of digitaal zaken te doen met de overheid. De toepassing van de Webrichtlijnen vergemakkelijkt het voor mensen met een beperking om toegang te krijgen tot deze informatie en transacties. Ook dan zullen er echter mensen blijven die ondersteuning nodig hebben bij het digitaal zaken doen met de overheid of een ander kanaal prefereren omdat de aanvraag te complex is om digitaal te doen. Vanuit het ministerie van BZK zullen de juiste randvoorwaarden worden gecreëerd om het voor zoveel mogelijk mensen mogelijk te maken om gebruik te maken van de digitale dienstverlening van de overheid. Hiervoor worden de volgende hoofdgroepen van activiteiten uitgevoerd:
2.3.2
Professionals in de publieke sector die digitale dienstverleningsprocessen vormgeven worden gestimuleerd om daarbij steeds de behoeften en werkwijze van de gebruiker centraal te stellen. Het netwerk ‘Gebruiker Centraal’ organiseert daarvoor een online platform en bijeenkomsten. Het creëren van een ondersteuningsstructuur voor diegenen die niet voldoende digivaardig zijn door het inrichten van en verwijzen naar het Digitale Hulpplein. Het plein levert een landelijk dekkend overzicht van cursussen waar overheidsorganisaties burgers naar kunnen verwijzen. Een bellijn is onderdeel van dit Digitaal Hulpplein. De professionals van de verschillende loketten worden geïnformeerd over de mogelijkheden van het Digitaal Hulpplein. Vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt de competentie digivaardigheid op basisscholen en in het voortgezet onderwijs ontwikkeld. Verder wordt een communicatiecampagne (“Nederland Digitaliseert”) opgezet en uitgevoerd om de kennis bij burgers, bedrijven en andere organisaties over de digitalisering van de dienstverlening van de Nederlandse overheid te vergroten. Het VN verdrag inzake gelijke behandeling van mensen met een beperking wordt geratificeerd en de impact daarvan voor overheden (voor websites en digitale dienstverlening) wordt bepaald. Aan de hand hiervan kunnen de verschillende overheden en overheidsorganisatie hun websites dan aanpassen.
Informatieveiligheid is geborgd Digitale dienstverlening moet veilig zijn. Om die reden is het van groot belang dat er door alle overheden en overheidsorganisaties voldoende aandacht wordt geschonken Pagina 31 van 54
aan het onderwerp informatieveiligheid. In de periode 2013 - 2014 heeft de Taskforce Bestuur en Informatieveiligheid Dienstverlening (BID) voor alle betrokken overheidslagen (te weten de Rijksoverheid met haar uitvoeringsorganisaties, provincies, gemeenten en waterschappen) een stelsel van verplichtende zelfregulering helpen (door) ontwikkelen en invoeren. Vanuit het ministerie van BZK zal door het stimuleren van de dialoog verder worden gewerkt aan bewustwording op zowel het niveau van bestuurders en topmanagers als medewerkers. Verder wordt gestimuleerd dat informatieveiligheid onderdeel wordt van de reguliere bedrijfsprocessen. Voor elk van de overheden is inmiddels een basisnorm afgesproken voor informatiebeveiliging (de zogenaamde baselines informatiebeveiliging). Daarnaast wordt ingezet op het verminderen van de auditlasten op informatieveiligheid die door gemeenten, provincies en waterschappen worden ervaren. 2.3.3
Benodigde standaarden zijn afgesproken en worden toegepast Overheden, burgers, bedrijven en andere organisaties communiceren met elkaar in verschillende ketens en netwerken. Daarbij wordt het onderliggende ICT-landschap steeds groter, diverser en complexer. Om organisaties en de onderliggende systemen toch met elkaar te kunnen laten communiceren en samenwerking mogelijk te maken, is het belangrijk om afspraken te maken over de aansluiting van bedrijfsprocessen, ICT-systemen en gegevensuitwisseling (vaak aangeduid als interoperabiliteit). Deze afspraken worden vastgelegd in architecturen en standaarden. Intussen zijn al tal van dit soort afspraken gemaakt en worden deze geïmplementeerd in bedrijfsprocessen en systemen van verschillende overheidsorganisaties. Zo is de standaardisatie van gegevens, processen en techniek uitgebreid vastgelegd bij SBR. Bij de uitvoering van deze implementatieagenda zijn er waarschijnlijk aanscherpingen op dit soort afspraken nodig. En mogelijk moeten er aanvullende afspraken worden gemaakt. Deze activiteiten volgen dan uit de eerder beschreven activiteiten. In de randvoorwaardelijke zin wordt bevorderd dat alle voor een digitale dienstverlening noodzakelijke (generieke) standaarden worden ontwikkeld en zoveel mogelijk geïmplementeerd. Het kan daarbij noodzakelijk zijn om de toepassing van bepaalde standaarden voor te schrijven. Het is de bedoeling hiervoor een wettelijke grondslag te creëren, waarbij het voor de minister van BZK mogelijk wordt om bepaalde standaarden aan te wijzen. Gezien het overheidsbrede karakter van standaarden is het van essentieel belang dat de verschillende overheidsorganisaties zoveel mogelijk worden betrokken bij het maken of aanscherpen van dit soort afspraken en standaarden.
2.3.4
Mogelijkheid tot digitale dienstverlening is wettelijk verankerd Bestaande wetgeving is nog grotendeels gebaseerd op het doen van papieren aanvragen en de verzending van papieren beschikkingen. Het gebruik van digitale voorzieningen kan op gespannen voet staan met dergelijke wettelijke verplichtingen. Ook kunnen burgers, bedrijven en andere organisaties momenteel nog niet van de overheid eisen dat deze het mogelijk maken om zaken met de overheid digitaal af te wikkelen. Het ontbreken van een aantal regels rondom digitale dienstverlening door de overheid zou een verdere doorgroei van de digitale dienstverlening in de weg kunnen staan. Om die reden wordt er gewerkt aan een Wetsvoorstel generieke digitale infrastructuur (Wet gdi). De eerste tranche van deze wet bevat volgens de huidige inzichten de volgende onderwerpen:
de centrale ontsluiting van algemene overheidsinformatie via Overheid.nl en Ondernemersplein (algemene informatievoorziening);
Pagina 32 van 54
een wettelijke basis voor MijnOverheid (onder meer de Berichtenbox en Lopende Zaken); een aansluitplicht voor bestuursorganen op MijnOverheid en Ondernemingsdossier (zaken doen met de overheid), waarbij deze aansluitplicht een gefaseerde aansluit- en gebruiksverplichting zal inhouden, die betrekking kan hebben op zowel voorzieningen als op bestuursorganen (en in enkele gevallen een uitzondering kan inhouden); een wettelijk recht voor burgers en bedrijven om hun zaken digitaal met de overheid te doen (door aanpassing van de Algemene wet bestuursrecht); een acceptatieplicht voor bestuursorganen voor aangewezen elektronische identificatiemiddelen voor burgers en bedrijven; een wettelijke mogelijkheid voor de minister van BZK om standaarden aan te wijzen.
In dat kader vindt in 2015 afstemming plaats met verschillende betrokkenen en belanghebbenden, zoals gebruikelijk is in het kader van een wetgevingstraject. Het wetsvoorstel wordt vervolgens in 2016 volgens de gebruikelijke procedures aangeboden voor parlementaire behandeling. Gestreefd wordt naar inwerkingtreding van de wet in 2017. De totstandkoming van een Wet generieke digitale infrastructuur (Wet gdi) kan raken aan bestaande wetgeving. Dit wordt in het kader van het wetgevingstraject in beeld gebracht. Hetzelfde geldt voor de te betrekken standaarden.
Pagina 33 van 54
3
Activiteiten overheidsorganisaties
In de voorgaande hoofdstukken is uitgewerkt wat de belangrijkste overheidsbrede activiteiten zijn die tot 2017 zullen worden uitgevoerd voor het verder verbeteren van de digitale dienstverlening aan burgers, bedrijven en andere organisaties. Met de verschillende betrokken ‘overheidsfamilies’ is besproken wat deze activiteiten op hoofdlijnen betekenen voor deze overheden en overheidsorganisaties. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste door hen benoemde activiteiten samengevat. Hierbij wordt nadrukkelijk opgemerkt dat het gaat om een beschrijving van de belangrijkste accenten die worden aangebracht. De verschillende overheden zullen (voor zover zij dit nog niet hebben gedaan) de activiteiten nog verder vertalen in een concrete eigen ‘digitale agenda’ of ‘i-agenda’.
3.1
Departementen De departementen onderscheiden zich in een aantal opzichten van de andere ‘overheidsfamilies’. Gelet op de onderling sterk uiteenlopende beleidsterreinen van de verschillende departementen, is het takenpakket van deze groep relatief minder homogeen dan dat van de andere ‘overheidsfamilies’. Verder onderscheiden de elf departementen zich van de andere ‘overheidsfamilies’ doordat de departementen enerzijds zelf diensten aan burgers, bedrijven en andere organisaties aanbieden en anderzijds vanuit beleidsopgaven voor het eigen domein ook opdrachtgever zijn voor de circa 200 uitvoeringsorganisaties. De directe dienstverlening aan burgers, bedrijven en andere organisaties vanuit de departementen zelf is relatief beperkt in omvang. De meeste departementen hebben de dienstverlening en daarmee ook de digitale dienstverlening nagenoeg volledig belegd bij één of meerdere uitvoeringsorganisaties. Dat is onder meer het geval bij het ministerie van Economische Zaken, het ministerie van Veiligheid en Justitie, het ministerie van Infrastructuur en Milieu, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is een deel van de dienstverlening belegd bij uitvoeringsorganisaties en vindt een deel van de dienstverlening plaats door (niet altijd tot de overheid behorende) maatschappelijke organisaties. Bij het ministerie van Financiën is het grootste deel van de dienstverlening belegd bij uitvoeringsorganisaties, maar vindt vanuit het departement zelf nog in beperkte mate dienstverlening plaats. Het gaat daarbij onder meer om de Consignatiekas (middelen uit faillissementen en erfenissen) en de Dienst Domeinen Roerende Zaken (verkoop van in beslag genomen goederen). Bij het ministerie van Buitenlandse Zaken vindt een groot gedeelte van de dienstverlening nog plaats vanuit het departement zelf. Het gaat hierbij vooral om de consulaire dienstverlening aan burgers (verstrekken van visums, nooddocumenten en reisdocumenten voor Nederlanders in het buitenland). Het verder verbeteren van de digitale dienstverlening aan burgers, bedrijven en andere organisaties vormt binnen de meeste departementen een integraal onderdeel van het (informatie)beleid ten aanzien van de verschillende specifieke sectoren. Hierover vindt intensief overleg plaats met de verschillende uitvoeringsorganisaties (over zowel de uit te voeren activiteiten als de daarbij gestelde prioriteiten). Bij verschillende departementen worden hierbij ook de (maatschappelijke) organisaties in het betreffende domein betrokken. Dit laatste is onder meer het geval in het Pagina 34 van 54
onderwijsveld en in de gezondheidszorg. Veel van dit sectoraal beleid kent doelstellingen die vergelijkbaar zijn met de ambitie van Digitaal 2017. De mate van concretisering van sectoraal beleid in activiteiten rondom dienstverlening en aansluiten op bouwstenen van de GDI verschilt echter tussen de verschillende departementen. In het algemeen geldt wel dat er binnen alle sectoren sprake is van verdergaande digitalisering van de dienstverlening of concrete plannen daarvoor. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is de wijze waarop het geformuleerde beleid rondom Digitaal 2017 en de uitwerking daarvan in deze implementatieagenda zijn doorwerking zal vinden in concrete implementatieactiviteiten bij de verschillende uitvoeringsorganisaties. De gemaakte afspraken tussen de opdracht gevende departementen en de uitvoeringsorganisatie sluiten namelijk niet altijd volledig aan op deze implementatieagenda en kennen vanwege de beleidsopgave in de betreffende sector soms een andere prioritering. Vanuit het programma Digitaal 2017 zal hierover verder overleg moeten plaatsvinden met de verschillende departementen en uitvoeringsorganisaties. Gezien de grote verscheidenheid aan organisaties, dienstverleningsactiviteiten en de daarvoor benodigde (aansluiting op) generieke digitale bouwstenen, is het niet mogelijk om hier een volledig overzicht te geven van alle ontwikkelingen binnen de departementen op dit terrein. Er wordt daarom volstaan met het benoemen van enkele ontwikkelingen binnen verschillende departementen:
Het ministerie van Infrastructuur en Milieu werkt samen met de medeoverheden aan de voorbereiding en invoering van de Omgevingswet. De hierbij behorende dienstverlening aan burgers, bedrijven en andere organisaties en het daaronder liggende digitale stelsel, kent veel raakvlakken met de in deze implementatieagenda opgenomen ambities en activiteiten. Het gaat daarbij zowel om de verdere verbetering van de digitale intake van vergunningaanvragen, als om de vraag op welke wijze verdere correspondentie met aanvragers en andere belanghebbenden verder digitaal wordt vormgegeven. In het domein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is het accent in de komende jaren gelegen op kwaliteitsverbetering van de al verregaand gedigitaliseerde ‘voorkant’ van de digitale dienstverlening en het stroomlijnen van de (interne) verwerkingsprocessen. Bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zal binnen het onderwijsdomein de aandacht in de komende jaren onder meer zijn gericht op de Vernieuwing van de Studiefinanciering. Daarnaast wordt ingezet op een kwaliteitsslag op de digitalisering die reeds in deze sector heeft plaatsgevonden: slim digitaliseren ten behoeve van betere dienstverlening en een hogere efficiency. Het ministerie van Veiligheid en Justitie werkt aan een implementatieagenda voor haar eigen domein, waarin concreet wordt aangegeven wat er wordt gerealiseerd in op maat naar 2017. Deze implementatieagenda Veiligheid en Justitie is naar verwachting eind 2015 gereed. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport werkt samen met de zorgsector aan een duurzaam informatiestelsel voor de zorg. Daarin worden drie hoofdlijnen onderscheiden: de patiënt centraal (blue button), naar meer transparantie en regie aan de bron. Waar mogelijk wordt hierbij aangesloten op de bouwstenen van de generieke digitale infrastructuur. Vanuit het ministerie van Economische Zaken wordt samen met de verschillende uitvoeringsorganisaties van het departement (zoals de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) onder meer gewerkt aan op elektronische dienstverlening aansluitende standaardproducten- en diensten voor identiteitsmanagement en toegang. Pagina 35 van 54
Vanuit verschillende departementen wordt aangegeven dat er aandacht moet worden geschonken aan de bruikbaarheid van bouwstenen voor kleinere uitvoeringsorganisaties. De aard en omvang van hu processen maken het soms lastig of duur om aan te sluiten op sommige generieke bouwstenen. Daarnaast wordt vanuit verschillende departementen aangegeven dat er bij de uitvoeringsorganisaties behoefte is aan een authenticatiemiddel met een hoger beveiligingsniveau om hun dienstverlening op een veilige wijze verder te kunnen digitaliseren.
3.2
Grote uitvoeringsorganisaties De grote uitvoeringsorganisatie lopen voor wat betreft digitale transacties in het algemeen aan kop ten opzichte van de meeste andere overheidsorganisaties. Enerzijds doordat primaire processen en interacties met andere organisaties en overheden (‘machine to machine’) zoveel mogelijk zijn geautomatiseerd. Anderzijds door veel producten en diensten al achter DigiD of eHerkenning aan te bieden. Hierdoor hoeven burgers, bedrijven en andere organisaties steeds minder gegevens zelf (opnieuw) in te voeren. En als dat wel nodig is, streven organisaties naar vooringevulde en gebruiksvriendelijke online formulieren. Deze ontwikkelingen worden door de grote uitvoeringsorganisaties de komende jaren voortgezet. De grote uitvoeringsorganisaties zien daarnaast als belangrijke opgave voor zichzelf weggelegd om het gebruik van het digitale kanaal verder te bevorderen. In dat kader onderschrijven de manifestpartijen de uitgangspunten van deze implementatieagenda. Wel signaleren zij een aantal belangrijke randvoorwaarden waaraan moet worden voldaan, om te kunnen komen tot het daadwerkelijk digitaal doen van zaken met de overheid in 2017:
er moeten nadere afspraken worden gemaakt met zowel de afzonderlijke (soms sterk van elkaar verschillende) uitvoeringsorganisaties als het verantwoordelijke departement over concrete activiteiten in deze implementatieagenda (ook in het licht van de aansluiting op het bestaande projectenportfolio); naast aandacht voor het aanbod van (digitale) diensten, moet er nadrukkelijk aandacht worden geschonken aan het vanuit de behoefte van burgers, bedrijven en andere organisaties verder verbeteren van de dienstverlening en bevordering van ketensamenwerking (waaronder ook het aanpassen van processen zodat geen dienstverlening meer nodig is); er moet nadrukkelijk aandacht worden geschonken aan het wegnemen van belemmeringen voor digitale dienstverlening in 2017, waarbij er onder meer nader moet worden gekeken naar bestaande voorzieningen (zoals samenwerkende catalogi) en nieuwe voorzieningen (zoals een eID middel) en naar de samenhang en volgorde van deze voorzieningen; het is belangrijk dat de continuïteit van de voor een goede digitale dienstverlening benodigde voorzieningen voldoende is gewaarborgd en dat er voldoende middelen voor het verbeteren van de dienstverlening, het implementeren van voorzieningen en het beheer van voorzieningen beschikbaar zijn.
Hierna is een aanzet opgenomen voor de verschillende activiteiten die vanuit de grote uitvoeringsorganisaties een bijdrage kunnen leveren aan de ambitie van Digitaal 2017. De uitkomsten van de gesprekken met de verschillende departementen leiden tot voorstellen voor aanvulling op, aanpassing van en concretisering van de genoemde activiteiten. Daarnaast zullen aard en omvang van Pagina 36 van 54
de activiteiten verschillen voor de verschillende grote uitvoeringsorganisaties. De belangrijkste activiteiten van de grote uitvoeringsorganisatie in het kader van deze implementatieagenda zijn: Activiteiten voor overheidsbrede dienstverleningsagenda de grote uitvoeringsorganisaties zorgen dat de relevante informatie ten behoeve van het digitaal zaken doen kan worden ontsloten via Overheid.nl (voor burgers) en Ondernemersplein.nl (voor bedrijven); de grote uitvoeringsorganisaties blijven de gebruiksvriendelijkheid van de eigen websites continu verbeteren conform standaarden (zoals webrichtlijnen) en door het uitvoeren van ‘usability tests’; de grote uitvoeringsorganisaties gaan meer producten en diensten achter DigiD en eHerkenning aanbieden en het gebruiksgemak vergroten door steeds meer voor in te vullen; de grote uitvoeringsorganisaties gaan actiever ervaringen en ‘best practices’ uitwisselen ter bevordering van de realisatie van de actiepunten via de bestaande projecten en samenwerkingsverbanden; de grote uitvoeringsorganisaties bevorderen het gebruik van het digitale kanaal. Activiteiten voor bouwsteenagenda de door de grote uitvoeringsorganisaties ervaren relevante belemmerende knelpunten bij het gebruik van verschillende voorzieningen voor het kunnen realiseren van een goede digitale dienstverlening, worden in beeld gebracht en belegd ten behoeve van een oplossing (2015). Activiteiten voor aansluitagenda de grote uitvoeringsorganisaties dragen er zorg voor dat informatie over hun producten en diensten beschikbaar komt voor Samenwerkende Catalogi of op een andere manier waarmee het doel wordt bereikt; de grote uitvoeringsorganisaties sluiten bij voorkeur aan op de Berichtenboxen en laten kennisgevingen aan burgers, bedrijven en andere organisaties via de Berichtenboxen lopen.
3.3
Kleine uitvoeringsorganisaties De kleine uitvoeringsorganisaties bedienen een grote variëteit aan specifieke doelgroepen. Bovendien bestaan er grote verschillen in de mate van volwassenheid van de digitale dienstverlening tussen de verschillende kleine uitvoeringsorganisaties. Voor sommige van deze organisaties speelt bovendien dat zij opereren in een Europees of monidaal werkveld. Het is daarom niet eenvoudig om algemeen geldende activiteiten voor de kleine uitvoeringsorganisaties te benoemen. In het algemeen kan gesteld worden dat een belangrijke vraag voor deze uitvoeringsorganisaties is om na te gaan welk type dienstverlening het meest geschikt is voor de te bedienen doelgroepen. Dat vraagt om een goede afweging tussen ‘persoonsgericht werken’ en/of ‘zaakgericht werken’. De concept implementatieagenda is besproken in een sessie met front runners van Klein LEF. Hieruit zijn onderstaande beelden naar voren gekomen. Ook hier geldt dat de uitkomsten van de gesprekken met de verschillende departementen nog leiden tot voorstellen voor aanvulling op, aanpassing van en concretisering van de genoemde activiteiten. De op dit moment onderkende belangrijkste activiteiten van de kleine uitvoeringsorganisaties in het kader van deze implementatieagenda zijn: Activiteiten voor overheidsbrede dienstverleningsagenda Pagina 37 van 54
de kleine uitvoeringsorganisaties zorgen ervoor dat de relevante informatie ten behoeve van het digitaal zaken doen zo volledig mogelijk en begrijpelijk worden beschreven (zoals informatie over rechten en plichten en informatie over producten en diensten); de kleine uitvoeringsorganisaties gaan ervoor zorgen dat de eigen websites voldoen aan de ook voor hen geldende verplichting om de Webrichtlijnen te volgen; voor de meest gebruikte producten en diensten voor burgers, bedrijven en andere organisaties worden aanvraagformulieren - die nog op papier zijn dan wel eerst uitgeprint, ondertekend en vervolgens opgestuurd moeten worden vervangen door webformulieren en/of meteen door vooringevulde formulieren achter DigiD en eHerkenning; op basis van het nader in kaart brengen van de verschillende typen klanten, wordt op basis van een functioneel ontwerp bepaald in hoeverre zaakgericht werken generiek vorm kan krijgen voor de kleine uitvoeringsorganisaties en/of organisatiespecifiek moet worden ingericht; omdat kleine uitvoeringsorganisaties over het algemeen onderdeel uitmaken van ketens met publieke en private partijen, wordt de dienstverlening door de kleine uitvoeringsorganisaties bij voorkeur in ketenverband verbeterd.
Activiteiten voor bouwsteenagenda De kleine uitvoeringsorganisaties benoemen de behoefte aan (niet te complexe) functionaliteiten waar deze organisaties ook direct iets aan hebben. Activiteiten voor aansluitagenda de kleine uitvoeringsorganisaties dragen er zorg voor dat informatie over hun producten en diensten beschikbaar komt voor Samenwerkende Catalogi; de kleine uitvoeringsorganisaties maken een overzicht per organisatie van welke zaken er persoonsgebonden in MijnOverheid komen te staan (ketensamenwerking);
de kleine uitvoeringsorganisaties die zaken doen met burgers en/of bedrijven sluiten aan op de Berichtenboxen en laten kennisgevingen aan burgers, bedrijven en andere organisaties via de Berichtenboxen lopen.
In de recente verkenning in opdracht van de CIO’s van V&J, EZ en BZK naar een mogelijk programma ‘Digitalisering 2017 Kleine Uitvoerders’ wordt geconstateerd dat de bovenstaande stappen richting Digitaal 2017 voldoende duidelijk zijn om te resulteren in een aantal concrete activiteiten voor de Klein LEF-partijen in de periode tot en met 2017. Vanuit de kleine uitvoeringsorganisaties wordt daarbij benadrukt dat het voor het behalen van de ambities en het daadwerkelijk kunnen uitvoeren van de bovenstaande activiteiten, het van groot belang is dat aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan. De belangrijkste op dit moment onderkende randvoorwaarden zijn:
er moet aandacht blijven bestaan voor een realistische implementatie van digitale dienstverlening in termen van concreet te behalen resultaten voor verschillende organisaties en voor wat betreft het moment waarop dit realiseerbaar is; om de dienstverlening door kleine uitvoeringsorganisaties te kunnen verbeteren is het noodzakelijk dat de leveranciers van de bouwstenen aan de kleine uitvoeringsorganisaties (niet te complexe) functionaliteiten aanbieden waar deze
Pagina 38 van 54
3.4
organisaties ook direct iets aan hebben en die gemakkelijk (en goedkoop) koppelbaar zijn aan de primaire processen (‘plug and play aansluiting’); er moet aandacht worden geschonken aan de voor de aanpassing benodigde financiële middelen, omdat de gevraagde toenemende digitalisering leidt tot extra activiteiten voor de uitvoeringsorganisaties.
Provincies De dienstverlening van provincies richt zich vooral op de doelgroepen bedrijven, maatschappelijke instellingen en andere overheidsorganisaties. Dienstverlening richting burgers komt minder vaak voor. De producten die provincies leveren kenmerken zich door een hogere complexiteit. Provincies vinden het van belang om de dienstverlening zoveel mogelijk ketengericht te benaderen. Hierbij moeten bepaalde producten en diensten van bijvoorbeeld gemeenten en provincies die elkaar raken zoveel mogelijk vanuit de beleving van burgers, bedrijven en andere organisaties worden aangeboden. Denk aan een melding openbare ruimte. Burgers, bedrijven en andere organisaties moeten er dan niet over na hoeven te denken waar zij deze melding moet indienen. Dit geldt bijvoorbeeld al voor een aanvraag voor het ontsteken van vuurwerk. Provincies hebben de ambitie om de elektronische dienstverlening de komende jaren verder te verbeteren. Die verbetering moet aansluiten bij de digitale werkwijze in de eigen organisatie. Zij richten de aandacht de komende jaren primair op verdere aansluiting op de basisregistraties, het beschikbaar stellen van open data en op de invoering van de Omgevingswet en de daarbij behorende dienstverlening. Bij dit laatste is sprake van een ketengerichte vorm van dienstverlening. Provincies sluiten aan op de overheidsbreed benoemde bouwstenen van de generieke digitale infrastructuur. De op dit moment voorziene belangrijkste activiteiten die de provincies in het kader van deze implementatieagenda willen uitvoeren, zijn: Activiteiten voor overheidsbrede dienstverleningsagenda het op een gestructureerde manier gezamenlijk ontwikkelen en beheren van algemene informatie over de rechten en plichten ten aanzien van de producten van provincies door een generieke toeleiding op de producten- en dienstencatalogus te ontwikkelen en digitaal te ontsluiten; nagaan in hoeverre de gezamenlijk beschreven circa 110 gemeenschappelijke producten en de door enkele provincies beschreven specifieke producten voldoende zijn onderhouden en aangesloten zijn op Samenwerkende Catalogi, en het streven naar beschikbaarheid van volledige en eenduidige productinformatie van provincies; de provincies gaan na wat de 25 meest gebruikte producten zijn (waarvan een deel past binnen de ontwikkelingen rondom de Omgevingswet) en bieden hiervoor eind 2017 slimme formulieren aan; uitbreiden van het gebruik van de Gemeenschappelijke Voorziening Officiële Publicaties (GVOP), zodat burgers, bedrijven en andere organisaties in staat worden gesteld om officiële publicaties op een gestructureerde manier te ontvangen. Activiteiten voor bouwsteenagenda Er zijn nog geen concrete behoeften benoemd over de bouwstenen. Activiteiten voor aansluitagenda Pagina 39 van 54
aansluiting op Ondernemingsdossier en Ondernemersplein; aansluiting op berichtenboxen bedrijven (uiterlijk 2017); provincies maken eind 2016 gebruik van eHerkenning voor authenticatie en ondertekening; gebruik van de GVOP voor publicaties en regelgeving (DROP); verdere aansluiting op de basisregistraties conform wettelijke verplichtingen en beschikbaarheid.
De provincies hebben de ambitie uitgesproken om in de tweede helft van 2015 bovenstaande verder uit te werken in een provinciaal visiedocument rondom dienstverlening.
3.5
Gemeenten In de ledenvergadering van juni 2015 is de ‘De Digitale Agenda 2020’ vastgesteld. Dit is een strategische collectieve digitale agenda voor dienstverlening en informatiebeleid voor de periode tot 2020, inclusief een meerjarige aanpak, projectenagenda, governance en financiering. De tijdshorizon van deze Digitale Agenda 2020 is daarmee een langere dan die van het programma Digitaal 2017. Ook is de scope van de Agenda 2020 breder dan die van het programma Digitaal 2017. Naast de ook voor het programma Digitaal 2017 belangrijke innovatie van uitvoeringsprocessen en het aansluiten op de nationale Generieke Digitale Infrastructuur, wordt in de Digitale Agenda 2020 ook aandacht geschonken aan het verder toewerken naar verdere vormen van samenwerking en collectivisering en het in beeld brengen van de effecten van de informatiesamenleving op de gemeenten. De Digitale Agenda 2020 is voor gemeenten het richtsnoer voor de komende jaren. De voor de implementatieagenda Digitaal 2017 relevante activiteiten passen binnen De Digitale Agenda 2020. Daarnaast zijn een beperkt aantal elementen van belang voor Digitaal 2017 die een iets minder prominente plaats kennen in de Digitale Agenda 2020. Vanuit de gemeenten is de bereidheid uitgesproken om te bezien in hoeverre deze aanvullende activiteiten kunnen worden opgepakt om daarmee de overheidsbrede dienstverlening te kunnen verbeteren. De gemeenten wensen voor deze (voornamelijk sterk GDI gerelateerde) activiteiten dan wel vooraf een impactanalyse uit te voeren. De belangrijkste vanuit de Digitale Agenda 2020 voortvloeiende en voor deze agenda relevante activiteiten (aangevuld met enkele met een sterretje gemarkeerde aanvullende activiteiten) zijn: Activiteiten voor overheidsbrede dienstverleningsagenda (*) het op basis van beschikbare ervaringen van gemeenten en beschikbare onderzoeken in algemene zin nagaan of het mogelijk is om in het gemeentelijk veld te komen tot een door gemeenten breed gedragen overzicht van de belangrijkste ‘20’ producten en diensten voor burgers en bedrijven, zodat de focus voor de verdere ontwikkeling van digitale diensten en producten verder kan worden aangescherpt (2015); (*) het uitvoeren van een impactanalyse om te bepalen op welke manier gemeenten in de komende jaren op een gestructureerde manier gezamenlijk algemene informatie over de rechten en plichten ten aanzien van de producten van gemeenten kunnen aanleveren voor onder meer Overheid.nl (waarnaar dan vanuit gemeentelijke websites zoveel mogelijk zal worden verwezen) en de afspraken die daarover moeten worden gemaakt(2015);
Pagina 40 van 54
(*) impactanalyse voor het (zo mogelijk gezamenlijk) beheren van informatie voor samenwerkende catalogi door gemeenten, inclusief de relatie daarvan met het publiceren van informatie op gemeentelijke websites (waarbij bijzondere aandacht wordt geschonken aan de verhouding tot het werken met TOP taken websites), Overheid.nl en Ondernemersplein (2015); (*) gemeenten passen hun processen en leveranciers de bijbehorende software aan, zodat alle gemeenten eind 2017 in staat zijn voor de bulkprocessen elektronische facturen te ontvangen en verwerken (2017); het in het kader van ‘innovatief standaardiseren in dienstverlening’ uitvoeren van pilots voor digitale dienstverlening aan begrafenisondernemers, informatievoorziening voor zzp’ers en het herontwerp van het verhuisproces, met als intentie om deze te kunnen opschalen tot alle gemeenten (2015 / 2016); uitvoeren pilot voor regie op eigen gegevens op grond van een initiatief van enkele gemeenten (2015 / 2016); het in het kader van ‘innovatief standaardiseren in dienstverlening uitvoeren van pilots voor het herontwerp van werkprocessen op basis van de uitvoeringspraktijk bij gemeenten voor de verstrekking van rijbewijzen en het voorkomen van werkfraude (2015 / 2016); (*) het verder vormgeven van de dienstverlening als gevolg van de invoering van de Omgevingswet (2015 – 2017); het door een tijdelijke visitatiecommissie voor informatieveiligheid verhogen van het bestuurlijk bewustzijn en de aandacht voor informatieveiligheid (2015 – 2017).
Activiteiten voor bouwsteenagenda ontwikkeling en beproeving van een proof of concept van een generieke transactievoorziening voor ondernemers in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken (2015); afhankelijk van de uitkomsten van de impactanalyse bezien hoe de Samenwerkende Catalogi voor bedrijven beter kunnen aansluiten op de wensen van gemeenten (2016). Activiteiten voor aansluitagenda (*) afhankelijk van de uitkomsten van de impactanalyse bezien in hoeverre en met welke fasering alle gemeenten met kwalitatief hoogwaardige informatie aansluiten op Samenwerkende Catalogi (2016); gemeenten die zaakgericht werken sluiten aan op MijnOverheid Lopende Zaken afhankelijk van de uitkomsten van het lopende visietraject (2016 / 2017); aansluiting op Generieke Transactievoorziening dan wel individuele bouwstenen voor ondernemers (2016 / 2017); tweejarig programma voor het maximaal beschikbaar stellen van de MijnOverheid berichtenbox voor projecten buiten de WOZ (2015 / 2016). In overleg met de VNG/KING zullen bovenstaande activiteiten op onderdelen nog verder worden aangescherpt.
Pagina 41 van 54
3.6
Waterschappen Als verdere concretisering van de in hoofdstuk 2 genoemde hoofdlijnen, leggen de waterschappen bij het verder verbeteren van de digitale dienstverlening aan burgers, bedrijven en andere organisaties primair de focus op:
de invoering van de Omgevingswet en de daarbij behorende dienstverlening; verdere ketenintegratie (met onder meer activiteiten van gemeenten) voor de dienstverlening op het gebied van water.
Voor waterschappen is het van belang dat de activiteiten in deze overheidsbrede implementatieagenda goed aansluiten op de activiteiten rondom de invoering van de Omgevingswet. De invoering van deze wet zal leiden tot een verdere aanpassing van de dienstverlening in het omgevingsdomein. De waterschappen willen deze vernieuwingsimpuls gebruiken om ook in bredere zin een impuls te geven aan het verbeteren van de digitale dienstverlening. Daarbij zal ook worden gewerkt aan het verder verbeteren en zo mogelijk integreren van dienstverleningsactiviteiten rondom het thema water. Activiteiten voor overheidsbrede dienstverleningsagenda Deze focus en ambitie leiden op dit moment tot de volgende hoofdactiviteiten die de waterschappen in het kader van het verbeteren van de digitale dienstverlening de komende jaren gezamenlijk willen gaan uitvoeren: Gezamenlijk (en in afstemming met de andere betrokken overheden) voorbereiden van de procesgang van dienstverlening rondom de Omgevingswet en de overige waterschapsproducten, de ‘manier waarop daarin gebruik gemaakt gaat worden van generieke bouwstenen en wat dit betekent voor de aansluiting op de bouwstenen en zo nodig de aanscherping van de bouwstenen (2015/2016); Het gezamenlijk ontwikkelen van algemene informatie over rechten en plichten rondom het takenpakket van waterschappen en het uitwerken van de manier waarop het beheer hiervan zou kunnen plaatsvinden (2015/2016); Gezamenlijk uitwerken van producten en diensten waarin niet of onvoldoende wordt voorzien vanuit de ontwikkelingen rondom het Omgevingsloket online, zoals specifieke meldingen (2016); Gezamenlijk uitwerken van de verdere ketenintegratie en het klantvriendelijk beschikbaar maken van een aantal oplossingen voor dienstverlening rondom het thema water, met focus op de zeven meest gebruikte producten: watervergunning, bezwaar waterschapsbelastingen, kwijtschelding waterschapsbelasting, meldingen van incidenten, meldingen van werkzaamheden, bezwaarschriften en contact met het waterschap (2016); De meest gebruikte producten en diensten worden op het hoogst mogelijke volwassenheidsniveau (met oog voor de aard van het product) digitaal aangeboden, waarbij er een afhankelijkheid bestaat met de ontwikkelingen rondom de Omgevingswet (2017); De waterschappen doen digitale aankondigingen aan burgers en bedrijven, zoals ten aanzien van het schouwen (2017). Bij de invoering van de Omgevingswet is in het kader van de digitale dienstverlening een belangrijke rol weggelegd voor het Omgevingsloket online en het digitale stelsel in het omgevingsdomein (voorheen Laan van de Leefomgeving). Voor het integraal kunnen vormen van dienstverleningsprocessen vanuit de waterschappen is het echter van belang dat ook het proces na het indienen van een vergunningaanvraag zoveel mogelijk eenduidig wordt vormgegeven. Dit is een opgave voor de Pagina 42 van 54
waterschappen zelf. Hierbij gaat het onder meer om de manier waarop wordt omgegaan met het beschikbaar stellen van statusinformatie, het digitaal verzenden van berichten en documenten (zoals de vergunning) en het digitaal ontsluiten van informatie ten behoeve van bezwaar en beroep. De waterschappen zullen deze uitwerking gezamenlijk oppakken en daarbij ook bezien in hoeverre aansluiting mogelijk is op activiteiten van onder meer provincies, gemeenten en omgevingsdiensten. Daarnaast bestaat de verwachting dat met het Omgevingsloket online niet wordt voorzien in alle producten vanuit de waterschappen. Daarom wordt ook gezamenlijk gewerkt aan de manier waarop deze producten en diensten digitaal aan burgers, bedrijven en andere organisaties kunnen worden verstrekt. Hierbij gaat het onder meer om de producten ‘melding incidenten met betrekking tot de waterhuishouding’, ‘melding werkzaamheden aan dijk of water’ en formulieren voor klachten en opmerkingen. Dit laatste geldt ook voor de verdere ketenintegratie en het klantvriendelijk beschikbaar maken van een aantal oplossingen voor dienstverlening rondom het thema water. Vier waterschappen werken in dit verband nu al samen om te komen tot meer zaakgericht werken. Het meer zaakgericht werken en de daarbij behorende klantinteractie is (mogelijk) te verbreden naar andere waterschappen. De self service rondom Activiteitenmeldingen kan worden gezien als een voorbeeld van een concrete invulling hiervan. Bij de algemene informatie gaat het er om dat er nog geen sprake is van een goed gestructureerde informatievoorziening over rechten en plichten ten aanzien van de producten van waterschappen (zoals deze bijvoorbeeld bestaan in de vorm van vraag-antwoord combinaties bij de rijksoverheid). Veel van deze informatie wordt momenteel nog door elk van de waterschappen afzonderlijk ontwikkeld. Dit leidt tot onnodige verschillen en is niet altijd even efficiënt. Bovendien bemoeilijkt dit de ontsluiting van deze informatie via landelijke overheidsportalen. Waterschappen zullen daarom werken aan het waar mogelijk samen ontwikkelen en beheren van algemene informatie. Activiteiten voor bouwstenenagenda Uit de hiervoor genoemde dienstverleningsactiviteiten komen mogelijk nog punten naar voren die van belang zijn voor de bouwstenenagenda. Op dit moment zijn die nog niet bekend. Wel lopen waterschappen er tegenaan dat de plaatscodering in de Gemeenschappelijke Voorziening Officiële Publicaties (GVOP) niet altijd passend is. Voor waterschappen is een meer geometrische insteek van belang, omdat veel van hun activiteiten niet aan specifieke adressen zijn verbonden. Dit kan er in de attenderingsfunctie van Mijnoverheid toe leiden dat burgers geconfronteerd worden met bekendmakingen die voor hen niet relevant zijn. Dit bevordert het gevoel van goede dienstverlening niet. Er wodrt nagegaan of dit wordt veroorzaakt door beperkingen in de voorziening of door een onjuiste of beperkte aanlevering van informatie door de waterschappen. Activiteiten voor aansluitagenda Het aantal klantcontacten van waterschappen met burgers, bedrijven en nadere organisaties is relatief beperkt in omvang. De heffing van waterschapsbelastingen (als één van de belangrijke producten van waterschappen) is bij de meeste waterschappen namelijk belegd bij regionale belastingsamenwerkingsverbanden. De feitelijke inrichting van de dienstverlening rondom waterschapsbelastingen gebeurt dan ook niet door de waterschappen. Dit betekent dat het inzetten van generieke bouwstenen binnen waterschappen relatief kostbaar is en het dus de voorkeur Pagina 43 van 54
verdient om zoveel mogelijk aan te sluiten op specifieke dienstverleningsoplossingen die al in een dergelijke aansluiting voorzien (door bijvoorbeeld een gemeenschappelijke oplossing). De aansluitagenda voor waterschappen is in belangrijke mate afhankelijk van de keuzen die worden gemaakt rondom de verdere uitwerking van het dienstverleningsproces rondom omgevingsvergunningen. Op basis van de huidige inzichten wordt de volgende aansluitagenda voorzien: Alle waterschappen zijn met kwalitatief hoogwaardige informatie aangesloten op samenwerkende catalogi (2015/2016); Aansluiting op berichtenboxen en op MijnOverheid Lopende Zaken (afhankelijk van de uitwerking van de dienstverleningsprocessen) in 2017. Waterschappen hebben geen gezamenlijke producten-diensten catalogus. In veel gevallen wordt er wel gebruik gemaakt van Samenwerkende Catalogi. Onduidelijk is of alle waterschappen hier structureel gebruik van maken en wat de kwaliteit is van de gepubliceerde informatie. Voor een goede ontsluiting van alle relevante producten en diensten via landelijke portalen is dit wel van belang.
Pagina 44 van 54
Bijlage 1 : aanzet detailuitwerking dienstverleningsagenda
Onderstaande activiteiten raken (tenzij expliciet anders is vermeld) alle overheden en overheidsorganisaties. De mate waarin is onder meer afhankelijk van de huidige situatie, de aard van de dienstverlening en de raakvlakken met andere beleidsontwikkelingen (zoals binnen de verschillende sectoren). Om dit gedetailleerder te kunnen aangeven lopen er nog gesprekken met de departementen en de verschillende uitvoeringsorganisaties. De uitkomsten van deze gesprekken leiden tot voorstellen voor aanvulling op en mogelijk ook aanpassing van onderstaande aanzet voor een dienstverleningsagenda. Het programma Digitaal 2017 vervult hierbij een faciliterende rol en zal in dat kader onder meer een aantal activiteiten met een meer verkennend karakter initiëren. Integrale toegang tot overheidsinformatie
Organisaties verbeteren (de bijhouding van) informatiebronnen en verwijsindices door: het in beeld brengen van de oorzaken van de bestaande tekortkomingen in het beheer van informatie over producten en diensten (2015) het in beeld brengen van de huidige manier waarop door de verschillende overheden algemene informatie over rechten en plichten wordt bijgehouden en ontsloten (2015) het ontwikkelen van een concreet beeld hoe een goed werkend samenstel van informatiebronnen voor zowel producten en diensten als algemene informatie over rechten en plichten eruit zou kunnen zien en welke activiteiten hiervoor nodig zijn (2015) gezamenlijke afspraken te maken over het beheer van deze unieke informatiebronnen en verwijsindices (2015 / 2016); het verbeteren van de informatieaanbod vanuit verschillende overheden voor wat betreft de begrijpelijkheid ervan voor burgers, bedrijven en andere organisaties op basis van onder meer inzicht in de effectiviteit van websites en het gebruik van concrete taal (2015 / 2016); het kwalitatief verbeteren van de bestaande productbeschrijvingen met specifieke aandacht voor de verschillen tussen de overheden (2016); het verder ontwikkelen van algemene informatie over rechten en plichten voor met name die overheden waar dit momenteel nog niet het geval is (2016).
Organisaties zorgen voor doelgroep specifieke informatie door: vanuit een dienstverleningsperspectief het klantenbestand in te delen in verschillende doelgroepen (2015); een organisatie overstijgende prioritering te maken van welke doelgroepen te bedienen met specifieke toeleiding en content (2015); specifiek voor burgers op basis van onderzoeken naar behoeften onder burgers te verkennen in hoeverre thematische websites gewenst zijn en waar wenselijk thematische websites te creëren (2015 / 2016); specifiek voor bedrijven de beschikbaarheid van doelgroep specifieke informatie te verbeteren en de bekendheid van Ondernemersplein te vergroten (2015); verbreden functies Ondernemingsdossier naar 22 Regelhulpen voor ondernemers (2015); verbreden functies Ondernemingsdossier naar 27 Regelhulpen voor ondernemers (2016). Pagina 45 van 54
Organisaties voeren structureel usability tests uit en gebruiken de bevindingen ter verbetering van het dienstverleningsproces door: te bepalen in welke situaties en met welke frequentie usability tests worden uitgevoerd (2015 / 2016); periodiek usability tests uit te voeren (2015 – 2017); aanpassingen van dienstverlening om onnodige kanaalswitches te vermijden, zoals het via de website niet onnodig doorverwijzen naar balie of telefoon en het bevorderen van het digitale kanaal via de eigen medewerkers (2015 – 2017); aanpassingen aan de website door deze in ieder geval responsive te maken waardoor deze ook op mobiele apparaten goed bruikbaar is (2015 / 2016); de bevindingen te verwerken in het (ketengerichte) dienstverleningsproces, waarbij gedacht kan worden aan het optimaliseren van de vindbaarheid van digitale diensten op de website (2015 - 2017).
Digitaal zaken doen met de overheid 1. Burgers, bedrijven en andere organisaties kunnen digitaal aanvragen doen
Organisaties realiseren de verdere digitalisering van hun aanvraagprocessen door: het in beeld brengen van de mogelijkheden voor digitale aanvraagprocessen bij kleine uitvoeringsorganisaties (2015); het verder uitwerken van de opzet voor digitale aanvraagprocessen bij provincies en waterschappen op basis van ervaringen en de gestelde ambities ten aanzien van digitale dienstverlening (2015); het samenstellen van een breed gedragen overzicht van meest gevraagde producten en diensten (vanuit in ieder geval) de gemeenten die zich lenen voor een focus in verdere digitalisering van aanvragen (2015); het verder uitbouwen van de mogelijkheden tot digitaal aanvragen door met name gemeenten en grote uitvoeringsorganisaties (2015 – 2016); het (verder) ontwikkelen en invoeren van gemeenschappelijk te gebruiken digitale aanvraagprocessen bij provincies, waterschappen en gemeenten (2016); invoering eerste digitale aanvraagprocessen bij kleine uitvoeringsorganisaties op basis van eerdere inventarisatie (2016); gedigitaliseerde aanvraagprocessen zoveel als mogelijk en noodzakelijk op een hoger volwassenheidsniveau aanbieden (2016); uiterlijk eind 2017 tenminste de meest gebruikte producten en diensten (nog nader te preciseren met de verschillende overheden) digitaal kunnen aanvragen (2017); meting van de mate waarin het aanbod wordt gedigitaliseerd en het gebruik dat hiervan wordt gemaakt aansluitend op de in deze agenda benoemde focus en activiteiten (2015 – 2017) kennis beschikbaar stellen over (oorzaken van) het gedrag van burgers, bedrijven en andere organisaties bij digitale interactie (netwerk Gebruiker Centraal) en het verspreiden van goede voorbeelden (GoedOpgelost) aan alle overheden (2015 – 2017).
Pagina 46 van 54
2. Ketengerichte overheidsdienstverlening
de verschillende overheden selecteren minimaal 10 onderwerpen waarvoor integrale dienstverlening zal worden aangeboden: -
-
-
onderzoek onder burgers, bedrijven en andere organisaties welke onderwerpen naar hun mening vragen om een integrale benadering (2015); prioriteren en vaststellen van de onderwerpen waarop de gezamenlijke focus wordt gezet bij de verdere ontwikkeling van integrale (of ketengerichte) dienstverlening, waarbij een onderscheid wordt gemaakt in een ambitieniveau ten aanzien van informatie en transacties (2015); nagaan in hoeverre hierbij gebruik gemaakt kan worden van bestaande oplossingen zoals rapportagemogelijkheden via SBR (2015).
de betrokken overheidsorganisaties realiseren de integrale dienstverlening die behoort bij deze 10 onderwerpen: inrichten van een goede aansturing van de verdere uitwerking voor elk van de onderwerpen (2016); uitwerking van de manier waarop de integrale dienstverlening kan worden vormgegeven waarin expliciet de gebruikersbehoefte centraal wordt gesteld (2016); in beeld brengen van de benodigde aanpassingen in organisatie, werkprocessen, producten en diensten, regelgeving, ICT en financiën en de gestelde eisen aan de benodigde generieke bouwstenen (2016); realisatie van de benodigde aanpassingen (2017).
3. Organisaties sturen burgers, bedrijven en andere organisaties digitale aankondigingen
Organisaties realiseren de verdere digitalisering van hun kennisgevingsprocessen door: het in het verlengde van de mogelijkheden voor digitale aanvraagprocessen in beeld brengen van de mogelijkheden voor digitale kennisgevingsprocessen (2015); het verder uitbouwen van het aantal gevallen waarin digitale kennisgevingen aan burgers, bedrijven en andere organisaties worden gezonden (2015 – 2016); uiterlijk eind 2017 tenminste de meest gebruikte producten en diensten (nog nader te preciseren met de verschillende overheden) digitaal beschikbaar stellen (2017); meting van de mate waarin het aanbod wordt gedigitaliseerd en het gebruik dat hiervan wordt gemaakt aansluitend op de in deze agenda benoemde focus en activiteiten (2015 – 2017) kennis beschikbaar stellen over (oorzaken van) het gedrag van burgers, bedrijven en andere organisaties bij digitale interactie (netwerk Gebruiker Centraal) en het verspreiden van goede voorbeelden (GoedOpgelost) aan alle overheden (2015 – 2017).
Organisaties verbeteren digitale attenderingen aan burgers, bedrijven en andere organisaties door: het verbeteren van de metadatering bij officiële overheidspublicaties zodat passende attendering mogelijk wordt (2015 - 2016);
Pagina 47 van 54
-
het uitbreiden van het aantal attenderingen gericht op het verbeteren van de dienstverlening, zoals het door alle gemeenten attenderen op het verloop van een paspoort (2016 / 2017).
4. Bedrijven wisselen gegevens digitaal uit met de overheid Verbreding van het gebruik van SBR binnen andere publieke en private domeinen (naast Belastingdienst, Kamer van Koophandel en CBS) Randvoorwaarden op orde 1. Digitaal vangnet op orde professionals in de publieke sector stimuleren om de gebruiker centraal te stellen (2015 – 2017); het creëren van een ondersteuningsstructuur voor minder digivaardigen en verwijzen naar het Digitale Hulpplein (2015 – 2017); OCW bevordert de competentie digivaardigheid op basisscholen door de didactische inzet van ICT in de klas (2015 – 2017); aanpassing websites op basis van ratificatie VN-verdrag inzake gelijke behandeling van mensen met een beperking (2017). 2. Informatieveiligheid is geborgd stimuleren bewustwording op zowel het niveau van bestuurders en topmanagers als medewerkers (2015 / 2016); stimuleren dat informatieveiligheid onderdeel wordt van de reguliere bedrijfsprocessen (2015 / 2016); Verminderen van de auditlasten op informatieveiligheid die door gemeenten, provincies en waterschappen worden ervaren (2016 / 2017). 3. Benodigde standaarden zijn afgesproken en worden toegepast afspraken maken over de aansluiting van bedrijfsprocessen, ICT-systemen en gegevensuitwisseling volgend uit andere activiteiten in deze agenda (2015 – 2017). 4. Mogelijkheid tot digitale dienstverlening is wettelijk verankerd Opstellen teksten Wet Generieke Digitale Infrastructuur (2015); Behandeling Wet Generieke Digitale Infrastructuur in de Tweede Kamer (2016); Inwerkingtreding Wet Generieke Digitale Infrastructuur (2017).
Pagina 48 van 54
Bijlage 2 : aanzet detailuitwerking bouwsteenagenda
Onderstaande activiteiten worden voornamelijk uitgevoerd vanuit het voor een specifieke bouwsteen verantwoordelijk beleidsdepartement of vanuit de organisatie waar het beheer en/of doorontwikkeling van de betreffende bouwsteen is belegd. De Digicommisaris vervult hierbij een coördinerende rol. Bij een aantal activiteiten (met name die activiteiten een meer verkennend karakter hebben) zal vanuit het programma Digitaal 2017 een faciliterende rol worden vervuld. Integrale toegang tot overheidsinformatie
Overheid.nl aanpassen tot een gebruikersvriendelijker portaal voor de gehele overheid met een goede toeleiding naar de dienstverlening voor burgers op websites van specifieke organisaties en op themawebsites: verkenning en visie op de verdere ontwikkeling van Overheid.nl door het ministerie van BZK in samenspraak met andere overheden (2015); uitwerken van de benodigde aanpassingen aan Overheid.nl en mogelijk aan andere (thema)websites op grond van de resultaten van het visietraject (2015 / 2016); realisatie van de benodigde aanpassingen aan Overheid.nl en mogelijk aan andere (thema)websites op grond van de opgestelde uitwerkingen (2016 / 2017).
Realiseren dat vanuit Ondernemersplein.nl toeleiding plaatsvindt tot doelgroep specifieke informatie en tot bedrijfsgebonden overheidsinformatie: uitbreiden doelgroepbenadering op Ondernemersplein (2015 / 2016); verdere inzet van technieken om getoonde informatie meer toe te spitsen op doelgroepen (2015 / 2016); realisatie van aanpassingen op grond van door bedrijven geuite behoeften (2015 – 2017).
Het verbeteren van de standaard voor Samenwerkende Catalogi: de door onder meer de grote uitvoeringsorganisaties ervaren knelpunten worden nader in beeld gebracht (2015); op basis hiervan wordt geïnventariseerd welke aanpassingen nodig zijn, waarbij de resultaten van eerdere trajecten als uniforme productnamenlijst [UPL] worden betrokken (2015 / 2016); het zo nodig aanpassen van de standaard voor Samenwerkende Catalogi (2016).
Digitaal zaken doen met de overheid
Verdere ontwikkeling van Lopende Zaken binnen MijnOverheid (statusinformatie) en het realiseren van de hieruit voortkomende veranderingen: afronding visietraject MijnOverheid Lopende Zaken (2015); doorvoeren van aanpassingen aan Lopende Zaken binnen MijnOverheid die hieruit volgen (2016).
Het bepalen van de beoogde samenhang tussen de verschillende bouwstenen voor bedrijven en het doorontwikkelen van de verschillende bouwstenen voor bedrijven om aan deze samenhang te kunnen voldoen: Oplevering visie van Ministerie van Economische Zaken (2015); Pagina 49 van 54
-
Verdere ontwikkelrichting voor persoonlijk domein bedrijven vormgeven (2016); Gebruik van regelhulpen op Ondernemersplein is ook binnen het Ondernemingsdossier mogelijk (2016 / 2017); Realisatie van de in de ontwikkelrichting benoemde aanpassingen of oplossingen (2016 / 2017).
Vervolgacties naar aanleiding van onderzoek naar de mogelijkheden om de berichtenboxen voor burgers, bedrijven en andere organisaties te integreren: Oplevering onderzoek integratie berichtenboxen (2015); Uitkomsten bepalen in hoeverre aanvullende activiteiten rondom de bouwstenen plaatsvinden (2016 / 2017).
Pagina 50 van 54
Bijlage 3 : aanzet detailuitwerking aansluitagenda
Onderstaande activiteiten raken (tenzij expliciet anders is vermeld) alle overheden en overheidsorganisaties. De mate waarin is onder meer afhankelijk van de huidige situatie, de aard van de dienstverlening en de raakvlakken met andere beleidsontwikkelingen (zoals binnen de verschillende sectoren). Om dit gedetailleerder te kunnen aangeven lopen er nog gesprekken met de departementen en de verschillende uitvoeringsorganisaties. De uitkomsten van deze gesprekken leiden tot voorstellen voor aanvulling op en mogelijk ook aanpassing van onderstaande aanzet voor een aansluitagenda. Het programma Digitaal 2017 vervult hierbij een faciliterende rol, die naar aanleiding van de lopende gesprekken nog verder wordt uitgewerkt. Integrale toegang tot overheidsinformatie
Overheden passen de Webrichtlijnen toe: Overheden passen hun websites aan zodat deze voldoen aan Webrichtlijnen versie 2 (2015).
Organisaties sluiten aan op Samenwerkende Catalogi alle overheden werken naar aanleiding van de in de dienstverleningsagenda benoemde activiteiten uit hoe zal worden aangesloten op Samenwerkende catalogi (bijvoorbeeld door de vulling van informatie te laten plaatsvinden vanuit een centrale publicatiefunctie (2016); alle nog niet op de Samenwerkende Catalogi aangesloten overheidsorganisaties sluiten daarop aan (2016).
Medeoverheden vervolledigen de aansluiting op Samenwerkende Catalogi: de mede overheden vervolledigen de aansluiting op Samenwerkende Catalogi (2016).
Aansluiting op methodiek voor ontsluiting van algemene informatie: naar aanleiding van de in de dienstverleningsagenda benoemde activiteiten kan een afspraak voortvloeien over een standaard methodiek voor ontsluiting van algemene informatie, waarnaar de verschillende overheden verder onderzoek moeten doen om te bezien welke aanpassingen zij hiervoor moeten doorvoeren (2016); doorvoeren van de benodigde aanpassingen (2016 / 2017).
Digitaal zaken doen met de overheid
Overheidsorganisaties sluiten aan op MijnOverheid voor in ieder geval het gedeelte Berichtenbox en Persoonlijke Gegevens, en afhankelijk van de uitkomsten van de verkenning ook op Lopende Zaken: aansluiting van diverse belastingprocessen op MijnOverheid Berichtenbox in het kader van het wetsvoorstel elektronisch berichtenverkeer (2015 / 2016); verdere aansluiting van de processen van de grote uitvoeringsorganisaties op MijnOverheid Berichtenbox (nog te concretiseren in gesprekken met departementen); verdere uitbreiding van de getoonde gegevens in MijnOverheid Persoonlijke gegevens (nog te concretiseren in gesprekken met departementen). Pagina 51 van 54
Organisaties sluiten verder aan op de basisregistraties ten behoeve van het voorinvullen van webformulieren: aansluiting op de Basisregistratie Personen voor zover nog niet gerealiseerd (2015 – 2017); aansluiting op het Handelsregister door middel van HR dataservices (2015 – 2017); aansluiting op andere basisregistraties voor zover relevant voor een specifiek dienstverleningsproces, zoals een aansluiting op de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) of de Basisregistratie Kadaster (2015 – 2017).
Aansluiting op authenticatievoorzieningen: aansluiting van processen op de bouwsteen DigiD en van processen en organisaties op eHerkenning (2015 – 2017); aansluiting op de mogelijkheden voor het machtigen van burgers via DigiD machtigen (2015 - 2017); aansluiting op vernieuwd eID stelsel (de planning hiervan is nog niet bekend).
Aansluiting op ondernemingsdossier verdere aansluiting van gemeenten, provincies, omgevingsdiensten en Rijksinspecties (2015 – 2017); gebruik van het Ondernemingsdossier door 80.000 bedrijven (eind 2016).
Verdere uitbreiding van het gebruik van SBR uitbreiding van het gebruik van SBR door de Belastingdienst (2015) inzet van SBR voor aanleveren van jaarrekeningen bij Kamer van Koophandel (vanaf 2016) inzet voor SBR voor het aanleveren van jaarrekeningen door onderwijsinstellingen aan OCW/DUO (vanaf 2016); uitbreiding van CBS-dienstverlening voor ondernemers ten aanzien van economische statistieken (2017); uitbreiding van SBR naar andere sectoren (tot 2017).
Pagina 52 van 54
Bijlage 4 : aanzet samenhangende implementatieagenda
Integrale toegang tot overheidsinformatie In onderstaand schema is een eerste aanzet opgenomen van de visualisatie van de implementatieagenda voor het thema “integrale toegang tot overheidsinformatie”. Hierbij wordt de samenhang getoond tussen de dienstverleningsagenda, de aansluitagenda en de bouwsteenagenda:
Pagina 53 van 54
Digitaal zaken doen met de overheid In onderstaand schema is een eerste aanzet opgenomen van de visualisatie van de implementatieagenda voor het thema “digitaal zaken doen”. Hierbij wordt de samenhang getoond tussen de dienstverleningsagenda, de aansluitagenda en de bouwsteenagenda:
Pagina 54 van 54