MARMOS bodemmanagement
INHOUDSOPGAVE Samenvatting
1
1.
Inleiding
3
2.
Regelmatig voorkomende vormen van bodemverontreiniging
5
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Bodemnormering Wanneer is de bodem “schoon”? Wanneer is de bodem zo vies, dat saneren verplicht is? De standaardbeoordeling voor humane en ecologische risico’s nader belicht Het criterium voor nader onderzoek, de tussenwaarde De maximale waarden voor wonen en industrie voor een duurzaam geschikte bodem
7 7 8 9 11 12
4.
Beleid voor nader onderzoek in diffuus verontreinigde gebieden
15
5. 5.1 5.2
Bodemverontreiniging, wat zijn de consequenties Een aantal vragen om de consequenties van bodemverontreiniging te beoordelen Eventuele voorzorgsmaatregelen indien de bodem vanuit oogpunt van volksgezondheid niet duurzaam geschikt is
17 17 20
BIJLAGEN Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7: Bijlage 8: Bijlage 9: Bijlage 10: Bijlage 11:
Afkortingen- en begrippenlijst Ondergrens voor spoedeisende locaties vanwege humane risico’s (metalen) Ondergrens voor spoedeisende locaties vanwege humane risico’s voor PAK Ondergrens voor spoedeisende locaties vanwege humane risico’s voor DDD, DDE en DDT Toxische druk metalen voor spoedeisende locaties vanwege ecologische risico’s Toxische druk PAK voor spoedeisende locaties vanwege ecologische risico’s Toxische druk DDD, DDE en DDT voor spoedeisende locaties vanwege ecologische risico’s Risicotoolbox metalen Risicotoolbox PAK (indicatief) Risicotoolbox DDD, DDE en DDT Bodemkwaliteitskaart gemeente Goes
Versie 2 Deze versie vervangt de eerdere versie d.d. 14 juni 2012. In deze versie zijn enkele redactionele aanpassingen gedaan in verband met de actualisatie van bodemkwaliteitskaarten. Verder is een inhoudelijke aanpassing gedaan in verband met: de gewijzigde berekening van de risico’s van lood in grond in het risicomodel Sanscrit; wijziging van de criteria voor onaanvaardbare ecologische risico’s in de Circuaire bodemsanering.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
MARMOS bodemmanagement
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins zonder voorafgaande, schriftelijke toestemming van de opdrachtgever of Marmos Bodemmanagement.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
MARMOS bodemmanagement
SAMENVATTING Probleemstelling: niet aan een veroorzaker en puntbron te relateren immobiele verontreinigingen verontreinigingen Op verschillende plaatsen in de gemeente Goes worden in de bodem (sterk) verhoogde concentraties immobiele verontreiniging aangetroffen, die niet direct aan een veroorzaker en puntbron zijn te relateren. Deze immobiele verontreinigingen betreffen zware metalen, PAK of bestrijdingsmiddelen. Dit speelt met name in de oude kernen (waarvoor in de bodemkwaliteitskaart een diffuse verontreiniging is vastgesteld), maar kan ook spelen bij oude boerderijen in het buitengebied. Immobiele verontreinigingen met bestrijdingsmiddelen worden aangetroffen ter plaatse van voormalige boomgaarden.
Antwoorden op vvragen ragen over deze immobiele verontreinigingen Inwoners van de gemeente Goes kunnen in verschillende situaties te maken krijgen met deze immobiele verontreinigingen en vragen hebben over welke consequenties dergelijke bodemverontreinigingen voor hen hebben. Dit rapport beoogt bewoners inhoudelijke achtergrondinformatie te geven om de consequenties van bodemverontreiniging beter te kunnen beoordelen. Hoofdstuk 3 bevat daarvoor een uitleg over de normen voor bodemverontreiniging: Wanneer wordt een bodem als De gehaltes in de bodem voldoen aan de Achtergrondwaarden. “schoon” beschouwd? Deze landelijke normen zijn opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit. Wanneer is het wettelijk verplicht Er is sprake van onaanvaardbare risico’s bij het huidige (of om de bodem te saneren? voorgenomen) terreingebruik. In dat geval spreekt de Wet bodembescherming over “zodanige risico’s voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is” Deze risico’s worden bepaald op basis van het landelijk voorgeschreven risicomodel Sanscrit.
Wanneer is formeel voorgeschreven om nog nader bodemonderzoek te doen?
Bodemverontreiniging die is veroorzaakt ná 1 januari 1987 moet altijd worden gesaneerd, ongeacht de mate of risico’s van de verontreiniging. Sinds 1987 is namelijk in de wet een zorgplicht opgenomen. In verkennend bodemonderzoek zijn gehaltes aangetoond boven het criterium voor nader onderzoek: - Grond: (Achtergrondwaarde + Interventiewaarde) / 2 - Grondwater: (Streefwaarde + Interventiewaarde) / 2 Dit criterium wordt veelal aangeduid als de “tussenwaarde” In plaats hiervan wordt ook wel de volgende index gerapporteerd:
De tussenwaarde wordt overschreden als de index hoger is dan 0,5.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
1/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
Wanneer wordt de bodem duurzaam geschikt geacht voor het huidige (of voorgenomen) gebruik?
Hiervoor gelden landelijke normen afhankelijk van de functie van de bodem (zoals vastgelegd in de bodemfunctiekaart): - Bodemfunctie wonen: Maximale waarden voor wonen - Bodemfunctie industrie: Maximale waarden voor industrie - Overig (landbouw/natuur): Achtergrondwaarden
Beleid voor overschrijdingen van de tussenwaarde in diffuus verontreinigde gebieden Bij overschrijdingen van de tussenwaarde dient formeel een nader bodemonderzoek te worden uitgevoerd. In de volgende zones uit de bodemkwaliteitskaart worden regelmatig gehaltes koper, lood, zink en/of PAK boven de tussenwaarde gemeten, zonder dat hiervoor een lokale verontreinigingsbron valt aan te wijzen: 5 Vooroorlogse wijken en kernen; 6 Binnenstad en vooroorlogse wijken. In hoofdstuk 4 is beleid opgenomen hoe de gemeente Goes in deze zones omgaat met overschrijdingen van de tussenwaarde.
uitleg beoordeling bodemverontreiniging Nadere u itleg over de b eoordeling van bodemveront reiniging op basis van risicomodellen De beoordeling van bodemverontreiniging is in de landelijke wet- en regelgeving meer en meer afhankelijk gesteld van de mate waarin de verontreiniging risico’s oplevert voor mens en milieu. Deze risico’s zijn afhankelijk van de mate waarin mens en milieu in contact kunnen komen met de verontreiniging. De risico’s zijn dus afhankelijk van zowel de gehaltes aan verontreinigende stoffen in de bodem als het terreingebruik. Voor het beoordelen van de risico’s zijn landelijk twee modellen ontwikkeld en voorgeschreven: Sanscrit (om te beoordelen of saneren verplicht is vanwege “onaanvaardbare risico’s”) Risicotoolbox (om te beoordelen of de bodem “duurzaam geschikt” is voor het huidige of voorgenomen gebruik). Beide modellen zijn voor iedereen toegankelijk via internet (www.sanscrit.nl en www.risicotoolbox.nl). In de bijlagen van onderhavig rapport zijn uitkomsten van deze risicomodellen opgenomen voor de meest voorkomende immobiele verontreinigingen, waarbij tevens drempelwaarden zijn bepaald voor onaanvaardbare risico’s en voor de duurzaam geschikte bodem. Op basis daarvan adviseert de gemeente Goes om voor de stoffen lood, PAK, DDD, DDE en DDT al bij bepaalde gehaltes beneden de interventiewaarde geen gewassen uit eigen tuin te eten. NB. Deze Nota gaat alleen in op de parameters die zijn opgenomen in de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Goes. De eventuele aanwezigheid van asbest in de bodem is in dit rapport buiten beschouwing gelaten. Asbest wordt niet als een diffuse verontreiniging gezien, maar als een lokale verontreiniging afkomstig van een puntbron.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
2/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
1.
INLEIDING
Op verschillende plaatsen in de gemeente Goes worden in de bodem (sterk) verhoogde concentraties immobiele verontreiniging aangetroffen, die niet direct aan een veroorzaker en puntbron zijn te relateren. Dit speelt met name in de oude kernen (waarvoor in de bodemkwaliteitskaart een diffuse verontreiniging is vastgesteld), maar kan ook spelen bij oude boerderijen in het buitengebied. Regelmatig vragen burgers over deze verontreinigingen om advies aan de gemeente, bijvoorbeeld in verband met de eventuele aankoop van een locatie danwel uit ongerustheid over de eigen leefomgeving en de eventuele risico’s. Daarnaast kunnen bewoners hiermee te maken krijgen bij bodemonderzoek ten behoeve van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen of in verband met grondverzet. Dit rapport beschrijft, welk beleid de gemeente Goes voor deze verhoogde waarden wil voeren en op welke wijze zij in voorkomende gevallen haar burgers het beste kan informeren. De beoordeling van risico’s (afhankelijk van gebruik en inrichting van de locatie) speelt hierin een belangrijke rol. De eventuele aanwezigheid van asbest in de bodem is in dit rapport buiten beschouwing gelaten. Dit rapport bevat enerzijds een aantal beleidskeuzes van de gemeente Goes. Anderzijds kan dit rapport dienen als achtergrondinformatie voor burgers en andere belanghebbenden.
Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft eerst een beschrijving van veel voorkomende situaties met sterk verhoogde concentraties in de bodem. Voor een goed begrip wordt vervolgens in hoofdstuk 3 nader ingegaan op de normering voor bodemverontreiniging. Wanneer is de bodem schoon? En wanneer is de bodem zodanig verontreinigd, dat deze op grond van de Wet bodembescherming moet worden gesaneerd? En welke normen zijn tussen deze twee uitersten verder van belang? De eventuele risico’s van bodemverontreiniging spelen hierin een belangrijke rol. Bij gevoeliger vormen van terreingebruik (bijvoorbeeld ‘wonen met tuin’) komt men eerder in contact met de verontreinigingen (en treden dus eerder risico’s op) dan bij relatief ongevoelige vormen van terreingebruik zoals bedrijfsterreinen en infrastructuur. Hoofdstuk 4 bevat een uitwerking hoe de gemeente Goes omgaat met bepaalde overschrijdingen van de tussenwaarde in vooroorlogse wijken en kernen. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 een aantal vragen beschreven, aan de hand waarvan men de consequenties van bodemverontreiniging kan inschatten. Daarbij wordt tevens aandacht besteed aan mogelijke voorzorgsmaatregelen. Boven bepaalde gehaltes wordt gewasconsumptie uit eigen tuin afgeraden. Verder kan men contactrisico’s verkleinen door het aanbrengen van een leeflaag of een terreinverharding.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
3/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
Overige documenten over bodembeleid van de gemeente Goes Onderhavig rapport is opgesteld naar aanleiding van het ‘Bodembeleidsplan gemeente Goes 2008-2009’ zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 24 april 2008 (lit. 1). Sinds 1 juli 2008 is het landelijke Besluit bodemkwaliteit van kracht (lit. 2). Dit Besluit bevat de regelgeving voor het toepassen van grond, bagger en bouwstoffen. In dit kader heeft de gemeente Goes de volgende documenten vastgesteld: Bodemkwaliteitskaarten waarin de ‘gemiddelde’ bodemkwaliteit is vastgelegd: - bodemkwaliteitskaart van de landbodem van de gemeente Goes (lit. 3) - bodemkwaliteitskaart van het plangebied Goese Schans (lit. 4). - bodemkwaliteitskaart van de wegbermen in Zeeland (lit. 5) Bodemfunctiekaart van de gemeente Goes (lit. 6) Nota bodembeheer van de gemeente Goes, waarin de spelregels zijn opgenomen voor grondverzet op basis van de bodemfunctiekaart en de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart (lit. 7). Voor de wegbermen en voor Goese Schans is de Nota bodembeheer geïntegreerd in de rapportage van desbetreffende bodemkwaliteitskaart. Het Besluit bodemkwaliteit bevat overgangsrecht voor bodemkwaliteitskaarten die gebaseerd waren op de oude regelgeving (Bouwstoffenbesluit (lit. 8) en Vrijstellingsregeling grondverzet (lit. 9)). Op basis van dit overgangsrecht is in de gemeente Goes een aantal bodemkwaliteitskaarten geldig gebleven tot in 2013. Inmiddels zijn deze oude bodemkwaliteitskaarten komen te vervallen en vervangen door de hierboven genoemde bodemkwaliteitskaarten.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
4/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
2
REGELMATIG VOORKOMENDE VORMEN VAN BODEMVERONTREINIGING
Binnen de gemeente Goes komen verschillende vormen van bodemverontreiniging voor: 1. In oude kernen en wijken worden als gevolg van de langdurige bewoning regelmatig licht tot sterk verhoogde concentraties van met name koper, lood, zink en/of PAK aangetroffen. Vaak zijn deze verhoogde concentraties gerelateerd aan de aanwezigheid van bijmengingen met puin of koolas in de bodem. Het betreft diffuse verontreinigingen. Ze komen in de hele wijk voor en er is (uitzonderingen daargelaten) geen duidelijke puntbron aan te wijzen die deze verontreinigingen heeft veroorzaakt. In de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Goes (lit. 3) betreft dit de volgende zones (in toenemende mate van diffuse verontreiniging): 5 Vooroorlogse wijken en kernen; 6 Binnenstad en vooroorlogse wijken. In deze zones is het gebruikelijk om hogere gehaltes van met name koper, lood, zink en/of PAK aan te treffen. 2. Ter plaatse van voormalige bedrijven kunnen allerlei verontreinigingen voorkomen als gevolg van de vroegere bedrijfsactiviteiten. Een aantal van deze locaties is inmiddels gesaneerd. Op de meeste bedrijfslocaties is al onderzoek uitgevoerd of zal dit op enig moment nog plaatsvinden. 3. Vroeger hadden veel huizen een ondergrondse tank voor de opslag van huisbrandolie. Een aantal van deze olietanks is gaan lekken en heeft daarmee bodemverontreiniging veroorzaakt. In de jaren 90 zijn veel van deze tanks gesaneerd (gevuld met zand of verwijderd). Daarbij is de bodem niet altijd voldoende gecontroleerd en/of gesaneerd. Tegenwoordig is het verboden om zonder vergunning een dergelijke opslagtank in de bodem te hebben. 4. Vanaf de tweede wereldoorlog tot halverwege de jaren 70 werd in boomgaarden veelvuldig DDT als bestrijdingsmiddel toegepast. Tot de dag van vandaag worden in voormalige boomgaarden hogere gehaltes DDT, DDD en DDE in de bodem aangetroffen, soms tot boven de interventiewaarde. Voormalige boomgaarden komen ook voor in een aantal naoorlogse woonwijken. 5. Tot slot worden in het grondwater weleens hogere concentraties metalen gemeten (met name arseen), die veelal worden veroorzaakt door natuurlijke processen in de bodem. Deze notitie is vooral geschreven met het oog op de eerstgenoemde verontreinigingen: de diffuse verontreinigingen met immobiele metalen en PAK (polycyclisch aromatische koolwaterstoffen) in de vooroorlogse wijken en kernen.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
5/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
6/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
3.
BODEMN BODEMNORMERING
3.1
Wanneer is de bodem “schoon”? “schoon”?
De Achtergrondwaarden Achtergrondwaarden gelden landelijk als norm om te bepalen of de bodem “schoon” is. Wettelijk gezien mogen geen strengere normen worden gesteld dan de Achtergrondwaarden. De Achtergrondwaarden zijn opgenomen in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit (lit. 10). De Achtergrondwaarden zijn in de Nota van Toelichting van het Besluit bodemkwaliteit omschreven als:
“Landelijk geldende waarden voor een multifunctionele bodemkwaliteit die de grens vormen aan wat in het dagelijks gebruik <<schone grond en bagger>> wordt genoemd.” De achtergrondwaarden zijn gebaseerd op het AW2000-bestand: een bestand met 100 meetlocaties in natuur- en landbouwgebieden, waarin naar verwachting een niet meer dan normale diffuse achtergrondbelasting uit antropogene en natuurlijke bronnen aanwezig wordt geacht. Daarmee zijn de Achtergrondwaarden beleidsmatig anders geformuleerd dan de vroegere streefwaarden. De streefwaarden gingen uit van de gehaltes zoals die in een onbelaste Nederlandse bodem van nature voorkomen. De achtergrondwaarden houden er rekening mee, dat de gehaltes in de bodem in grote delen van Nederland diffuus beïnvloed zijn door menselijke activiteiten. Met name voor bestrijdingsmiddelen zoals DDD, DDE, DDT en drins heeft dit tot geleid tot hogere Achtergrondwaarden dan de vroegere streefwaarden. Voor grond hebben de Achtergrondwaarden in 2008 de vroegere streefwaarden vervangen. Voor grondwater gelden nog steeds de streefwaarden. De actuele streefwaarden voor het grondwater zijn opgenomen in bijlage 1 van de ‘Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013’ (lit. 11).
Toetsingsregel Achtergrondwaarde (Regeling bodemkwaliteit) Voor de Achtergrondwaarden is in de Regeling bodemkwaliteit een toetsingsregel opgenomen. Deze toetsingsregel houdt in, dat nog steeds aan de Achtergrondwaarde wordt voldaan als een beperkt aantal stoffen iets hoger is dan de Achtergrondwaarde. Het aantal stoffen dat iets verhoogd mag zijn hangt af van het totaal aantal getoetste stoffen. Toetsingsregel voor de Achtergrondwaarde (bij 7 t/m 15 parameters)1:
Maximaal 2 parameters mogen hoger zijn dan de Achtergrondwaarde, mits niet hoger dan 2 x Achtergrondwaarde en niet hoger dan MaxWONEN
1
Voor nikkel wordt in deze toetsingsregel alleen getoetst aan 2 x Achtergrondwaarde en niet aan de lagere MaxWONEN.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
7/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
3.2
Wanneer is de bodem zo vies, dat saneren verplicht is?
Een belangrijke term uit de Wet bodembescherming is het begrip “geval van ernstige bodemverontreiniging”. Er is sprake van een “geval van ernstige bodemverontreiniging” indien de gemiddelde gehaltes in meer dan 25 m3 grond danwel in het grondwater in meer dan 100 m3 bodemvolume hoger zijn dan de interventiewaarde2. Tot een paar jaar geleden schreef de Wet bodembescherming voor, dat alle gevallen van ernstige bodemverontreiniging gesaneerd dienen te worden. Tegenwoordig betekent een ernstige verontreiniging nog niet automatisch, dat de verontreiniging ook moet worden gesaneerd. Wettelijk gezien hoeft een geval van ernstige verontreiniging sinds 1 januari 2006 alleen te worden gesaneerd, wanneer er sprake is van onaanvaardbare risico’s bij het huidige (danwel voorgenomen) terreingebruik. In dat geval spreekt de Wet bodembescherming over “zodanige risico’s voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is”.3 Met “spoedig” wordt bedoeld: binnen vier jaar. Op spoedeisende locaties kan sprake zijn van: Humane risico’s, Ecologische risico’s en/of Verspreidingsrisico’s De beoordeling hiervan vindt plaats op basis van het zogenaamde “saneringscriterium” zoals opgenomen in de Circulaire bodemsanering 2013 (lit. 11). Met het (landelijk voorgeschreven) computermodel Sanscrit wordt een standaard risicobeoordeling uitgevoerd. Afhankelijk van de aangetroffen verontreinigingsconcentraties en het terreingebruik is al of niet sprake van humane en/of ecologische risico’s. Daarnaast kan er op basis van een aantal criteria (omvang grondwaterverontreiniging, aanwezigheid drijflaag of zaklaag) sprake zijn van verspreidingsrisico’s. Het onderliggende risicomodel van Sanscrit is gebaseerd op verschillende aannames over de blootstelling aan verontreinigingen, inclusief een veiligheidsmarge. Mocht de uitkomst van deze standaard beoordeling zijn, dat er sprake is van onaanvaardbare risico’s, dan kan men eventueel nog een locatiespecifieke risicobeoordeling uitvoeren. Is er daadwerkelijk zoveel blootstelling als het model verwacht of blijkt de blootstelling (en dus het risico) op de specifieke locatie minder te zijn dan modelmatig wordt verwacht?4 Overigens maakt het verschil, of een bodemverontreiniging voor of ná 1987 is veroorzaakt. Sinds 1987 bestaat namelijk een wettelijke zorgplicht: verontreinigingen die vanaf 1987 zijn veroorzaakt moeten altijd door de veroorzaker worden opgeruimd, ongeacht of er sprake is van risico’s en ongeacht of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Voor asbest in de bodem geldt als jaartal 1993.
2
De actuele interventiewaarden voor grond en grondwater zijn te vinden in bijlage 1 van de Circulaire bodemsanering 2009 (lit. 12) 3 Tot 2006 werd gesproken over al of niet “urgente” gevallen van bodemverontreiniging. Tegenwoordig spreekt men van spoedeisende verontreinigingen. Tegenwoordig wordt het woord “spoed” gebruikt bij locaties met zodanige risico’s dat deze wettelijk gezien moeten worden gesaneerd. 4 Voorbeelden zijn gewasonderzoek (hoeveel verontreiniging wordt daadwerkelijk op de locatie door het gewas opgenomen) en luchtmetingen van de uitdamping van vluchtige verontreinigingen.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
8/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
3.3
De standaardbeoordeling standaardbeoordeling voor humane en ecologische risico’s nader belicht
De risico’s van bodemverontreiniging zijn afhankelijk van de mate waarin mens en dier worden blootgesteld aan de verontreiniging. Hoe gevoeliger het terreingebruik, hoe eerder een bodemverontreiniging tot onaanvaardbare risico’s kan leiden. Verschillende stoffen kunnen verschillende risico’s met zich meebrengen. Het risicomodel Sanscrit hanteert de volgende terreingebruiken:
Bodemfunctie
Ecologisch beschermingsniveau
Moestuinen/volkstuinen Gemiddeld Wonen met tuin Gemiddeld Landbouw zonder boerderij/erf Gemiddeld Plaatsen waar kinderen spelen Gemiddeld of matig Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie Matig Natuur Hoog Groen met natuurwaarden Gemiddeld In de linkerkolom van bovenstaande tabel staan de terreingebruiken in volgorde van afnemende gevoeligheid van het terreingebruik voor humane risico’s. In bijlage 2 is per terreingebruik voor acht verschillende metalen vermeld, welke concentraties volgens een standaardbeoordeling in Sanscrit minimaal nodig zijn voordat er sprake kan zijn van onaanvaardbare risico’s5. Blootstelling aan de verontreinigende stoffen via gewasconsumptie speelt een belangrijke rol in het model. Moestuinen / volkstuinen zijn derhalve het meest gevoelige terreingebruik voor de humane risico’s. Voor het terreingebruik ‘wonen met tuin’ gaat het model uit van 10% gewasconsumptie uit eigen tuin. Uit de tabel in bijlage 2 blijkt verder, dat bij een ongevoelig terreingebruik zoals ‘ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie’ niet snel onaanvaardbare humane risico’s optreden, omdat hiervoor concentraties metalen in de bodem benodigd zijn, die in de praktijk zelden of nooit worden gemeten. Een spoedeisende grondverontreiniging met zink is bij dit ongevoelige terreingebruik zelfs onmogelijk volgens het risicomodel Sanscrit. De bepaling van de humane risico’s van PAK (polycyclisch aromatische koolwaterstoffen) is minder eenduidig (bijlage 3). Voor DDD, DDE en DDT (bijlage 4) geldt, dat de blootstelling aan deze drie stoffen wordt gesommeerd om tot een totale blootstelling te komen. Bij het terreingebruik ‘moestuinen/volkstuinen’ kan een geringe overschrijding van de interventiewaarde voor één van deze stoffen al tot onaanvaardbare risico’s leiden. Ook bij het terreingebruik ‘wonen met tuin’ zijn de voor een spoedeisende verontreiniging benodigde gehaltes vrij laag: op sommige plaatsen op Zuid-Beveland zijn ter plaatse van oude boomgaarden hogere gehaltes gemeten dan de in bijlage 4 bij ‘wonen met tuin’ vermelde gehaltes.
5
Voor lood is uitgegaan van de biobeschikbaarheid zoals gehanteerd in de standaardbeoordeling van de huidige versie van Sanscrit versie (0,74). Over de hoogte van de biobeschikbaarheid voor lood bestaat landelijk nog discussie.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
9/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
NB. De berekeningen zijn uitgevoerd met Sanscrit versie 2.0.12.1. De berekening van de risico’s voor lood in grond is medio 2012 gewijzigd, zodat de risico’s voor lood zijn gebaseerd op versie 2.1.2 van Sanscrit. Voor zover bekend zijn de overige stoffen in versie 2.1.2 niet gewijzigd ten opzichte van versie 2.0.12.1.
Ecologische risico’s Voor de ecologische risico’s kijkt Sanscrit naar het percentage soorten organismen, dat wordt aangetast door de bodemverontreiniging. Het model combineert daarbij het effect van verschillende stoffen (msPAF = meer stoffen Potentieel Aangetaste Fractie). Dit levert een percentage toxische druk (TD) op. Voor ecologische risico’s is alleen de verontreiniging in het onbedekte oppervlak van belang. Verontreinigingen onder verhardingen, bebouwing etc. leveren volgens Sanscrit geen ecologische risico’s op. Wanneer de verontreiniging zich volledig onder verharding en bebouwing bevindt kan dus volgens Sanscrit nooit sprake zijn van onaanvaardbare ecologische risico’s6. De toetsing of er sprake is van onaanvaardbare ecologische risico’s hangt vervolgens af van de onbedekte oppervlaktes waar een TD voorkomt van meer dan 25% en van meer dan 65%7: Ecologisch beschermingsniveau Toetsoppervlakte TD > 25% Toetsoppervlakte TD > 65% Hoog (gevoelig) 50 m2 50 m2 Gemiddeld (matig gevoelig) 5.000 m2 500 m2 2 Matig (relatief ongevoelig) 50.000 m 5.000 m2 Diffuse verontreiniging met metalen en PAK komt met name voor in de vooroorlogse wijken en kernen. Dit betreft de volgende zones uit de bodemkwaliteitskaart: 5 Vooroorlogse wijken en kernen; 6 Binnenstad en vooroorlogse wijken. Voor deze gebieden geldt een matig ecologisch beschermingsniveau. In de berekening van de toxische druk wordt het effect van verschillende stoffen gecombineerd. Stoffen worden daarbij alleen meegerekend voorzover de gehaltes hoger zijn dan een zogenaamd “middenniveau”8. Bijlage 5 bevat voor acht metalen het middenniveau en de concentraties die leiden tot een toxische druk (Td) van 5%, 10%, 20% en 50%. Deze concentraties zijn exclusief het gecombineerde effect van eventuele andere stoffen waarvoor het middenniveau wordt overschreden.
6
Overigens komt er ook onder verhardingen bodemleven zoals wormen voor. Het risicomodel Sanscrit houdt hiermee echter geen rekening. 7 Tot de wijziging van de Circulaire bodemsanering in 2012 golden andere toetsoppervlakken en werd getoetst aan een TD van respectievelijk 20% en 50% 8 Dit middenniveau is gedefinieerd als (HC5+HC50)/2, de concentraties (Hazardous Concentration) waarbij respectievelijk 5% en 50% van de soorten negatief effect van de verontreiniging ondervindt. In veel gevallen is deze (ongeveer) gelijk aan MaxWONEN.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
10/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
Als toelichting op de tabel in bijlage 5 het volgende voorbeeld: een concentratie van 81 mg/kgds koper bij standaardbodem (lutum=25%, humus=10%) met alle overige stoffen onder het middenniveau geeft een Td van 5% een concentratie van 224 mg/kgds lood bij standaardbodem (lutum=25%, humus=10%) met alle overige stoffen onder het middenniveau geeft een Td van 5% de concentraties koper = 81 mg/kgds en lood = 224 mg/kgds bij standaardbodem (lutum=25%, humus=10%) met alle overige stoffen onder het middenniveau geven tezamen een Td van 9,7% Bijlage 6 bevat een vergelijkbare tabel voor PAK. De toxische druk van PAK hangt met name af van de gehaltes antraceen, benzo(a)anthraceen en indeno(123cd)pyreen. Bijlage 7 bevat het middenniveau en de concentraties die leiden tot een toxische druk (Td) van 5%, 10%, 20% en 50% voor DDD, DDE en DDT. Ook in deze tabel is geen rekening gehouden met het gecombineerde effect indien voor meerdere stoffen het middenniveau wordt overschreden.
3.4
Het criterium voor nader onderzoek, de tussenwaarde
Het eerste bodemonderzoek op een locatie is in het algemeen een verkennend bodemonderzoek conform NEN57409. Vaak blijkt uit het verkennend bodemonderzoek, dat de locatie niet of nauwelijks verontreinigd is. In dat geval is er geen vervolgonderzoek nodig. Soms kan op basis van het verkennend bodemonderzoek nog niet met zekerheid worden vastgesteld, of er al of niet sprake is van een “geval van ernstige bodemverontreiniging”. In dat geval is een nader bodemonderzoek nodig. Voor het al of niet uitvoeren van een nader onderzoek is een criterium vastgelegd. Dit criterium voor nader onderzoek wordt veelal de “tussenwaarde” genoemd. Het is namelijk de waarde die tussen de Achtergrondwaarde (respectievelijk streefwaarde) en interventiewaarde in ligt. Wanneer in één of meer geanalyseerde monsters de tussenwaarde wordt overschreden, dan moet men een nader onderzoek uitvoeren om na te gaan of er al of niet sprake is van een “geval van ernstige bodemverontreiniging”. Criterium voor nader onderzoek: Grond: (Achtergrondwaarde + Interventiewaarde) / 2 Grondwater: (Streefwaarde + Interventiewaarde) / 2 In de vooroorlogse wijken en kernen worden regelmatig gehaltes koper, lood, zink en/of PAK boven de tussenwaarde gemeten zonder dat hiervoor een lokale verontreinigingsbron valt aan te wijzen. In hoofdstuk 4 is beleid opgenomen hoe de gemeente Goes in deze diffuus verontreinigde gebieden omgaat met overschrijdingen van de tussenwaarde. Dit beleid betreft de volgende zones uit de bodemkwaliteitskaart: 5 Vooroorlogse wijken en kernen; 6 Binnenstad en vooroorlogse wijken.
9
Voorafgaand aan een verkennend bodemonderzoek wordt een vooronderzoek conform NEN5725 uitgevoerd om op basis van historische gegevens na te gaan of op de locatie al of niet een bodemverontreiniging kan worden verwacht (is de locatie “verdacht” of “onverdacht” voor bodemverontreiniging?). Op basis daarvan wordt de meest passende onderzoeksstrategie bepaald.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
11/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
In rapportages van adviesbureaus wordt de tussenwaarde niet altijd vermeld. Dit komt doordat het toetsingsprogramma Botova geen toetsing aan de tussenwaarde bevat. In plaats van de tussenwaarde rapporteren adviesbureaus vaak de volgende index:
De tussenwaarde wordt overschreden wanneer deze index hoger is dan 0,5.
3.5
De maximale waarden voor wonen en industrie voor een duurzaam geschikte bodem
Wanneer de gehaltes in de bodem niet aan de Achtergrondwaarden voldoen (oftewel: de bodem is niet helemaal “schoon”), dan kan de bodem nog steeds uitstekend geschikt zijn voor het gebruik dat van de bodem wordt gemaakt, omdat er (nagenoeg) geen sprake is van risico’s. In het Besluit bodemkwaliteit zijn hiervoor de volgende landelijk geldende normen opgenomen: Maximale waarden voor wonen (verder aangeduid als MaxWONEN) Maximale waarden voor industrie (verder aangeduid als MaxINDUSTRIE) Wanneer de grond (voldoet aan MaxWONEN (bij de bodemfunctie ‘wonen’) respectievelijk MaxINDUSTRIE (bij de bodemfunctie ‘industrie’) dan wordt de bodem blijvend geschikt geacht voor het betreffende gebruik. Beide normen worden bijvoorbeeld bij saneringen gehanteerd als terugsaneerwaarden. De bodemfuncties ‘wonen’ en ‘industrie’ zijn weergegeven in de op 9 september 2009 door het College van B&W van de gemeente Goes vastgestelde bodemfunctiekaart (lit. 6). Beide normen zijn bepaald op basis van risicomodellen, waarbij is gekeken naar zowel humane als ecologische risico’s. De strengste is daarbij maatgevend geweest. Meestal is dit de norm die voortvloeit uit de modellen voor ecologische risico’s (voor MaxWONEN het op de vorige pagina beschreven ‘middenniveau’ en voor MaxINDUSTRIE de HC50). Ook bij gehaltes boven MaxWONEN respectievelijk MaxINDUSTRIE kan sprake zijn van een ‘duurzaam geschikte bodem’. Zo is het terreingebruik ‘wonen zonder tuin’ minder gevoelig (er is minder blootstelling aan eventuele verontreinigingen) dan bij het terreingebruik ‘wonen met tuin’ (waarop de normering van MaxWONEN is gebaseerd). Ook voor het berekenen of er bij bepaalde concentraties sprake is van een ‘duurzaam geschikte bodem’ voor het betreffende terreingebruik is een landelijk risicomodel beschikbaar: de internetapplicatie www.risicotoolbox.nl. Er zijn veel overeenkomsten tussen Sanscrit en de Risicotoolbox. Voor de humane risico’s is de risicotoolbox voor kankerwerwekkende stoffen een factor 100 strenger dan Sanscrit. Voor andere stoffen houdt de risicotoolbox tevens rekening met blootstelling aan stoffen vanuit andere bronnen dan de bodem (blootstelling via lucht en voedsel). Zie voor een uitgebreidere toelichting lit. 12 en 13.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
12/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
Risicotoolbox metalen (humaan) Bijlage 8 bevat de uitkomsten van de risicotoolbox voor de metalen voor de verschillende terreingebruiken. Als referentie is bij elk terreingebruik de blootstelling en bijbehorende risico-index opgenomen voor de Achtergrondwaarde en voor MaxWONEN (gevoeliger terreingebruiken) respectievelijk MaxINDUSTRIE (minder gevoelige terreingebruiken). Er is volgens de risicotoolbox voor de humane risico’s sprake van een duurzaam geschikte bodem indien de risico-index lager is dan 1. In het rechterdeel van bijlage 8 is weergegeven bij welke concentraties hiervan nog sprake is. Zelfs bij het meest gevoelige terreingebruik (moestuin / volkstuin) is voor de meeste metalen bij concentraties ruim boven de interventiewaarde vanuit humane risico’s nog sprake van een duurzaam geschikte bodem. Lood vormt hierin echter een kritieke parameter (mede door de blootstelling aan lood vanuit andere bronnen dan de bodem zoals luchtverontreiniging). Verhoogde loodgehaltes die regelmatig in de oude kernen en wijken worden gemeten leveren bij verschillende terreingebruiken al enige risico’s op. De gezondheidsrisico’s van lood betreffen met name effecten op het zemuwstelsel en verstoring van de bloedaanmaak (lit. 14). Verder kunnen sommige loodverbindingen carcinogeen zijn (lit. 14). Voor de overige metalen zijn de normen vooral gebaseerd op de ecologische risico’s. NB. Voor kobalt is het niet mogelijk om een betrouwbare blootstelling via consumptie van groenten te berekenen (lit. 15). De humaan-toxicologische risicogrens in de landelijke modellen is hierdoor onzeker en conservatief. Dit verklaart waarom in bijlage 8 bij kobalt al bij lage gehaltes de risico-index wordt overschreden. In de landelijke normstelling is voor kobalt alleen uitgegaan van ecologie en zijn vanwege de modelmatige onzekerheden humane risico’s buiten beschouwing gelaten.
Risicotoolbox PAK (humaan) De Achtergrondwaarde, MaxWONEN en MaxINDUSTRIE hebben betrekking op de som van 10 PAK’s. De risicotoolbox berekent echter voor PAK per individuele PAK een blootstelling en een bijbehorende risicoindex (zie over de risico’s van PAK tevens bijlage 3). Vervolgens worden deze afzonderlijke risico-indexen gesommeerd tot een totale risico-index voor som-PAK. De individuele PAK, die bij een gehalte 1,5 mg/kgds (Achtergrondwaarde som-PAK) en 6,8 mg/kgds (MaxWONEN som-PAK) de hoogste risico-index hebben zijn: Benzo(a)pyreen Indeno(123cd)pyreen In de dataset van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Goes komt het zelden voor, dat PAKtotaal voor meer dan 15% uit benzo(a)pyreen bestaat. Verder komt het zelden voor, dat de gehaltes benzo(a)pyreen en indeno(123cd) tezamen meer dan 25% van PAK-totaal vormen.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
13/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
Als eerste indicatie is in bijlage 9 bepaald, bij welke drempelwaarden de risico-index 1 bedraagt, waarbij is uitgegaan van: Benzo(a)pyreen = 15% PAK-totaal Indeno(123cd)pyreen = 10% PAK-totaal Overige PAK = 75% (hiervoor is benzo(a)anthraceen, de meest gevoelige van de overige PAK genomen)
Risicotoolbox DDD, DDE en DDT (humaan) Bijlage 10 bevat de uitkomsten van de risicotoolbox voor DDD, DDE en DDT voor de verschillende terreingebruiken. Bij deze stoffen is duidelijk zichtbaar, dat MaxWONEN en MaxINDUSTRIE vooral gebaseerd zijn op de ecologische risico’s. Bij MaxWONEN is de risico-index in bijlage 10 laag bij elk terreingebruik.
Disclaimer bij de risicotoolbox Onderstaand kader bevat de disclaimer zoals ook opgenomen op de website www.risicotoolbox.nl: Status van de berekeningen berekeningen van de risicotoolbox De risicotoolbox berekent de risico's van een ingevoerde chemische bodemkwaliteit voor ecosysteem, mens en landbouwproductie. De risicotoolbox maakt hiervoor gebruik van wetenschappelijke modellen uit de normstellingspraktijk. Modellen kunnen slechts een voorspelling geven van te verwachten risico's. De kwaliteit van deze voorspellingen wordt bepaald door de betrouwbaarheid van de modellen. De modellen achter de risicotoolbox hebben uiteenlopende betrouwbaarheden. Bij het weergeven van de resultaten wordt een kwalitatieve indruk gegeven van de betrouwbaarheid van een resultaat. De verantwoordelijkheid voor de interpretatie van de resultaten ligt bij de gebruiker van het instrument. Het bovenstaande betekent dat voorspellingen van risico's die zowel boven als onder de - voor de gekozen bodemgebruiksvorm relevante - risicogrenswaarde liggen slechts indicatief zijn. Juist bij resultaten die dicht bij risicogrenswaarden liggen is het belangrijk om hierbij in de interpretatiefase stil te staan.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
14/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
4.
BELEID VOOR NADER ONDERZOEK IN DIFFUUS VERONTREINIGDE GEBIEDEN
In de vooroorlogse wijken en kernen worden regelmatig gehaltes koper, lood, zink en/of PAK boven de tussenwaarde gemeten, zonder dat hiervoor een lokale verontreinigingsbron valt aan te wijzen. De gemeente Goes hanteert voor deze diffuse verontreinigingen als beleid, dat bij een overschrijding van de tussenwaarde niet altijd een nader onderzoek hoeft te worden uitgevoerd. Onderstaand beleid geldt alleen onder voorwaarden voor overschrijdingen van de tussenwaarde voor koper, lood, zink en/of PAK in de volgende zones uit de bodemkwaliteitskaart (zie kaart in bijlage 11): 5 Vooroorlogse wijken en kernen; 6 Binnenstad en vooroorlogse wijken. Op basis van een verkennend bodemonderzoek wordt beoordeeld of de verhoogde gehaltes tot de diffuse verwachtingswaarden van het gebied behoren. Wanneer dit het geval is gelden onderstaande situaties. In andere gevallen moet altijd een nader onderzoek worden uitgevoerd. Bij verkennend onderzoek ten behoeve van grondwerkzaamheden op een locatie binnen een diffuus verontreinigd gebied kunnen onder andere de volgende situaties voordoen: Overschrijding tussenwaarde in mengmonster: mengmonster eerst uitsplitsen (beknopt NO) en vervolgens overleg met de provincie of wel/geen BUS-melding en Plan van Aanpak noodzakelijk is; Overschrijding interventiewaarde in mengmonster: ten behoeve van werkzaamheden BUSmelding met Plan van Aanpak indienen bij de provincie; Overschrijding tussenwaarde in verkennend onderzoek in geval tijdelijke uitname: overleg met provincie en gemeente; Tijdelijke uitname in diffuus verontreinigde gebieden zonder verkennend bodemonderzoek: randvoorwaarden in overleg met provincie, gemeente en Inspectie SZW (voorheen Arbeidsinspectie). Bij verkennend bodemonderzoek ten behoeve van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit op een locatie binnen een diffuus verontreinigd gebied kunnen onder andere de volgende situaties voordoen: Overschrijding tussenwaarde in mengmonster: mengmonster eerst uitsplitsen (beknopt NO) en vervolgens overleg met de provincie of wel/geen BUS-melding en Plan van Aanpak noodzakelijk is; Overschrijding interventiewaarde in mengmonster: ten behoeve van werkzaamheden BUSmelding met Plan van Aanpak indienen bij de provincie. NB. De bouwactiviteit impliceert altijd dat sprake is van een saneringsmaatregel, ook wanneer de verontreiniging niet fysiek wordt verwijderd. Door de bouwactiviteit wijzigen de contactmogelijkheden met de verontreiniging. Er moet dus altijd een formele procedure via de provincie worden gevolgd: via een BUS-melding danwel met een saneringsplan waarop een beschikking wordt afgegeven. Voor de regelgeving omtrent het elders toepassen van grond die in deze zones vrijkomt wordt verwezen naar de gemeentelijke Nota bodembeheer (lit. 7).
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
15/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
16/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
5.
BODEMVERONTREINIGING, WAT ZIJN DE CONSEQUENTIES?
5.1
Een aantal vragen om de consequenties van bodemverontreiniging te beoordelen
Burgers en bedrijven kunnen in verschillende situaties te maken krijgen met bodemverontreiniging, bijvoorbeeld: bij de aan- en verkoop van een (mogelijk) verontreinigd perceel; bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen op een verontreinigd perceel; bij grondverzet (verontreinigde grond mag niet overal worden toegepast); wanneer mensen wonen en leven op een verontreinigd perceel (is het wel verstandig om groente uit eigen tuin te eten, is het wel veilig dat mijn kinderen hier spelen?) Bij nul- en eindsituaties van bedrijven. In dit hoofdstuk is een aantal vragen opgenomen, aan de hand waarvan men kan beoordelen welke consequenties de bodemverontreiniging (mogelijk) heeft.
1.
Is de bodem “schoon”?
1. Is de bodem schoon (voldoet de bodem aan de Achtergrondwaarden)?1 JA Houden zo NEE Grond, die bij graafwerkzaamheden vrij komt kan niet overal worden toegepast. Hiervoor gelden de regels uit de Nota bodembeheer van de gemeente Goes (lit. 7). Is de bodem duurzaam geschikt voor het huidige of voorgenomen gebruik of is deze mogelijk minder geschikt? Ga naar vraag 2
2.
Is de bodem duurzaam geschikt voor het huidige of voorgenomen gebruik?
2. Is de bodem duurzaam geschikt voor het huidige of voorgenomen gebruik (Toets hiervoor de gehaltes aan de generieke normen (Achtergrondwaarde, MaxWONEN en MaxINDUSTRIE) en de functie van de bodem volgens de bodemfunctiekaart.) JA De bodem is in ieder geval duurzaam geschikt indien: alle stoffen voldoen aan de Achtergrondwaarden de functie van de bodem ‘wonen’ of ‘industrie’ is en de gehaltes voldoen aan MaxWONEN de functie van de bodem ‘industrie’ is en de gehaltes voldoen aan MaxINDUSTRIE NEE Beoordeel de gehaltes aan de drempelwaarden waarbij bij het betreffende terreingebruik sprake is van een risico-index=1 (zie de tabellen in bijlage 8 t/m 10).
1
Hierbij geldt een toetsingsregel, zie pagina 2
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
17/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
Indien de risico-index voor alle stoffen lager is dan 1, dan zijn er niet of nauwelijks risico’s voor de mens. Voorzorgsmaatregelen zijn niet nodig. Indien de risico-index hoger is dan 1, dan kan men voorzorgsmaatregelen overwegen. Uit ecologisch oogpunt is de bodem niet duurzaam geschikt. Een te hoog percentage soorten organismes ondervindt hinder van de aanwezige bodemverontreiniging. Dit is vooral van belang voor onverharde terreindelen. De ecologische betekenis van de vooroorlogse wijken en kernen is in de praktijk beperkt. Maatregelen om de bodem meer geschikt te maken voor haar ecologische functie zijn in het algemeen niet nodig (tenzij er sprake is van een spoedeisende verontreiniging zoals beschreven bij vraag 4).
3.
Is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging?
3. Is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging? JA Handelingen met grond (graven, grondverzet) zijn aan procedurele regels gebonden. Het graven / grondverzet geldt namelijk als saneringshandelingen. Voorafgaand aan de werkzaamheden dient men een BUSmelding te doen bij de provincie danwel een beschikking op een saneringsplan aan te vragen bij de provincie Zeeland.
Mogelijk / niet uit te sluiten
De gemeente is verplicht om op grond van artikel 41 van de Wet bodembescherming de provincie te informeren over het ernstige geval. Indien er sprake is van een ernstig geval kan de provincie een gebruiksbeperking voor de locatie opleggen. Daarnaast krijgt de ernstig verontreinigde locatie (het perceel of de percelen) een kadastrale aantekening, nadat de ernst is vastgelegd in een beschikking. Hiervan is sprake als een overschrijding van de tussenwaarde of interventiewaarde nog niet is uitgekarteerd. In het algemeen moet een nader onderzoek worden uitgevoerd om alsnog te bepalen of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
NEE / niet aannemelijk
In diffuus verontreinigde gebieden geldt het beleid zoals beschreven in hoofdstuk 3, waarbij in sommige situaties geen nader onderzoek hoeft te worden uitgevoerd. De tussenwaarde wordt voor geen enkele stof overschreden, danwel een overschrijding van tussenwaarde/interventiewaarde is uitgekarteerd en hieruit blijkt dat het geen geval van ernstige bodemverontreiniging betreft omdat niet wordt voldaan aan het volumecriterium. Zie verder vraag 2.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
18/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
4.
Is het wettelijk verplicht om de bodem te saneren?
Het is wettelijk verplicht om een verontreinigde bodem te saneren in de volgende situaties: Indien de verontreiniging is veroorzaakt na 1 januari 1987. Vanwege de sinds 1987 in de wet opgenomen zorgplicht moet alle na die datum veroorzaakte bodemverontreiniging terstond ongedaan worden gemaakt, ongeacht de mate of de risico’s van de bodemverontreiniging. Indien er sprake is van zodanig onaanvaardbare risico’s dat spoedige sanering noodzakelijk is (oftewel: is er bij het huidige of voorgenomen terreingebruik sprake van een spoedeisende verontreiniging, zie paragraaf 2.2). Met “spoedig” wordt bedoeld: binnen vier jaar. 4. Is er sprake van een spoedeisende verontreiniging bij het huidige of voorgenomen gebruik JA Saneren is wettelijk verplicht. Wettelijk voorgeschreven procedure volgen via de provincie Zeeland (= bevoegd gezag Wet bodembescherming). De provincie legt in een beschikking de ernst en spoedeisendheid van het geval van bodemverontreiniging vast. Mogelijk / niet uit te sluiten Nader bodemonderzoek uitvoeren. Geadviseerd wordt, om de aanpak toe te spitsen op het vaststellen van al of niet spoed (ga na welke verontreiniging minimaal noodzakelijk is voor humane, ecologische danwel verspreidingsrisico’s en richt de aanpak van het nader onderzoek op het vastleggen of hieraan wel of niet wordt voldaan) NEE / niet aannemelijk Zijn er geen gehaltes boven de tussenwaarde gemeten: Zie vraag 1 en 2. Zijn er gehaltes boven de tussenwaarde gemeten, dan is de locatie mogelijk ernstig verontreinigd (ook al is spoed niet aannemelijk gezien de concentraties en het terreingebruik op de locatie) Ga naar vraag 3.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
19/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
5.2
Eventuele voorzorgsmaatregelen indien indien de bodem vanuit oogpunt van volksgezondheid niet duurzaam geschikt is
Indien de bodem vanuit oogpunt van volksgezondheid niet duurzaam geschikt is (concentraties in de bodem zijn hoger dan de drempelwaarden voor risico-index=1 uit bijlage 8 t/m 10) dan kan men voorzorgsmaatregelen overwegen om de contactmogelijkheden met de verontreiniging te beperken. Een belangrijke bron van blootstelling vormt gewasconsumptie. Bij bepaalde hogere gehaltes kan het raadzaam zijn om geen groente uit eigen tuin te eten. Indien geen gewas uit eigen tuin wordt gegeten geldt de blootstelling die is opgenomen bij de terreingebruiken ‘plaatsen waar kinderen spelen’ danwel ‘ander groen, bebouwing, infrastructuur, industrie’. Contactmogelijkheden kunnen verder worden beperkt door een verharding aan te brengen in de tuin of de bovenlaag te vervangen door schone grond (met name om contact met verontreinigde grond bij spelende kinderen tegen te gaan). Dit wordt aangeduid als een leeflaag. Afhankelijk van de situatie heeft de leeflaag in principe een dikte van 1,0 meter. In uitzonderlijke situaties kan het bevoegd gezag bepalen dat hiervan kan worden afgeweken. Let erop, dat in dit geval sprake is van saneren waaraan een aantal voorschriften verbonden is. In de praktijk speelt dit met name voor lood. Regelmatig worden in de oude wijken en kernen gehaltes lood gemeten die hoger zijn dan voornoemde drempelwaarden. Op grond van de modelberekeningen uit de bijlagen van dit rapport wordt sterk afgeraden om een moestuin te houden op een bodem met loodgehaltes boven 390 mg/kgds2. Beperkte gewasconsumptie (minder dan 10% bladgewassen en minder dan 10% knolgewassen afkomstig uit eigen tuin) is volgens de modelberekeningen op zich mogelijk tot gehaltes van 363 mg/kgds1 lood in de grond. Indien de gehaltes lood in de tuin meer dan 363 mg/kgds1 bedragen dan wordt geadviseerd om in beginsel geen groenten uit eigen tuin te eten. Daarnaast vormt PAK een kritische parameter. Hiervoor kan minder makkelijk een algemeen geldende drempelwaarde worden afgeleid, aangezien de uitkomst van de risicotoolbox afhangt van de afzonderlijke gehaltes van de individuele PAK. De uitkomsten van de risicotoolbox worden vooral bepaald door het gehalte benzo(a)pyreen. In algemene zin wordt geadviseerd om voor een moestuin eerst de bodem te onderzoeken indien de bodem zintuiglijk verontreinigd is met koolas en vervolgens een locatiespecifieke risicobeoordeling uit te voeren. Tot slot kunnen hoge gehaltes DDD, DDE en DDT voorkomen ter plaatse van oude boomgaarden. De hoogste gehaltes worden aangetroffen op plaatsen die op oude topografische kaarten uit zowel 1936 als 1960 zijn aangeduid als boomgaard. Op dergelijke plaatsen wordt voor het terreingebruik ‘moestuin/volkstuin’ geadviseerd om eerst een bodemonderzoek uit te voeren om de gehaltes DDD, DDE en DDT te bepalen. Voor gehaltes boven de interventiewaarde: raadpleeg tabellen uit bijlage 8 t/m 10 neem altijd contact op met de provincie Zeeland Voor gehaltes beneden de interventiewaarde: zie de tabellen op de volgende pagina’s 2
Genoemde gehaltes gelden ongeacht het percentage lutum en organische stof in de bodem
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
20/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
De gemeente Goes adviseert bij verhoogde gehaltes (voorzover onder de interventiewaarde) als volgt:
Lood3: Stof Lood Lood
Terreingebruik Moestuin/volkstuin Moestuin/volkstuin
Verontreinigingssituatie < 114 mg/kgds 114 – 390 mg/kgds
Lood Lood Lood
Moestuin/volkstuin Wonen met tuin Wonen met tuin
> 390 mg/kgds < 267 mg/kgds 267 – 363 mg/kgds
Lood
Wonen met tuin
> 363 mg/kgds
PAK PAK PAK
Moestuin/volkstuin Moestuin/volkstuin Moestuin/volkstuin
Zintuigelijk: koolas Som PAK < 2,64 mg/kgds Som PAK > 2,64 mg/kgds
PAK PAK
Wonen met tuin Wonen met tuin
Som PAK < 6,4 mg/kgds Som PAK > 6,4 mg/kgds
PAK
Plaatsen waar kinderen spelen Plaatsen waar kinderen spelen
Som PAK < 15,7 mg/kgds
Advies Geschikt Beperkte gewasconsumptie mogelijk, maar niet aanbevolen Negatief advies Geschikt Beperkte gewasconsumptie uit eigen tuin mogelijk, maar niet aanbevolen Negatief advies ten aanzien van gewasconsumptie uit eigen tuin
PAK1:
PAK
Som PAK > 15,7 mg/kgds
Eerst bodemonderzoek uitvoeren Geschikt Locatiespecifieke risicobeoordeling met behulp van risicotoolbox: Indien risico-index > 1: Beperkte gewasconsumptie uit eigen tuin mogelijk, maar niet aanbevolen Indien risico-index < 1: Geschikt Geschikt Locatiespecifieke risicobeoordeling met behulp van risicotoolbox: Indien risico-index > 1: Beperkte gewasconsumptie uit eigen tuin mogelijk, maar niet aanbevolen Indien risico-index < 1: Geschikt voor gewasconsumptie tot 10% uit eigen tuin Geschikt Locatiespecifieke risicobeoordeling met behulp van risicotoolbox: Indien risico-index > 1: Contactmogelijkheden beperken door aanbrengen verharding of leeflaag Indien risico-index < 1: Geschikt
3
Voor lood en PAK gelden de genoemde gehaltes gelden ongeacht het percentage lutum en organische stof in de bodem
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
21/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
DDD/ DDE/ DDT: DDD DDE DDT
Moestuin/volkstuin
Humus=2%: Geschikt 0,71 x DDD + 1,85 x DDE + DDT < 1,23 mg/kgds Humus=10%: 0,71 x DDD + 1,85 x DDE + DDT < 6,05 mg/kgds DDD Moestuin/volkstuin Humus=2%: Negatief advies DDE 0,71 x DDD + 1,85 x DDE + DDT DDT > 1,23 mg/kgds Humus=10%: 0,71 x DDD + 1,85 x DDE + DDT > 6,05 mg/kgds Toelichting op de bovenstaande formule: Eenzelfde concentratie DDE levert bij de terreingebruiken ‘moestuinen/volkstuinen’ en ‘wonen met tuin’ circa 1,85 x meer blootstelling op dan dezelfde concentratie DDT oplevert. De verhouding tussen de blootstelling bij eenzelfde gehalte DDD danwel DDT bedraagt circa 0,71.
Opmerking ten aanzien van de betrouwbaarheid van de modeluitkomsten Met betrekking tot de hiervoor genoemde getallen wordt het volgende opgemerkt. Het betreft hier uitkomsten van modelberekeningen die de nodige aannames, onzekerheden en veiligheidsmarges bevatten. Daarnaast is de daadwerkelijke blootstelling aan de verontreiniging persoonsafhankelijk. Als zodanig is een exacte harde risicogrens niet te trekken. De gemeente heeft er arbitrair voor gekozen om in haar advisering uit te gaan van voornoemde getallen zoals deze uit de modelberekeningen voortkomen. Het Rijks Instituut voor Volksgezondhondheid en Milieu (RIVM) heeft met de in dit rapport toegepaste modellen (Sanscrit, Risicotoolbox) met de grootst mogelijke zorg ontwikkeld. Het RIVM is echter niet aansprakelijk voor eventuele schade die derden lijden als gevolg van het gebruik van deze modellen. Evenmin is de gemeente Goes aansprakelijk voor eventuele schade die derden leiden als gevolg van de interpretatie van deze modelresultaten.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
22/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
LITERATUUR 1.
Bodembeleidsplan Goes 2008-2009; gemeente Goes, 2008.
Vastgesteld door de raad van de gemeente Goes op 24 april 2008 2. 3. 4.
Besluit bodemkwaliteit; Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, jaargang 2007, nr. 469. Bodemkwaliteitskaart gemeente Goes; Marmos Bodemmanagement, 21 januari 2014 (versie 23 maart 2014). Bodembeheernota Goese Schans; Witteveen+Bos, 12 februari 2009.
Vastgesteld door de raad van de gemeente Goes op 10 september 2009 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
14. 15.
Nota bodembeheer inclusief bodemkwaliteitskaart voor wegbermen in de provincie Zeeland; Marmos Bodemmanagement, 5 augustus 2013. Bodemfunctiekaart gemeente Goes; Marmos Bodemmanagement, 24 augustus 2009. Nota bodembeheer voor de landbodem van de gemeente Goes; Marmos Bodemmanagement, 21 januari 2014 (versie 23 maart 2014). Bouwstoffenbesluit; Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu. Vrijstellingsregeling grondverzet; ministeriële vrijstellingsregeling bij het Bouwstoffenbesluit; 10 september 1999. Regeling bodemkwaliteit; Staatscourant, 20 december 2007. Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013; Staatscourant, 27 juni 2013. Ken uw (water)bodemkwaliteit, de risico’s inzichtelijk; Grontmij 1 september 2007. NOBO: Normstelling en bodemkwaliteitsbeoordeling. Onderbouwing en beleidsmatige keuzes voor de bodemnormen in 2005, 2006 en 2007. NOBO-2008-029. Grontmij Nederland BV, 12 september 2008. SKB Cahier Zware Metalen; Tauw BV, juli 2007. Landelijke referentiewaarden ter onderbouwing van maximale waarden in het bodembeleid; RIVM rapport 711701053, 2007.
Websites: www.sanscrit.nl (het in paragraaf 3.2 en 3.3 beschreven model Sanscrit voor de beoordeling van spoedeisende bodemverontreiniging) www.risicotoolbox.nl (de in paragraaf 3.5 beschreven Risicotoolbox voor de beoordeling van de duurzaam geschikte bodem)
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
23/23
definitief, 5 mei 2014
MARMOS bodemmanagement
BIJLAGE 1: AFKORTINGEN- EN BEGRIPPENLIJST Achtergrondwaarde
Asbest
AW2000
Besluit bodemkwaliteit
Biobeschikbaarheid
Landelijke norm op basis waarvan wordt bepaald of de bodem als “schoon” wordt beschouwd. In de Nota van Toelichting van het Besluit bodemkwaliteit omschreven als: Landelijk geldende waarden voor een multifunctionele bodemkwaliteit die de grens vormen aan wat in het dagelijks gebruik <<schone grond en bagger>> wordt genoemd. De Achtergrondwaarden zijn opgenomen in Bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit. Verzamelnaam voor een aantal in de natuur voorkomende mineralen (silicaten), die zijn opgebouwd uit fijne, microscopisch kleine vezels. In het verleden is asbest in verschillende producten (waaronder bouwmaterialen) toegepast vanwege de isolerende, brandwerende en slijtvaste eigenschappen. In gebonden toestand levert asbest geen direct gevaar voor de volksgezondheid op. Het inademen van losse asbestvezels vormt echter een ernstig gezondheidsrisico. Sinds 1993 is het gebruik van asbest in Nederland volledig verboden. Asbest kan bijvoorbeeld in de bodem voorkomen via bouw- en sloopafval en via wegfunderingsmateriaal. Afkorting van het project Achtergrondwaarden 2000. In dit project zijn verspreid over Nederland 100 locaties in natuur- en landbouwgebieden onderzocht, waarin naar verwachting een niet meer dan normale diffuse achtergrondbelasting uit antropogene en natuurlijke bronnen wordt verwacht. Op basis van het AW2000-project is de hoogte van de Achtergrondwaarden voor de verschillende stoffen bepaald. Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB) op basis van onder andere de Wet bodembescherming. Vormt sinds 2008 het algehele kader van de regelgeving voor het toepassen van bouwstoffen (buiten gebouwen), grond en baggerspecie. Mate waarin een verontreinigende stof daadwerkelijk vrijkomt en daarmee risico’s oplevert door opname in het lichaam van mens of dier danwel door opname in planten. Een biobeschikbaarheid van 0,74 betekent bijvoorbeeld, dat 74% van de verontreiniging die men binnenkrijgt wordt opgenomen in het lichaam, terwijl 26% van de verontreiniging direct via ontlasting uit het lichaam verdwijnt en dus geen effect op de gezondheid heeft.
Bodembeheerplan
Term in het verleden gehanteerd in de Vrijstellingsregeling grondverzet. De tegenwoordige terminologie uit het Besluit bodemkwaliteit is ‘Nota bodembeheer’ Beleidsdocument waarin op basis van een bodemkwaliteitskaart op lokaal niveau wordt beschreven welke regels er voor grondverzet gelden (waar mag –afgezien van uitzonderingssituaties- vrijkomende
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
1
7 april 2014
MARMOS bodemmanagement
Bodemfunctiekaart
grond op basis van de bodemkwaliteitskaart zonder aanvullende keuringen worden hergebruikt). Kaart waarin het grondgebied van een gemeente is ingedeeld in de bodemfunctieklassen ‘wonen’ en ‘industrie’ en overig (landbouw/natuur). In het Besluit bodemkwaliteit zijn de normen voor het toepassen van grond en bagger op de landbodem afhankelijk gesteld van zowel de bodemkwaliteitsklasse als de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem. Verder is de bodemfunctiekaart van belang voor de bepaling van terugsaneerwaarden bij saneringen op basis van een BUS-melding. Gemeentes zijn volgens het Besluit bodemkwaliteit verplicht om een bodemfunctiekaart bestuurlijk vast te stellen.
Bodemkwaliteitskaart
Bodemkwaliteitsklasse
Kaart waarin een bodembeheergebied (bijvoorbeeld een gemeente) is ingedeeld in één of meer zones met een vergelijkbare algemene (gemiddelde) bodemkwaliteit. Een bodemkwaliteitskaart is één van de bewijsmiddelen (milieuhygiënische verklaringen) uit de Regeling bodemkwaliteit, waarmee men de kwaliteit van een partij vrijkomende grond kan aantonen (mits er geen sprake is van een uitzonderingslocatie). De kwaliteit van de bodem of een partij grond wordt volgens het Besluit bodemkwaliteit ingedeeld in één van de volgende bodemkwaliteitsklassen: - Achtergrondwaarde - Klasse wonen - Klasse industrie - Voldoet niet aan klasse industrie Deze toetsing geschiedt op basis van de volgende in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit opgenomen normen: - Achtergrondwaarden - Maximale waarden voor wonen - Maximale waarden voor industrie Bij de toetsing aan de Achtergrondwaarden en de toetsing aan de Maximale waarden voor wonen gelden toetsingsregels (zie onder toetsingsregel)
Bodemsanering
Bodemtypecorrectie
Geheel van maatregelen gericht op het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van een bodemverontreiniging en de gevolgen daarvan Normen voor gehaltes verontreinigende stoffen in de bodem zijn bij de meeste stoffen afhankelijk van het percentage lutum (kleideeltjes) en organische stof (humus) Bodemnormen zoals gepubliceerd in bijvoorbeeld de Regeling bodemkwaliteit gelden voor een standaardbodem (lutum = 25% en
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
2
7 april 2014
MARMOS bodemmanagement
Botova
Bouwstoffenbesluit BUS-melding
Carcinogeen DDD
DDE
DDT
humus = 10%). Om te toetsen aan deze normen moet een bodemtypecorrectie worden uitgevoerd op basis van de percentages lutum en humus van de te toetsen bodem of partij grond. Landelijk ontwikkeld programma voor de toetsing aan verschillende bodemnormeringen. Botova is niet algemeen toegankelijk maar kan alleen vanuit bepaalde software worden gebruikt. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft in juni 2011 aan de Tweede Kamer een eenvoudig en toegankelijk toetsingsprogramma toegezegd. Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB) die in 2008 is vervangen door het Besluit bodemkwaliteit. BUS staat voor Besluit uniforme saneringen. Voor een aantal relatief eenvoudige standaardsituaties kan voor een bodemsanering worden volstaan met het indienen van een plan van aanpak middels een BUS-melding bij de provincie. De procedure voor een BUS-sanering is korter dan voor een sanering, waarbij de provincie een beschikking moet afgeven over het saneringsplan. Kankerverwekkend Afkorting voor dichloordifenyldichloorethaan. Afbraak-product van het organochloorbestrijdingsmiddel DDT. Zie verder onder DDT Afkorting voor dichloordifenyldichloorethyleen. Afbraak-product van het bestrijdingsmiddel DDT. Zie verder onder DDT Afkorting voor dichloordifenyltrichloorethaan, een organochloorbestrijdingsmiddel waarvan het gebruik in Nederland sinds 1974 verboden is. DDT werd vooral als bestrijdingsmiddel gebruikt in boomgaarden in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw. DDD, DDE en DDT zijn slecht afbreekbaar in het milieu en vormen een risico in de voedselketen door ophoping in vetweefsel.
Diffuse verontreiniging
Drijflaag
Verontreiniging die in een groter gebied voorkomt, zonder dat er sprake is van een aanwijsbare puntbron of veroorzaker. Bijvoorbeeld de verontreiniging in oude binnensteden als gevolg van eeuwenoude bewoning. Verontreiniging met een soortelijk gewicht (dichtheid) lager dan water, waardoor deze op water drijft. Een voorbeeld zijn olieverontreinigingen, die aan de bovenzijde van de grondwaterspiegel een drijflaag kunnen vormen.
Duurzaam geschikt
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
De bodem wordt blijvend geschikt oftewel duurzaam geschikt geacht als de bodemkwaliteit in overeenstemming is met het gebruik van de bodem.
3
7 april 2014
MARMOS bodemmanagement
Ecologische risico's
Ernstige bodemverontreiniging
GSSD
Bij de bodemfunctie wonen is bodem duurzaam geschikt als de gehaltes in de bodem voldoen aan de Maximale waarden voor wonen. Bij de bodemfunctie industrie is bodem duurzaam geschikt als de gehaltes in de bodem voldoen aan de Maximale waarden voor industrie. In het buitengebied is de bodem duurzaam geschikt als de gehaltes in de bodem voldoen aan de Achtergrondwaarden. Strikt genomen de milieuhygiënische risico’s van bodemverontreiniging voor plant en dier. De risicomodellen Sanscrit en Risicotoolbox kijken echter alleen naar het percentage soorten organismes (dieren) die negatief effecten ondervinden van de bodem-verontreiniging. Er is sprake van een “geval van ernstige bodem-verontreiniging” indien de gemiddelde gehaltes in meer dan 25 m3 grond danwel in het grondwater in meer dan 100 m3 bodemvolume hoger zijn dan de interventiewaarde. Afkorting voor Gestandaardiseerde meetwaarde. Deze afkorting wordt in rapportages van bodemonderzoeken gebruikt voor de naar standaardbodem omgerekende meetwaarde.
HC5, HC50
Historisch onderzoek Humane risico's Immobiele verontreiniging Interventiewaarde
Kadastrale aantekening
HC is de afkorting voor Hazardous Concentration. Met HC5 wordt het gehalte aan verontreiniging met een bepaalde stof aangeduid, waarbij 5% van de soorten organismes een negatief effect ondervindt als gevolg van de bodemverontreiniging. Met HC50 wordt het gehalte aangeduid, waarbij 50% van de soorten organismes een negatief effect ondervindt. Zie vooronderzoek Gezondheidsrisico’s voor de mens Verontreiniging die zich door de kenmerken van de verontreinigende stof (vrijwel) niet verder verspreidt in het milieu. Bodemnorm opgenomen in de Circulaire bodemsanering 2009, op basis waarvan wordt bepaald of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging (zie aldaar). Op een kadastraal perceel kunnen publiekrechtelijke beperkingen ten aanzien van het gebruik rusten. Deze worden aangetekend in het geautomatiseerde register van het Kadaster. In geval het bevoegd gezag Wet bodembescherming (in casu de provincie Zeeland) een beschikking neemt over ernst en spoedeisendheid van een bodemverontreiniging wordt deze informatie bij het Kadaster aangetekend bij de percelen waarop deze beschikking betrekking heeft.
Leeflaag
Maximale waarde voor industrie
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
Een laag schone(re) grond die wordt aangebracht over een bodemverontreiniging, om daarmee contact met de verontreiniging tegen te gaan. Norm opgenomen in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit,
4
7 april 2014
MARMOS bodemmanagement
MaxINDUSTRIE Maximale waarde voor wonen MaxWONEN mg/kg lg/dag
mg/kgds
Middenniveau
msPAF
waarmee wordt getoetst of een bepaalde bodem of partij grond voldoet aan de bodemkwaliteitsklasse industrie. In voorliggende Nota is hiervoor als notatie MaxINDUSTRIE gebruikt. Norm opgenomen in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit, waarmee wordt getoetst of een bepaalde bodem of partij grond voldoet aan de bodemkwaliteitsklasse wonen. In voorliggende Nota is hiervoor als notatie MaxWONEN gebruikt. Afkorting voor milligram per kilogram lichaamsgewicht per dag: eenheid voor de blootstelling aan verontreinigende stoffen (hoeveel verontreiniging krijgt men per dag gemiddeld binnen). De blootstelling is afhankelijk van het lichaamsgewicht. Afkorting voor milligram per kilogram droge stof, de gangbare eenheid voor verontreinigende gehaltes bij bodemonderzoek en bodemnormen. In de beoordeling van ecologische risico’s is het middenniveau gedefineerd als (HC5 + HC50)/ / 2, waarbij HC5 en HC50 de verontreinigingsconcentraties zijn waarbij respectievelijk 5% en 50% van de soorten organismes een negatief effect van de verontreiniging ondervinden. Afkorting voor ‘meer stoffen Potentieel Aangetaste Fractie’ Het percentage soorten organismes dat bij een bepaalde verontreinigingssituatie een negatief effect van deze verontreiniging ondervindt, waarbij rekening wordt gehouden met het gecombineerde effect van verschillende stoffen. msPAF is een modelmatige maat om de toxische druk in een ecosysteem te voorspellen.
MTR-humaan
MTR is een afkorting voor Maximaal Toelaatbaar Risico.
Nader bodemonderzoek
MTR-humaan is de grenswaarde aan blootstelling aan een bepaalde milieuverontreiniging, die voor de volksgezondheid beleidsmatig nog aanvaardbaar wordt geacht. Bodemonderzoek gericht op het vaststellen op de ernst en omvang van een bodemverontreiniging: Is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging en zo ja, is deze verontreiniging spoedeisend?
NEN5725 NEN5740
NO
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
Wordt met name uitgevoerd wanneer in voorgaand onderzoek een overschrijding van de tussenwaarde is gemeten. Voorgeschreven norm voor het uitvoeren van vooronderzoek (historisch onderzoek) Voorgeschreven norm voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek. Hierin is vastgelegd op welke stoffen men de bodem minimaal moet onderzoeken en welke onderzoeksinspanning men afhankelijk van de oppervlakte van de onderzoekslocatie minimaal moet leveren (aantal boringen, peilbuizen en te analyseren grond- en grondwatermonsters afhankelijk van de oppervlakte van de locatie). Afkorting voor Nader bodemonderzoek (zie aldaar)
5
7 april 2014
MARMOS bodemmanagement
Nota bodembeheer
Omgevingsvergunning
Onaanvaardbare risico's
PAK PAK-totaal PAK (10 van VROM)
PCB
Beleidsnota in het kader van het Besluit bodemkwaliteit, met lokale uitwerking van regelgeving voor het toepassen van grond en bagger. Wordt vastgesteld door de gemeenteraad met een voorbereidingsprocedure conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht Vergunning afgegeven op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In de Wabo zijn de vergunningsstelsels uit verschillende wetten samengebracht in één kader. Zo vervangt de ‘omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen’ de vroegere ‘bouwvergunning’. Humane, ecologische, danwel verspreidingsrisico’s die dusdanig zijn dat deze volgens de Wet bodem-bescherming met spoed gesaneerd danwel beheerst. Voluit: Polycyclisch Aromatische Koolwaterstoffen. In de bodemnormering worden 10 afzonderlijke PAK onderzocht, die ook wel worden aangeduid als de "10 van VROM". Deze 10 afzonderlijke PAK worden gesommeerd tot een waarde voor PAKtotaal Dit betreft de volgende stoffen: - antraceen - benzo(a)antraceen (*) - benzo(ghi)peryleen - benzo(a)pyreen (*) - benzo(k)fluorantheen (*) - chryseen (*) - fenantreen - fluorantheen (*) - indeno(1,2,3cd)pyreen (*) - naftaleen De met (*) aangemerkte PAK zijn carcinogeen. Afkorting voor Polychloorbyfenyl, een groep slecht in het milieu afbreekbare stoffen. Werd in het verleden onder andere gebruikt als isolatievloeistof, koelvloeistof, smeermiddel en brandvertrager. Productie en gebruik van PCB’s zijn inmiddels verboden in Nederland. PCB’s zijn slecht oplosbaar in water, maar goed oplosbaar in olie en vet. PCB’s hopen zich op in vetweefsel van dieren en vormen daarmee een risico in de voedselketen. PCB’s zijn in meerdere opzichten giftig.
Regeling bodemkwaliteit
Risicogrenswaarde
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
In de bodemnormering wordt gekeken naar (de som van) de volgende 7 PCB’s: PCB28, PCB52, PCB101, PCB118, PCB138, PCB153 en PCB180. Ministeriële regeling bij het Besluit bodemkwaliteit, met de inhoudelijke uitwerking van de bepalingen uit het Besluit bodemkwaliteit. In de Risicotoolbox het gehalte van een verontreinigende stof waarboven geen sprake meer is van een duurzaam geschikte bodem.
6
7 april 2014
MARMOS bodemmanagement
Risico-index
In Sanscrit het gehalte van een verontreinigende stof waarboven sprake is van onaanvaardbare risico’s Gedefinieerd als: Gehalte in de bodem / risicogrenswaarde In de Risicotoolbox is de bodem niet duurzaam geschikt indien de risico-index hoger is dan 1
Risicotoolbox RUD-Zeeland
In Sanscrit is sprake van een spoedeisende verontreiniging indien de risico-index hoger is dan 1 Landelijk voorgeschreven risicomodel, op basis waarvan wordt bepaald of sprake is van een duurzaam geschikte bodem. Afkorting van Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland. Gemeenschappelijke regeling van de provincie Zeeland, het waterschap Scheldestromen en de Zeeuwse gemeenten. Met ingang van 1 januari 2014 voert deze omgevingsdienst voor deze Zeeuwse overheden een aantal taken uit op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Dit betreft onder andere het ketentoezicht op grond, bouwstoffen en afval.
Saneringsplan
Sanscrit Spoedeisend
Standaardbodem
Streefwaarde
TCL Terugsaneerwaarde
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
Plan van aanpak voor het uitvoeren van een bodemsanering. Voor een aantal relatief eenvoudige standaardsituaties kan voor de bodemsanering worden volstaan met het indienen van een plan van aanpak middels een BUS-melding bij de provincie. In andere gevallen moet de provincie eerst een beschikking over het saneringsplan afgeven alvorens de bodemsanering kan worden opgestart. Landelijk voorgeschreven risicomodel, op basis waarvan wordt bepaald of een verontreiniging op een locatie spoedeisend is. Een verontreiniging is spoedeisend, wanneer bij het huidige of voorgenomen terreingebruik sprake is van onaanvaardbare risico’s voor mens of milieu. In dat geval geldt volgens de Wet bodembescherming een saneringsplicht en moet de verontreiniging met spoed worden gesaneerd dan wel beheersmaatregelen worden getroffen. Bodem met een percentage lutum van 25% en een percentage humus van 10%. Bodemnormen zoals bijvoorbeeld opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit gelden voor een standaardbodem. Om te toetsen aan deze bodemnormen moet een bodemtypecorrectie worden uitgevoerd. De concentratie van een stof in het milieu waarbij risico’s voor mens en ecosysteem verwaarloosbaar zijn. Ook wel aangeduid als het ‘verwaarloosbaar risiconiveau’. Voor grond bij het in werking treden van het Besluit bodemkwaliteit als toetsingsnorm vervangen door de Achtergrondwaarde. Voor grondwater nog steeds actueel. Afkorting van Toegestane Concentratie in Lucht. Maximale concentratie in bodem of grondwater, die na afronding van
7
7 april 2014
MARMOS bodemmanagement
Toetsingsregel
een bodemsanering nog op een locatie mag achterblijven in de bodem, dan wel in het grondwater van die locatie. In de Regeling bodemkwaliteit zijn toetsingsregels opgenomen voor de Achtergrondwaarde en de Maximale waarden voor wonen. De toetsingsregel voor de Achtergrondwaarde houdt het volgende in: houdt in: Er wordt nog steeds aan de Achtergrondwaarde voldaan als voor een beperkt aantal stoffen (afhankelijk van het aantal gemeten stoffen) hogere gehaltes zijn gemeten dan de Achtergrondwaarde doch niet hoger dan 2 x Achtergrondwaarde (m.u.v. nikkel) en niet hoger dan de Maximale waarde voor wonen.
Toxische druk Tussenwaarde
Voor de bodemkwaliteitsklasse wonen geldt een vergelijkbare toetsingsregel, maar deze geldt alleen voor de toetsing van de ontvangende bodem. De mate waarin een ecosysteem of een bepaalde soort een negatief effect ondervindt van een bepaalde milieuverontreiniging. Gangbare benaming voor het ‘criterium voor nader onderzoek’, gedefinieerd als: - Grond: (Achtergrondwaarde + Interventiewaarde) / 2 - Grondwater: (Streefwaarde + Interventiewaarde) / 2 In plaats van de tussenwaarde rapporteren adviesbureaus ook wel de volgende index:
Verkennend bodemonderzoek
Verspreidingsrisico's Volumecriterium
Vooronderzoek
De tussenwaarde wordt overschreden wanneer deze index hoger is dan 0,5. Bodemonderzoek dat erop gericht is om met een daarvoor adequaat geachte onderzoeksinspanning (zoals vastgelegd in de norm NEN5740) vast te stellen of op een bepaalde locatie bodemverontreiniging aanwezig is, dan wel de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem of een daaruit te verwijderen hoeveelheid grond te bepalen. Risico’s op het zich verder verspreiden van een verontreiniging in het milieu. Minimum volume waarbinnen de gemiddelde concentraties hoger zijn dan de interventiewaarde om te bepalen of er sprake is van een “geval van ernstige bodemverontreiniging” Respectievelijk 25 m3 grond danwel het grondwater in een bodemvolume van 100 m3. Ook wel aangeduid als ‘historisch onderzoek’ Het verzamelen van informatie over voormalig en huidig terreingebruik en eventuele andere relevante informatie over de onderzoekslocatie (bijvoorbeeld eerder uitgevoerde
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
8
7 april 2014
MARMOS bodemmanagement
bodemonderzoeken), voorafgaand aan het feitelijk bodemonderzoek. Op basis van het vooronderzoek wordt een hypothese gesteld over de verwachting ten aanzien van aanwezige bodemverontreiniging (verdacht of onverdacht) en wordt de onderzoeksstrategie bepaald. Vrijstellingsregeling grondverzet
Zaklaag Zorgplicht
Ministeriële regeling bij het voormalige Bouwstoffenbesluit, als wettelijke basis voor het gebruik van bodemkwaliteitskaarten bij grondverzet. Het Besluit bodemkwaliteit bevat overgangsrecht op basis waarvan onder vigeur van de Vrijstellingsregeling grondverzet vastgestelde bodemkwaliteitskaarten en het daarop gebaseerde lokale beleid geldig bleven tot uiterlijk juli 2013. De gemeente Goes heeft tot juli 2013 gebruik gemaakt van dit overgangsrecht. Verontreiniging met een soortelijk gewicht (dichtheid) hoger dan water, waardoor deze in het grondwater naar beneden zakt. Een sinds 1987 in de Wet bodembescherming opgenomen algemene verplichting om de bodem te beschermen en dus nieuwe verontreiniging of aantasting van de bodemkwaliteit tegen te gaan. Concreet betekent dit, dat men geen nieuwe bodemverontreiniging mag veroorzaken en een eventueel per ongeluk veroorzaakte bodemverontreiniging onverwijld ongedaan moet maken. Voor asbest geldt als tijdstip 1993. In aanvulling hierop is in het Besluit bodemkwaliteit een zorgplicht opgenomen ter bescherming van het oppervlaktewater.
Tussen brandschoon en gevaarlijk vies
9
7 april 2014
Marmos . Bodemmanagement
BIJLAGE 2: ONDERGRENS VOOR SPOEDEISENDE LOCATIES VANWEGE HUMANE RISICO'S (METALEN) Standaardbeoordeling Sanscrit 2.1.2 (grond) en Sanscrit 2.0.12.1 (grondwater) GROND HUMANE RISICO'S moestuinen/volkstuinen wonen met tuin landbouw (zonder boerderij en erf) plaatsen waar kinderen spelen ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie natuur groen met natuurwaarden drempelwaarde blootstellingsdosis (mg/kg.dag)
Interventiewaarde (standaardbodem)
mg/kgds afgeronde waardes arseen cadmium chroom III chroom IV koper kwik lood nikkel zink 140 3,5 704 73 1010 10,5 390 915 3705 618 45 2770 79 8330 135 537 1475 51300 618 45 2770 79 8330 135 537 1475 51300 810 410 4100 121 34700 1410 570 2340 408500 3960 2030 20300 280 94000 6100 2825 5460 nvt 4090 2050 20420 2070 353500 7900 2850 37600 nvt 4090 2050 20420 2070 353500 7900 2850 37600 nvt 0,00101
0,000503
0,00503
0,00503
0,141
0,00202
0,00282
0,0503
0,503
76
13
180
78
190
36
530
100
720
GRONDWATER HUMANE RISICO'S moestuinen/volkstuinen wonen met tuin landbouw (zonder boerderij en erf) plaatsen waar kinderen spelen ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie natuur groen met natuurwaarden drempelwaarde blootstellingsdosis (mg/kg.dag)
Interventiewaarde
microgr/l afgeronde waardes arseen cadmium chroom III chroom IV koper kwik lood nikkel zink 78 1,4 150 57600 475 1,4 4 460 1430 345 17,4 580 62400 3930 17,9 15 740 19700 345 17,4 580 62400 3930 17,9 15 740 19700 450 160 860 96500 16350 190 21 1160 157100 2200 800 4250 222000 44300 810 110 2710 79000 2270 810 4280 nvt 166800 1050 102 18800 789000 2270 810 4280 nvt 166800 1050 102 18800 789000 0,00101
0,000503
60
6
0,00503
30
0,00503
0,141
0,00202
0,00362
0,0503
0,503
75
0,3
75
75
800
NB. Als instellingen uitgegaan van diepte 0,1 meter en humus 2% (bij grond en grondwater). De instelling hiervan lijkt echter geen verschil te maken. Bij het meest gevoelige terreingebruik (moestuinen/volkstuinen) en bij lood in grondwater kan volgens de standaardbeoordeling uit Sanscrit ook bij concentraties onder de interventiewaarde sprake zijn van spoedeisende verontreiniging. Hoge waardes gemeente Goes
16 maart 2013
MARMOS bodemmanagement
BIJLAGE 3: ONDERGRENS VOOR SPOEDEISENDE LOCATIES VANWEGE HUMANE RISICO’S VOOR PAK Standaardbeoordeling Sanscrit versie 2.0.12.1 De beoordeling van de humane risico’s van PAK vindt in Sanscrit niet plaats op basis van de somparameter (10 van VROM), maar op basis van de individuele PAK. Hierbij maakt Sanscrit onderscheid in carcinogene en niet carcinogene PAK. Per afzonderlijke PAK wordt in Sanscrit op basis van de blootstelling een risico-index berekend. De combinatietoxicologie wordt bepaald door de risico-indexen van de carcinogene PAK enerzijds en de niet-carcinogene PAK anderzijds bij elkaar op te tellen. Een locatie is volgens de standaardbeoordeling spoedeisend indien de risico-index hoger is dan 1. Carcinogene PAK Indeno(1,2,3cd)pyreen Benzo(a)anthraceen Benzo(a)pyreen Chryseen Fluorantheen Benzo(k)fluorantheen
Niet carcinogene PAK Antraceen Fenanthreen Naftaleen Benzo(ghi)peryleen
Dit wordt geïllustreerd in de tabellen op de volgende pagina’s. Hierin is voor de verschillende terreingebruiken uit Sanscrit de risico-index berekend voor de afzonderlijke PAK bij gehaltes van respectievelijk 1, 4, 10 en 100 mg/kgds (ongevoelige terreingebruiken alleen 10 en 100 mg/kgds). De berekeningen zijn afhankelijk van de diepte van de verontreiniging. Gekozen is voor een worst-case benadering (diepte 0,1 m-mv / 0,1 m onder kruipruimte en humuspercentage van 2%). Als worst case benadering kan men uitgaan van de situatie, dat de som PAK volledig bestaat uit de meest risicovolle van de individuele PAK (In de praktijk komt dit nooit voor). Bij de carcinogene PAK levert benzo(a)pyreen de hoogste bijdrage aan de risico-index. Voor de nietcarcinogene PAK is dit naftaleen. Naftaleen is een vluchtige stof en in diffuse PAK-verontreinigingen in de oude wijken en kernen zal naftaleen derhalve in de praktijk een beperkt aandeel aan de totale som PAK leveren. Minimaal benodigde concentraties voor risico-index = 1 (in mg/kgds) Benzo(a)pyreen Moestuinen / volkstuinen 103 mg/kgds Wonen met tuin 324 mg/kgds Landbouw (zonder boerderij/erf) 324 mg/kgds Plaatsen waar kinderen spelen 373 mg/kgds Ander groen, bebouwing, 1541 mg/kgds infrastructuur, industrie Natuur 1570 mg/kgds Groen met natuurwaarden 1570 mg/kgds * benzo(ghi)peryleen: 94000 mg/kgds
Naftaleen 28,5 mg/kgds 34,2 mg/kgds 34,2 mg/kgds 56,9 mg/kgds 128 mg/kgds 103000 mg/kgds * 103000 mg/kgds *
Standaardbeoordeling Sanscrit bij diepte = 0,1 meter onder maaiveld/kruipruimte en humus = 2%
Hoge waardes gemeente Goes
21 september 2009
Marmos . Bodemmanagement
BIJLAGE 3 RISICO-INDEX HUMANE RISICO'S PAK IN GROND Standaardbeoordeling Sanscrit 2.0.12.1 moestuinen/volkstuinen Conc. voor alle PAK tegelijk (mg/kgds) indeno(1,2,3cd)pyreen antraceen benzo(a) anthraceen benzo(a) pyreen chryseen fluorantheen fenanthreen naftaleen benzo(ghi) peryleen benzo(k) fluorantheen combinatietoxicologie Carcinogeen Niet carcinogeen naftaleen TCL (drempel=800)
carc. Niet carc. carc. carc. carc. carc. Niet carc. Niet carc. Niet carc. carc.
conc. Binnenlucht
1 0,0277 0,00247 0,00445 0,115 0,000815 0,000882 0,00301 0,0352 0,000585 0,00437
4 0,0894 0,00987 0,0178 0,458 0,00326 0,00353 0,0121 0,141 0,00234 0,0175
10 0,091 0,0247 0,0445 0,749 0,00815 0,00882 0,0301 0,352 0,00358 0,0427
100 0,115 0,0436 0,374 0,992 0,0113 0,0882 0,301 3,52 0,00763 0,067
0,153 0,041
0,589 0,165
0,944 0,410
1,648 3,872
3,84
15,3
38,4
384
1 0,00526 0,000617 0,00102 0,0231 0,00017 0,0002 0,000783 0,0294 0,000143 0,00102
4 0,0172 0,00247 0,00408 0,0922 0,00068 0,000801 0,00313 0,117 0,000572 0,00406
10 0,0188 0,00617 0,0102 0,158 0,0017 0,002 0,00783 0,294 0,00102 0,00997
100 0,043 0,013 0,0892 0,401 0,00426 0,02 0,0783 2,94 0,00506 0,0342
0,031 0,031
0,119 0,123
0,201 0,309
0,592 3,036
3,84
15,3
38,4
384
Instellingen: %humus = 2% en diepte t.ov. Mv = 0,1 m en diepte tov kruipruimte = 0,1 m
wonen met tuin landbouw (zonder boerderij/erf) Conc. voor alle PAK tegelijk (mg/kgds) indeno(1,2,3cd)pyreen antraceen benzo(a) anthraceen benzo(a) pyreen chryseen fluorantheen fenanthreen naftaleen benzo(ghi) peryleen benzo(k) fluorantheen combinatietoxicologie Carcinogeen Niet carcinogeen naftaleen TCL (drempel=800)
carc. Niet carc. carc. carc. carc. carc. Niet carc. Niet carc. Niet carc. carc.
conc. Binnenlucht
Instellingen: %humus = 2% en diepte t.ov. Mv = 0,1 m en diepte tov kruipruimte = 0,1 m Uitkomsten zijn afhankelijk van instelling diepte (verschil tussen 0,1 m / 0,5 m / 0,01 m bij deel v.d. PAK)
De tabellen geven de risico-index weer van de afzonderlijke PAK alsmede voor de combinatietoxicologie. Een locatie is op basis van de standaardbeoordeling uit Sanscrit spoedeisend indien de risico-index hoger is dan 1
Hoge waardes gemeente Goes
21 september 2009
Marmos . Bodemmanagement
BIJLAGE 3 RISICO-INDEX HUMANE RISICO'S PAK IN GROND Standaardbeoordeling Sanscrit 2.0.12.1 plaatsen waar kinderen spelen Conc. voor alle PAK gelijk (mg/kgds) indeno(1,2,3cd)pyreen antraceen benzo(a) anthraceen benzo(a) pyreen chryseen fluorantheen fenanthreen naftaleen benzo(ghi) peryleen benzo(k) fluorantheen combinatietoxicologie Carcinogeen Niet carcinogeen
naftaleen TCL (drempel=800)
carc. Niet carc. carc. carc. carc. carc. Niet carc. Niet carc. Niet carc. carc.
1 0,000271 0,000174 0,000276 0,00274 0,0000277 4,24E-05 0,000229 0,0176 4,50E-05 0,000271
4 0,00108 0,000694 0,0011 0,011 0,000111 0,00017 0,000916 0,0705 0,00018 0,00108
10 0,0027 0,00174 0,00276 0,0272 0,000277 0,000424 0,00229 0,176 0,000449 0,00271
100 0,0269 0,00567 0,0274 0,269 0,0027 0,00424 0,0229 1,76 0,00448 0,0269
0,004 0,018
0,015 0,072
0,036 0,018
0,357 1,793
3,84
15,3
38,4
384
conc. Binnenlucht
Instellingen: %humus = 2% en diepte t.ov. Mv = 0,1 m en diepte tov kruipruimte = 0,1 m
overig groen, bebouwing infrastructuur, industrie
ongevoelige terreingebruiken
Conc. voor alle PAK gelijk (mg/kgds) indeno(1,2,3cd)pyreen antraceen benzo(a) anthraceen benzo(a) pyreen chryseen fluorantheen fenanthreen naftaleen benzo(ghi) peryleen benzo(k) fluorantheen combinatietoxicologie Carcinogeen Niet carcinogeen
naftaleen TCL (drempel=800)
carc. Niet carc. carc. carc. carc. carc. Niet carc. Niet carc. Niet carc. carc.
natuur groen met natuurwaarden
10 0,000659 0,00108 0,000718 0,00683 7,33E-05 0,000151 0,00139 0,0781 0,000109 0,000669
100 0,00652 0,00246 0,00707 0,0655 0,000661 0,00151 0,0139 0,781 0,00109 0,00653
10 0,000647 0,00078 0,000706 0,0067 7,21E-05 9,84E-05 0,000915 0,00507 0,000107 0,000657
100 0,00641 0,00196 0,00695 0,0643 0,000649 0,000984 0,00915 0,0507 0,00107 0,00642
0,009 0,081
0,088 0,798
0,009 0,007
0,086 0,063
38,4
384
0
0
conc. Binnenlucht
Instellingen: %humus = 2% en diepte t.ov. Mv = 0,1 m en diepte tov kruipruimte = 0,1 m Uitkomsten zijn afhankelijk van instelling diepte (verschil tussen 0,1 m / 0,5 m / 0,01 m bij deel v.d. PAK)
De tabellen geven de risico-index weer van de afzonderlijke PAK alsmede voor de combinatietoxicologie. Een locatie is op basis van de standaardbeoordeling uit Sanscrit spoedeisend indien de risico-index hoger is dan 1
Hoge waardes gemeente Goes
21 september 2009
Marmos . Bodemmanagement
BIJLAGE 4: ONDERGRENS VOOR SPOEDEISENDE LOCATIES VANWEGE HUMANE RISICO'S VOOR DDD, DDE EN DDT Standaardbeoordeling Sanscrit 2.0.12.1 moestuinen/volkstuinen humus = 2% gehalte in bodem mg/kgds
DDD DDE DDT TOTAAL (DDD+DDE+DDT)
0,58 0,22 0,41 1,21
humus = 10% blootstellingsdosis mg/kg.dag risico-index
0,000168 0,000167 0,000167 0,000502
gehalte in bodem mg/kgds
0,336 0,334 0,334 1,004
humus = 2% gehalte in bodem mg/kgds
DDD DDE DDT TOTAAL (DDD+DDE+DDT)
1,73 0,66 1,23 3,62
blootstellingsdosis mg/kg.dag risico-index
2,83 1,09 2,02 5,94
0,000167 0,000166 0,000167 0,0005
0,334 0,333 0,334 1,001
humus = 10% blootstellingsdosis mg/kg.dag risico-index
0,0005 0,0005 0,000502 0,001502
gehalte in bodem mg/kgds
1 1 1 3
blootstellingsdosis mg/kg.dag risico-index
8,48 3,28 6,05 17,81
0,0005 0,000501 0,0005 0,001501
1 1 1 3
wonen met tuin landbouw (zonder boerderij/erf) humus = 2% gehalte in bodem mg/kgds
DDD DDE DDT TOTAAL (DDD+DDE+DDT)
3,10 1,20 2,21 7,41
humus = 10% blootstellingsdosis mg/kg.dag risico-index
0,000167 0,000167 0,000167 0,0005
gehalte in bodem mg/kgds
0,333 0,333 0,334 1
humus = 2% gehalte in bodem mg/kgds
DDD DDE DDT TOTAAL (DDD+DDE+DDT)
interventiewaarden (mg/kgds) DDD DDE DDT
9,31 3,59 6,63 19,53
humus = 2% 6,8 0,46 0,34
blootstellingsdosis mg/kg.dag risico-index
14,08 5,76 10,32 30,16
0,000167 0,000167 0,000167 0,0005
0,333 0,333 0,333 1
humus = 10% blootstellingsdosis mg/kg.dag risico-index
0,0005 0,0005 0,0005 0,0015
gehalte in bodem mg/kgds
1 1 1 3
blootstellingsdosis mg/kg.dag risico-index
42,26 17,28 30,96 90,50
0,0005 0,0005 0,0005 0,0015
1 1 1 3
humus = 10% 34 2,3 1,7
Instellingen: diepte t.o.v. Mv = 0,1 m. De uitkomsten zijn bij een deel van de terreingebruiken sterk afhankelijk van het humuspercentage Een locatie is op basis van de standaardbeoordeling uit Sanscrit spoedeisend indien de risico-index hoger is dan 1
Hoge waardes gemeente Goes
20 juli 2010
Marmos . Bodemmanagement
BIJLAGE 4: ONDERGRENS VOOR SPOEDEISENDE LOCATIES VANWEGE HUMANE RISICO'S VOOR DDD, DDE EN DDT Standaardbeoordeling Sanscrit 2.0.12.1 plaatsen waar kinderen spelen humus = 2% gehalte in bodem mg/kgds
DDD DDE DDT TOTAAL (DDD+DDE+DDT)
114,5 117,2 123,3 355
humus = 10% blootstellingsdosis mg/kg.dag risico-index
0,000167 0,000167 0,000167 0,000501
0,334 0,333 0,333 1
gehalte in bodem mg/kgds
blootstellingsdosis mg/kg.dag risico-index
121,9 122,3 123,3 367,5
0,000167 0,000166 0,000167 0,0005
0,333 0,333 0,333 1
overig groen, bebouwing, infrastructuur en industrie humus = 2% gehalte in bodem mg/kgds
DDD DDE DDT TOTAAL (DDD+DDE+DDT)
472 485 510 1467
humus = 10% blootstellingsdosis mg/kg.dag risico-index
0,000166 0,000167 0,000167 0,0005
0,333 0,333 0,334 1
gehalte in bodem mg/kgds
blootstellingsdosis mg/kg.dag risico-index
477 487 510 1474
0,000166 0,000167 0,000167 0,0005
0,333 0,333 0,334 1
natuur groen met natuurwaarden humus = 2% gehalte in bodem mg/kgds
DDD DDE DDT TOTAAL (DDD+DDE+DDT)
interventiewaarden (mg/kgds) DDD DDE DDT
482 495 518 1495
humus = 2% 6,8 0,46 0,34
humus = 10% blootstellingsdosis mg/kg.dag risico-index
0,000167 0,000167 0,000167 0,000501
0,333 0,334 0,333 1
gehalte in bodem mg/kgds
blootstellingsdosis mg/kg.dag risico-index
486 496 518 1500
0,000167 0,000167 0,000167 0,000501
0,333 0,333 0,333 1
humus = 10% 34 2,3 1,7
Instellingen: diepte t.o.v. Mv = 0,1 m. De uitkomsten zijn bij een deel van de terreingebruiken sterk afhankelijk van het humuspercentage Een locatie is op basis van de standaardbeoordeling uit Sanscrit spoedeisend indien de risico-index hoger is dan 1
Hoge waardes gemeente Goes
20 juli 2010
BIJLAGE 5: TOXISCHE DRUK METALEN VOOR SPOEDEISENDE LOCATIES VANWEGE ECOLOGISCHE RISICO'S Sanscrit 2.3.2
Marmos . Bodemmanagement
Berekening toxische druk (MsPaf) in stap 2: Versie 1.6.0
GROND ECOLGISCHE RISICO'S L=25 H=10 Middenniveau % Td bij middenniveau+0,1 bijdrage Td 5% bijdrage Td 10% bijdrage Td 20% bijdrage Td 50% L=2 H=2 Middenniveau % Td bij middenniveau bijdrage Td 5% bijdrage Td 10% bijdrage Td 20% bijdrage Td 50%
Interventiewaarde (sb)
mg/kgds afgeronde waardes arseen cadmium chroom koper kwik lood nikkel zink 27 3,7 62 54 8,4 214 36,9 198 0,3% 5,4% 0,7% 1,1% 1,0% 4,7% 0,1% 1,5% 59,4 midniveau 91 7,3 165 18,6 582 121
95 139 265 1255
81 114 192 642
25,6 46 94 363
224 413 937 4936
68 98 175 680
276 389 657 2225
arseen cadmium chroom koper kwik lood nikkel zink 15,5 2,2 33,5 26,2 5,9 136 12,6 84 0,3% 5,4% 0,7% 1,1% 1,0% 4,7% 0,1% 1,6% 34 midniveau 52,1 4,2 94,2 10,8 333 70
76
13
51 76 143 678
39 56 93 310
17,8 32 65,1 253
142 263 596 3136
23,1 33,5 60 233
117 164 277 938
180
190
36
530
100
720
Alleen stoffen met concentraties boven het middenniveau leveren volgens Sanscrit een bijdrage aan de toxische druk (Td). Bovenstaande getallen betreffen de bijdrage aan de toxische druk (Td) exclusief het gecombineerde effect van andere stoffen. Bijvoorbeeld: Een concentratie 81 mg/kgds koper bij standaardbodem (Lutum=25%, Humus=10%) met alle overige stoffen onder het middenniveau geeft een Td van 5,0% Een concentratie 224 mg/kgds lood bij standaardbodem (Lutum=25%, Humus=10%) met alle overige stoffen onder het middenniveau geeft een Td van 5,0% De concentraties koper=81 mg/kgds en lood=224 mg/kgds tezamen (en overige < middenniveau) geven een Td van 9,7%
Hoge waardes gemeente Goes
5 mei 2014
Marmos . Bodemmanagement
BIJLAGE 6: TOXISCHE DRUK PAK VOOR SPOEDEISENDE LOCATIES VANWEGE ECOLOGISCHE RISICO'S Sanscrit 2.3.2
Berekening toxische druk (MsPaf) in stap 2 van Sanscrit: Versie 1.6.0
GROND ECOLOGISCHE RISICO'S mg/kgds
afgeronde waardes benzo(a)
benzo(ghi)
benzo(a)
benzo(k)
indeno(1,2,3
antraceen anthraceen peryleen pyreen fluorantheen chryseen fenanthreen fluorantheen cd)pyreen naftaleen L=25 H=10 Middenniveau 0,45 0,72 9,49 2,03 10,90 9,94 8,86 73,7 0,55 4,87 % Td bij middenniveau+0,01 1,5% 1,5% 1,5% 1,5% 1,5% 1,5% 1,5% 1,5% 1,5% 1,5%
bijdrage Td 5% bijdrage Td 10% bijdrage Td 20% bijdrage Td 50%
Toxische druk hangt ook af van getalswaarde overige PAK's, dus eenduidige tabel niet zo makkelijk te maken. Soms levert PAK1 + PAK2 een hogere Td dan de afzonderlijke Td's opgeteld, soms een lagere.
L=2 H=2 Middenniveau % Td bij middenniveau
antraceen
bijdrage Td 5% bijdrage Td 10% bijdrage Td 20% bijdrage Td 50%
Td bij bepaalde conc. 4 mg/kgds (x10=40 mg/kgds) 6 mg/kgds (x10=60 mg/kgds) 8 mg/kgds (x10=80 mg/kgds) 4 mg/kgds (x3=12 mg/kgds) 4 mg/kgds (x7=28 mg/kgds) 8 mg/kgds (x3=24 mg/kgds) 8 mg/kgds (x7=56 mg/kgds)
In de tabel zijn alleen afzonderlijke Td's (zonder invloed overige 9 PAK) vermeld). L+H geen invloed op resultaten. benzo(a) anthraceen
benzo(ghi) peryleen
benzo(a) pyreen
benzo(k) fluorantheen chryseen
fenanthreen
indeno(1,2,3 fluorantheen cd)pyreen naftaleen
0,45 1,5%
0,72 1,5%
9,49 1,5%
2,03 1,5%
10,90 1,5%
9,94 1,5%
8,86 1,5%
73,7 1,5%
0,55 1,5%
4,87 1,5%
1,07 1,95 4,00 15,82
1,70 3,08 6,33 25,07
22,33 40,56 83,41 330,46
4,78 8,68 17,84 70,65
25,63 46,57 95,76 379,42
23,38 42,55 87,34 346,03
20,84 37,86 77,84 308,40
174 315 648 2566
1,29 2,34 4,80 19,02
11,45 20,81 42,78 169,48
antraceen
benzo(a) anthraceen
benzo(ghi) peryleen
benzo(a) pyreen
benzo(k) fluorantheen chryseen
fenanthreen
indeno(1,2,3 fluorantheen cd)pyreen naftaleen
4 mg/kgds
4 mg/kgds
4 mg/kgds
4 mg/kgds
4 mg/kgds
4 mg/kgds
4 mg/kgds
4 mg/kgds
4 mg/kgds
4 mg/kgds
6 mg/kgds
6 mg/kgds
6 mg/kgds
6 mg/kgds
6 mg/kgds
6 mg/kgds
6 mg/kgds
6 mg/kgds
6 mg/kgds
6 mg/kgds
8 mg/kgds
8 mg/kgds
8 mg/kgds
8 mg/kgds
8 mg/kgds
8 mg/kgds
8 mg/kgds
8 mg/kgds
8 mg/kgds
8 mg/kgds
4 mg/kgds
4 mg/kgds 4 mg/kgds
4 mg/kgds
4 mg/kgds
4 mg/kgds
4 mg/kgds
4 mg/kgds
8 mg/kgds
4 mg/kgds
8 mg/kgds
4 mg/kgds 8 mg/kgds
8 mg/kgds
8 mg/kgds
8 mg/kgds 8 mg/kgds
8 mg/kgds 8 mg/kgds
8 mg/kgds
totaal PAK10
40,6% 51,2% 58,2% 38,6% 3,9% 55,3% 13,1%
De toxische druk van PAK hangt met name af van de gehaltes antraceen, benzo(a)anthraceen en indeno(123cd)pyreen
Hoge waardes gemeente Goes
5 mei 2014
BIJLAGE 7: TOXISCHE DRUK DDD, DDE EN DDT VOOR SPOEDEISENDE LOCATIES VANWEGE ECOLOGISCHE RISICO'S Sanscrit 2.3.2
Marmos . Bodemmanagement
Berekening toxische druk (MsPaf) in stap 2 uit Sanscrit: Versie 1.6.0
GROND ECOLOGISCHE RISICO'S L=25 H=10 Middenniveau % Td bij middenniveau+0,01 bijdrage Td 5% bijdrage Td 10% bijdrage Td 20% bijdrage Td 50% L=2 H=2 Middenniveau % Td bij middenniveau bijdrage Td 5% bijdrage Td 10% bijdrage Td 20% bijdrage Td 50%
Interventiewaarde (sb)
afgeronde waardes
mg/kgds DDD
DDE
DDT
6,85 3,1%
0,262 3,2%
0,20 3,1%
10,8 23,1 58,1 340
0,41 0,89 2,23 13,0
0,32 0,68 1,71 10,0
DDD
DDE
DDT
1,37 3,1%
0,052 3,2%
0,04 3,2%
2,15 4,61 11,7 67,9
0,082 0,18 0,45 2,6
0,064 0,14 0,35 2,00
34
2,3
1,7
Alleen stoffen met concentraties boven het middenniveau leveren volgens Sanscrit een bijdrage aan de toxische druk (Td). Bovenstaande getallen betreffen de bijdrage aan de toxische druk (Td) exclusief het gecombineerde effect van andere stoffen. (= de Td voor de betreffende stof indien de gehaltes van de overige stoffen lager zijn dan het middenniveau).
Hoge waardes gemeente Goes
5 mei 2014
Marmos . Bodemmanagement
BIJLAGE 8: RISICOTOOLBOX METALEN versie 1.0.10.1 en 1.0.10.2
Bodemfunctie:
Moestuin / volkstuin
metaal Arseen Cadmium Chroom (III) Koper Kwik Lood Nikkel Zink Kobalt Molybdeen
Achtergrondwaarde gehalte blootstelling mg/kgds mg/kg lg/dag 20 8,43E-05 0,6 8,03E-05 55 2,30E-04 40 2,87E-03 0,15 1,45E-05 50 7,66E-04 35 1,45E-03 140 9,59E-03 15 7,38E-03 1,5 8,47E-05
risico-index 0,12 0,29 0,06 0,03 0,01 0,43 0,03 0,04 6,71 0,01
Maximale waarde voor Wonen gehalte blootstelling risico-index mg/kgds mg/kg lg/dag 27 1,14E-04 0,16 1,2 1,14E-04 0,41 62 2,59E-04 0,06 54 3,88E-03 0,04 0,83 8,02E-05 0,04 210 3,22E-03 1,79 39 1,61E-03 0,04 200 1,37E-02 0,05 35 1,72E-02 15,66 88 4,97E-03 0,83
MTR-humaan gehalte blootstelling mg/kgds mg/kg lg/dag 166 7,00E-04 4,4 2,81E-04 955 3,99E-03 1530 1,10E-01 19,7 1,90E-03 117 1,79E-03 1110 4,58E-02 3650 2,50E-01 2,23 1,10E-03 106 5,98E-03
risico-index 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Bodemtypecorrectie heeft geen effect op uitkomst berekeningen Bovenstaande Achtergrondwaarden en Maximale waarden zijn de waarden voor standaardbodem Risico-index = Blootstelling / MTR-humaan De berekeningen in de risicotoolbox zijn uitgevoerd op basis van de optie 'gemiddelde gewasconsumptie' Dit komt overeen met de consumptie van 50% bladgewassen en 25% knolgewassen uit eigen tuin. De optie 'veel gewasconsumptie' (100% bladgewassen en 50% knolgewassen uit eigen tuin) leidt bij lagere concentraties tot een risico-index=1
Hoge waardes gemeente Goes
21 september 2009
Marmos . Bodemmanagement
BIJLAGE 8: RISICOTOOLBOX METALEN versie 1.0.10.1 en 1.0.10.2
Bodemfunctie:
metaal Arseen Cadmium Chroom (III) Koper Kwik Lood Nikkel Zink Kobalt Molybdeen
Wonen met tuin Landbouw (zonder boerderij/erf) Achtergrondwaarde gehalte blootstelling mg/kgds mg/kg lg/dag 20 3,24E-05 0,6 1,21E-05 55 9,97E-05 40 6,38E-04 0,15 2,24E-06 50 3,37E-04 35 1,11E-03 140 1,37E-03 15 9,04E-04 1,5 1,21E-05
risico-index 0,04 0,04 0,02 0,01 0,00 0,19 0,02 0,01 0,82 0,00
Maximale waarde voor Wonen gehalte blootstelling risico-index mg/kgds mg/kg lg/dag 27 4,37E-05 0,06 1,2 1,73E-05 0,06 62 1,12E-04 0,03 54 8,61E-04 0,01 0,83 1,24E-05 0,01 210 1,41E-03 0,79 39 1,23E-03 0,03 200 1,96E-03 0,01 35 2,11E-03 1,92 88 7,08E-04 0,12
MTR-humaan gehalte blootstelling mg/kgds mg/kg lg/dag 432 6,99E-04 27,6 2,79E-04 2200 3,99E-03 6900 1,10E-01 127 1,89E-03 267 1,80E-03 1450 4,58E-02 25500 2,50E-01 18,25 1,10E-03 746 6,00E-03
risico-index 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Bodemtypecorrectie heeft geen effect op uitkomst berekeningen Bovenstaande Achtergrondwaarden en Maximale waarden zijn de waarden voor standaardbodem Risico-index = Blootstelling / MTR-humaan
Hoge waardes gemeente Goes
21 september 2009
Marmos . Bodemmanagement
BIJLAGE 8: RISICOTOOLBOX METALEN versie 1.0.10.1 en 1.0.10.2
Bodemfunctie:
Plaatsen waar kinderen spelen
metaal Arseen Cadmium Chroom (III) Koper Kwik Lood Nikkel Zink Kobalt Molybdeen
Achtergrondwaarde gehalte blootstelling mg/kgds mg/kg lg/dag 20 2,49E-05 0,6 7,40E-07 55 6,75E-05 40 1,86E-04 0,15 2,28E-07 50 2,47E-04 35 1,05E-03 140 1,73E-04 15 1,94E-05 1,5 1,86E-06
risico-index 0,04 0,00 0,02 0,00 0,00 0,14 0,02 0,00 0,02 0,00
Maximale waarde voor Wonen gehalte blootstelling risico-index mg/kgds mg/kg lg/dag 27 3,37E-05 0,05 1,2 1,48E-06 0,01 62 7,60E-05 0,02 54 2,52E-04 0,00 0,83 1,26E-06 0,00 210 1,04E-03 0,58 39 1,17E-03 0,03 200 2,47E-04 0,00 35 4,53E-05 0,04 88 1,09E-04 0,02
MTR-humaan gehalte blootstelling mg/kgds mg/kg lg/dag 560 6,98E-04 227 2,80E-04 3260 4,00E-03 23600 1,10E-01 1250 1,90E-03 363 1,80E-03 1535 4,60E-02 202000 2,49E-01 850 1,10E-03 4840 6,00E-03
risico-index 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Bodemtypecorrectie heeft geen effect op uitkomst berekeningen Bovenstaande Achtergrondwaarden en Maximale waarden zijn de waarden voor standaardbodem Risico-index = Blootstelling / MTR-humaan
Hoge waardes gemeente Goes
21 september 2009
Marmos . Bodemmanagement
BIJLAGE 8: RISICOTOOLBOX METALEN versie 1.0.10.1 en 1.0.10.2
Bodemfunctie:
metaal Arseen Cadmium Chroom (III) Koper Kwik Lood Nikkel Zink Kobalt Molybdeen
Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie Natuur Groen met natuurwaarden Achtergrondwaarde gehalte blootstelling mg/kgds mg/kg lg/dag 20 5,34E-06 0,6 1,53E-07 55 1,36E-05 40 1,47E-04 0,15 8,12E-08 50 5,01E-05 35 1,01E-03 140 3,56E-05 15 4,70E-06 1,5 3,91E-07
risico-index 0,01 0,00 0,00 0,00 0,00 0,03 0,02 0,00 0,00 0,00
Maximale waarde voor Industrie gehalte blootstelling risico-index mg/kgds mg/kg lg/dag 76 2,03E-05 0,03 4,3 1,09E-06 0,00 180 4,45E-05 0,01 190 6,99E-04 0,01 4,8 2,60E-06 0,00 530 5,31E-04 0,30 100 2,90E-03 0,06 720 1,83E-04 0,00 190 5,96E-05 0,05 190 4,95E-05 0,01
MTR-humaan gehalte blootstelling mg/kgds mg/kg lg/dag 2620 7,00E-04 1100 2,80E-04 16180 4,00E-03 29900 1,10E-01 3500 1,90E-03 1800 1,80E-03 1585 4,60E-02 984000 2,50E-01 3500 1,10E-03 23000 6,00E-03
risico-index 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Bodemtypecorrectie heeft geen effect op uitkomst berekeningen Bovenstaande Achtergrondwaarden en Maximale waarden zijn de waarden voor standaardbodem Risico-index = Blootstelling / MTR-humaan
Hoge waardes gemeente Goes
21 september 2009
Marmos . Bodemmanagement
BIJLAGE 9: RISICOTOOLBOX PAK (INDICATIEF) versie 1.0.10.1 en 1.0.10.2 De risicotoolbox berekent per afzonderlijke PAK een risico-index en sommeert deze vervolgens tot een totale risico-index voor PAK-totaal. Benzo(a)pyreen weegt het zwaarst in de bepaling van de risico-index, gevolgd door indeno(i23cd)pyreen en benzo(a)anthraceen De dataset uit het bodeminformatiesysteem van de gemeente Goes bevatte in juli 2009 bij 796 monsters naast de som PAK tevens afzonderlijke waarden voor de 10 individuele PAK. Hiervan hebben 296 monsters een gehalte PAK-totaal van 1,5 mg/kgds of meer. Bij deze 296 monsters draagt in >90% van de monsters het gehalte benzo(a)pyreen voor 15% of minder bij aan PAK-totaal Verder bestaat PAK-totaal in > 90% van de monsters voor maximaal 25% uit benzo(a)pyreen en indeno(123cd)pyreen tezamen. Ter indicatie is in onderstaande tabel aangegeven, bij welke drempelwaarde de risico-index 1 bedraagt, uitgaande van benzo(a)pyreen = 15% PAK-totaal, indeno(123cd)pyreen = 10% van PAK-totaal en voor de 75% overige PAK is uitgegaan van benzo(a)anthraceen. Bodemfunctie
moestuinen/volkstuinen wonen met tuin landbouw (zonder boerderij en erf) plaatsen waar kinderen spelen ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie natuur groen met natuurwaarden
Concentraties (mg/kgds) Som PAK Benzo(a)pyreen (10 VROM) 15% 2,64 0,396 6,4 0,96 6,4 0,96 15,7 2,335 63,6 9,54 63,6 9,54 63,6 9,54
Risico-index Indeno(123cd)pyreen 10% 0,264 0,64 0,64 1,57 6,36 6,36 6,36
Overig 75% benzo(a)anthr. 1,98 4,8 4,8 11,775 47,7 47,7 47,7
Totaal PAK 1,00 1,01 1,01 1,00 1,00 1,00 1,00
Benzo(a)pyreen 0,70 0,697 0,697 0,637 0,637 0,637 0,637
Indeno(123cd)pyreen 0,09 0,085 0,085 0,042 0,042 0,042 0,042
Benzo(a)anthraceen 0,21 0,223 0,223 0,319 0,320 0,320 0,320
Bovenstaande resultaten zijn gebaseerd op een standaardbodem (lutum=25% en humus=10%). De berekeningen voor PAK zijn in de risicotoolbox afhankelijk van het humuspercentage. Een lager humuspercentage leidt tot een lagere drempelwaarde. Risico-index = Blootstelling / MTR-humaan De berekeningen in de risicotoolbox zijn voor 'moestuinen/volkstuinen' uitgevoerd op basis van de optie 'gemiddelde gewasconsumptie' Dit komt overeen met de consumptie van 50% bladgewassen en 25% knolgewassen uit eigen tuin. De optie 'veel gewasconsumptie' (100% bladgewassen en 50% knolgewassen uit eigen tuin) leidt bij lagere concentraties tot een risico-index=1
Hoge waardes gemeente Goes
21 september 2009
Marmos . Bodemmanagement
BIJLAGE 10: RISICOTOOLBOX DDD, DDE EN DDT versie 1.0.10.1 en 1.0.10.2
Bodemfunctie:
Moestuin / volkstuin
Gemiddelde gewasconsumptie (consumptie van 50% bladgewassen en 25% knolgewassen uit eigen tuin) Achtergrondwaarde Maximale waarde voor Wonen MTR-humaan gehalte blootstelling risico-index gehalte blootstelling risico-index gehalte blootstelling metaal mg/kgds mg/kg lg/dag mg/kgds mg/kg lg/dag mg/kgds mg/kg lg/dag DDD 0,02 6,49E-07 0,00 0,86 2,79E-05 0,07 12,3 3,99E-04 DDE 0,1 8,02E-06 0,02 0,13 1,04E-05 0,03 5,0 4,01E-04 DDT 0,2 8,90E-06 0,02 0,2 8,90E-06 0,02 9,0 4,01E-04
Veel gewasconsumptie (consumptie van 100% bladgewassen en 50% knolgewassen uit eigen tuin) Achtergrondwaarde Maximale waarde voor Wonen gehalte blootstelling risico-index gehalte blootstelling risico-index metaal mg/kgds mg/kg lg/dag mg/kgds mg/kg lg/dag DDD 0,02 1,27E-06 0,00 0,86 5,46E-05 0,14 DDE 0,1 1,59E-05 0,04 0,13 2,07E-05 0,05 DDT 0,2 1,75E-06 0,04 0,2 1,75E-06 0,04
MTR-humaan gehalte blootstelling mg/kgds mg/kg lg/dag 6,3 4,00E-04 2,52 4,01E-04 4,56 4,00E-04
risico-index 1 1 1
risico-index 1 1 1
Bovenstaande berekeningen zijn uitgevoerd voor een standaardbodem. De blootstelling is enigszins afhankelijk van het bodemtype Bovenstaande Achtergrondwaarden en Maximale waarden zijn de waarden voor standaardbodem Risico-index = Blootstelling / MTR-humaan
Hoge waardes gemeente Goes
19 juli 2010
Marmos . Bodemmanagement
BIJLAGE 10: RISICOTOOLBOX DDD, DDE EN DDT versie 1.0.10.1 en 1.0.10.2
Bodemfunctie:
Wonen met tuin Landbouw (zonder boerderij/erf)
metaal DDD DDE DDT
Achtergrondwaarde gehalte blootstelling mg/kgds mg/kg lg/dag 0,02 2,44E-07 0,1 2,96E-06 0,2 3,33E-06
Bodemfunctie:
Plaatsen waar kinderen spelen
metaal DDD DDE DDT
Achtergrondwaarde gehalte blootstelling mg/kgds mg/kg lg/dag 0,02 2,74E-08 0,1 1,37E-07 0,2 2,71E-07
risico-index 0,00 0,01 0,01
risico-index 0,00 0,00 0,00
Maximale waarde voor Wonen gehalte blootstelling risico-index mg/kgds mg/kg lg/dag 0,86 1,05E-05 0,03 0,13 3,85E-06 0,01 0,2 3,33E-06 0,01
MTR-humaan gehalte blootstelling mg/kgds mg/kg lg/dag 32,7 4,00E-04 13,5 4,00E-04 24 3,99E-04
Maximale waarde voor Wonen gehalte blootstelling risico-index mg/kgds mg/kg lg/dag 0,86 1,18E-06 0,00 0,13 1,77E-07 0,00 0,2 2,71E-07 0,00
MTR-humaan gehalte blootstelling mg/kgds mg/kg lg/dag 292 3,99E-04 293 4,00E-04 295 4,01E-04
risico-index 1 1 1
risico-index 1 1 1
Bovenstaande berekeningen zijn uitgevoerd voor een standaardbodem. De blootstelling is enigszins afhankelijk van het bodemtype Bovenstaande Achtergrondwaarden en Maximale waarden zijn de waarden voor standaardbodem Risico-index = Blootstelling / MTR-humaan
Hoge waardes gemeente Goes
19 juli 2010
Marmos . Bodemmanagement
BIJLAGE 10: RISICOTOOLBOX DDD, DDE EN DDT versie 1.0.10.1 en 1.0.10.2
Bodemfunctie:
metaal DDD DDE DDT
Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie Natuur Groen met natuurwaarden Achtergrondwaarde gehalte blootstelling mg/kgds mg/kg lg/dag 0,02 7,05E-09 0,1 3,45E-08 0,2 6,72E-08
risico-index 0,00 0,00 0,00
Maximale waarde voor Industrie gehalte blootstelling risico-index mg/kgds mg/kg lg/dag 34 1,20E-05 0,03 1,3 4,49E-07 0,00 1,0 3,36E-07 0,00
MTR-humaan gehalte blootstelling mg/kgds mg/kg lg/dag 1180 4,01E-04 1190 4,00E-04 1210 3,99E-04
risico-index 1 1 1
Bovenstaande berekeningen zijn uitgevoerd voor een standaardbodem. De blootstelling is enigszins afhankelijk van het bodemtype Bovenstaande Achtergrondwaarden en Maximale waarden zijn de waarden voor standaardbodem Risico-index = Blootstelling / MTR-humaan
Hoge waardes gemeente Goes
19 juli 2010
Wilhelminadorp Wilhelminadorp
's 's Heer Heer Hendrikskinderen Hendrikskinderen
Goes Goes Kloetinge Kloetinge
Zones bodemkwaliteitskaart NEN5740-parameters
SCHAAL:
1:20.000 (op A3)
DATUM:7-4-2014
Bodemkwaliteitskaart gemeente Goes (2014)
BIJLAGE:
11A
PROJECT:
P08-16 Hoge waardes gemeente Goes
OPDRACHTGEVER:
Gemeente Goes
1 Buitengebied en naoorlogse bebouwing 2 Naoorlogse bebouwing 3 Bedrijfsterreinen (De Poel) 4 Bedrijfsterreinen (Marconistraat en Stationspark) 5 Vooroorlogse wijken en kernen 6 Binnenstad en vooroorlogse wijken Goese Schans zone 2: oost
Kattendijke Kattendijke
Wolphaartsdijk Wolphaartsdijk
Oud-Sabbinge Oud-Sabbinge
's 's Heer Heer Hendrikskinderen Hendrikskinderen
Eindewege Eindewege
's 's Heer Heer Arendskerke Arendskerke
Zones bodemkwaliteitskaart NEN5740-parameters
SCHAAL:
1:20.000 (op A3)
DATUM:7-4-2014
Bodemkwaliteitskaart gemeente Goes (2014)
BIJLAGE:
11B
PROJECT:
P08-16 Hoge waardes gemeente Goes
OPDRACHTGEVER:
Gemeente Goes
1 Buitengebied en naoorlogse bebouwing 2 Naoorlogse bebouwing 3 Bedrijfsterreinen (De Poel) 4 Bedrijfsterreinen (Marconistraat en Stationspark) 5 Vooroorlogse wijken en kernen 6 Binnenstad en vooroorlogse wijken Goese Schans zone 2: oost