PS.02.01-PW Pedagogisch beleidsplan Peuters Versie 2
Voorwoord BSO IJsselstein beschikt voor alle vormen van peuteropvang over 1 pedagogisch beleidsplan. Dit pedagogisch kader is nader uitgewerkt in een pedagogisch werkplan voor de peuterspeelzaal en een pedagogisch werkplan voor de peuterschool. Met het pedagogisch beleidsplan willen wij u informeren over waar de peuteropvang van BSO IJsselstein voor staat. Daarnaast biedt het pedagogisch medewerkers een houvast tijdens hun dagelijkse werkzaamheden. 1. Pedagogische visie Algemeen stelt BSO IJsselstein zich, zowel voor de peuteropvang als de BSO, tot doel kwalitatief hoogwaardige kinderopvang te bieden die in de behoefte voorziet van kinderen, ouders en basisscholen. Uitgangspunt is dat de kinderopvang toegankelijk moet zijn voor een zo breed mogelijk publiek. BSO IJsselstein staat voor het bieden van veiligheid, geborgenheid, uitdaging en gezelligheid. Belangrijk hierbij is de gecreëerde huiselijke omgeving die samen met de zorg en aandacht van de pedagogisch medewerkers het thuisgevoel versterkt. Bij de begeleiding van de kinderen en in het aanbod aan activiteiten wordt telkens rekening gehouden met de ontwikkelingsfase en de behoefte van het individuele kind. Door kinderen te observeren en veel met hen en hun ouder(s)/verzorger(s) te communiceren, weet de pedagogisch medewerker wat er in een kind omgaat, zodat hij of zij daarop kan inspelen. Daarnaast wordt zoveel mogelijk aangesloten bij specifieke leeftijdskenmerken van de groep, zoals groei naar zelfstandigheid en het maken van eigen keuzes. 2. Pedagogische uitgangspunten Peuteropvang IJsselstein hanteert de volgende pedagogische uitgangspunten, 3.
We bieden een veilige basis voor kinderen, met vaste pedagogisch medewerkers per leeftijdsgroep. Kinderen en pedagogisch medewerkers gaan met respect met elkaar om. Belangrijk hierbij is het respect voor elkaars geloof en levenswijze. We stimuleren de zelfstandigheid en het zelfvertrouwen van de kinderen. We bieden een omgeving waarin elk kind zich als individu kan ontwikkelen. We stimuleren de creativiteit van de kinderen; niet alleen in het gebruik van materialen, maar juist ook in het omgaan met bepaalde situaties en het oplossen van problemen. We stimuleren het samenwerken van de kinderen onderling. Kinderen in ontwikkeling
3.1 Sociale ontwikkeling De peuteropvang is voor een plek waar zij in een groep met anderen spelen. Hoewel peuters vaak nog naast in plaats van met elkaar spelen, krijgt het sociale aspect door het samen in de kring zitten en naar elkaar luisteren gericht vorm. Ook het samen aan tafel eten en drinken en andere gezamenlijke activiteiten stimuleren de sociale ontwikkeling. Peuters krijgen oog voor elkaar en leren rekening houden met elkaar. Ze leren binnen een veilige omgeving hun eigen grenzen ontwikkelen, plezier ervaren aan het samen ondernemen van dingen en een vertrouwde plaats in de groep te vinden. Op de peuteropvang wordt de peuter geaccepteerd zoals hij is, maar daarnaast wordt kinderen ook geleerd zich aan de regels te houden; regels met betrekking tot het samen spelen en het omgaan met spelmateriaal. Positief gedrag wordt gestimuleerd door de peuter aandacht of een compliment te geven.
Pagina 1 van 10 Gewijzigd: 04 november 2015
PS.02.01-PW Pedagogisch beleidsplan Peuters Versie 2
3.2 Emotionele ontwikkeling De peuter ontdekt dat hij een eigen “ik” heeft en los van de ouder iemand is met een eigen wil. Hij komt in een fase van ‘nee’ zeggen en zelf doen. De peuter reageert vaak direct en impulsief en laat heftige emoties zien. Hij kan zijn emoties vaak nog niet goed reguleren. Op de peuteropvang is ruimte voor de emotie van de peuter; zijn gevoelens worden door de pedagogisch medewerker serieus genomen. Door begrenzend in te gaan op de verschillende emoties wordt het herkennen en adequaat uiten van eigen gevoelens gestimuleerd. Peuters verwerken hun emoties vaak door middel van het naspelen van gebeurtenissen. Ook het creatieve spel (met bijvoorbeeld water, zand, klei en verf) helpt een peuter om uiting te geven aan zijn emoties. Tevens leert de peuter tijdens het begeleide spel om emoties van andere kinderen te herkennen en om daar goed mee om te gaan. 3.3 Motorische ontwikkeling De peuter heeft een grote bewegingsdrang en onderzoekt de wereld waarbij zijn hele lichaam actief is. Om de grove motoriek te stimuleren wordt zowel binnen als buiten ruimte gecreëerd om onder andere te fietsen, klimmen en rennen. De fijne motoriek wordt geoefend door te knutselen en spelletjes te doen waarbij onder andere de oog-hand coördinatie belangrijk is. Bij het zingen is merkbaar dat de peuter dingen leert door met zijn hele lijf mee te doen. Liedjes met ondersteunende gebaren worden veel gezongen. Een peuter kan lichamelijk al veel: hij zit, loopt, rent, klimt. De grove motoriek is goed ontwikkelt. De fijne motoriek is zich nog aan het ontwikkelen. Het is daarom ook goed om daarvoor activiteiten aan te bieden; zoals het goed leren vasthouden van een potlood, werken met kleine voorwerpen, knippen, plakken en verven (de peuter leert de pincetgreep). 3.4 Cognitieve ontwikkeling Het denkvermogen wordt bij de peuter vanuit verschillende invalshoeken ontwikkeld. De peuter leert waar te nemen, te ordenen en te sorteren door onder andere voorlezen, het maken van puzzels, doen van spelletjes en door te werken met kleuren en vormen. De peuter leert spelenderwijs zelfstandig oplossingen bedenken, wat van groot belang is in de cognitieve ontwikkeling. Door middel van thema’s (Puk en Ko) die dicht bij de belevingswereld van peuters staan wordt ook de ontwikkeling van de taalvaardigheid sterk gestimuleerd. In principe is de voertaal Nederlands tenzij de herkomst van kinderen in deze specifieke omstandigheid een andere taal noodzaakt; dit is in een gedragscode vastgelegd. 3.5 Creatieve ontwikkeling De peuter heeft een rijke fantasie en is in staat steeds originele spelvormen te bedenken. De peuter uit zich creatief uit door vrij spelen en expressieactiviteiten (onder andere knutselen, zingen en dansen) daarom is dit een belangrijk onderdeel in het dagritme. De pedagogisch medewerker geeft het kind zoveel mogelijk de ruimte, en stimuleert de peuters die nog wat terughoudend zijn door zelf mee te doen en een voorbeeld te zijn. Binnen de creatieve ontwikkeling gaat het om de ervaring, niet om het resultaat. Zodra een peuter bijvoorbeeld met lijm gaat werken ervaart de peuter dat het plakt en je er iets mee vast kan maken; of het werkje uiteindelijk wel of niet lijkt op het voorbeeld is minder van belang. 3.6 Zintuigelijke ontwikkeling De peuter wordt gestimuleerd zijn zintuigen bewust te gebruiken door het doen van spelletjes waarbij zien, horen, ruiken, voelen en proeven aan bod komen. Bijvoorbeeld door te spelen met water, zand en klei maar ook door bezig te zijn met andersoortige materialen (lijm, wol, papier) wordt de tastzin gestimuleerd.
Pagina 2 van 10 Gewijzigd: 04 november 2015
PS.02.01-PW Pedagogisch beleidsplan Peuters Versie 2
3.7 Waarden en normen Het overbrengen van waarden en normen is een belangrijk aspect van opvoeden. Op de peutergroep gelden normen en waarden die veel peuters van thuis zullen herkennen, maar de peuters komen ook in aanraking met andere normen en waarden. Bijvoorbeeld alleen al doordat de kinderen daar, anders dan thuis, samenspelen in een relatief grote groep kinderen. Maar ook de cultuur waaruit iedere peuter komt, kan zeer verschillend zijn. De peutergroep is bij uitstek een plek waarin normen geleerd worden. De pedagogisch medewerker gaat met respect met iedere peuter om, onafhankelijk van de achtergrond van de peuter. Zo leren peuters dat anders zijn/doen dan zijzelf gewend zijn, niet vreemd of verkeerd maar ook goed kan zijn. Binnen de peutergroepen staan een aantal waarden centraal: plezier, veiligheid, samenwerken, geduld, eigenheid, respect, zelfstandigheid, erkenning en waardering, verantwoordelijkheid en duidelijkheid. Het is belangrijk om met respect voor elkaar te komen tot heldere en duidelijke afspraken, dit sluit aan bij de behoefte van de peuter. Peuters leren beperkingen accepteren en hebben tegelijkertijd de vrijheid zich te bewegen binnen de regels. 3.8 Plakboek Op onze peuteropvang worden de kleine en grote “kunstwerken” die de kinderen tijdens de activiteiten maken verzameld en in een plakboek geplakt. Tijdens de breng- en haal momenten kunnen de ouders het plakboek bekijken (natuurlijk ook op andere momenten). Bij het afscheidsfeestje als het kind vier jaar wordt, krijgen de ouders het plakboek mee, leuk voor later! Natuurlijk gaan er ook regelmatig knutselwerkjes mee naar huis. 3.9 Kinderen met opvallend gedrag Wanneer er reden tot zorg is wordt, volgens protocol, door de pedagogisch medewerker de clustermanager ingeschakeld (leidinggevende/lid MT). Zij kijken samen wat nodig is voor de peuter. Uiteraard worden de ouders daarbij betrokken. Wij praten liever mèt de ouders, dan óver de ouders. Wij werken ook volgens het protocol/meldcode kindermishandeling en met de adresindex (zie: www.multisignaal.nl). Protocollen worden periodiek besproken zodat de kennis actueel blijft. 4. Basisvoorwaarden voor een goede ontwikkeling op de peutergroepen Om ervoor te zorgen dat een peuter in een veilige en uitdagende omgeving kan spelen en zich verder kan ontwikkelen zijn de volgende basisvoorwaarden van belang: 4.1 Deskundige pedagogisch medewerker De pedagogisch medewerker op de peutergroep is gericht bezig met de ontwikkeling van de peuter. Zij zorgt voor een veilig en stimulerend pedagogisch klimaat en is verantwoordelijk voor het uitdagend inrichten van de ruimte en het aanbieden van passend spelmateriaal. De peuter wordt uitgedaagd tot het leren van nieuwe vaardigheden en er worden hem groepsactiviteiten aangeboden. De pedagogisch medewerker zorgt voor de nodige rust en regelmaat in de groep. De pedagogisch medewerker volgt de peuter, observeert en gaat in op zijn mogelijkheden. Zij heeft een belangrijke signalerende functie ten aanzien van de ontwikkeling van de peuter. Bij alles wat de peuter niet zo goed beheerst probeert de pedagogisch medewerker dit te stimuleren. De pedagogisch medewerker volgt regelmatig bijscholing om haar kennis te verdiepen en actueel te houden. De pedagogisch medewerker is in het bezit van (minimaal) een afgeronde MBO 3 kindgerichte opleiding. En in het bezit van een verklaring omtrent gedrag.
Pagina 3 van 10 Gewijzigd: 04 november 2015
PS.02.01-PW Pedagogisch beleidsplan Peuters Versie 2
Wij hanteren het zogeheten 4-ogen principe. Afhankelijk van de opvangvorm (peuterschool/peuterspeelzaal) zijn er op een groep van 16 kinderen altijd 2 pedagogisch medewerkers of een pedagogisch medewerker en een volwassene aanwezig (vrijwilliger/stagiaire). Betreft het een halve geroep, dan is er naast de beroepskracht ten alle tijden een 2de volwassene aanwezig op locatie. Dit kan een 2de beroepskracht zijn, of een vrijwilliger/stagiaire die ouder is dan 18 jaar. Indien een beroepskracht afwezig is door bijvoorbeeld ziekte, zal een clustermanager gebeld worden. Zij zijn de achterwacht en kunnen binnen een kwartier op de locatie aanwezig zijn. 4.2 Stagiaires/vrijwilligers Op de peutergroepen zal ten minste in bovenstaande gevallen een stagiaire of vrijwilliger aanwezig zijn. Hij/ zij draait mee op de groep en zal, onder begeleiding van de pedagogisch medewerker, activiteiten ondernemen met de peuters. Wij vinden het belangrijk om stagiaires op te leiden binnen de kinderopvang en bieden leerlingen dan ook graag een stageplaats aan. Alle stagiaires hebben een stage overeenkomst en een geldig VOG (Verklaring Omtrent Gedrag). Vrijwilligers beschikken over een vrijwilligersovereenkomst en een geldig VOG (Verklaring Omtrent Gedrag). De taken van een vrijwilliger staan beschreven in het vrijwilligersbeleid. PSZ.03.00 PR in het kwaliteitshandboek. 4.3 Puk en Ko Wij werken met het Puk en Ko programma: pop Puk leert peuters verschillende vaardigheden. Een groot gedeelte van het basisonderwijs in IJsselstein werkt met het vervolgprogramma “Ik en Ko”. Op de peuteropvang wordt middels een thema aan verschillende ontwikkelingsgebieden gewerkt. Bekende thema’s zijn de feestdagen en de jaargetijden, maar ook een onderwerp als ziek zijn, water, kleuren, wie ben ik? kunnen in een thema meer bekendheid krijgen. 4.4. Ko totaal observatie methode De pedagogisch medewerker is opgeleid om van elk kind de persoonlijke ontwikkeling waar te nemen en de peuter op de bij hem of haar passende wijze te stimuleren in zijn ontwikkeling. Peuters worden uiteraard dagelijks “gevolgd”, bijzonderheden maar ook leuke weetjes worden bij het ophalen overgedragen. Daarnaast wordt de peuters op een systematische manier gevolgd in zijn/haar ontwikkeling. Tijdens de periode op de peutergroep wordt van elke peuter tweemaal een observatielijst van Puk en Ko in gevuld. De lijst is een hulpmiddel voor pedagogisch medewerkers om gericht naar kinderen te kijken en daarna te bepalen of een kind de vaardigheden heeft om naar verwachting moeiteloos te kunnen instromen in groep 1 van het basisonderwijs. Op deze manier krijg je als organisatie zicht op wat je kinderen moet aanbieden om enerzijds aan te sluiten bij het niveau van het kind en anderzijds het kind voldoende uitdaging te bieden. Bovendien helpt de lijst bij het in kaart brengen van de ontwikkeling van het kind. De ingevulde lijst geeft goed zicht op de vaardigheden die de peuter al heeft en de vaardigheden die nog in ontwikkeling zijn. Bij de overgang van peuteropvang naar basisonderwijs wordt er een overdrachtformulier ingevuld en aan ouders meegegeven. In de regiegroep Jeugd (gemeente) is met meerdere partijen een standaard formulier ontwikkeld hiervoor, deze gebruiken wij ook. Bij het intakegesprek wordt deze werkwijze gecommuniceerd met de ouders.
Pagina 4 van 10 Gewijzigd: 04 november 2015
PS.02.01-PW Pedagogisch beleidsplan Peuters Versie 2
5.
Overige informatie over het verloop van de opvang
5.1 Groepssamenstelling Op de peutergroep spelen peuters tussen de 2 en 4 jaar oud. Zowel een peuterspeelzaal- als peuterschoolgroep kan uit maximaal 16 peuters bestaan. Het streven is om verticaal gemengde groepen te vormen: meisjes en jongens van verschillende leeftijden zoveel mogelijk evenredig verdeeld. Binnen deze samenstelling hebben peuters aansluiting bij kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd en ontwikkeling en kunnen zij ‘jongere’ kinderen helpen en van oudere kinderen leren. Bij het instromen van nieuwe peuters wordt rekening gehouden met de extra aandacht die een nieuwe peuter nodig heeft. Per groep maken wij gebruik maximaal 3 verschillende beroepskrachten (één of twee vaste beroepskrachten en één of twee vervangende beroepskrachten). Op de groep is altijd minimaal 1 van deze 3 beroepskrachten aanwezig. Tevens maakt een kind maximaal gebruik van 2 stamgroepruimtes per week. 5.2 Eten en drinken Het eten en drinken op de peutergroep is vooral een sociaal gebeuren. Het is geen vervanging van het eten of drinken thuis. De peuter leert met anderen aan tafel te eten en drinken en pas te beginnen na het zingen van een liedje of nadat iedereen iets heeft gekregen. De pedagogisch medewerker stimuleert de peuter om de dingen die hij zelf kan ook zelf te doen. Als iets nog niet lukt, kan de peuter uiteraard rekenen op hulp. Smakelijke, gezonde en verantwoorde versnaperingen en traktaties dragen bij aan het welzijn en de gezondheid van peuters. Op alle peutergroepen worden ouders zoveel mogelijk gestimuleerd om hierin een gezonde keuze te maken. 5.3 Wennen en communicatie Voor de meeste peuters is de peutergroep de eerste stap op eigen benen en is het wel even wennen. Het eerste contact tussen pedagogisch medewerker en ouders is tijdens de kennismaking. De pedagogisch medewerker nodigt de ouder(s) uit op de peutergroep en vertelt hoe het er aan toe gaat op de peutergroep en wederzijdse verwachtingen worden besproken. Daarnaast heeft de ouder alle ruimte om vragen te stellen en aanvullende of vertrouwelijke informatie over de peuter te geven. Tevens wordt er samen met de ouders een plan gemaakt voor het wennen van de peuter, zodat deze dat in zijn/haar eigen tempo kan doen. Er wordt aangesloten bij de behoefte van de peuter en de ouders binnen de mogelijkheden van de groep. Zo is het meestal mogelijk dat de ouder er de eerste keer (gedeeltelijk) bij blijft. De peuter kan dan samen met de ouder kennismaken met de speelmogelijkheden, de andere kinderen, de groepsruimte en ‘het programma’ (Puk en Ko). Het principe dat de peuter plezier op de peutergroep moet hebben staat bij onze pedagogisch medewerkers voorop. Het is belangrijk dat de ouder telefonisch bereikbaar is in geval de peuter veel moeite heeft met wennen. Wanneer blijkt dat een peuter er nog niet aan toe is om onbelemmerd te spelen zonder de aanwezigheid van de ouder, wordt er in overleg met de ouders gekeken naar de mogelijkheden om het wennen goed te laten verlopen. Om de peuter een goede en veilige start te geven zal onze pedagogisch medewerker voldoende aandacht aan uw peuter schenken. Tussen de pedagogisch medewerker en de ouder is gedurende de peuterperiode goede communicatie noodzakelijk. Ouders zijn voor een kind de sleutelfiguren in hun leven en zijn heel belangrijk voor hun ontwikkeling. De peuteropvang van BSO IJsselstein draagt een steentje bij in deze ontwikkeling. Ze wil met ouders samenwerken om de peuter zo optimaal mogelijke ontwikkelingskansen te bieden. De pedagogisch medewerker informeert de ouder over het wel en wee van hun kind op de groep. Omgekeerd wil de pedagogisch medewerker graag door de ouder op de hoogte gehouden worden van bijzondere gebeurtenissen die het Pagina 5 van 10 Gewijzigd: 04 november 2015
PS.02.01-PW Pedagogisch beleidsplan Peuters Versie 2
kind meemaakt. Op die manier kan de pedagogisch medewerker hier rekening mee houden in de groep en erop inspelen. Het uitwisselen van dergelijke informatie kan tijdens het halen en brengen. Als er meer tijd nodig is voor een gesprek kan hier een aparte afspraak voor gemaakt worden. Tijdens het wennen mag de maximale groepsgrootte niet overschreden worden. 5.4 Keuze van spel-/ontwikkelingsmateriaal Op de peutergroep is een veelzijdig aanbod van materiaal, rekening houdend met alle ontwikkelingsgebieden. Het materiaal is veilig, duurzaam, past bij de leeftijd en sluit aan bij de behoefte van de peuter. De peutergroep biedt ook in het spelmateriaal meer mogelijkheden dan thuis. 5.5 Indeling en inrichting van de ruimte Er is voldoende speelruimte aanwezig voor de kinderen. Het buitenterrein is aangrenzend aan het kindcentrum, toegankelijk en veilig bereikbaar. Binnen zijn vaste groepsruimtes beschikbaar en indien van toepassing afzonderlijke slaapruimtes. Zowel binnen als buiten wordt de ruimte ingedeeld op een manier die aansluit bij de behoeftes van de peuter. Dit houdt in dat de ruimte overzichtelijk, opgeruimd en geordend is. Dit geeft de peuter rust, veiligheid en duidelijkheid. De peuter komt in een voorbereide, uitdagende omgeving waarin hij wordt uitgenodigd te gaan spelen. Er zijn speelhoeken waar ruimte is voor verschillende soorten spel (individueel of samen, rustig of druk, lichamelijk uitdagend). In de ruimte is een vaste plaats voor de gezamenlijke activiteiten zoals de kring, het werken aan tafel en het eten en drinken. De ruimte en de inrichting van de peutergroep zijn erop gericht het eigen initiatief en de zelfstandigheid van de peuters te bevorderen. Het meeste speelgoed zit in lage kasten waar de kinderen zelf bij kunnen. Het toilet, de wastafel en de kapstokken zijn op peuterhoogte, zodat de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de peuters optimaal gestimuleerd kan worden wat van belang is voor hun verdere ontwikkeling. 5.6 Het verlaten van de stamgroep Kinderen en ouders weten in welke stamgroep hun kind zit en welke pedagogische medewerker bij welke groep horen. Dit is ook voor kinderen zelf belangrijk. Daarom is een open-deurenbeleid mogelijk waar dit op verantwoorde wijze kan. Kinderen maken dan gebruik van verschillende ruimten en verlaten hun stamgroep. Als de kinderen bij bepaalde activiteiten de stamgroep verlaten, dan wordt de maximale omvang van de stamgroep tijdelijk losgelaten. Wel blijft het aantal kinderen per pedagogisch medewerker van kracht, toegepast op het totaal aantal aanwezige kinderen op de groep. Deze momenten zijn bij het wennen op de groep en tijdens jaarlijks terugkerende thema-feesten zoals Sinterklaas, voorleesontbijt, opa- en oma-ochtend. Ouders worden op de hoogte gebracht als hun kind de stamgroep verlaat. 5.7 Slapen Bij de peuters hebben de meeste kinderen al hetzelfde slaapritme. Met de ouders wordt overlegd hoe lang het kind het beste kan slapen. Na het middageten gaan de kinderen slapen. Dit dagelijks terugkerende ritueel begint met uitkleden. De kinderen worden gestimuleerd om zelf een trui uit te trekken of hun schoenen uit te doen. Het kind krijgt, als hij/zij daar behoefte aan heeft, een speen en/of knuffel. Naarmate het kind ouder wordt, wordt de slaaptijd korter. Dit gaat altijd in overleg met de ouders. Met de grotere kinderen die niet meer slapen, wordt doorgaans op één groep een rustige activiteit ondernomen, zoals een spel aan tafel, knutselen, kleien etc. Dit kan het beste het eerste uur gepland worden, zodat het spel van de grotere kinderen niet gestoord wordt als later langzamerhand iedereen uit bed komt. Op dat moment kan er vrij gespeeld worden. Pagina 6 van 10 Gewijzigd: 04 november 2015
PS.02.01-PW Pedagogisch beleidsplan Peuters Versie 2
5.8 Zindelijkheid Ieder kind ontwikkelt zich op zijn eigen wijze en in zijn eigen tempo. Dit geldt ook voor zindelijk worden. Een kind wordt zindelijk wanneer het daar zelf aan toe is. Over het algemeen wordt geadviseerd om niet vóór het tweede jaar te beginnen met zindelijkheidstraining. Een kind moet eerst zijn sluitspieren kunnen beheersen. Het is een goed moment om met zindelijkheid te beginnen als het kind zelf aangeeft dat het op het potje of de wc wil of wanneer het kind aangeeft een natte broek vies te vinden. De pedagogisch medewerker is alert op de reactie van het kind en zal regelmatig aan het kind voorstellen om naar de wc te gaan. Jongens, zowel overdag als ‘s nachts, kunnen later zindelijk zijn dan meisjes. Als ouders erg vroeg willen starten met het zindelijk worden van hun kind, terwijl het kind nog geen signalen geeft dat het snapt wat er van hem verwacht wordt, dan is het van belang dat pedagogisch medewerkers het bovenstaande met ouders bespreken. 5.9 Fysieke veiligheid Een veilige omgeving is op de peutergroep van groot belang. De richtlijnen die gelden voor locaties vanuit onder andere de GGD en de brandweer dienen hierbij als uitgangspunt. Jaarlijks wordt in opdracht van de gemeente op alle locaties door de GGD een controle uitgevoerd. De eventuele daaruit volgende eisen en adviezen resulteren in een plan van aanpak om de veiligheid verder te bevorderen en te verbeteren. De GGD rapporten zijn terug te vinden op de website: www.bso-ijsselstein.nl. Daarnaast wordt jaarlijks (indien de opvangsituatie verandert vaker) door eigen medewerkers een inventarisatie uitgevoerd van mogelijke veiligheids- en gezondheidsrisico’s en worden eventuele ongevallen zorgvuldig geregistreerd. Op basis van de bevindingen wordt wederom een plan van aanpak opgesteld. Er wordt peuters geleerd te spelen op een veilige manier. Er is hierin altijd een spanningsveld tussen veiligheid en uitdaging. Peuters ontwikkelen zich snel, zijn nieuwsgierig en gaan op ontdekking uit. De pedagogisch medewerker oefent veilig gedrag met de peuter. Daarna is vaak herhaling nodig; peuters kunnen zich niet in één keer aan alle afspraken houden. Toch kan een pedagogisch medewerker de peuter niet tegen alles beschermen; er moeten ook uitdagingen en leermomenten zijn, waarbij de risico’s tot een minimum beperkt worden. De pedagogisch medewerker houdt rekening met de leeftijd van de peuter bij het aanbod van het spelmateriaal. Daarnaast zorgt een overzichtelijke indeling en inrichting van de ruimte ervoor dat de pedagogisch medewerker alle peuters zoveel mogelijk in het oog kan houden. Jaarlijks houden we twee brandoefeningen met de peutergroep. Een aangekondigde en een onaangekondigde. 5.10 Reservekleding Wij verzoeken u om altijd een set reservekleren op locatie te hebben voor uw kind. 5.11 Eigen mandje Uw kind heeft op de groep een eigen mandje waar zijn/haar naam opstaat. Hier kunnen spullen in gedaan worden, zoals een meegebrachte knuffel en knutsel- en kleurwerkjes (plakboek) van uw kind. Tevens wordt informatie die voor u als ouder van belang is in het mandje gedaan. Zorgt u er a.u.b. voor dat alle van thuis meegebrachte spullen duidelijk voorzien zijn van een naam. Wij zullen zorgvuldig omgaan met de bovengenoemde spullen, maar kunnen geen verantwoordelijkheid dragen voor eventuele beschadiging of verlies hiervan. 5.12 Hygiëne De pedagogisch medewerker draagt zorg voor een goede (persoonlijke) hygiëne, de dagelijkse hygiëne krijgt veel aandacht. De pedagogisch medewerker kent de richtlijnen die de GGD voorschrijft voor persoonlijke hygiëne, voeding en schoonmaken, werkt volgens Pagina 7 van 10 Gewijzigd: 04 november 2015
PS.02.01-PW Pedagogisch beleidsplan Peuters Versie 2
deze richtlijnen en de aanvullende protocollen van BSO IJsselstein. Centraal is de informatie “Gezondheidsrisico’s in het kindercentrum” aanwezig. De richtlijnen die hierin beschreven staan ten aanzien van onder andere het toelaten van zieke kinderen, het omgaan met infectieziekten en hygiëne worden op alle peutergroepen gehanteerd. 5.13 Ziek melding/afmelding Indien uw kind wegens ziekte, tandarts of een andere reden afwezig is, verzoeken wij dit telefonisch door te geven op het mobiele nummer van de peutergroep. Indien het kind niet is afgemeld/wij het kind verwachten, en het kind wordt niet gebracht, nemen we altijd contact op met de ouder(s) en/of verzorger(s). Indien een kind tijdens het verblijf bij ons ziek wordt, worden de ouders daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte geteld. Zo nodig dient het kind opgehaald te worden. 5.14 Infectieziektes/gezondheidsrisico’s In geval van een infectieziekte bij één van de kinderen wordt gehandeld volgens “gezondheidsrisico’s binnen de peuteropvang” (B-09-06-ED). 5.15 Extra verzorging in verband met bijzonderheden van medische aard De pedagogisch medewerker is verantwoordelijk voor de dagelijkse verzorging van de peuters op de peutergroep. Als er sprake is van noodzakelijke extra verzorging van medische aard wordt door de pedagogisch medewerker en clustermanager in overleg met de ouders gekeken of dit mogelijk is op de peutergroep. Wij hanteren hiervoor een formulier “verzoek tot medicijntoediening”. Zodat u schriftelijk toestemming kan geven. Hierover worden vervolgens duidelijke en concrete afspraken gemaakt met de ouders. Heeft uw kind tijdens de opvang een door een arts voorgeschreven medicijn nodig, dan is het noodzakelijk dat u ons hier schriftelijk toestemming voor geeft. In overleg met u bepalen we dan op welke wijze we dit het beste kunnen regelen. Het beleid omtrent geneesmiddelen en medicijnverstrekking is op aanvraag beschikbaar. 6.
Contact met ouders
6.1 Respect / privacy Met de persoonlijke gegevens van de kinderen en de ouder(s)/verzorger(s) wordt met respect voor de privacy omgegaan; hierbij worden de regels voor de Wet op de Privacy gehanteerd. Er is een privacyreglement voor de Peuteropvang. In de groepsruimte is in principe alleen de informatie aanwezig die beslist noodzakelijk is tijdens de opvang van de kinderen, zoals bijvoorbeeld informatie over allergieën. 6.2 Klachten Het is mogelijk dat in de periode dat een peuter de peuteropvang bezoekt, iets voorvalt waarover een ouder een vraag of misschien een klacht heeft. Het uitgangspunt is dat de ouder in eerste instantie naar de pedagogisch medewerker zelf gaat. Het is goed om hiervoor een afspraak te maken, zodat beide partijen in alle rust met elkaar kunnen praten. Mocht dit niet tot een oplossing leiden dan kan contact opgenomen worden met de clustermanager van de betreffende peuteropvang. Gezamenlijk zal naar een oplossing gezocht worden. Mocht dit geen resultaat hebben dan bestaat de mogelijkheid om de klacht voor te leggen aan een externe klachtencommissie (dit kan desgewenst ook direct). De peuteropvang is hiervoor aangesloten bij de stichting Klachtencommissie Kinderopvang te Baarn. Bent u OC lid dan kunt u terecht bij klachtenkamer Oudercommissie kinderopvang.
Pagina 8 van 10 Gewijzigd: 04 november 2015
PS.02.01-PW Pedagogisch beleidsplan Peuters Versie 2
Jaarlijks wordt een openbaar jaarverslag klachten opgesteld en naar de GGD verzonden, de volledige klachtenregeling is terug te vinden op www.bso-ijsselstein.nl of aan te vragen bij de administratie. 6.3 Oudercommissie De medezeggenschap van ouders binnen BSO IJsselstein is geregeld via de oudercommissie. De oudercommissie behartigt de belangen van de ouders door advies te geven over zaken als voeding, veiligheid, gezondheid, hygiëne, spel- en ontwikkelingsactiviteiten, openingstijden, kwaliteit, en prijswijzigingen. Alleen met gegronde redenen mag BSO IJsselstein afwijken van een advies van de oudercommissie. Heeft u vragen over de oudercommissie of belangstelling lid te worden, neem dan rechtstreeks contact op met de oudercommissie via
[email protected] op of met de administratie via 030-6886419 of
[email protected] 7.
Externe contacten
De peuteropvang heeft contact met verschillende externe partijen. De contacten variëren van een verwijzing tot een meer intensieve samenwerking. Basisscholen, GGD, Beroepsopleidingen, Gemeente IJsselstein, JGZ Vitras/CMD en CJG zijn enkele partijen waar Peuteropvang IJsselstein mee samenwerkt. 7.1 Basisscholen In een aantal gevallen wordt gebruik gemaakt van ruimtes van scholen of wordt samen opgetrokken om de aantrekkelijkheid van de diensten van een school en BSO IJsselstein extra aantrekkelijk te maken. 7.2 GGD De GGD inspecteert in opdracht van de gemeente Ijsselstein jaarlijks de peutergroepen en brengt hierover een rapport uit. De rapporten zijn te vinden op de website van het landelijke register kinderopvang en peuterspeelzalen: www.landelijkregisterkinderopvang.nl en op de eigen website: www.bso-ijsselstein.nl 7.3 Beroepsopleidingen Met beroepsopleidingen (met name in Utrecht) wordt contact onderhouden over de plaatsingmogelijkheden en voortgang van stagiaires. 7.4 Gemeente Met de gemeente wordt overlegd over zaken als huisvesting en gebeurtenissen binnen IJsselstein die het welbevinden van de kinderen kunnen beïnvloeden. 7.5 JGZ Vitras/CMD/CJG Soms lopen ouders van peuters op de peutergroep tegen vragen of problemen aan bij het opgroeien en opvoeden van hun peuter. Vanuit de peutergroep kan de ouder/verzorger gewezen worden op de mogelijkheid om een beroep te doen op een passende (externe) instantie die ondersteuning kan bieden bij bijzonderheden in de ontwikkeling van het kind en andere problemen.
Pagina 9 van 10 Gewijzigd: 04 november 2015
PS.02.01-PW Pedagogisch beleidsplan Peuters Versie 2
8
Financiën
8.1 Financiën peuterschool: De Wet Kinderopvang regelt dat als ouders werk en zorg voor de kinderen combineren, de ouders een tegemoetkoming in de kosten kunnen krijgen van het Rijk. Deze tegemoetkoming is een percentage van de opvangkosten. De hoogte van het percentage is afhankelijk van het (gezamenlijk) belastbaar inkomen en het aantal kinderen dat gebruik maakt van de opvang. Ouders kunnen deze tegemoetkoming aanvragen bij de belastingdienst dit kan onder andere via www.toeslagen.nl De kosten voor vaste dagdelen worden altijd in rekening gebracht, ook al komt uw kind een keer niet. Betaling van de vaste dagdelen gebeurt voorafgaand aan de betreffende maand per automatische incasso. U betaalt 12 maanden per jaar een gelijk bedrag voor de opvang gedurende 40 schoolweken. De jaarkosten worden dus door 12 gedeeld 8.2 Incidenteel ruilen of extra dag(deel) afnemen peuterschool Wanneer een ouder éénmalig wil ruilen van dag is dit mogelijk, mits er plek is op de groep. Dit is kosteloos. Ook het incidenteel verlengen van de verkorte opvang naar verlengde peuteropvang of het afnemen van een extra dagdeel is mogelijk wanneer er plek is op de groep. Dit alles gaat in overleg met de pedagogisch medewerker. Deze uren zullen achteraf extra gefactureerd worden. U ontvangt een factuur. Wanneer u structureel wilt ruilen van dag of de opvang wilt verlengen, gaat dit in overleg met de medewerkers van de administratie. 8.3 Financiën Peuterspeelzaal De kosten van de vaste dagdelen worden altijd in rekening gebracht, ook al komt uw kind een keer niet. Betaling gebeurt voorafgaand aan de betreffende maand per automatische incasso. U betaalt 12 maanden per jaar een gelijk bedrag voor de opvang gedurende 40 schoolweken. De jaarkosten worden dus door 12 gedeeld.
Pagina 10 van 10 Gewijzigd: 04 november 2015