Voorwoord Voor u ligt het pedagogisch beleid van de buitenschoolse opvang (BSO) van Villa Kakelbont Kinderopvang. Wanneer u voor de BSO van Villa Kakelbont kiest, nemen wij uw kind graag op in een van onze groepen. Dit gebeurt in een huiselijke sfeer die u ook gewend bent vanuit de kinderdagverblijfgroepen. Dit beleidsplan is tot stand gekomen in samenwerking met onze pedagogisch coach, de pedagogisch medewerksters, oudercommissie, leidinggevende en directie. De directie en de pedagogisch coach zullen er in de praktijk op toe zien dat het beleidsplan intensief zal worden gebruikt en nageleefd en of er aanpassingen doorgevoerd moeten worden. In de vergaderingen van de BSO zal het pedagogisch beleid steeds een terugkomend onderwerp zijn om te bespreken.
Inleiding Het beleidsplan van de BSO van Villa Kakelbont is bedoeld voor ouder(s)/verzorger(s), alle medewerkersters, instanties en instellingen die direct of indirect bij de BSO van Villa Kakelbont betrokken zijn. Dit beleidsplan is opgesteld om te kunnen verantwoorden hoe wij werken en waarom wij deze werkwijze hanteren. Daarnaast geldt dit als voorschrift voor alle medewerkersters van de BSO. Van hen wordt verwacht dat zij regelmatig de beleidsstukken doornemen. Naast het beleidsplan van de BSO kent Villa Kakelbont ook een beleidsplan voor de kinderdagverblijfgroepen. Op iedere vestiging is een exemplaar van het pedagogisch beleid in te zien. Sinds 10 juli 2000 biedt Villa Kakelbont kinderdagopvang aan. Villa1, die gevestigd is aan de Baronielaan 251, biedt plaats aan 16 kinderen per dag met 3 pedagogisch medewerksters. Begin 2001 kwam er een tweede vestiging bij; Villa 2, deze vestiging bestaat uit twee groepen en biedt plaats aan 12 kinderen per groep, per dag. Op iedere groep werken 2 pedagogisch medewerksters. In februari 2006 kwam er nog een derde vestiging bij; Villa 3, aan de Valkenierslaan 162. Deze vestiging biedt plaats aan 16 kinderen per dag en ook daar werken drie pedagogisch medewerkers op de groep. Sinds mei 2008 biedt Villa Kakelbont ook buitenschoolse opvang aan. In eerste instantie was deze gevestigd op de bovenverdieping van Villa 3. Daar was plaats voor 11 kinderen in de leeftijd van 4 t/m 12 jaar. Begin 2009 heeft er een uitbereiding plaats gevonden. De BSO is vanaf dat moment gevestigd op de bovenverdieping van Villa 4 aan de Mathenessestraat 25. Het maximaal aantal kinderen wat we daar op kunnen vangen is 40. Sommige aanduidingen in de tekst zijn alleen in de mannelijke of vrouwelijke vorm geschreven. Wat in de mannelijke vorm is geschreven kan ook gelezen worden in de vrouwelijke vorm en andersom. Daarnaast hebben wij het in de tekst over “ouders” hiermee bedoelen we ook “ de ouder” of “de verzorger(s)”.
Pedagogische uitgangspunten van Villa Kakelbont BSO De BSO van Villa Kakelbont is een voorziening tussen school en thuis en vangt kinderen op vanaf het moment dat ze de basisschoolleeftijd hebben bereikt totdat ze de basisschool verlaten en de grote stap maken naar het voortgezet onderwijs. Op deze manier, zo vindt onze organisatie, kunnen ouder(s)/verzorger(s) werk, opleiding of andere maatschappelijke activiteiten vervullen. Kinderen die de BSO van Villa Kakelbont bezoeken wordt de mogelijkheid geboden om andere kinderen te ontmoeten, samen te spelen, te sporten en een moment van rust te vinden uit school en tijdens vakanties. Villa Kakelbont Kinderopvang richt zich met de BSO vooral op sport en spel. Het aanbieden van sport-, spel- en bewegingsactiviteiten aan kinderen draagt bij aan een gezonde leefstijl. De BSO van Villa Kakelbont kinderopvang is een medium bij uitstek om deze activiteiten spelenderwijs aan te bieden. Sporten is juist leuk en goed! Juist op onze BSO kunnen kinderen laagdrempelig diverse sport-, spel- en bewegingsactiviteiten ondernemen. Kinderen leren optimaal in een positieve sfeer waarin zij plezier hebben. Begeleid en goed bewegen is na schooldag van veel stil (leren) zitten een goede uitlaatklep, helpt structuur geven en daardoor wat drukkere en overactieve kinderen ook om voor en na de sport zich rustiger en beheerster te gedragen. Bewegen is belangrijk, ook voor jonge kinderen! Onderstaand worden de verschillende uitgangspunten van Villa Kakelbont BSO omschreven.
1.1
Elk kind is uniek
Elk kind is verschillend. Voor een zo optimaal mogelijke ontwikkeling en ontplooiing is het respecteren van deze eigenheid een absolute voorwaarde. Elk kind krijgt, binnen de mogelijkheden van de groep, de ruimte en kansen om zijn of haar eigenheid zo volledig mogelijk tot zijn recht te laten komen en zich op eigen wijze te ontwikkelen.
1.2 Het kind staat centraal Villa Kakelbont vindt het belangrijk dat de belangen van en voor de kinderen een centrale plaats innemen en altijd zo positief mogelijk voor hen moet uitvallen. Een belangrijke taak van de pedagogisch medewerksters hierbij is het zo te luisteren naar kinderen dat ze zich begrepen voelen. Binnen het beleid van de BSO hanteren wij daarom kinderparticipatie. Kinderen denken mee over de huisregels, hebben inspraak in welke activiteiten ze graag zouden willen doen.
1.3 Het individu in de groep De BSO is een groepsgebeuren, maar dat betekent niet dat er sprake is van groepsopvoeding. Het kind is en blijft het belangrijkst. Binnen de BSO die Villa Kakelbont huisvest proberen we zoveel mogelijk rekening te houden met de wensen van zowel de ouders als die van het kind. Steeds zijn de pedagogisch medewerksters
op zoek naar hoe elk kind een eigen plekje binnen de groep kan krijgen, om dat te realiseren wordt er goed gekeken en geluisterd naar de kinderen. Binnen de BSO van onze organisatie wordt de groep wel als middel aangegrepen om aan de opvang een extra dimensie te geven. Hierbij denken we aan de mogelijkheden voor het ontwikkelen van de sociale competentie, het omgaan met leeftijdsgenootjes. Daarnaast blijkt ook dat het groepsgebeuren kinderen een extra stimulans biedt voor de motorische, taal en emotionele ontwikkeling. Villa Kakelbont biedt meer dan alleen opvang. Naast een professionele en methodische aanpak van de verzorging en opvoedingsthema’s, krijgt ook de stimulering van de verschillende ontwikkelingsgebieden gerichte aanpak. Daarover meer in het volgende hoofdstuk.
1.4 Stimuleren van de verschillende ontwikkelingsgebieden Door het bieden van de juiste voorwaarden, zoals een gevarieerd, veelzijdig en verantwoord aanbod van spelmateriaal en activiteiten draagt Villa Kakelbont bij aan een zo optimaal mogelijke persoonlijke ontwikkeling van ieder kind. Er word doelgericht en gestructureerd afwisseling aangebracht in spanning en ontspanning, in spel, in experimenteren door kind en stimulering door de pedagogisch medewerkster, in individueel en groepsgericht bezig zijn. Daarbij wordt steeds gekeken naar het ontwikkelingsniveau en- tempo, leeftijd, interesses, mogelijkheden en beperkingen van de kinderen, om met het aanbod daar zo goed mogelijk bij aan te kunnen sluiten. Op de BSO gaan wij er vanuit dat kinderen de vrijheid en de ruimte moeten hebben/krijgen om hun grenzen te verkennen. Overal waar kinderen alleen of samen spelen, knutselen, sporten, computeren enz. houden de pedagogisch medewerksters toezicht. Kinderen worden door ons bewust niet afgeschermd voor alle risico´s. Binnen de BSO zoeken de medewerksters een goed evenwicht tussen veiligheid en uitdaging. Veiligheid is natuurlijk erg belangrijk. Wij proberen de kinderen optimale veiligheid te bieden zodat dat een stevige basis is en een veilige randvoorwaarden voor hun spel. Maar ook de ruimte om te ontwikkelen, grenzen te verkennen en te verleggen. Voor iedere situatie beoordelen wij welke risico´s eraan verbonden zijn en wat die risico´s voor elk kind zouden kunnen inhouden. Onze pedagogisch medewerksters zijn daar erg professioneel in. Natuurlijk zijn er regels voor iedereen, die regels proberen we bewust beperkt te houden, om te voorkomen dat we in een goed geregelde maar alles verstikkende situatie komen. Zo willen wij de kinderen binnen de BSO uitdagen om zich te ontwikkelen, ruimte bieden om te verkennen en stimuleren zich te ontplooien. Hierbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het individuele kind.
1.4.1 Taalontwikkeling Doordat de pedagogisch medewerksters duidelijk en constant praten met de kinderen wordt de taalontwikkeling gestimuleerd. Ook het voorlezen neemt een belangrijke plaats in bij het stimuleren van de taal. Gebleken is dat vooral de jongere BSO kinderen graag nog voorgelezen worden. De pedagogische medewerksters
maken daar dan ook graag tijd voor vrij. De oudere kinderen hebben de mogelijkheid om zich terug te trekken in de “ bibliotheek” om een boekje te lezen. Als een kind moeilijk verstaanbaar is zal steeds geprobeerd worden het kind te verstaan. Daarnaast wordt een kind wat niet durft te spreken aangemoedigd om wat te zeggen. Ook hier geldt weer dat ieder kind zijn of haar eigen ontwikkeling doormaakt.
1.4.2 Motorische ontwikkeling Binnen de BSO van Villa Kakelbont zien we verschillende stadia van de motorische ontwikkeling. Een kind van 4 tot 6 jaar heeft al meer controle over zijn lichaam dan een peuter toch zal hij nog snel moe zijn omdat hij op deze leeftijd nog niet over voldoende spierkracht bezit. Het lichaam van het jonge schoolkind (6-9 jaar) wordt wat gespierder. Het evenwicht en de coördinatie worden beter. De motoriek wordt veel beter en de handen kunnen afzonderlijk van elkaar gebruikt worden. Echt stilzitten is nog moeilijk op deze leeftijd. Lichamelijk gezien zijn alle lichaamsverhoudingen perfect, het coördinatievermogen goed en het uithoudingsvermogen is groter vanaf 9 jarige leeftijd. Voor de activiteiten betekent dit dus dat ze langer kunnen duren omdat kinderen van deze leeftijd lichamelijk sterker zijn. Om er voor te zorgen dat ieder kind zich in zijn of haar tempo kan ontwikkelen zijn er op de BSO spelmaterialen aanwezig die zowel de fijne als de grove motoriek stimuleren. Hierbij is rekening gehouden met de leeftijd van de kinderen. De kinderen worden door ons steeds uitgedaagd door ze eens iets aan te bieden wat moeilijker is als dat wat het kind al kan. Door de kinderen een nieuwe uitdaging aan te bieden proberen de pedagogisch medewerksters de ontwikkeling te stimuleren. Is het kind er nog niet aan toe dan proberen de pedagogisch medewerksters het later nog eens. Ook laten we kinderen elkaar stimuleren. De BSO van Villa Kakelbont stimuleert de motorische ontwikkeling ook door het aanbieden van sport- en spelactiviteiten. In de grote gymzaal en de grote afgesloten tuin komen diverse sport- en spelactiviteiten zoals, rugby, atletiek, voetbal, softbal, dans, stoeivormen ect aanbod.
1.4.3 Ontwikkeling van sociale vaardigheden Door de verticale samenstelling van de groep kan ieder kind zich uitstekend oefenen in sociale vaardigheden. Zo leren ze rekening houden met elkaar. Al op vroege leeftijd leren ze dat ze niet alleen zijn en dat ze soms even op hun beurt moeten wachten. Ook het omgaan met verschillende leeftijden geeft een gebalanceerde sociaal-emotionele ontwikkeling. De medewerksters zijn altijd aanwezig om een duidelijke grens aan te geven. Door het aanbieden van sport-, spel- en bewegingsactiviteiten leren kinderen samen werken en elkaar te helpen als iets niet lukt, grenzen aan te geven en plezier te hebben in het samenspel.
1.4.4 Ontwikkeling van identiteit en zelfvertrouwen Elk kind is rijk en competent; pedagogisch medewerksters moeten de kinderen de kans geven om zelf de wereld te ontdekken. Ieder kind is uniek en wordt daarom ook zo door de pedagogisch medewerksters benaderd. Alle kinderen worden aangesproken met hun voornaam. Het zelfvertrouwen wordt o.a. gestimuleerd door het belonen van positief gedrag en het prijzen als een kind weer een nieuwe stap heeft gezet in zijn of haar ontwikkeling. De medewerksters hebben er vertrouwen in dat het kind de drang heeft om zichzelf te ontwikkelen. De pedagogisch medewerksters helpen alleen wanneer nodig is. Geeft een kind aan iets niet te kunnen dan zullen de medewerksters het kind begeleiden in het leren het zelf te doen. Door de kinderen zelf mee te laten denken over regels en activiteiten waarbij de medewerksters een begeleidende rol spelen krijgen kinderen meer zelfvertrouwen.
1.4.5 De cognitieve ontwikkeling Onderzoek wijst uit dat sporten helpt bij de cognitieve ontwikkeling. Het maakt dat je beter rekent, onthoud en verbanden kan leggen. Binnen de BSO van Villa Kakelbont wordt daarbij wel rekening gehouden met de verschillende leeftijdsgroepen die de BSO bezoeken. Een 4 tot 6 jarig kind heeft nog een levendige fantasie maar is al meer geordend in zijn denken dan een peuter. Spelenderwijs leren zij veel. Naarmate het kind ouder (6-9 jaar) wordt weet het kind al duidelijk het verschil tussen de realiteit en fantasie. Het denkvermogen is nog wel erg concreet en dat betekent dat de medewerksters van de BSO nog wel duidelijke voorbeelden moet geven. Het kind moet zien wat de bedoeling is. Zonder verveling kan een activiteit eindeloos duren. Vanaf het oudere schoolkind (9-12 jaar) wordt de prestatie steeds belangrijker. De pedagogisch medewerksters kunnen hierop inspelen door met competitie te gaan werken. De grote buitenruimte en de gymzaal bieden talloze mogelijkheden tot sport- en spelactiviteiten.
1.4.6 Ontwikkeling van creativiteit Naast het aanbieden van allerlei spelmateriaal wordt ook het gebruik daarvan voor andere doeleinden gestimuleerd. Bijvoorbeeld het maken van een decor van lakens, voor een toneeluitvoering. Een van de medewerksters heeft de toneelschool afgerond en doet regelmatig activiteiten met de kinderen die te maken hebben met drama en toneel. Kinderen denken zelf mee over het verhaal, het decor, de kostuums en het verdelen van de rollen. Al deze voorbereidingen brengen de kinderen tot uitvoering. De pedagogisch medewerkster heeft ook hier weer een begeleidende rol in. Ook het knutselen en het doen van spelletjes stimuleert deze ontwikkeling.
1.5 Signalering van opvallendheden Het signaleren van opvallendheden in het gedrag van een kind, de voortekenen van een eventueel probleem, moet met de groots mogelijke zorgvuldigheid gebeuren. Daarbij vind Villa Kakelbont het van belang dat ouders al snel op de hoogte worden gesteld van bepaalde zorgen of twijfels. Samen met de ouders wordt er gezocht naar een juiste aanpak en mogelijke oplossingen. Voordat ouders daarover worden aangesproken hebben de pedagogisch medewerksters het in onderling overleg al gehad over de eventuele opvallendheden in het gedrag. Zodat zij van elkaar weten hoe zij het opvallend gedrag zien. Omdat kinderen het best groeien en ontwikkelen in een sfeer gekenmerkt door geborgenheid en positieve aandacht, vormt dit een belangrijk uitgangspunt voor het dagelijks handelen van de pedagogisch medewerksters op Villa Kakelbont. Meer informatie vindt u in bijlage 1 (protocol signalering)
1.6 Waarden en normen Kinderopvangorganisatie Villa Kakelbont maakt onderdeel uit van de maatschappij. In de maatschappij horen kinderen zich ook te houden aan bepaalde waarden en normen. De leefwereld van een kind breidt zich steeds verder uit. In de opvoeding van bijna alle kinderen is maatschappelijke inpassing en zelfstandigheid in de zin van het leren kennen van en omgaan met allerlei waarden en normen een belangrijke doelstelling. Het overbrengen van die waarden en normen speelt in de opvoeding een continue rol en krijgt daarom binnen de BSO van Villa Kakelbont een eigen plaats. Waarden en normen moeten duidelijk zijn; duidelijke grenzen en concrete alternatieven ten aanzien van wat wel geaccepteerd wordt; horen daar bij. Daarnaast functioneren pedagogisch medewerksters, en soms ook andere kinderen, als voorbeeld; kinderen nemen over wat ze als voorbeeld zien. Praktijksituaties waarin er handelend opgetreden moet worden en waarbij sprake is van het doorgeven van waarden en normen zijn onder meer: - Allerlei expliciete regels en onderlinge afspraken; - Het omgaan met straffen en belonen; - De onderlinge sociale omgang; Kinderen leren rekening houden met elkaar, dit kan door samenspel. Elk kind heeft zijn eigen grenzen en wordt gestimuleerd om deze grenzen ook duidelijk aan te geven. Niet alleen naar de pedagogisch medewerksters maar zeker ook naar de andere kinderen. Als de situatie het toelaat geven deze de kinderen de ruimte om conflictsituaties onderling op te lossen. Zien zij dat de kinderen er zelf niet uit komen dan zal een van de pedagogisch medewerksters als bemiddelaar optreden. Binnen de BSO van Villa Kakelbont kunnen de kinderen zelf meedenken en mee praten over waarden en normen die zij belangrijk vinden. Tot op zekere hoogte hebben de kinderen daar inspraak in en mogen zij mee bepalen welke regels er gelden binnen de BSO.
2. Veiligheid en geborgenheid Een kind moet veiligheid en vertrouwen ervaren om zichzelf te kunnen zijn en stappen te durven zetten in het onbekende. Dat is ontwikkelen en ontplooien. Binnen een sfeer van geborgenheid en met aandacht voor vooral positieve momenten en relaties, wordt aan de voorwaarden om dergelijke basale ervaringen op te kunnen doen, voldaan. Om deze veiligheid en geborgenheid te creëren vind men binnen de organisatie rust op de groep erg belangrijk. Een ander punt om veiligheid en geborgenheid te bieden, is de inrichting van de BSO. De ruimtes waar de kinderen verblijven, moeten zich kenmerken door sfeer, gezelligheid en ook warmte. Door middel van de inrichting worden de juiste voorwaarden geschept worden om elk kind zich zo optimaal mogelijk te kunnen laten ontwikkelingen en het te begeleiden in zijn groei naar zelfstandigheid. Kern van de kinderlijke ontwikkeling is dat het wil ontdekken; daar moet een kind alle kans en ruimte voor krijgen.
2.1 Welbevinden Het welbevinden van de kinderen is een belangrijke graadmeter voor de kwaliteit van onze opvang. Binnen de BSO streven wij er naar, dat alle kinderen zich thuis voelen. Villa Kakelbont geeft uitgebreide aandacht, tijd en ruimte voor het wennen van nieuwe kinderen. De BSO geeft ouders en kind(eren) de mogelijkheid om voor de eerste dag op de BSO te komen wennen. Door dat te melden bij de intake wordt daar rekening mee gehouden. Ook wanneer kinderen al langer gebruikt maken van de opvang, wordt steeds goed in de gaten gehouden of kinderen zich prettig voelen, het naar hun zin hebben.
2.1.1 Pesten Kinderen die gepest worden hebben vaak onvoldoende zelfvertrouwen. Ook de pester(s) hebben dat maar uiten dat op een andere manier, door macht op andere uit te oefenen. Pesten is het systematisch uitoefenen van psychische en/of fysieke mishandeling door een of meerdere individuen op een persoon die niet in staat is zichzelf te verdedigen. Bij pesten is de macht ongelijk verdeeld. Pesten heeft ook negatieve gevolgen voor het slachtoffer. Plagen is anders van aard: dat zijn incidenten. De machtsverhoudingen zijn gelijk en er zijn geen gevolgen voor het slachtoffer. Pesten kan uit verschillende vormen bestaan; schelden, fysiek, iemand buiten sluiten of spullen verstoppen/afpakken. Op de BSO kan pesten voorkomen, het is vaak een vorm van groepsgedrag. Dat betekent dat een echt gesprek niet mogelijk is met de dader(s) en slachtoffer(s) tegelijk. De pedagogisch medewerksters van de BSO zullen in het beginstadium de kinderen apart spreken. Zodra een kind bij een van de medewerksters komt zal deze niet meteen tot handelen overgaan. Zij zal eerst naar het kind luisteren en eventueel vragen stellen.
De medewerkster zal aan het kind laten blijken dat ze wil helpen, maar zal zelf nog geen stappen ondernemen. Wij vinden het belangrijk dat een kind zelf verteld wat het al gedaan heeft om het pesten te stoppen en laten het kind meedenken in eventuele te nemen stappen. Samen zoeken wij op een manier om het pesten te doen stoppen, de medewerksters doen nooit iets buiten het kind om. Naaste het praten met het slachtoffer wordt er ook gesproken met de pester(s). de pedagogisch medewerksters maken hem duidelijk dat het pesten moet stoppen en proberen hem bewust te maken van het effect van zijn gedrag. Er wordt altijd contact opgenomen met de ouders van de pester(s). Samen met de kinderen die de BSO van Villa Kakelbont Kinderopvang bezoeken maken we regels over hoe er met elkaar omgegaan wordt. De kinderen bedenken zelf een aantal afspraken. Bijvoorbeeld: wij noemen elkaar alleen bij voornaam, wij lenen alleen spullen van elkaar als de ander dat goed vindt. Naast deze regels zijn er ook vier regels die er moeten gelden: 1. Respect: Ik behandel aan ander met respect. 2. Niet over de streep: Ik let erop dat ik anderen niet hinder of pijn doe. 3. Zonder geweld: Ik gebruik geen geweld om mijn zin te krijgen en mijn ruzies op te lossen. 4. Aanspreekbaar: Als een ander “nee” of “stop” zegt dan stop ik ook echt of doe een stap terug. Naast de regels denken kinderen ook mee over de consequenties van het overtreden van de regels en mogen zij elkaar er ook aan herinneren om zich volgens de regels te gedragen. Voor meer informatie verwijzen wij u naar bijlage 2 (protocol pesten)
2.2 Leefomgeving en leefruimte Onze BSO is ingedeeld in verschillende (kleinere) ruimtes, zo is er een ruimte “omgetoverd” tot bioscoop met een televisie en dvd speler. Speciaal voor de meisjes hebben we een meidenkamer. Alles is geschilderd in roze en rood en er zijn alleen maar dingen te vinden die “meiden” leuk vinden. In een andere ruimte staat een biljarttafel, een wii en is er ruimte voor een gezelschapsspelletje. Voor de jongens hebben we een timmerkamer ingericht zowel de wanden als de vloer zijn “bekleed” met hout. En al het gereedschap voor het timmeren is in deze ruimte aanwezig. Naast het timmeren kunnen de kinderen in deze ruimte naar hartelust verven. In de bouwkamer kunnen de kinderen naar hartelust bouwen met de grote bouwstenen, de lego en de houten trein. De “bibliotheek” is uitgerust met een boekenkast en een heerlijke loungestoel. Kinderen kunnen zichzelf hier helemaal terugtrekken en op gaan in hun boek. Naast al deze ruimtes is er ook nog het zogenaamde kinderrestaurant hier drinken de kinderen limonade en eten ze een koekje als ze uit school komen. Er kan geknutseld worden en de kinderen die een warme maaltijd afnemen eten hier hun maaltijd. Omdat binnen de BSO kinderen in verschillende ruimtes kunnen verblijven worden eventuele veranderingen van activiteit van te voren aangekondigd, zo kan het kind
de activiteit waar hij of zij mee bezig is afronden. Dit is erg belangrijk voor het gevoel van eigenwaarde van het kind. Ook door de kinderen een duidelijk ritme en regelmaat aan te bieden door, bijvoorbeeld op vaste tijdstippen eet/drink momenten in te richten, waarborgt Villa Kakelbont deze visie. Structuur aanbieden geeft kinderen houvast en herkenning en daarmee het gevoel van veiligheid. Evenwicht in veiligheid en rust, maar ook uitdaging en variatie en flexibiliteit dragen hierin bij.
2.3 Regels omtrent Tv en computer Kinderen mogen niet zonder meer de hele (mid)dag met een computerspel spelen of voor de televisie zitten. Aan de ene kant omdat er meerdere kinderen zijn die er gebruik van willen maken, aan de andere kant vinden wij het van groot belang dat kinderen zich ook met andere activiteiten (sport, toneel, gezelschapsspelletjes) kunnen vermaken en af en toe eens buiten spelen. De pedagogisch medewerkster spreekt met de kinderen af hoe lang of wanneer er gebruik gemaakt mag worden van de computer of tv. Op een normale BSO dag is dat van 16.15 uur tot 16.45 uur. Tijdens een vakantiedag of regenachtige dag kan hiervan afgeweken worden.
2.4 Samenstelling van de groep De BSO van Villa Kakelbont Kinderopvang biedt plaats aan 40 kinderen. Als alle kinderen aanwezig zijn op de BSO zijn er vier pedagogisch medewerksters aanwezig. In kleine groepen worden er dan activiteiten aangeboden.
2.5 Dagritme 2.5.1 Dagritme tijdens een gewone schoolweek 15.00 – 15.30 uur kinderen worden opgehaald, het tijdstip varieert, afhankelijk van welke school het kind bezoekt. 15.30 – 16.00 uur gezamenlijk iets drinken en een koekje eten 16.00 – 17.00 uur vrij spel, kinderen kiezen waar ze graag mee willen spelen, pedagogisch medewerksters participeren hierin Gezamenlijke activiteit zoals toneel of sport en spel 17.00 uur de warme maaltijd wordt geserveerd, kinderen die het pakket met warme maaltijd afnemen gaan gezamenlijk aan tafel. Voor kinderen die niet mee eten wordt er een snackje, in de vorm van kaas, worst of een soepstengel, klaargezet. 17.30 – 18.30 uur Kinderen worden opgehaald.
2.5.2 Dagritme tijdens vakantieweken Het dagritme tijdens de vakanties kan per dag verschillen. Tijdens de vakanties wordt er gewerkt met thema´s. Ouders en kinderen worden voor de vakantie middels een brief ingelicht welke thema´s er centraal staan en welke activiteiten er worden aangeboden. Het kan voorkomen dat er een activiteit plaats vindt waardoor de kinderen een deel van de dag of een hele dag niet op het pand aanwezig zijn. De vaste drink- en eet momenten kunnen daardoor ook verschillen van tijd. Als de BSO op stap is zorgen de pedagogisch medewerksters ervoor dat zij versnaperingen meenemen.
3. Welke scholen worden er bediend Villa Kakelbont Kinderopvang haalt kinderen op van de onderstaande scholen: Dr. De Visser Burg. Serrarislaan 32 4835 LH Breda 076-5655842 Dirk van Veen Laan van Mecklenburg 30 4818 GD Breda 076-5213019 Jacintha Viveslaan 3 4834 XV Breda 076-5650216 Laurentius Van Gaverenlaan 18 4835 CD Breda 076-5640755 Zandberg Zandberglaan 60 – 62 4818 GL Breda 076-5214109 Na schooltijd, tussen 15.00 en 15.30 uur, ligt eraan welke school uw kind(eren) bezoekt(en) gaan de kinderen naar een verzamelplaats op hun basisschool. Een van de pedagogisch medewerksters staat daar om de kinderen op te vangen. Vervolgens gaan alle kinderen samen met de medewerkster naar de BSO. Dit kan lopend maar ook met onze Amerikaanse schoolbus, bestuurd door een gediplomeerde chauffeur, de kleinere villa bus (waarin we 8 kinderen kunnen vervoeren) of met onze bakfiets of bolderkar. Het kan ook voorkomen dat de kinderen worden opgehaald met een
gewone auto die een medewerkster bestuurt. Uiteraard vervoert Villa Kakelbont Kinderopvang alle kinderen volgens de wettelijke veiligheidseisen.
4. De pedagogisch medewerksters Binnen het alledaagse handelen op Villa Kakelbont neemt de relatie die een pedagogisch medewerkster met de kinderen heeft een belangrijke plaats in. Binnen deze professionele relatie vindt een deel van de opvoeding plaats. Omdat we de ouders als eerste verantwoordelijken voor de opvoeding van hun kind beschouwen, moet ook naar hen toe een duidelijke relatie bestaan. Daarover staat meer beschreven in hoofdstuk 4.5
4.1 Relatie pedagogisch medewerkster en kind De mensen waarmee het kind te maken krijgt zijn bepalend of een kind zich uiteindelijk veilig zal voelen. Binnen de professionele relatie van een pedagogisch medewerkster met een kind wordt aan deze veiligheid, maar ook aan een deel van de opvoeding vorm gegeven. Een pedagogisch medewerkster moet in staat zijn elk kind individueel te begrijpen en aan te kunnen sluiten bij datgene wat dat kind nodig heeft, zonder daarbij het groepsgebeuren uit het oog te verliezen. Om aan een relatie met kinderen op een dergelijke manier professioneel inhoud te kunnen geven en van daaruit een wezenlijke positieve bijdrage te kunnen leveren, wordt er van elke medewerkster naast bepaalde deskundigheid en vaardigheden ook een pedagogische houding verwacht, met als belangrijkste kenmerken warmte en invoelingsvermogen. Dat wil zeggen dat een pedagogisch medewerkster in haar handelen aansluit bij de eigenheid en het ontwikkelingsniveau van het kind. Een pedagogisch medewerkster moet met elk kind een relatie op kunnen bouwen waarin veiligheid, vertrouwen, respect, emotionele ondersteuning, structuur, geduld en stimulering trefwoorden zijn. Andere belangrijke aandachtspunten in de relaties tussen pedagogisch medewerksters en kind vindt Villa Kakelbont continuïteit en stabiliteit in de relaties. Dit probeert Villa Kakelbont te waarborgen door met een vast team van een beperkt aantal pedagogisch medewerksters te werken. Alle medewerksters van de BSO weten dat het jonge kind andere behoefte heeft op het gebied van de sociaal-emotionele veiligheid dan het oudere kind. Het jonge kind heeft namelijk een grotere behoefte aan aandacht vanuit de leidster op het gebied van emotionele veiligheid terwijl het oudere kind dit vooral zoekt bij zijn leeftijdsgenootjes. Bij het jonge kind gaat het vooral om meer persoonlijke begeleiding en bij het oudere kind meer om de regulering en begeleiding van de emotionele veiligheid tussen de leeftijdsgenootjes. Mocht het oudere kind meer behoefte hebben aan geborgenheid van een leidster kan het dit dan ook opzoeken bij een leidster.
4.2 Invalkrachten Zoals eerder te lezen was, heeft de BSO van Villa Kakelbont een vast team van pedagogisch medewerksters. Door vakantie of ziekte kan het wel eens voorkomen dat een vaste medewerkster niet aanwezig is. In dat geval zal iemand anders haar werkzaamheden overnemen. Door een flexibele inzet van het eigen personeel proberen wij dit intern te regelen. Het zou dus wel eens kunnen zijn dat u een van de medewerksters van het kinderdagverblijf op de BSO ziet werken. Naast de flexibele inzet van het vaste personeel hebben wij vaste invalkrachten die bekend zijn met de werkwijze van Villa Kakelbont Kinderopvang. Zo weten wij zeker dat er ook bij afwezigheid van een vaste medewerkster uw kind in vertrouwde handen is.
4.3 Mentor Ieder kind krijgt, vanaf het moment dat het de BSO van Villa Kakelbont bezoekt, een mentor. Afhankelijk van welke school het kind bezoekt, zal uw kind een mentor aangewezen krijgen. Doorgaans zal de medewerkster die uw kind van school haalt ook de mentor van uw kind zijn. Als ouder kunt u altijd bij de mentor terecht met uw vragen. Mocht u het nodig vinden om een onderwerp uitgebreider te bespreken dan kunt u altijd een afspraak maken met de mentor voor een gesprek. Bij vertrek van een medewerkster zal er altijd een goed overleg plaatsvinden waarin wordt besproken wie de nieuwe mentor van uw kind wordt en wat de bevindingen van de vertrekkende medewerkster zijn geweest. De mentor zal ook de eventuele observaties (bij opvallend gedrag, zie ook hoofdstuk 6) uitvoeren. De observaties zal de mentor met het hele team bespreken om een zo´n goed mogelijk beeld van uw kind te krijgen. Na de team bespreking zal de mentor u uitnodigen voor een gesprek.
4.4 Stagiaires Binnen de BSO van Villa Kakelbont Kinderopvang kan het voorkomen dat er stagiaires worden toegevoegd aan de teams. Wij vinden het belangrijk om aankomende pedagogisch medewerksters de kans te geven ervaringen op te doen in de praktijk. Van belang is daarbij wel dat zowel de stagiaire als de kinderen vertrouwd raken met elkaar. Zolang de stage duurt worden de stagiaires boventallig ingezet, dat wil zeggen dat het team van vaste medewerksters wordt aangevuld met een stagiaire. Alle activiteiten en werkzaamheden die een stagiaire wil uitvoeren worden begeleid door één van de vaste pedagogisch medewerkster. Die desbetreffende vaste kracht zal de functie van praktijk/stagebegeleidster op zich nemen en regelmatig gesprekken voeren met zowel de stagiaire als met de begeleiding vanuit school over de voortgang van de stage. Als blijkt dat de stagiaire geschikt is voor het werk wordt zij in de gelegenheid gesteld om een aantal dagen niet boventallig op de groep te werken. Hierdoor kan de stagiaire nog meer ervaring opdoen die nog meer aansluit bij de werkelijke arbeidssituatie.
4.5 Relatie pedagogisch medewerkster en ouder(s) In alle kinderopvangorganisaties wordt een deel van de opvoeding en verzorging van de kinderen overgenomen van de ouders. Daardoor ontstaat er een soort samenwerkingsrelatie. Zo ook bij de BSO van Villa Kakelbont. Daarnaast draagt Villa Kakelbont een stuk eigen, professionele, verantwoordelijkheid met betrekking tot de opvoeding naar de kinderen toe, maar zullen ouders zoveel mogelijk bij dat pedagogisch handelen worden betrokken. Ouders zijn de eerste opvoedingsbetrokkenen en moeten hun kind met een gerust hart uit handen kunnen geven en alle vertrouwen hebben in de opvang die Villa Kakelbont biedt. De basis voor relatie pedagogisch medewerkster-ouders moet liggen in wederzijds respect voor elkaar opvattingen en handelswijzen. Om de opvoeding samen te kunnen delen is afstemming, uitwisseling van informatie, maken van afspraken en openheid nodig. Voor de ontwikkeling van de kinderen zelf is het daarnaast belangrijk dat hun thuisen opvangwereld op elkaar afgestemd zijn. Daarbij hoeven beide niet identiek aan elkaar te zijn, maar een kind moet de verschillende ervaringen met elkaar kunnen verbinden en voor zichzelf duidelijk kunnen plaatsen. Er moet dus een duidelijke wisselwerking bestaan tussen de ouders en Villa Kakelbont. Voor de pedagogisch medewerksters is het van groot belang dat ouders hen ook informeren over essentiële gebeurtenissen thuis zodat eventueel “vreemd” gedrag verklaard kan worden Ouders worden door de medewerksters goed op de hoogte te houden van de ontwikkeling die hun kind(eren) doormaken en hoe het in de groep met ze gaat altijd tijdens het brengen of halen. Daarnaast wordt er besproken hoe het kind de afgelopen dag of middag heeft ingevuld. Mochten ouders of eventueel de pedagogisch medewerksters behoefte hebben aan een gesprek waar in alle rust bijzonderheden kunnen worden besproken dan kan daar een afspraak voor gemaakt worden.
5. Veiligheid en Hygiëne Villa Kakelbont Kinderopvang draagt zorg voor de opvang van een grote groep kinderen en daarom vraagt veiligheid en hygiëne extra aandacht.
5.1 Hygiëne in het algemeen Voor kinderen is hygiëne van groot belang. Om bacteriën en infectieziekten zo min mogelijk kans te geven zijn wij consequent in het nemen van hygiëne maatregelen. Een van de hoofdzaken is het wassen van de handen na het mogelijk in contact komen met bacteriën. Door alles goed schoon en stofvrij te maken krijgen ziektekiemen minder kans zich te nestelen en te verspreiden.
5.2 Risico inventarisatie gezondheid en veiligheid Om een gezonde en veilige omgeving voor uw kind te creëren brengen de pedagogisch medewerksters van de BSO ieder jaar de “gezondheid” van de BSO in
kaart door middel van de Risico inventarisatie gezondheid en veiligheid. Deze inventarisatie ligt ter inzage voor u als ouder op de BSO. De GGD controleert de risico inventarisatie tijdens de jaarlijkse inspectie.
5.3 Brandveiligheid De BSO voldoet aan alle eisen die zijn opgesteld door de brandweer voor kindercentra. De brandblusmiddelen en vluchtroutes zijn duidelijk aangegeven door iconen en het ontruimingsplan beschrijft de taken en handelingen die iedere medewerkster moet uitvoeren als er een ontruiming plaats moet vinden. Minimaal een keer per jaar wordt er een ontruimingsoefening, na iedere oefening wordt er een verslag geschreven en wordt deze geëvalueerd met het team.
5.4 EHBO en BHV Alle medewerkster die werkzaam zijn op de BSO van Villa Kakelbont zijn in het bezit van het diploma Kinder-EHBO en weten hoe zij adequaat kunnen handelen. Daarnaast zijn er enkele medewerksters in het bezit van het diploma BHV (bedrijfshulpverlening). Net zoals op de kinderdagverblijven is er ook op de BSO een EHBO-koffer aanwezig met alle benodigde materialen voor het verlenen van eerste hulp.
6. Ziek zijn en opvallend gedrag 6.1 Ziek zijn Het zal niet vaak voorkomen dat een ziek kind de BSO bezoekt omdat het kind dan ook al niet naar school is gegaan. Mocht het voorkomen dat een kind ziek wordt op de BSO dan bepalen de medewerksters van de groep of het verantwoord is om het kind op de BSO te laten blijven. In alle gevallen wordt er contact opgenomen met een van de ouders. Mocht het zo zijn dat het kind opgehaald moeten worden, dan zijn ouders ervoor verantwoordelijk dat het ophalen gebeurt binnen een uur. Met betrekking tot de preventie en de omgang ten aanzien van ziektes volgen wij de adviezen en richtlijnen van de GGD. Voor verdere informatie verwijzen wij u naar bijlage 3 (protocol ziekte en ongevallen)
6.2 Opvallend gedrag Niet elk kind is het zelfde, ieder kind ontwikkeld zich op zijn eigen manier en op zijn eigen tempo. Soms geeft een kind signalen af die extra aandacht vragen. In alle gevallen probeert onze organisatie die extra zorg en aandacht te geven. Er zijn verschillende redenen waarom een kind opvallend gedrag vertoont vaak is dit van korte duur. Merken ouders en / of pedagogisch medewerksters op dat een kind een langere periode afwijkt van zijn gedrag dan kan dat een rede zijn voor overleg. Door verschillende observaties door de mentor en eventueel de pedagogisch coach van Villa Kakelbont Kinderopvang wordt het gedrag van het kind in kaart gebracht en binnen het team besproken. Daarna worden de ouders uitgenodigd voor een gesprek en samen wordt gekeken wat er met het kind aan de hand is en hoe we hier op een
juiste en adequate manier mee om kunnen gaan. Als de mentor van het kind het nodig vindt, kan het zijn dat er ook contact wordt opgenomen met de school die het kind bezoekt. Alle stappen in dit proces worden genomen in overleg en met goedkeuring van u als ouder. Meer informatie vindt u in bijlage 1 (protocol signalering)
7. Ouders In het belang van uw kind is het belangrijk dat er een goede verstandhouding is tussen u en de BSO van Villa Kakelbont. Wij delen immers een grote taak, namelijk het begeleiden en verzorgen van uw kinderen. Wij vinden het daarom belangrijk om elkaar goed op de hoogte te houden van dat wat het kind meemaakt. Zowel u als de pedagogisch medewerksters zijn dan beter in staat om het kind te begrijpen. Villa Kakelbont Kinderopvang vindt het daarnaast ook erg belangrijk dat u zich als ouder ook thuis voelt bij ons.
7.1 Oudervertegenwoordiging Iedere vestiging van Villa Kakelbont Kinderopvang heeft een oudercommissie. Zo ook de BSO. De oudercommissie denkt actief mee over het dagelijkse beleid en geeft zonodig ook advies aan de directie van Villa Kakelbont Kinderopvang. Een aantal keer per jaar komt de oudercommissie bij een om de beleidszaken te bespreken en advies uit te brengen naar de directie van Villa Kakelbont Kinderopvang. Op uitnodiging kunnen de directieleden of andere medewerksters van Villa Kakelbont Kinderopvang bij een vergadering aanwezig zijn. Het kan wel eens voorkomen dat er een meningsverschil is tussen de oudercommissie en de directie van Villa Kakelbont Kinderopvang. Als men niet tot een overeenkomst komt kan de oudercommissie zich richten tot de zogenaamde klachtenkamer. Deze instantie zal nagaan of de klacht vanuit de oudercommissie gegrond is. Personeelsleden van Villa Kakelbont Kinderopvang kunnen ook een beroep doen op de leden van de oudercommissie om te helpen bij het organiseren van themaavonden ed. Het is zelfs mogelijk dat een oudercommissie dit geheel zelfstandig organiseert. Op de website van Villa Kakelbont Kinderopvang (www.villakakelbont-breda.nl) en in bijalge 4 vindt u meer informatie over de oudercommissie.
7.2 Klachtencommissie en Klachtenkamer Ondanks onze inspanningen om de opvang voor uw kind zo optimaal mogelijk te laten verlopen kan het zijn dat u het ergens niet mee eens bent. Wij hebben graag dat u uw eventuele ontevredenheid bij ons kenbaar maakt. Als u, ondanks gesprekken met de medewerksters op de groep en/of directie nog niet te spreken bent over de gang van zaken kunt u zich richten tot de klachtencommissie. Voor verdere informatie verwijzen wij u naar onze website.
8. Feestelijke activiteiten 8.1 Verjaardagen van kinderen Voor een kind is zijn of haar verjaardag vaak een bijzonder moment. Ook op de BSO staan we even stil bij de jarige. Op het grote memobord wordt de naam van de jarige geschreven en als iedereen binnen is wordt er voor de jarige gezongen. Een van de pedagogisch medewerksters zorgt ervoor dat de jarige ook een verjaardagskaart toegestuurd krijgt.
8.2 Jaarfeesten Net als op de kinderopvang groepen wordt ook op de BSO aandacht besteed aan Sinterklaas, Kerst, Carnaval, Pasen ed. Als een van deze feestdagen in een vakantie valt en de kinderen zijn de hele dag op de BSO aanwezig zal, net zoals op de andere Villa groepen, de lunch uitgebreid worden met lekkere eierkoeken, krentenbollen, chocolademelk, yoghi ed. Of er wordt een keer gekozen om pannenkoeken of frietjes te eten. Een keer per jaar vindt de Villa dag plaats. De oudercommissie organiseert deze dag. Zij zorgen voor een geschikte locatie en bedenken in samenspraak met het management van Villa Kakelbont Kinderopvang hoe de dag invulling krijgt. U als ouder kan vanuit de oudercommissie het verzoek krijgen om hen te assisteren bij de voorbereidingen voor deze dag.
Bijlage
Bijlage 1 Protocol signalering
Inleiding Dit protocol bevat richtlijnen voor het verhelderen van en het omgaan met vragen, twijfels en zorgen omtrent het gedrag en de ontwikkeling van kinderen. Voor pedagogisch medewerksters is het prettig te weten hoe zij daar mee om moeten gaan. Daarnaast is het voor ouders belangrijk om te weten hoe met bezorgdheid of vragen over een kind wordt omgegaan. Signaleren Er zijn weleens momenten dat het gedrag of de ontwikkeling van een bepaald kind vragen oproept bij een pedagogisch medewerkster. Het kind valt in gedrag of ontwikkeling op maat het precieze hoe en vooral ook waarom zijn onduidelijk. Er lijkt iets aan de hand te zijn. Door te praten met de pedagogisch coach en collega´s wordt duidelijk of de twijfels en de vragen worden gedeeld. Beschrijving van het probleem • welk gedrag; • hoe lang al; • steeds op dezelfde manier; • hoe vaak en hoe lang • extra aandacht nodig; • reacties; • gevolg op de reacties; • wat zou er veranderd moeten worden • wat is er geprobeerd • met de ouders besproken. Bij voorkeur moeten ouders zo vroeg mogelijk op de hoogte worden gebracht van de twijfels en vragen die het gedrag bij de pedagogisch medewerksters oproept. Uitgangspunt is om tijdens het hele proces in nauw overleg met de ouders van het betreffende kind te handelen. Alle informatie die tijdens de observaties en de gesprekken met ouders wordt besproken en uitgewisseld blijft strikt persoonlijk. Handelen Er zijn in overleg met de ouders 5 vervolgstappen mogelijk: 1. niets doen; 2. een periode afwachten 3. de aanpak wijzigen: specifieke aanpak voor dat kind (schriftelijk vastgelegd en bevindingen door middel van een logboek bijhouden) 4. overleg met interne deskundigen en observatie 5. directe verwijzing naar externe instanties Het is wel verstandig om steeds een vervolgafspraak te maken met de ouders
Evaluatie In een vervolg afspraak met ouders staat de evaluatie centraal, is de keuze die gemaakt is zoals hierboven staat genoemd juist geweest en hoe zijn de wederzijdse ervaringen met de genomen stappen. Het zo kunnen dat er hierna een ander stap wordt genomen.
Bijlage 2 Protocol pesten
Inleiding Pesten is een probleem van alle tijden. Het is een verschijnsel dat niet eenvoudig op te lossen is. Vaak speelt het zich af in het verborgene en dat alleen al maakt het heel moeilijk om er grip op te krijgen. Maar zelfs als het pesten opgemerkt wordt is het moeilijk te stoppen. Niet iedereen weet dan ook wat hij of zij er mee aan moet. Pesten is niet leuk, zeker niet voor degene die gepest wordt. Als volwassene kun je je daar makkelijker tegen verweren dan wanneer je een kind bent. Op de BSO van Villa Kakelbont Kinderopvang ben je als kind dan ook aangewezen op de pedagogisch medewerksters. Als leidraad voor onze pedagogisch medewerksters van de BSO hebben wij dit protocol opgesteld.
In het protocol wordt geschreven over medewerksters, hier kan ook medewerkers worden gelezen. De pester wordt omschreven als hij, hier kan ook zij gelezen worden.
Definitie en feiten Definitie: Het komt regelmatig voor dat kinderen pesten en plagen met elkaar verwarren. Bijna ieder kind plaagt wel eens of wordt wel eens geplaagd. Bij plagen is er sprake van een gelijke strijd en er is dan ook geen echte winnaar of verliezer. Het gaat vaak om incidenten, en heeft vaak een humoristische ondertoon waarbij een eigenschap van een persoon “bespot” wordt zonder dat de hele persoon wordt afgewezen. Pesten gaat veel verder dan plagen. Dit is een ongelijke strijd waarbij er altijd sprake is van een eenling tegenover een hele groep. Het slachtoffer kan zich niet verdedigen. Bij pesten is er altijd sprake van een zondebok. Het slachtoffer wordt gekozen door een groep zonder dat deze daar direct een aanleiding voor heeft gegeven. Het slachtoffer loopt duidelijk fysieke en/of psychische schade op. Ze verliezen hun zelfvertrouwen en gevoel voor eigenwaarde. Daarnaast verliezen ze vaak ook het vertrouwen in hun omgeving en andere mensen. Pesterijen hebben het doel om iemand te laten voelen dat hij waardeloos is. Pesten is dus het systematisch uitoefenen van psychische en/of fysieke mishandeling door een of meerdere individuen op een persoon die niet in staat is zichzelf te verdedigen. Feiten: * Van alle gepeste kinderen praat er ruim een derde niet over met anderen; zij gaan er vanuit dat er toch niets aangedaan kan worden. * Gepeste kinderen halen gemiddeld lagere cijfers dan niet-gepeste kinderen en kunnen in de groep niet altijd meekomen. Ook kunnen ze last hebben van slaapstoornissen. * Pesten is niet de schuld van een of meerdere pestkoppen maar aan de sfeer binnen de groep * Pesten kan niet alleen opgelost worden, samen met anderen sta je sterk * Er zijn mensen die beweren dat je van pesten hard wordt, Juist het tegenovergestelde is waar; van pesten wordt je onzeker en het neemt je zelfvertrouwen weg. * Meelopers en toekijkers zijn al die anderen die niet echt mee pesten en zelf ook niet snel gepest worden. Ze doen soms een beetje mee of proberen bij de pester in het gevlij te komen omdat ze bang zijn zelf het slachtoffer te worden. * Praten over pesten is geen klikken of verraad. Als het onbesproken blijft kan de gepeste naar extreme middelen grijpen om aandacht te trekken. * Pesters hebben moeite met vrienden maken of in de smaak vallen. Dus gaan ze maar stoer doen. * Een aantal pesters zijn vroeger zelf gepest of worden op een andere plek gepest. In een andere situatie willen ze geen slachtoffer meer zijn en worden daarom dader. * Pesters en kinderen die langdurig gepest worden, leren niet op de juiste manier met anderen om te gaan. In hun latere leven kan dat problemen opleveren in hun contacten, relaties en beroepsperspectief. * Mensen die pesten doen het vaak voor de kick. * Pesters beseffen vaak niet wat ze anderen aandoen. Rollenspel is daarom een geschikte methode om hen daarvan bewust te maken. * Niet alleen gepeste kinderen kunnen ongelukkig worden. Ook de pester zelf kan heel eenzaam zijn omdat anderen uit angst geen echte relatie hem aan durven te gaan. * Pesten gebeurt meestal in een groep. Er zijn toeschouwers nodig die de pester stimuleren in het pesten.
* *
Vaak is het moeilijk voor de pester om zijn gedrag te stoppen, ook al zou deze het willen De pester heeft een bepaalde rol aangemeten gekregen en gaat ermee door omdat hij denkt dat de meelopers en de toeschouwers dat van hem verwachten.
Mogelijke oorzaken van pesten Pesten kan een aantal oorzaken hebben: * Een problematische thuissituatie van de pester Als een kind een slechte relatie met zijn ouders heeft en deze weinig interesse in hun kind hebben, is de kans groot dat een kind een pester wordt. Ook als ouders geen grenzen stellen tegen agressie, is de kans groot dat een kind uitgroeit tot een pester. Een kind dat thuis te weinig aandacht krijgt, probeert, bijvoorbeeld op de BSO, op een negatieve manier aandacht te krijgen. * Een voortdurend gevoelde anonimiteit De pester voelt zich verloren binnen de groep en probeert zich ten koste van een ander kind belangrijk te maken. Als er door anonimiteit binnen de BSO een gebrek aan sociale controle is, dan zal het pesten niet gauw gestopt worden. * Bij voortduring in een niet passende rol worden gedrukt Kinderen worden in een bepaalde rol gedrukt, waardoor ze zich moeten gaan gedragen op een manier die niet past bij wie ze zijn. * Voortdurend met elkaar de competitie aangaan Kinderen meten hun eigenwaarde aan groepsgenootjes. Als ze deze kunnen overtreffen, hoe dan ook, dan denken ze zelf beter naar voren te komen. * Een continue strijd om macht in de groep van de BSO Als kinderen hun eigenwaarde meten aan de hiërarchie in de groep veroorzaakt dit spanningen. Deze kunnen worden afgereageerd op een zondebok. * Een niet democratisch leefmilieu binnen de BSO Als een pedagogisch medewerkster een autoritaire leiderschapsstijl heeft en hier misbruik van maakt, dan verstoort dit het groepsevenwicht. De kinderen zetten zich af tegen een zondebok omdat het niet mogelijk is zich tegen deze pedagogisch medewerkster af te zetten. * Gewelddadige tv-programma´s en computerspelletjes Kinderen brengen veel tijd door met tv kijken en het spelen van computergames. Doordat hier veel agressie in voorkomt gaan kinderen veel onaangenamer met elkaar om. Fantasie en realiteit lopen door elkaar heen. Kinderen lijken agressie normaal te vinden omdat ze er dagelijks mee geconfronteerd worden. * Voorbeeldgedrag van volwassenen Volwassenen hebben ook vaak een zondebok. Ze spreken en handelen negatief naar en over anderen. Hiermee geven ze een slecht voorbeeld aan kinderen. * Psychische problemen Sommige kinderen hebben psychische problemen. Ze kunnen de frustratie die deze problemen teweegbrengen omzetten in agressie. Dit kan zich uiten in geweld en pestgedrag naar groepsgenootjes.
De schuldvraag Bij pesten zijn er altijd 5 partijen betrokken, namelijk: 1. De pester(s) 2. Het gepeste kind 3. De pedagogisch medewerksters 4. De ouders 5. De rest van de groep De rest van de groep bestaat uit 5 subgroepen: 1. Kinderen die met de pester meelopen omdat ze bang zijn zelf het volgende slachtoffer te worden. 2. Kinderen die mee pesten uit berekening. Zij denken er beter van te worden. Zij mogen dan bijvoorbeeld als beloning bij de pester staan. 3. Kinderen die passief zijn. Ze pesten niet mee, maar nemen ook geen duidelijke stelling in. Sommige kinderen hebben hierdoor schuldgevoelens. 4. Een enkel kind die niet weet wat er speelt. 5. Een enkel kind die een hoge status in de groep heeft. Als dit kind zegt dat het pesten moet ophouden, dan gebeurt dit ook. Al is het maar tijdelijk. De werking van pesten in een groep kan door 4 psychologische mechanismen verduidelijkt worden. Hieronder worden zij in het kort beschreven. 1. Het zondebokfenomeen De dader vertoont vijandig gedrag naar een onschuldig en hulpeloos slachtoffer. Dit komt doordat de werkelijke bron van frustratie niet aanwezig is en om een andere reden niet aangevallen kan worden. Het zondebok fenomeen is een groepsprobleem dat is aangetoond bij mens en dier. Het is ook een maatschappelijk verschijnsel: kindermishandeling, seksueel misbruik, seksuele intimidatie en huiselijk geweld zijn daar voorbeelden van. Het is ook een verschijnsel van alle tijden: bijv. joden-en heksenvervolging. Het zondebokfenomeen is inherent aan het leven en kan niemand worden verweten. We hebben echter wel met zijn allen het recht en de plicht elkaar te corrigeren wanneer iemand een ander als slachtoffer behandelt. 2. De samenzwering om te zwijgen Iedereen of bijna iedereen weet wat er met het slachtoffer gebeurt. Maar niemand zegt iets, bang om door de pester gestraft te worden. Op de BSO kun je daar duidelijke afspraken over maken. Kinderen horen niet te klikken maar als er gepest wordt hebben de kinderen de plicht dit te vertellen aan de pedagogisch medewerksters. Dit wordt niet als klikken gezien. Deze afspraak staat ook in het antipest-contract 3. Het omstanderdilemma Hier is sprake van als kinderen getuige zijn van bijvoorbeeld pesten en het slachtoffer niet te hulp komen. De BSO van Villa Kakelbont Kinderopvang stelt aan de orde dat pesten niet geaccepteerd wordt en dat iedereen zich veilig moet kunnen voelen in de groep. Bij overtreding van de gemaakte afspraken heeft iedereen het recht en de plicht om elkaar hierop aan te spreken. Mocht dat niet helpen dan met het gemeld worden aan de pedagogisch medewerksters
4. Het slachtoffer de schuld of een gedeelte van de schuld geven Een mens heeft de neiging om slachtoffers van geweld de schuld te geven. Dit is gebaseerd op het geloof, in een rechtvaardige wereld te leven. Dit mechanisme zit bij iedereen in het hoofd, ook bij de daders. Zij rechtvaardigen hun gedrag tegenover slachtoffers. Bijvoorbeeld:” Ze lokken het zelf uit.” Slachtoffers zien ook dat er iets aan de hand is en geven zichzelf vaak de schuld, waardoor hun zelfvertrouwen en zelfbeeld steeds slechter wordt. Aan dit verschijnsel heeft alleen niemand schuld. Iedereen heeft een slachtoffer nodig. Kinderen die langdurig worden gepest wordt het recht ontnomen normaal met leeftijdsgenootjes om te gaan. Ze krijgen geen gelegenheid om met sociale vaardigheden te oefenen. Slachtoffers kunnen op twee verschillende manier reageren op pesten: 1. Passief reageren Het slachtoffer trekt zich terug uit het sociale leven van de groep. 2. Provocerend reageren Het slachtoffer is niet alleen angstig, maar ook agressief. Door zijn gedrag irriteert het slachtoffer anderen mateloos. Vaak wordt dan ook gezegd, dat het slachtoffer zelf schuld heeft. Niemand vraagt alleen om gepest te worden. Dus het is zeer slecht dat slachtoffers verwijten krijgen over hun negatief gedrag, dat het gevolg is van pesterijen. Om op de BSO over pesten te kunnen praten en er ook iets aan te kunnen doen is het belangrijk dat alle betrokken partijen inzien dat er wel eens gepest wordt. Daarnaast is het ook noodzakelijk dat alle partijen pesten zien als een groot probleem pas dan is er bereidheid om het pesten aan te pakken. Aanpak op de BSO Het is van essentieel belang dat er maatregelen worden genomen die het pesten kunnen gaan. Er bestaan geen pasklare oplossingen of maatregelen die altijd en overal werken. Om de pedagogisch medewerksters een handvat te geven worden hieronder 2 soorten maatregelen omschreven: 1.
2.
Voorkomingmaatregelen Dit zijn preventieve maatregelen. Ze zijn erop gericht om het pesten te voorkomen. Deze maatregelen zijn gericht op de lange termijn. Bestrijdingsmaatregelen Deze maatregelen zijn erop gericht, de pestpraktijken die plaatsvinden, te stoppen. Het is een bestrijding van het acute pestprobleem. Voorkomingmaatregelen Ideaal zou zijn dat kinderen die de BSO van Villa Kakelbont Kinderopvang bezoeken niet zouden beginnen met pesten. De pedagogisch medewerksters kunnen daar het volgende aan doen: a. Samen met de kinderen een anti-pestcontract opstellen (zie bijlage 1) b. Regelmatig gaan kijken in de verschillende ruimtes waar kinderen verblijven c. Agressie kanaliseren door middel van sport d. Agressie voorkomen door voldoende afleiding e. Kinderen creatief leren omgaan met frustraties f. De groep altijd goed begeleiden om onderlinge strijd in goede banen te leiden
g. Als pedagogisch medewerkster zelf respect afdwingen door op een respectvolle en positieve manier met de kinderen om te gaan. Bestrijdingsmaatregelen De bestrijdingsmaatregelen vallen onder te verdelen in 2 soorten. Hieronder volgt een beschrijving van deze twee bestrijdingsmaatregelen: 1. Confronterende maatregelen Bij deze maatregel wordt de groep openlijk en direct aangesproken op de pesterijen. Als pedagogisch medewerkster moet men er wel rekening mee houden dat sommige kinderen een bepaalde “status” hebben binnen de groep en de rest van de groep met zich mee kunnen krijgen. Confronterende maatregelen kunnen bestaan uit: a. Een thema over pesten maken b. Hulp bieden aan het slachtoffer c. Het voeren van een gesprek met de pester en zijn ouder 2. Niet-confronterende maatregelen Deze maatregelen houden in dat pesten op een indirecte manier bespreekbaar wordt gemaakt. Dit ligt voor de hand al er een vermoeden van pesterijen bestaat. Soms is het ook gevaarlijk de pester direct en openlijk aan te spreken. De pester kan dit als verraad van het slachtoffer interpreteren. Dit kan tot gevolg hebben dat de pesterijen nog erger worden. Niet-confronterende maatregelen kunnen bestaan uit: a. Hulp bieden aan het slachtoffer b. Het onderwerp aan de orde brengen via onderwerpen als oorlog, vrede, machtsmisbruik, mensenrechten c. Aan het begin van ieder nieuw BSO jaar (schooljaar) met de hele groep weer een nieuw anti-pestcontract opstellen d. De groep zelf verantwoordelijk maken voor het bewaken van het klimaat binnen de groep. Omdat pesten vaak een vorm van groepsgedrag is, is het bijna onmogelijk om een gesprek met dader(s) en slachtoffer tegelijk te hebben. De medewerksters van de BSO zullen in het beginstadium de kinderen apart spreken. Zodra een kind bij een van de medewerksters komt zal deze niet meteen tot handelen overgaan. Zij zal eerst naar het kind luisteren en eventueel vragen stellen. De medewerkster zal aan het kind laten blijken dat ze wil helpen, maar zal zelf nog geen stappen ondernemen. Wij vinden het belangrijk dat een kind zelf verteld wat het al gedaan heeft om het pesten te stoppen en laten het kind meedenken in eventuele te nemen stappen. Samen zoeken wij op een manier om het pesten te doen stoppen, de medewerksters doen nooit iets buiten het kind om. Naast het praten met het slachtoffer wordt er ook gesproken met de pester(s). de pedagogisch medewerksters maken hem duidelijk dat het pesten moet stoppen en proberen hem bewust te maken van het effect van zijn gedrag. Er wordt altijd contact opgenomen met de ouders van de pester(s). Samen met de kinderen die de BSO van Villa Kakelbont Kinderopvang bezoeken maken we regels over hoe er met elkaar omgegaan wordt. De kinderen bedenken zelf een aantal
afspraken. Bijvoorbeeld: wij noemen elkaar alleen bij voornaam, wij lenen alleen spullen van elkaar als de ander dat goed vindt. Naast deze regels zijn er ook vier regels die er moeten gelden: 1. Respect: Ik behandel aan ander met respect. 2. Niet over de streep: Ik let erop dat ik anderen niet hinder of pijn doe. 3. Zonder geweld: Ik gebruik geen geweld om mijn zin te krijgen en mijn ruzies op te lossen. 4. Aanspreekbaar: Als een ander “nee” of “stop” zegt dan stop ik ook echt of doe een stap terug. Naast de regels denken kinderen ook mee over de consequenties van het overtreden van de regels en mogen zij elkaar er ook aan herinneren om zich volgens de regels te gedragen. Aandachtspunten bij de gesprekken Aandachtspunten tijdens gesprek met het slachtoffer Laat blijken dat je het pesten wil laten stoppen Geef aan dat het slachtoffer het moet zeggen als hij weer gepest wordt en laat duidelijk weten dat het geen klikken is. Zeg het slachtoffer dat hij niet terug moet pesten en vechten. Geef het slachtoffer tips over hoe hij het best voor zichzelf op kan komen. Probeer tips te geven hoe het slachtoffer het best kan reageren in deze situatie. Maak afspraken en zet ze op papier zodat ze ook na te kijken zijn (handelingsplan). Maak een afspraak om te evalueren. Aandachtspunten tijdens gesprek met de pester Maak de pester duidelijk dat het pestgedrag niet getolereerd wordt. Laat blijken dat je de pester niet als persoon afkeurt, maar wel zijn gedrag. Laat pester concreet vertellen en vergelijk dit met de bevindingen van het slachtoffer. Zeg dat het pesten moet stoppen. Geef aan dat je controleert of het pesten stopt. Geef de pester tips hoe hij zijn frustraties op een andere manier kwijt kan. Maak afspraken en zet ze op papier zodat ze ook na te kijken zijn (handelingsplan). Maak een afspraak om te evalueren. Aandachtspunten tijdens gesprek met ouders Leg de situatie uit. Vertel dat je de dader(s) niet als persoon afkeurt, maar wel het gedrag wat zij vertonen. Geef aan wat de medewerksters gedaan hebben om de situatie te verbeteren. Vraag ouders om een lijn te trekken met de regels die gelden binnen de BSO en vraag hen, hun kinderen zich daar aan te houden. Na alle gesprekken wordt door de pedagogisch medewerksters goed in de gaten gehouden of het pesten ook daadwerkelijk stopt. Dit doen zij door: Navraag te doen bij zowel de pester als het slachtoffer. Navraag te doen bij collega´s en aan hen vragen om het door te geven als zij zien dat er gepest wordt. Aan de groep vragen of er nog gepest wordt. Geef hier wel duidelijk aan het niet als klikken wordt beschouwd.
Tijdens het evalueer moment wordt gekeken of de gemaakte afspraken met zowel de pester(s) als het slachtoffer hebben geholpen. Bij het slachtoffer moet er wel rekening mee gehouden worden dat die misschien niet de waarheid spreekt uit angst voor de dader(s). Vergelijk dan ook het verhaal van het slachtoffer met informatie uit andere bronnen (collega´s, ouders, groepsgenootjes) Het kan zijn dat het slachtoffer zo weinig sociale vaardigheden bezit dat hij altijd gepest zal blijven worden. Het is dan goed om samen met ouders naar een oplossing te zoeken. Het is bijvoorbeeld mogelijk om ouders door te verwijzen naar instanties die gespecialiseerd zijn in het geven van sociale vaardigheidstrainingen. Let er wel op dat het belang van het kind altijd centraal staat. Als het gedrag van de pester niet veranderd dan moet er meer passendere maatregelen worden genomen. Deze maatregelen moeten er op gericht zijn het gedrag van de pester(s) te herstellen. Als het gedrag onveranderlijk is neemt Villa Kakelbont structurele maatregelen. Hier worden ook de ouders en de directie van Villa Kakelbont Kinderopvang bij betrokken. Vastlegging in kinddossier Van elk gesprek en van alle gemaakte afspraken wordt een verslag geschreven en toegevoegd aan het kinddossier. Hierdoor kan er altijd teruggekeken worden.
Het anti-pescontract Om pesten te voorkomen, worden op de BSO van Villa Kakelbont Kinderopvang duidelijke afspraken gemaakt. Wanneer je ruzie hebt, probeer je natuurlijk eerst om er zelf uit te komen. Mocht dat niet lukken, dan leg je het probleem bij een van de pedagogisch medewerksters neer. Zij praat dan eventueel met zowel de pester(s) als het slachtoffer en probeert jullie te helpen. Om een pestvrije BSO te krijgen, is het belangrijk om samen afspraken te maken en samen er op te letten dat iedereen zich aan die afspraken houdt. Daarvoor is dit anti-pestcontract. Als je het eens bent met de afspraken hieronder en je wilt de anderen kinderen erop aanspreken als ze zichzelf er even niet aanhouden, dan mag je je naam op dit contract zetten.
AFSPRAKEN * Ik zal iedereen aanspreken met zijn/haar voornaam * Ik zal niemand uitschelden * Ik zal van andermans spullen afblijven * Ik zal niemand buiten sluiten * Ik zal niemand bedreigen * Ik zal niet roddelen over anderen * Ik zal iedereen die zich niet aan de regels houdt daarop aanspreken.
Hieronder is ruimte om zelf in te vullen wat je hierboven in het lijstje nog mist. * * * *
Ik zal ……………………………………………………………………………………. Ik zal ……………………………………………………………………………………. Ik zal ……………………………………………………………………………………. Ik zal …………………………………………………………………………………….
Door mijn naam onder dit contract te zetten beloof ik mijn best te doen om mij aan de regels te houden.
Naam: ………………………………………… Datum: ………………………………………..
Bijlage 3 Protocol ziekte en ongevallen
Zieke kinderen Zieke kinderen kunnen de BSO van Villa Kakelbont niet bezoeken. Niet alleen omdat wij daar niet voor zijn toegerust maar ook omdat we wettelijk verplicht zijn de verspreiding van infectieziekten te beperken. Daarnaast denken we dat kinderen zich waarschijnlijk thuis meer op hun gemak voelen. Een ziek kind betekent dat zowel de ouders als de pedagogisch medewerksters zorgen hebben over de gezondheidstoestand van een kind. Het geeft namelijk de pedagogisch medewerkster en ouders een extra zorg en belasting. Zeker wanneer ouders door omstandigheden niet in staat zijn op dat moment voor het kind te zorgen, wanneer zij werken of studeren. Bij het beoordelen van een situatie gaat het om het vaststellen van een aantal grenzen: • de gezondheid van het kind; • de gezondheid en het welbevinden van andere kinderen in de groep; • de optimale dienstverlening aan ouders; • de mogelijkheden binnen Villa Kakelbont Kinderopvang. Wanneer binnen dit kader een situatie ingeschat en beoordeeld moet worden is het soms heel lastig een beslissing te nemen op basis van belangenafweging. Grenzen over wat ziek is en wat niet ziek is zijn niet altijd even makkelijk en duidelijk te trekken. Verantwoordelijkheid Wanneer een kind ziek is kan het Villa Kakelbont niet bezoeken. We moeten ervan uit gaan dat wanneer een kind gebracht wordt, dit kind in principe niet ziek is. Als blijkt dat het kind gebracht wordt en toch ziek is zullen de pedagogisch medewerksters met de ouders in gesprek moeten om duidelijk te maken dat hun kind opgehaald moet worden. Het gaat om het belang van het kind en de uiteindelijke verantwoordelijkheid, maar ook om onze verantwoordelijkheid als organisatie. Als kinderopvangorganisatie moeten wij onder andere voldoen aan de infectieziektewet. Deze wet voorziet in maatregelen om de gezondheid van de bevolking te beschermen tegen infectieziekten. Volgens deze wet moeten we de kinderen weren waarvan we vermoeden dat ze een besmettelijke infectieziekte hebben. Medicijnen toedienen en “voorbehouden handelingen” verrichten In principe worden er Villa Kakelbont geen koortsverlagende medicijnen gegeven. Wij zijn van mening dat je dan de ziekteverschijnselen onderdrukt en geen goed beeld van de ziekte kan krijgen. Wanneer een kind in verband met een ziekte medicijnen toegediend moet krijgen dan gebeurt dat alleen met toestemming van de ouders. Ouders moeten daarvoor het formulier medicijnverstrekking ondertekenen (zie verderop in deze bijlage)
Praktisch gang van zaken Als een kind dat ziek is toch wordt gebracht dan wordt er van de pedagogisch medewerksters verwacht dat het kind goed in de gaten gehouden wordt; hoe een eventuele ziekte zich binnen een aantal uren ontwikkeld. Een graadmeter is tempraturen, maar ook het gedrag van het kind, lichamelijke kenmerken en andere signalen. Kinderen kunnen in ieder geval niet komen of blijven bij een tempratuur van 38,5°C of hoger. Indien een kind ziek is, is het van belang dat de ouders direct op de hoogte worden gebracht. Probeer het kind als dat een mogelijkheid is apart te houden van de andere kinderen. Vertel ouders in ieder geval dat je feitelijk geconstateerd hebt dat het kind ziek is. In de meeste gevallen zullen ouders hun kind zo snel mogelijk ophalen, in een aantal andere gevallen zul je de ouders moeten vragen om dit te doen. Hou hierbij rekening dat niet alle ouders direct in staat zijn om hun kind te halen, maak duidelijke afspraken hierover met de ouders. Als ouders niet te bereiken zijn gaat Villa Kakelbont ervan uit dat het opgegeven noodadres het aanspreekpunt wordt. Wanneer mogen kinderen in ieder geval niet komen • bof • ernstige diarree • geelzucht • koorts hoger dan 38,5°C • kinkhoest • mazelen • braken • rode hond • roodvonk • waterpokken • rs-virus • krentenbaard • hersenvliesontsteking • wormen Bij twijfel raadplegen wij altijd de GGD-wijzer Handelswijze bij zieke kinderen Zorg er altijd voor dat de informatiekaart van het kind zo goed mogelijk is ingevuld Zodat je weet waar je ouders kunt bereiken of als zij niet aanwezig zijn een waarschuwingsadres kunt bellen Als er binnen Villa Kakelbont sprake is van een infectieziekte zorg er dan voor dat ouders daarvan op de hoogte zijn.
Probeer zodra je signalen hebt dat een kind ziek is of zich ziek voelt, feitelijke constateringen te doen op grond van: - gedrag; - lichamelijke kenmerken; - andere signalen. • • • •
Probeer in geval van wisselen van dienst een goede overdracht te doen aan je collega Breng ouders tijdig op de hoogte dat het kind ziek is Bel een huisarts als je twijfelt over ziektebeeld of symptomen of bel de GGD Bij ernstige ziekte of calamiteiten bel het ALARMNUMMER 112
Handelswijze bij ongevallen • • • • • • • • • • •
Raak niet in paniek Probeer een goede inschatting te maken van de toestand waarin het slachtoffer verkeert Verleen eerst hulp, als je daar kennis van hebt of haal iemand die dat kan Doe geen dingen die het slachtoffer nog meer schade toe kunnen brengen Laat het slachtoffer nooit alleen Bel 112 als het slachtoffer per ambulance naar het ziekenhuis moet Als de situatie het toelaat haal ander kinderen weg bij het slachtoffer Neem gegevens van het slachtoffer mee naar het ziekenhuis Laat in ieder geval 1 personeelslid mee gaan naar het ziekenhuis Bericht ouders zorgvuldig Stel de directie op de hoogte
Maak na afloop de situatie bespreekbaar met de aanwezige kinderen. Evalueer met het team en de ouders.
Verklaring Medicijnverstrekking De algemene regel is dat de groepsleidsters het kind geen medicatie mag toedienen. Mocht dit door omstandigheden toch noodzakelijk zijn dient de ouder van het kind de leidster van Villa Kakelbont Kinderdagverblijven door deze verklaring toestemming te geven. Hierbij geeft…………………………………………………………………………………….. ouder van………………………………………………………………………………………... toestemming dat de groepsleidsters van 0Villa I 0Villa II 0Villa III OVilla IV zijn/haar kind tijdens het verblijf bij Villa Kakelbont Kinderdagverblijven het hierna genoemde medicijn/zelfzorgmiddel toe mogen dienen bij het hierboven genoemde kind. Het medicijn/zelfzorgmiddel wordt toegediend conform de op de bijsluiter en/of etiket vermelde dosering. Naam medicijn/zelfzorgmiddel.………………………………………………………………… Het medicijn/zelfzorgmiddel wordt verstrekt op voorschrift van…………….………………… Het medicijn/zelfzorgmiddel dient als volgt te worden verstrekt…………………….(dosering) van (begin datum)………………………………..tot(eind datum)……………………………... om ……………………………..uur. Het medicijn/zelfzorgmiddel dient te worden toegediend 0 via de mond 0 via de anus 0 in de neus 0 in/op het oog 0 in het oor 0 op de huid Het medicijn/zelfzorgmiddel dient bewaard te worden op de volgende plaats……………........ en is houdbaar t/m………………………………………………………………………………. Villa Kakelbont Kinderdagverblijven is niet aansprakelijk voor de gevolgen van het door haar personeel toedienen van het medicijn/zelfzorgmiddel. Voor akkoord, Plaats en datum………………………………………….. Handtekening ouder……………………………………… Handtekening pedagogisch medewerkster……………………………..
Bijlage 4 Reglement oudercommissie
Reglement oudercommissie Villa Kakelbont
1. Doelstelling De oudercommissie stelt zich ten doel: • De belangen van kinderen en ouders van Villa Kakelbont zo goed mogelijk te behartigen en de ouders te vertegenwoordigen; • Te adviseren ten aanzien van kwaliteit;
2. Samenstelling • • • • •
Uitsluitend ouders kunnen lid zijn van de oudercommissie; Maximaal één ouder per huishouden kan lid zijn van de oudercommissie; Personeelsleden en leden van de directie kunnen geen lid zijn van de oudercommissie; De oudercommissie bestaat uit minimaal negen leden; Bij de samenstelling is er een evenredige vertegenwoordiging van alle vestigingen; minimaal drie per vestiging
3. Werkwijze van oudercommissie De oudercommissie bepaalt zelf haar werkwijze en legt deze schriftelijk vast in een huishoudelijk reglement. Het reglement bevat geen regels die in strijd zijn met de regels van de Wet Kinderopvang.
4. Totstandkoming en beëindiging van het lidmaatschap •
•
•
• • •
•
Alleen voor startende oudercommissies: Voorafgaand aan de oprichting worden alle ouders door Villa Kakelbont actief uitgenodigd zich kandidaat te stellen voor de oudercommissie. Kandidaatstelling kan schriftelijk of mondeling plaatsvinden; Als er vacatures zijn in de oudercommissie dan roept deze de ouders op zich kandidaat te stellen; kandidaatstelling kan schriftelijk of mondeling plaatsvinden; Als het aantal kandidaten het aantal beschikbare plaatsen niet overtreft, worden alle kandidaten op de eerstvolgende vergadering van de oudercommissie benoemd; Indien zich meer kandidaten melden dan er plaatsen beschikbaar zijn, organiseert de oudercommissie een verkiezing; Oudercommissieleden worden gekozen voor een periode van twee jaar. Ze zijn onbeperkt herkiesbaar Het lidmaatschap van de oudercommissie eindigt bij periodiek aftreden, bij ontslag door de oudercommissie, bij overlijden en wanneer de ouder geen kind meer heeft dat gebruik maakt van kinderopvang bij Villa Kakelbont; Bij aftreding van alle leden van de oudercommissie draagt Villa Kakelbont binnen 3 maanden zorg voor de verkiezing van een nieuwe oudercommissie.
5. Verzwaard adviesrecht oudercommissie Villa Kakelbont stelt de oudercommissie in de gelegenheid advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit dat de organisatie betreft, inzake: • de uitvoering van het kwaliteitsbeleid door Villa Kakelbont met betrekking tot: a) aantal kinderen per leidster; b) groepsgrootte c) opleidingseisen beroepskrachten d) inzetbaarheid beroepskrachten in opleiding • Pedagogisch beleidsplan; • Voedingsaangelegenheden; • Risico inventarisatie veiligheid en gezondheid; • Openingstijden; • Vaststelling of wijziging van een klachtenregeling • Wijziging van de prijs van de kinderopvang;
6. Ongevraagd advies De oudercommissie is bevoegd Villa Kakelbont ook ongevraagd te adviseren over de onderwerpen waarop de oudercommissie adviesrecht heeft. 7. Adviestraject • •
•
•
•
De adviestermijn voor de oudercommissie is vier weken zodat het advies kan worden meegenomen in het besluit; Indien binnen de adviestermijn geen advies aan Villa Kakelbont wordt gegeven wordt er vanuit gegaan dat het advies van de oudercommissie positief is; Villa Kakelbont geeft de oudercommissie tijdig en desgevraagd via de voorzitter schriftelijk alle informatie die de oudercommissie nodig heeft om haar taak uit te kunnen voeren; Villa Kakelbont mag alleen afwijken van een advies van de oudercommissie als er schriftelijk en gemotiveerd aan gegeven kan worden dat het belang van de kinderopvang zich tegen het advies verzet; Villa Kakelbont geeft maximaal vier weken na het verkrijgen van een advies van de oudercommissie aan of het advies van de oudercommissie al dan niet gevolgd wordt.
8. Overige taken en bevoegdheden van de oudercommissie De oudercommissie a) fungeert als aanspreekpunt voor de ouders; b) heeft de bevoegdheid de directie drie keer per jaar, of zoveel vaker als zij in onderling overleg overeenkomen, te verzoeken deel te nemen aan de vergadering van de oudercommissie; c) kan het GGD inspectierapport opvragen op de website van GGD westbrabant; d) voert regelmatig overleg met het management of locatiehoofd over het interne beleid van Villa Kakelbont binnen de randvoorwaarden van de kinderopvangorganisatie e) levert op verzoek een inbreng op ouderavonden en themabijeenkomsten; f) zorgt voor goede en heldere informatieverstrekking aan de ouders over de activiteiten van de oudercommissie.
9. Geheimhouding Leden van de oudercommissie hebben geen geheimhoudingsplicht, behalve in de volgende situaties: a) Als informatie en stukken gegevens bevatten over personen of wanneer het gegevens betreft die het economische belang van Villa Kakelbont kunnen schaden (Wet Bescherming Persoonsgegevens); b) Als de oudercommissie zelf een verzoek indient bij Villa Kakelbont om geheimhouding van informatie of inlichtingen; Alle verzoeken tot geheimhouding dienen te worden gemotiveerd. Waar mogelijk geeft Villa Kakelbont of de oudercommissie aan voor hoe lang de geheimhouding geldt.
10. Facilitering oudercommissie Villa Kakelbont faciliteert de oudercommissie via: a) het lidmaatschap van een belangenvereniging; b) het beschikbaar stellen van vergaderruimte inclusief koffie en thee; c) Het beschikbaar stellen van kantoorartikelen en kopieerfaciliteiten. Op verzoek van de oudercommissie kan Villa Kakelbont (financiële) middelen beschikbaar stellen voor: d) het (mede) organiseren van één ouderavond per jaar; e) het bijwonen van een congres; f) het kunnen deelnemen aan een specifieke training voor de oudercommissie.
Handtekening voorzitter oudercommissie Kakelbont
Datum:
Handtekening Villa
Datum:
Bijlage 5 Protocol calamiteiten en vluchtroute
Inleiding Calamiteiten zijn onverwachte en veelal heftige gebeurtenissen die zeer ingrijpend zijn voor het gebeuren op het kindercentrum Ze zijn te verdelen in grofweg drie categorieën: 1. Ongevallen met kinderen en personeel 2. Calamiteiten door o.a. storingen in apparaten in en om het kinderdagverblijf 3. Calamiteiten veroorzaakt door overige zaken zoals personen van buitenaf Bij brand treedt het vluchtplan in werking. Zie verderop in deze bijlage de plattegrond en vluchtroutes van de BSO Hoe te handelen bij calamiteiten van andere aard 1. blijf kalm 2. Zorg dat de kinderen zo min mogelijk overlast hebben 3. Verplaats, indien mogelijk, de kinderen naar een andere ruimte 4. Stel de directie op de hoogte van de calamiteit Langdurige situaties Tijdens langdurige situaties van bijvoorbeeld kou wat de kinderen schade kan berokkenen is dit de handelswijze die gevolgd wordt: 1. neem contact op met de directie 2. neem contact op met de ouders en leg de situatie uit 3. er blijft verantwoorde personeelsbezetting achter voor de kinderen die opgehaald worden. Calamiteiten veroorzaakt door buitenstaanders Wat moet er gebeuren als er een indringer het pand binnenkomt, je sporen vind van een inbraak of er een overval plaats vindt. Wat doe je met ouders die onrechtmatig hun kind opeisen of wat doe je als je een kind kwijt bent tijdens een uitstapje? Het kind wordt opgehaald door iemand anders zonder dat je hiervan op de hoogte bent 1. Spreek in het kennismakingsgesprek af dat een kind alleen aan de ouders wordt meegegeven tenzij de ouders laten weten dat het iemand anders is 2. Geef in principe nooit een kind aan een ander mee, waarvan je niet van te voren op de hoogte bent gesteld 3. Leg de betreffende persoon de regels uit 4. Neem telefonisch contact op met de ouders 5. Pleeg geen verzet als er een gevaarlijke situatie ontstaat en handel in het belang van jezelf en de kinderen
Inbraak 1. 2. 3. 4.
Als er geen alarmmelding is geweest stel je de directie op de hoogte Bel de politie om te komen kijken en om aangifte te doen Kom nergens aan voordat de politie is geweest Maak een lijst wat er allemaal gemist wordt
Overval of ongewenste indringers 1. Pleeg geen verzet en handel in het belang van de kinderen en jezelf 2. Probeer collega´s in te seinen en bel als dit de situatie toelaat 112 3. stel de directie op de hoogte 4. Schakel waar nodig slachtofferhulp in Een kind 1. 2. 3.
dat niet wordt opgehaald Bel de ouders op hun werk of mobiel Bel het noodadres Zijn beiden niet bereikbaar stel de directie op de hoogte als het een half uur na sluitingstijd is 4. Zorg voor iets te eten voor het kind en probeer zo rustig mogelijk te blijven 5. Wordt het kind niet opgehaald dan kan het kind mee naar het huis van de pedagogisch medewerkster desnoods met een taxi. Plak wel een briefje op de deur en stel de directie daarvan op de hoogte. Rij langs het huisadres en laat daar eventueel ook een briefje achter.
Een kind kwijt tijdens een uitstapje 1. Spreek een centraal punt af waar je elkaar ziet als je iemand kwijt bent 2. 1 pedagogisch medewerkster gaat zoeken als een kind kwijt is, de rest blijft bij de andere kinderen 3. Laat een collega de ouders op de hoogte stellen 4. Afhankelijk van de locatie onmiddellijk tot na twee uur hulpdiensten inschakelen zodat een grote zoekactie op gezette kan worden.
Bijlage 6 Protocol kindermishandeling en seksueel misbruik
Achtergrond informatie Kindermishandeling is een ernstig maatschappelijk probleem dat overal in Nederland voorkomt. Naar schatting 80.000 kinderen zijn per jaar slachtoffer van kindermishandeling. Daarvan overlijden per jaar tussen de 50 en 80 kinderen aan de gevolgen ervan. Kinderdagverblijven zijn bij uitstek een plaats waar (een vermoeden van) kindermishandeling gesignaleerd kan worden. Definitie Kindermishandeling is elke vorm van bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief, opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. (Deze definitie is in 2002 vastgelegd in de Wet op de jeugdhulpverlening en opgenomen in de Wet Jeugdzorg die sinds 1 januari 2005 van kracht is). Onder deze wet vallen ook verwaarlozing, onthouden van essentiële hulp, medische zorg en onderwijs en het getuige zijn van huiselijk geweld. Toelichting op de definitie In de definitie duidt de term 'ouders' op de biologische ouders, maar ook op stiefouders, adoptiefouders en pleegouders. Door de toevoeging 'andere personen tot wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat' zijn ook anderen in beeld van wie het kind afhankelijk is voor aandacht, bescherming en verzorging. Bijvoorbeeld beroepskrachten die een kind een deel van de tijd onder hun hoede hebben, zoals peuterspeelzaalleidsters, leerkrachten, groepsleiders en sporttrainers. De term 'onvrijheid' geeft aan dat het ook kan gaan om andere bekenden van het kind, zoals familie en buren, die hun machtsoverwicht misbruiken. Dat kindermishandeling meer omvat dan alleen lichamelijk geweld staat expliciet in de definitie: het gaat om 'elke vorm van voor het kind bedreigende en gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard'. Dat ook verwaarlozing tot kindermishandeling gerekend wordt, blijkt de zinsnede 'actief of passief opdringen'. Deze term benadrukt tevens dat het niet noodzakelijk is dat ouders hun kind bewust slecht behandelen. Veelal hebben zij geen erg in de schadelijke gevolgen van hun gedrag voor het kind. De schade als gevolg van mishandeling kan zich op verschillende manieren voordoen: 'in de vorm van fysiek of psychisch letsel'. Het gaat dus niet alleen om zichtbare schade, zoals blauwe plekken of brandwonden. Kindermishandeling kan ook aanzienlijke geestelijke schade veroorzaken. Schade die meestal moeilijker te herstellen is dan lichamelijk letsel. Waar de definitie stelt dat het gaat om een handeling 'waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend', is een goede interpretatie zonder de nodige achtergrondkennis over de gevolgen van kindermishandeling onmogelijk. Met name de subjectieve omschrijving 'ernstige schade' en de woordcombinatie 'dreigt te worden berokkend' bieden ruimte voor discussie. In de praktijk is het niet altijd even makkelijk in te schatten of het opvoedingsgedrag van de ouders ernstige negatieve gevolgen heeft voor het kind. En schade die dreigt te worden berokkend is niet direct aantoonbaar. Toch
zijn handelingen die op den duur voor grote problemen zorgen, reden om te spreken van kindermishandeling. Het gaat namelijk niet zozeer om een eenmalig voorval dat ernstige schade oplevert. Het betreft met name gedragingen die deel uitmaken van het opvoedingspatroon van de ouders en door hun stelselmatige karakter schade veroorzaken
Vormen van kindermishandeling *
Lichamelijke mishandeling; Er is sprake van lichamelijke mishandeling wanneer de verzorgers het kind verwonden.
*
Lichamelijke verwaarlozing; de verzorger is niet in staat of bereid om het kind minimale zorg t.a.v. de lichamelijke behoeften van het kind op een of meerdere gebieden: voeding, kleding, onderdak, bezoek aan een dokter of tandarts, hygiëne.
*
Emotionele mishandeling; alle vormen van kindermishandeling brengen negatieve emotionele/psychologische boodschappen over nar het kind.
*
Emotionele verwaarlozing; Het ontzeggen van warmte, respect, aandacht, contact.
*
Seksueel misbruik; de verzorger heeft seksueel contact met het kind, probeert dit te hebben of laat het kind kijken naar, ter bevrediging van de seksuele gevoelens van de betrokken verzorger en/of uit geldelijk gewin.
Signalen van kindermishandeling (0-12 jaar) *
Lichamelijk welzijn; - blauwe plekken, brandwonden, botbreuken, snij-krab-en bijtwonden; - groeiachterstand; - te dik; - voedingsproblemen; eet niet of is juist hongerig - ernstige luieruitslag; - slecht onderhouden gebit; - kind stinkt, heeft regelmatig smerige kleding aan; - oververmoeidheid; - vaak ziek; ziektes herstellen slecht - achterblijvende motoriek; - niet zindelijk op een leeftijd dat het hoort.
Gedrag van het kind - weinig spontaan; - timide, depressief - passief, lusteloos, weinig interesse in spel; - apathisch, toont geen gevoelens of pijn; - inzichzelf gekeerd, leeft n fantasiewereld; - labiel; - erg nerveus; - hyperactief; - negatief zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen, faalangst - negatief lichaamsbeeld; - agressief, vernielzucht; - overmatige masturbatie tegenover andere kinderen: - agressief; - speelt weinig met andere kinderen - wantrouwend; - is niet erg geliefd bij andere kinderen tegenover ouders en andere volwassenen - angstig, schrikachtig, waakzaam - meegaand, volgzaam; - gedraagt zich in bijzijn van ouders anders dan zonder ouders. - angst om zich ui te kleden; - angst voor lichamelijk onderzoek; - verstijft bij lichamelijk contact;
- angstig, schrikachtig, waakzaam; - agressief; - overdreven aanhankelijk; - vermijdt oogcontact. overig - plotselinge gedragsverandering; - gedraagt zich niet naar zijn/haar leeftijd; - taal,-en spraakstoornissen; - slechte leerprestatie; - rondhangen na schooltijd
Gedrag van de ouder - onverschillig over het welzijn van hun kind; - laat zich regelmatig negatief uit over het kind; - troost het kind niet; - geeft aan het niet meer aan te kunnen; - is verslaafd; - is ernstig (psychisch) ziek; - kleedt kind te warm of te koud aan; - zegt regelmatig afspraken af; - vergeet preventieve entingen; - houdt het kind vaak thuis van school; - heeft irreële verwachtingen van het kind; - zet het kind onderdruk om te presteren.
Gezinssituatie - samengaan van stressvolle omstandigheden, zoals slechte huisvesting, financiële problemen en relatieproblemen;
- sociaal isolement; - alleenstaande ouder; - partnermishandeling; - gezin verhuist regelmatig; - slechte algehele hygiëne. Deze signaleringslijst is over genomen uit: Wolzak, A. (2001) Kindermishandeling: Signaleren en handelen. Basisinformatie voor mensen die werken met kinderen. Utrecht: NIZW Jeugd. In de praktijk blijkt dat een vermoeden van kindermishandeling veel onrust teweeg kan brengen. Het is heel belangrijk dat er zorgvuldig mee om gegaan wordt maar dat er ook daadwerkelijk stappen ondernomen worden. Hieronder volgt een stappenplan dat handvatten biedt aan de leidsters van Villa Kakelbont kinderdagverblijven over hoe zij moeten handelen als zij een vermoeden hebben van kindermishandeling. Juist bij dit soort problemen is het van groot belang om methodisch en doordacht te werk te gaan: ondoordacht en impulsief handelen kunnen veel schade aanrichten. Stappenplan Stap 1. Vermoeden De pedagogisch medewerkster heeft een vermoeden Het bewust worden en vermoeden van kindermishandeling geeft vaak een vervelend gevoel: onzekerheid over de opgemerkte signalen, angst om je ermee te bemoeien. Signaleren begint vaak met een niet pluisgevoel. In de eerste plaats gaat het om de zorg die een pedagogisch medewerkster heeft over een kind, waarvoor zij geen geruststellende verklaring kan vinden. Kindermishandeling is een van de mogelijke oorzaken. Het is niet aan de pedagogisch medewerkster om vast te stellen dat het om kindermishandeling gaat. Villa Kakelbont vindt het belangrijk dat zij haar zorgen die zij heeft over een kind kenbaar kan maken. Wij vinden het nodig omdat personen in de omgeving van het kind de verantwoordelijkheid nemen om de situaties van kindermishandeling bespreekbaar te maken en te stoppen. Villa Kakelbont hanteert een tijdslimiet van maximaal 1 maand voor deze stap. * Observeer en leg vast * Onderzoek naar onderbouwing Als er signalen zijn die zouden kunnen wijzen op kindermishandeling probeert de medewerkster met het gebruik van het observatieformulier (zie verderop in de bijlage) de zorgen rond het kind duidelijker te krijgen. Er wordt gebruik gemaakt van haar eigen waarnemingen en eventuele waarnemingen van collega´s. Ook kan zij informatie verkrijgen tijdens de gebruikelijke contacten met ouders bijvoorbeeld bij breng-en haal
momenten. Bij het verhelderen van de vermoedens is het heel belangrijk dat de medewerkster van Villa Kakelbont een onderscheid maakt tussen objectieve gegevens (hetgeen wat daadwerkelijk gezien wordt) en subjectieve gegevens (hoe de gegevens worden geïnterpreteerd). De objectieve gegevens worden genoteerd op het observatieformulier, dat gaat het dossier in. De eventuele subjectieve gegevens kunnen genoteerd worden, dit doen de pedagogisch medewerksters in anonieme werkaantekeningen, deze gaan het dossier niet in en kunnen niet worden ingezien door de ouders. Met deze aantekeningen wordt zorgvuldig omgegaan. (zie ook bijlage 9 omgaan met privacy ) Van alle pedagogisch medewerksters wordt verwacht Villa Kakelbont dat zij weten dat signalen ook op andere oorzaken kunnen wijzen en dat een signaal op zichzelf niets zegt. Pas al er meerdere signalen door meerdere leidsters erkend worden kan men denken aan kindermishandeling. * Leg waarnemingen voor aan ouders Villa Kakelbont vindt het belangrijk om signalen in de vorm van concrete waarnemingen zoveel mogelijk rechtstreeks met de ouders te bespreken. Tijdens deze eerste stap is het niet verstandig om de vermoedens van kindermishandeling uit te spreken in het contact met de ouders. Bijvoorbeeld: Marcel heeft een flinke blauwe plek op zijn been, wat is er gebeurd? En niet Marcel heeft een flinke blauwe plek op zijn been, ik denk dat zijn vader hem hard heeft geschopt. De verantwoordelijkheid in deze stap ligt bij pedagogisch medewerkster Stap 2. Overleg De medewerkster bespreekt het onderbouwde vermoeden in de vergadering van het desbetreffende pand * Bespreken van informatie De pedagogisch medewerkster legt de zorgen voor aan de directie, het management of de pedagogisch coach. Een van deze bovengenoemde mensen kan de pedagogisch medewerkster ondersteunen en begeleiden in het proces van het verkrijgen van informatie. * (eventuele) extra gegevens Wanneer er nog gegevens ontbreken worden er afspraken gemaakt over extra observaties en wordt afgesproken waarop en door wie er wordt geobserveerd. Daarbij kan het gebruik maken van de eerdergenoemde signalenlijst helpen. Eventueel kan de pedagogisch medewerkster van Villa Kakelbont, mits de ouders daarvoor toestemming hebben gegeven, informatie of advies vragen aan het consultatie bureau. Als ouders geen toestemming hebben verleend kunnen de zorgen omtrent het gezin anoniem besproken worden met deze instantie.
* Plan van aanpak Na het bespreken van de extra gegevens geeft Villa Kakelbont zichzelf twee keuzes: 1. Wanneer de vermoedens niet onderbouwd kunnen worden en ook de zorgen niet meer bestaan, sluit men de zaak af. Stap 6 wordt dan in werking gezet en de werkaantekeningen worden vernietigd. 2. Indien het vermoeden blijft bestaan, besluit Villa Kakelbont om over te gaan tot een plan van aanpak. In het plan van aanpak worden de mogelijke stappen beschreven. Zie stap 3. De verantwoordelijkheid in deze stap ligt bij de pedagogisch medewerkster en de directie, het management of pedagogisch coach. Stap 3. Plan van aanpak * Consulteren van het AMK (Anoniem Meldpunt Kindermishandeling) In alle gevallen zal de directie aan raden om contact op te nemen met het AMK. Zij bieden ondersteuning bij het interpreteren van signalen en bij het nadenken over de vervolgstappen die noodzakelijk zijn. * Praten met de ouders Als alle betrokkenen binnen Villa Kakelbont alles goed op papier hebben zal de mentor, eventueel met begeleiding van een directielid, de manager of de pedagogisch coach, een gesprek voeren met de ouders Het gesprek wordt goed voorbereidt. Na afloop van het gesprek volgt er een bespreking met het team over de volgende stappen. Het AMK kan adviseren hoe een gesprek gevoerd kan worden met de ouders. Het gesprek met de ouders is niet bedreigend, tijdens het gesprek zal de medewerkster ouders de ruimte geven om hun ideeën naar voren te brengen. In het gesprek met de ouders gaat het om het bespreken van de dingen die opvallen aan hun kind en die aanleiding geven tot zorg over hun kind. Ook moet worden besproken dat de zorg al langere tijd bestaat en dat de zorg om aanleiding is tot de zorg over de ontwikkeling van het kind. * (Eventueel) praten met het kind Villa Kakelbont is van mening dat een gesprek met het kind waardevol kan zijn. Het doel van dit gesprek is dan ook het ondersteunen van het kind. Een gesprek met een kind heeft als doel om het te ondersteunen. De mentor mag tijdens dit gesprek de ouders niet veroordelen. Een kind heeft namelijk maar een paar ouders en zal altijd loyaal zijn aan zijn ouders. Voor dat dit gesprek plaatsvindt, overlegt de mentor of het gesprek met het kind van meerwaarde is. * Bespreken van de resultaten De resultaten van alle waarnemingen en gegevens die verzameld zijn worden na maximaal 1 maand besproken. Hierbij is het ook belangrijk dat er een goed beeld is ontstaan over de verzorging en de opvoedingssituatie van het kind. Ook de draagkracht en draaglast van de ouders moet goed worden ingeschat.
Verantwoordelijkheid in deze stap ligt bij de mentor en eventueel de directie, het management of de pedagogisch coach. Stap 4. Beslissen * De vermoedens zijn na overleg met de betrokken niet bevestigd * Na gesprek(ken) met de ouders is duidelijk dat de ouders ook bezorgd zijn De oorzaak van de zorgen kan een minder gewenste opvoedingssituatie zijn of een andere oorzaak hebben. In dit gesprek wordt duidelijk dat ook de ouders vinden dat het belangrijk is dat er hulp op gang komt. * Na overleg met de ouders blijft er ernstige twijfel bestaan;het is niet duidelijk of er wel of niet sprake is van een vermoeden. * Het vermoeden van kindermishandeling blijkt na het gesprek met de ouders gegrond en de zorg over het kind blijft bestaan. * Er ontstaat en crisissituatie De mentor en eventueel een directielid, de manager of de pedagogisch coach zijn de aangewezen verantwoordelijke. Stap 5. Handelen * Wanneer de vermoedens na overleg met de betrokkenen niet zijn bevestigd: vernietigt Villa Kakelbont de werkaantekeningen en wordt de zaak afgesloten. * Wanneer na gesprek(ken) met de ouders duidelijk is dat zij ook bezorgd zijn, worden de ouders door verwezen * Wanneer na overleg met de ouders ernstige twijfel bestaan spreek een extra observatieperiode af Het team bespreekt wie de extra observaties gaat uitvoeren en waarop geobserveerd. Ook deze periode duurt niet langer dan 1 maand. * Wanneer het vermoeden van kindermishandeling na het gesprek met de ouders gegrond blijkt, meld Villa kakelbont dit bij het AMK. Voor Villa Kakelbont hoeft het vermoeden niet bewezen te zijn. Wordt er melding gemaakt bij het AMK dan worden de ouders daarvan op de hoogte gesteld in een persoonlijk gesprek. Wij zijn van mening dat door het gesprek in alle openheid te laten plaatsvinden ouders sneller bereid zijn problemen te erkennen en open staan voor eventuele hulpverlening. Villa kakelbont acht het ook mogelijk om in het belang van het kind zonder medeweten van ouders een melding te doen bij AMK. * Als er een crisissituatie ontstaat; wordt dat gemeld bij de: politie of crisisdienst bureau Jeugdzorg
Verantwoordelijkheid ligt bij de mentor van het kind, een directielid, de manager of de pedagogisch coach Stap 6. Evaluatie * De mentor, de directie, het management en de pedagogisch coach evalueren het proces en de procedure. Wat ging er goed wat kan beter en hoe heeft ieder het ervaren. * In overleg worden zonodig afspraken bijgesteld * Registreer; Alle gegevens worden geregistreerd en bewaard om in kaart te kunnen brengen hoe vaak vermoedens van kindermishandeling binnen heel Villa Kakelbont voorkomen en op welke wijze daarmee wordt omgegaan. De directie krijgt een rapport hierover. Verantwoordelijkheid in deze stap ligt bij de mentor, de directie, het management of pedagogisch coach. Stap 7. Nazorg * Blijf alert op het welzijn van het kind De verantwoordelijkheid van Villa Kakelbont kinderdagverblijven in het kader van de nazorg is: * Het bieden van een veilige plek aan het kind; * de begeleiding en het observeren van het kind; * de bereidheid tot het geven van informatie aan het AMK over het functioneren van het kind in de groep en het contact met de ouders * het meedenken in overlegsituaties ten behoeve van de hulpverlening aan het kind en de ouders. * Blijf signalen en zorgen melden bij het AMK Verantwoordelijkheid ligt bij deze stap bij de mentor van het kind
Observatieformulier Bij een vermoeden van kindermishandeling maakt Villa Kakelbont kinderdagverblijven gebruik van het onderstaand observatieformulier. Op deze manier kan de medewerkster nagaan of haar ongerustheid gegrond is. Jongen / meisje Geboortedatum Villa I / Villa II / Villa III Naam medewerkster Sinds wanneer bezoekt het kind Villa Kakelbont? Sinds wanneer vertoont het kind opvallend gedrag? Beschrijf het opvallende gedrag
Hoe is het contact met andere kinderen in de groep? Hoe is het contact met andere volwassenen? Hoe is de uiterlijke verzorging van het kind? Hoe is de algehele ontwikkeling van het kind (verstandelijk, sociaal, emotioneel en motorisch) Hoe is het contact tussen kind en ouders? Zijn er bijzonderheden over het gezin gemeld? Zo ja, vermeld de bron Is er de laatste tijd iets in het gedrag of in de situatie van het kind veranderd? Wat is bekend over eventuele broertjes of zusjes? Hoe is het contact tussen ouders en de groepsleidsters? Gesprekspunten voor overleg Wanneer de bovengenoemde vragen oproept kunnen de onderstaande punten in een teamoverleg besproken worden.
Algemene gegevens: Jongen/meisje Leeftijd in jaar en maanden Aantal dagdelen bij Villa Kakelbont Op Villa Kakelbont sinds Aantal en leeftijd van broertjes en zusjes Informatie bij aanmelding
Gegevens over de ontwikkeling Hoe is de motorische ontwikkeling? Hoe is de verstandelijke ontwikkeling? Hoe is de sociaal-emotionele ontwikkeling?
Algemene gegevens over het kindercentrum Grootte van de groep Verdeling naar leeftijd Aantal leidsters
Algemene informatie over het gedrag van het kind Hoe verloopt het contact met de groepsleidsters? Hoe verloopt het contact met andere kinderen? Welke positie neemt het kind in de groep in? Hoe verloopt het brengen en halen? Heeft het kind het naar zijn zin in de groep? Wat doet het kind graag, waar speelt het kind mee? Zijn er observatieverslagen uit het verleden?
Specifieke informatie over het opvallende gedrag van het kind op Villa Kakelbont Welk gedrag wordt waargenomen? Beschrijf het gedrag Hoe lang doet dit gedrag zich al voor? Gaat er een concrete aanleiding aan vooraf? Waar gebeurde dit? Hoe vaak komt dit gedrag voor? Elke keer als het kind Villa Kakelbont bezoekt? Meerdere keren per dagdeel? Af en toe? Hoe vaak precies? Op welke momenten en/of in welke situatie komt het gedrag voor? Hoe hebben de pedagogisch medewerksters tot nu toe gereageerd op het opvallende gedrag? Wat was het effect ervan?
Gegevens over de woon/thuissituatie Herkennen de ouders het hierboven beschreven gedrag? Vertoont het kind dit gedrag ook thuis? Vertoont het kind dit gedrag in andere situaties, zo ja welke? Hoe gaan de ouders om met dit gedrag? Wat is het effect van de manier waarop de ouders met dit gedrag omgaan? Hoe is de relatie van het kind met andere gezinsleden?
Factoren kind, ouders Villa Kakelbont Zet de factoren op een rij die van invloed kunnen zijn op het gedrag vanuit het kind, het gezin en Villa Kakelbont.
Aandachtspunten voor een gesprek met ouders Het bespreken van de zorgen over datgene wat is waargenomen bij het kind, aan gedrag of concrete lichamelijke verschijnselen, met de ouders is het belangrijkste doel van het gesprek. Hierbij is het van belang dat de leidster die het gesprek voert de volgende uitgangspunten in de gaten houdt:
* Bespreek wat je waarneemt bij het kind, niet je vermoedens; * Ga ervan uit dat de ouders het best voor hun kinderen willen en dat is ook wat de groepsleidsters willen. De leidsters stellen geen schuldvraag aan de orde: zij doen een beroep op de zorg van ouders voor hun kind. Omdat de ouders een aantal dagdelen per week hun zorg aan Villa Kakelbont toevertrouwen zijn de groepsleidsters een belangrijk persoon voor hun kind en zichzelf. Daarom vind Villa Kakelbont het logisch dat de zorgen die er omtrent een kind zijn ontstaan besproken worden met de ouders. Aandachtspunten tijdens een gesprek met een kind Vanaf ± 2 jaar is het mogelijk om een gesprekje te voeren met een kind. Dit doen we op Villa Kakelbont alleen als het van meerwaarde kan zijn op de eerdere informatie die is verkregen. Tijdens het gesprek wordt rekening gehouden met de leeftijd van het kind en de ontwikkelingsfase waarin het kind zit. Dit gesprek mag nooit plaatsvinden als vervanging van het gesprek met de ouders. Tips voor het gesprek: * Voer het gesprek met een open houding * Sluit aan bij waar het kind op dat moment mee bezig is * Ga op dezelfde ooghoogte zitten als het kind en kies een rustig moment uit * Steun het kind en stel het op zijn gemak * Gebruik korte zinnen * Vraag belangstellend en betrokken, maar vul het verhaal niet in * Begin met open vragen (Wat, wanneer, waar, wie) en wissel deze af met gesloten vragen (Ben je, heb je ging je, vond je) *Vraag niet verder als het kind niets meer wil vertellen * Laat het kind merken dat je niet schrikt van zijn verhaal * Val de ouders niet af, i.v.m. loyaliteitsgevoelens * Geef aan dat je niet geheim kan houden wat een kind vertelt. Zeg hem dat we hem, met eventuele andere mensen gaan helpen. * Vertel het kind dat het heel knap is dat hij/zij het kan vertellen * Let tijdens het gesprek goed op de non-verbale signalen van het kind * Stop het gesprek wanneer de aandacht bij het kind weg is.