1
Marcus 10: 17-31
Heusden, 11 oktober 2015
Gemeente van Christus, De preek bestaat vandaag, heel klassiek, uit drie punten. 1. Een arme rijke. 2. Een rijke arme. 3. ... een benaming voor het derde punt weet ik nog niet. 1. Een arme rijke. Deze week in het nieuws: Lionel Messi, een onvoorstelbaar rijke voetballer, de man verdient bij FC Barcelona 1,3 miljoen per week. Is bijna 2 ton per dag. Deze week monden we lezen dat hij in Spanje wordt vervolgd wegens belastingontduiking. Blijkbaar had hij (of zijn vader, die zijn zaken behartigt) nog niet genoeg. De Braziliaanse topspeler Neymar, ook van FC Barcelona: zelfde laken het pak. Deze week: een groot accountantskantoor dreigt een vette boete te krijgen omdat ze superrijke klanten heeft geholpen met onwettige belastingtrucs. Die mensen zijn al zo rijk. Maar rijk is nooit rijk genoeg. Maakt geld gelukkig? Vast. Maar geld maakt vaak ook een beetje raar Wat is een rijke? . Iemand zei op de bijbelgesprekskring: ‘Een rijke is een arm mens met veel geld.’ We hebben gelezen over de rijke jongeling. Vanuit de bijbel kunnen we zeggen: rijkdom zelf is het probleem niet. Abraham was rijk. Salomo was rijk. Job begon en eindigde rijk. In het OT is rijkdom veelal een zegen. Margareth Thatcher zei eens: ‘Als de barmhartige Samaritaan niet rijk was geweest, had hij dat arme slachtoffer van criminaliteit nooit kunnen helpen... ‘ Aparte tante was die Thatcher, maar ze heeft ergens wel gelijk. Er is niets mis met een goede rijke. Totdat de rollen worden omgedraaid, en de rijke zijn geld niet meer heeft, maar het geld de rijke heeft – in zijn macht. Dan gaat er van alles mis. Kijk maar naar Lionel Messi of Neymar. Of naar die jongens van dat accountantsbureau. Een rijke man ... (in Marcus staat nergens dat hij jong is, een rijke jongeling, maar in de variant die Matteüs heeft staat dat er wel – dus laten we hem gewoon de rijke jongeling noemen). Een rijke jongeling gaat naar Jezus met de vraag: Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?
2
Het is een vraag van alle tijden en alle plaatsen. We mogen deze vraag best breed opvatten. Hoe kan ik gelukkig worden? Of zalig? Of: hoe kom ik van mij depressie af? Of van mijn complexen. Hoe word ik een betere echtgenoot, een betere werknemer, een vrijer mens? En misschien bedoelt hij het wel puur geestelijk: Wat moet ik doen om voor het aangezicht van de eeuwige God een beter mens te worden, een betere gelovige? Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven? Jezus geeft op deze ingewikkelde vraag een eenvoudig antwoord. Wat je moet doen? Gewoon, de wet. U kent de tien Geboden? Dan somt Jezus die geboden op die te maken hebben met hoe je omgaat met je naaste. Pleeg geen moord, pleeg geen overspel, stel niet, leg geen vals getuigenis af, bedrieg niet, toon eerbied voor uw vader en uw moeder. Maakt u zich druk om uw eigen zielenheil? Nou, begin ermee goed te zijn met en voor uw naaste! De man is opgelucht: Maar meester, sinds mijn jeugd heb ik me daaraan gehouden. Jezus keek hem liefdevol aan (de man ontroert hem blijkbaar echt) en zei tegen hem: Eén ding ontbreekt u: ga naar huis verkoop alles wat u hebt en geef het geld aan de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten, komt dan terug en volg mij. Maar de man werd somber toen hij dit hoorde en ging terneergeslagen weg, want hij had namelijk veel bezittingen. Dat wil zeggen: die bezittingen hadden hem.... in hun macht. Hij was bezeten van zijn bezit. Gegijzeld door zijn geld. Luther heeft eens gezegd: Dat waar je het meest van houdt, dat is je God. Die man hield blijkbaar meer van zijn geld dan van God, dus geld was zijn ware God.En hij was en is de enige niet die geld en God door elkaar halen, die niet voor God maar voor hun geld knielen en van alles opofferen. Jezus keek zijn leerlingen rond en zei tegen zijn leerlingen: Wat is het moeilijk voor rijken om het Koninkrijk van God binnen te gaan. De leerlingen schrokken van zijn woorden. Maar Jezus zei nog eens nadrukkelijk: Kinderen , wat is het moeilijk om het koninkrijk van God binnen te gaan: het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van de naald te kruipen dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan. Een van de stadspoorten van ‘Jeruzalem heette: Het oog van de naald’. Daar hebben we het met de kinderen over gehad... (‘Het oog van de naald’ was de naam van een lage en nauwe stadpoort. Als de mensen met hun kamelen door deze poort wilden gaan, moesten ze de vracht van de rug van hun kameel afhalen en de kamelen zelf moesten diep door hun poten zakken om eronderdoor te kunnen.)
3
Als we het Koninkrijk van God binnen willen gaan, moeten we al onze aardse bagage afgeven. Klein worden. Door de knieën gaan. Onze allerlaatste reis maken we immers ook zonder bagage. ‘Een doodshemd heeft geen zakken...’ zeiden de mensen vroeger. Maar kunnen wij mensen dat wel: loslaten, bezit relativeren? De man die Jezus vraagt: Wat moet ik doen om deel te hebben aan het eeuwige leven? ziet het even niet meer zitten. Hij zit teveel vastgebakken aan zijn bezit. Hij is een gevangene. Daarom noem ik het eerste punt van deze preek: Een arme rijke. Arme Messi, Arme Neymar, arme accountants... arme... nu ja, er zijn zoveel namen die we hier in kunnen vullen. 2. Van een arme rijke gaan we naar een rijke arme. Toen Petrus de rijke man die wel wilde maar niet kon, nakeek, verzuchtte hij: Wie kan er dan nog gered worden? Jezus keek Petrus aan en zei: Bij mensen is dat onmogelijk, maar niet bij God, want bij God is alles mogelijk. Lucas laat op zijn versie van de rijke jongeling (Lucas 18) het verhaal volgen van Zacheus de Tollenaar (Lucas 19). Inderdaad: Zacheus vindt, krijgt wel de kracht om zijn bezit los te laten, zijn onrechtmatig verkregen bezit, en om het terug te geven aan de mensen die hij had afgeperst. Bij Marcus ontbreekt zo’n hoopvol vervolg. Of toch niet? Ik lees u het begin voor van een gedicht voor van Michel van der Plas De rijke jongeling Ik zou zo graag geloven dat hij later naar hem teruggekeerd is: in die nacht dat Jezus in de tuin werd opgebracht. Een jonge man wilde hem volgen, staat er. Dat hij toen echt alles had weggegeven. Want hij ging enkel in een linnen doek om zijn lichaam naar de meester op zoek. ... Wat Michel van der Plas hier doet, is verder bladeren in het Marcusevangelie, naar Marcus 15:51-52. Jezus is verraden door Judas, gearresteerd door een privémilitie van de hogepriesters en schriftgeleerden. Dan lezen we: Toen lieten allen (leerlingen) hem in de steek en vluchtten weg. Maar een jongeman, die alleen een linnen kleed
4
aanhad, probeerde bij hem te blijven, maar toen ook hij werd vastgegrepen, liet hij het kleed in hun handen achter en vluchtte naakt weg. Marcus vertelt er niet bij wie die jongeman was, hoe hij heette... Maar stel, het zou kunnen, dat die jonge man dezelfde was die eerder bij Jezus kwam met de vraag: Hoe kan ik deel krijgen aan het eeuwige leven? Verkoop alles wat je hebt, zei Jezus en geef het geld aan de armen... Met andere woorden: bevrijd je van de last van je bezit! Dat zag hij eerst niet zitten. Bedroefd liep hij weg. Maar stel nu eens, stel dat hij later alsnog de kracht heeft gevonden, of gekregen, van God, om zijn bezit uit handen te geven. En dat hij met alleen een linnen kleed aan naar Jezus was gegaan. En dat hij nu zo vrij was, en innerlijk zo sterk en gelukkig, dat hij als enige de kracht had om bij Jezus te blijven toen hij werd gearresteerd. Tot ze ook hem te pakken kregen, althans zijn linnen kleed, en dat hij er toen naakt vandoor ging. Naakt. Net zoals hij geboren was. Maar hij had wel deel aan het eeuwige leven. En dus was hij rijk. Een arme rijke. Het zou kunnen! Of vindt u het onwaarschijnlijk dat die rijke jongeling en die naakte jongeling een en dezelfde persoon zijn? Bij God is alles mogelijk, hoorden we Jezus zeggen. Bij God is het mogelijk dat een arme rijke een rijke arme wordt. Ik zou zo graag geloven dat hij later naar hem teruggekeerd is: in die nacht dat Jezus in de tuin werd opgebracht. Een jonge man wilde hem volgen, staat er. Dat hij toen echt alles had weggegeven. Want hij ging enkel in een linnen doek om zijn lichaam naar de meester op zoek... Ook Daniël, over wie we vandaag ook lazen, was zo’n rijke arme. Hij was alles kwijt: zijn bezit, zijn vrijheid, zijn zelfstandigheid. Maar hij had wel de kracht om de eeuwige God trouw te blijven. Anders gezegd: hij had wel deel aan het eeuwige leven. Daniël was zo’n rijke arme. 3. Dan het derde en laatste punt van deze preek. Misschien denkt u: ach ik ben niet rijk, in ieder geval niet naast Messi of Neymar. Dus deze bijbeltekst gaat helemaal niet over mij. Dan vergist u zich. We dragen allemaal een schat met ons mee. Een schat die tegelijk onze kracht en onze zwakte is. Zo zijn er mensen die een hele lading woede met zich meedragen, die ze koesteren als een schat. Al jaren en jaren zijn ze
5
boos op een familielid, op hun ex, op de staat, op de wereld... doet er niet toe. Al jaren zijn ze boos op iemand die hen groot onrecht heeft gedaan. Als je zo lang boos bent en blijft... dan ga je die boosheid koesteren. Dan laat je die door niemand meer afnemen. Want die boosheid heeft je al die jaren voorgedreven, je identiteit bepaald, je gemaakt tot wie je bent. Het is je innerlijke schat geworden, je innerlijke rijkdom. Als je die kwijt raakt, moet je helemaal opnieuw beginnen... Zo zijn er mensen die een groot verdriet met zich meenemen als hun grootste schat, die hen heeft gemaakt tot wie ze zijn. Neem ze dat trauma niet af, want dan zijn ze niemand meer. Moeten ze helemaal opnieuw beginnen... Dat is beangstigend! Mensen, goede kans dat we allemaal m rijk en arm, zo’n schat met ons mee, die tegelijk ons zwakste punt is. Onrecht ons aangedaan. Verdriet. Gekrenkte trots. Jaloezie. Ambitie. Egoïsme. Een onvervuld verlangen. Frustratie. En hoe negatief die schat, die innerlijke rijkdom er ook uitziet, toch maakt alleen de gedachte dat we die schat los moeten laten ons doodsbang. We klampen ons eraan vast als aan een stuk wrakhout. Ook als iemand ons allang een helpende hand toesteekt. Ook als er allang een reddingsbootje naast ons vaart. We klampen ons aan die oude schat vast als aan een stuk wrakhout. En we roepen: Blijf van mijn woede af! Blijf van mijn frustratie af! Blijf van mijn verdriet af! Blij van mij angst af! En dan komen we Jezus tegen, net als die arme rijke man, en Jezus kijkt ons liefdevol aan, maar Jezus confronteert ons ook met die verlammende schat van ons. En Jezus zegt: laat maar los! Laat maar los,neem mijn hand maar aan. Kom tot mij, alleen die vermoeid en belast zijn, en ik zal jullie rust geven... (Mat 11:28-30) Kunnen we onze oude schat dan loslaten en die hand aannemen? Of zeggen we dan: Nee, echt niet, ik die schat gaat met mij mee in mijn graf. Of: nee, ik blijf liever bij de vleespotten van Egypte... Niets zo moeilijk als loslaten! Maar wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God. Denk aan Zacheüs. Denk die jongeman in zijn linnen gewaad die het langst van iedereen bij Jezus bleef in de hof van Gethsemane. Het eerste punt van de preek noemde ik: de arme rijke. Het tweede punt: de rijke arme.Hoe zullen we het derde punt noemen? Ik weet het niet goed. Zullen we hier dan maar gewoon onze eigen naam invullen? Amen.