“WAAR KAN EEN ARME NOG WONEN?” Themadossier: Huisvesting
Dynamo Limburg vzw
“WAAR KAN EEN ARME NOG WONEN?” Themadossier: Huisvesting
Dit dossier kwam tot stand door de bovenlokale themawerking van Dynamo Limburg vzw. De Limburgse armoedeverenigingen bundelen de krachten om armoede te bestrijden. Dit jaar werd intensief gewerkt rond het thema huisvesting.
Dynamo Limburg vzw Marktplein 9/21 3550 Heusden-Zolder Tel: 011/57.19.21 Fax: 011/62.20.93
[email protected] Oktober 2008
Inhoudsopgave Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................1 1 Dynamo Limburg vzw.............................................................. 2 1.1 Voorstelling Dynamo Limburg vzw .......................................2 1.2 Team Dynamo ..........................................................................3 1.2.1 1.2.2
Noodzaak van het team Dynamo ........................................ 4 Werking en doel ................................................................... 5
1.3 Bovenlokale themawerking ....................................................6 1.3.1 1.3.2
Samen staan we sterk ......................................................... 6 Themawerking ..................................................................... 7
2 Betaalbaar wonen ................................................................ 8 2.1 Cijfers & feiten .........................................................................8 2.1.1 2.1.2
Sociale huur ......................................................................... 8 Kwaliteitsvol wonen ............................................................. 9
2.2 Actie betaalbaar wonen ....................................................... 10 2.3 Dynamo Limburg - thema wonen ...................................... 11 2.3.1 2.3.2
Actiedagen betaalbaar wonen ...........................................11 Politiek debat “Waar kan een arme nog wonen ?” .......... 12
3 Aanbevelingen en aandachtspunten .................... 14 3.1 Huurbeleid ............................................................................. 14 3.1.1 3.1.2
3.2 3.3 3.4 3.5
Labels voor huurwoningen ................................................15 Centraal huurwaarborgfonds ............................................15
Huursubsidie.......................................................................... 16 Leegstand bestrijden ........................................................... 16 Sociaal verhuurkantoren stimuleren ................................. 17 Lokaal woonbeleid ................................................................ 17
3.5.1 3.5.2
Lokaal woonoverleg ........................................................... 18 Huisvestingsdienst, woonwinkel,… ...................................19
3.6 Affichering huurprijs ............................................................ 20
Conclusie .........................................................................................22 Literatuurlijst .................................................................................23
Inleiding Het jaar 2008 kan op zijn minst een bewogen jaar genoemd worden in de bestrijding van armoede in Limburg. Dynamo Limburg vzw ging van start met een nieuwe ondersteuningsstructuur. Extra mensen werden aangeworven om het samenwerkingsverband van Limburgse armoedeverenigingen te versterken. In dit rapport vindt u er alles over terug, over de noodzaak van een team met ondersteuners alsook de werking en doel ervan. Daarnaast ging Dynamo Limburg ook van start met een bovenlokale themawerking. Samen met de verenigingen werd er besliste om het thema huisvesting als een topprioriteit te nemen. Dit resulteerde in tal van initiatieven zoals het verzoekschrift voor meer sociale woningen, debatavond met enkele vooraanstaande politici, enz. Met dit dossier willen we nogmaals de aandacht vestigen om de problematiek huisvesting. U vindt enkele cijfers terug die duidelijk aantonen dat de huisvestingsproblemen in België nog steeds groot zijn. Iedereen zou recht moeten hebben op menswaardig wonen. Toch blijkt dat vele het hoe langer hoe moeilijker krijgen om dit recht om wonen volwaardig in te lossen. Er bestaan al tal van initiatieven om het recht op wonen volwaardig op te nemen, maar deze zijn momenteel ontoereikend. In het laatste hoofdstuk vindt u daarom enkele beleidsaanbevelingen die voor mensen in armoede zeer belangrijk zijn. Elke overheid heeft de taak en de verantwoordelijkheid om betaalbaar en kwaliteitsvol wonen mogelijk te maken voor iedere burger. Wij pleiten ervoor dat iedereen de nodige inspanningen en nog veel meer levert opdat mensen in armoede in een gezonde leefomgeving kunnen opgroeien en leven.
1
1 Dynamo Limburg vzw 1.1 Voorstelling Dynamo Limburg vzw Dynamo Limburg vzw is een samenwerkingsverband van de verenigingen waar armen het woord nemen uit Limburg. Dynamo Limburg vindt zijn ontstaansgeschiedenis in het jaar 1997. Een aantal Limburgse basiswerkingen signaleerden de nood aan onderlinge ervaringsuitwisseling, aan bundeling van krachten om gehoord te worden door diverse overheden, aan meer financiële middelen om hun werking te dragen en de nood aan vorming en inzicht om dit alles te realiseren. Het resultaat hiervan was dat in 1998 zich een regionale kern vormde met kansarmen uit een aantal basiswerkingen. Momenteel bestaat het samenwerkingsverband uit: “De Brug Hasselt” in Hasselt, “De Draaischijf” in Beringen, “Wasda” in Genk, “SOMA” in Maasmechelen, “HouvastHerk” in Herk-de-Stad, en “Warm hart” in Houthalen. Verder zijn er nog een aantal armoedeverenigingen betrokken bij de werking van Dynamo Limburg Het doel van deze samenwerking is: in Limburg omstandigheden, structuren en relaties scheppen, die bijdragen tot een verhoging van de weerbaarheid van kansarmen, tot hun deelname aan het beleid en tot hun integratie in het maatschappelijk leven. De verenigingen bundelen hun krachten om zich te verzetten tegen extreme armoede en om sociale insluiting en solidariteit te creëren. Om deze doelstellingen te bereiken ontwikkelt Dynamo Limburg tal van initiatieven. Van de ondersteuning van de verenigingen, het uitwerken van een sensibiliseringsprogramma tot het op gang brengen van een dialoog met de beleidsinstanties en nog zoveel meer. Kenmerkend voor de werking van de verenigingen enerzijds en van Dynamo Limburg anderzijds is het werken volgens de 6 criteria, die door het decreet ‘Armoede’ worden vooropgesteld. (Vlaams Netwerk, 24.06.2008) 1. Armen verenigen zich Armen en niet-armen samenbrengen in een onafhankelijke vzw met het doel armen uit hun maatschappelijk isolement te halen en hun slagkracht te vergroten. In hun werking zijn ze gericht op de samenwerking met andere organisaties en instanties die zich tot kansarmen richten.
2. Armen het woord geven Het creëren van voorwaarden opdat armen het woord kunnen nemen, met als einddoel een volwaardige gesprekspartner in de samenleving te vormen. Daartoe organiseren de verenigingen activiteiten die de kans bieden om deze vaardigheden te ontwikkelen. De armen moeten in de gelegenheid gesteld worden in de eigen vereniging ritme, snelheid en inhoud te bepalen.
2
3. Werken aan maatschappelijke emancipatie De armen helpen groeien om hun burgerrechten volwaardig op te nemen en de maatschappij bewust maken van de gelijkwaardigheid van armen en niet-armen.
4. Werken aan maatschappelijke structuren Zij stimuleren de betrokkenheid van armen bij het beleid en de evaluatie van de maatschappelijke structuren en de rechtstreekse contacten tussen de armen en de verantwoordelijken in de samenleving.
5. Dialoog en vorming Zij streven solidariteit na tussen de armen en de samenleving. Daartoe organiseren zij vormingsactiviteiten en zoeken actief partners in de samenleving om kennis over armoede, vanuit de ervaring van de armen, uit te wisselen en misverstanden, vooroordelen en uitsluitingsgedrag bloot te leggen.
6. Armen blijven zoeken De verenigingen moeten een actieve openheid ten toon spreiden naar andere mensen, waarbij men een extra inspanning doet voor de meest geïsoleerde armen. Naast de werking van Dynamo Limburg en de verenigingen waar armen het woord nemen, bestaan er in Limburg nog tal van andere groeperingen die zich ook dagelijks inzetten voor de meest kwetsbaren. Denk maar aan “Lichtpunt” in Lummen, “Hogerop” in Leopoldsburg, “Cultuurclub” in Hechtel-Eksel, “Compagnie&co” in Lommel, de “Volksbond” in Tongeren, “Anker” in HeusdenZolder, “Onderons” in St. Truiden, “Ons verblijf” in Peer en nog vele anderen. Ook zij kunnen rekenen op de steun van Dynamo Limburg bij de uitbouw en versterking van hun vereniging.
1.2 Team Dynamo Op 1 januari 2008 startte een nieuwe ondersteuningsstructuur voor Dynamo Limburg en de verenigingen waar armen het woord nemen in Limburg. Hiertoe vormen de personeelsleden uit verschillende organisaties en verenigingen samen een team om meer slagkracht te kunnen ontwikkelen. Door de samenwerking tussen de verenigingen te versterken trekken we samen aan hetzelfde zeel. Op die manier wordt er meer slagkracht gecreëerd om te drukken op het beleid. De draagkracht van de Limburgse verenigingen waar
3
armen het woord nemen wordt vergroot en verbreed. De samenwerking wil echter niet zeggen dat de verenigingen hun eigenheid hoeven te verliezen. Er wordt vanuit het team op maat en op ritme van de verengingen gewerkt wat zich resulteert in aparte manieren van ondersteuning. De neuzen worden in dezelfde richting gezet om armoede samen efficiënter aan te pakken.
1.2.1 Noodzaak van het team Dynamo De provincie Limburg kent heel wat initiatieven, die werken aan armoedebestrijding. Vaak zijn dit professionele instellingen, maar er zijn ook heel wat groeperingen actief, waarin mensen in armoede zelf de handen uit de mouwen steken om armoede uit de wereld te bannen. Deze Limburgse armoedeverenigingen hebben ondersteuning nodig om op een volwaardige manier armoede te bestrijden. De nood aan een vernieuwde ondersteuningsstructuur voor de Limburgse verenigingen drong zich op. Dit blijkt des te meer uit onderstaande vaststellingen: • De erkende verenigingen waar armen het woord nemen moeten voldoen aan de zes criteria. Het waarmaken van deze criteria is een zware opdracht, waar ondersteuning voor nodig is. Voornamelijk op het vlak van inhoudelijk werk is versterking nodig. De dialoog met het beleid en de samenleving en structureel werken zijn cruciale elementen om de erkenning en subsidiëring vanuit het armoededecreet te behouden. • De middelen vanuit het armoededecreet zijn tot op heden te beperkt om voldoende ondersteuning te kunnen bieden. Bovendien zijn deze middelen niet structureel. • Limburg kent 6 erkende verenigingen en een erkend samenwerkingsverband, maar er ontstaan steeds meer groeperingen – nu reeds een 8-tal – van dezelfde aard, die allen werken aan armoedebestrijding. Tussen deze groeperingen heerst er een grote verscheidenheid in middelen, medewerkers, vrijwilligers, doelstellingen. Dit brengt de onderlinge solidariteit in het gedrang. • In Limburg zien steeds meer verenigingen of groepen van mensen in armoede het licht. Allen hebben nood aan en recht op ondersteuning, maar de huidige middelen zijn hiertoe te beperkt. • De bestaande verenigingen en groeperingen zijn allen op zoek naar gepaste ondersteuning en daartoe kloppen ze bij de verschillende organisaties op het werkveld aan. Toch voldoet het aanbod vanuit de verschillende organisaties vaak niet. Niet alle vragen kunnen ingewilligd worden, zodat de onderlinge verscheidenheid tussen de groepen alleen nog maar toeneemt. • Verschillende sectoren en organisaties investeren eveneens in armoedebestrijding in Limburg. De inzet is daardoor veelzijdig, maar versnipperd. • Er moet meer op maat en op tempo van de diverse verenigingen gewerkt worden. Nu wordt het tempo en de druk sterk van buitenaf bepaald en dat is nefast voor de verenigingen. Een degelijke professionele ondersteuning is nodig om een antwoord te bieden op bovenstaande knelpunten. Gezien de middelen te versnipperd werden ingezet om resultaat te boeken, ontwikkelden Dynamo Limburg, de Limburgse
4
verenigingen waar armen het woord nemen en RIMO Limburg op 1 januari 2008 een nieuwe ondersteuningsstructuur met steun van de provincie Limburg. Deze ondersteuningsstructuur omvat een multidisciplinair team van ondersteuners. In het team kunnen de medewerkers een specialisatie uitbouwen ter ondersteuning van de groepen, zoals bijvoorbeeld een themawerker, een vormingsmedewerker, een beleidswoordvoerder, ervaringsdeskundigen.
1.2.2 Werking en doel Het team bestaat uit personeelsleden, tewerkgesteld bij verschillende organisaties en afkomstig vanuit verschillende subsidiebronnen, maar eenduidig aangestuurd door een teamverantwoordelijke. Ook de Provincie Limburg ondersteunt deze beweging en stelt extra middelen ter beschikking om de ondersteuningsstructuur te kunnen realiseren. Deze bijkomende middelen stellen het team in staat om de inhoudelijke werking kracht bij te zetten en de ondersteuning op te nemen van de verenigingen, die op dit ogenblik onvoldoende middelen ontvangen vanuit het armoededecreet om ondersteuning in te kopen. De meest voorname opdracht van het team Dynamo bestaat erin om de stem van de Limburgse verenigingen op beleidsniveau beter en duidelijker te laten klinken. De hoofdopdracht van het team Dynamo is vertrekkend vanuit zes criteria, de beleidsbeïnvloeding en de dialoog met het beleid en de buitenwereld vorm en inhoud geven. Om dit waar te maken, moet het team zorgen voor : • De ondersteuning van Dynamo Limburg en de erkende verenigingen waar armen het woord nemen. Elke vereniging krijgt individuele ondersteuning op maat. De ondersteuningsvraag wordt bepaald in onderling overleg met de verenigingen. • De ondersteuning van het beleidsbeïnvloedend werk en de dialoog met het beleid en de samenleving op bovenlokaal vlak, met onder meer aandacht voor de werkgroep LSO-Dynamo, 17 oktober, de ontwikkeling van een bovenlokale inhoudelijke werking en vormingsinitiatieven rond de bekendmaking van de armoedeproblematiek. • De ontwikkeling van een basispakket omtrent ondersteuning van de nieterkende en startende verenigingen. • De ontwikkeling van vorming, bestemd voor alle verenigingen (zowel erkende als niet-erkende verenigingen en startende verenigingen). Concreet staat het team voor de uitdaging om diverse opdrachten op diverse niveaus tot een goed einde te brengen. De af te werken taken zijn een gedeelde verantwoordelijkheid van het hele team, samen met de verenigingen binnen de ondersteuningsstructuur. De verenigingen worden dan ook zo veel mogelijk betrokken bij de vervulling van deze opdrachten. Het team werkt bottum-up, gaat aan de slag met de ervaringen uit de verenigingen, die de basis vormen van de inhoudelijke werking. Tegelijk werkt het team vanuit een krachtenperspectief, waarbij de kracht van de doelgroep zelf wordt gebruikt. Hun capaciteit wordt gezien, gewaardeerd en ingezet om de opdrachten uit te voeren.
5
De ondersteuners nemen ten aanzien van de verenigingen verschillende rollen op. Eén van de rollen, die ze opnemen, is die van leraar en coach: rekening houdend met de krachten en het tempo van de groep, leert de ondersteuner de leden van de vereniging gaandeweg hoe ze het hoofd moeten bieden aan bepaalde problemen. Hij neemt de leden van de vereniging als het ware mee op sleeptouw om een weg te banen naar zelfstandigheid. Daartoe vormt de ondersteuner een tandem met een plaatselijke kracht, die hij opleidt tot het zelfstandig opnemen van taken.
1.3 Bovenlokale themawerking In het voorjaar trokken afgevaardigden van diverse armoedeverenigingen uit Limburg op tweedaagse om de krijtlijnen te leggen voor de inhoudelijke werking van de volgende jaren. Stap voor stap hebben de deelnemende verenigingen het waarom, het hoe, het wat en het waarop van de inhoudelijke bovenlokale themawerking uitgestippeld. Hierbij werd gekozen om zoveel mogelijk verenigingen uit Limburg te betrekken. Hoe meer ervaringen, des te sterker de stem zal klinken en des te verder de stem zal dragen.
1.3.1 Samen staan we sterk De eerste vraag die zich stelt bij de uitbouw van een bovenlokale themawerking is het waarom. Waarom moet er eigenlijk een inhoudelijke themawerking komen? Samen zijn we op zoek gegaan naar de meerwaarde van een themawerking. Wat willen we juist bereiken en wanneer is een themawerking een goede themawerking? Samen staan we sterk. Er moet samengewerkt worden opdat er een duidelijk signaal vanuit Limburg gegeven wordt. Het team en de verenigingen moeten naar buiten kunnen treden met een duidelijk verhaal dat gedragen wordt door alle Limburgse armoedeverenigingen. Hierbij is het zeer belangrijk dat er naar de basis geluisterd wordt. Naar wat er leeft bij de mensen in armoede. Dit is het vertrekpunt. Zij zijn immers de ‘ervaringsdeskundigen’ en worden dagelijks geconfronteerd met allerhande vormen van uitsluiting. Op tal van levensdomeinen (inkomen, werk, wonen, onderwijs, gezondheid,…) doen zich problemen voor. Deze problemen werken elkaar nog eens in de hand wat het moeilijker maakt om de kringloop van armoede te doorbreken. De samenhangende problemen versterken elkaar immers en zorgen ervoor dat mensen in armoede uitgesloten worden van de gewone samenleving. Daarbovenop is armoede een verborgen probleem. Wie zelf in armoede leeft, komt er niet graag mee naar buiten. Wie niet in armoede leeft, is zich nauwelijks bewust van het probleem of kijkt er omheen. Daarom is het des te moeilijker om aandacht te vragen voor mensen in armoede omdat er tal van vooroordelen bestaan. Om deze vooroordelen uit de weg te ruimen moet
6
iedereen die betrokken is bij de themawerking dezelfde taal spreken. Het verhaal van de mensen in armoede moet uitdragen worden. Hiervoor is er nood aan deskundigen en begeleiders die ervaringen en meningen vertalen. Een goede tandemwerking tussen ondersteuners en mensen in armoede is onmisbaar om het uiteindelijke doel, de situatie van kwetsbaren verbeteren, te realiseren.
1.3.2 Themawerking Door samen te werken rond bepaalde thema’s trachten we de kringloop van armoede te doorbreken. Op de tweedaagse werden de prioriteiten voor de volgende jaren gelegd. Het thema ‘wonen’ werd vooropgesteld omdat er op dat vlak al samengewerkt wordt. Het is daarom belangrijk om dit niet los te laten en te blijven volgen. Een degelijke huisvesting vormt immers een basisvoorwaarde voor een gezond psychologisch en sociaal welzijn. Om een dak boven het hoofd te hebben, moet echter al maar dieper in de portemonnee worden getast. Vooral de lage inkomensgroepen zijn de dupe van deze situatie. De uitgavenpost 'huisvesting' is immers relatief gezien een grotere hap uit het huishoudbudget dan bij meer bemiddelden. Om die redenen ging Dynamo Limburg met het thema wonen aan de slag. Dynamo Limburg wil de bereikbaarheid van betaalbaar wonen vergroten. Hiervoor zijn al tal van initiatieven genomen. Alle Limburgse armoedeverenigingen schaarden zich achter het verzoekschrift dat ijvert voor meer sociale woningen. Verder ging Dynamo Limburg samen met de Limburgse armoedeverenigingen en partners in debat met het beleid.
7
2 Betaalbaar wonen De kosten die naar huisvesting gaan stijgen jaar na jaar. Mensen in armoede hebben het dan ook erg moeilijk op dit domein. Door een onvoldoende aanbod in de sociale huisvesting zijn vele gedoemd met een zoektocht op de private huurmarkt. Het risico om terecht te komen in een woning van mindere kwaliteit is zeer groot. De negatieven gevolgen van zulke woningen voor de gezondheid, de onderwijsprestaties van de kinderen en de relaties binnen het gezin zijn niet te overzien. Kwaliteit gekoppeld aan betaalbaarheid is voor vele onhaalbaar.
2.1 Cijfers & feiten Uit recente cijfers blijkt dat wonen in Vlaanderen het voorbije jaar er niet goedkoper op is geworden. Steeds meer huishoudens moeten een groter deel van hun inkomen aan woonkosten besteden. Vooral de laagste inkomens zijn hier weer de dupe van. Volgens de huishoudbudgetenquête besteedde 14 % van de huurders met een inkomen onder de mediaan1 meer dan één derde van het budget van het huishouden aan huur. De gemiddelde maandelijkse huurprijs, zonder kosten, in Vlaanderen bedraagt 396 €. Voor een sociale woning is dit gemiddeld 258 € en voor een private huurwoning 431 €. Het aantal personen dat minder dan 250 € overhoudt na de woonkosten ligt met een 4,4 % voor de private huurder dubbel zo hoog als voor de sociale huurder. De groep waar de woonkosten duidelijk te zwaar wegen op het huishoudelijk budget vinden we dus vaker terug op de private huurmarkt. Op de private huurmarkt in Vlaanderen zijn werklozen, mensen met lagere inkomens, eenoudergezinnen en alleenstaande oververtegenwoordigd. (Vranken 2006: 99)
2.1.1 Sociale huur In Vlaanderen huurt 5,6 % van de Vlaamse huishoudens een woning op de sociale huurmarkt. Vlaanderen telt vandaag 137.000 sociale huurwoningen. Daar komen er jaarlijks 2.500 bij. Tegen 2020 wil de Vlaamse regering er nog eens 45.000 extra realiseren. Toch kan dit aanbod de vraag niet volgen. Het totaal aantal kandidaten dat zich in Vlaanderen bij een individuele huisvestingsmaatschappij ingeschreven heeft voor een sociale huurwoning, is in de periode 2005-2007 gestegen van 82.110 tot 93.841. Ook als men de vermelde aantallen uitzuivert van dubbeltellingen van personen die zich bij verschillende sociale huisvestingsmaatschappijen inschreven, wordt er voor de perioden 2005-2007 een stijging vastgesteld van 69.671 tot 76.680 kandidaten. Als dossiers buiten beschouwing worden gelaten, evenals de mutatievragen, komt men uit op een getal van 57.457 kandidaten midden 2007 tegenover 51.034 midden 2005. (Vranken 2007: 102)
1
Armoedegrens is 60 % van het nationaal mediaan equivalent inkomen, 860 € per maand of 10.316,44 € per jaar voor een alleenstaande en 1.805 € per maand of 21.664,52 € per jaar voor een huishouden bestaande uit twee volwassenen en twee kinderen
8
Kandidaat-huurder moeten ook steeds langer wachten op een sociale woning. Van 2003 tot 2007 is de gemiddelde wachttijd voor het bekomen van een sociale woning toegenomen van 637 dagen tot 872 dagen. Het ergste is het gesteld in Limburg waar gemiddeld 1.190 dagen ofwel 39 maanden gewacht moet worden. (Belang van Limburg, 20.02.2008) Daar komt nog eens bij dat de inhaalbeweging in de sociale huisvesting in Limburg lijkt te stokken ondanks de stijgende budgetten. Dit jaar gaat slechts 11 % van het Vlaamse investeringsbudget naar Limburg. De voorbije jaren was dat 14 %. De Vlaamse regering heeft dit jaar de investeringsbudgetten voor sociale huisvesting gevoelig verhoogd, van 255 miljoen euro de voorbije jaren naar 384 miljoen euro dit jaar. Vooral in de huursector wordt extra geïnvesteerd. In Limburg wordt dit jaar bijna 43 miljoen geïnvesteerd, maar rekening houdend met de voorgaande jaren, zou dat ruim 55 miljoen euro moeten zijn. Limburg profiteert dus veel minder van de stijgende investeringsbudgetten voor sociale huisvesting dan de rest van Vlaanderen. De Minister Marino Keulen schrijft dit toe aan het gebrek aan projecten in Limburg. (Belang van Limburg, 27.07.2008) Met bovenstaande gegevens hoeft het geen betoog dat een inhaalbeweging noodzakelijk is. De verhouding tussen het aantal sociale woningen en het aantal private huishoudens was in 2004 6,3 %. Hier hinkt België enorm achterop ten opzichte van de rest van Europa. Het Europese gemiddelde bedraagt immers 17,3 %. (Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, 06.08.2008) In verhouding tot de behoeften is het aantal sociale huurwoningen duidelijk onvoldoende. Veel mensen met een laag inkomen oriënteren zich dan ook noodgedwongen naar het secundaire segment van de private huurmarkt, waar de prijs – kwaliteitsverhouding onevenwichtig is.
2.1.2 Kwaliteitsvol wonen Volgens de Vlaamse Wooncode heeft iedereen recht op menswaardig wonen. Dit wil zeggen dat elke woning van een zekere kwaliteit moet zijn en een bepaald basiscomfort moet hebben. In Vlaanderen zijn er om en bij 300.000 woningen die bewoond en in slechte staat zijn. In België leeft 24 % van de bevolking in een woning die één of meer gebreken kent (gebrek aan klein comfort, twee of meer huisvestingsproblemen en/of gebrek aan ruimte). Ongeveer 18 % van de Belgen leeft in een woning die problemen stelt op het vlak van gezondheid (nl. lekkend dak, geen adequate verwarming, schimmel en vocht, rottende ramen en deuren). Huishoudens die te kampen hebben met armoederisico worden vooral met deze problemen geconfronteerd. (Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, 06.08.2008) Op basis van de Woonsurvey blijkt dat 2,7 % van de Vlaamse woningen, 67.500 woningen, over geen toilet of geen badkamer met bad en/of stortbad beschikken en er minsten vier grote herstellingen nodig zijn. Dit is een verbetering ten opzichte van de voorgaande jaren, maar dit geldt niet overal in dezelfde mate. De situatie is duidelijk het slechte in de private huursector. In het vijfde jaar van de Vlaamse Wooninspectie werden in 832 panden voor 2.829 wooneenheden een
9
proces-verbaal opgesteld. De huisjesmelkerij is ook niet enkel een fenomeen van de grote steden, maar breidt meer en meer uit naar de regionale steden en kleinere steden en gemeenten. Andere factoren dragen bij tot het fenomeen huisjesmelkerij zoals tewerkstelling in de bouw of fruitpluk of gebouwen in de nabijheid van snelwegen, havens, luchthavens of stations. Van de geverbaliseerde woningen viel in 2006 69 % te kwalificeren als onbewoonbaar. Dit wijst op ernstige risico’s voor de veiligheid of gezondheid van de bewoners zoals elektrocutering, ontploffing en brand, stabiliteitsproblemen en CO2vergiftiging. (Vranken 2007: 105)
2.2 Actie betaalbaar wonen De actie betaalbaar wonen vindt haar oorsprong in Gent door een groep mensen die allergisch zijn voor onrecht. Ze leggen hun focus op de stijgende kosten voor huisvesting die vandaag een van de belangrijkste oorzaken van toenemende armoede in België zijn. Ze vinden dan ook dat iedereen die zich bekommert om gelijke rechten en een menswaardig bestaan voor iedereen, moet opkomen voor een betaalbare woning voor iedereen. Het zijn geen specialisten of professionelen. Ze willen in de eerste plaats het recht op een betaalbare woning veel hoger op de politieke agenda krijgen, door mensen en organisaties met elkaar in contact te brengen en aan te zetten tot actie. Er werd van start gegaan met een petitieactie en debatavonden in en rond het Gentse. Het duurde echter niet lang voordat de actie betaalbaar wonen zich verspreidde over andere delen van het land. Onder impuls van De Brug Hasselt en Vorminplus Limburg waaide de actie over naar Limburg. Samen met de groep uit Gent brachten ze verschillende partners rond de tafel waardoor de verenigingen uit Limburg een groot aandeel hebben in de actie betaalbaar wonen. De partners die participeren aan de actie betaalbaar wonen in Limburg zijn: Vormingplus, CAW ’t Verschil, CAW Sonar, Huurderssyndicaat, Welzijnsschakels, Limburgse armoedeverenigingen - De Brug, Warm Hart, Wasda, Dynamo -, krakersbeweging Hasselt, Vluchtelingenwerk Tongeren, Linxplus, Masereelsfonds. Daarnaast zette vele Limburgse armoedeverenigingen zich in om handtekeningen te verzamelen. Met de petitieactie werden 15.000 handtekeningen beoogt om een verzoekschrift in te dienen en op die manier een hoorzitting te verkrijgen. Het verzoekschrift ijvert voor een drastische verhoging van het aanbod aan goede en goedkope huurwoningen. Aan de Vlaamse Overheid wordt een gedurfd plan voorgelegd om in 20 jaar tijd tot 20 % sociale woningen te komen in de grote steden met een gemiddelde van 10 % over heel Vlaanderen. Voor zo’n gedurfd beleidsplan zijn op Vlaams niveau minstens volgende middelen nodig: • Het huidig budget voor sociale huisvesting moet op korte termijn verviervoudigen en daarna elk jaar betekenisvol stijgen tot het budget wonen 3 % van het BBP bedraagt in 2027; • Binnen dat Vlaams budget moet sociale woningbouw, de huisvestingsmaatschappijen die de laagste inkomens opvangen en de grote steden bijzondere aandacht krijgen; • In elk ruimtelijk plan moet minstens 20% van de woningen kunnen worden voorbehouden voor sociale woningbouw; • De BTW op sociale bouwprojecten moet tot nul herleid worden en de administratie voor sociale woningbouw moet sterk vereenvoudigd worden;
10
• •
Er moeten meer huizen verhuurd worden via sociale verhuurkantoren; De fusie van sociale huisvestingsmaatschappijen moet gestimuleerd worden.
Zoals gezegd een gedurfd plan maar noodzakelijk om menswaardig wonen mogelijke te maken voor iedereen.
2.3 Dynamo Limburg - thema wonen Zoals eerder aangehaald heeft Limburg een groot aandeel in de actie betaalbaar wonen. Verschillende Limburgse armoedeverenigingen verzamelden naarstig handtekening in. Het beleid werd ook het vuur aan de schenen gelegd. In april vond het debat: “Waar kan een arme nog wonen” plaats met enkel vooraanstaande politici. Hieronder is een overzicht terug te vinden van de petitieacties en een verslag van het debat.
2.3.1 Actiedagen betaalbaar wonen Limburgse armoedeverenigingen, welzijnsschakels en Dynamo trokken doorheen Limburg met als enige doel, de kaap van 15.000 handtekeningen te halen. Gewapend met een tentje, afficheborden, balpennen en verzoekschriften bemanden we verscheidene markten. Iedereen droeg zijn steentje bij. In totaal werden er in Limburg 6.497 handtekeningen verzameld en bereikte op die manier de kaap van 15.000 handtekeningen. Limburg vertegenwoordigt dus een zeer groot aandeel in de 15.000 die nodig zijn voor een hoorzitting in het Vlaamse Parlement. Samen met de andere groepen die deelgenomen hebben aan de actie betaalbaar wonen wensen we een hoorzitting in het voorjaar van 2009 waarop we onze eisen kunnen kenbaar maken. Laat het wel duidelijk zijn dat het hier niet stopt. Vanuit Limburg zal een stem blijven uitgaan die pleit voor betaalbare en kwaliteitsvolle woningen voor iedereen. TABEL 1: actiedagen Limburg zaterdag 2 februari 2008 zaterdag 16 februari 2008 vrijdag 29 februari 2008 woensdag 5 maart 2008 zaterdag 8 maart 2008 woensdag 12 maart 2008 maandag 24 maart 2008 donderdag 3 april 2008 woensdag 16 april 2008
Soma Maasmechelen Onder Ons St.-Truiden De Brug Hasselt Draaischijf Beringen Hoger Op Leopoldsburg Compagnie&Co Lommel Warm Hart Houthalen De Nieuwe Volksbond Tongeren 15.000ste handtekening
Markt Eisden dorp Markt St.-Truiden Markt Hasselt Beringen Centrum Markt Leopoldsburg Markt Lommel Houthalen-Oost Markt Tongeren Markt houthalen
11
TABEL 2: verzamelde handtekeningen in Limburg
Actie Betaalbaar Wonen: Limburg
728
522
584 interne verdeling
697
5913 6497
Markt Tongeren
818
Markt Houthalen
4663
Markt Lommel
660
3966
5391
Markt Leopoldsburg
3148 Markt Beringen
2488 985 Markt Hasselt
1503 980 Markt SintTruiden
523 Markt Maasmechelen
7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000 0
02-feb- 16-feb- 29-feb- 05-mrt- 08-mrt- 12-mrt- 24-mrt- 03-apr08 08 08 08 08 08 08 08 Handtekeningen per act.
****
Totaal aantal handtekeningen
2.3.2 Politiek debat “Waar kan een arme nog wonen ?” Op 21 april verzamelden een 140-tal mensen uit allerlei verenigingen en actiegroepen om in debat te gaan over het Vlaamse woonbeleid. Op de welzijnscampus in Hasselt werden Marino Keulen (Open VLD), Mieke Vogels (Groen!), Veerle Heeren (CD&V) en Herman Reynders (SP.A) danig op de rooster gelegd. Hieronder wordt een impressie gegeven, met dank aan het Huurderssyndicaat Limburg, van het tumult volle debat. De Vlaamse regering had net 45.000 nieuwe sociale woningen beloofd tegen 2020. We zijn zeer tevreden over de belofte maar stellen de vraag waarom dit pas op het einde van deze regering beloofd wordt. De uitvoering zal voor de volgende regering zijn. Minister Marino Keulen benadrukt dat het een verdubbeling is van de huidige inspanningen en dat het probleem vooral bij een gebrek aan capaciteit bij de bouwsector is. Veerle Heeren maakt duidelijk dat de regering het decreet met de beloofde sociale woningen nog niet gestemd heeft en dat het pas definitief is als het door het parlement wordt goedgekeurd. Dat kan pas ten vroegste in oktober gebeuren, na het bekomen van de juridische adviezen en het parlementair debat. Herman Reynders gaat er van uit dat alle partijen het eens zijn met de bouw van de sociale woningen en dat er dus ook onder een nieuwe regering werk van zal gemaakt worden. Verder doet Reynders een oproep om ook rekening te houden met de mensen met een gemiddeld inkomen die het vandaag ook moeilijk hebben om rond te komen. Mieke Vogels van Groen! lanceert daarop het idee van een maximumhuur-factuur. Zolang er niet voldoende sociale woningen zijn mogen
12
mensen maximum 20% van hun inkomen aan huur besteden. Dit moet opgevangen worden door een huursubsidie. Keulen argumenteert dat het bedrag dat vandaag uitgegeven wordt aan huursubsidies al verdrievoudigd is. Voor ons blijft dit onvoldoende. Er moet een uitbreiding van het systeem van de huursubsidie komen (nu enkel voor verhuizen naar betere woning en beperkt in de tijd). Alle mensen die op een wachtlijst staan voor een sociale woning én een laag inkomen hebben zouden een huursubsidie moeten kunnen krijgen. SP.A, CD&V en GROEN! pleiten dan weer voor een subsidie voor iedereen die op een wachtlijst staat voor een sociale huurwoning. CD&V na 4 jaar wachten, SP.A na 2 jaar wachten. De zaal riep daarbij luid om blokkering van de huurprijzen. Iets waar de minister zich vierkant tegen verzette. Iedereen voelde wel wat voor een koppeling van huurprijzen aan de kwaliteit van de woning. De minister vond het ondoenbaar om zoveel inspecteurs in te zetten om dat allemaal te controleren. Zijn huidige 24 inspecteur deden nu toch al goed werk, en de gemeentebesturen werkten zo goed mee om de kwaliteit van de huizen te inspecteren enz… CD&V wou zover gaan dat verhuurders altijd een verhuurvergunning voor maximum 10 jaar moesten aanvragen vóór ze hun huis zouden mogen verhuren. Vanuit de zaal wordt nogmaals gepleit voor de blokkering van de huurprijzen, het stopzetten van de notionele interestaftrek ten voordele van de bedrijven, die de overheid 2 miljard kost.
Op de vraag van het Vlaams Overleg Bewonersbelangen waarom pas na vijf jaar een leegstandtaks geheven wordt, antwoord de minister dat hij dat zal laten nakijken en dat hij bereid is tot overleg met het VOB om desgevallend die wetgeving bij te sturen maar dat we geen drama’s bij eigenaars mogen veroorzaken. Het besluit is duidelijk. Het beleid heeft betaalbaar wonen jaarlang verwaarloosd. Elke extra inspanning vandaag kan de achterstand niet snel genoeg inhalen. Het publiek heeft duidelijk laten voelen dat ze de situatie als dramatisch ervaart. De inspanningen voor een sociaal (woon)beleid moeten vergroot worden.
13
3 Aanbevelingen en aandachtspunten Meer sociale woning zijn nodig, de cijfers spreken voor zich. Iedere overheid moet hierin zijn verantwoordelijkheid opnemen. De Vlaamse overheid moet ervoor zorgen dat de sociale huisvestingsmaatschappijen een gezonde financiële basis hebben. Dit is geen taak van de gemeenten, zij zijn er niet om de eventuele tekorten in het Vlaamse beleid op te vangen, zijn spelen geen rol in het financieel ondersteunen van de sociale huisvestingsmaatschappijen. Een gemeente kan wel een belangrijke randvoorwaardenscheppende rol spelen ten opzichte van de sociale huisvestingsmaatschappijen. De gemeente kan er met andere woorden mee voor zorgen dat de sociale huisvestingsmaatschappijen daadwerkelijk sociale huurwoningen kunnen bouwen en verhuren. Dit onder meer door het ter beschikking stellen van bouwgronden, het organiseren van een vlotte samenwerking bij de goedkeuring van sociale woningbouwprojecten en een constructieve bijdrage van de gemeentelijke vertegenwoordigers in de bestuursorganen van de sociale huisvestingsmaatschappijen. (Lokale besturen en wonen: 53) Gemeenten hebben tal van mogelijkheden om tegemoet te komen in de woonbehoefte in hun regio. Het vraagt enkel wat inspanningen om tot een goed uitgebouwd woonpatrimonium te komen waar ieder individu zijn plekje om te wonen kan vinden. Een plekje waar men menswaardig kan wonen, waar men betaalbaar kan wonen in goede omstandigheden. Hiervoor zijn er op verschillende gebieden een aantal inhaalbewegingen nodig, inhaalbewegingen op elke beleidsniveau. Hieronder staan onze prioriteiten omschreven en worden enkele beleidsaanbevelingen in de verf gezet.
3.1 Huurbeleid Er gaan steeds meer stemmen op om het private woninghuurrecht over te hevelen van het federale niveau naar de gewesten. Wij zijn net zoals de huurdersbonden van mening dat het niet onze opdracht is om standpunten in te nemen ten aanzien van een voorgenomen staatshervorming. Wij ijveren wel voor een toekomstgericht en huurdersvriendelijk woonbeleid in de private huursector, met een betere afstemming van de huurprijs op de kwaliteit van de huurwoningen en een gevoelige verruiming van de huursubsidies met het oog op een oplossing voor het steeds nijpender probleem van de betaalbaarheid van de huur. Dit houdt ook in dat er bij een overheveling geen afzwakking mag zijn van de verworvenheden van de federale huurwet die de huurders in bescherming nemen. Het creëren van een buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst of een invoering van een proefperiode, naar het voorbeeld van de Vlaamse Wooncode voor de sociale huur, is voor ons uit den boze.
14
3.1.1 Labels voor huurwoningen Momenteel beschikken de eigenaar-verhuurders binnen zekere randvoorwaarden al bij al over een erg grote vrijheid om hun woning(en) te verhuren in de staat waarin ze zich bevinden en tegen de financiële voorwaarden die hen uitkomen. Vanaf 1 januari 2009 zal het verplicht worden voor de verhuurders om een energieprestatiecertificaat van de woning voor te leggen aan de huurders. Wij vinden dit een stap in de goede richting maar reikt nog niet ver genoeg. Elke woning die verhuurt wordt op de private-huurmarkt zou een label moeten krijgen op basis van energieverbruik en comfort. De overheden kunnen richthuurprijzen opleggen rekening houdend met de grote, ligging, energieprestatie en het comfort van de woning om op die manier de prijzen op private huurmarkt te reguleren. Zo kan een kwaliteitsvolle en betaalbare woning voor iedereen mogelijk gemaakt worden.
3.1.2 Centraal huurwaarborgfonds Een kwaliteitsvolle en betaalbare woning is voor mensen in armoede vaak haast onmogelijk. De stijgende trend van de huurprijzen op de huurmarkt blijft immers verderzetten. Het is logisch dat mensen in armoede soms grote moeilijkheden ondervinden om de maandelijkse huur te betalen. Bij het aangaan van een huurcontract moet nog een groot budget opgehoest worden om een huurwaarborg te voorzien. Deze financiële last is in vele gevallen te zwaar voor mensen met een laag inkomen. Wij pleiten voor de oprichting van een centraal huurwaarborgfonds dat voor iedereen toegankelijk is en verplicht voor alle huurwaarborgen. Een huurwaarborgfonds biedt de huurder de kans om een woning te huren ongeacht de financiële toestand. De eigenaar is altijd zeker van zijn waarborg en de huurder die moet (af)betalen staat in relatie tot het huurwaarborgfonds. Momenteel doen er zich een aantal knelpunten voor bij de verstrekking van de huurwaarborgen door het OCMW. Allereerst is er een gebrek aan anonimiteit en sociale stigmatisering van OCMW-cliënteel. Als een huurder aan de verhuurder kenbaar maakt dat hij voor de huurwaarborg rekent op het OCMW, wordt er een wantrouwen opgewekt bij de verhuurder omtrent de financiële draagkracht van de huurder. De verhuurder laat het huurcontract niet doorgaan en de kandidaathuurder kan zijn zoektocht naar een woning opnieuw beginnen. Er bestaat ook geen centrale reglementering voor het toekennen van een huurwaarborg door het OCMW. De toekenningscriteria verschillen tussen de OCMW’s. Door een gebrek aan communicatie hieromtrent is het niet altijd even duidelijk wat de toekenningsprocedures van huurwaarborgen door OCMW’s zijn. Als laatste is er nog de administratieve wachttijd van het aanvragen tot het effectief krijgen van een huurwaarborg die bij bepaalde OCMW’s toch kan oplopen. Hierdoor kan de kandiaat-huurder een huurcontract mislopen. (Lemahieu 2007: 4) Deze knelpunten pleiten des te meer voor de oprichting van een centraal huurwaarborgfonds. In afwachting daarvan vragen wij een snelle toekenning van een huurwaarborg en een duidelijke communicatie naar kandidaat-huurders omtrent de toekenningsvoorwaarden en –procedures.
15
3.2 Huursubsidie Kunnen we eigenlijk wel spreken van een huursubsidie, we hebben hier eerder te maken met een verhuissubsidie. In Vlaanderen is er nood aan een volwaardige huursubsidie, niet gekoppeld aan een verhuisbeweging van een slechte naar een goede wonen en niet tijdelijk en degressief van aard. Wij pleiten voor een uitbreiding van de huursubsidie voor mensen die 1 jaar op de wachtlijst staat voor een sociale woning en voor alle personen met een OMNIO-statuut. De huursubsidie moet hiermee ook losgekoppeld worden van de nood aan een verhuisbeweging. Bij mensen met een OMNIO-statuut of mensen die op de wachtlijst staan kan geen sprake zijn van een degressief karakter van de huursubsidie. Er moet ook sterk gewaakt worden het systeem opdat een uitbreiding van de huursubsidie geen verhogen van huurprijzen met zich meebrengt. De uitbreiding van de huursubsidie samen met een vergroting van een kwaliteitsvol sociaal woningaanbod zal het systeem langzaam doen uitdoven en mensen in armoede de kans geven zich beter te wapenen op de private huurmarkt. Verder vinden wij dat er rekening moet gehouden worden met het actuele inkomen, op het moment van het jaar van aanvraag. Door nu enkel rekening te houden met het netto-belastbaar inkomen van drie jaar voor de aanvraag worden teveel mensen uitgesloten. De inkomensgrenzen zouden ook de hoogte in moeten en de maximaal toegelaten huurprijs voor een nieuwe woning ligt nog steeds te laag en zou dus verder opgetrokken moeten worden. Een koppeling aan de richthuurprijzen per stad of regio is wenselijk. Wij stellen ons ook vragen met het éénmalig recht hebben op een huursubsidie. Voor vele huurders is het immers denkbaar dat men op verschillende momenten in hun leven terecht komt in een situatie dat men zonder hulp de huur niet kan betalen.
3.3 Leegstand bestrijden Er zijn tal van redenen waarom leegstand dient bestreden te worden. Langdurige leegstand is een voorbode voor verloedering. Woningen en wijken gaan er zienderogen op achteruit wat nefast is voor de samenleving en het leven in zulke wijken. Het onveiligheidsgevoel neemt immers toe, levendigheid in de straat komt de veiligheid ten goede. In tijden van almaar stijgende woning- en grondprijzen is het ook onverantwoord dat soms grote aantallen woningen in een gemeente of stad leegstaan. Door krapte op de woningmarkt blijven de huurprijzen om de woningmarkt immers hoog. Het is daarom onaanvaardbaar dat er vele woningen zomaar leegstaan. De soepele en versnipperde wetgeving hieromtrent is volgens ons één van de oorzaken. Het begrip leegstand is in de eerste plaats al onvoldoende gedefinieerd. Als we enkel en alleen het begrip leegstand van een woning bekijken gaat de reglementering voor ons niet ver genoeg. Nu moet een woning gedurende ten minste 12 opeenvolgende maanden niet effectief gebruikt worden in overeenstemming met de woonfunctie. Als een woning niet wordt bewoond,
16
maar toch effectief en niet-occasioneel wordt gebruikt, dan wordt de woning toch niet als leegstaand beschouwd, indien de eigenaar dat kan aantonen. Op die manier kan een eigenaar van een woning toch aan opname op de lijst van leegstand ontsnappen en dus aan een eventuele heffing. Er zijn dus verschillende achterpoortjes te vinden om een woning leeg te laten staan zonder daarvoor beboet te worden. Daarboven op mogen nieuwe woningen en gebouwen gedurende zeven jaar leegstaan alvorens ze worden beschouwd als leegstand. Een termijn die naar onze mening drastisch moet ingekort worden. Elke overheid die begaan is met menswaardig wonen moet inzien dat dit niet door de beugel kan. Leegstand is immers nefast voor een goede woningmarkt. Daarom vragen wij dat overheden en vooral de Vlaamse overheid hierin haar verantwoordelijkheid opneemt. Wij willen hier ook wijzen op het feit dan iedere gemeente vrij is om in een eigen gemeentelijk reglement een andere definitie van leegstand te hanteren. Laat het wel duidelijk zijn dat wij geen voorstaander zijn van een grote versnippering in definities van leegstand en in instrumenten om leegstand te bestrijden. Daarom vinden wij het ook nodig dat er één duidelijk instrument is om leegstand te bestrijden. In afwachting daarvan pleiten wij voor een harde aanpak van leegstand, verwaarlozing en verkrotting door iedere overheid naar zijn mogelijkheden en kunnen.
3.4 Sociaal verhuurkantoren stimuleren Het aanbod van sociale huurwoningen in Vlaanderen is te beperkt. Vele mensen in armoede komen daardoor op de private huurmarkt terecht. Een sociaal verhuurkantoor huurt woningen op de private huurwoningmarkt om ze, na eventuele renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerken, tegen een redelijke huurprijs te verhuren aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden. Door sociale verhuurkantoren te promoten en te ondersteunen wordt het aanbod van sociale huurwoningen verhoogd. Door een sociaal verhuurkantoor op te richten of samen te werken met een bestaand SVK kunnen lokale overheden (gemeenten en OCMW’s) op een structurele wijze hun verantwoordelijkheid opnemen inzake huisvesting voor kansarme en kwetsbare bewoners. De kerntaak bestaat immers uit de inhuring en verhuring van woningen op de private huurmarkt. Lokale overheden kunnen heel wat betekenen inzake verhuring via sociaal verhuurkantoren. De SVK’s kunnen financieel ondersteund worden voor hun begeleiding van de huurders. De lokale overheden kunnen SVK’s ook meer promoten bij eigenaars. Daarnaast beschikken ze over de mogelijkheid om aan de eigenaars, die de verhuring van hun eigendom toevertrouwen aan een SVK, een korting toe te staan op dat gedeelte van de roerende voorheffing, dat toekomt aan de gemeente.
3.5 Lokaal woonbeleid De gemeentebesturen krijgen in de Vlaamse Wooncode een belangrijke rol toegemeten. De gemeente is - als regisseur van het lokaal woonbeleid -
17
verantwoordelijk voor het uitwerken van haar woonbeleid waarbij aandacht dient uit te gaan naar het stimuleren van sociale woonprojecten, het ondersteunen van woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden en het bewaken van de kwaliteit van het woonpatrimonium en de woonomgeving (VWC art. 28 §1). In de praktijk kunnen de gemeenten deze basisopdrachten invullen op diverse complementaire manieren, zoals het organiseren van lokaal woonoverleg met de andere lokale woonactoren (VWC art. 28 §2), het toepassen van Vlaamse beleidsinstrumenten, het aanstellen van een deelof voltijdse huisvestingsambtenaar, het uitbouwen van een volwaardige huisvestingsdienst met eventueel een woonloket/woonwinkel voor de eerstelijnsdienstverlening aan de inwoners, het voorzien in eigen gemeentelijke reglementeringen, het samenwerken met of opstarten van een sociaal verhuurkantoor, intergemeentelijke samenwerking, het voeren van een gemeentelijk grond- en pandenbeleid, ...
3.5.1 Lokaal woonoverleg De Wooncode geeft aan de gemeenten de rol van coördinator van alle huisvestingsinitiatieven op hun grondgebied: hiertoe moeten zij woonoverleg organiseren, met het oog op een betere organisatie van de lokale woonmarkt. Een goede afstemming tussen de verschillende actoren is immers noodzakelijk. Deze lokale woonmarkten verschillen onderling vaak sterk; het is dan ook aan de gemeentebesturen om de verschillende lokale woonactoren actief te sturen en te begeleiden en een lokaal woonplan uit te stippelen. Het kan richting geven en schept een kader voor het beleid. Als een woonplan ontwikkeld wordt in overleg met alle woonactoren kan het een draagvlak vormen om de slaagkansen van concrete projecten en acties te waarborgen. Een goed werkende huisvestigingsdienst zal dan ook een netwerk van contacten moeten ontwikkelen en regelmatig samenwerken met andere actoren en diensten – vaak ook buiten de huisvestingssector of de gemeentegrenzen. In veel gemeenten zijn er goed werkende diensten, maar wordt er nog teveel ad hoc overlegd naar aanleiding van een concreet individueel probleem. De samenwerking beperkt zich vaak tot louter doorverwijzing naar andere diensten; vaak weten de verantwoordelijken bovendien zelf niet eens goed de weg in het aanbod van de verschillende diensten. Een gestructureerd overleg kan de dienstverlening efficiënter en meer op maat van de behoeften van de burger maken. Bovendien kan een gestructureerd woonoverleg zorgen dat steeds terugkerende vragen en problemen een structurele oplossing krijgen, doordat ze resulteren in beleidsconclusies. Enkel door communicatie met de verschillende lokale huisvestingsactoren kunnen lokale besturen vat krijgen op de woonmarkt, en de burger een goede dienstverlening garanderen. Het is aan de gemeente om dit overleg te coördineren en te structureren. De thema’s voor lokaal woonoverleg komen naar voor uit het dagelijkse gemeentelijke beleid. De thema’s zullen dan ook verschillen naargelang de eigenheid en kenmerken van de gemeente(n):
18
•
• • • •
Een kleine gemeente met weinig betaalbare huurwoningen kan overleggen over nieuwe projecten in verband met betaalbaar woningaanbod. Indien een regio met kleine gemeenten diezelfde woonproblematiek delen kan een bovengemeentelijk/intergemeentelijk overleg met de VMSW en de plaatselijke huisvestingsmaatschappijen een eerste stap zijn; In een regio met veel oudere woningen zonder klein comfort zal verbetering van de woonkwaliteit en renovatie belangrijk zijn; Een stad met sociale woonwijken voelt de nood te werken rond de leefbaarheid en projecten in verband met bewonersparticipatie; Gemeenten met gehuchten of woonkernen in deelgemeenten kunnen eerder zoeken naar verhoging van de woonkwaliteit in die woonkernen in de deelgemeente; In een plattelandsregio zullen het voorzieningenniveau en de mobiliteit ook belangrijke thema’s zijn. (Vlaamse overheid 2003: 12)
Wij vinden het hierin zeer belangrijk dat er geluisterd wordt naar de stem van de mensen in armoede. Wij inviteren de Limburgse armoedeverenigingen daarom dus zeer graag om deel te nemen aan lokale overlegmomenten op het gebied van wonen. Zij zijn als het ware ervaringsdeskundigen die kijken met een andere bril, een ontnuchterende bril soms. Op het lokale niveau kunnen de verschillende partners samengebracht worden om te zoeken naar oplossingen op maat.
3.5.2 Huisvestingsdienst, woonwinkel,… Het is de taak van de gemeente om te voorzien in een dienstverlening met betrekking tot bepaalde huisvestingsaangelegenheden (zoals aanbieden van informatie, bouwtechnische ondersteuning, behandeling van premieaanvragen, bemiddeling en begeleiding). Binnen de sociale dienstverlening door het OCMW neemt het gewicht van de huisvestingsproblematiek echter toe. Hierdoor komt de loketfunctie rond wonen soms in belangrijke mate bij het OCMW, en niet bij de gemeente, terecht. Toch is de noodzakelijkheid van een huisvestingsdienst en huisvestingsambtenaar zeer groot. Een goed functionerende gemeentelijke huisvestingsdienst is een must voor elke gemeente. Deze staat of valt uiteraard met personeel die over de nodige slagkracht en een duidelijk takkenpaket moet beschikken. De volgende taken zouden zeker opgenomen moeten worden door een huisvestingsdienst of huisvestingsambtenaar: • Beleidsvoorbereiding en het uitwerken van dossiers die dit beleid kunnen ondersteunen. Hiervoor is een zo volledig mogelijk inzicht nodig in de lokale woonsituatie; • Optreden als vertrouwensfiguur voor bewoners en de huisvestingsinstanties, in het bijzonder voor die bewoners die erg kwetsbaar zijn. Zij kunnen bij hem/haar terecht met hun vragen om informatie, advies en dienstverlening; • Coördinatie van het beleid, met de mogelijkheid om actief en creatief op te treden; • Uitbouw van een beleidsnetwerk “wonen”, met oog op samenwerking en onderlinge afstemming met andere huisvestingsactoren. (Vlaamse Overheid 2002: 6)
19
Hiermee willen wij ook het oprichten van woonwinkels stimuleren. In Vlaanderen zijn er een twintigtal initiatieven die werken volgens de principes van het woonwinkelconcept en dragen verschillende namen zoals woonwinkel, woonwijzer, wooninformatiedienst, wooninfocentrum, woonhoek,... Wij staan achter deze initiatieven omdat het woonwinkelmodel zorgt voor een aanbod ten behoeve van de klanten dat voldoende toegankelijk én aantrekkelijk is. Er wordt een aanbod gedaan op maat van de bewoners waarbij de nodige aandacht gaat naar: vlotte bereikbaarheid, klantvriendelijke openingsuren, toeleiding van prioritaire doelgroepen via vertrouwenspersonen en heldere en begrijpelijke taal. Daarbij wordt er gewerkt met vaste contactpersonen zodat er een vertrouwensband gecreëerd wordt en is er aandacht voor een discrete en vertrouwelijke omgeving waarin de gesprekken kunnen gevoerd worden. Verder wordt er zoveel mogelijk preventief advies gegeven om problemen inzake wonen te vermijden. Aan een preventieve aanpak hechten wij veel belang. Vele kwetsbare huurders hebben het immers vaak moeilijk om een woonst te vinden. Ze hebben onvoldoende kennis van de wetgevingen en missen vaardigheden om een goede woonst te zoeken. Voor deze groep mensen zijn er dus extra inspanningen nodig. Een woonwinkel of huisvestigingsdienst (van OCMW of gemeente) kan daarom volgende initiatieven aanbieden: • Extra ondersteuning op maat bij het zoeken van een huurwoning; • Hulp bij papierwerk en financiële zaken; • Bemiddeling tussen huurder en verhuurder; • Een centraal adviespunt in het zoeken naar een woning; • Vorming en opleiding in het zoeken naar een woning; • Vorming en opleiding in het onderhouden van een woning als huurder; • Een klussendienst uitbouwen voor kleine herstellingen in de huizen.
3.6 Affichering huurprijs Wij staan erop dat lokale overheden de wetgeving en instrumenten van het Vlaamse en Federale niveau zo goed mogelijk toepassen. Zo blijkt dat de verplichte affichering van de huurprijzen en kosten niet overal wordt nageleefd. In elke officiële of publieke mededeling moet het bedrag van de gevraagde huurprijs en van de gemeenschappelijke lasten vermeld worden. De verplichte affichering is een belangrijk instrument om transparantie te bevorderen en discriminatie te bestrijden. Het is de taak van de gemeente om die overtredingen vast te stellen en overtreders te bestraffen. Inbreuken kunnen bestraft worden met een administratieve boete tussen 50 € en 200 €. Maar uit de praktijk blijkt dat niet elke gemeente voldoende inspanning levert. Wij hameren erop dat de gemeenten gebruik maken van de wetsbepaling, artikel 1716 BW van de wet van 25 april 2007. De wet bepaalt een verplichte vermelding van de huurprijs en de gemeenschappelijke lasten ‘bij elke officiële of publieke aankondiging van de verhuring van een voor bewoning bestemd goed’. Deze omschrijving omvat alle vormen van aankondigingen, ongeacht de materiële drager: klassieke affiches, annonces, aankondigingen in dagbladen en tijdschriften, op het internet, …. Met de notie ‘onvolledig naleven’ in artikel 1716 BW wordt bedoeld: het niet vermelden van een van de verplichte mededelingen.
20
Ook de term ‘bewoning’ dient in de ruimst mogelijke zin te worden begrepen, waardoor alle vormen van wonen zijn onderworpen aan de verplichting: woningen, tweede verblijven, studentenkamers, kamers, enzovoort. Opdat de gemeenten gebruik zouden kunnen maken van de wetsbepaling, moeten zij een bepaling in die zin opnemen in hun politiereglementering. Dit kan uitgebreid worden met de mogelijkheid dat burgers ook zelf melding kunnen maken van ontwettelijke praktijken. Door deze maatregel kan discriminatie worden tegengegaan. In de praktijk verhogen sommige huurders immers de huurprijs wanneer zij te weten komen om wat voor kandidaat-huurder het gaat. Bovendien kunnen kanidaat-huurders door deze reglementering veel makkelijker weten of een woning die te huur staat ook voor hen betaalbaar is. Kandidaat-huurders kunnen zo veel sneller een geschikte woongelegenheid vinden en hoeven niet eerst alle verhuurders te bellen om te vernemen welke de huurprijs is. Voor verhuurders is het dus ook een goede zaak.
21
Conclusie Op elk beleidsniveau en op verscheidene gebieden zijn er nog veel inspanningen nodig om de woonproblemen in ons land op te lossen. Er zijn tal van acties die ondernomen kunnen worden om de betaalbaarheid en kwaliteit van de woningen aan te pakken. De cijfers en feiten wijzen duidelijk op de nood aan initiatieven. Er staan nog veel te veel mensen op een wachtlijst voor een sociale woning. De wachttijd is bovendien erg lang waardoor we achter de feiten aanhollen. De huisvestingsproblemen moeten sterk naar voren geschoven worden op de politieke agenda. Enkel op die manier kan er vooruitgang geboekt worden voor de mensen die nu in erbarmelijke omstandigheden leven en daar een grote prijs voor betalen. Niet enkel en alleen financieel maar ook op psychosociaal vlak. Een goede en betaalbare woonst maakt de rugzak van mensen in armoede immers een stuk lichter en helpt hen om uit de cirkel van uitsluiting te stappen. Een kwaliteitsvolle en betaalbare woning moet voor iedereen een must zijn. Ook voor diegenen die minder bedeeld zijn. Zij hebben extra steun nodig om die waar te maken. Een degelijk huurbeleid met reguleringen die de woonmarkt in de hand houden zijn onontbeerlijk. Een centraal huurwaarborgfonds, labels voor huurwoningen en huursubsidie zijn instrumenten om een goede woonhuurmarkt te creëren. Daarnaast moeten er voldoende randvoorwaarden gecreëerd worden opdat sociaal huisvestingsinitiatieven daadwerkelijk sociale woning kunnen bouwen en verhuren. We mogen ook niet vergeten dat de steden en gemeenten een belangrijke taak hebben in het tegemoet komen van de woonbehoefte in hun stad of gemeente. Een goed uitgewerkt woonbeleid, met een klantgerichte dienstverlening voor de burgers moet in elke stad of gemeente aanwezig zijn. Hierbij mogen de meest kwetsbare niet uit het oog verloren worden en is hun stem zeker zo belangrijk. Bij het optimaliseren van het woonbeleid geeft de participatie van mensen een armoede een duidelijke meerwaarde opdat zijn als het ware ervaringsdeskundigen zijn. Hun ervaringen en stem zorgen ervoor dat initiatieven niet aan hen voorbijvliegen en zij weer niet de dupe zijn van complexe en ontoereikende regelgevingen.
22
Literatuurlijst BOEKEN Goossens, L., e.a., Lokaal woonbeleid in België, Leuven: Acco, 2008. Lemahieu, P., Naar een centraal huurwaarborgfonds, Leuven: Kenniscentrum voor duurzaam woonbeleid, 2007. Verbeeck, L.; Buijs, X., Lokale besturen en wonen, Brussel: Politeia, 2008. Vlaamse overheid, Handleiding lokaal woonbeleid: Klantgerichte diensverlening, Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – afdeling Woonbeleid, 2002. Vlaamse overheid, Handleiding lokaal woonbeleid: Lokaal woonoverleg, Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – afdeling Woonbeleid, 2003. Vlaamse Overheid, Wonen in Vlaanderen, Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement RWO – woonbeleid, 2007. Vranken, J., e.a., Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2007, Leuven: Acco, 2007. Vranken, J.; De Boyser, K.; Dierckx, D., Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2006, Leuven: Acco, 2006. VVSG, Duurzaam en betaalbaar wonen: Bouwstenen voor een nieuwe legislatuur, Brussel: VVSG, 2006.
ARTIKELS Belang van Limburg, http://www.hbvl.be/vindzoek/archief/Artikel_detail.asp?id ={C71CA655-CB5E-4DC0-A1A1- 6DCBA88FAE64}&check=online (20.02.2008). Belang van Limburg, http://www.hbvl.be/vindzoek/archief/Artikel_detail.asp?id ={D3DEB151-F44B-4DC0-B563-C62606C59DD0}&check=online (28.07.2008).
INTERNET Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, http://www.armoedebestrijding.be/cijfers_kwaliteit_huisvesting.htm (06.08.2008). Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, http://www.armoedebestrijding.be/cijfers_sociale_huisvesting.htm (06.08.2008). Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen, http://www.vlaams-netwerk-armoede.be/docs/criteria.pdf (24.06.2008).
23