Samenvatting Kantoorbeheer Deel 1: Kantoorconcepten 1 Inleiding 2 Geschiedenis van de kantooromgeving 2.1 Een negatief imago Een kantoor had eerder een grijze uitstraling. Het is een tastbaar symbool van de economische activiteit en van sociale, technologische en financiële overgang. Werkende bevolking op het kantoor : - begin vorige eeuw: 5% - eind vorige eeuw : meer dan 50% Van waar dit minder positief beeld? -
-
De architecturale waarde was minder aantrekkelijk (het echte werk werd verricht op het platteland,…waardoor men weinig aandacht besteedde aan het kantoor). De status van kantoorwerk daalde (ook al bleef het aantal kantoorwerkers stijgen). Eind jaren ’60 werd het kantoor overspoeld door allerhande specialisten (programmeurs, systeemanalisten,…) Mensen hadden weinig oog voor de plaats en de omgeving waarin ze moesten werken. (Waren enkel geïnteresseerd in WAT ze moesten doen. Het belang van kantoorwerk is gedurende een groot deel van de 20e eeuw onderschat. Het is meestal onzichtbaar voor de buitenwereld, informatie kan niet gezien worden. (Immaterialisme)
2.2 Taylorisme De ontwikkeling van de kantoorcultuur begint bij F. Taylor. 19e eeuw : studie van de werkmethodes bij BSM. Door observatie en controle van de bewegingen werd het mogelijk arbeid efficiënter te maken. Taylors methoden lagen aan de basis van MASSAPRODUCTIE en BANDWERK. SCIENTIFIC MANAGEMENT of TAYLORISME? WAT : Bestond erin mensen te beschouwen alsof ze onderdeel waren van een productiemachine. SOORTEN: scheiding tussen geestelijke en uitvoerende arbeid.
Samenvatting Kantoorbeheer
1/38
PROCES: Mensen op het werk werden geobserveerd met een chronometer voor bewegingsstudies, uitgevoerd door mannen in witte schorten. Hun taak was om de meest efficiënte manier van werken te vinden. ACHTERLIGGENDE GEDACHTE: De uitvoerenden werden best behandeld als nietdenkende machines. Niet alleen toepasbaar in productieomgeving maar ook in kantoren: BASISIDEE VOOR HET MANAGEMENT VAN EEN KANTOOR: Een onpersoonlijke bureaucratie waar orde en regelmaat de belangrijkste elementen waren.
BIJ TAYLOR SPEELDE HIÊRARCHIE EEN BELANGRIJKE ROL : - Trouw en toewijding werden beloond met werkzekerheid - Promotie werd ook beloond met een statussymbool : meer ruimte. TAYLOR STREEFDE VERSCHILLENDE WAARDEN NA : - orde - hiërarchie - controle - mens als machine
De ideeën rond management evolueren. Vandaag maken we een ®evolutie mee op het vlak van de kantooromgeving.
2.3 De Noord-Amerikaanse stijl -
-
-
Sinds 1920: nieuwe ontwikkelingen in de bouwnijverheid (gebruik van staal, beton, liften, elektrische verlichting,…) droegen bij tot het ontwerpen van zeer hoge torens. Invloeden van de vastgoedsector (kantoren waren hier eigendom van) en stadsplanning : opbrengst drijfveer. Beschikbare ruimte in het centrum werd kostbaar en hoogbouw betekende een vermenigvuldiging van de oppervlaktewaarde. ! Door beperkte oppervlakte werden er standaard grondplannen getekend waarbij de kern van verticale circulatie (liften,trappen,…) en alle ruimte rondom de kern kon benut worden voor de plaatsing van burelen. Binnenkant: goedkoop en flexibel Buitenkant: groot deel van het budget werd gespendeerd aan het ontwerp en de realisatie van de gevel, die het prestige van het bedrijf moest uitdrukken.
HOOGBOUW MET STANDAARD GRONDPLANNEN
Samenvatting Kantoorbeheer
2/38
2.4 De Noord-Europese traditie -
Noord-Europese steden: oud en hadden al hun eigen identiteit. Het kantoorgebouw kreeg geen vooraanstaande plaats in het stadsbeeld. Eigendom van een bedrijf Sociaal democratisch klimaat in Europa (veel overleg tussen werkgever en werknemer) zorgde ervoor dat bij het ontwerp van het gebouw rekening werd gehouden met de eisen van de eindgebruiker.
smallere kantoorgebouwen = werknemer zicht geven naar buiten. cellulair omwille van de vraag naar gesloten kantoren vriendelijk ten opzichte van het klimaat en de omgeving omwille van de veiligheid en gezondheid van de werknemers
BEPERKTE HOOGBOUW MET EIGEN STIJL IN OMGEVING VAN STEDEN CONCLUSIE AMERIKA: - grote projecten gefinancierd door vastgoedmarkt - gebouw zo standaard mogelijk om gemakkelijk te kunnen verhuren - liggen in het centrum EUROPA: - kantoorgebouwen zijn veel gevarieerder - hebben wel een lage bezettingsgraad - gebouwen worden door een bedrijf gebouwd - er werd geld geleend - er werd meer aandacht besteed aan het ontwerp - liggen in de omgeving van grote steden .
2.5 De ommekeer -
1980: vraag naar nieuw kantoorconcept vanuit economische technologische vooruitgang,… andere manier van werken vereist andere huisvesting (meer creativiteit) kennis en uitwisseling ervan wordt heel belangrijk informatietechnologie maakt veel mogelijk
druk,
FM DOET ZIJN INTREDE
Samenvatting Kantoorbeheer
3/38
3 Oorzaken van de verandering 3.1 Bedrijfseconomische ontwikkelingen 3.1.1 Oppervlakte van een werkplek Ontwikkelingen die kantoorgebeuren.
een
belangrijke
rol
spelen
in
de
organisatie
van
het
WAT VERSTAAT MEN ONDER DIE m²? Volgens ISO-of DIN-norm aantal m² onderverdelen. Beide normen komen op een aantal details na, overeen.
Het is van belang dat elke organisatie voor zichzelf een aantal afspraken maakt omtrent de berekening van oppervlaktes, liefst zo goed mogelijk aansluitend op een norm.
Bruto vloeroppervlakte = netto vloeroppervlakte + constructieoppervlakte Netto vloeroppervlakte = nuttige-+ installatie-+ circulatieoppervlakte Bruto vloeroppervlakte (BVO) = de totale opp van de grondvlakken van de verschillende verdiepen. (wordt berekend met de buitenmaten van het gebouw. Netto vloeroppervlakte (NVO) = de opp tussen de verschillende muren en constructieelementen. Constructieoppervlakte = de opp die ingenomen wordt door de elementen van de structuur van het gebouw zoals gevels, kolommen, steunmuren, niet te betreden schachten, enz… Nuttige oppervlakte = de opp die overeenstemt met het doel of het gebruik van het gebouw. (de ruimte binnen de kantoren,incl ingebouwde kasten,meubilair, bewegingsruimte,…) Installatie oppervlakte = de opp die nodig is om het gebouw op zich te laten functioneren. (de technische lokalen zoals HVAC) Circulatie oppervlakte = de verkeersruimten zoals gangen,trappen,…
Samenvatting Kantoorbeheer
4/38
OPTIMALE m²? Hoe groter het % nuttige oppervlakte, hoe beter dit is uit economisch oogpunt! -
Het aantal m² nuttige opp per medewerker zou uit economisch oogpunt zo klein mogelijk moeten zijn, maar wel optimaal om goed en efficiënt te functioneren. Ergonomisch en functioneel zo optimaal mogelijk.
Optimale m² volgens Algemeen Reglement voor ArbeidsBescherming (ARAB): wetgeving in verband met veiligheid. Nu vervangen door CODEX.
In het ARAB (Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming) wordt een minimale hoogte voor werkplaatsen van 2.5 m voorgeschreven. Deze norm kan ook voor kantoren gehanteerd worden. De Belgische wetgeving schrijft echter niets voor i.v.m. de oppervlakte van kantoren. Wanneer we een kijkje nemen bij onze buurlanden, zien we dat daar wel normen en aanbevelingen bestaan omtrent dit onderwerp. Daarop kunnen we ons dan ook baseren om tot een redelijke oplossing te komen. Vloeroppervlakten per standaard-kantoorfunctie Standaard kantoorruimte
Minimale vloeropp in m2
Optimale vloeropp in m2
A B C D E F
7 9 13 11 18 28
9 11 14 12 18 28
a) uitvoerend kantoorwerk. telefoon- en archiefwerk. b) uitvoerend kantoorwerk waarbij een beeldschermopstelling noodzakelijk is; Samenvatting Kantoorbeheer
5/38
c) leidinggevenden van a) en b): beeldschermopstelling en overlegruimte voor max. 4 personen; d) kantoor- of beleidsadvieswerk: beeldschermopstelling en overlegruimte voor max. 2 personen; e) leidinggevenden voor d): beeldschermopstelling en overlegruimte voor max. 6 personen; f) representatieve functies met bestuurlijke verantwoordelijkheden.
3.1.2 Bezettingsgraad van een werkplek Bezettingsgraad opmeten volgens MMO: 14 dagen op willekeurige tijdstippen (6 à 8 u/dag) controleren op aanwezigheid in kantoor. Lage gemiddelde bezetting van de werkplekken: • • • • •
Van de effectief te benutten werkdagen zijn we 20% van de tijd niet beschikbaar. (ziekte, vakantie,…) Een groot deel van de beschikbare oppervlakte wordt niet gebruikt. Vergaderingen, bezoeken buitenshuis enz... zorgen voor een lage bezettingsgraad Slechts 48% van de beschikbare werkplekken wordt gebruikt Slechts 60% van de medewerkers is in het gebouw aanwezig. Bvb.: directie, managers, adviseurs
Hoge werkplekbezetting: •
Bvb.: De receptie, het secretariaat, ondersteunende afdelingen
OPMERKING Managers, directeurs hebben meestal de grootste werkplek terwijl zij het minst aanwezig zijn.
3.1.3 Kosten van een werkplek WAT KOST EEN WERKPLEK NU? Databank FACANA : in deze databank zijn de facilitaire kosten en prestaties opgenomen van honderden organisaties en nog veel meer locaties. Ook op het internationale toneel wordt vel energie gestoken in het verkrijgen van inzicht in de kosten van facilitaire organisaties.
Vaste lasten (huur of afschrijving) maken slechts een beperkt deel uit (1/3) van de totale kostprijs van een werkplek. Men spreekt van: •
Huisvestingsgebonden kosten: huur, afschrijving, onderhoud, schoonmaak en energie. Per m².
Samenvatting Kantoorbeheer
6/38
•
Werkplekgebonden kosten: ICT,, receptie, catering. Per werkplek aangegeven.
OPMERKING Een overdreven aandacht voor de kosten heeft in een aantal gevallen geleid tot een verschraling van de dienstverlening. Kwaliteit werkplek: In de toekomst moet men kijken naar de toegevoegde waarde die facilitaire organisaties hebben voor het primaire proces in plaats van het minimaliseren van de kosten!
3.1.4 Efficiëntie en effectiviteit van een werkplek Het ruimtegebruik kunnen we in twee richtingen verbeteren: -
Efficiëntie: iets op een goede manier doen
Efficiëntie verhogen komt overeen met de exploitatiekost (kostprijs) te verlagen -
Effectiviteit: het goede doen
Effectiviteit verhogen: de ruimte op zo’n manier gebruiken dat ze de kwaliteit van het werk verbetert. Ze biedt een meerwaarde aan het bedrijfsproces.
OPMERKING Zie bijlage 11&12 en p 17
3.2 Technische ontwikkelingen De doorbraak van de informatietechnologie (GSM, internet) veroorzaakt een revolutie in de dagelijkse manier van werken en leven: -
snelheid mobiliteit flexibiliteit
Deze ontwikkelingen veroorzaken ook een evolutie in het functioneren van bedrijfsprocessen. Dit heeft een grote invloed op: -
de organisatiestructuren de dagelijkse manier van werken de aard van de relatie tussen personeel en organisatie
Bedrijven moeten de beste manier vinden om een concurrentievoordeel te creëren door efficiënt gebruik te maken van een netwerk van mensen en informatie. => Proces van voortdurende verandering!
Samenvatting Kantoorbeheer
7/38
Efficiëntieverbetering is een belangrijke motor achter dit veranderingsproces. Zowel publieke als private organisaties zijn gedwongen om zich concurrerend op te stellen en de exploitatiekosten te verminderen.
3.3 Maatschappelijke ontwikkelingen Mobiliteit en bereikbaarheid van kantoren zorgen voor problemen. -
locatie van bedrijven de behoefte aan een evenwicht tussen privé en werk
INVLOED OP NIEUWE KANTOORCONCEPTEN!
3.4 Vergelijking tussen de oude en de nieuwe kantoorcultuur Traditionele kantooromgeving: • • • • • • •
administratief werk was de basis van het kantoorwerk het werk was routinematig één persoon per werkplek, van 9 tot 5 aan het kantoor was te zien hoe belangrijk een persoon was geschikt voor grote groepen van medewerkers groepswerk werd niet gestimuleerd, elk had zijn individuele opdracht de volgorde, zoals in een productielijn, werd zoveel mogelijk benaderd.
Nieuwe kantooromgeving: • • • • • •
veel meer aandacht voor het economisch belang van een beter gebruik van tijd minder fysieke grenzen, aangezien de moderne organisatie meer overleg vereist en specialisten om complexere problemen sneller te kunnen oplossen minder belang aan hiërarchie, werkelijke bijdrage belangrijker spelen in op steeds kleiner wordende business units die ontstaan als gevolg van uitbesteding van al wat niet tot de core-business behoort stimulatie van teamwerk door inrichten van projectruimtes en vergaderzalen groot vertrouwen en gebruik van informatietechnologie
OPMERKING Zie bijlage 15
Samenvatting Kantoorbeheer
8/38
4. Kantoorconcepten (4) 4.1 Interactie en autonomie Hoe en in welke verbanden voeren medewerkers hun taken uit? Twee maatstaven: -
Interactie : persoonlijk, face-to-face, contact is nodig of wenselijk Autonomie : zelfcontrole over plaats, middelen, tijdstip van het werk
Wanneer we deze twee maatstaven in kaart brengen, krijgen we een goed beeld van de richting waarin kantoorconcepten en kantoormeubilair zich moet ontwikkelen. INTERACTIE • •
wanneer de interactie toeneemt, stijgt de druk om ruimten te voorzien om dit te ondersteunen vormen variëren sterk naargelang de -
complexiteit de dringendheid het belang van de uitvoering van de taak
MAW : tussen informele en formele gesprekken •
interactie BUITEN het kantoor, heeft een direct gevolg voor de bezettingsgraad (veel contact met klanten buiten het kantoor zorgt vaak voor een wisselende bezettingsgraad)
AUTONOMIE •
Hoe meer autonomie (en verantwoordelijkheid) de werknemer krijgt, hoe meer hij ook zijn werkomstandigheden zal willen controleren, individueel of collectief, en hoe meer inspraak hij zal willen over de aard en de kwaliteit van zijn werkomgeving.
OPMERKING Interactie en autonomie zijn sterk verbonden met veel aspecten van kantoorinrichting, omdat ze de verwachtingen van de werknemer beïnvloeden over de opstelling van de werkplekken, de hoogtes van de eventuele scheidingselementen, de verlichting, enz,…
Samenvatting Kantoorbeheer
9/38
4.2 Soorten kantoorwerk Types kantoorwerk? •
Kantoor als fabriek : Interactie : gering afgezien van het sociale contact tussen de werknemers. Autonomie : ook te verwaarlozen.
•
Kantoortaken van een hoger niveau: Interactie : hier is er een grotere mate van samenwerken nodig! Interactie verhoogt! Autonomie: blijft vrij laag
•
Kantoorwerk zoals in de juridische wereld of onderzoekscentra: Interactie : interactie is zeer klein daar het kantoor als plaats voor werk wordt aanzien dat zeer veel concentratie vraagt. Autonomie : vrij hoog
Transactional offices ( door de invloed van de informatietechnologie op het werk) => plaatsen waar kennis doorgegeven wordt. Interactie : maximalisatie (door beter beheer van tijd en ruimte) Autonomie: maximalisatie
SOORTEN WERK OP EEN KANTOOR • • • •
individueel werk zonder hoge eisen qua concentratie groepswerk / projectwerk geconcentreerd werk doorgeven van kennis
OPMERKING Opdeling is theoretisch. In praktijk is het een combinatie van verschillende soorten werk waarbij het optimaal zou zijn als we kunnen beschikken over “activity related workplaces” = omgeving gebaseerd op de activiteit.
Samenvatting Kantoorbeheer
10/38
DIAGRAM
In het diagram duiden de pijltjes op mogelijke evoluties: -> De individuele processen en de bijhorende kantoorvormen zullen verminderen of vervangen worden door groepsruimtes. -> Het belang van kennisoverdracht neemt toe waardoor het aantal bijhorende kantoortypes zal stijgen.
Plaats voor de verschillende soorten “werk” op een kantoor 4.2.1 Plaats voor individueel werk : bijenkorf
•
weinig interactie en weinig autonomie
•
weinig akoestische en visuele privacy
•
meestal open ruimte uniform opgebouwd
•
onpersoonlijk karakter
zie bijlage 17 4.2.2 Plaats voor geconcentreerd werk : de cel ♦ ♦ ♦ ♦
weinig interactie en veel autonomie veel akoestische en visuele privacy afzonderlijk kantoor persoonlijk karakter
zie bijlage 18
Samenvatting Kantoorbeheer
11/38
4.2.3 Plaats voor groepswerk : het hol ♦ ♦ ♦ ♦
veel interactie en weinig autonomie weinig akoestische en visuele privacy groepskantoor eerder onpersoonlijk karakter
zie bijlage 19 4.2.4 Plaats voor het doorgeven van kennis : het club ♦ veel interactie en veel autonomie ♦ weinig akoestische en visuele privacy ♦ aangenaam vertoeven met veel faciliteiten zie bijlage 20
4.3 Soorten kantoorwerkplekken “ Kantoorwerkplek is de plaats waar werkzaamheden kunnen verricht worden waarbij de verwerking van informatie centraal staat.” Drie basiskarakteristieken om de verschillende kantoorwerkplekken te definiëren : ♦ Waar is de werkplek gelegen (t.o.v. andere werkplekken) -> plaats ♦ Lay-out van de werkplek en relatie met ander werkplekken ♦ Hoe gebruikt men de werkplek?
4.3.1
Plaats van de kantoorwerkplek volgens eigenschap : ligging van de werkplek ten opzichte van de andere werkplekken.
4.3.1.1
Basiskantoor
Basiskantoor of permanente werkplaats van de meeste werknemers. Komt overeen met de traditionele opvattingen rond kantoren : de plaats war je elke dag naartoe gaat om te werken, waar je collega’s ontmoet,... Een basiskantoor is uitermate geschikt om het imago van een bedrijf uit te drukken.
Samenvatting Kantoorbeheer
12/38
4.3.1.2
Telewerkplek
Telewerkplek of een werkplek op afstand van het basiskantoor. Deze plek kan gelegen zijn in een kantoorgebouw of op een plaats die al dan niet bedoeld is als werkplek. Voor de communicatie met collega’s en management is informatietechnologie nodig. Ze komen voor in verschillende vormen. ♦ Satellietkantoor Is een kantoorgebouw waar telewerkers van één organisatie gebruik van kunnen maken. Het kantoorgebouw wordt door de organisatie ter beschikking gesteld van zijn werknemers. Een fm zorgt voor de toewijzing van de werkplekken en aanverwante diensten. ♦ Business center Dit kantoor wordt ter beschikking gesteld door een commerciële aanbieder. Ze worden te huur aangeboden, dit houdt in dat mensen van verschillende organisaties hier kunnen komen werken. Ze zijn ook uitgerust met informatietechnologie. Een business center is meestal gelegen in de nabijheid van bvb een luchthaven. ♦ Gastwerkplek Dit is een werkplek in het kantoor van een klant. Dit maakt de communicatie met de werknemers van de klant eenvoudiger. (Ook gebruik van archieven en databestanden van de klant => eenvoudig). ♦ Thuiswerkplek -
werkplek in een woning van een medewerker geen gezamenlijke faciliteiten zeer autonoom discussie over nodige accommodatie en verzekering arbeidsongevallen
♦ Instant werkplek -
werkplek die oorspronkelijk niet bedoeld was om te werken geen gezamenlijke faciliteiten onafhankelijk van plaats en tijd in hotellobby’s, hotelkamers, vliegtuigen, restaurants,..
Samenvatting Kantoorbeheer
13/38
4.3.2
Plaats van de kantoorwerkplek volgens eigenschap : Lay-out van de kantoorwerkplek
Enkel van toepassing op werkplekken die zich in een kantoorgebouw bevinden. Heeft betrekking op de ruimtelijke eigenschappen van de werkplekken. Omslotenheid is de belangrijkste vorm. Is een werkplek fysiek gescheiden of gelegen in dezelfde ruimte als de andere werkplekken? -> Heeft een grote invloed op : -
wijze waarop mensen samenwerken klimaatbeheersing ruimtelijke flexibiliteit efficiënt ruimtegebruik
4.3.2.1
Kamerkantoor
Kamerkantoor of cel : omsloten ruimte met 1 tot 3 werkplekken. -
Akoestische en visuele privacy voor 1-3 pers. Mogelijkheid tot gedecentraliseerde klimaatregeling Vertrouwelijke gesprekken Mogelijkheid om de status en de hiërarchie uit te drukken door het variëren in grootte, bemeubeling en aankleding. Ruimtegebruik per werkplek is vrij hoog.
4.3.2.2
Groepskantoor of teamkantoor
Grenskantoor : omsloten ruimte met 4 tot 12 werkplekken. -
Minder mogelijkheid tot gedecentraliseerde klimaatregeling Hogere ruimtelijke flexibiliteit. Ruimte per werkplek wordt kleiner
Worden vandaag gebruikt voor: -> projectteams: ‘een groep mensen die gedurende een bepaalde periode samenwerkt tot een project beëindigd is of voor een groep mensen met eenzelfde samen uit te voeren regelmatig terugkerende opdracht.’ -> clubs: ‘verschillende mensen komen samen, al is het type werk anders dan bij een projectteam.’
Samenvatting Kantoorbeheer
14/38
4.3.2.3
Kantoortuin en kantoorlandschap
Kantoortuin of kantoorlandschap: omsloten ruimte met meer dan 12 werkplekken.
4.3.2.4
Combikantoor
Combikantoor: een aantal cellen zijn gelegen rond een groepskantoor.
4.3.3
Gebruik van het kantoor
Heeft betrekking op de manier waarop werkplekken gebruik worden. 4.3.3.1 -
1 persoon traditionele manier van verdelen drukt status uit territorium met archief en informatietechnologie persoonlijke inrichting medewerkers weten elkaar gemakkelijk te vinden
4.3.3.2
-
Persoonlijke werkplek
Gedeelde werkplek
2 of meerdere personen op verschillende tijdstippen van dezelfde werkplek gebruik maken krijgen de indruk een eigen territorium te hebben geen persoonlijke inrichting (is moeilijker) opberging in kasten nabij werkplek
Om dit concept goed te laten werken dienen 2 belangrijke regels gerespecteerd te worden. 1) gebruik op voorhand afspreken (werkplanning) 2) persoonlijke spullen dienen verwijderd te worden als men stopt met werken (clean desk) 4.3.3.3
-
Niet-territoriale werkplek
geen vaste groep personen werkplekken worden door iedereen gebruikt geen territorium opberging in verrijdbare ladenblokken
Samenvatting Kantoorbeheer
15/38
De toewijzing kan op twee manieren gebeuren: 1) Via reservering 2) Wie eerst komt eerst maalt Waarom bestaat er een indeling? Gedeelde en niet-territoriale werkplek reduceren de kosten wanneer het aantal werkplekken kleiner is dan het aantal werknemers. Door kostenbesparing kan men de werkplekken bvb beter uitrusten.
4.4 Sociale aspecten bij nieuwe kantoorconcepten. Irrationele psychologische behoeften spelen een grote rol. 4.4.1 Mens en werkplek
Werknemers kennen allerlei emotionele betekenissen toe aan hun fysieke werkomgeving. De ontwerper of adviseur moet dus rekening houden met menselijke eigenschappen en behoeften. De interactie tussen mens en omgeving wordt sterk bepaald door 3 behoeften: 1) Fysiologische behoeften
-
fysieke behaaglijkheid en lichamelijk welzijn. Dit vraagt om een aantrekkelijk binnenklimaat, veilige en gezonde omgeving, afgestemd interieur,… indien hier niet aan voldaan wordt kan dit leiden tot onvrede en grijs ziekteverzuim
(wit ziekteverzuim: echt ziek, zwart: bedrog, grijs: komt door het niet goed voelen in bedrijf) 2) Sociale behoeften -
behoefte aan interactie met anderen, maar men wil zich ook soms kunnen terugtrekken (privacy) er moet dus ruimte zijn voor communicatie en sociaal contact, maar ook voor afzondering!
3) Psychologische behoeften -
behoefte aan erkenning, waardering en respect schoonheid, identiteit, zelfontplooiing ze willen zich profileren in eigen kantoor
Samenvatting Kantoorbeheer
16/38
OPMERKING De fysiologische behoefte is eenvoudig grijpbaar en stuurbaar. Sociale en psychologische zijn minder beheersbaar. Men stelt vast dat er bij iedere mens behoefte is aan persoonlijke ruimte. Deze behoefte heeft te maken met de behoefte aan territorium en privacy. 4.4.2 Privacy
= de mate waarin mensen in staat zijn hun interactie met anderen te controleren (het gaat om zelfbeschikking en keuzevrijheid in het aangaan of vermijden van contact)
Te veel privacy: sociaal isolement Te weinig privacy: ergernis, onbehagen, overbelasting en drukte Onderscheid tussen: Visuele privacy: keuzevrijheid in zicht Akoestische of auditieve privacy: horen en gehoord worden (groot minpunt)
Onderzoek: In open kantoren verbetert communicatie want kans op interactie is groter. Maar privacy neemt af! Oplossing: Sociale maatregelen: vragen om stiller te praten, non-verbale communicatie Ruimtelijke maatregelen: wanden in glas van verschillende hoogtes Gevolg: Ontwerper moet een balans vinden tussen de behoefte aan openheid en behoefte aan privacy. Hangt af van soort werk: bij complex denkwerk is privacy noodzakelijk
4.4.3 Territorium
= een bepaald gebied of plaats tot persoonlijke eigendom maken en het afschermen tegenover anderen. (sterk verbonden met privacy) Het betekent een stukje persoonlijke controle van de omgeving. Het opheffen van de persoonsgebonden werkplekken ten gunste van flexibele werkplekken, of het verlies aan een eigen territorium wordt als een minder groot probleem ervaren.
Samenvatting Kantoorbeheer
17/38
5. Rol van het facility management in een kantoorcomplex. 5.1
Ontwerp en bouw van het complex.
Het invoeren van een nieuw kantoorconcept is meer dan het anders schikken van een aantal burelen en het maken van een aantal afspraken. Het is een “veranderingsproces” met invloed op de totale manier van werken en zijn op het werk. Vroeger: gebouw werd ontworpen en gebouwd zonder inbreng van de mensen die het later zouden moeten runnen. Daardoor was de uitbating van het gebouw veel duurder dan noodzakelijk. Zie bijlage 24
5.2
Exploitatie van het complex
Taken weggelegd voor FM met oog op uitbesteding: Onthaal, bewaking, technisch onderhoud, schoonmaak, onderhoud, afvalverwerking, catering, helpdesk, vergaderzalen, kabelmanagement, EHBO-post, archiefbeheer, aankoopdienst,…
Zie bijlage 25
5.3
Voor het aanbieden van social facilities
Vormen voor medewerkers een bijkomend voordeel of gemak: Bedrijfsrestaurant, kranten-en boekenwinkel, fitness, pendeldienst, carwash, verhuur wagens, kinderopvang, reisagentschap, bank, droogkuis en wasserij, kapper, bloemenwinkel,… Ze worden beschouwd als een deel van de tertiaire arbeidsvergoedingen. Zie bijlage 26
Samenvatting Kantoorbeheer
18/38
6. Aanpak van kantoorinnovatie 6.1
Ontwikkelen van een passend kantoorconcept
Om op een professionele manier een eventuele innovatie te realiseren zal de fm moeten aantonen hoe een passend kantoorconcept er uit ziet voor zijn organisatie. Om dit te bepalen kan volgend traject worden doorlopen : 1) Opstellen gebruikersprofiel van de organisatie 2) Opstellen van generieke ruimtetypen en ruimtebudgetten 3) Ontwerpen van kantoorconcepten. 6.1.1 Opstellen van een gebruikersprofiel
Gebruikersprofiel: ontwikkelt een duidelijk beeld van de organisatie. 4 ELEMENTEN a) lange-en middellange termijnstrategie -
hoe dynamischer de markt waarin de organisatie werkt, hoe moeilijker het is een strategie op lange termijn te bepalen men moet bepalen hoe situatie vroeger was, wat de situatie nu is en wat men eventueel verwacht. (veranderingstendens)
b) huidige structuur en cultuur beeld krijgen van: -formele verhoudingen tussen de medewerkers (organigram) -functies (hoeveel van elk) die zij uitoefenen (functiegroepen vormen bvb. docenten) c) huidige manier van kantoor-en werkplekgebruik Beeld krijgen van de huidige manier van kantoor – en werkplek gebruik door: -observatie: objectief beeld van de huidige manier van kantoor-en werkplekgebruik -techniek: multimomentopname (MMO) - minstens 2 weken ieder uur dezelfde route langs bepaalde werkplekken volgen - bezet? Welke activiteit op die werkplek? - beeld vormen van bezetting en activiteiten
Samenvatting Kantoorbeheer
19/38
d) tevredenheid met werkplek en werkomgeving - om storende en positieve aspecten te kennen - basisgegevens voor evaluatie van het project
-
storende aspecten hebben nadelige invloed op productiviteit nulmeting bij opstart van project dient als referentie voor latere evaluatie nulmeting geeft inzicht in de huidige situatie en in mogelijkheden om deze te verbeteren
Opstellen generieke ruimtetypen en ruimtebudgetten Het gebruikersprofiel dient als basis om te bepalen aan welke verschillende ruimtes de medewerkers in een bepaalde functiegroep behoefte hebben. Bvb projectgroep moet samen kunnen overleggen en elke medewerker moet zijn ook individueel kunnen terugtrekken. Er is dus behoefte aan een groepskantoor en aan kamerkantoren. Het aantal verschillende types werkplekken dat voorzien moet worden, kan afgeleid worden uit het gebruikersprofiel. Voor gedeelde werkplekken moet er rekening gehouden worden met de gemiddelde bezetting, veiligheidsmarge, het aantal m² per werkplek en het ruimtebudget.
Opstellen ruimtebudget: • • • • •
aantallen van de verschillende types extra ruimtes eventueel niet-territoriale werkplekken bezettingsgraden enz.....
zie bijlage 30
6.1.2 Ontwerpen van een kantoorconcept Basis : gebruikersprofiel, generieke ruimtetypen en ruimtebudgetten Het kantoorconcept wordt opgebouwd uit clusters van generieke ruimtetypen, waarbij elk van deze ruimtetypen een optimale werkplek biedt voor één of meer van de in het gebruikersonderzoek bepaalde activiteiten.
Samenvatting Kantoorbeheer
20/38
6.2
Implementatie en acceptatie van een nieuw kantoorconcept
Begint eigenlijk al tijdens het ontwikkelen van het concept. Is pas geslaagd indien het concept aansluit op de verwachtingen en behoeften van de gebruikers. Bij de implementatie van een nieuw kantoorsysteem worden volgende stappen genomen: -
pilootproject implementatie in de volledige organisatie evaluatie en onderhoud van het nieuwe concept
6.2.1 Pilootproject opzetten Wat : Stuurgroep waarin alle disciplines waarop een nieuw kantoorconcept invloed heeft, vertegenwoordigd zijn Doel : - Ondersteuning tijdens het stapsgewijs invoeren van het kantoorconcept - Aantonen van de voordelen voor de organisatie en de gebruikers - Komen tot een geïntegreerde visie op de werkomgeving en de manier waarop deze kan bijdragen tot het bereiken van de organisatorische doelstellingen. Criteria voor de selectie van een groep voor een pilootproject (Becker) : -> voor concepten waarin telewerken en niet-territoriale werkplekken gecombineerd worden: • meer dan 50 % niet op vaste werkplek of niet in het kantoor • taken zijn voor groot deel individueel te volbrengen • hoofdkantoor is niet dichter dan klantenkring • goed kunnen omgaan met ICT • veel reizen -> voor concepten waarin een vorm van teamwerk belangrijk is: • • •
werken aan projecten die meer dan enkele maanden duren beloond worden op basis van groepsprestaties nood hebben aan regelmatige, informele en face-to-face contacten
Stuurgroep o leider: gemotiveerd persoon (FM’er) die zaken overbrengt o vertegenwoordigde disciplines: FM, vastgoed, HR, IT-technologie o doel: geïntegreerde visie op werkomgeving en de manier waarop deze kan bijdragen tot het bereiken van de organisatorische doelstellingen
Samenvatting Kantoorbeheer
21/38
Implementatie in de volledige organisatie
Succesvol pilootproject is belangrijk voor verdere implementatie maar geen garantie voor succes. Gebruikers van het nieuwe concept uit de pilootgroep zijn belangrijke ambassadeurs voor het totale project. Men is sneller geneigd een collega te geloven. Pilootproject: overzichtelijke aangelegenheid, aanpak staat vast, concept is los Implementatie in een groot kantoor: grote operatie, een goede voorbereiding is noodzakelijk Belangrijk om na het succesvol pilootproject de 1e stappen uit de ontwikkelingsfase uit te werken zodat er een optimale werkoplossing uitgewerkt wordt. MAW: • • • • •
gebruikers van pilootproject zijn belangrijke ambassadeurs voor het totale project gebruikersprofiel, enz.. moeten voor de andere gebruikersgroepen geëvalueerd en eventueel aangepast worden de aanpak van het traject staat vast, niet het concept communicatie met alle betrokken medewerkers is zeer belangrijk degelijke projectplanning noodzakelijk
6.2.2 Evaluatie van het concept Na het implementeren van het nieuwe kantoorconcept moet men een nieuw onderzoek naar tevredenheid starten. Het eerste onderzoek dient dan als referentie. Wanneer er punten zijn die minder goed scoren binnen het nieuwe kantoorconcept, dan moet men hier aandacht aan besteden. 6.2.4 Instandhouding van het concept De stuurgroep zou het concept kunnen opvolgen. Men moet dan: -
De informatietechnologie blijvend onderhouden en optimaliseren Kantoorapparatuur onderhouden Vastleggen en opvolgen nieuwe afspraken ivm reserveren, archief, … Bekijken andere regels ivm veiligheid
Ervaringen met nieuwe kantoorconcepten : Artikel “Ervaringen met flexibel werken in een innovatieve kantooromgeving” p.42 Zie bijlage 33, 34 en 35
Samenvatting Kantoorbeheer
22/38
Samenvatting Kantoorbeheer
23/38
Deel 2: Kantoorinrichting 8. Kantoormeubilair 9. Toestellen in kantoren 10. Kantoorbenodigdheden
Deel 3: Kantooromgeving 11. Klachten in kantoren Onderzoek Nederlandse kantoren (Landbouwuniversiteit Wageningen 1990): 35% ontevreden over binnenklimaat, 20% gezondheidsklachten Sick Building Syndrome Aspecifieke gezondheidsklachten: hoofdpijn, vermoeidheid, irritaties luchtwegen en ogen * klachten verdwijnen snel na het verlaten van het gebouw * verband tussen oorzaak en gevolg is moeilijk te leggen omdat ze veel oorzaken kunnen hebben: • •
arbeidsomgeving - ergonomische aspecten arbeidsverhoudingen
Het leggen van relaties tussen dit type klachten en oorzaken is moeilijk, alsook de relatie tussen gezondheidsklachten en ziekteverzuim (externe factoren hebben invloed op ziekteverzuim).
Samenvatting Kantoorbeheer
24/38
De meeste klachten over de werkomgeving hebben technische oorzaken. Het gaat hier vooral om klachten met betrekking tot volgende zaken : -
Luchtkwaliteit klachten over onvoldoende ventilatie en te hoge temperatuur
-
Thermisch comfort in de zomer : hoge interne warmtelast, onvoldoende zonnewering, ventilatie en koeling in de winter : tochtverschijnselen door slacht afgestelde of ontworpen inblaasroosters, niet goed regelbare opening van ramen of grote koudevlakken
-
Geluid geluidshinder door veel mensen in één ruimte, extern geluid, apparatuur, installaties ,…
- Licht te weinig daglicht, onjuiste beeldschermopstelling, helderheidverschil
Samenvatting Kantoorbeheer
25/38
12. Kantoorklimaat 12.1 Thermisch binnenklimaat Binnenklimaat: combinatie van thermisch binnenklimaat en luchtkwaliteit = Het geheel aan omgevingsparameters die de thermische sensatie van de mens beïnvloeden (koud, warm, tocht, koudestraling,…). Thermische behaaglijkheid wordt bepaald door fysische factoren:
Samenvatting Kantoorbeheer
26/38
De thermische behaaglijkheid wordt bepaald door enkele fysische factoren : -
Luchttemperatuur
-
Relatieve vochtigheid RV = AV x 100 VV Deze waarde moet tussen de 40 en de 60 liggen.
-
Stralingstemperatuur is afhankelijk van de temperatuur van omliggende voorwerpen en van het uitstralingsvermogen van de omringende voorwerpen
-
Luchtsnelheid is van belang voor het aanvoelen van een omgeving. MAX 0.2 m/s
-
De uit te voeren activiteiten Door uit te voeren activiteiten wordt door het lichaam energie omgezet in warmte. Deze wordt uitgedrukt in W/m² + bijlage 41 !
-
De kleding Onze kleding heeft een isolerende waarde die wordt uitgedrukt in m²C/Watt
Samenvatting Kantoorbeheer
27/38
12.2 Luchtkwaliteit Luchtkwaliteit = heeft betrekking op die omgevingsparameters die een geursensatie teweegbrengen of die leiden tot een prikkeling van de luchtwegen of de ogen. De kwaliteit van de binnenlucht in een ruimte is afhankelijk van: -
De kwaliteit van de buitenlucht waarmee wordt geventileerd
-
De hoeveelheid verse luchttoevoer
-
De hoeveelheid en de aard van de aanwezige verontreinigingsbronnen (rokers en kantoorapparatuur)
De minimale hoeveelheid verse luchttoevoer in kantoren bedraagt 30m²/uur pp De optimale hoeveelheid verse luchttoevoer in kantoren bedraagt 40m²/uur pp ∆ CO2 geeft het verschil weer tussen het CO2 gehalte van de binnenlucht en het CO2 gehalte van de buitenlucht (350 - 450 ppm) Een ∆ CO2 van 250 ppm is zeer goed Een ∆ CO2 van 1000 ppm is onaanvaardbaar
Kantoorapparatuur produceert ozon. De Maximale Aanvaardbare Concentratie (MAC) voor ozon bedraagt 0.12 mg/m².
Samenvatting Kantoorbeheer
28/38
13 Akoestische elementen uit de kantooromgeving 13.1 Hinderlijk geluid - luid moeten praten om omgevingsgeluid te overstijgen; - concentratiemoeilijkheden (concentratielijn onderbroken). Schade? Schadegrens bij permanente blootsstelling: 80 db(A). In kantoorsituaties bijna nooit schadelijk geluid.
13.2 Akoestische begrippen (bijlage 44 tem 46) Voorwerp trilt : -
luchtdeeltjes bewegen mee
-
ontstaan van “luchtdrukwisselingen”
-
aantal wisselingen per seconde (Hz)
-
snelheid van verplaatsten : 340 m/s
-
trommelvlies : sensatie wordt als “geluid” ervaren
-
tussen 20 en 10.000 Hz
-
drukverschil speelt ook een rol
-
enkelvoudige trillingen (zuivere toon)
-
samenstelling van harmonieuze frequenties : muzikale toon
-
samenstelling van willekeurige, onafhankelijke frequenties : lawaai
-
oor is niet even gevoelig voor alle frequenties maar intensiteit en frequentie spelen een rol
-
drukverschillen uitgedrukt in Pa/m² gehoorgrens 20 micro Pa pijngrens 200 Pa aangepaste (logaritmische) schaal : dB
OPMERKING Het oor is niet even gevoelig voor alle frequenties maar intensiteit en frequentie spelen een rol => lijnen van gelijke luidheid of Isofoonlijnen Filters of gewogen decibelwaarde: •
om combinatie frequentie en intensiteit te maken in een meettoestel werden “gewogen” decibelwaarden afgeleid
Samenvatting Kantoorbeheer
29/38
• •
A filter benadert de 40 foon curve en komt het best overeen met het menselijk oor bij een dB(A) meting is reeds een correctie toegepast
13.3 Effecten van geluid op de mens Geluid heeft verschillende effecten op de mens : -
Oriënteerreflex
-
Schrikreactie
-
Maskeren
-
Concentratie beïnvloeden eenvoudige taken : prestatie neemt toe moeilijke taken/veel eenvoudige taken tegelijk : prestatie neemt af
Het soort geluid is ook van belang. Geluid met informatie zal eerder storend zijn dan geluid zonder informatie. De mate van de hinder wordt ook bepaald door de mate van beheersbaarheid.
13.4 Richtlijnen en maatregelen Er is weinig regelgeving ivm geluidshinder. De Belgische norm NBN S 01-401 geeft een aantal waarden die als maximum moeten beschouwd worden in bepaalde lokalen. Om geluidshinder te voorkomen kan men : -
Het geluid aan de bron aanpakken
-
Overdracht van geluid voorkomen
Er kan ook hinder optreden wanneer er te weinig absorptie is. Hier hebben we het probleem van een te grote nagalmtijd. Om de situatie te verbeteren moet er extra absorptiemateriaal aangebracht worden. Nagalmtijd = de tijd die nodig is om het geluidniveau met 60 dB(A) te laten dalen.
Samenvatting Kantoorbeheer
30/38
13.5 Meetmethoden en meetapparatuur Er wordt gerekend met dB(A). Deze schaal is logaritmisch -
2 gelijke geluidsniveaus optellen komt overeen met een stijging van 3 dB(A)
-
een verschil van 10 dB(A) betekent 10 x sterker of zwakker geluid
-
Als het geluidsniveau van twee bronnen niet gelijk is wordt dit berekend via een tabel bijlage 50
14. Kantoorverlichting 14.1 Eigenschappen van licht -
Lichtstroom = de totale hoeveelheid licht die een lichtbron per seconde uitstraalt Grootheid : phi ( Φ ) Eenheid : lumen (lm)
-
Lichtsterkte en lichtsterktediagram = de lichtintensiteit van een lichtbron in een bepaalde richting. Grootheid : I Eenheid : Candela (Cd)
-
Verlichtingssterkte = de hoeveelheid licht of lichtstroom die per m² op een oppervlak komt. Grootheid : E Eenheid : lux (lx)
-
Luminantie = de helderheid van een bepaald vlak Eenheid : cd/m²
-
Kleurtemperatuur = de temperatuur in Kelvin waarop we een zwart lichaam moeten brengen om dezelfde kleurindruk te hebben als die van de lamp
-
Kleurweergaveindex = geeft de kwaliteit van de kleurweergave weer. Eenheid : Ra (max 100)
-
Reflectie
-
Verblinding
Samenvatting Kantoorbeheer
31/38
14.2 Lampen 14.3 Verlichtingsarmaturen -
Directe algemene verlichting met inbouw of opbouw armaturen met standaard fluorescentielampen kan uitgerust worden met elektrische voorschakelapparatuur en daglichtafhankelijke regeling 4 lampen van 58 W voor een kantoor van 15 à 20 m²
-
Directe algemene verlichting met inbouw of opbouw armaturen met T5fluorescentielampen en een hoog rendementsspiegeloptiek kan uitgerust worden met elektrische voorschakelapparatuur en daglichtafhankelijke regeling 4 lampen van 36 W voor een kantoor met 15 à 20 m²
-
Directe algemene verlichting met inbouw of opbouw armaturen met compacte fluorescentielampen
-
Algemene verlichting met inbouw of opbouw armaturen voor indirecte verlichting via reflector in de armatuur
-
Indirecte algemene verlichting met pendelarmaturen voorzien van fluorescentielampen
-
Beperkte indirecte algemene verlichting met pendel, plaatselijk aangevuld met werkplekarmaturen
Samenvatting Kantoorbeheer
32/38
14.4 Richtlijnen en maatregelen Art 62 van het ARAB schrijft de vereiste hoeveelheden licht voor. Voor bureelwerk is dit 500 lx.
14.5 Meetmethode en meetapparatuur Luxmeter + zie ‘energie en installaties’
14.6 Noodverlichting Volgens art 63 bis uit het ARAB : Op de grond : op de as van de vluchtweg : gevaarlijke plaatsen :
0.5 lux 1 lux 5 lux
Noodverlichting met noodvoeding Armaturen voor algemene verlichting kunnen ook gebruikt worden als noodverlichting, maar dan moeten ze voorzien zijn van noodvoeding Verplicht de werking van noodverlichting regelmatig te testen
Samenvatting Kantoorbeheer
33/38
15. Verhuismanagement 15.0 Inleiding Verhuisgraad = hoeveel keer een werknemer per jaar verhuist De verhuisgraad kan oplopen van 1.5 tot 2. Niet-territoriale werkplekken zorgen voor een daling van de verhuiskosten
15.1 Algemene aspecten bij het verhuizen -
Plannen initiatiefase definitiefase ontwerpfase voorbereidingsfase realisatiefase nazorgfase Na elke fase moeten volgende aspecten onder controle zijn: tijd financiële middelen kwaliteit informatiestroom organisatie
-
Verhuisbegroting Verhuizen kost geld, eventueel ook productieverliezen
-
Verhuisbedrijf Een verhuisbedrijf kan een meerwaarde bieden
-
Verzekeringen Een bestaande inboedelverzekering dekt meestal geen verhuisrisico
15.2 Medewerkers Klanten moeten worden ingelicht, medewerkers moeten worden voorgelicht. Een interne verhuis zorgt meestal voor geen problemen, een externe verhuis ligt veel gevoeliger. De sociale gevolgen ( aanschaf auto, langere reistijd, … ) van een externe verhuis mag men dan ook niet uit het oog verliezen
Samenvatting Kantoorbeheer
34/38
15.3 Informatie naar derden -
Adreswijzigingen enkele weken voor de verhuis, aangeven met folder, brief, …
-
Routebeschrijving zo volledig mogelijk
-
Drukwerk en huisstijl visitekaartjes laten (her)drukken, eventueel huisstijl aanpassen, …
-
Bewegwijzering rekening houden met waar en voor wie ze nodig is rekening houden met emotionele toestand en bezoekfrequentie rekening houden met de mogelijke bestemmingen rekening houden met trappen, liften, … rekening houden met de grootte van de informatie ( letters een hoogte van 1/350 van de kijkafstand erkend door 95 %) pictogrammen plaatsen waar mogelijk
15.4 Telecommunicatie Er moet bepaald worden wat er nodig is in het bedrijf. Bvb : automatisch terugbellen na bezet, noodstroomvoorziening, … Bij flexibele werkplekken: -
Systeem voor melden aan centrale
-
GSM verbonden met centrale
15.5 Inventaris Een FMIS-systeem maakt het mogelijk op de hoogte te blijven van wat en waar er zich iets in een organisatie bevindt. Naast het FMIS-systeem zijn er ook enkele bijkomende taken : -
Defect meubilair herstellen
-
Bestaande tekorten aanvullen
-
Overschakelen naar een standaardgamma van meubelen
-
Verzekeringsgegevens van de inventaris bijwerken
Samenvatting Kantoorbeheer
35/38
Tussen de inventaris en de codering mogen er geen meubels enz van lokaal verhuisd worden. De te verhuizen meubels moeten immers gecodeerd worden. Voor niet gepersonaliseerd meubilair is dit niet nodig, voor alle andere meubels wel. Men kan via kleuren bepaalde verdiepingen of afdelen aangeven. Het lokaal kan via een nummer vermeld worden.
15.6 Kort voor de verhuis -
Opruimen en veilen opruimen om transportvolume te beperken onbelangrijke documenten verwijderen afgedankte meubelen verkopen vertrouwelijke informatie laten vernietigen
-
Apparatuur inpakken van schadegevoelig materiaal wordt geregeld door ICT afdeling, maar goed overleg is noodzakelijk
-
Sleutels ontbrekende sleutels van kasten, burelen, … bijbestellen toegangssleutels oud pand verzamelen nieuwe sloten laten zetten in het nieuwe, overgenomen pand
-
Schoonmaak nieuwe pand schoonmaken oude pand schoonmaken
-
De buren verwittigen van tijdstip van verhuis eventueel politie verwittigen
15.7 De verhuis zelf Als alles goed voorbereid is zal de verhuis vlot verlopen. Voorzie wel extra vloermatten, geen pottenkijkers, kijk de liften na vóór de verhuis ,….
Samenvatting Kantoorbeheer
36/38
15.8. Na de verhuis -
Voorzie extra mankracht om alles op te starten en de kleine zaken zo snel mogelijk op te lossen.
-
Evalueer het verhuistraject
-
Bedank medewerkers voor hun inzet
-
Ga met vakantie
16. Parkeermanagement 16.1 Parkeerproblematiek -
Onvoldoende parkeerruimte
-
Gebruik parkeerruimte
-
Bereikbaarheid en parkeren
-
Parkeeroverlast in de omgeving
16.2 Parkeervraag en gebruik van parkeerruimte Er ontstaat parkeerdruk wanneer het aanbod niet toereikend is voor de vraag naar parkeerplaatsen. Om het niet noodzakelijk autoverbruik terug te dringen, moet men een mobiliteitsplan opstellen. Daarvoor moet men eerst een inventaris van de vervoerssituatie maken. Daarna kan men pas voorstellen gaan formuleren. De belangrijkste doelgroep voor het mobiliteitsplan, zijn de keuzevrije automobilisten. We zouden ze moeten kunnen overtuigen van het volgende: <2 km <7 km >7 km
Te voet Met fiets Openbaar vervoer
Het openbaar vervoer kan als alternatief voor de auto indien de reistijd via het openbaar vervoer niet groter is dan 1.5 à 2 keer de reistijd met de auto.
16.3 Parkeervoorzieningen a) keuze van parkeervoorzieningen -
parkeersystemen
-
bezoekersparkeren
Samenvatting Kantoorbeheer
37/38
-
werknemersparkeren
-
laden en lossen
b) Maatvoering -
Haaks parkeren breedte : min 2.30m ; liefst 2.50 m voor mindervaliden : min 3.50 m lengte : 4.80 m ; 4.50 m indien groen of voetpad breedte rijweg : min 6m
-
Langs parkeren breedte : min 1.80 ; tegen wand 2 m lengte : 5.50 à 6 m
-
Parkeerwegen breedte : min 3 m per rijrichting
-
Voetpaden breedte : 0.90 m hoogte : ten minste 8 cm hoger dan de rijweg
-
Hellingen max helling : 14% haaks parkeren : helling max 6% voor parkeerapparatuur : min 10 m horizontaal na parkeerapparatuur : min 5 m horizontaal
Vrijehoogte rijwegen:min2m voetgangers : min 2.30 m; min 2.20 m
Samenvatting Kantoorbeheer
38/38