150 jaar kanaal Roeselare-Leie Educatief pakket
Handleiding voor de leerkracht Brecht Demasure, Leuven, 2011
Inhoud Opzet ............................................................................................................................................... 3 Vorm ............................................................................................................................................... 4 Verband met eindtermen ................................................................................................................. 5 Eindtermen Wereldoriëntatie.................................................................................................... 5 Eindtermen Nederlands ............................................................................................................. 8 Beknopte historiek van het kanaal ................................................................................................ 10 Thema’s, oplossingen en achtergrond........................................................................................... 20 Thema: Geschiedenis [maandag] ............................................................................................ 20 Thema: Techniek [dinsdag] ..................................................................................................... 27 Thema: Economie [woensdag] ................................................................................................ 35 Thema: Natuur en recreatie [donderdag]............................................................................... 43 Uitsmijter [ma-di-wo-do] ......................................................................................................... 49 Doe-opdrachten........................................................................................................................ 50 Bibliografie ................................................................................................................................... 52
Foto’s voorblad: collectie heemkundige kring Den Hert Ingelmunster
2
Opzet In 1862 nam de Belgische overheid de beslissing om het kanaal Roeselare-Leie te laten graven. Dat besluit veranderde grondig het leven van de inwoners van de kanaalzone. Zowel op economisch, landschappelijk als recreatief vlak is het kanaal niet meer weg te denken. Ter gelegenheid van de 150ste verjaardag van de kanaalbeslissing is de tijd rijp om de geschiedenis van de vaart van dichterbij te bekijken. In 2012 zijn er diverse projecten om de herdenking alle luister bij te zetten. Een bijzondere doelgroep zijn de kinderen uit de (2de en) 3de graad van het lager onderwijs. Het is immers belangrijk om van jongsaf te weten welke invloed het kanaal had (en heeft) op het dagelijkse leven van hun voorouders en van henzelf. De meeste kinderen worden trouwens wekelijks, zo niet dagelijks met het kanaal geconfronteerd. In dit gevarieerd educatief pakket voor de kinderen van de streek wordt niet alleen de regionale geschiedenis in de kijker gezet, maar wordt ook aandacht geschonken aan de huidige kanaalzone en haar omgeving. Op die manier ontdekken jongeren de industriële traditie en het belang van transportontsluiting van hun eigen regio, gekaderd in de socioeconomische streekgeschiedenis. Zo leren ze om bewust het evoluerende landschap in al haar facetten kritisch te benaderen en te waarderen. Deze bewustwording draagt actief bij tot de ontwikkeling van een eigen streekidentiteit.1 Het educatieve pakket werd opgemaakt door Brecht Demasure, projectcoördinator bij het Centrum Agrarische Geschiedenis te Leuven, onder leiding van Yves Segers, directeur van het CAG. Het project werd uitgevoerd in opdracht van de Provincie West-Vlaanderen. Bij de ontwikkeling van dit educatieve pakket kon het CAG rekenen op de gewaardeerde medewerking van: Pieter Bekaert, Dominique Velghe, Kee Van den Eynde, Bart Blomme, Leander Depypere, Anne Mouton, Yves Segers en de meewerkende leerkrachten van de gemeenten.
Dit educatieve pakket sluit nauw aan bij het project ‘zoom@regio’ van Stad-Land-Schap ‘t West-Vlaamse Hart. Meer info: http://www.westvlaamsehart.be/Stad-land-schap/educatie/zoomregio.asp. 1
3
Vorm Er zijn twee bundels, één voor de leerkrachten en één voor de leerlingen. De leerlingen kruipen in de huid van een matroos, Seppe. Aan de hand van het dagboek van zijn grootvader komen de leerlingen meer te weten over de geschiedenis van het kanaal. Aan de hand van vier kanaalgerelateerde thema’s (geschiedenis, techniek, economie, natuur en recreatie) worden ze geconfronteerd met alle aspecten van het kanaal Roeselare-Leie, met de nadruk op het historisch-culturele verhaal. De bundel voor de leerkrachten bevat de oplossingen van de opdrachten en oefeningen. Daarnaast is er in de leerkrachtbundel ook heel wat achtergrondinformatie beschikbaar. Zo kan in deze bundel o.a. een beknopte, toegankelijke historiek van het kanaal worden teruggevonden. Het educatieve pakket is zo opgesteld dat het gemakkelijk over een hele week kan worden gespreid. De diverse thema’s lenen zich daar perfect toe. Zo kan er bvb. elke dag een ander thema worden behandeld: geschiedenis op maandag, techniek op dinsdag, economie op woensdag en natuur en recreatie op donderdag. De vrijdag kan dan misschien worden gebruikt om op verkenning te gaan in de kanaalzone? Elk thema is volgens hetzelfde stramien uitgewerkt en duurt ongeveer één uur. Na de introductie (15-20’) door de leerkracht kan de leerling de vraagjes bij de desbetreffende thema’s oplossen. Daarna kunnen de antwoorden klassikaal worden verbeterd (30-35’). Achteraf is er steeds een mogelijkheid om met de leerlingen terug te koppelen (5’).
4
Verband met eindtermen De opdrachten in het educatief pakket sluiten aan bij verschillende eindtermen voor het lager onderwijs (gebaseerd op: www.ond.vlaanderen.be/dvo/basisonderwijs/index.htm).
Eindtermen Wereldoriëntatie 1) Wereldoriëntatie - Natuur Algemene vaardigheden De leerlingen 1.1 kunnen gericht waarnemen met alle zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren; 1.2 kunnen, onder begeleiding, minstens één natuurlijk verschijnsel dat ze waarnemen via een eenvoudig onderzoek toetsen aan een hypothese.
Levende en niet-levende natuur De leerlingen 1.3 kunnen in een beperkte verzameling van organismen en gangbare materialen gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een eigen ordening aanbrengen en verantwoorden; 1.4 kennen in hun omgeving twee verschillende biotopen en kunnen er enkele veel voorkomende organismen in herkennen en benoemen; 1.6 kunnen illustreren dat de mens de aanwezigheid van organismen beïnvloedt; 1.12 kunnen het verband illustreren tussen de leefgewoonten van mensen en het klimaat waarin ze leven; 1.14 kunnen van courante materialen uit hun omgeving enkele eigenschappen aantonen; 1.16 kunnen met enkele voorbeelden aantonen dat energie nodig is voor het functioneren van levende en niet-levende systemen en kunnen daarvan de energiebronnen benoemen.
Milieu De leerlingen 1.24 kunnen met concrete voorbeelden uit hun omgeving illustreren hoe mensen op positieve, maar ook op negatieve wijze omgaan met het milieu; 1.26 tonen respect en zorg voor de natuur vanuit het besef dat de mens voor zijn levensbehoeften afhankelijk is van het natuurlijk leefmilieu.
2) Wereldoriëntatie - Techniek Kerncomponenten van techniek De leerlingen kunnen 2.1 van technische systemen uit hun omgeving zeggen uit welke materialen of grondstoffen ze gemaakt zijn; 2.7 in concrete ervaringen stappen van het technisch proces herkennen (het probleem stellen, oplossingen ontwikkelen, maken, in gebruik nemen, evalueren); 2.8 technische systemen, het technisch proces, hulpmiddelen en keuzen herkennen binnen verschillende toepassingsgebieden van techniek.
5
Techniek als menselijke activiteit De leerlingen kunnen 2.9 een probleem, ontstaan vanuit een behoefte, technisch oplossen door verschillende stappen van het technisch proces te doorlopen; 2.14 werkwijzen en technische systemen vergelijken en over beide een oordeel formuleren aan de hand van criteria; 2.15 technische systemen in verschillende toepassingsgebieden van techniek gebruiken en/of realiseren.
Techniek en samenleving De leerlingen kunnen 2.17 illustreren dat techniek en samenleving elkaar beïnvloeden;
3) Wereldoriëntatie - Mens Ik en mezelf De leerlingen 3.1 drukken in een niet-conflictgeladen situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten en waarderingen spontaan uit. 3.2 kunnen beschrijven wat ze voelen en wat ze doen in een concrete situatie en kunnen illustreren dat zowel hun gedrag als hun gevoelens situatiegebonden zijn.
Ik en de ander De leerlingen 3.4 kunnen in concrete situaties verschillende manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen. 3.5 tonen de bereidheid zich te oefenen in omgangswijzen met anderen waarin ze minder sterk zijn.
Ik en de anderen: in groep De leerlingen 3.7 hebben aandacht voor de onuitgesproken regels die de interacties binnen een groep typeren en zijn bereid er rekening mee te houden.
4) Wereldorientatie - Maatschappij Sociaal-economische verschijnselen De leerlingen 4.1 kunnen illustreren dat verschillende vormen van arbeid verschillend toegankelijk zijn voor mannen en vrouwen en verschillend gewaardeerd worden. 4.2 kunnen met een zelf gekozen voorbeeld illustreren hoe de prijs van een product tot stand komt. 4.3 kunnen met een zelf gekozen voorbeeld het nut en het belang aangeven van een collectieve voorziening, waarvoor de overheid zorg draagt. 4.6 tonen zich bereid om actieve en passieve vormen van vrijetijdsbesteding te onderzoeken en te evalueren.
5) Wereldoriëntatie - Tijd Dagelijkse tijd De leerlingen
6
5.1 5.3 5.4
kunnen de tijd die ze nodig hebben voor een voor hen bekende bezigheid realistisch schatten. kunnen in een kleine groep voor een welomschreven opdracht een taakverdeling en planning in de tijd opmaken. kunnen tijdsaanduidingen op uitnodigingen en openings- en sluitingstijden correct interpreteren.
Historische tijd De leerlingen 5.5 kunnen belangrijke gebeurtenissen of ervaringen uit eigen leven chronologisch ordenen en indelen in periodes. Ze kunnen daarvoor eigen indelingscriteria vinden. 5.7 kennen de grote periodes uit de geschiedenis en ze kunnen duidelijke historische elementen in hun omgeving en belangrijke historische figuren en gebeurtenissen waarmee ze kennis maken, situeren in de juiste tijdsperiode aan de hand van een tijdband. 5.8 kunnen aan de hand van een voorbeeld illustreren dat een actuele toestand, die voor kinderen herkenbaar is, en die door de geschiedenis beïnvloed werd, vroeger anders was en in de loop der tijden evolueert. 5.9* tonen belangstelling voor het verleden, heden en de toekomst, hier en elders.
Algemene vaardigheden tijd De leerlingen 5.10* beseffen dat er een onderscheid is tussen een mening over een historisch feit en het feit zelf.
6) Wereldoriëntatie - Ruimte Oriëntatie- en kaartvaardigheid De leerlingen 6.1 kunnen aan elkaar een te volgen weg tussen twee plaatsen in de eigen gemeente of stad beschrijven. Ze kunnen deze reisweg ook aanduiden op een plattegrond. 6.3bis kunnen begrippen zoals wijk, gehucht, dorp, deelgemeente, fusiegemeente, stad, provincie, gemeenschap, land en continent in een juiste context gebruiken.
Ruimtebeleving De leerlingen 6.5 kunnen aan de hand van een concreet voorbeeld het verschil tussen beleefde en absolute afstand illustreren.
Ruimtelijke ordening/bepaaldheid De leerlingen 6.7 kunnen in de realiteit op een gepaste kaart een landelijke, stedelijke, toeristische en industriële omgeving herkennen en van elkaar onderscheiden. 6.8 kunnen hun eigen streek en twee andere streken in België situeren op een kaart en de relatie beschrijven tussen de omgeving en aspecten van het dagelijks leven van de mensen.
Algemene vaardigheden ruimte De leerlingen 6.10 kunnen in een landschap gericht waarnemen en ze kunnen op een eenvoudige wijze onderzoeken waarom het er zo uitziet. 6.11 kunnen een atlas raadplegen en kunnen enkele soorten kaarten hanteren gebruik makend van de legende, windrichting en schaal.
7
7) Brongebruik 7
De leerlingen kunnen op hun niveau verschillende informatiebronnen raadplegen.
Eindtermen Nederlands 1) Nederlands - Luisteren De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) de informatie achterhalen in 1.1 een voor hen bestemde mededeling met betrekking tot het school- en klasgebeuren; De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) de informatie op een persoonlijke en overzichtelijke wijze ordenen bij: 1.5 een uiteenzetting of instructie van de leerkracht; 1.6 een voor hen bestemde instructie voor een buitenschoolse situatie; De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen) op basis van, hetzij de eigen mening, hetzij informatie uit andere bronnen, de informatie beoordelen die voorkomt in: 1.9 een gesprek met bekende leeftijdgenoten;
2) Nederlands - Spreken De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) het gepaste taalregister hanteren als ze: 2.1 aan leeftijdgenoten over zichzelf informatie verschaffen; 2.2 aan iemand om ontbrekende informatie vragen; 2.3 over een op school behandeld onderwerp aan de leerkracht verslag uitbrengen; De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) het gepaste taalregister hanteren als ze: 2.5 vragen van de leerkracht in verband met een behandeld onderwerp beantwoorden; 2.6 van een behandeld onderwerp of een beleefd voorval een verbale/non-verbale interpretatie brengen, die begrepen wordt door leeftijdgenoten; 2.7 bij een behandeld onderwerp vragen stellen die begrepen en beantwoord kunnen worden door leeftijdgenoten;
3) Nederlands - Lezen De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) de informatie achterhalen in 3.1 voor hen bestemde instructies voor handelingen van gevarieerde aard; 3.2 de gegevens in schema's en tabellen ten dienste van het publiek; De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) de informatie ordenen die voorkomt in: 3.4 voor hen bestemde school- en studieteksten en instructies bij schoolopdrachten; 3.5 voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedieën.
4) Nederlands - Schrijven De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren): 4.4 voor een gekend persoon een verslag schrijven van een verhaal, een gebeurtenis, een informatieve tekst; 4.6 schriftelijk antwoorden op vragen over verwerkte inhouden.
8
5) Nederlands - Strategieën De leerlingen kunnen bij de eindtermen luisteren, lezen, spreken en schrijven de volgende strategieën inzetten: 5.1 zich oriënteren op aspecten van de luister-, lees-, spreek- en schrijftaak: doel, teksttype en eigen kennis, en voor spreken en schrijven ook op de luisteraar of lezer; 5.2 hun manier van luisteren, lezen, spreken en schrijven afstemmen op het luister- lees-, spreek- of schrijfdoel, en voor spreken en schrijven ook op de luisteraar of lezer; 5.3 tijdens het luisteren, lezen, spreken en schrijven hun aandacht behouden voor het bereiken van het doel;
5.4 het resultaat beoordelen in het licht van het luister-, lees-, spreek- of schrijfdoel.
9
Beknopte historiek van het kanaal De geschiedenis (en toekomst) van het kanaal Roeselare-Leie Alles begint met de Mandel… Het zal misschien verrassen maar de geschiedenis van het kanaal Roeselare-Leie ligt grotendeels bij een andere waterweg: de Mandelrivier. Van oudsher speelt de Mandel een belangrijke maatschappelijke en socio-economische rol in deze regio. De Mandel verschafte drinkwater aan mens en dier; werd geëxploiteerd voor akkerbouw, telen en roten van vlas; speelde een belangrijke rol bij de elementaire hygiëne, … .2 Enkel op het vlak van watergebonden transport kon de Mandel nooit een echte rol van betekenis spelen, al heeft men wel zeer lange tijd geijverd voor een bevaarbare Mandel! Een soort ‘Mandelkanaal’ als het ware. Al in de Middeleeuwen waren er ideeën en zelfs plannen om de Mandel om te vormen tot een rivier die het hele jaar door bevaarbaar zou zijn.3 Voor landbouw, handel en nijverheid was een goed bevaarbare waterweg immers een goedkoop en betrouwbaar transportmiddel! Het idee van een permanent bevaarbare Mandel werd echter nooit werkelijkheid. Dat er in de zomer vaak weinig water in de Mandel stond om dan na enkele regenbuien opnieuw buiten haar oevers te treden, was absoluut niet interessant voor de scheepvaart en de lokale bevolking.4 Toch werd dit concept niet zomaar opgeborgen. Het duurde zelfs tot halfweg de 19e eeuw vooraleer men afstapte van het idee om de Mandel te kanaliseren en men er definitief voor koos om een volledig nieuw kanaal van Roeselare naar de Leie te graven.5 Op uitstap naar het 19e-eeuwse Midden-West-Vlaanderen De beslissing om dit, voor onze regio zo belangrijke, kanaal Roeselare-Leie te graven was verre van evident! Laat ons even op uitstap vertrekken richting België aan het begin van de 19e eeuw.
HOORNAERT G., De Mandel. Het historisch verhaal van een rivier doorheen Midden-West-Vlaanderen (1500-2010), s.l., 2011, p.11 3 ACX F., De ontstaansgeschiedenis van het kanaal Roeselare-Leie (1830-1880), Licentiaatsverhandeling VUB, 1992, p.1-3 en DESMET G., Ontwikkeling der ekonomische bedrijvigheid in en om de haven van Roeselare, 1862-1962, Roeselare, 1962, p.5 4 ACX F. (1992), p.1-3, 61 5 HOORNAERT G. (2011), p.13 2
10
Vanaf ca. 1820-1830 brak de Industriële Revolutie door in België. Ons land had veel steenkool- en ijzervoorraden die fungeerden als motor van de economie. Vanzelfsprekend moesten al deze ontgonnen voorraden worden getransporteerd. Er werd in het jonge België dan ook sterk ingezet op het creëren van wegen, waterwegen, spoorwegen, etc.6 Waterwegen waren voor dit transport erg interessant, bulkgoederen zoals steenkool en ijzererts konden immers goedkoper via de waterweg worden vervoerd dan via de gewone weg of het spoor.7 Midden-West-Vlaanderen kon echter niet onmiddellijk profiteren van deze Industriële Revolutie. Het verval van de eeuwenoude rurale linnennijverheid veroorzaakte hier grote ellende. De Engelse gemechaniseerde linnenindustrie nam immers de Franse afzetmarkt over. De opkomst van de katoenindustrie in Noord-Frankrijk en Gent vergrootte verder de concurrentie. Vanaf 1838 steeg de werkloosheid in onze regio dan ook zienderogen. Daarbovenop kwam dan nog eens de landbouwcrisis van de jaren 1845-1847, waarbij de aardappel- en roggeoogst compleet mislukte, die heel wat ziekte en hongersnood veroorzaakte op het platteland.8 Dit alles zorgde ervoor dat een zeer groot deel van de bevolking in deze regio hulpbehoevend was en niet van enige ellende gespaard bleef.9 Een bevaarbare waterweg als uitweg uit de crisis? Al in de Middeleeuwen waren er pogingen om de Mandel bevaarbaar te maken.10 Deze pogingen werden in de 19e eeuw, in grote mate op initiatief van de volksvertegenwoordigers Alexander ‘blinden’ Rodenbach en Barthélemy Dumortier’, echter zeer intensief.11 Zowel Rodenbach als Dumortier kunnen zonder twijfel als de trekkers van het kanaalproject worden beschouwd, al stonden zij er niet alleen voor. Door middel van verschillende petities, brieven, rapporten, etc. steunden ook de vele Mandelgemeenten de voorstellen van hun volksvertegenwoordigers.12 Kort samengevat gebruikten deze actoren een drietal hoofdargumenten bij hun pleidooi voor een bevaarbare waterweg: VAN DER HERTEN B., ‘De Industriële Revolutie gedragen door een transportrevolutie’, in: B. VAN DER HERTEN.,M. ORIS. en J. ROEGIERS red., Nijver België, het industriële landschap omstreeks 1850, Antwerpen, 1995, p.1 7 ACX F. (1992), p.62 8 DEMASURE B., Rapport Sociaal-economische streekstudie Midden- en Zuid-West-Vlaanderen (1840-1970), Leuven, 2011, p.69-72 9 ACX F. (1992), p.80-81 10 IDEM, p.55 11 IDEM, p.46-54 12 IDEM, p.74, 77 6
11
het economisch argument: het kanaal als betrouwbare en goedkope transportmogelijkheid.13 het tewerkstellingsargument: grote infrastructuurwerken zoals het ‘kanaliseren’ van de Mandel zouden veel werkgelegenheid brengen en zo een groot stuk van de hulpbehoevende, werkloze bevolking uit deze regio aan een job helpen.14 overstromingen! Tijdens de zomer was er te weinig water in de Mandel, tijdens de winter dan weer veel te veel.15 De Mandel trad vaak buiten haar oevers, wat niet enkel de huizen onder water zette, maar soms ook hele oogsten vernielde.16
Rodenbach en Dumortier vroegen echter niet onmiddellijk een volledig nieuw kanaal van Roeselare naar de Leie, integendeel! In de jaren 1840 werd vooral gepleit voor een beperkte kanalisatie van de Mandel. Een ‘klein, niet al te groot landbouwkanaal’ dat met weinig kosten zou kunnen worden gerealiseerd.17 De vele parlementaire tussenkomsten, gemeentelijke petities, brieven, rapporten, etc. ten spijt mislukten toch alle pogingen om het kanaalproject te realiseren in de jaren 18401850. De centrale overheid gaf toen immers prioriteit aan de uitbouw van de nodige infrastructuur voor de steenkolenbekkens en de staalindustrie van Wallonië.18 Nieuwe actoren + nieuwe argumenten = recept voor meer succes ? Vanaf eind de jaren 1850 lijken de tijden te veranderen. De introductie van de stoommachine zorgde voor de mechanisering van de textielnijverheid.19 Stoommachines deden de vraag naar steenkool sterk stijgen. En laat nu net een waterweg perfect geschikt zijn als betrouwbaar en goedkoop transportmiddel voor bulkgoederen zoals steenkool!20 Daarnaast werd in 1849 in Roeselare ook een Kamer van Koophandel opgericht. De Kamer van Koophandel die toen hoofdzakelijk als taak had om de verschillende overheden in te lichten over de socio-economische toestand van hun regio én om de noden van handel en nijverheid uit deze regio te verwoorden.21 In de pogingen eind de jaren 1850, nu ook geïnitieerd door de Kamer van Koophandel, verdwenen de vroegere niet-economische argumenten voor de kanalisering wat naar de achtergrond. Vanaf nu worden deze gereduceerd tot één kernargument: men wil een waterweg ‘voor de nijverheid’.22 ACX F. (1992), p.1, 77 IDEM, p.39 15 HOORNAERT G. (2011), p.81 en ACX F. (1992), p.57, 71, 74-75 16 IBIDEM 17 ACX F. (1992), p.58-69, 77 18 IDEM, p.82 19 DESMET G. (1962), p.11 en ACX F. (1992), p.86 20 IDEM, p.62 21 ACX F. (1992), p.83 22 IDEM, p.83 13 14
12
Bovendien krijgt de Roeselaarse Kamer van Koophandel vanaf dan ook de steun van de collega’s uit Bergen: zij beschouwden de invoer van goedkope Engelse steenkool in Vlaanderen immers als een bedreiging voor de eigen steenkoolbekkens.23 Een kanaalverbinding van aan de Waalse steenkoolbekkens tot in het hart van WestVlaanderen was voor hen dan ook een zeer interessante schakel in de Belgische kolenroute.24 In dit licht moet dan ook de evolutie worden gezien van de oorspronkelijke vraag in de jaren 1840 voor een kleine goedkope gekanaliseerde Mandel (landbouwkanaal) naar de vraag eind jaren 1850 voor een volledig nieuw kanaal met grote sectie.25 Het is de vraag naar een nieuw nijverheidskanaal die ervoor heeft gezorgd dat, zoals zo vaak daarvoor, werd afgezien van een gekanaliseerde Mandel. Ditmaal weliswaar definitief. In één rechte lijn richting een volledig nieuw kanaal van Roeselare naar de Leie? Zowel de Kamer van Koophandel, de volksvertegenwoordigers Dumortier en Rodenbach en de ‘kanaalgemeenten’ blijven begin de jaren 1860 intensief lobbyen voor het nieuwe kanaal Roeselare-Leie.26 Ditmaal met succes! De argumenten voor een groot nijverheidskanaal dat als belangrijke schakel kon fungeren in de kolenroute naar West-Vlaanderen vonden ditmaal wel gehoor bij de centrale overheid.27 Na meer dan 25 jaar zeer intensieve inspanningen mogen alle centrale actoren die zich met een groot doorzettingsvermogen voor het kanaalproject hebben ingezet in augustus 1862 eindelijk het moment aanschouwen dat zowel de Kamer als de Senaat haar goedkeuring verleende aan het wetsontwerp waarin de aanleg van het kanaal Roeselare-Leie is opgenomen.28 Toch heeft het nog geduurd tot 1872 vooraleer men kon overgaan tot de ‘plechtige opening der vaart van Rousselare naar de Leije’.29 Kort samengevat kan de reden voor deze lange periode worden verklaard door een aantal problemen die de overheid heeft gekend met de aannemer van de eerste sectie van het kanaal.30 De bouw van het kanaal gebeurde immers in twee delen, een deel van Roeselare tot Izegem en een deel van Izegem tot aan de Leie.31
ACX F. (1992), p.86 IDEM, p.177 25 IDEM, p.77, 96 26 IDEM, p.104-111 27 IDEM, p.96, 177 28 ACX F. (1992), p.127, 178 en DESMET G. (1962), p.6 29 DESMET G. (1962), p.9 30 ACX F. (1992), p.142-156 31 ACX F. (1992), p.134-135 en DESMET G. (1962), p.15 23 24
13
Plechtige opening en de eerste boot De vaart van “Rousselare naar de Leije” was officieel ‘open’ vanaf 1 januari 1872.32 Zaterdag 13 januari 1872 kwam het eerste schip aan in de haven van Roeselare.33 Het was ‘La Leonie d’Hautrage’ van schipper Philippe Capelle. Het schip had steenkolen aan boord voor koopman Hendrik Maselis-Vanden Weghe. Diezelfde steenkolen die ervoor hebben gezorgd dat het nieuwe kanaal werd gerealiseerd. Op zondag 14 januari 1872 om 13u was het feest in Roeselare: de burgemeester, schepenen, raadsleden en ambtenaren trokken onder begeleiding van muziekkorpsen van het stadhuis naar het dok van het nieuwe kanaal.34 Het kanaal was dus klaar, of toch niet? Ja en nee! Het kanaal is ca. 16,5 km lang, aan de waterspiegel oorspronkelijk 13,5 meter breed (17,5 meter waar schepen elkaar kruisten) en de maximum diepgang was 1,80 meter.35 Het jaagpad bevond zich op de rechteroever en was 6 meter breed. Van op dit jaagpad werden de boten getrokken door mensen of paarden.36 Uiteraard werden er ook sluizen gebouwd, er is immers een belangrijk hoogteverschil tussen Roeselare en de Leie te overbruggen.37 In Ooigem werd een sluis met drie sassen gebouwd, later kwam er een tweede sluis in Kachtem. Daarnaast werden er ook stoommachines geplaatst die ervoor moesten zorgen dat er voldoende water in het kanaal bleef. Het water in het kanaal is immers (nog steeds) afkomstig uit de Leie.38 Toch was het nieuwe kanaal in haar beginjaren geen groot succes. Het kanaal zoals afgeleverd in 1872 was eigenlijk niet echt bruikbaar.39 Zo was het kanaal in 1872 al onmiddellijk een aantal maanden gesloten wegens een te lage waterstand.40 Dit was uiteraard niet bevorderlijk voor de scheepvaart. Deze lage waterstand zorgde ervoor dat de bedrijven uit de regio maar weinig gebruik maakten van het kanaal voor de aanvoer van hun grondstoffen.41 Bovendien stond er niet alleen te weinig water in het kanaal, het kanaal was op sommige plaatsen ook te smal, er was een grote verzanding en de laad- en losplaatsen waren maar beperkt bruikbaar.42 DESMET G. (1962), p.9 ACX F. (1992), p.157 34 ACX F. (1992), p.157 35 IDEM, p.159 36 ACX F. (1992), p.159 en DELANGE B., Scheepsjagen, Onuitgegeven artikel, Ooigem, 2011, p.1 37 ACX F. (1992), p.160 38 IDEM, p.160 39 IDEM, p.166 40 IDEM, p.164 41 IDEM, p.166-168 42 IDEM, p.172 32 33
14
Het is dan ook wachten tot op het einde van de 19e eeuw, na de uitvoering van verschillende werkzaamheden (o.m. het pompstation in Ooigem) en een beter gebruik van de sluizen dat de vooraf opgestelde streefcijfers (100.000 ton goederen per jaar) voor de kanaaltrafiek werden gehaald.43 Toch is niet alles te wijten aan de minder goede toestand van het kanaal op zich. Het kanaal werd immers ontworpen en gerealiseerd in een periode van stijgende conjunctuur.44 In deze context had men uiteraard grote (trafiek)verwachtingen. Men nam het kanaal echter in gebruik in een periode van dalende conjunctuur. De (te hoge?) streefcijfers moeten dan ook voor een stuk in dit licht worden gezien. De kanaaltrafiek: zeer veel steenkool? De voornaamste reden waarom de vaart er kwam, was omdat het kanaal een belangrijke schakel was in de Belgische steenkoolroute. De argumentering was immers dat men via het kanaal Roeselare-Leie op een betrouwbare en goedkope wijze steenkool tot in het WestVlaamse hart kon brengen.45 Het is dan ook verrassend dat steenkool in de beginjaren van het kanaal slechts verantwoordelijk was voor ca. 25% van het totale goederentransport.46 De 20e eeuw is geboren: het kanaal (en haar trafiek) evolueert Zoals reeds gesteld werd de kaap van de 100.000 ton per jaar vervoerde goederen via het water gerond net voor de eeuwwisseling. Vanaf dan stijgt de trafiek echter snel, een trend die zich bijna de volledige 20e eeuw zal voortzetten. Zo steeg de kanaalvaart tussen 1913 en 1935 met meer dan 300.000 ton!47 Van al deze aangevoerde producten was meer dan de helft bestemd voor de haven van Roeselare. Hoewel aan het begin van de twintigste eeuw nog veel bouwmaterialen en kolen werden vervoerd, nam de aanvoer van graan en voeders vanaf het interbellum het overwicht.48 De aanvoer van goedkoop graan betekende de start van de, nog steeds sterk aanwezige, (vee)voederindustrie in de kanaalzone. De groeiende voedingsindustrie bezorgde het kanaal Roeselare-Leie een unieke positie in België. Op deze vaart vervoerde men in 1949 immers 203.352 ton voedings- en landbouwproducten (of zo’n 57% van het totaal aantal vervoerde goederen); in 1960 was dit al 445.956 ton (of zo’n 59%)!49 Wanneer dit werd vergeleken met de andere 43ACX
F. (1992), p.166,174 IDEM, p.174-175 45 IDEM, p.177 46 DESMET G. (1962), p.29 47 IDEM, p.58 48 IDEM, p.29-31, 41-46 49 IDEM, p.41 44
15
waterwegen in België werd al snel duidelijk dat het kanaal Roeselare-Leie boven de (vergelijkbare) andere Belgische kanalen en rivieren uittorende wat betreft het vervoer van dit soort producten.50 De werkgelegenheid in de voedingssector steeg dan ook zienderogen.51 In 1923 werkten in de Roeselaarse haven 88 mensen in de voedingsbedrijven, in 1937 was dit gestegen tot 410 en in 1961 zelfs tot 820. In datzelfde 1961 was liefst 62% van de werkgelegenheid in de haven gelegen in de voedingsnijverheid. Een verklaring voor deze opmerkelijke evolutie lag in de intensievere landbouwexploitatie met de nadruk op niet-grondgebonden veeteelt, pluimvee- en varkensteelt.52 De veestapel in West-Vlaanderen nam zeer grote proporties aan met sterke stijgingen wat betreft bvb. het aantal varkens en runderen. In Izegem bundelden een aantal ondernemers in 1922 de krachten om een spoorverbinding tot stand te brengen tussen het goederenstation, die langs de spoorlijn Brugge-Kortrijk lag, en de handelskaai van het kanaal.53 De verbindingsspoorweg stimuleerde de economische ontwikkeling van o.a. de oliefabriek Vandemoortele. Voor de gemeenten Ingelmunster, Oostrozebeke en Ooigem was in de jaren 1930-1950 vooral de aanvoer van vlas belangrijk. Het kanaal breidt een eerste maal uit We hadden het reeds over de grote trafiekstijgingen vanaf het einde van de 19e eeuw. Vanzelfsprekend brengt dit met zich mee dat het kanaal diverse aanpassingen heeft moeten ondergaan om al deze bijkomende trafiek te kunnen dragen. Tussen 1934 en 1942 werd het kanaal een eerste keer verbreed, tot ongeveer 24 meter aan de waterspiegel.54 De bruggen en de sluizen bleven evenwel ongewijzigd.55 Ook tussen 1950 en 1958 vonden er belangrijke moderniseringswerken plaats. Ditmaal tussen Izegem en Ingelmunster met o.a. de rechttrekking van het kanaal in Ingelmunster.56 Niet alle ideeën voor uitbreiding werden echter in de praktijk gebracht. Zo werd in de jaren 1960 even overwogen om de haven van Roeselare te verbinden met de haven van
DESMET G. (1962), p.41-42 IDEM, p.70-73 52 IDEM, p.45-46 53 HIMPE K., ‘De verbindingsspoorweg der vaartkaai (1922-2008)’, Ten Mandere, 48 (2008), nr. 140, p.21-23 54 DESMET G. (1962), p.15 55 BALDUCK J., ‘De Leie en de erop aansluitende kanalen’, De Leiegouw, 50 (2008), p.389 56 DESMET G. (1962), p.15 50 51
16
Zeebrugge.57 Er stelden zich echter problemen in verband met de praktische uitvoering en het te verwachten rendement. Doorslaggevende argumenten om dit project af te voeren.58 Het kanaal breidt een tweede maal uit De verbinding met Zeebrugge werd dan wel niet gemaakt, echte nieuwe grote aanpassingen lieten toch niet zo lang op zich wachten. Tussen 1968 en 1980 onderging het kanaal immers een nieuwe verbreding, ditmaal tot ca. 50 meter aan de waterspiegel.59 Zo kon men opnieuw grotere schepen ontvangen op het kanaal. Ditmaal werden de bruggen en sluizen wel aangepast. Zo werden de ophaalbruggen over het kanaal vervangen door vaste bruggen en werd er in Ooigem een volledig nieuwe sluis gebouwd die zowel de oude drietrapsluis als de sluis van Kachtem verving. Deze sluis is vandaag nog steeds in gebruik. Deze verbeteringswerken moesten ook een einde maken aan het probleem van de geregeld terugkerende overstromingen tussen Roeselare en Izegem. Ganse woonwijken overstroomden bij hevige regenval omwille van een te trage afvoer.60 De verschillende aanpassingswerken stonden in het teken van de stijgende kanaaltrafiek en maakten het kanaal telkens toegankelijker voor grote(re) schepen. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat gepaard aan deze toenemende toegankelijkheid en stijgende trafiek het aantal bedrijventerreinen en solitaire bedrijven overal in de kanaalzone sterk steeg! De vaart nu en straks We zijn 2012, 150 jaar nadat de belangrijke beslissing werd genomen om het kanaal van Roeselare naar de Leie te graven. Als we deze 150-jarige geschiedenis kort moeten samenvatten kan er zonder enige twijfel worden gesteld dat het kanaal Roeselare-Leie een belangrijke drager is geworden van (watergebonden) industriële activiteiten.61 Dat het kanaal in 2011 goed is voor zo’n 3,8 miljoen ton via het water getransporteerde goederen onderstreept dit zeer duidelijk.62 Het kanaal heeft, naast haar economische impact, echter ook een erg belangrijke impact gehad op het landschap. De volledige kanaalzone van Roeselare tot in Wielsbeke is immers
HIMPE K. (2008), p.70 VERSCHEURE H., De regionaal planologische dynamiek van de kanaalzone Roeselare-Leie vanuit de optiek industrie en infrastructuur, Licentiaatsverhandeling UGent, 1995, p.32 en DOBBELS M., Naar een duurzame ruimtelijke visie voor de kanaalzone Roeselare-Leie, Licentiaatsverhandeling UGent, 2005-2006, p.32 59 BALDUCK J. (2008), p.389 en BALDUCK J., De verbetering aan het kanaal Roeselare-Leie, onuitgegeven rapport, Kortrijk, 1973, p.3 60 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Ontwerp-bermbeheersplan voor het Kanaal Roeselare – Leie, Gent, 2003, p. 14 61 DOBBELS M., Naar een duurzame ruimtelijke visie voor de kanaalzone Roeselare-Leie, Licentiaatsverhandeling UGent, 2005-2006, p.4 62Waterwegen en Zeekanaal, ‘Statistieken oktober 2011’, op de website http://www.wenz.be/downloads/statistiek_201110_web.pdf , 05/01/2012 57 58
17
uitgegroeid tot een sterk verstedelijkte band van aan de Leie tot in het hart van WestVlaanderen (Roeselare).63 Dat het kanaal vandaag en in de toekomst van kapitaal belang is voor de bedrijvigheid en het (watergebonden) transport staat buiten kijf, toch mogen we niet vergeten dat er ook nog andere functies aanwezig zijn in de kanaalzone. Zo zijn er heel wat woonontwikkelingen in het gebied, is er ruimte voor toeristischrecreatieve activiteiten (watersport, toeristische boottochten, hengelsport, …) en kan je langs het kanaal zelfs een natuurreservaat, speelbos, vispaaiplaats en kikkerpaaiplaats terugvinden! Hoe ziet de toekomst er nu precies uit? Uiteraard zal alles in het werk worden gesteld om de hoofdfunctie van het kanaal Roeselare-Leie, nl. haar functie als belangrijke industrieader, te versterken. Zo zullen er nu en in de nabije toekomst bijkomende (watergebonden) bedrijventerreinen worden ontwikkeld. Daarnaast zal sterk worden ingezet op het (nog) verbeteren van de mogelijkheden voor watergebonden transport, dit door bvb. de aanleg van nieuwe kaaimuren. In een tijdperk waarin de (snel)wegen door het steeds toenemende verkeer meer en meer dichtslibben kan de waterweg een alternatief bieden. De waterwegen hebben vaak nog een (aanzienlijke) restcapaciteit! Daarnaast is transport per binnenschip ook milieuvriendelijker en goedkoper dan transport per vrachtwagen.64
DOBBELS M. (2005-2006), p.13 Promotie Binnenvaart Vlaanderen, ‘Troeven van de binnenvaart’, op de website http://www.binnenvaart.be/nl/binnenvaartinfo/troeven.asp, 05/01/2012 63 64
18
150 jaar kanaal in vogelvlucht Belgische context
Ontwikkeling rond het kanaal eeuw: talloze pogingen om de Mandel te kanaliseren 15-18de
1830: Belgische revolutie 1845-6: Plattelandscrisis en hongersnood
1841: eerste aanvraag tot aanleg kanaal door A. Rodenbach en A. Angillis 1849: eerste mechanische spinnerij in Roeselare 1862: Wetsvoorstel aanleg kanaal wordt goedgekeurd 1873: Start nieuwe crisisperiode (dalende 1872: eerste schip “Leonie d’Hautrage” prijzen, overproductie, internationale vaart de haven van Roeselare binnen concurrentie) 1895: einde crisis, start Tweede Industriële 1896: voor het eerst wordt meer dan Revolutie 100.000 ton via het kanaal vervoerd 1914-18: Eerste Wereldoorlog 1914-18: bruggen over het kanaal worden vernield 1922: verbindingsspoorweg in Izegem tussen kanaal en goederenstation 1929-33: Grote Depressie treft zwaar het 1934: start eerste verbredingswerken, in de algemene economische leven Roeselaarse kanaalzone vestigen zich diverse veevoederfabrieken 1940-45: Tweede Wereldoorlog 1940-45: bruggen over het kanaal worden opnieuw vernield 1957: Verdrag van Rome voorziet o.m. in de 1959: in het kader van de Belgische oprichting van Europese Economische expansiewetgeving worden langs het kanaal Gemeenschap (voorloper EU) diverse industriezones opgericht (bijvoorbeeld Mandeldal in Izegem) 1967: start tweede verbredingswerken (toegankelijk voor schepen tot 1.350 ton) 1970-75: crisis in de textiel-, steenkool- en 1973: opening nieuwe sluis in Ooigem, de staalindustrie oude drietrapsluis wordt voorlopig buiten werking gesteld 1980: sluis te Kachtem wordt genivelleerd, voortaan is het mogelijk om rechtstreeks van Ooigem naar Roeselare te varen 2002: invoering van de euro 2005: uitbreiding van de bedrijventerreinen met watergebonden functies langs het kanaal 2012: viering 150 jaar kanaal
19
Thema’s, oplossingen en achtergrond Thema: Geschiedenis [maandag] Introductie (15’) Aan het begin van de week wordt het onderwerp geïntroduceerd. Dit kan gebeuren aan de hand van ‘vrije associatie’. De leerkracht schrijft op het bord “KANAAL ROESELARE-LEIE” en hangt bvb. een foto en een kaart van het kanaal op. Interactieve kaarten zijn te vinden op http://www.binnenvaart.be/nl/waterwegen/kaart_vlaamsewaterwegen.html. Foto’s van de kanaalzone zijn te vinden op http://www.kanaalroeselareleie.be/mediatheek.html. Er wordt aan de leerlingen gevraagd waar ze spontaan aan denken. Deze woorden worden rond het kernwoord geschreven. Achteraf schrijft de leerkracht er nog een aantal bij en pikt de belangrijkste eruit waarrond hij nog een aantal vragen kan stellen. De belangrijkste vragen zijn: wie, wat, wanneer, waarom, hoe? Mogelijke trefwoorden zijn: schepen, sluis, brug, vissen, fietsen, wandelen, zwemmen, springen, varen, bomen, groen, milieu, natuur, fabrieken, bedrijven, kades, beton, veevoeders, jaagpad, autowegen, spoorweg, kastelen, mooi, borden… Mogelijke groepsvragen zijn: - Wat is een kanaal? - Waarom is het kanaal Roeselare-Leie er? - Hoe oud is het kanaal, denk je? - Hoe zag de streek er in die periode uit? - Hoe is het kanaal gegraven? - Wie wou dat er een kanaal kwam? De antwoorden (voor de leerkracht) zijn: - Een kanaal is een kunstmatige waterweg (door de mens aangelegd). Een rivier is een natuurlijke waterweg (van nature uit zo gegroeid). Een kanaal of vaart (= synoniem) is meestal gegraven tussen twee bestaande rivieren of zeeën om de verbinding tussen beide te maken. - Het kanaal is gegraven omwille van hoofdzakelijk economische redenen. De Mandel was te ondiep en te smal om te bevaren. De streek onderging midden 19de eeuw een industrialisatieproces en daarvoor was heel wat energie (steenkool) noodzakelijk.
20
Daarnaast werd het kanaal ook aangelegd om het overstromingsgevaar van de Mandel in te dijken. Dus ook voor de publieke waterhuishouding was het kanaal noodzakelijk.65 - Er was al heel lang sprake om de Mandel te kanaliseren (15de eeuw). Pas in de 19de eeuw werden voldoende middelen gevonden om dat uit te voeren. De overheid keurde het wetsvoorstel tot aanleg van het kanaal goed in augustus 1862. Pas op 1 januari 1872 werd het kanaal in gebruik genomen. In 2012 is het dus 150 jaar geleden dat de overheid besliste om de vaart te graven en 140 jaar geleden dat de eerste boten over het kanaal voeren.66 - Het is moeilijk te geloven maar zo’n 150-170 jaar geleden was de streek Roeselare-Tielt één van de armste van heel het land. De mensen combineerden het spinnen en weven van vlas met het bewerken van een stukje landbouwgrond. De fatale ineenstorting van de rurale linnenindustrie en de misoogsten van graan en aardappels in 1845-1846 veroorzaakte een ongeziene hongersnood en armoede. In sommige gemeenten werd 30 tot 40 % van de bevolking ondersteund door het toenmalige OCMW, een reusachtig cijfer! Er stierven ook meer mensen dan normaal. De aanleg van de spoorweg Kortrijk-Brugge in deze periode was onvoldoende om iedereen werk te geven. De bijnaam voor deze spoorlijn is ‘Droogenbroodroute’: het geld dat de mensen verdienden was amper voldoende om een brood te kopen. Laat staan beleg.67 - Het kanaal is niet gegraven met delfkranen, wel met de hand. Eén onderliggend motief om het kanaal aan te leggen was trouwens het scheppen van werkgelegenheid. Ondanks het feit dat velen meehielpen, duurde het toch 10 jaar vooraleer de bouw af was. Dat mensen van heinde en verre kwamen, bewijzen een aantal geboorteakten waaruit blijkt dat een aantal arbeiders geboren waren in Antwerpen of in de Kempen.68 Langs het kanaal waren trouwens een aantal barakken opgericht waar deze mensen sliepen. - De twee prominentste voortrekkers van het project waren de volksvertegenwoordigers Alexander ‘Blinden’ Rodenbach (brouwer en burgemeester van Rumbeke) en Barthélemy Dumortier. Ook de ondernemers van de streek ijverden voor een kanaal. De overige kanaalgemeenten waren ook voor het idee gewonnen.69 Vragen, antwoorden en achtergrond (30’-35’) De blaadjes van het thema ‘Geschiedenis’ worden vervolgens uitgedeeld. De leerlingen hebben nu de tijd om de oefeningen op te lossen. Als de leerkracht merkt dat iedereen klaar is, kunnen de antwoorden door de leerlingen worden gegeven. Bij bepaalde antwoorden wordt door de leerkracht extra toelichting gegeven. VAN DER HERTEN B., ‘De Industriële Revolutie gedragen door een transportrevolutie’, Antwerpen, 1995, p.41-47. ACX F. (1992), p. 136-139. 67 WAEYAERT F. en LERMYTE J-M. red., De Droogenbroodroute (1847-1997), De spoorlijn 66 Brugge-Kortrijk, Brugge/Aartrijke, 1997. 68 Met dank aan Bart Blomme voor deze informatie (heemkundige kring Ten Mandere Izegem) 69 ACX F. (1992), p. 91-96. 65 66
21
1. Volgens het dagboek van Seppe’s opa was de rivier de Mandel lang de enige waterweg van belang in de regio Roeselare. Het was echter niet eenvoudig om veel goederen aan te voeren. Zo’n 150 jaar geleden kwam daar verandering in toen beslist werd om de vaart te graven. Op de volgende bladzijde zie je een kaartje met de Mandel en het kanaal Roeselare-Leie. - Welke waterweg zou je nemen om zo snel mogelijk goederen van Roeselare naar de Leie te voeren? - Waar zijn het minst obstakels? - Kleur het kanaal in het blauw. - Is de Mandel volgens jou onbevaarbaar? - Duid de gemeente aan waar je woont. Weet je ook langs welke kant van het kanaal je woont? Via het kanaal. De korte afstand tussen twee punten is een rechte lijn, vandaar dat een kanaal meestal een lange rechte lijn beschrijft. Bredere en langere schepen kunnen gemakkelijker op een kanaal varen dan op een grillige stroom. De Mandel is in Roeselare en Izegem grotendeels ingekokerd vanaf de jaren 1960-1970. De Mandel is niet zo ideaal om te varen, vooral na Ingelmunster is de stroming grillig. De Mandel is onbevaarbaar voor schepen groter dan een sloep. Zie ook het artikel ‘Mandelvaarders gestrand in Dentergem’.70 Om educatieve redenen werd op de kaart de Mandel verder van het kanaal geplaatst dan in werkelijkheid het geval is. 2. Seppe leerde van zijn opa dat de ontstaansgeschiedenis van het kanaal heel complex was. In het dagboek staan de belangrijkste ontwikkelingen kort beschreven. Helaas heeft de tand des tijds ervoor gezorgd dat een aantal woorden uit de tekst zijn weggevallen. Kun jij Seppe helpen om de tekst te reconstrueren? Plaats daarbij volgende woorden op de juiste plaats in het verhaal: ambachtelijk – Leie – stoommachines – overheid – bruggen, huizen – landbouwgrond – droog – steenkolen – 1 januari 1872 – armoede – vertraging – Oostrozebeke en Wielsbeke – linnen – met de hand – regenval Een kanaal of een vaart is een waterweg die door de mens is gegraven. De rivier de Mandel is een waterweg van natuurlijke oorsprong. De mensen uit Roeselare, Izegem, Ingelmunster, Oostrozebeke en Wielsbeke hadden nood aan een betrouwbaar transportmiddel. Hoewel ze zelf hun brood, kledij en drank maakten, waren ze in crisisperiodes aangewezen op de aanvoer van levensmiddelen van andere plaatsen. De Mandel stond echter in de zomer vaak bijna droog en overstroomde na hevige regenval wat transport nagenoeg onmogelijk maakte. De mensen wilden dat verhelpen en besloten om een kanaal te graven dat uitkwam op een grote rivier, de Leie.
70
Het Laatse Nieuws, Mandelvaarders gestrand in Dentergem, 05/07/2011
22
Omstreeks het midden van de 19de eeuw veranderde er heel wat in de dorpen langs de Mandel. Door de opkomst van de Engelse gemechaniseerde linnenindustrie konden de mensen niet meer leven van het ambachtelijk (manueel) spinnen en weven van linnen (textielstof die men verkrijgt uit vlasvezel). Op de stedelijke markten konden de plattelandsbewoners hun producten niet meer verkopen. De meerderheid van de bevolking combineerde deze activiteit met het bewerken van een klein stukje landbouwgrond. In de jaren 1845-1846 mislukte de aardappel- en roggeoogst echter volledig. Werkloosheid, armoede en honger waren het dramatische gevolg.71 Vanaf de jaren 1850 verschenen de eerste stoommachines in Roeselare. Deze machines zorgden voor een bloei van de textielnijverheid in Roeselare. Om de jonge industrie draaiende te houden, was een constante stroom aan steenkolen noodzakelijk. Goederen die perfect te vervoeren zijn via een waterweg. Alexander Rodenbach (brouwer) en Barthélemy Dumortier, de volksvertegenwoordigers uit de streek, zetten hun schouders onder het project.72 Na een lange procedure en moeizame discussies in het parlement, besliste de overheid in 1862 om de aanleg van het kanaal Roeselare-Leie goed te keuren. De graafwerken werden in twee delen opgesplitst: het stuk Roeselare-Izegem (6.903 meter) en het stuk Izegem-Leie (9.769 meter). De aannemer voor de eerste sectie startte de werkzaamheden op 11 juli 1863. Door verschillende problemen, onder andere de vettige ondergrond, liepen de werkzaamheden vanaf het begin een serieuze vertraging op. Bovendien werd het hele kanaal met de hand uitgegraven! Het graven van het deel Izegem-Leie startte op 24 februari 1867 en verliep veel vlotter. Naast het graven van het kanaal werden ook aanlegplaatsen, bruggen, huizen en sluizen (Ooigem en Kachtem) gebouwd. De werken duurden toch bijna tien jaar.73 Het kanaal had een lengte van 16.385 meter en had een breedte van 13,5 meter. De maximale diepgang bedroeg 1,8 meter. Het kanaal werd geopend op 1 januari 1872 en veertien dagen later voer het eerste schip de haven van Roeselare binnen. 3. Weet je door welke dorpen en gemeenten het kanaal stroomt? Vind ze hieronder terug in het woordraster. Je mag zoeken van rechts naar links, van links naar rechts, van boven naar onder en omgekeerd en diagonaal. Tip: het zijn er 8. Het kanaal stroomt door Roeselare, Rumbeke, Kachtem, Izegem, Emelgem, Ingelmunster, Oostrozebeke en Ooigem. De Mandel ontspringt in Passendale en loopt via Oostnieuwkerke, Roeselare, Kachtem, Emelgem, (Izegem,) Ingelmunster, Oostrozebeke, Markegem, Wakken en Sint-Baafs-Vijve in de Leie.
ACX F. (1992), p. 11. IDEM, p. 91-96. 73 IDEM, p. 136-139. 71 72
23
R S A Q S V C K Z R E P E I E B W A
Z V O B N K L G R T R M O L R S I L
E U O E L R U M B E K E Z U N N T J
P M S F I E N F I M F G L T G N M B
K G T G U B N E O P K L P E D R D A
T Y R N R K V D N A J E L B K W F R
X N O O I G E M E E C M T E M P V D
K H Z N S J I Z R L U E E P R T S O
J G E Y I F S T T N E T S T L Q R O
I F B P R G Q N S L R D B Z H K T I
R U E K O E E T P F L K E H E C G E
T X K O I M E G E Z I V O J P D A F
R O E R N R D C O T B N Z R R S G K
O P I N A D F W I E L S Q W Z T Z K
K N P V Z T E G E R A L E S E O R P
B R E I Y O L L G X R U N F C S W O
4. Terwijl de boot van Seppe aan de kade ligt, komt er een ander schip, de Presagio, voorbij gevaren aan een nagenoeg constante snelheid. Wanneer hij goed luistert, kan Seppe de motor heel zachtjes horen ronken. In het dagboek van opa heeft Seppe 4 oude foto’s gevonden. Aan de hand van deze foto’s kan je verschillende manieren ontdekken om boten te doen varen. - Welke verschillende manieren ken je? Gebruik onderstaande foto’s ter inspiratie. - Wat lijkt jou de makkelijkste manier om een boot in beweging te krijgen? - Hoe noemt het wegje naast het kanaal en waarvoor werd het gebruikt (zie 4e foto)? De boten worden niet door een motor aangestuurd maar door spier- en/of windkracht. De term ‘jaagpad’ (onverhard wegje naast het kanaal) hangt hier nauw mee samen. Scheepsjagers zijn mensen die met hun paard tegen betaling schepen door het kanaal trokken.74 Bij de vaart over de Vlaamse vaarwegen kon niet vaak worden gezeild omdat de vele sluizen, bruggen en geringe breedte van het vaarwater dit moeilijk maakten. Om toch vooruit te komen, moest het schip worden getrokken. Vaak trok de schippersvrouw met enkele kinderen het schip voort maar het was ook mogelijk een betaalde kracht in te huren. In de meeste dorpen, vaak bij knooppunten van vaarwegen of in de buurt van bruggen, sluizen of dorpscafés kon een schipper dan eens een scheepsjager inhuren. De 74
Binnenvaart Vlaanderen, Lespakket Alle hens aan dek, p. 14-15.
24
scheepsjagers waren vaak kleine boertjes die iets wilden bijverdienen. De tarieven stonden niet vast maar waren afhankelijk van de grootte van het schip, de afstand, de windsterkte en het gewicht van de lading. Bij het trekken van een schip liep de scheepsjager met zijn paard over het jaagpad dat aan weerszijden van het kanaal liep. Doordat dieren en mensen schepen trokken langs de vaart of rivier ontstond een pad. Het trekken van een schip noemde men ‘jagen’. Soms werd ook een locomobiel (voorloper van een tractor) of tram met tractie gebruikt om de boot te jagen. Meestal werden de schepen die geladen stroomopwaarts vaarden, getrokken door paarden. Voor het leeg varen en het stroomafwaarts varen was mankracht of vrouwkracht voldoende.75 Nu worden jaagpaden vaak terug vrij gemaakt. Ze worden gebruikt door het personeel van de waterwegbeheerder, wandelaars, fietsers, bedrijven, … Tip: laat de kinderen in Google de term ‘jaagpad’ of ‘scheepstrekkers’ intypen. Kijk daarna samen naar de verschillende afbeeldingen. Laat de leerlingen zelf ontdekken hoe boten werden voortgetrokken. 5. Onderweg komt Seppe heel wat bruggen tegen. Deze werden gebouwd om makkelijk van de ene kant van het kanaal naar de andere kant te geraken, zonder te moeten zwemmen. Door de stelselmatige verbreding van het kanaal was het ook noodzakelijk om de oude ophaalbruggen af te breken en te vervangen door vaste bruggen. De volledige breedte van het kanaal kon nu worden benut. De Wantebrug in Ingelmunster vindt Seppe zo mooi, dat hij er een foto van neemt. Wanneer hij ’s avonds in het dagboek van opa bladert, vindt hij er warempel een oude foto van dezelfde brug in terug. Op de achterkant van de foto heeft opa ‘1947’ genoteerd. Kan jij drie verschillen vinden tussen de oude en de nieuwe brug? - oudste: kleiner, smaller, ophaalbrug, bestaat uit metaal en ook hout, metalen kabels om brug omhoog te tillen, huisje van de brugwachter op achtergrond - recentste: hoger, breder (kanaal is ook breder), continu verkeer is mogelijk, veel (gewapend) beton, minder metaal, geen hout, geen brugwachter meer
75
DELANGE B., Scheepsjagen, Onuitgegeven artikel, Waregem, 2011.
25
6. Seppe weet nu dat het kanaal een complexe geschiedenis heeft en dat er verschillende belangrijke data zijn. Hij schrijft een aantal jaren op een briefje met de gebeurtenis ernaast. Kun jij hem helpen ‘rekenen met de geschiedenis’? jaar 1841 1862 1872 1934 1967 1973 1980 2012
gebeurtenis 1ste aanvraag graven kanaal Goedkeuring wetsvoorstel kanaal 1ste boot op de vaart Start 1ste verbreding Start 2de verbreding Nieuwe sluis te Ooigem Afschaffing sluis te Kachtem Grote viering
periode 21 j. 10 j. 33 j.
101 j.
150 j.
7 j.
Zie ook de oriënterende tijdslijn. Nawerking (5’) De leerkracht polst of er nog vragen en/of problemen zijn en vraagt aan een aantal leerlingen om de belangrijkste elementen van het verhaal (luidop) te herhalen.
26
Thema: Techniek [dinsdag] Introductie (15’) De tweede dag van de week staat in het teken van het thema techniek. Wellicht zullen op de eerste dag (thema geschiedenis) de termen ‘brug’, ‘sluis’ en ‘schip’ wel op het bord verschenen zijn. Een tweetal vraagjes van het educatieve pakket bij het thema Geschiedenis sloegen letterlijk en figuurlijk de brug tussen ‘oude’ techniek en ‘nieuwe’ techniek. De leerkracht verdeelt de klas in een aantal groepjes en laat ze nadenken over de volgende vraagjes: - Welke soorten van schepen zijn er allemaal? En welke zijn op het kanaal terug te vinden? - Waarvoor dienen deze schepen (op de vaart)? - Hoeveel bruggen over het kanaal zijn er in jouw gemeente? Ken je hun naam? - Hoe geraakt er water in het kanaal? - Hoe werkt een sluis? Vervolgens vraagt de leerkracht afwisselend aan elk groepje welk antwoord of welke antwoorden ze opgeschreven hebben. De leerkracht noteert deze beknopt op het bord. Mogelijke antwoorden op bovenstaande vragen zijn: - Roeiboot, zeilboot, stoomboot, rivierboot, binnenschip, olietanker, zeeschip, loodsboot, motorboot, reddingsboot, sleepboot, veerpont (veerboot), kajak, kano, opblaasboot, fregat, cruiseschip, vliegdekschip, torpedobootjager, kruiser, slagschip, vissersboot, pleziervaartuig, ijsbreker, containerschip… Boten die voorkomen op het kanaal zijn: binnenschip, roeiboot, kajak, kano en plezier(motor)boot. Maar wanneer zeg je ‘boot’ en wanneer ‘schip’? Een boot is een klein open vaartuig (zeilboot, roeiboot), terwijl een schip een vaartuig is met vrij omvangrijke afmetingen (vrachtschip, tankschip, binnenschip).76 - Hoofdzakelijk om goederen te vervoeren (granen, voeders, zand) maar ook veel recreatie: waterskiën, pleziervaart, kajakken, kanoën en roeien.
76
Binnenvaart Vlaanderen, Lespakket Alle hens aan dek, p. 2.
27
- Bruggen (nu): Roeselare Bruanebrug Schaapsbrug Brug in de A17 (E403)
Izegem Sasbrug Centrumbrug Emelgembrug
Ingelmunster Dorpsbrug Lysbrug Ringbrug
Oostrozebeke
Ooigem Zwaantjesbrug
Wantebrug - De watertoevoer voor het kanaal wordt geregeld via het pomphuis in Ooigem. Er wordt water vanuit de Leie naar de vaart overgepompt. Daarnaast wordt er ook water versast via de sluis. Op verschillende plaatsen langs het kanaal zijn er ook sifons die het overtollige water afvoeren naar de Mandel of het tekort aanvullen. - De concrete werking van een sluis kan worden gedemonstreerd aan de hand van een proefopstelling. Bij de oefeningen is er ook een vraagje over de werking van de sluizen opgenomen. Sluizen zijn er om het niveauverschil van de waterstanden op stromen, rivieren en kanalen te overbruggen en op te vangen. Een belangrijke oorzaak van dit hoogteverschil zijn de hoogtevariaties in het landschap. De breedte en lengte van een sluis zijn (samen met de karakteristieken van de waterweg) bepalend voor het type schip dat de waterweg kan bevaren waarop de sluis is gebouwd. Extra info: - Een schutting (of versassing) duurt doorgaans 15 tot 45 minuten.77 Dat is enerzijds afhankelijk van de grootte van de sluis. Er zijn grote sluizen waar meerdere schepen tegelijkertijd in kunnen, maar in een kleine sluis past slechts één schip. - De (voorlopig) grootste sluis ter wereld ligt in Antwerpen: de Berendrechtsluis. Deze sluis is 500 m lang, 68 m breed en 17,75 m diep.78 Ter vergelijking de (huidige) sluis van Ooigem: 115 m lang, 12,5 m breed en 3,5 m diep. In november 2011 begon men met de aanleg van een tweede sluis op de Antwerpse Linkeroever, die de grootste zeesluis ter wereld moet worden. Deze sluis zou net iets dieper worden dan de bestaande Berendrechtsluis.79
Binnenvaart Vlaanderen, Lespakket ‘Alle hens aan dek’, p.10-11. De Standaard, ‘Berendrechtsluis in Antwerpse haven bestaat 15 jaar’ , op de website http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=G0U7T616, 07/08/2004 79 De Redactie, ‘Crevits geeft startschot grootste sluis ter wereld’ , op de website http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/regio/oostvlaanderen/1.1159116 , 21/11/2011 77 78
28
Vragen, antwoorden en achtergrond (30’-35’) De blaadjes van het thema ‘Techniek’ worden vervolgens uitgedeeld. De leerlingen hebben nu de tijd om de oefeningen op te lossen. Als de leerkracht merkt dat iedereen klaar is, kunnen de antwoorden door de leerlingen worden gegeven. Bij bepaalde antwoorden wordt door de leerkracht extra toelichting gegeven. 7. Terwijl hij het dek poetst, ziet Seppe langs de oevers diverse borden die hij nog nooit gezien heeft. Niet alleen op de autowegen, ook op rivieren en kanalen bestaan er verkeersborden om het verkeer te regelen. Weet jij de juiste betekenis van deze borden langs de waterweg? Zet een kruisje. Schepen komen heel wat langzamer tot stilstand dan auto’s. Bij het nemen van bochten reageert een schip heel anders dan een auto. Schepen worden daarom ruim op voorhand verwittigd van hoe de situatie zich aandient. Er bestaan ongeveer 90 verkeersborden op het water.80 Het is niet toegelaten om te schaken tijdens het varen Verboden aan te meren
x
Verboden te ankeren Roeiboten toegelaten Vrij varende veerpont Snelvaart kleine motorvoertuigen toegelaten
x
Toegelaten om een auto te laden/lossen
x
Containerterminal voor autowrakken Het is voor vissers toegelaten om te parkeren naast de waterweg Verplichting om te stoppen Geef een geluidssignaal Verplichting bijzonder op te letten
x
Verboden voor zeilboten Verboden te waterskiën
x
Het is niet toegelaten om de boot te verlaten Overheid Nederland, ‘Wetten en regelgeving: binnenvaartpolitiereglement’, op de website http://wetten.overheid.nl/BWBR0003628/volledig/geldigheidsdatum_16-12-201 80
29
Opgepast voor golven Verplichting om rechts te draaien Zwaaikom
x
8. Zoals elke goede matroos kent Seppe natuurlijk alle onderdelen van een binnenschip. Ken jij deze ook? Zet de juiste termen bij het juiste onderdeel op de tekening. Afdekluiken Anker Boeg Bolder Landsvlag Mast Radar Roef Romp Schijnwerper Stuurhut Vaarvlag
Deze gebogen platen die het ruim met goederen afdekken, worden in beweging gebracht via rails. Dit is een zware ijzeren constructie met zijarmen om een schip aan de bodem vast te leggen zodat het blijft liggen. Dit is het voorste gedeelte van de romp van een schip Op een schip worden er heel veel verschillende touwen en kettingen gebruikt. Deze touwen en kettingen worden vastgemaakt aan paaltjes op het schip zelf en op de kade. Zo’n paaltje noemt men een bolder. Achteraan op het schip wappert een vlag, die aanduidt van welk land het schip afkomstig is. Een mast is een paal die op het schip staat. Vroeger werden hier de zeilen aan gehangen, maar nu hangt er een vlaggetje aan om de windrichting aan te geven, een luidspreker, verlichting, een antenne, enz. Dit is een elektronische installatie die de omgeving afzoekt naar andere schepen of obstakels. De familie van de schipper woont mee op het schip. Hun huis bevindt zich aan de achterzijde van de boot. Soms staat hier ook een kraan, die gebruikt wordt om de auto van op het schip aan land te brengen. Dit is het centrale gedeelte van het schip. Dit is een zoeklicht. Aan de linkerzijde van het schip (bakboord) heeft het een rode kleur en aan de rechterzijde (stuurboord) een groene kleur. Vanuit de stuurhut bestuurt de schipper de boot. Deze cabine staat aan de achterzijde van het schip. Alle schepen moeten aan de voorzijde een vlag hebben wapperen, met een wit vierkant op een rode achtergrond.
30
boeg
BLOMME B. en VERMEULEN J., Het kanaal Roeselare-Leie, gidsencursus West-Vlaamse gidsenkring afdeling Mandeldal, 1999, p. 59
9. Bij het transporteren van het graan van Zeebrugge naar Roeselare vaart de boot van Seppe geruime tijd op de Leie. Deze rivier ligt ongeveer 8 meter boven de waterspiegel. Het kanaal Roeselare-Leie ligt evenwel ca. 15,5 meter boven de waterspiegel. Er moet dus een hoogteverschil van 7,5 meter worden overwonnen. Seppe’s schip kan niet zomaar het kanaal opvaren. Om zo’n verschillen in de waterstand op te lossen, bouwde men sluizen. Het principe van de sluizen is eenvoudig: de wet van de communicerende vaten. In Ooigem gebruikte men tot 1973 een drietrapsluis. Boten werden in drie ‘trappen’ versast van de Leie naar het kanaal. De nieuwe sluis kan in één keer het hoogteverschil overwinnen. Seppe vraagt zich af hoe een sluis werkt? Kan jij hem helpen? Plaats onderstaande afbeeldingen in de goede volgorde. Het schip vaart stroomopwaarts, dus van links naar rechts op de figuren. Zo werkt een sluis: Door op korte afstand van elkaar twee dammen te maken, die afzonderlijk van elkaar kunnen worden weggehaald, ontstaat een sluis. Het waterpeil tussen de twee dammen kan je laten stijgen of dalen door afwisselend de ene en de andere dam te openen of te sluiten.81 Hierbij wordt gebruik gemaakt van de “wet van de communicerende vaten”. Als het water Binnenvaart Vlaanderen, Lespakket Alle hens aan dek, p. 11 Enkele voorbeelden van een bewegende animatie om de werking van een sluis illustreren zijn: http://www.strolenberg.nl/Lib/downloads/ZojgiebGS.swf (flash) ; http://www.pragmasoft.be/carnets/geo/ecluse/ecluse_simulation.html en http://www.zowerkt.nl/vragen/hoe-werkt-een-sluis-37/ (onderaan). Een drooggelegde sluis ziet er als volgt uit: http://www.kanalenenrivieren.eu/sluizen.htm (onderaan). 81
31
van de waterweg even hoog staat als het water achter de sluisdeur, kan het schip van de waterweg de sluis binnenvaren. Via de toegangsgeul vaart het schip dan de sluisdeur aan het ‘benedenhoofd’ voorbij. Het schip komt in de saskom, de ruimte tussen de twee dammen (hoofden). Daarna wordt het versast: de eerste dam (sluisdeuren) gaat dicht en de tweede dam (verlaten of schuiven in de sluisdeuren of in de hoofden) worden opengezet om het water van de saskom op dezelfde hoogte te krijgen als het water aan de andere kant van de sluis. Na het versassen (schutten) vaart het schip door de sluisdeur aan het bovenhoofd.
Volgorde afbeeldingen: 1 D
2 G
3 B
4 E
5 H
6 C
7 F
8 A
10. Sinds 1973 is het kanaal Roeselare-Leie toegankelijk voor schepen tot 1350 ton. Latere aanpassingen zorgden ervoor dat tot op heden schepen van maximaal 2000 ton op het kanaal kunnen varen. In de tijd van Seppe’s opa was dat slechts 300 tot 500 ton. Seppe vraagt zich af hoeveel de huidige schepen eigenlijk kunnen vervoeren. Hij zou graag weten hoeveel vrachtwagens er nodig zijn om het ruim van de Icaria helemaal leeg te halen? De vaart, uitgezonderd de oude havenzone van Roeselare, is immers geschikt voor scheepstypes ‘Rijn-Herne’ (gemiddeld 1378 ton). Duid het correcte antwoord aan. Tip: een vrachtwagen kan gemiddeld 25 ton goederen vervoeren. Een vrachtwagen kan gemiddeld 25 ton goederen vervoeren. De vaart Roeselare-Leie, uitgezonderd de oude havenzone van Roeselare is geschikt voor scheepstypes ‘Rijn-HerneKanaal’ (gemiddeld 1378 ton). Voor 1378 ton vracht heb je dus 55 vrachtwagens nodig. Meer info op: http://www.binnenvaart.be/nl/binnenvaartinfo/scheepstypes.asp. De binnenvaart heeft capaciteit op overschot. Er zijn voldoende schepen om aan de vraag te voldoen en op de kanalen zijn er geen files. Door de schaalvergroting daalt het aantal schepen, maar stijgt het laadvermogen.
32
11. Schepen hebben niet alleen een groot laadvermogen, ze zijn ook heel duurzaam. Om 1 ton goederen over 1 km te vervoeren, heeft een binnenschip slechts 0,01 liter brandstof nodig leert Seppe van zijn oom. Om vergelijkingen te maken met transport via de weg, via de lucht en via het spoor gebruiken deskundigen het begrip ‘tonkilometer’. Dat is het aantal ton maal het aantal kilometer. Een schip heeft 0,01 liter, een dieseltrein 0,015 liter, een vrachtwagen 0,05 liter en een vrachtvliegtuig 0,75 liter brandstof per tonkilometer nodig. Seppe is gefascineerd door energie en beweging en vraagt zich af hoe ver elk transportmiddel geladen met 1 ton goederen geraakt met 7 liter brandstof. Maak jij de berekening? En welke conclusie kun je daar uit trekken?
Binnenschip
Aantal km met 7 liter brandstof 700 km
Dieseltrein
467 km
Vrachtwagen
140 km
Vrachtvliegtuig
9 km
Vervoermiddel
Conclusie (minst ver / verst) Verst. Per tonkilometer stoot een binnenschip maar half zoveel CO2 uit als een dieseltrein en hooguit een kwart zoveel als een vrachtwagen. De binnenvaart is het meest milieuvriendelijke transportmiddel voor bulkgoederen (grote hoeveelheden). Minder ver dan een binnenschip maar in vergelijking tot een vrachtwagen en vliegtuig vrij milieuvriendelijk. Een vrachtwagen is vrij belastend voor het milieu. Minst ver. Een vliegtuig is slechtst voor het milieu wanneer het aankomt op vervoer van goederen.
12. Net zoals zijn opa en oom is Seppe gefascineerd door boten en water. Hij droomt ervan om later ook binnenschipper te worden. Om later de verantwoordelijkheid van een eigen schip op zich te nemen, moet hij echter nog heel moeilijke examens afleggen. Seppe somt alvast enkele voordelen van de binnenscheepvaart op: “een groot laadvermogen, duurzaamheid, stil…”. Zou je hem kunnen helpen om nog een aantal voordelen te vinden? 1) Klantvriendelijk: De binnenvaart is een flexibele sector die zich voortdurend aanpast aan de markt.82 2) Bedreven: Binnenvaartondernemers zijn goed opgeleide vaklui die geregeld bijscholing volgen. Om de toekomst van de sector te verzekeren, wordt zwaar geïnvesteerd in het onderwijs.
Binnenvaart Vlaanderen, ‘Troeven van de binnenvaart’, op de website http://www.binnenvaart.be/nl/binnenvaartinfo/troeven.asp, 05/01/2012 82
33
3) Bereikbaar: Het uitgebreide, dichte waterwegennet brengt je overal. Niet alleen in Vlaanderen, maar ook in de buurlanden. Meer dan 25.000 km binnenvaartwegen verbinden de belangrijkste industriële centra van Europa. 4) Just in time: De binnenvaart is snel en betrouwbaar. Een binnenschip staat nooit in de file en ondervindt nauwelijks hinder van de weersomstandigheden. ‘Just in time’ is een belangrijke waarde voor de binnenvaart. 5) Modern: De binnenvaart is een innovatieve, hoogtechnologische sector. Moderne communicatiemiddelen leiden het logistieke gebeuren in goede banen. Nieuwe technologieën zoals tracking & tracing laat toe om goederen altijd en overal te lokaliseren. 6) Volume: De binnenvaart heeft capaciteit op overschot. Er zijn voldoende schepen om aan de vraag te voldoen en op de kanalen zijn er geen files. Door de schaalvergroting daalt het aantal schepen, maar stijgt het laadvermogen. Een schip met een laadvermogen tot 1.200 ton vervoert evenveel goederen als 40 treinwagons of 50 vrachtwagens. 7) Duurzaam: Met 5 liter brandstof vervoert een binnenschip 1 ton goederen 500 km ver. Met de trein is dat 333 km., met een vrachtwagen 100 km. en met een vliegtuig amper 6,6 km. Per tonkilometer stoot een binnenschip maar half zoveel CO2 uit als een dieseltrein en hooguit een kwart zoveel als een vrachtwagen. De binnenvaart is het meest milieuvriendelijke vervoersmiddel. 8) Veilig: Op het water gebeuren nauwelijks ongevallen en dubbelwandige schepen zorgen ervoor dat ook gevaarlijke ladingen veilig aankomen. De voorschriften zijn streng en worden goed nageleefd. Ongevallen met doden of zwaargewonden zijn dan ook zeldzaam. 9) Goedkoop: Het vervoer per binnenschip is niet alleen prijsconcurrentieel, ook de externe en maatschappelijke kosten door geluidsoverlast, vervuiling en ongevallen zijn laag. Volgens de Europese Commissie gaat het om amper 4 euro per tonkilometer, tegenover 12,4 euro voor het spoor en 24,2 euro voor het wegtransport. 10) Toekomstgericht: De congestiekost door zwaar wegverkeer in België wordt geraamd op 5,38 euro per 1.000 tonkilometer. Meer transport via de waterwegen betekent minder verkeer op de autowegen, minder files en minder kosten.83 Nawerking (5’) De leerkracht polst of er nog vragen en/of problemen zijn en vraagt aan een aantal leerlingen om de belangrijkste elementen van het verhaal (luidop) te herhalen.
Binnenvaart Vlaanderen, ‘Troeven van de binnenvaart’, op de website http://www.binnenvaart.be/nl/binnenvaartinfo/troeven.asp , 05/01/2012 83
34
Thema: Economie [woensdag] Introductie (15’) Op dag drie wordt het thema ‘Economie’ aangesneden. Dit onderwerp sluit nauw aan bij de geschiedenis en de technische aspecten van de vaart. Net om de industrialisatie en de economie van de streek te bevorderen werd de waterweg aangelegd. Andermaal wordt de discussie aangezwengeld met een aantal vraagjes. Opnieuw kunnen de leerlingen in groepjes overleggen welke antwoorden ze geven. - Welke producten of stoffen worden er getransporteerd via het kanaal? - Wat vervoerden ze vroeger? - Hoe worden de goederen en producten gelost? - Welke bedrijven liggen in de kanaalzone van jouw gemeente? Mogelijke antwoorden zijn dan: - gerst, tarwe, zonnebloemzaad, zonnebloempitpellets, lijnzaadschroot, maïsglutenpellets, katoenpellets, sunpellets, koolzaad, koolzaadpellets, sojaschroot, citruspellets, erwtenvoeder, groene erwten, maïs, tarwegriespellets, grof zand, lijnzaad, lijnzaadschilfers, maniokschroot, maïsvoermeel, cocosschroot, aardappelschijven, kolen, rijstpellets, moutpellets, grondnotenpellets, tapiocapellets, gebroken maniok, zilververf, pollardpellets, zilverzand, visolie, grondnotenolie, mazout, gebroken glas, loodvrije benzine…84 - Vroeger werden in grote lijnen dezelfde producten over het kanaal vervoerd. Granen en voeders (brood- en voedergranen, oliehoudende zaden, veevoeders, vlees- en vismeel…), bouwstoffen (zand en grint, kalk, cement, bakstenen, hout, glas, betonproducten…), kolen (vaste brandstoffen zoals kolen en cokes), oliën (petroleum, benzine, gasoil, industriële vetten…), jute, vlas (!), cichorei, scheikundige meststoffen… - In de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw werden de meeste producten – die enigszins draagbaar waren – door de havenarbeiders uit het ruim gehaald. Slechts in een aantal gevallen gebruikte men kranen om de schepen te lossen. Tegenwoordig is de laaden losinfrastructuur langs het kanaal goed uitgebouwd: - transport via (zuig)leiding: De goederen (meestal vloeibaar) worden uit het schip opgepompt of opgezogen en via buizen over het jaagpad en/of weg getransporteerd. Voorbeelden zijn Cargill (Izegem) en Braet (Ooigem). Voor het vullen van de olietanks van G&V wordt op dezelfde techniek beroep gedaan (pijpleidingen). BLOMME B. en VERMEULEN J., Het kanaal Roeselare-Leie, gidsencursus West-Vlaamse gidsenkring afdeling Mandeldal, 1999, p. 50 84
35
-
-
-
-
transport via transportband: De goederen worden door middel van een kraan (vast of mobiel) uit het schip gehaald en via een transportband over het jaagpad en/of weg getransporteerd. Voorbeelden zijn Transbeton (Roeselare) en Vanden Avenne (Ooigem). transport via vaste kraan: De goederen worden door middel van een vaste kraan uit het schip gehaald en zo naar het bedrijf getransporteerd. De kanaaloever en jaagpad zijn soms beschermd tegen vallende goederen. Een voorbeeld is Vanden Avenne Izegem. transport via een mobiele kraan en vrachtwagen: De goederen worden door middel van een mobiele kraan uit het schip gehaald en in een vrachtwagen geladen. Meestal wordt langs het jaagpad een strook voorzien waar kraan en vrachtwagen worden gestationeerd. Een voorbeeld is de kade ter hoogte van Zoutman (Roeselare). transport via een ‘reachstacker’/mobiele kraan: De goederen – meestal containers maar niet altijd – worden van het schip gehaald en getransporteerd over een werkvloer met een mobiele kraan. Voorlopig is dit nog niet langs het kanaal te zien.
- Bedrijven: Er liggen heel wat bedrijven langs het kanaal. Heel wat hiervan zijn gelegen op industrieparken die grenzen aan het kanaal. Het is niet de bedoeling om hieronder een uitvoerig en volledig overzicht te geven van alle bedrijven, wel van een aantal ondernemingen die gebruik maken van het kanaal (watergebonden activiteiten). Maselis (voeding), Vanhollebeke (voeders), Bleijko Beton, D2000 (Mengvoeders), De Brabander (voeders), Debaillie Voeders, Flaxloom (textiel), Hanekop Voeders, Inter-Beton, Ostyn Voeders, Roland Pillen en zoon (brandstoffen), Poco Loco Snack Food (voeding), Quartes Roeselare (voeders), Scherrens Callewaert Transport (ook bouwmaterialen), Sidegro (grondwerken), Soubry (voeding), Transbeton, Van Eeckhout Betoncentrale, Versele-Laga (voeding), Zandhandel Roeselare, G&V (olie), Olivier Beton – Funderingswerken, Zoutman (zout)… Vandemoortele (voeding), Cargill (olie), Veroutiz (houthandel), Izegem Hendrix-Haeck (voeders), Danis (voeders), Vanden Avenne Izegem (graanhandel), Holcim (beton) Desmet (bouwstoffen), Westhoekveen (potgrond), Hendrix-Haeck Ingelmunster (voeders) Oostrozebeke Spano (spaanplaat), A&S Energie (energie) Vanden Avenne Ooigem (voeders), Braet (voeders), Unilin Wielsbeke/Ooigem (houtverwerking), Isolava (gipsplaten)
36
Vragen, antwoorden en achtergrond (30’-35’) De blaadjes van het thema ‘Economie’ worden vervolgens uitgedeeld. De leerlingen hebben nu de tijd om de oefeningen op te lossen. Als de leerkracht merkt dat iedereen klaar is, kunnen de antwoorden door de leerlingen worden gegeven. Bij bepaalde antwoorden kan er door de leerkracht extra toelichting worden gegeven. 13. Het kanaal kwam er oorspronkelijk om de steenkolenaanvoer voor de Roeselaarse bedrijven te verzekeren. Omstreeks 1910 werd het kanaal echter intensief gebruikt voor de aanvoer van goedkoop Amerikaans graan. Nadat de boten in Roeselare aankwamen, moest het graan uit het ruim worden gehaald. De grootvader van Seppe had nog geen kraan om de zakken graan te lossen, samen met zijn vrienden moest hij de volledige voorraad uit het ruim dragen. Dit was heel zwaar werk! Tegenwoordig wordt het graan met een zuiger rechtstreeks uit de laadruimte van het schip in de silo van de fabriek gezogen. Het graan heeft dan al een hele weg afgelegd. Wanneer een schip nu aankomt in Zeebrugge, wordt het graan overgeladen op een kleinere boot. Duid op het kaartje aan welke weg deze kleinere boot moet volgen om in Roeselare te geraken. Wat valt je op als je het kanaal vergelijkt met de andere waterwegen op de kaart? Het is een insteekkanaal, een soort ‘antenne’ op de Leie. De meeste andere kanalen (bijvoorbeeld Bossuit-Kortrijk) maken de verbinding tussen bestaande waterwegen (Schelde en Leie). De verschillende manieren om goederen te lossen, kwamen in de vragenronde al aan bod. Kaarten in groot formaat te downloaden op: http://binnenvaart.be/nl/waterwegen/kaart_vlaamsewaterwegen.html http://binnenvaart.be/nl/waterwegen/kaart.asp?file=13_detail_leie.swf kaart)
(interactieve
14a. Seppe en zijn grootvader hebben op hun vaartocht heel wat mensen ontmoet die de goede werking van het kanaal verzekerden. Met sommigen zijn ze goed bevriend. Seppe’s opa leerde vooral in het befaamde Roeselaarse havencafé “De Gouden Zeesterre” veel mensen kennen. Verbind onderstaande kanaalberoepen met hun juiste omschrijving. Ik ben een varende ondernemer die samen met mijn gezin goederen over rivieren en kanalen vervoert. Lange tijd deed ik Schipper beroep op paardenkracht, windkracht of (eigen) mankracht om mijn schip in beweging te krijgen. Ik ben meestal eigenaar van mijn schip. Ik bepaal hoe schepen in Ooigem versast worden. Ik let erop Sluiswachter dat de waterstand aan de bovenkant van de sluis binnen de (binnenvaartbegeleider) vastgestelde waarden blijft. Lange tijd bediende ik de sluis 37
Kraanmachinist
Havenmeester
Brugdraaier
Havenarbeider
manueel en inde ik het sluisgeld. Momenteel ben ik meestal terug te vinden in een grote controlekamer waar ik de situatie van de sluis en de naderende schepen via camera’s kan volgen. In zekere zin heb ik de rol van de havenarbeiders overgenomen. Granen en voeders maar vooral bouwstoffen laad ik met een kraan over uit het ruim van het schip naar een vrachtwagen of transportband. Sommige granen worden rechtstreeks met een zuiger uit het laadruim in de nabijgelegen silo’s gezogen. Zo wordt een schip vlot gelost en geladen. Ik zie toe op orde en veiligheid in de haven. Schippers die aanmeren moeten in mijn kantoor langs het kanaal kaairechten betalen. Daarnaast moeten ze het uur van aankomst, de naam en lengte van het schip en de aard, herkomst en bestemming van de vracht meedelen. Mijn functie beperkt zich vandaag meestal tot administratieve taken. In de regio had ik vroeger alleen in de Roeselaarse binnenhaven een bureau. Vandaag ben ik niet meer actief. Tot de jaren 1950 was ik belast met het op tijd openen van de bruggen over het kanaal zodat schepen konden passeren. Door de aanpassing van draaibruggen en ophaalbruggen naar vaste bruggen werd mijn taak overbodig. Ik woonde in een huis dicht bij het kanaal. Samen met een aantal collega’s hielp ik om de schepen die aanmeerden te lossen. Grondstoffen zoals kolen en granen waren verpakt in zakken die manueel werden overgeladen. Mijn dagritme was intensief: in de voormiddag werkte ik van 7u tot 12u met om 9u een kwartier pauze en in de namiddag werkte ik van 13u30 tot 17u45 met om 16u een kwartier pauze. Meestal werkte ik ook op zaterdagvoormiddag. Later kreeg ik een meer ondersteunende rol voor de kraanmachinist.
14b. Zopas heb je 6 kanaalberoepen leren kennen. Op onderstaande foto’s kan je 4 van deze beroepen terugvinden. Kan jij het juiste beroep onder de juiste foto plaatsen?
Linksboven: kraanmachinist Rechtsboven: brugdraaier Linksonder: schipper Rechtsonder: havenarbeider
15. Seppe’s opa kleefde in zijn dagboek ook enkele grafieken. Hij had ooit eens een aantal documenten gekregen van de havenmeester van Roeselare en hij was vergeten ze terug te bezorgen. De grafieken bevatten belangrijke informatie over de aanvoer in de haven van Roeselare. Ze zijn opgesteld aan de hand van de jaargemiddelden van de aanvoer voor elke periode. Daarnaast zijn ook de verhoudingen van de belangrijkste 38
vervoerde goederen vermeld. Seppe bekijkt grondig de grafieken. Maak je dezelfde vaststellingen als hem?
Cijfers uit: G. Desmet, Ontwikkeling der ekonomische bedrijvigheid in en om de haven van Roeselare, 1862-1962, Roeselare, 1962, p. 29-33.
15.1) Met hoeveel stijgt het jaarlijkse gemiddelde aangevoerde goederen tussen 18951900 en 1955-1961? Is dat meer dan een verdubbeling? - 448.918 – 76.874 = 372.044 ton - 448.918 / 76.874 = 5.8 m.a.w. tussen 1895-1900 en 1955-1961 verzesvoudigd het jaarlijkse gemiddelde aangevoerde goederen. 39
15.2) Wat is voor jou de voornaamste reden dat de trafiek in de Roeselaarse haven in de periode 1955-1961 zo sterk steeg? Denk hierbij terug aan de verschillende ontwikkelingsfasen van het kanaal. Na de Tweede Wereldoorlog kende de streek een algemene economische expansie. Maar de belangrijkste reden voor de sterk gestegen trafiek is ongetwijfeld de verbreding van het kanaal in de jaren 1930. Grotere boten vervoerden meer goederen. 15.3) Wat is het belangrijkste geloste product in de haven voor de meeste periodes? Uitgezonderd voor de periode 1920-1930 zijn granen (en voeders) het meest vervoerd. 15.4) Waarom waren er in de periode 1920-1930 zoveel bouwstoffen nodig? Denk ook hierbij aan de geschiedenis. Na de Eerste Wereldoorlog was er grote nood aan bouwstoffen zoals baksteen, beton, cement en zand. Het Roeselaarse had zwaar te lijden gehad in de oorlog en veel gebouwen moesten worden heropgebouwd. 15.5) Welke belangrijkste vaststelling in verband met de periode 1955-1961 kan je maken als je ze vergelijkt met de voorgaande periodes? Naast de sterk gestegen trafiek zijn ook de verhoudingen van de aangevoerde goederen veranderd. Het aandeel van steenkool is sterk gezakt. Uiteraard gaat dit gepaard met de veranderende energiebehoeften. Ook het aandeel van mest is in de periode 1955-1961 gezakt. De aanvoer van olie en oliehoudende producten nam dan weer toe. Denk bijvoorbeeld aan de expansie van het Izegemse bedrijf Vandemoortele. 16. Seppe is benieuwd welke stoffen zijn oom allemaal vervoert. Om zijn verbeelding wat te prikkelen, heeft zijn oom een lijstje opgesteld met allerhande producten, voorwerpen en stoffen. Het is aan Seppe om uit te vissen wat zijn oom over het kanaal vervoert of al vervoerd heeft. Kan je hem een handje toesteken? Kleur de producten in het groen waarvan je denkt dat ze over het kanaal worden vervoerd, de rest in het rood. De fotocollage kan je alvast op weg helpen. Computer Zand Hoofdkussens Cement Ijzer
Pellets Gas Bananen Thee Graan
Melk Kalk Veevoeder Auto’s Bier
Olie Koffie Groenten Bureaustoelen Schoenen
Hout Paraplu’s Stenen Containers Glas
(Pellets = graanafval)
17. Tegelijkertijd met de bouw van het kanaal werd Vlaanderen overspoeld door goedkoop Amerikaans graan. Het was goedkoper om graan in de VS te kweken en daarna met de stoomboot te verschepen naar West-Europa. Door diverse omstandigheden, o.m. door de uitbraak van WOI, werd graan pas vanaf de jaren 1930 massaal aangevoerd via het kanaal. Een aantal slimme ondernemers waren op het idee gekomen om veevoeders te produceren. De boeren uit de omgeving hadden 40
immers ingezien dat niet enkel akkerbouw (tarwe) maar ook veeteelt de toekomst was.85 In West-Vlaanderen nam bijvoorbeeld het aantal varkens sterk toe. Omdat deze dieren ook moesten eten, werden er heel wat veevoederfabrieken opgericht. Deze ondernemingen vestigden zich aan de vaart. Hoewel de meeste bedrijven in Roeselare gevestigd waren, ontstonden er ook in de andere kanaalgemeenten veevoederfabrikanten. Seppe’s grootvader profiteerde mee van de economische bloei van de voeders. Kun jij berekenen hoeveel graan er aankwam in bedrijf Hanekop te Roeselare als je weet dat een schip geladen met 1000 ton graan, 498 ton afzet in het bedrijf Vanden Avenne (Ooigem), 146 ton terug opneemt bij bedrijf Haeck (Ingelmunster) en 378 ton afzet bij Vanden Avenne Izegem? Als je daarbij weet dat 1 varken per dag 1.5 kg voeder eet (en er vanuit gaande dat de hoeveelheid hetzelfde blijft), hoelang kan een dozijn (12) varkens dan worden gevoederd met het resterende graan dat bij Hanekop is aangekomen? Aantal ton graan bij Hanekop: 270 ton Aantal dagen dat een dozijn kan worden gevoederd: 15000 dagen (270000 / 18 (=12*1.5)) 18. Tijdens de 150-jarige geschiedenis van het kanaal zagen Seppe en zijn grootvader heel wat verschillende bedrijven ontstaan in de omgeving van het kanaal. Deze bedrijven verwerkten grondstoffen maar brachten ze niet altijd zelf op de markt. Ze leverden halfafgewerkte producten aan andere fabrieken. In de Roeselaarse kanaalzone zijn heel wat van dergelijke bedrijven, er is telkens een voorbeeld van zo’n bedrijf opgenomen. Ken jij de link tussen grondstof en eindproduct? Dezelfde stappen zijn steeds terug te vinden: - MAÏS (GRIES)MEEL ONTBIJTGRANEN - ZAND BETON CONSTRUCTIE GEBOUWEN - (LIJN)ZAAD OLIE FRITUURVET - HOUT (HOUT)SPAANPLAAT MEUBELS - TARWE DEEGWAREN/PASTA SPAGHETTI Beknopte info over de vermelde bedrijven vind je hier: Maselis N.V.: http://www.maselis.be/ Betoncentrale Van Eeckhout: http://www.vvmcem.be/v2/home.asp?lg=nl 85
DESMET G. (1962), p. 45.
41
Vandemoortele NV: http://www.vandemoortele.be/ Spano: http://www.spano.be/ Soubry NV: http://www.soubry.be/
Nawerking (5’) De leerkracht vraagt of er nog vragen en/of problemen zijn en vraagt aan een aantal leerlingen om de belangrijkste elementen van het verhaal (luidop) te herhalen.
42
Thema: Natuur en recreatie [donderdag] Introductie (15’) Op de laatste dag van het theoretische gedeelte van het educatief pakket wordt stil gestaan bij de talloze recreatieve en ontspanningsmogelijkheden van het kanaal. Ook de rijke fauna en flora van de kanaalzone wordt kort belicht. Om de leerlingen te stimuleren, wordt gevraagd dat ze een tekening maken over de activiteit die zij het meest met het kanaal associëren. Met andere woorden, dat ze een visueel antwoord geven op de vraag: wat kan je allemaal doen op en rond het kanaal? Aan de hand van de tekeningen worden de belangrijkste activiteiten gereconstrueerd. Daarna kan de leerkracht nog een aantal vraagjes stellen in de zin van: - Welke activiteiten hebben jullie zelf al gedaan naast (of op) het kanaal? - Welke dieren leven er rond het kanaal? - Kan je wonen op het water? Vragen, antwoorden en achtergrond (30’-35’) Ditmaal worden de blaadjes van het thema ‘Natuur en recreatie’ uitgedeeld. De leerlingen hebben nu de tijd om de oefeningen op te lossen. Als de leerkracht merkt dat iedereen klaar is, kunnen de antwoorden door de leerlingen worden gegeven. Bij bepaalde antwoorden wordt door de leerkracht extra toelichting gegeven. 19. Seppe leest in het dagboek dat zijn opa heeft leren zwemmen in het kanaal. De bijgesloten prentkaart toont een aantal kinderen uit de omgeving van Izegem die zwommen in de vaart omstreeks 1930. Maar Seppe heeft onderweg nog niemand zien zwemmen. Wanneer hij hier een vraag over stelt aan zijn oom, vertelt die dat het nu verboden is om te zwemmen in het kanaal. Kun jij bedenken waarom? Natuurlijk zijn er nog veel andere leuke dingen die we kunnen doen in de buurt van het kanaal. Bekijk de foto’s in het kader en geef een beetje meer uitleg over deze activiteiten. Som zelf nog een aantal extra activiteiten op die je in de kanaalzone kan doen. Het is niet meer toegelaten om te zwemmen in de vaart. Eén van de redenen hiervoor is de scheepvaart. Schepen worden steeds groter waardoor het niet veilig is om je al zwemmend tussen deze grote schepen te begeven. Verder zijn er ook niet veel oevers die geschikt zijn om gemakkelijk uit of in het kanaal te komen. Bepaalde watersporten (kajak, waterski, pleziervaart, …) op het kanaal zijn (vaak in specifiek afgebakende zones) wel toegelaten. Op ongeveer 80 % van het kanaal (ongeveer 25 km oever) wordt er gevist. In de gemeenten zijn er diverse visverenigingen. Het is geen uitzondering om tientallen vissers langs de vaart te zien. Twee secties van het kanaal (Roeselare-Izegem en Ingelmunster-Ooigem) zijn 43
voorbehouden voor gemotoriseerde watersport: pleziervaart, waterskiën... Langs het kanaal zijn er verschillende watersportverenigingen te vinden. De jaagpaden worden intensief gebruikt door wielertoeristen, gewone fietsers en langeafstandslopers. De onverharde bermen ter hoogte van het natuurreservaat ‘Mandelhoek’ zijn ideale wandelpaden voor de natuurliefhebber. Het kanaal Roeselare-Leie neemt een belangrijke plaats in de regionale recreatie- en sportinfrastructuur in.
2 6 4 1
1
3
2 1
4 2 5 3 5
5 3
3 2 9
7 4
6 3
-5 -5
Plaats
1 6 7 8 2
Totaal
2 4 8
14/09
20/07
7 1
31/08
6/07
4 2 3 4 5
17/08
22/06
5 6 1 3 3
3/08
8/06
Jan Piet Joris Korneel Maria
25/05
naam
11/05
Aantal gevangen vis in kg: datum
Strafpunt
20. Wanneer Seppe ’s morgens vroeg aan het dek verschijnt, zitten er aan het kanaal al veel vissers op hun stoeltjes. De oom van Seppe vertelt dat er soms wedstrijden worden georganiseerd. De vissers krijgen dan 2 uur de tijd om zoveel mogelijk vis te vangen. Na 10 wedstrijden wordt er een eindklassement opgemaakt en degene die het meest vis gevangen heeft, is kampioen van het kanaal. Indien iemand 3 of meer wedstrijden niet komt opdagen, dan wordt een strafpunt van 5 kg aangerekend en afgetrokken van hun totaal. Kun jij even natellen wie de wedstrijd wint tussen Jan, Piet, Joris, Korneel en Maria?
33 29 34 30 27
2 4 1 3 5
Wie wint en met hoeveel kg? Joris met 34 kg 21. Waar water is, zijn steeds planten en dieren aanwezig. Ook in de kanaalzone Roeselare-Leie is er veel fauna en flora aanwezig. Seppe maakt er een sport van om zoveel mogelijk verschillende dieren te zien. Kun je hem helpen? Kleur de vogels (Vo) in het rood, de vissen (Vi) in het blauw, de amfibieën (A) en reptielen (A) in het groen en de zoogdieren (Z) in het geel. Pad (G) Wilde eend (Vo) Levendbarende hagedis (A) Spitsmuis (Z) Voorn (Vi) Egel (Z)
Paling (Vi) Huismus (Vo)
Fuut (Vo) Kikker (A)
Schildpad (Z) Meeuw (Vo)
Spiegelkarper (Vi)
Meerkoet (Vo)
Snoek (Vi)
Hagedis (A) Kievit (Vo) Baars (Vi)
Houtduif (Vo) Muskusrat (Z) Winterkoning (Vo)
Blauwe reiger (Vo) Zwaluw (Vo) Waterhoen (Vo) 44
Tijdens de 150-jarige geschiedenis van de kanaalzone, ontstond er een bijzonder ecologisch systeem waarbij het evenwicht wordt gehouden tussen economie en natuur. De fauna en flora floreren langs de boorden van de vaart. Hieronder worden de meest voorkomende dieren nog eens kort opgelijst.86 De leerlingen kunnen eventueel afbeeldingen of extra info over de dieren zoeken via het internet. Voor elk dier (of een aantal dieren) kunnen ze een identificatiefiche opstellen met de belangrijkste gegevens. [Eventueel als extra opdracht.] Vissen Lang het kanaal Roeselare-Ooigem, ter hoogte van de Ringbrug in Ingelmunster, is een vispaaiplaats aangelegd. De vispaaiplaats is een vijver, die verbonden is met het kanaal. De vijver is zo gevormd dat vissen in de luwte van de geleidelijk aflopende oevers en de aangebrachte paaivoorziening met palen en wilgentakken, ruimte hebben om hun kuit te schieten. Het jonge visbroed vindt tussen de takken een goede schuilplaats. De vijver heeft in het midden een put van 1,5 tot 2 meter meter diep. In zo’n put blijft de temperatuur in de zomer lager en kunnen bij strenge winters de vissen hier onder het ijs makkelijk overleven. Tip: tijdens een uitstap langs het kanaal bestaat de mogelijkheid om deze vispaaiplaats te bezoeken. Aanvullende informatie kan worden verkregen via de natuurverenigingen van de regio. Volgende vissen zijn terug te vinden: - spiegelkarper - voorn - baars - snoekbaars (geliefd bij sportvissers) - snoek - paling
86
BLOMME B. en VERMEULEN J. (1999), p. 50-55
45
Vogels Volgende vogels komen voor in de nabijheid van de kanaalzone: - ijsvogel - merel - meeuw - kleine karekiet - blauwe reiger - zwartkop - meerkoet - houtduif - wilde eend - lijster - fuut - winterkoning - waterhoen - tjif-tjaf - zwarte roodstaart - koolmees Amfibieën Langs de boorden van de vaart komen ook een aantal amfibieën voor: - padden - kikkers - levendbarende hagedis Zoogdieren Tot slot bevinden zich er ook een aantal knaagdieren en kleine zoogdieren in het gebied: - muskusrat - eekhoorn - muis - egel 22. Langs de oevers van het kanaal waar geen kaaimuren zijn gebouwd, groeien diverse planten en bomen. Sommige zijn daar vanzelf gekomen, andere zijn door de mens aangeplant. Seppe heeft de belangrijkste flora gefotografeerd en zoekt achteraf de juiste naam bij elke foto. Hij heeft daarvoor een lijstje met planten en bomen opgesteld. Kun jij hetzelfde doen? Tip: er staan meer termen op het lijstje dan er foto’s zijn. Voor deze oefening mag je gebruik maken van het internet om te weten hoe de planten eruitzien. Afbeeldingen flora: Beuk Helmgras Groot hoefblad Fluitekruid Lisdodde
46
Andere flora in de kanaalzone zijn: - wolfspoot - harig wilgeroosje - paardebloem - heggewikke - paardestaart (heermoes) - helmkruid - grijskruid - kalmoes - kamille - duizendblad - wilde reseda
- hazepootje - gaspeldoorn - fraai hersthooi - gele plomp - dotterbloem - waterpest - gele lis - waterwilg - els - hazelaar - popelier
23. Wanneer Seppe het dek geschrobd heeft, mag hij van zijn oom een koekje nemen en wat uitrusten. Hij zet zich in de stuurhut en leest verder in het dagboek van zijn opa. Hij las dat zijn grootvader en zijn vrienden hun tijd op de boot vulden met taalspelletjes. Seppe probeerde een aantal spreekwoorden voor de geest te halen. Doe jij even mee? Kun je het juiste spreekwoord vinden? Ze hebben steeds verband met varen, de binnenschipvaart of het kanaal. De correcte omschrijving van het spreekwoord is reeds gegeven. Om je wat te helpen zijn er een aantal trefwoorden waaruit je kan kiezen: boot – troebel – wind – spijkers – stuurlui – schip (2x) – wal (2x) – boeg – tij – ratten – water (2x) – zeilen Omschrijving Wie het werk niet uitvoert, heeft de meeste commentaar over hoe het moet worden uitgevoerd. Alles opruimen en de orde herstellen. Kritiek hebben op onbenulligheden. Arm en berooid worden, verlies van fortuin. Een ontwikkeling stoppen, een verandering ten goede doorvoeren. Sterke vooruitgang boeken Een andere manier proberen om iets te bereiken. Iets doen wat tot een complete mislukking leidt. Als iets misloopt, wil iedereen zijn vel redden. Uit verwarring persoonlijk voordeel halen.
Spreekwoord De beste stuurlui staan aan wal Schoon schip maken Spijkers op laag water zoeken Aan lager wal geraken Het tij keren De wind in de zeilen hebben Het over een andere boeg gooien Ergens de boot mee ingaan De ratten verlaten het zinkend schip In troebel water vissen 47
Nawerking (5’) De leerkracht vraagt of er nog vragen en/of problemen zijn en vraagt aan een aantal leerlingen om de belangrijkste elementen van het verhaal (luidop) te herhalen.
48
Uitsmijter [ma-di-wo-do] Wanneer bepaalde leerlingen vroeger klaar zijn met een bepaalde opdracht of ter algemene afronding van het hoofdstuk over het kanaal Roeselare-Leie kan een kruiswoordraadsel worden opgelost (ca. 15-20’). 24. Op de laatste pagina van het dagboek vindt Seppe een kruiswoordraadsel, opgesteld door zijn grootvader. Met veel plezier gaat Seppe aan de slag. De meeste woorden hebben op één of andere manier te maken met de vaart. Vul het kanaalkruiswoordraadsel in en vind het sleutelwoord! Wat betekent het? 1
2
3
4
5
6
1
Z
O
M
E
R
2
W
3
A
4
M
5 6
A
U R Y
I A
K
7
O
8
M
T
O
I
A
R
L A
L
L
S
E
E N
E
O
E
S
T
B
O
C
11
P
12
E
O
13
N
L
A
A
R
H
V
Y
F
I
S
I
S S
E
C
H
E
N B
I
M
B
S
A
N
D
B
R
L
O
P
E
I
N
S
C
S
J
E
E
L
U
G
O
S
I
O
T
L
U
M
R
T M
R
K O
T
10
V
A
V
E
A
14
N
10 11 12 13 14
I
L
C
H
9
L
9
E
M
8
D
N T
7
T
R K
A A
H
O
E
N
Sleutelwoord 1
2
3
4
5
6
7
J
A
A
G
P
A
D 49
Doe-opdrachten 25. Net zoals Seppe wil je ook meer weten over de Mandel en het kanaal. Je wordt zelf interviewer. Ga op zoek naar verhalen over het kanaal of de omgeving van het kanaal. Wellicht weten je opa, oma of ander ouder familielid nog heel wat over de geschiedenis van hun dorp. Eventueel kan je naar het plaatselijke rustoord gaan. Om het interview in goede banen te leiden kan je onderstaande vragen stellen. Uiteraard mag je ook nog andere vragen stellen! Gebruik de antwoorden in een opstel van 20 regels over de geschiedenis van het kanaal (en Mandel) van je dorp. Veel plezier! - Woonde u dicht bij het kanaal? Had u er een bijzondere band mee? - Welke bijzondere gebeurtenissen, anekdotes omtrent de vaart weet u nog? - Heeft u de verbreding(en) van de vaart meegemaakt? Hoe ging dat in zijn werk? - In welke mate heeft u de vaart zien evolueren? - Hoe is de overige infrastructuur (autowegen, loskades, spoorwegen) mee geëvolueerd? - Werkten er veel mensen in de fabrieken langs het kanaal? Vroeger meer dan nu? - Welke goederen werden er vervoerd langs de vaart? Is dat veranderd? - Fietst(e) u soms langs het kanaal? Of had/heeft u andere ontspanningsmogelijkheden langs de vaart? - Wat kunt u vertellen over de Mandel? - Is het volgens u een goede zaak dat het kanaal gegraven is? - Was de vaart volgens u belangrijk voor de ontwikkeling van de streek? - Heeft u prentkaarten, foto’s of films over het kanaal? Voor deze opdracht hebben de leerlingen één of twee weken tijd. Het leert hen gericht vragen te stellen aan oudere mensen die zijzelf in een tekstje verwerken. Zo leren ze dat hun gemeente of stad er niet steeds hetzelfde eruitzag. De leerkracht kan eventueel de opstellen quoteren (‘schrijfvaardigheid’). 26. De opstellen geven ongetwijfeld een mooi zicht op de lokale kanaalgeschiedenis. Deze getuigenissen zijn samen met de avonturen van Seppe een ideale voedingsbodem om een toneeltje te creëren. Ga samen met een aantal klasgenoten aan de slag en probeer een kort fictief verhaaltje te bedenken. Zorg ervoor dat iedereen in het toneelstukje een even grote rol heeft. Laat je fantasie werken! De leerlingen zitten in een groepje samen en gaan aan de slag met de verhalen die de leerkracht hen reeds heeft verteld. Idealiter maken ze een toneeltje over een gebeurtenis die in het eigen dorp voorviel. De leerlingen vertellen in grote lijnen aan elkaar wat in hun opstel stond. Uiteraard mogen of kunnen de leerlingen ook een fictief verhaaltje bedenken. Om een stukje van 5 minuten naar voor te brengen, zit het groepje best zo’n 30 à 35 minuten samen. Ook hier kan de leerkracht de toneeltjes eventueel quoteren (‘spreekvaardigheid’). 50
27. Raadpleeg het internet en ga op zoek een visuele voorstelling van de werking van een sluis. De papieren versie heb je reeds onder de knie. Probeer de verschillende fases zo goed mogelijk te memoriseren. 28. Net zoals Seppe ga je op onderzoek in de eigen regio. Verzamel je in groepjes en maak een fietstocht of wandeling langs het kanaal. Neem een verrekijker en eventueel een (digitaal) fototoestel mee en neem een foto van zoveel mogelijk verschillende dieren, planten en watergebonden activiteiten (bijvoorbeeld lossen van schepen, kajakken, fietsen…). Welk groepje wint? Deze ludieke opdracht bestaat er in om de fauna en flora in de kanaalzone te herkennen en te waarderen. De elementen die ze reeds leerden in het educatief pakket kunnen ze nu in de praktijk toepassen. Het is als het ware een ontdekkingstocht in de eigen regio. Naargelang de beschikbare tijd kan de leerkracht bepalen hoelang deze ‘exploratietocht’ duurt. In de klas kan er achteraf een groepsgesprek over hun ervaringen volgen. 29. Tijdens de uitstap kan je ook het kanaal ‘meten’. Met een zelfgemaakte meter ga je naar de dichtstbijzijnde brug en zo meet je de breedte. De diepte van de vaart kan je meten door een steen aan een touw te binden en deze in het water te laten zakken. Hou het touw goed vast en let op welk deel van het touw onder water verdwijnt. Dit ‘natte’ deel kan je dan afmeten. Op bepaalde plaatsen is het ook mogelijk om de nabijgelegen Mandel op te meten. Om de kwaliteit van het water te bepalen, vul je vier potjes met water uit het kanaal, de Mandel, de kraan en de fles. Wat is het zuiverste water denk je? Nauw verbonden met de wandeling of fietstocht is het registreren van een aantal technische aspecten om en rond het kanaal. Zelf het kanaal meten is bijvoorbeeld een leuke opdracht. Ook dit kan in groepjes gebeuren. Om de jongeren bewust te maken van het milieu worden stalen van diverse waterlopen uit de omgeving genomen. Zo leren ze de invloed van de mens op de natuur kennen. Deze elementen kunnen in het groepsgesprek worden opgenomen.
51
Bibliografie ACX F., De ontstaansgeschiedenis van het kanaal Roeselare-Leie Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, Vrije Universiteit Brussel, Geschiedenis, 1992.
(1830-1880), departement
ACX F., ‘De ontstaansgeschiedenis van het kanaal Roeselare-Leie (1862) – Een analyse van een negentiende-eeuws besluitvormingsproces’, De Gidsenkring, 30 (1992), nr. 5, 3-31. BALDUCK J., De verbetering aan het kanaal Roeselare-Leie, onuitgegeven rapport, Kortrijk, 1973. BALDUCK J., ‘De Leie en de erop aansluitende kanalen’, De Leiegouw, 50 (2008), 375-394. DELANGE B., ‘Scheepstrekkers –historisch miskende schakel voor binnenscheepvaart’, De Gaverstreke, XXXVIII 2010, p. 437-482 DELANGE B. ‘De oude drietrapssluis te Ooigem’, Leiesprokkels, J. Claerhoutkring Wielsbeke, blauwe editie 2007-2008, p. 266-285 DELANGE B., ‘Drietrapssluis van Ooigem erkend als monument’, Leiesprokkels, J. Claerhoutkring Wielsbeke, bruine editie 1999-2001, p. 258-261 Binnenvaart Vlaanderen, ‘Troeven van de binnenvaart’, op de website http://www.binnenvaart.be/nl/binnenvaartinfo/troeven.asp, 05/01/2012 Binnenvaart Vlaanderen, Lespakket Alle hens aan dek, op de website http://www.binnenvaart.be/nl/downloads/folders.php#allehensaandek, 05/01/2012 Binnenvaart Vlaanderen, ‘Vlaamse Waterwegen’, op de website http://www.binnenvaart.be/nl/waterwegen/kaart_vlaamsewaterwegen.html, 05/01/2012 BLOMME B. en VERMEULEN J., Het kanaal Roeselare-Leie, gidsencursus West-Vlaamse gidsenkring afdeling Mandeldal, 1999. DE BRUYNE M., ‘Van lakens tot laser. Historisch-economische survey over de nijverige Mandelvallei’, Rollarius, 21 (1992), 135-145. DEHAENE M. en BOON K., Kanaalstad: over het gewone, het buitengewone en het andere, Brugge, 2006. DELANGE B., Scheepsjagen, Onuitgegeven artikel, Waregem, 2011. 52
DEMASURE B., Rapport Sociaal-economische streekstudie Midden- en Zuid-West-Vlaanderen (1840-1970), Leuven, 2011. DEMASURE B., Landbouw, voeding en recreatie. De geschiedenis van het kanaal RoeselareLeie, Duidingstekst educatief pakket, Leuven, 2011. De Redactie, ‘Crevits geeft startschot grootste sluis ter wereld’, op de website http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/regio/oostvlaanderen/1.1159116, 21/11/2011 DESMET G., Ontwikkeling der ekonomische bedrijvigheid in en om de haven van Roeselare, 1862-1962, Roeselare, 1962. De Standaard, ‘Berendrechtsluis in Antwerpse haven bestaat 15 jaar’ , op de website http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=G0U7T616,07/08/2004 DEVOGELAERE J., De slechte jaren 1840-1850 in het arrondissement Roeselare-Tielt, Roeselare/Tielt, 1982. DEWEERDT A., ‘Het Roeselaars industriegebied nabij de Sint-Amandsbeek, de Kleine Bassin en de Ronde Kom’, Rollariensia, 18 (1989), 75-205. DE ZUTTER H., ‘Watervervuiling en Industriële Revolutie. Resultaten van een verkennend onderzoek in Roeselare, 1843-1914’, Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis van Brugge, 144 (2007), 127-157. DOBBELS M., Naar een duurzame ruimtelijke visie voor de kanaalzone Roeselare-Leie, Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, Departement Toegepaste Wetenschappen, Afdeling Mobiliteit en Ruimtelijke Planning, 2005-2006. Gemeentebestuur Ingelmunster, ‘Centrumbrug’, op de website http://www.ingelmunsterinhetnieuw.be, 05/01/2012 Het Laatse Nieuws, Mandelvaarders gestrand in Dentergem, 05/07/2011 HIMPE K., ‘De verbindingsspoorweg der vaartkaai (1922-2008)’, Ten Mandere, 48 (2008), nr. 140, 21-23. HIMPE K., ‘Vijftig jaar economisch leven’, J.-M., LERMYTE red., Vijftig jaar geschiedenis van Izegem, Emelgem en Kachtem, 1960-2010, Ten Mandere, 50 (2010), 69-88. HOORNAERT G., Krottegem: de wijk van ‘Over-Statie’, Roeselare, 2001.
53
HOORNAERT G., De Mandel. Het historisch verhaal van een rivier doorheen Midden-WestVlaanderen (1500-2010), s.l., 2011. LERMYTE J.-M., Geschiedenis van Izegem, Izegem, 1985. LINTERS A., De Vlasvallei (Industrieel erfgoed in de Leievallei in West-Vlaanderen en Département Nord-Pas-de-Calais), Kortrijk, 1993. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Ontwerp-bermbeheersplan voor het Kanaal Roeselare – Leie, Gent, 2003. N.N., ‘Roeselare, de plannen, het dok van 16 kilometer’, Binnenvaart, 5 (2005), nr. 22, 1214. Overheid Nederland, ‘Wetten en regelgeving: binnenvaartpolitiereglement’, op de website http://wetten.overheid.nl/BWBR0003628/volledig/geldigheidsdatum_16-12-201 PUYPE J., De ridders van de West-Vlaamse tafel. Kroniek van succesvol ondernemen, Leuven, 2002. VALCKE D., De modernisering van de Leie en het kanaal Roeselare-Leie, Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, Departement Toegepaste Economische Wetenschappen, 1992. VAN DER HERTEN B., ‘De Industriële Revolutie gedragen door een transportrevolutie’, B. VAN DER HERTEN, M. ORIS en J. ROEGIERS red., Nijver België, het industriële landschap omstreeks 1850, Antwerpen, 1995, 41-47. VERSCHEURE H., De regionaal planologische dynamiek van de kanaalzone Roeselare-Leie vanuit de optiek industrie en infrastructuur, Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, Departement Toegepaste Wetenschappen, afdeling Ruimtelijke Planning, 1995. WAEYAERT F. en LERMYTE J.-M. red., ‘De Droogenbroodroute (1847-1997)’, De spoorlijn 66 Brugge-Kortrijk, Brugge/Aartrijke, 1997. Waterwegen en Zeekanaal, ‘Statistieken oktober 2011’, op de website http://www.wenz.be/downloads/statistiek_201110_web.pdf, 05/01/2012
54
55