Adviesnota groene warmte, restwarmtebenutting warmtenetten – versie 02/04/13
en
De Vlaamse stuurgroep van ECO2PROFIT wenst, uit de ervaring van het ECO2PROFITproject, enkele suggesties met betrekking tot groene warmte, restwarmtebenutting en warmtenetten onder de aandacht te brengen. Uit een huidige situatieschets blijkt dat bijkomende inspanningen wenselijk zijn om het potentieel van de benutting van groene warmte en restwarmte gegenereerd op bedrijventerrein ten volle te kunnen benutten. In deze nota wordt zowel aandacht besteed aan het operationele luik van de beleidsondersteuning van warmteuitwisseling als aan de mogelijkheden op het vlak van investeringssteun. De Belgische Overheid is een bindend engagement aangegaan voor het realiseren van een traject met een jaarlijks stijgend percentage aan benutting van groene energie tot in 2020. Dit percentage wordt bepaald aan de hand van de verhouding aan productie van groene energie (groene stroom, groene warmte/koeling en groen transport) ten opzichte van de verbruikte energie (zie Figuur 1). Op dit moment zijn er nog geen afspraken gemaakt in verband met de verdeling van de doelstellingen tussen de Federale Overheid en de Gewesten zodat, er nog geen Vlaamse doelstellingen vastliggen. Vooralsnog lijkt het er op dat België op schema zit om deze doelstellingen te realiseren12. Indien de drie pijlers samen beschouwd worden, dan kwam Vlaanderen voor 2011 uit op een gebruik van 3,8% groene energie3, terwijl de Belgische doelstelling voor 2011 op 4,4% vastgelegd was. Wat betreft de productie van groene stroom overstijgt Vlaanderen de Belgische doelstellingen en ook voor groen transport blijkt Vlaanderen op schema te zitten. De situatie voor groene warmte en koeling is de oorzaak van het achterop hinken voor Vlaanderen: slechts 2,6% van de verbruikte warmte en koeling in 2011 in Vlaanderen kon als groen bestempeld worden, terwijl de Belgische doelstelling voor groene warmte en koeling op 4,2% gelegd werd voor 2011 (Figuur 1).
1 2 3
http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/milieuvriendelijke/Nuttige_documenten/Voortgangsrapport_2010_nationaal_actieplan.pdf http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/milieuvriendelijke/Nuttige_documenten/Nationaal_actieplan_HE.pdf http://www.emis.vito.be/sites/default/files/pages/1125/2012/Inventaris_duurzame_energie_in_Vlaanderen_2011.pdf
25 %
20
Groene warmte/koeling (doel BE)
Groene stroom (doel BE) Groen transport (doel BE) 15
Groene energie (doel BE)
Groene warmte/koeling (gereal Vl) Groene stroom (gereal Vl)
Groen transport (gereal Vl) Groene energie (gereal Vl)
10
5
0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
Figuur 1: Overzicht van het vooropgestelde traject voor België inzake benutting van groene energie en de gerealiseerde benutting in Vlaanderen In 2009 was 7,5% van de verbruikte energie in Wallonië groen (drie pijlers samen). Voor elk van de drie pijlers zat men op (het Federale) schema en vooral voor groene warmte (13,9%) konden goede cijfers voorgelegd worden. Een kwart van de benutte groene warmte in Wallonië was afkomstig van huishoudelijk gestookt hout en meer dan de helft van de groene warmte was afkomstig van de verwerking van dierlijke en plantaardige reststromen4. In alle ons omliggende regio’s blijken vaste biomassa en afval de belangrijkste energiebronnen te zijn voor groene warmte en dat is in Vlaanderen op dit moment niet anders (79%). Ook in Vlaanderen wordt een kwart van de groene warmte geproduceerd door de huishoudens (vnl. stoken van hout). 40% van de groene warmte wordt geproduceerd in de industrie en 15% in elektriciteitscentrales2.
Operationele steun voor groene warmte De Vlaamse Overheid is gestart met een Actieplan Groene Warmte om ook op het vlak van groene warmte een kentering in te zetten. Eén van de actiepunten hierin is het invoeren van een exploitatiesteun voor grootschalige investeringen in het kader van benutting van groene warmte (en/of restwarmte). De Vlaamse stuurgroep van ECO2PROFIT verwelkomt dit initiatief, maar vreest dat het voorliggende steunmechanisme voor groene warmte en koude te weinig impact zal hebben, aangezien:
4 http://energie.wallonie.be/fr/les-energies-renouvelables-en-2009.html?IDC=7493
het budget te laag is (4 miljoen euro per jaar versus ruim een miljard euro in 2012 in Nederland via het SDE+ ondersteuningsmechanisme voor groene 5 warmteprojecten ), de onrendabele top voor bepaalde projecten met een hoge maatschappelijke toegevoegde waarde hoger kan liggen dan de vooropgestelde maximale steun en/of de exploitatiesteun langer nodig kan zijn dan 5 of 10 jaar. gescheiden mechanismen voor groene stroom en groene warmte verhinderen dat er een evenwichtigere benutting zal komen van de vaste biomassa tussen groene stroom en groene warmte. In Nederland dienen projecten voor groene stroom en groene warmte in het SDE+ ondersteuningsmechanisme met elkaar te concurreren en krijgen enkel de projecten die de laagste steun vragen om het grootste effect te bereiken ondersteuning. De kostenefficiëntie van warmteprojecten mag blijken uit de cijfers uit Nederland: van het budget van 1,7 miljard euro voor 2012 ging naar schatting 97% van de middelen naar hernieuwbare warmte en WKK-projecten4. Het budget voor SDE+ voor 2013 werd opgetrokken naar 3 miljard euro.
De focus op het genereren van groene stroom uit vaste biomassa en afval in de energie- en afvalsector komt voort uit het feit dat er momenteel enkel substantiële ondersteuning is voor de opwekking van groene stroom uit vaste biomassa en afval. Dit mag blijken uit de vergelijking met de cijfers uit Nederland, Duitsland, Wallonië en Frankrijk. In deze landen/regio wordt voor elke geproduceerde kilowattuur groene stroom uit vaste biomassa en afval doorgaans tussen 4 en 6 kilowattuur groene warmte geproduceerd uit vaste biomassa en afval3678. Volgens de recentste cijfers voor Vlaanderen wordt er met betrekking tot energetische valorisatie van vaste biomassa en afval slechts 1,2 kilowattuur groene warmte geproduceerd per kilowattuur groene stroom2. Gezien het lage energetische rendement bij de opwekking van groene stroom met vaste biomassa of afval als energiebron zonder warmtebenutting (30%)9, gaan grote hoeveelheden groene warmte verloren. De efficiëntere benutting van dezelfde hoeveelheid vaste biomassa en afval in Vlaanderen voor de opwekking van groene stroom én groene warmte had er voor kunnen zorgen dat zowel voor groene warmte als groene energie in haar geheel de afwijking op het Federaal traject veel minder groot was. Het beleid inzake hernieuwbare energie richt zich voor de toekomst dus bij voorkeur op het behalen van een hoger energetisch rendement uit vaste biomassa en afval door met een aangepast ondersteuningsmechanisme een groter aandeel groene warmte te laten benutten. Het is wenselijk om het ondersteuningsmechanisme voor groene warmte en restwarmte op zijn minst even competitief te maken met warmtebenutting vertrekkende vanuit fossiele warmtekrachtkoppeling. Er wordt door de Vlaamse stuurgroep van ECO2PROFIT vastgesteld dat bepaalde economisch haalbare projecten met groene of restwarmtebenutting niet gerealiseerd worden omdat de ondersteuning voor fossiele warmtekrachtkoppeling hoger ligt. 5 http://www.agentschapnl.nl/sites/default/files/Tabellen%20Stand%20van%20zaken%20SDE%20-%20Eindstand%202012.pdf 6 http://www.statistiques.developpement-durable.gouv.fr/energie-climat/r/energies-
renouvelables.html?tx_ttnews%5Btt_news%5D=20647&cHash=470a0ab6e6d4aad97459c455743b12bf 7 http://www.erneuerbare-energien.de/en/unser-service/mediathek/downloads/detailview/artikel/development-of-renewable-energy-sources-in-germany-
in-2011-graphics-and-tables/?tx_ttnews%5BbackPid%5D=223&cHash=78476041ff79d90440892ff11e12d60e 8 http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/3047C025-FC03-4457-B7D2-BC0783F52EF1/0/2012c89pub.pdf 9 http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/doc/biomassa_hernieuwbarewarmte.pdf
Investeringssteun voor groene warmte: warmtenetten In tegenstelling tot groene stroom, dient groene warmte lokaal opgewekt en benut te worden. Het instrument bij uitstek om de lokaal verspreide vraag en aanbod aan groene warmte met elkaar te koppelen is een warmtenet. In Europa wordt momenteel al ongeveer 9% van de warmte geleverd via warmtenetten. Vooral in Scandinavië en Oost-Europa (>40%) zijn warmtenetten erg conventioneel en ook in Midden-Europa, op de as Duitsland Bulgarije, komen veel warmtenetten voor (10 - 40%)10. In Nederland wordt 4% van de warmte afgenomen met behulp van een warmtenet, terwijl in België en Vlaanderen de afname via een warmtenet eerder marginaal is. Volgende voordelen van warmtenetten worden naar voren gebracht:
Warmtenetten verhogen de energetische efficiëntie van het gebruik van de energiebronnen. Waar mogelijk kan er industriële restwarmte getransporteerd worden naar glastuinbouwcomplexen, (openbare) gebouwen en andere warmtevragers. Geïntegreerde koppelingsmogelijkheden tussen bedrijven(terreinen) kunnen ook een rol spelen in een industrieel retentiebeleid. Het gebruik van lokaal opgewekte en benutte warmte doet de (politieke) afhankelijkheid van ingevoerde energiebronnen dalen. De opslag van periodieke overschotten van groene stroom (wind en pv) kan gebeuren met behulp van warmtebuffers die gekoppeld worden aan warmtenetten. Zo wordt voorkomen dat deze stroom tegen betaling geëxporteerd dient te worden en het kan de elektrische netstabiliteit en globale energetische efficiëntie verhogen. In bepaalde landen wordt de steun voor warmteopslag gekoppeld aan warmtenetten om deze reden extra gestimuleerd vanuit de overheid. Een warmtebuffer ingeschakelen in een warmtenet verhoogt de globale energetische efficiëntie van een warmtenet omdat zo beter op de piekvraag kan geanticipeerd worden. Het gecentraliseerd en gecontroleerd stoken van (bio)brandstoffen bij warmtenetten kan de lokale luchtkwaliteit verbeteren en de veiligheid bij de warmteafnemers verhogen (koolstofmonoxide-vergiftiging, brand- en explosiegevaar, …). De ervaringen in Scandinavië leren dat warmtenetten toelaten om in de context van een energie-transitie op een snelle en flexibele manier over te schakelen van energiebron. Zowel restwarmte uit de industrie, de afvalverwerking als de elektriciteitsopwekking kunnen als energiebron fungeren, maar ook hernieuwbare warmte afkomstig van biomassa, bodemwarmte en zonnewarmte kunnen ingeschakeld worden. Zo kan zich ook op het vlak van groene warmte een geleidelijke omschakeling voltrekken van fossiele brandstoffen naar groene warmtebronnen, waardoor op een relatief snelle, goedkope en doelgerichte manier de CO2-uitstoot kan verminderd worden.
Het is wenselijk dat de verschillende overheden in Europa, België en Vlaanderen, waar dat economisch realistisch is, de ontwikkeling van warmteuitwisseling via warmtenetten voluit stimuleren. Dat kan bijvoorbeeld via participatie in een publiek-private samenwerking door
10 http://www.euroheat.org/District-heating---cooling-4.aspx
het aankopen van aandelen, garantstellingen of achtergestelde leningen wanneer er zich lokale opportuniteiten voordoen voor de aanleg van warmtenetten. Op het Europese niveau kunnen onderstaande steunprogramma’s voor de ontwikkeling van warmtenetten onderscheiden worden die de ontwikkeling van warmtenetten op verschillende manieren kunnen stimuleren (Bron: Warmtenetwerk Magazine, nr. 15, Winter 2013, p. 16-17): 1. Demo projecten in Europese onderzoeksprojecten 2. Project Devolopment Assistance (PDA) binnen het Intelligent Energy for Europe Programma 3. Mobilising Local Energy Investment (MLEI) 4. ELENA-regelingen bij Europese en nationale banken 5. European Energy Efficiency Fund (EEE-F) Ook op het vlak van investeringsondersteuning kunnen twee initiatieven van de Vlaamse Overheid onderscheiden worden: investeringssteun in het kader van de (her)aanleg van bedrijventerreinen en in het kader van de Strategische Ecologiesteun (STRES).
1. Investeringssteun in bedrijventerreinen
het
kader
van
de
(her)aanleg
van
In het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende subsidiëring van voortrajecten, de (her)aanleg en het beheer van bedrijventerreinen (volgend op het decreet ruimtelijke economie dat op 4 juli 2012 goedgekeurd werd door het Vlaams Parlement) wordt in artikel 33 vermeld dat het aanleggen en uitbreiden van een warmtenet op het openbaar domein in aanmerking kan komen voor subsidiëring bij de (her)aanleg van bedrijventerreinen. Het gaat dan met name over: Onrendabele projecten met betrekking tot de herontwikkeling van brownfields (50% basissubsidiëring); Onrendabele projecten met betrekking tot de herontwikkeling van verouderde bedrijventerreinen (85% basissubsidiëring); Onrendabele projecten waar de combinatie van de investeringskosten en de kosten van de verwerving van gebouwen op de te ontwikkelen site groter is dan de maximale gangbare verkoopprijs (50% basissubsidiëring); Onrendabele projecten die op basis van de grondexploitatie kunnen aantonen dat ze geen normaal rendement realiseren (50% basissubsidiëring); Strategische projecten die betrekking hebben op de ontwikkeling van een strategisch bedrijventerrein dat van belang is voor de Vlaamse economie of het Vlaamse economische beleid (60% basissubsidiëring); Potentieel rendabele projecten die op basis van de grondexploitatie potentieel rendabel zijn, maar die vanwege het risico van een hogere onteigingsvergoeding bij een gerechtelijke beroepsprocedure dreigen onrendabel te worden; Als het project, ondanks de basissubsidie onrendabel blijft, kan de betrokken minister, op voorstel van het agentschap, een hoger subsidiepercentage toekennen. De verhoogde
subsidie bedraagt maximaal 85% van de werken en de kosten. Er wordt geen maximaal budget voorzien per subsidiedossier. De subsidie kan worden toegekend aan een intergemeentelijk samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid, een Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM), een gemeente, een autonoom gemeentebedrijf, een provincie, een universiteit, een andere door de Vlaamse Regering daarvoor aangewezen publiekrechtelijke rechtspersoon of een onderneming die aantoonbaar actief is in de (her)ontwikkeling of (her)inrichting van bedrijventerreinen. De begunstigde moet eigenaar zijn van de gronden of van een ander zakelijk recht dat hem toelaat opdracht te geven tot de uitvoering van de werken. Een subsidiedossier bevat een inrichtingsplan, een herinrichtingsplan (voor verouderde bedrijventerreinen), een uitgifteplan, een beheerplan, een CO2-neutraliteitsplan (CO2neutraliteit geldt in elk geval voor de uitgifte van nieuwe kavels) en contracten. Vaststellingen/suggesties: De Vlaamse stuurgroep van ECO2PROFIT verwelkomt de mogelijkheid binnen dit subsidiëringsbesluit om investeringen naar warmtenetten uit te lokken op bedrijventerreinen. Graag wenst de Vlaamse stuurgroep van ECO2PROFIT te wijzen op volgende zaken:
De ontwikkeling van een warmtenet op een greenfield is geen evidentie aangezien er, in vergelijking met een warmtenet op een bestaand bedrijventerrein, een grotere tijdsspanne zal liggen tussen de initiële investeringskosten en het moment dat de inkomsten zullen genereerd worden door afname van warmte. De afname van warmte zal slechts met vertraging en gradueel kunnen toenemen naarmate de verschillende percelen op het bedrijventerrein in gebruik genomen worden. Aangezien deze warmtevraag gradueel toeneemt met de stijgende activiteitsgraad en er onzekerheid is aan de zijde van de warmteproducent over de hoeveelheid, het profiel en de fasering van de warmteafname kan dit de rendabiliteit van het warmtenet op een greenfield sterk negatief beïnvloeden. De keuze voor het aanleggen van een warmtenet op een greenfield zal quasi zeker de rendabiliteit van de ontwikkeling van deze greenfield negatief beïnvloeden en daartoe lijkt het aan te raden om voldoende stimulansen te creëren op bepaalde bedrijventerrein waar er mogelijkheden zijn. Een mogelijkheid kan zijn om een subsidiedossier voor de aanleg van een warmtenet op een greenfield als een apart subsidiedossier te beschouwen, los van alle andere ontwikkelingen op een greenfield die zonder een warmtenet mogelijks inherent wel economisch rendabel is. Zoniet wordt er mogelijks onvoldoende stimulans gecreëerd voor de aanleg van een warmtenet op een greenfield. Het ontwikkelen van warmtenet op een moderne en duurzame greenfield is in overeenstemming met de meeste van de 5 strategische doelstellingen van het subsidiëringsbesluit (Artikel 2);
Om te vermijden dat mogelijks economisch of technisch al te oninteressante warmtenetten in aanmerking zouden komen voor subsidiëring, maar evenzeer om de onnodige subsidiëring van inherent economisch rendabele warmtenetprojecten te voorkomen, lijkt het aan te raden om het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie door een onafhankelijk studiebureau naar de technische en ecomische voorwaarden
voor een warmtenet op een bedrijventerrein verplicht te maken bij het indienen van een subsidieaanvraag waarin subsidie gevraagd wordt voor de uitbouw van een warmtenet. Uit deze haalbaarheidsstudie dient te blijken dat: o mits subsidiëring er een economisch rendabel warmenet kan uitgebouwd worden waarbij significante ecologische voordelen kunnen gerealiseerd worden; o de subsidiëring strikt noodzakelijk is, en dit om te vermijden dat een warmtenetproject dat inherent economisch rendabel nog aanspraak zou kunnen maken op deze subsidie;
De uitbating en het beheer van een warmtenet behoort mogelijks niet tot de kernactiviteiten van de bovenvermelde partijen die in aanmerking komen voor de subsidie en daardoor kan het zijn dat zij de mogelijke bestaande opportuniteiten inzake de ontwikkeling van een warmtenet niet valoriseren. Artikel 17 §2 geeft in die context vermoedelijk de mogelijkheid om een private ontwikkelaar van warmtenetten in te schakelen in het kader van een publiek-private samenwerking met de eigenaar van de gronden.
Indien warmtenetten deels op een bedrijventerrein zouden uitgebouwd worden en deels buiten het bedrijventerrein, lijkt het aangewezen om de investeringen binnen de grenzen van het bedrijventerrein als subsidiabel te beschouwen.
De valorisatiemogelijkheden van restwarmte en/of groene warmte op bedrijventerreinen waar energie-intensieve bedrijven gewenst zijn (in het kader van het retentiebeleid en het Nieuw Industrieel Beleid) zouden als argument kunnen gebruikt worden om een bepaald bedrijventerrein (of althans voor het luik warmtenetten) als een strategisch bedrijventerrein te beschouwen
2. Investeringssteun in het kader van de Strategische Ecologiesteun (STRES) Bedrijven met een aanvaardbare hoofdactiviteit11, waarbij de invloed van een administratieve overheid kleiner dan 50% is, kunnen een aanvraag indienen voor het bekomen van Strategische Ecologiesteun voor een ecologie-investering waarbij de Europese normen overtroffen worden of waarvoor geen Europese milieudoelstellingen voor bestaan. In tegenstelling tot de Ecologiepremie-PLUS, worden samenwerkingsprojecten tussen bedrijven wel toegestaan. Enkel projecten van meer dan 3 miljoen euro (som van de bedrijven) komen in aanmerkingen en bedrijven kunnen maximaal 1 miljoen euro steun krijgen (per drie jaar) en enkel voor de meerkost ten opzichte van de ‘standaardtechnologie’. Een privaat warmtenet tussen bedrijven onderling zou op die manier kunnen gesteund worden. Graag wenst de Vlaamse stuurgroep van ECO2PROFIT te wijzen op volgende zaken:
11
Dit ondersteuningsmechanisme sluit per definitie een (semi-)overheid als eigenaar uit voor de uitbouw van een dergelijk warmtenet. Het is vrij zeldzaam dat enkel bedrijfsprofielen qua vraag en aanbod van restwarmte met elkaar in evenwicht zouden zijn. Bovendien is de rendabiliteit van een dergelijk financieel zwaar wegende warmtenet doorgaans te laag om bedrijven aan te zetten om zelf te gaan investeren, waardoor de opportuniteiten inzake restwarmtevalorisatie niet gerealiseerd worden. In gevallen waar de terugverdientijd van een dergelijk warmtenet hoger dan bijvoorbeeld 15 jaar is, kunnen verschillende (semi-)overheidsinstanties een rol spelen, aangezien ze mogelijks een lagere rendabiliteit kunnen aanvaarden bij projecten met een grote maatschappelijke en ecologische meerwaarde. Bovendien is het een gegeven dat de afname van grote openbare warmte-afnemers het warmteprofiel sterk kunnen verbeteren en meer afnamezekerheid kunnen inbouwen wat het risico voor een dergelijk warmtenet verlaagt. Het behoort doorgaans niet tot kernactiviteiten van private bedrijven, die restwarmte produceren, om een warmtenet uit te baten, zeker niet als dat ook lange-afstandsleveringen aan overheidsinstanties en particulieren inhoudt. Deze zaken doen vermoeden dat slechts een zeer beperkt aantal restwarmteuitwisselingsprojecten tussen bedrijven onderling in aanmerking kunnen komen voor deze Strategische Ecologiesteun.
Dit impliceert wellicht ook dat een private afvalverbrandingsinstallatie gebruik zou kunnen maken van deze Strategische Ecologiesteun voor de uitbouw van een warmtenet, terwijl een afvalverbrandingsinstallatie in een intergemeentelijk samenwerkingsverband hier niet voor in aanmerking zou komen. Het lijkt aangewezen om een cumulatie van investeringssubsidiëring van warmtenetten op bedrijventerreinen in het kader van de subsidieregeling voor de (her)aanleg van bedrijventerreinen (indien men hiervoor in aanmerking zou komen) en investeringssubsidiëring in het kader van de Strategische Ecologiesteun voor private partijen te voorkomen, indien dit zou resulteren in oversubsidiëring.
http://www.agentschapondernemen.be/download/file/fid/23981
Ecologie-investeringen die in aanmerking komen voor steunverlening via warmtekrachtcertificaten en/of groenestroomcertificaten komen niet in aanmerking voor de Strategische Ecologiesteun. Aangezien het transport en de distributie van warmte als een aparte ecologische-investering gezien wordt stelt hier zich wellicht geen probleem. In het kader actieplan groene warmte wordt momenteel een ondersteuningsmechanisme uitgewerkt voor groene warmte en/of restwarmte. Het lijkt aangewezen om een cumulatie van investeringssteun (Strategische Ecologiesteun) en operationele ondersteuning toe te laten, voor zover er geen sprake is van oversubsidiëring.
De ondergrens van 3 miljoen euro zal er voor zorgen dat bepaalde warmteuitwisselingsprojecten tussen nabijgelegen bedrijven hier niet voor in aanmerking zullen komen, aangezien dergelijke projecten wellicht minder dan 3 miljoen euro kosten. Bovendien komen dergelijke projecten ook niet in aanmerking voor de Ecologiepremie Plus, aangezien samenwerking tussen bedrijven niet toegestaan wordt bij de Ecologiepremie Plus. Het valt te overwegen om de ondergrens van 3 miljoen euro in bepaalde gevallen te verlagen voor bepaalde strategische projectvoorstellen.
Er dient voor de Strategische Ecologiesteun vergeleken te worden met de standaardtechnologie in kwestie, maar voor een privaat warmtenet tussen bedrijven voor de uitwisseling van restwarmte is er geen referentie als de warmte in het andere geval naar de omgeving gekoeld wordt. In dit geval kan het raadzaam zijn het gehele project als een meerkost te beschouwen.
Uit de haalbaarheidsstudies in het kader van ECO2PROFIT kwam naar voren dat het in bepaalde gevallen voorkomt dat er een rendabele case kan uitgewerkt worden voor een warmtenet op het openbaar domein van een bedrijventerrein, maar dat sommige bedrijven, waarlangs het warmtenet zou passeren, en die geïnteresseerd zijn in de aansluiting op een dergelijk warmtenet, moeten vaststellen dat de aankoppelkosten op het privé-terrein voor hen zodanig hoog zijn dat ze niet terugverdiend kunnen worden in een periode die ze vooropstellen voor rendabele investeringen. Om deze doelgroep aan te zetten om alsnog te investeren in een aansluiting op een warmtenet zou de Strategische Ecologiesteun een waardevol middel kunnen zijn. Omwille van de hoge bovengrens van 3 miljoen euro zal deze mogelijkheid vaak niet benut kunnen worden. Door een verschillende timing van aansluiting van verschillende bedrijven is een gemeenschappelijke aanvraag wellicht ook niet haalbaar, zelfs als verschillende bedrijven gezamenlijk al de grens van 3 miljoen euro zouden overschrijden. In deze context lijkt het eerder aan te raden om de kosten op privé-terrein van een bedrijf voor de aansluiting op een warmtenet in aanmerking te laten komen voor de Ecologiepremie Plus door dit als dusdanig te laten opnemen in de limitatieve lijst van de Ecologiepremie Plus. Indien het bedrijf nog zelf dient in te staan voor back-up capaciteit (bijvoorbeeld een gasketel), dan valt het aan te raden om de totale kost op privé-terrein voor aansluiting op het warmtnet als meerkost te beschouwen, aangezien de vergelijking met een standaardtechnologie hier niet valabel is.
Het project ECO2PROFIT (www.eco2profit.eu) speelt in op de klimaatproblematiek en wil de CO2-voetafdruk van bedrijventerreinen reduceren door verhoging van de energie-efficiëntie en door het stimuleren van de productie van hernieuwbare energie op de bedrijventerreinen.