1
VMBO-T|HAVO|VWO
biologie voor jou HANDLEIDING
BI OLOGI E VOOR DE ONDERBOUW VMBO-T|HAVO|VWO
AUTEURS
A RTE U NI S B OS ON N O K A L V E R DA GE RA R D S MI TS BEN W AAS
ZE V E NDE E DI T I E MALMBERG 'S-HERTOGENBOSCH WWW.BIOLOGIEVOORJOU.NL
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
Inhoudsopgave 4 Handleiding bij deel 1 vmbo-t|havo|vwo
4
4.1
INLEIDING
4
4.2
BENODIGDHEDEN
4
4.3
HANDLEIDING BIJ THEMA 1 WAT IS BIOLOGIE?
6
4.3.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties
6
4.3.2 Benodigdheden
8
4.3.3 Hulpmiddelen
9
HANDLEIDING BIJ THEMA 2 PLANTEN
9
4.4.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties
9
4.4
4.5
4.6
4.7
4.8
4.9
4.4.3 Hulpmiddelen
12
HANDLEIDING BIJ THEMA 3 ORGANEN EN CELLEN
12
4.5.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties
12
4.5.2 Benodigdheden
14
4.5.3 Hulpmiddelen
15
HANDLEIDING BIJ THEMA 4 ORDENING
15
4.6.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties
15
4.6.2 Benodigdheden
18
4.6.3 Hulpmiddelen
19
HANDLEIDING BIJ THEMA 5 STEVIGHEID EN BEWEGING
19
4.7.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties
19
4.7.2 Benodigdheden
22
4.7.3 Hulpmiddelen
22
HANDLEIDING BIJ THEMA 6 WAARNEMING, REGELING EN GEDRAG
22
4.8.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties
22
4.6.2 Benodigdheden
25
4.6.3 Hulpmiddelen
25
HANDLEIDING BIJ THEMA 7 BLOEMEN, VRUCHTEN, ZADEN
26
4.9.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties
26
4.9.2 Benodigdheden
28
4.9.3 Hulpmiddelen
29
4.10 JAARSCHEMA BIJ DEEL 1 VMBO-T|HAVO|VWO
29
4.11 KERNDOELEN BIOLOGIE DEEL 1 VMBO-T|HAVO|VWO
30
2
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
3
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
4
Handleiding bij deel 1 vmbo-t|havo|vwo
4.1
INLEIDING
Dit deel van de docentenhandleiding bij Biologie voor jou gaat over deel vmbo-t|havo|vwo. Eerst treft u een overzicht aan van de benodigdheden die nodig zijn bij het biologieonderwijs met het deel vmbo-t|havo|vwo. Vervolgens vindt u een handleiding bij elk thema. Deze handleiding is opgebouwd uit de volgende onderdelen: 1 Didactische verantwoording/didactische suggesties Hierbij vindt u steeds aangegeven welke keuzen zijn gemaakt bij het samenstellen van het thema. Ook treft u aanwijzingen aan voor het gebruik van het thema. 2 Benodigdheden Hier vindt u een overzicht van benodigdheden voor het thema. 3 Hulpmiddelen Hieronder vindt u een overzicht van bruikbare hulpmiddelen, zoals naslagwerken, videoprogramma’s en internetsites. Achtereenvolgens komen de volgende thema’s aan de orde: Wat is biologie? Planten Organen en cellen Ordening Stevigheid en beweging Waarneming, regeling en gedrag Bloemen, vruchten, zaden Ten slotte vindt u een jaarschema bij deel 1 vmbo-t|havo|vwo en een overzicht van de relatie tussen de kerndoelen biologie en deel 1.
4.2
BENODIGDHEDEN
Hierna vindt u een overzicht van alle benodigdheden voor deel 1 vmbo-t|havo|vwo. In deze lijst zijn alleen die benodigdheden opgenomen die niet aan bederf onderhevig zijn. In de handleiding per thema staan de benodigdheden per thema opgesomd. Daar staan ook de benodigdheden vermeld die wel aan bederf onderhevig zijn. De opgegeven benodigdheden zijn globale hoeveelheden die voor een klas noodzakelijk zijn. Hulpmiddelen tekenmateriaal (1 set per leerling) mes, bijvoorbeeld een aardappelschilmes (5 stuks) loep (zo mogelijk 1 per leerling) meetlat of meetlint (tot 2 meter lengte) schaar (5 stuks) microscoop (zo mogelijk 1 per leerling) brander prepareermateriaal (zo mogelijk 1 set per leerling) – voorwerpglas (100 stuks) – dekglas (1 doosje) – tissues (1 doos)
4
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
– – – – – –
druppelpipet scheermesje pincet prepareernaald filtreerpapier (1 rol) scalpel
Glaswerk/porseleinwerk (jam)potje of bekerglas (ongeveer 30 stuks) reageerbuis (4 stuks met doorsnede 16 mm) schotel (1 per leerling) flesje met druppelpipet (10 stuks) petrischaal petrischaal met voedingsbodem (1 per leerling of per groepje leerlingen) Chemicaliën eosineoplossing (1000 mL) plantaardige olie gips (1 kg per klas) joodoplossing (1000 mL) verdund zoutzuur (500 mL) suikeroplossing, 5% (500 mL) Preparaten (fabriekspreparaten of zelfgemaakte preparaten) klaargemaakt preparaat (1 per leerling) preparaat van een amoebe (1 per leerling) klaargemaakt preparaat van kraakbeen (1 per leerling) klaargemaakt preparaat van been (1 per leerling) Zaden bruine bonen, droog (2 pakken) tuinkers (250 g) Diversen kleurpotloden (enkele dozen) plankje van ongeveer 20 x 25 cm en 1 cm dik (2 per leerling) bout van ongeveer 5 cm lengte met vleugelmoer (4 per leerling) boormachine kranten zelfklevend, doorzichtig plastic plakband enveloppen reageerbuisrek (voor buizen van 16 mm doorsnede) kartonnen doosje of plastic bekertje (1 per leerling) spelden elastiekje (ongeveer 100 stuks) spatel of lepeltje (10 stuks) lucifersdoosje (1 per leerling) plastic roerstaafje (1 per leerling) schaaltje (1 per leerling) wit papier (1 vel per leerling) meetlint (15 stuks) stevige plastic zakjes (bijvoorbeeld diepvrieszakjes) (30 stuks)
5
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
plastic liniaal (5 stuks) afwasbak met water (2 stuks) (niet te glad) stuk karton van 35 x 30 cm (10 stuks) handdoek (3 stuks) viltstift (10 stuks) satéstokje (1 per leerling)
4.3
HANDLEIDING BIJ THEMA 1 WAT IS BIOLOGIE?
4.3.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties Ongetwijfeld hebben uw leerlingen op de basisschool regelmatig zelfstandig aan opdrachten gewerkt. Toch zijn ze vaak onzeker als ze aan het eerste thema gaan beginnen. Ze geven aan niet goed te weten wat ze moeten doen of twijfelen over hun aanpak. Wanneer u het eerste thema zo veel mogelijk klassikaal doorwerkt, neemt dat bij de meeste leerlingen een hoop onzekerheid weg. Levend – dood – levenloos De basisstof start met ‘levend – dood – levenloos’. Leerlingen hebben vaak moeite met het onderscheid tussen dood en levenloos. Misschien kunt u dit onderscheid nog eens extra toelichten met behulp van een aantal voorwerpen in de klas. We introduceren in deze basisstof het woord ‘organisme’ voor een levend wezen. Voor de leerlingen moet het vanzelfsprekend worden om dit woord te gebruiken. Ook behandelen we hier de ‘levensverschijnselen’. We realiseren ons dat de classificatie ‘levend - dood - levenloos’ aan de hand van de levensverschijnselen een verregaande versimpeling is van het werkelijke onderscheid tussen levend, dood en levenloos. Voor de leerlingen geeft deze versimpeling meestal voldoende houvast. Veel leerlingen zullen zich niet realiseren dat ook een plant alle levensverschijnselen kan vertonen. Wanneer het ter sprake komt, kunt u toelichten dat een plant bijvoorbeeld naar het licht toe groeit en dus licht kan waarnemen. Tekeningen maken In basisstof 2 t/m 4 behandelen we enkele vaardigheden die belangrijk zijn in de biologielessen. We beginnen in basisstof 2 met tekenen. Tekenen is een belangrijke vaardigheid, omdat je door het tekenen van objecten beter naar de objecten kijkt: je ziet meer details. We besteden veel aandacht aan de verschillende soorten tekeningen (natuurgetrouwe en schematische tekeningen, en diverse doorsneden) en aan de tekenregels. De tekenregels geven de leerling houvast bij het maken van tekeningen. Uit ervaring blijkt bovendien dat de leerlingen betere tekeningen maken wanneer consequent wordt vastgehouden aan de tekenregels. Vanzelfsprekend kunt u bij deze les eventueel andere voorbeelden nemen om te laten natekenen. Vergroten In basisstof 3 bespreken we het werken met een loep. We brengen het werken met een loep in praktijk door naar de bouw van zaden te kijken. Daarbij benoemen we de onderdelen van een zaad (bruine boon) en we beschrijven hun functie. Bij het werken met een loep is het handig als elke leerling over een loep kan beschikken. Om vermissing te voorkomen, kunt u de loepen van een nummer voorzien. Eventueel kunt u elke leerling zelf een loep laten aanschaffen. De opdrachten in het werkboek hebben vooral betrekking op de delen van de bruine boon. Voor opdracht 9 zijn bonen nodig die u één dag van tevoren in het water hebt gelegd. Tabellen en grafieken maken In basisstof 4 behandelen we het maken van tabellen en (lijn)grafieken. We koppelen dit aan de groei van een kiemplantje van een bruine boon, omdat dit eenvoudig waargenomen kan
6
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
worden. We hebben er in de basisstof van dit thema van afgezien andere vormen van grafieken en diagrammen (bijvoorbeeld staafdiagrammen en cirkeldiagrammen) aan bod te laten komen. Het is raadzaam dat u zich ervan op de hoogte stelt welke grafieken en diagrammen leerlingen bij andere vakken (onder andere wiskunde) leren. Groei In basisstof 5 gaan we in op de groei en ontwikkeling van zaadplanten en van de mens. Hierbij komen de verschillen tussen groei en ontwikkeling aan de orde. Ook maken de leerlingen kennis met het begrip ‘groeispurt’. Er is een context opgenomen over de doktersassistente. In deze basisstof komt het maken en lezen van grafieken en tabellen nog eens terug. Nu lezen en maken de leerlingen grafieken en tabellen van de groei van de mens. Eventueel kunt u uitleggen dat de groeisnelheid in een lijngrafiek zichtbaar wordt gemaakt door de steilheid van de lijn. Hoe steiler de lijn, hoe hoger de groeisnelheid. Voor opdracht 14 is het handig als u een meetlat of een huishoudmeetlint met een schaalverdeling tot twee meter aan de muur of aan een deurkozijn bevestigt. Voor de bespreking van deze opdracht kunt u twee kolommen op het schoolbord tekenen: lengte van alle meisjes – lengte van alle jongens. Hierin kunnen de leerlingen hun eigen lengte noteren, waarna ze de gemiddelden van de klas kunnen uitrekenen. Aan het eind van deze basisstof kijken we naar de groei en ontwikkeling van meisjes in de periode tussen geboorte en volwassenheid. Verder kijken we naar de metamorfose van een lieveheersbeestje en een vlinder. Ontwikkeling De ontwikkeling van de cacaoplant en de pinguïn worden behandeld. Tenslotte komt de ontwikkeling van mensen aan de orde. Biologie in beroepen In de laatste basisstof gaan we in op beroepen die met biologie te maken hebben. Deze basisstof is bedoeld als een eerste oriëntatie. Hierbij komen beroepen aan de orde waarbij enige kennis van de biologie nodig is. De beroepen zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Extra basisstof De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot het basisprogramma voor de vmbo-t| havo|vwo-leerling behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de onderwerpen in de reguliere basisstof. In dit geval behandelt de extra basisstof leerstof op het niveau havo|vwo. U bepaalt zelf welke extra basisstof de leerlingen kunnen doen. Qua opbouw is de extra basisstof vergelijkbaar met de reguliere basisstof. De teksten worden afgewisseld met afbeeldingen en opdrachten. De opdrachten worden gemaakt in het werkboek. De extra basisstof is ook aanwezig in de samenvatting. U kunt de extra basisstof meenemen in de toets. Bij de toetsvragen is duidelijk aangegeven welke vragen betrekking hebben op de extra basisstof. De levenscyclus van de mens Extra basisstof 8 gaat over de ontwikkeling bij de mens. De verschillende levensfasen van de mens komen hier aan de orde. Bij elke levensfase worden een aantal specifieke ontwikkelingen (sociaal, motorisch, enzovoort) besproken. De levenscyclus van de bruine kikker Extra basisstof 9 gaat in op de metamorfose bij de bruine kikker. De specifieke kenmerken van elk stadium komen aan bod.
7
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
Samenvatting De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhouden uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op doelstellingenniveau. In de samenvatting is daarnaast steeds aangegeven welke competenties/vaardigheden aan de orde zijn geweest. Meestal worden die niet in de toets bevraagd. Ook de leerinhouden van de extra doelstellingen zijn in de samenvatting opgenomen. Ze zijn eenvoudig te herkennen door het gebruik van een andere kleur. Diagnostische toets Met behulp van de diagnostische toets kan de leerling nagaan of hij het thema inhoudelijk voldoende beheerst. De toetsvragen zijn geordend op doelstellingenniveau. In het werkboek is een bijbehorend scoreblad opgenomen. Ook ten behoeve van de extra doelstellingen zijn toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen. De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en nakijken. De bundeling van de vragen naar doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na te gaan welke doelstellingen hij beheerst, en welke nog niet. De leerling kan de diagnostische toets ook maken op de methodesite. De leerling krijgt dan meteen te zien of hij de vragen goed heeft beantwoord. Voor de leerlingen die nog niet bekend zijn met het fenomeen van de diagnostische toets, is het wellicht zinvol om even aandacht te besteden aan de wijze waarop zij de diagnostische toetsen kunnen gebruiken in hun leerproces. Verrijkingsstof In de verrijkingsstof wordt leerlingen een keuzemogelijkheid geboden. Onze ervaring is echter dat leerlingen moeilijk kunnen kiezen. Het verdient dan ook aanbeveling bij dit eerste thema klassikaal te bespreken wat er bij de verschillende opdrachten komt kijken. De leerlingen kunnen kiezen uit drie verschillende onderdelen. Verrijkingsstof 1 gaat over een vergelijking tussen katten en honden. In verrijkingsstof 2 gaan de leerlingen bonenplanten kweken en in verrijkingsstof 3 leren de leerlingen een signalement maken. Een signalement is een precieze beschrijving van de kenmerken van een individu. Het maken van een signalement oefent de leerlingen in het nauwkeurig kijken naar verschijnselen en organismen.
4.3.2 Benodigdheden Basisstof tekenmateriaal (1 set per leerling) kleurpotloden (enkele dozen) viltstiften (enkele dozen) appel (2 stuks per leerling) mes, bijvoorbeeld een aardappelschilmes (5 stuks) loep (zo mogelijk 1 per leerling) bruine boon, droog (1 per leerling) bruine boon die een dag in water heeft gelegen (1 per leerling) meetlat of meetlint (tot 2 meter lengte) Extra basisstof Voor de extra basisstof zijn geen speciale benodigdheden vereist. Verrijkingsstof Voor de verrijkingsstof zijn geen speciale benodigdheden vereist, behalve bruine bonen.
8
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
4.3.3 Hulpmiddelen Teleac/NOT heeft in de serie Bio-Bits voor de onderbouw een programma gemaakt over het Onderwerp Levensfasen (blok 60). Op de site van Schooltv Beeldbank is een educatieve clip over levensfasen te vinden die 1 minuut duurt. 4.4
HANDLEIDING BIJ THEMA 2 PLANTEN
4.4.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties In dit thema besteden we aandacht aan de levenscyclus en de bouw van planten. De verschillende delen en functies van wortels, stengels en bladeren komen aan de orde. Verder leren de leerlingen om een experiment te ontwerpen. De levenscyclus van een plant In basisstof 1 beginnen we met de levenscyclus van een plant. De levenscyclus van een plant wordt besproken aan de hand van een tomatenplant. In het vorige thema hebben de leerlingen geleerd wat de delen van een zaad zijn en welke functies ze hebben. Zij hebben die kennis nu nodig om de levenscyclus van planten adequaat te kunnen beschrijven. Wij definiëren de levenscyclus en de ontwikkeling die de plant tijdens die cyclus doormaakt als een proces. Daarom hebben we de beschrijving van de levenscyclus zorgvuldig ingedeeld in verschillende fasen die waarneembaar zijn wanneer de tomatenplant in zijn levenscyclus wordt gevolgd. In basisstof 1 komt ook de vaardigheid het doen van onderzoek aan bod. Deze vaardigheid wordt stapsgewijs uitgelegd met behulp van een soort stripverhaal (afbeelding 4 op bladzijde 40). Benadruk het gegeven dat in het onderzoekje twee zakjes zaad worden onderzocht: één met gaatjes en een zonder gaatjes. Leg eventueel uit waarom. Naar aanleiding van de basisstof gaan de leerlingen vervolgens zelf een onderzoek verrichten (opdrachten 2 en 3). Voor opdracht 3 hebt u een flinke hoeveelheid tuinkerszaadjes nodig. Waarschijnlijk laat u de leerlingen het practicum thuis uitvoeren. U kunt de tuinkerszaadjes dan in een envelop meegeven. Het practicum neemt enkele dagen in beslag omdat het zaad de tijd moet krijgen om te kiemen. De leerlingen maken een verslag van het practicum. Zij maken daarbij gebruik van de afbeeldingen 4 en 5. Leg bij de voorbespreking duidelijk uit, aan welke eisen een goed verslag moet voldoen. Wortels In basisstof 2 gaan we in op de bouw en de functies van wortels. Bij deze basisstof kunt u eventueel enkele verschillende wortels (met bladeren) laten zien. Bijvoorbeeld die van een uitgestoken paardenbloem, een peen en een prei. De bouw van wortels is te zien in afbeelding 8 op bladzijde 42. Het is mogelijk dat sommige leerlingen de inzet in deze tekening niet kunnen plaatsen. U kunt dan uitleggen dat we in de biologie vaker op deze manier details vergroten. Tekeningen met zulke inzetjes komen in Biologie voor jou regelmatig voor. Opdracht 7 is een practicum waarin de vaardigheden Werken met de loep en Tekeningen maken worden herhaald. We geven in deze basisstof ook aan dat mensen en dieren wortels van planten eten en dat ze dus leven van het reservevoedsel dat planten hebben opgeslagen. We illustreren hiermee dat mensen en tal van dieren voor hun voedselvoorziening direct afhankelijk zijn van groene planten. Stengels In basisstof 3 gaan we in op de bouw en functies van stengels. Leerlingen kunnen moeite hebben met het onderscheid tussen de begrippen ‘knop (knoppen)’ en ‘knoop (knopen)’. U kunt hier dan extra aandacht aan besteden. In deze basisstof maken we onderscheid tussen kruidachtige en houtachtige planten. We leggen uit hoe deze planten aan hun stevigheid komen.
9
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
In afbeelding 16 op bladzijde 46 zijn de beginopstelling en het eindresultaat te zien van een proef waarin een witte bloem enige tijd in een rode kleurstof heeft gestaan. U kunt dit eventueel ook als demonstratiepracticum in de klas laten zien. Voor deze proef kunt u eosine gebruiken als kleurstof. Het eindresultaat van de proef toont aan dat de stengel een belangrijke rol speelt bij het transport van water en opgeloste stoffen in de plant. Bladeren In basisstof 4 gaan we in op de bouw en functies van bladeren. De onderdelen van een blad worden behandeld. Opdracht 15 is een tekenpracticum. De leerlingen hebben hiervoor verschillende bladeren van loofbomen nodig (berk, eik of beuk). Het begrip fotosynthese komt aan de orde. We leggen uit welke stoffen er worden geproduceerd bij fotosynthese en wat het belang is van fotosynthese. Met afbeelding 21 op bladzijde 48 willen we benadrukken hoe belangrijk de fotosynthese is in ons dagelijks leven. Opdracht 18 is een belangrijke opdracht over de fotosynthese. In een onderzoek leren de leerlingen dat licht belangrijk is voor de fotosynthese. Ze kijken hierbij naar de vorming van zuurstofbelletjes bij een waterplant in relatie tot de hoeveelheid licht. Eetbare wortels, stengels en bladeren In basisstof 5 bekijken we de eetbare delen van planten nadrukkelijker. We bespreken welke specifieke delen door mens en dier worden gegeten en verbinden dit aan verschillende groenten. Bij deze basisstof kunt u eventueel wat verschillende groenten in de klas laten zien (bospeen, prei, radijs, rode biet). Laat van een groente bij voorkeur de gehele plant zien, inclusief het eetbare deel. Extra basisstof De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot het basisprogramma voor de vmbo-t| havo|vwo-leerling behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de onderwerpen in de reguliere basisstof. In dit geval behandelt de extra basisstof leerstof op het niveau havo|vwo. U bepaalt zelf welke extra basisstof de leerlingen kunnen doen. Qua opbouw is de extra basisstof vergelijkbaar met de reguliere basisstof. De teksten worden afgewisseld met afbeeldingen en opdrachten. De opdrachten worden gemaakt in het werkboek. De extra basisstof is ook aanwezig in de samenvatting. U kunt de extra basisstof meenemen in de toets. Bij de toetsvragen is duidelijk aangegeven welke vragen betrekking hebben op deze extra basisstof. In extra basisstof 6 gaan we uitvoeriger in op het ontwerpen van een experiment. Hiervoor moet een werkplan worden gemaakt. In een stripverhaal wordt het maken van een werkplan uitgelegd. In extra basisstof 7 bekijken de leerlingen verschillende bladvormen (bladrand en nervatuur). U kunt de leerlingen als huiswerk meegeven dat zij zoveel mogelijk verschillende typen bladeren mee naar school nemen. Misschien kunt u een herbarium aanleggen (zie de opdrachten 25 en 26). Dit kan met dikke zware boeken, waarbij de bladeren tussen krantenpapier gedroogd worden, of met een plantenpers. Samenvatting De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhouden uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op doelstellingenniveau. In de samenvatting is daarnaast steeds aangegeven welke vaardigheden aan de orde zijn geweest. Veelal worden die vaardigheden niet in de toets bevraagd. Ook de leerinhouden van de extra doelstellingen zijn in de samenvatting opgenomen. Ze zijn eenvoudig te herkennen door het gebruik van een andere kleur.
10
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
Diagnostische toets Met behulp van de diagnostische toets kan de leerling nagaan of hij het thema inhoudelijk voldoende beheerst. De toetsvragen zijn geordend op doelstellingenniveau. In het werkboek is een bijbehorend scoreblad opgenomen. Ook ten behoeve van de extra doelstellingen zijn toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen. De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en nakijken. De bundeling van de vragen naar doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na te gaan welke doelstellingen hij beheerst, en welke nog niet. De leerling kan de diagnostische toets ook maken op de methodesite. De leerling krijgt dan meteen te zien of hij de vragen goed heeft beantwoord. Verrijkingsstof In de verrijkingsstof wordt leerlingen een keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit vier verschillende onderdelen. Verrijkingsstof 1 gaat over verschillende vormen van spruitgroenten. Verrijkingsstof 2 gaat over de jaarringen van een boom. De leerlingen leren dat je aan de jaarringen onder in de stam vaak kunt zien hoe oud een boom is geworden. Ook leren de leerlingen dat er een verband is tussen de dikte van een jaarring en de milieuomstandigheden bij de vorming ervan. In afbeelding 45 op bladzijde 64 wordt de relatie tussen groeiomstandigheden en de dikte van jaarringen uitgewerkt. In opdracht 1 komt de wetenschap dendrochronologie aan de orde. De leerlingen leren dat met behulp van dendrochronologie de ouderdom van houten voorwerpen kan worden bepaald. Verrijkingsstof 3 gaat over takken. In een practicum bekijken de leerlingen een tak met ringlittekens en bladlittekens. Basisstof envelop (per leerling) petrischaal filtreerpapier tuinkerszaadjes om uit te laten groeien tot kiemplantjes (ongeveer 40 stuks of een halve theelepel per leerling) loep (1 per leerling) tekenmateriaal (1 set per leerling) stukje stengel met bladeren, bijvoorbeeld van een liguster of van een andere plant (1 per leerling) volledig blad van een berk, beuk of eik (1 per leerling) Eventueel wortel (bijvoorbeeld van een uitgestoken paardenbloem, een peen en een prei) witte snijbloemen (bijvoorbeeld anjers) reageerbuis (2 stuks) reageerbuisrek eosine plantaardige olie verschillende eetbare groenten zoals bospeen, prei, radijs, rode biet etc. (bij voorkeur de hele plant)
11
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
Extra basisstof Voor de extra basisstof 7 nodig: verschillende typen bladeren plantenpers, of een dik boek krantenpapier plakband, of zelfklevend doorzichtig plastic Verrijkingsstof verschillende soorten spruitgroenten om te laten zien tak met duidelijke ringlittekens en bladlittekens tekenmateriaal (1 set per leerling) een gezaagde schijf van een boomstam met duidelijke jaarringen om te laten zien
4.4.3 Hulpmiddelen Heukels’ flora van Nederland, R. van der Meijden, Noordhoff Uitgevers B.V., ISBN: 900158344. Basisgids flora en fauna van Nederland, Vereniging Natuurmonumenten, ISBN: 9070099365. Teleac/NOT heeft in de serie Bio-Bits voor het vmbo een programma gemaakt over het onderwerp Planten. Aflevering 5 gaat over Wortels, aflevering 6 gaat over Stengels en aflevering 7 gaat over Bladeren. Via www.schooltv.nl kunt u de dvd en de docentenhandleiding bestellen. Op de site van Schooltv Beeldbank zijn diverse educatieve clips over de levenscyclus van planten te vinden. Leerlingen kunnen onder andere de groei en ontwikkeling van bloemkool, courgette, mais, aardbeien, paardenbloemen, tomaten en spruitjes bekijken. 4.5
HANDLEIDING BIJ THEMA 3 ORGANEN EN CELLEN
4.5.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties Dit thema gaat over organen en cellen. We besteden hier een apart thema aan, omdat de conceptie van het begrip cel als bouwsteen van organismen erg belangrijk is voor tal van onderwerpen in de biologie. De ervaring leert ook dat het begrip cel erg abstract blijft voor de meeste leerlingen. Daarom introduceren we in dit thema de vaardigheid werken met een microscoop en bekijken we een aantal verschillende cellen. Plantaardige en dierlijke cellen komen in de basisstof apart aan de orde. Organen, weefsels en cellen In basisstof 1 gaan we met behulp van de torso naar steeds kleinere onderdelen van het lichaam kijken: lichaam – organenstelsel – organen – weefsels – cellen. U kunt de begrippen organen en organenstelsels verduidelijken door samen met uw leerlingen de organen in een torso te bekijken, of door wandplaten te bekijken van het verteringsstelsel, het beenderstelsel, het spierstelsel, het bloedvatenstelsel, het ademhalingsstelsel en het zenuwstelsel. Er is een context opgenomen over een donorlever, in het kader van de wervingscampagne voor orgaandonoren. We maken duidelijk dat cellen ruimtelijk zijn. Tijdens de microscopiepractica kunt u de leerlingen daar ook nog eens op wijzen. Tenslotte leren de leerlingen dat weefsels zijn opgebouwd uit groepen cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie. De microscoop In basisstof 2 en 3 behandelen we de vaardigheid werken met een microscoop. Om de hoeveelheid informatie te beperken, hebben we dit onderwerp verspreid over twee basisstoffen. In basisstof 2 bespreken we de onderdelen van de microscoop en hun functies.
12
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
Werken met de microscoop In basisstof 3 gaan de leerlingen werken met de microscoop. Het is handig als elke leerling kan beschikken over een microscoop. Laat de leerlingen gebruik maken van afbeelding 11 en 12 om te zien hoe ze met de microscoop moeten werken. De opdrachten 10 tot en met 13 zijn practica. De leerlingen oefenen met deze opdrachten in het werken met een microscoop. Bij opdracht 10 gebruiken de leerlingen klaargemaakte preparaten. Hiervoor kunt u het beste preparaten nemen van niet al te ingewikkelde voorwerpen. De leerlingen moeten het preparaat immers tekenen. Bij opdracht 12 bekijken de leerlingen een krantenletter en bij opdracht 13 twee kruisende haren. Beide opdrachten geven de leerlingen meer inzicht in het functioneren van een microscoop. In afbeelding 13 hebben we voor de leerlingen op een rijtje gezet wat er fout kan zijn gegaan als ze geen beeld krijgen. Dit geeft de leerlingen de mogelijkheid hun eigen vaardigheid te controleren alvorens hulp in te roepen. Dierlijke cellen In basisstof 4 behandelen we de bouw van dierlijke cellen. De leerlingen maken in opdracht 16 een preparaat van wangslijmvliescellen en bekijken dit met de microscoop. In plaats van eosine kunnen de leerlingen ook methyleenblauw gebruiken om de cellen te kleuren. In afbeelding 18 wordt het maken van een wangslijmvliespreparaat getoond. In deze basisstof is een context opgenomen over het werk van een histologisch-cytologisch analist. Plantaardige cellen Basisstof 5 gaat over de bouw van plantaardige cellen. Eerst worden de delen met hun kenmerken en functies besproken. Daarna gaan de leerlingen zelf preparaten maken van plantaardige cellen. In opdracht 19 maken ze een preparaat van een vliesje van een ui. Zie hiervoor ook afbeelding 20 op blz. 81. Let erop dat de leerlingen niet een stukje van de rok meenemen. Met behulp van afbeelding 21 op blz. 81 kunt u bespreken wat er verder nog fout kan gaan bij het maken van een preparaat. Leg ook uit dat er geen overtollig vocht op het voorwerpglas mag zitten omdat de objectieven dan vies kunnen worden. Controleer een preparaat voordat een leerling het gaat bekijken. In opdracht 20 maken de leerlingen een preparaat van een blad van waterpest. Wanneer de waterpest vers is, kan er cytoplasmastroming worden waargenomen in de cellen van het blad. Met behulp van opdracht 21 worden de overeenkomsten en de verschillen tussen plantaardige en dierlijke cellen op een rijtje gezet. Extra basisstof De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot het basisprogramma voor de vmbo-t| havo|vwo-leerling behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de onderwerpen in de reguliere basisstof. In dit geval behandelt de extra basisstof leerstof op het niveau havo|vwo. U bepaalt zelf welke extra basisstof de leerlingen kunnen doen. Qua opbouw is de extra basisstof vergelijkbaar met de reguliere basisstof. De teksten worden afgewisseld met afbeeldingen en opdrachten. De opdrachten worden gemaakt in het werkboek. De extra basisstof is ook aanwezig in de samenvatting. U kunt de extra basisstof meenemen in de toets. Bij de toetsvragen is duidelijk aangegeven welke vragen betrekking hebben op deze extra basisstof. Celdeling De extra basisstof 6 gaat over het vormen van nieuwe cellen door celdeling. Het doel en het verloop van gewone celdeling komt aan de orde. Ook leren de leerlingen dat een mens een vast aantal chromosomen heeft in elke celkern. Tot slot wordt uitgelegd wat de celcyclus inhoudt. In opdracht 23 kijken de leerlingen naar een klaargemaakt preparaat van een worteltop van een ui. Zij zien dan verschillende stadia van celdeling met de daarin de chromosomen.
13
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
Plastiden In extra basisstof 7 behandelen we de plastiden die in plantaardige cellen kunnen voorkomen: bladgroenkorrels, zetmeelkorrels en kleurstofkorrels. Verder geven we aan dat plastiden van de ene soort kunnen overgaan in de andere soort. We diepen hiermee de verschillen tussen plantaardige en dierlijke cellen verder uit. In deze extra basisstof worden de vaardigheden microscopiseren, preparaten maken en tekeningen maken nog eens geoefend met behulp van de opdrachten 24 en 25. Samenvatting De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhouden uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op doelstellingenniveau. In de samenvatting is daarnaast steeds aangegeven welke vaardigheden aan de orde zijn geweest. Veelal worden die vaardigheden niet in de toets bevraagd. Ook de leerinhouden van de extra doelstellingen zijn in de samenvatting opgenomen. Ze zijn eenvoudig te herkennen door het gebruik van een andere kleur. Diagnostische toets Met behulp van de diagnostische toets kan de leerling nagaan of hij het thema inhoudelijk voldoende beheerst. De toetsvragen zijn geordend op doelstellingenniveau. In het werkboek is een bijbehorend scoreblad opgenomen. Ook ten behoeve van de extra doelstellingen zijn toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen. De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en nakijken. De bundeling van de vragen naar doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na te gaan welke doelstellingen hij beheerst, en welke nog niet. De leerling kan de diagnostische toets ook maken op de methodesite. De leerling krijgt dan meteen te zien of hij de vragen goed heeft beantwoord. Verrijkingsstof Verrijkingsstof 1 gaat over DNA. De leerlingen leren dat DNA gebruikt kan worden om verwantschap tussen mensen aan te tonen. Ook kan het gebruikt worden om misdaden op te lossen. In een practicum (opdracht 1) isoleren de leerlingen hun eigen DNA uit wangslijmvliescellen. In verrijkingsstof 2 bekijken de leerlingen de ligging van onze organen aan de hand van verschillende doorsneden van ons lichaam. Zij kleuren de organen in elke doorsnede. In verrijkingsstof 3 bekijken de leerlingen de organenstelsels in het lichaam van een hond. Ze moeten daarvoor een tekening inkleuren.
4.5.2 Benodigdheden Basisstof microscoop (zo mogelijk 1 per leerling) klaargemaakt preparaat (1 per leerling) tekenmateriaal (1 set per leerling) krant schaar (5 stuks) voorwerpglas (1 per leerling) plakband ui (5 stuks) stengeltje met bladeren van waterpest (10 stuks) eosine in een flesje met druppelpipet (of methyleenblauw) (10 stuks) prepareermateriaal (zo mogelijk 1 set per leerling) plastic roerstaafje (1 per leerling)
14
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
Extra basisstof microscoop (zo mogelijk 1 per leerling) prepareermateriaal (zo mogelijk 1 set per leerling) aardappel (5 stuks) joodoplossing in een flesje met druppelpipet (10 stuks) tekenmateriaal (1 set per leerling) Verrijkingsstof Voor verrijkingsstof 1: 3 reageerbuizen een spuitje (of maatcilinder) van 10 mL een waterbad van 60 °C een ORS-oplossing (ORS is een middel met veel zout dat wordt gebruikt als iemand uitgedroogd raakt, bijvoorbeeld door diarree) afwasmiddel koude alcohol (-20 °C) handschoenen
4.5.3 Hulpmiddelen Teleac/NOT heeft in de serie Bio-Bits voor de onderbouw van vmbo|havo|vwo programma’s gemaakt over Het maken van tekeningen (blok 13) en Het gebruik van de microscoop (blok 14). 4.6
HANDLEIDING BIJ THEMA 4 ORDENING
4.6.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties Het belangrijkste doel dat ons bij dit thema voor ogen staat, is dat we de leerlingen kennis willen laten maken met de enorme variatie aan organismen. De meeste biologen hanteren de indeling van organismen in drie domeinen: bacteriën, archaea en eukaryoten. Archaea lijken op bacteriën, maar vormen toch een aparte groep. Bacteriën en archaea heten ook wel de prokaryoten. Afbeelding 3 op bladzijde 98 geeft een overzicht van deze indeling. Het ordenen van organismen In basisstof 1 laten we de leerlingen kennismaken met het begrip ordenen. Daarna herhalen we kort de kenmerken van cellen, uit thema 3 Organen en cellen, die bij de indeling van organismen worden gebruikt. De verschillen en overeenkomsten in kenmerken tussen de cellen uit de verschillende domeinen en rijken worden op een rijtje gezet in afbeelding 5 op bladzijde 99. Het domein bacteriën In basisstof 2 behandelen we het domein van de bacteriën. We bespreken achtereenvolgens de kenmerken, de functies en de voortplanting door deling van bacteriën. De rol van bacteriën bij voedselbederf, besmetting en productie van voedingsmiddelen komt ook aan de orde. We leggen hiermee een link naar de rol van bacteriën in het dagelijkse leven. In opdracht 7 gaan de leerlingen zelf bacteriën kweken. U kunt ervoor kiezen om de leerlingen alleen of in groepjes met één voedingsbodem te laten werken. In deze basisstof zitten twee contexten: een over de bacteriën in ons lichaam en een over het werk van een medisch-microbiologisch analist. Het rijk van de schimmels In basisstof 3 worden de kenmerken, de voortplanting en de functies van schimmels behandeld. Ook hier bespreken we de rol van schimmels in het dagelijks leven. Voedselbederf, infectie, medicijnproductie en voedselproductie komen daarbij aan de orde. In opdracht 11
15
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
maken de leerlingen zelf een preparaat van veelcellige schimmels en bekijken dit met een loep en met de microscoop. Het rijk van de planten In basisstof 4 behandelen we het rijk van de planten. In thema 2 hebben de leerlingen uitvoerig kennisgemaakt met planten als organismen met wortels, stengels en bladeren. In deze basisstof breiden we het begrip planten uit. De leerlingen maken kennis met een groep planten zonder wortels, stengels en bladeren: de wieren. In opdracht 13 bekijken de leerlingen een zelfgemaakt preparaat van boomalgcellen en maken er een tekening van. In opdracht 16 bekijken en tekenen de leerlingen een mosplantje en een varenblad als voorbeelden van sporenplanten. Eventueel kunt u verschillende mossen en varens in de klas laten zien. We hebben in deze basisstof de paardenstaarten weggelaten omdat deze niet tot de belevingswereld van de leerlingen behoren. Het laatste gedeelte van deze basisstof gaat over de zaadplanten. In opdracht 18 staan afbeeldingen van een aantal zaadplanten ter herkenning. Het rijk van de dieren Basisstof 5 gaat over de indeling van het dierenrijk. We behandelen eerst de kenmerken die we gebruiken bij de indeling van het dierenrijk: de vormen van symmetrie en de aanwezigheid van een skelet. Hierna volgt de indeling van het dierenrijk in stammen. In afbeelding 39 op blz. 112 en 113 geven we van elke stam enkele onderscheidende kenmerken en eigenschappen. Bij deze indeling komen we per stam ook steeds terug op de symmetrie en de aanwezigheid van een skelet. We hebben soorten organismen waarbij inconsistentie optreedt tussen de afdelingen en de gehanteerde kenmerken, zo veel mogelijk weggelaten. Door skeletten van organismen te laten zien (bijvoorbeeld van een spons, koraal, een mossel, een tuinslak, een zeekat, een kreeft, een zeester, enzovoort) kunt u dit thema voor leerlingen aanzienlijk verlevendigen. In opdracht 25 bekijken en tekenen de leerlingen een regenworm. In een afsluitende context komt een bedrijfsleider van een dierenspeciaalzaak aan het woord. Overige eencellige eukaryoten Als voorbeelden van organismen uit de afdeling van de eencellige dieren komen in basisstof 6 de amoebe en het pantoffeldiertje aan de orde in. Achtereenvolgens wordt de manier van voortbewegen, de manier van voeden en de manier van uitscheiden besproken. In opdracht 26 bekijken de leerlingen een preparaat van een amoebe en maken daar een tekening van. Als demonstratie kunt u misschien een microscoop in de klas klaarzetten met een preparaat van een pantoffeldiertje. Tijdens het practicum met de amoebe kunnen de leerlingen dan om de beurt een kijkje komen nemen. De stam geleedpotigen In basisstof 7 gaan we in op de stam van de geleedpotigen. Ze worden ingedeeld in vier groepen. Het belangrijkste indelingscriterium is daarbij het aantal poten. In opdracht 31 noteren de leerlingen de onderscheidende kenmerken van elke groep in een schema. Ze kunnen hierbij gebruikmaken van afbeelding 44 op bladzijde 117. Opdracht 32 is bedoeld om de leerlingen bewust te maken van de enorme variatie aan geleedpotigen. Afbeelding 48 op bladzijde 118 laat zien dat de geleedpotigen de grootste groep organismen vormen van het dierenrijk. Keuzeopdracht 34 is een bijzonder aardige opdracht. Het gaat over bromvliegen die een rol spelen in het vaststellen van het tijdstip van de dood bij het oplossen van een moord. De stam gewervelden In basisstof 8 bespreken we eerst de kenmerken waarmee we vervolgens de gewervelden indelen in vijf groepen. Afbeelding 53 op blz. 121 en opdracht 35 geven een overzicht van de onderscheidende kenmerken en eigenschappen van elke groep. In opdracht 38 staan gegevens over de groepen gewervelden in een tabel. De leerlingen gaan deze gegevens verwerken in een cirkeldiagram. U kunt de leerlingen erop wijzen dat elk streepje gelijk staat aan 1%.
16
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
Het indelen van organismen In basisstof 9 introduceren we de determineertabel. We leren de leerlingen organismen in de juiste groep in te delen met behulp van deze tabel. Hierbij komen de feiten uit het thema Ordening terug en worden ze nog eens verwerkt. In opdracht 40 oefenen de leerlingen met de determineertabel. Opdracht 39 is bedoeld als algemene afsluiting van het thema ordening. Een werkstuk maken In basisstof 10 leren de leerlingen hoe ze een werkstuk moeten maken. Het thema Ordening leent zich goed voor het maken van een werkstuk. Bij leerlingen uit de onderbouw moet u erop bedacht zijn dat ze in hun enthousiasme heel veel tijd aan een werkstuk kunnen besteden. Het is dan ook verstandig naast een minimumomvang een maximumomvang voor het werkstuk vast te stellen. Aan de hand van een stripverhaal (afbeelding 59) wordt uitgelegd hoe leerlingen te werk moeten gaan. Extra basisstof De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot het basisprogramma voor de vmbo-t| havo|vwo-leerling behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de onderwerpen in de reguliere basisstof. In dit geval behandelt de extra basisstof leerstof op het niveau havo|vwo. U bepaalt zelf welke extra basisstof de leerlingen kunnen doen. Qua opbouw is de extra basisstof vergelijkbaar met de reguliere basisstof. De teksten worden afgewisseld met afbeeldingen en opdrachten. De opdrachten worden gemaakt in het werkboek. De extra basisstof is ook aanwezig in de samenvatting. U kunt de extra basisstof meenemen in de toets. Bij de toetsvragen is duidelijk aangegeven welke vragen betrekking hebben op deze extra basisstof. Soorten en rassen Extra basisstof 11 gaat in op soorten en rassen. De leerlingen kennen de begrippen soort en ras misschien uit de context van het huisdier. Toch blijken ze vaak geen juiste voorstelling van de begrippen te hebben. We introduceren hier het begrip DNA als middel om soorten te vergelijken. Aan de hand van het DNA kan de verwantschap tussen organismen worden bepaald. In de context over de moleculair bioloog wordt hier nader op ingegaan. Indelen in steeds kleinere groepen In de extra basisstof 12 kijken we naar de indeling in steeds kleinere groepen: domeinen, rijken, stammen, klassen, orden, families, geslachten en soorten. Centraal in deze indeling staat het begrip verwantschap, bijvoorbeeld aan de hand van het DNA. Afbeelding 68 op bladzijde 138 geeft een fraai overzicht van het domein eukaryoten. Beoordelingspracticum: De mossel In extra basisstof 13 bestuderen de leerlingen de bouw van een mossel. Let erop dat de mosselen slechts kort mogen worden gekookt. Bepaalde delen zijn anders niet goed meer waar te nemen. U kunt met dit practicum behalve de onderzoeksvaardigheden van de leerlingen ook hun tekenvaardigheid beoordelen. Samenvatting De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhouden uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op doelstellingenniveau. In de samenvatting is daarnaast steeds aangegeven welke vaardigheden aan de orde zijn geweest. Veelal worden die vaardigheden niet in de toets bevraagd. Ook de leerinhouden van de extra doelstellingen zijn in de samenvatting opgenomen. Ze zijn eenvoudig te herkennen door het gebruik van een andere kleur.
17
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
Diagnostische toets Met behulp van de diagnostische toets kan de leerling nagaan of hij het thema inhoudelijk voldoende beheerst. De toetsvragen zijn geordend op doelstellingenniveau. In het werkboek is een bijbehorend scoreblad opgenomen. Ook ten behoeve van de extra doelstellingen zijn toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen. De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en nakijken. De bundeling van de vragen naar doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na te gaan welke doelstellingen hij beheerst, en welke nog niet. De leerling kan de diagnostische toets ook maken op de methodesite. De leerling krijgt dan meteen te zien of hij de vragen goed heeft beantwoord. Verrijkingsstof In de verrijkingsstof wordt leerlingen een keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit drie verschillende onderdelen. Verrijkingsstof 1 gaat over eetbare dieren. Verrijkingsstof 2 is een practicum waarin de leerlingen een preparaat maken van Tubifex. De leerlingen krijgen het advies om twee voorwerpglaasjes te gebruiken bij het maken van het preparaat. Een enkel dekglaasje is te licht waardoor de Tubifex te veel kan bewegen. Wijs de leerlingen erop dat ze de glaasjes niet op elkaar moeten drukken. De wormen worden dan geplet. De leerlingen bekijken het preparaat met een microscoop en maken tekeningen van het organisme. In verrijkingsstof 3 gaan de leerlingen op zoek naar films waarin verschillende diersoorten een rol spelen.
4.6.2 Benodigdheden Basisstof petrischaal met voedingsbodem (1 per leerling of per groepje leerlingen) tekenmateriaal (1 set per leerling) beschimmelde boterham of beschimmeld stuk fruit loep (1 per leerling) prepareermateriaal (1 set per leerling) microscoop (zo mogelijk 1 per leerling) stukje boomschors met groene aanslag (boomalg) mosplantje (bijvoorbeeld haarmos) met een sporendoosje (1 per leerling) deel van een varenblad (bijvoorbeeld mannetjesvaren) met sporenhoopjes (5 stuks) regenworm (zo mogelijk 1 per leerling) wit papier (1 vel per leerling) flesje water met druppelpipet (10 stuks) preparaat van een amoebe (1 per leerling) Eventueel verschillende soorten mosplantjes verschillende soorten varens preparaat van een pantoffeldiertje Extra basisstof gekookte zeemossel in een schaaltje (1 per leerling) scalpel of mesje (1 per leerling) schaar (1 per leerling) tekenpapier (1 vel per leerling) tekenmateriaal (1 set per leerling)
18
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
Verrijkingsstof potje met Tubifex microscoop (zo mogelijk 1 per leerling) pincet (5 stuks) prepareermateriaal (1 set per leerling) tekenmateriaal (1 set per leerling)
4.6.3 Hulpmiddelen Teleac/NOT heeft in de serie Bio-Bits voor de onderbouw van vmbo|havo|vwo programma’s gemaakt over Schimmels (blok 17), Determineren: herkennen van soorten planten (blok 22), Ordenen (blok 67) en Determineren (algemeen) (blok 14). Op de site van Schooltv Beeldbank is een educatieve clip te vinden over biologische bodemsanering: Bacteriën reinigen de grond. 4.7
HANDLEIDING BIJ THEMA 5 STEVIGHEID EN BEWEGING
4.7.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties Dit thema begint met het benoemen van de beenderen van het skelet van de mens. Daarna komen de functies van het skelet aan de orde. Door middel van benoemen en kleuren, leren de leerlingen de namen van de beenderen. Het leren van de namen is geen doel op zichzelf. De namen komen in de rest van het thema steeds terug. Als de leerlingen de namen van de beenderen niet kennen, kunnen ze bijvoorbeeld ook geen voorbeelden geven van soorten gewrichten. Overigens wordt in de Centraal Schriftelijke Examens biologie regelmatig gevraagd naar de naam van een bot. Bij deze handleiding vindt u in het algemene gedeelte een bouwplaat van het skelet van de mens. U kunt de bouwplaat kopiëren en door de leerlingen in elkaar laten zetten en kleuren. Er ontstaat dan een wandplaat van het skelet die door de leerlingen als referentie kan worden gebruikt tijdens de verwerking van dit thema. @vmg=opnemen in algemeen gedeelte Het skelet van de mens In basisstof 1 leren de leerlingen eerst de delen van het skelet te benoemen. Daarna bespreken we vier functies van het skelet: stevigheid, bescherming, beweging mogelijk maken en vorm geven. In opdracht 4 vergelijken we het geraamte van een mens met dat van een kangoeroe. Er zijn veel overeenkomsten tussen deze skeletten. De opdrachten 2, 3 en 5 gaan over de overeenkomsten en verschillen in de bouw en de functies van armen en benen. De functies van het skelet In basisstof 2 gaan we kijken naar de functies van het skelet. We behandelen de relatie tussen vorm en functie. Verder delen we zoogdieren in op basis van hun manier van lopen. We onderscheiden zoolgangers, teengangers en topgangers (hoefgangers). De bouw van botten In basisstof 3 bespreken we de samenstelling van beenweefsel en kraakbeenweefsel. Opdracht 8 is een demonstratiepracticum waarbij de leerlingen verschillende behandelde botten bekijken. Voor dit practicum moet u een aantal botjes enkele dagen in zoutzuur leggen. Andere botjes moet u enige tijd in de vlam van een brander houden om de lijmstof te verbranden. We hebben ervoor gekozen om het bewerken van de botjes niet door de leerlingen zelf te laten uitvoeren. Zoutzuur is namelijk een gevaarlijke stof voor de leerlingen en ook het uitbranden van de botjes is niet geheel zonder risico. U kunt de proef eventueel wel in het lokaal opzetten zodat de leerlingen ook de beginsituatie zien. Het uitbranden van de botjes in de klas kunt u beter beperken tot één botje. Het stinkt namelijk nogal. De overige botjes kunt u in een andere ruimte uitbranden. U kunt de botjes verpakken in stevige plastic zakjes (bijvoorbeeld
19
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
diepvrieszakjes). De leerlingen kunnen dan goed waarnemen hoe de botjes aanvoelen, zonder dat ze de botjes helemaal verkruimelen. Ze komen zo ook niet in contact met zoutzuur. U moet de botjes die in het zoutzuur hebben gelegen overigens heel goed afspoelen. Als u de botjes voor het uitbranden ontvet, worden ze niet zwart. De botjes kunnen worden ontvet door ze een half uur in 5% kaliloog te koken of door ze een etmaal te laten staan in benzine op kamertemperatuur. Verder gaan we in deze basisstof in op de verandering in samenstelling van de beenderen tijdens het leven. Beenverbindingen In basisstof 4 behandelen we de verschillende manieren waarop botten met elkaar kunnen zijn verbonden: vergroeid, door een naad, door kraakbeen en door gewrichten. Ook de beweeglijkheid van de verschillende verbindingen komt aan de orde. Wanneer u een skelet van de mens in uw lokaal hebt, kunt u de verbindingen in het skelet aan de leerlingen laten zien. In deze basisstof behandelen we ook de bouw van gewrichten. Bij de bouw van een gewricht introduceren we de term kapselbanden, een term die de leerlingen regelmatig horen, bijvoorbeeld wanneer het gaat over sportblessures. De term ‘kapselband’ kan verwarring wekken. Bij elk gewricht bestaat het gewrichtskapsel uit een binnenste laag: de synoviale membraan en een buitenste laag: de fibreuze membraan. De synoviale membraan scheidt gewrichtssmeer af. De fibreuze membraan geeft stevigheid. Sommigen noemen de fibreuze membraan een kapselband. Anderen gebruiken deze term voor stevige gewrichtsbanden, bijvoorbeeld bij het kniegewricht of het heupgewricht. In deze basisstof onderscheiden we drie typen gewrichten: het kogelgewricht, het scharniergewricht en het rolgewricht. In het werkboek maken de leerlingen kennis met een afwijking aan gewrichten die wordt veroorzaakt door eenzijdige overbelasting: bursitis. Spieren In basisstof 5 behandelen we de werking van spieren. Bij het practicum van opdracht 17 is het belangrijk dat de ‘spierballen’ zo dik mogelijk worden gemaakt. Eventueel kunnen de leerlingen iets zwaars (bijvoorbeeld een voorwerp van 500 gram) in de hand nemen. Bij de bespreking van de antagonisten in de bovenarm is het van belang te benadrukken dat de spieren samenwerken. De spier die ontspant, ontspant geleidelijk en niet abrupt. Het samentrekken en ontspannen van spieren is voor de leerlingen een abstract gebeuren. In keuzeopdracht 21 moeten zij daarom de spieren tekenen in een pootgewricht van een dier. Zij moeten zich dan een voorstelling maken van de veranderingen in de dikte en de lengte van een spier bij het buigen en strekken van de poot. Houding en beweging Basisstof 6 gaat in op het voorkomen van klachten die te maken hebben met het skelet of de spieren. Naar aanleiding hiervan bespreken we het belang van een goede lichaamshouding en regelmatige lichaamsbeweging. Ook de juiste manier van tillen komt aan de orde. Veel (rug)klachten worden veroorzaakt door een verkeerde lichaamshouding. Voor leerlingen uit de onderbouw is het belangrijk dat ze het nut inzien van een goede lichaamshouding. Omdat ze een groeispurt doormaken, moeten ze vaak wennen aan hun langere lichaam. Ze nemen dan een ineengedoken lichaamshouding aan of gaan achterover hangen op hun stoel. Wanneer mensen ouder worden en (rug)klachten krijgen, is het echter moeilijk om een verkeerd aangeleerde houding te corrigeren. Opdracht 24 is een practicum waarmee een leerling zelf kan nagaan of hij op school op de juiste manier kan zitten. In afbeelding 25 staan de tien regels voor verstandig tillen op een rijtje. Blessures In basisstof 7 bespreken we de oorzaken van verschillende soorten blessures. Daarna gaan we in op de behandeling van deze blessures. In afbeelding 36 staan de belangrijkste oorzaken van
20
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
sportblessures opgesomd. Afbeelding 37 is een deel van een brochure die uitlegt hoe je door een warming-up, rekoefeningen en een cooling-down sportblessures kunt voorkomen. We hebben gekozen voor deze brochurevorm omdat de leerlingen zo leren informatie op te zoeken in gegevensbestanden. Leerlingen vinden informatie over sport en sportblessures meestal erg interessant, zeker als ze zelf sporten. Omdat steeds meer leerlingen behoorlijk veel tijd achter de computer doorbrengen, bespreken we in deze basisstof RSI. We geven aan hoe het ontstaat en hoe het te voorkomen is. Extra basisstof De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot het basisprogramma voor de vmbo-t| havo|vwo-leerling behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de onderwerpen in de reguliere basisstof. In dit geval behandelt de extra basisstof leerstof op het niveau havo|vwo. U bepaalt zelf welke extra basisstof de leerlingen kunnen doen. Qua opbouw is de extra basisstof vergelijkbaar met de reguliere basisstof. De teksten worden afgewisseld met afbeeldingen en opdrachten. De opdrachten worden gemaakt in het werkboek. De extra basisstof is ook aanwezig in de samenvatting. U kunt de extra basisstof meenemen in de toets. Bij de toetsvragen is duidelijk aangegeven welke vragen betrekking hebben op deze extra basisstof. De schedel In extra basisstof 8 benoemen de leerlingen de schedelbeenderen. Ook bespreken we wat fontanellen zijn en waarom fontanellen de geboorte vergemakkelijken. Weefsels voor stevigheid Extra basisstof 9 is een practicum waarbij de leerlingen klaargemaakte preparaten van kraakbeen en been met de microscoop bekijken. Samenvatting De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhouden uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op doelstellingenniveau. In de samenvatting is daarnaast steeds aangegeven welke vaardigheden aan de orde zijn geweest. Veelal worden die vaardigheden niet in de toets bevraagd. Ook de leerinhouden van de extra doelstellingen zijn in de samenvatting opgenomen. Ze zijn eenvoudig te herkennen door het gebruik van een andere kleur. Diagnostische toets Met behulp van de diagnostische toets kan de leerling nagaan of hij het thema inhoudelijk voldoende beheerst. De toetsvragen zijn geordend op doelstellingenniveau. In het werkboek is een bijbehorend scoreblad opgenomen. Ook ten behoeve van de extra doelstellingen zijn toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen. De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en nakijken. De bundeling van de vragen naar doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na te gaan welke doelstellingen hij beheerst, en welke nog niet. De leerling kan de diagnostische toets ook maken op de methodesite. De leerling krijgt dan meteen te zien of hij de vragen goed heeft beantwoord. Verrijkingsstof In de verrijkingsstof wordt leerlingen een keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit drie verschillende onderdelen. Verrijkingsstof 1 gaat komt de stevigheid van de voet aan de orde. Eerst onderzoeken de leerlingen wat het nut is van de welving van de voet. Ze tekenen ook de afdruk van een holle voet en van een platte voet. Ten slotte onderzoeken ze het verschil tussen een onbelaste voet
21
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
en een belaste voet door in een practicum (opdracht 3) afdrukken te maken van hun eigen voeten. In verrijkingsstof 2 gaan de leerlingen skeletten van verschillende zoogdieren met elkaar vergelijken. Dat doen ze door in een schema de nummers van beenderen te noteren. In verrijkingsstof 3 wordt gekeken naar de wervelkolom. Hernia en spit worden behandeld. Deze afwijkingen veroorzaken veel overlast. Met behulp van schematische tekeningen en een röntgenfoto wordt uitgelegd wat er aan de hand is bij hernia. Ook de symptomen komen aan de orde.
4.7.2 Benodigdheden Basisstof botje dat in verdund zoutzuur heeft gelegen (10 stuks) botje dat in een vlam is gehouden (10 stuks) botje, onbewerkt (10 stuks) zoutzuur, verdund (500 mL) brander meetlint (15 stuks) Eventueel skelet van de mens gewicht van 500 g (enkele) kaliloog, 5% of benzine (500 mL) stevige plastic zakjes (bijvoorbeeld diepvrieszakjes) (30 stuks) Extra basisstof microscoop (zo mogelijk 1 per leerling) klaargemaakt preparaat van kraakbeen (1 per leerling) klaargemaakt preparaat van been (1 per leerling) tekenmateriaal (1 set per leerling) Verrijkingsstof plastic liniaal (5 stuks) afwasbak met water (2 stuks) stuk karton (niet te glad) van 35 x 30 cm (10 stuks) handdoek (3 stuks) viltstift (10 stuks)
4.7.3 Hulpmiddelen Teleac/NOT heeft in de serie Bio-Bits voor de onderbouw van vmbo|havo|vwo een programma gemaakt over Het geraamte (blok 57). Op de site van Schooltv Beeldbank zijn educatieve clips te vinden over geraamte bovenlichaam, geraamte arm, geraamte been, geraamte wervelkolom, wervels, de rug, samenstelling bot, de schedel, tiltechnieken, kniegewricht, heupgewricht en armspieren. 4.8
HANDLEIDING BIJ THEMA 6 WAARNEMING, REGELING EN GEDRAG
4.8.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties De basisstof van dit thema start met het beschrijven van de werking van zintuigen. Daarna komen de bouw, functies en kenmerken van de huid, de neus, de tong, de oren en de ogen aan de orde. Basisstof 6 gaat over gedrag. De bouw en functie van het hormoonstelsel wordt ten slotte in basisstof 7 besproken. In de extra basisstof komen de bouw en functie van het zenuwstelsel aan de orde.
22
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
Reageren op je omgeving De leerlingen leren in basisstof 1 wat een zintuig is, wat prikkels zijn en voor welke prikkels de verschillende zintuigen gevoelig zijn. Vervolgens behandelen we de bouw van het zenuwstelsel. De nadruk ligt hierbij op de weg die impulsen afleggen in het zenuwstelsel. We geven duidelijk het verschil aan tussen prikkels en impulsen. Omdat leerlingen deze twee termen gemakkelijk verwarren, doet u er goed aan dit verschil nog eens te benadrukken. Bij opdracht 4 voeren de leerlingen een practicum uit waarbij de werking van de warmte- en koudezintuigen wordt onderzocht. De huid Basisstof 2 gaat over de bouw en de functie van de huid. U kunt in de klas een leerling laten demonstreren dat de cellen van de hoornlaag afslijten. Vraag aan een leerling met een donkere trui met lange mouwen of hij of zij mee wil werken. Laat die leerling dan de linkeronderarm ontbloten door zijn of haar mouw op te stropen. De mouw van de andere arm wordt door de leerling in de hand vastgehouden. Met deze mouw wrijft de leerling een aantal malen stevig over de ontblote onderarm. Op de mouw zal daarna een lichte plek te zien zijn. Dit zijn hoorncellen. Doordat de hoorncellen door het scrubben worden verwijderd, voelt de huid daarna gladder aan. Crèmes om te scrubben zijn op dit principe gebaseerd. Opdracht 8 is een practicum waarbij de leerlingen onderzoeken of de huid op drie plaatsen van hun lichaam evenveel tastknopjes per vierkante centimeter bevat. In een context wordt uitgelegd hoe de samenstelling van zweet verandert tijdens de puberteit. De neus en de tong Basisstof 3 beschrijft hoe ruiken en proeven in zijn werk gaat. Opdracht 10 is een practicum over de werking van de smaakzintuigen. De oren In basisstof 4 wordt de bouw en functie van het gehoorzintuig besproken. We besteden ook aandacht aan gehoorschade. Op www.oorcheck.nl kunnen de leerlingen meer informatie vinden over de werking van het oor. Zij kunnen ook hun eigen gehoor testen en een ipod-check doen. Leerlingen komen via deze site meer te weten over de risico’s op gehoorschade. In een context komen de leerlingen iets te weten over het werk van een audicien. De ogen In basisstof 5 bespreken we eerst de uitwendige bouw van de ogen. Daarna bespreken we de inwendige bouw van de ogen en de pupilreflex. Bij leerlingen bestaat het misconcept dat de pupilreflex er onder andere voor zorgt dat je scherp kunt zien. Wijs de leerlingen er op dat dat de functie is van de lens en dat de pupil alleen de hoeveelheid licht regelt die op het netvlies valt. In een context wordt het werk van een optometrist besproken. Veel leerlingen met een bril komen in aanraking met een optometrist. Het practicum over de blinde vlek (opdracht 22) is altijd een succes! Dat geldt ook voor practicum 23 over de pupilreflex. Gedrag Basisstof 6 gaat over gedrag. We kijken wat gedrag is en hoe het wordt veroorzaakt. Ook komt alcohol aan de orde als een van de stoffen die het gedrag beïnvloeden. Jongeren beginnen op steeds jongere leeftijd met het drinken van alcohol. Ook drinken ze per persoon steeds meer alcohol. Alcohol is een verdovende drug. Het zogenaamde ‘comadrinken’ (alcoholvergiftiging) komt steeds vaker voor. Het is daarom belangrijk dat leerlingen goed op de hoogte zijn van het effect van het gebruik van alcohol op korte en lange termijn. Afbeelding 29 geeft een uitgebreid overzicht van de effecten van alcohol op hersendelen na het drinken van een bepaald aantal glazen met alcoholhoudende drank. Afbeelding 30 geeft de risico’s weer van het drinken van alcohol op jonge leeftijd.
23
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
Het hormoonstelsel In basisstof 7 komt het hormoonstelsel aan de orde. We bespreken eerst de bouw en de functie van de hormoonklieren. Vervolgens gaan we in op de ligging van de belangrijkste hormoonklieren: de hypofyse, de schildkier, de eilandjes van Langerhans, de bijnieren en de eierstokken of de teelballen. We gaan in deze basisstof alleen verder in op de functie van de eilandjes van Langerhans. Leerlingen leren eerst dat de hormonen die de eilandjes van Langerhans produceren de bloedsuikerspiegel min of meer constant houden. Daarna gaan we in op de oorzaak van suikerziekte (diabetes). Dit is een van de meest voorkomende en snelst toenemende aandoeningen in Nederland. Bram vertelt in een context over zijn diabetes. Extra basisstof De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot het basisprogramma voor de vmbo-t| havo|vwo-leerling behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de onderwerpen in de reguliere basisstof. U bepaalt zelf welke extra basisstof de leerlingen kunnen doen. Qua opbouw is de extra basisstof vergelijkbaar met de reguliere basisstof. De teksten worden afgewisseld met afbeeldingen en opdrachten. De opdrachten worden gemaakt in het werkboek. De extra basisstof is ook aanwezig in de samenvatting. U kunt de extra basisstof meenemen in de toets. Bij de toetsvragen is duidelijk aangegeven welke vragen betrekking hebben op deze extra basisstof. Het zenuwstelsel In deze extra basisstof 8 behandelen we de bouw en de functie van zenuwcellen. Van zenuwen wordt alleen de bouw besproken. Zenuwcellen In extra basisstof 9 bespreken we de drie typen zenuwcellen met hun functies en kenmerken. Samenvatting De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhouden uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op doelstellingenniveau. In de samenvatting is daarnaast steeds aangegeven welke vaardigheden aan de orde zijn geweest. Veelal worden die vaardigheden niet in de toets bevraagd. Ook de leerinhouden van de extra doelstellingen zijn in de samenvatting opgenomen. Ze zijn eenvoudig te herkennen aan het gebruik van een andere kleur. Diagnostische toets Met behulp van de diagnostische toets kan de leerling nagaan of hij het thema inhoudelijk voldoende beheerst. De toetsvragen zijn geordend op doelstellingenniveau. In het werkboek is een bijbehorend scoreblad opgenomen. Ook ten behoeve van de extra doelstellingen zijn toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen. De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en nakijken. De bundeling van de vragen naar doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na te gaan welke doelstellingen hij beheerst en welke nog niet. De leerling kan de diagnostische toets ook maken op de methodesite. De leerling krijgt dan meteen te zien of hij de vragen goed heeft beantwoord. De verrijkingsstof In de verrijkingsstof wordt leerlingen de mogelijkheid geboden te kiezen uit drie verschillende onderdelen. Verrijkingsstof 1 gaat over gezichtsbedrog. Leerlingen ontdekken dat de hersenen de impulsen die afkomstig zijn van de gezichtszintuigen niet altijd helemaal goed verwerken.
24
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
In verrijkingsstof 2 wordt ingegaan op het verschijnsel “diepte zien”. In verrijkingsstof 3 maken de leerlingen een puzzel over de begrippen uit de basisstof.
4.6.2 Benodigdheden Basisstof bekerglas (45 stuks) water op kamertemperatuur (ongeveer 20 ºC) ijswater (ongeveer 0 ºC) warm water (ongeveer 40 ºC) blinddoek (15 stuks) passer (15 stuks) liniaal (15 stuks) mes of spatel (15 stuks) potje met suiker (15 stuks) potje met zout (15 stuks) glas water (15 stuks) horloge met secondeaanduiding of stopwatch (15 stuks) filtreerpapier of keukenpapier (1 rol) lege wc-rol (15 stuks) spiegel (15 stuks) Eventueel wandplaat met het zenuwstelsel van de mens wandplaat met het hormoonstelsel van de mens Extra basisstof Voor de extra basisstof zijn geen speciale benodigdheden vereist. Verrijkingsstof materialen om gezichtsbedrog te laten zien enkele 3D–brillen om te demonstreren
4.6.3 Hulpmiddelen
Teleac/NOT heeft in de serie Bio-Bits voor de onderbouw van vmbo|havo|vwo programma’s gemaakt over de onderwerpen: prikkelverwerking (blok 61) en het centrale zenuwstelsel (blok 62). Via www.schooltv.nl kunt u de dvd’s en de docentenhandleidingen bestellen. Op de site van Schooltv Beeldbank zijn diverse educatieve clips over de onderwerpen het zenuwstelsel en zintuigen te vinden. Leerlingen kunnen onder andere clips bekijken over de werking van het zenuwstelsel, beknelde zenuwen en gehoorbeschadiging. Via de site van het Trimbos-instituut kunt u informatie krijgen over alcohol en drugs en over het gebruik daarvan. De site is te bereiken via www.trimbos.nl. Via de site van de Hersenstichting kunt u informatie krijgen over de bouw en de werking van de hersenen en over aandoeningen van de hersenen. De site is te bereiken via www.hersenstichting.nl. Op www.planetperplex.com/nl zijn nog meer voorbeelden te vinden van gezichtsbedrog. Op www.oorcheck.nl kunnen de leerlingen meer informatie vinden over de werking van het oor en over gehoorschade.
25
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
4.9
HANDLEIDING BIJ THEMA 7 BLOEMEN, VRUCHTEN, ZADEN
4.9.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties In dit thema behandelen we de voortplanting bij zaadplanten. Veel leerlingen hebben in het basisonderwijs al kennisgemaakt met de leerstof van dit thema. We bespreken eerst de bouw en functie van bloemen. Daarna bespreken we de verschillende stadia en processen in de levenscyclus van zaadplanten. Bloemen De basisstof start met de bouw van bloemen en de functies van de verschillende delen. Opdracht 1 en 2 zijn practica over de bloemen van een witte dovenetel. In opdracht 2 bekijken we de uitgebloeide bloemen. Hoewel de witte dovenetel een bloemvorm heeft die afwijkt van de algemene vorm, hebben we om verschillende redenen toch voor deze plant gekozen. De bloemen van een witte dovenetel zijn duidelijk en de delen zijn goed terug te vinden. De plant heeft bovendien een lange bloeiperiode en groeit massaal in de meeste delen van ons land. Er wordt dus geen noemenswaardige schade aan de natuur toegebracht wanneer de bloemen worden verzameld. Als u dat wilt, kunt u de witte dovenetel vervangen door een andere plant. U kunt de witte dovenetels zelf verzamelen of door leerlingen laten meebrengen. Vooral als u veel parallelklassen hebt, heeft het laatste de voorkeur. De bedoeling van het practicum is leerlingen kennis te laten maken met een bloem en de delen ervan. Het is niet noodzakelijk dat leerlingen na de opdrachten 1 en 2 ook meteen de namen van alle delen kennen. In opdracht 3, 4 en 5 worden de namen van de delen herhaald. Een model van een bloem kan een goed hulpmiddel zijn bij dit thema. Het kan echter nooit een vervanging zijn voor levend materiaal. We hebben bij de schematische tekeningen van bloemen gekozen voor bovenstandige vruchtbeginsels. We besteden verder ook geen aandacht aan het onderscheid tussen een bovenstandig en een onderstandig vruchtbeginsel. Opdracht 8 is een practicum over kroonbladeren. De leerlingen zoeken de kenmerken van de kroonbladeren van een aantal verschillende planten op, bijvoorbeeld op internet of in boeken. Bestuiving Basisstof 2 gaat over bestuiving. We leggen uit wanneer er wel en wanneer er geen sprake is van bestuiving. We leggen ook het verschil uit tussen insectenbloemen en windbloemen. Als demonstratie zou u een potje met insectenbloemen en een potje met windbloemen in de klas kunnen laten zien. Ook kunt u gebruikmaken van wandplaten met insectenbloemen en windbloemen. Deze voorbeelden helpen om de verschillen tussen insectenbloemen en windbloemen te verduidelijken. In opdracht 12 worden de belangrijkste verschillen tussen windbloemen en insectenbloemen op een rijtje gezet. In opdracht 13 leren de leerlingen dat hooikoorts wordt veroorzaakt door het stuifmeel van windbloemen. Opdracht 10 is een practicumopdracht waarbij leerlingen stuifmeel van twee verschillende bloemen gaan bekijken. U zou dan kunnen proberen windbloemen met rijpe meeldraden en insectenbloemen met rijpe meeldraden te verzamelen. In een context komt een imker aan het woord. Bevruchting Basisstof 3 behandelt de bevruchting. Het is voor leerlingen vaak moeilijk om zich voor te stellen wat er bij de bevruchting gebeurt. Opdracht 14 kan daarbij verhelderend werken. Het is een practicum waarbij de leerlingen zelf kunnen zien dat er een stuifmeelbuis groeit uit een stuifmeelkorrel. Vruchten en zaden Basisstof 4 gaat over het ontstaan van vruchten en zaden. Voor de leerlingen is het ontstaan van vruchten en zaden tamelijk abstract. Afbeelding 19 laat daarom de verschillende opeenvolgende stadia zien van de veranderingen in een bloem van een boonplant. We hebben gekozen voor de boonplant omdat we die ook in thema 1 en thema 2 hebben gebruikt.
26
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
De leerlingen kennen de bouw van een bruine boon en weten hoe de levenscyclus van een boonplant verloopt. Opdracht 20 is een practicum waarbij de leerlingen een tomaat gaan bekijken en tekenen als voorbeeld van een vrucht met zaden. Dit practicum werkt verhelderend voor de leerlingen. In plaats van een tomaat kunt u ook een appel of een peer nemen. Een appel is weliswaar een schijnvrucht, maar het is acceptabel om die voor brugklassers als vrucht te gebruiken. In opdracht 19 wordt getoond hoe pinda’s groeien. Veel leerlingen weten niet dat zij in de grond groeien. Afbeelding 20 laat het ontstaan van de sinaasappel zien. Ook de mango en de meloen worden getoond om te laten zien dat sommige vruchten één zaad en andere vruchten meer zaden bevatten. Ook andere eetbare vruchten en zaden komen in deze basisstof aan de orde. Als demonstratie kunt u een verzameling van verschillende eetbare vruchten en zaden in de klas laten zien. Het werk van een fruitkweker wordt in een context toegelicht. Verspreiding van vruchten en zaden Basisstof 5 gaat over de verspreiding van vruchten en zaden. Als u vruchten en zaden in de klas wilt laten zien, zult u die in het najaar al moeten verzamelen. U kunt ze natuurlijk ook door uw leerlingen laten verzamelen. Dan moet u in het najaar een verzamelopdracht voor de leerlingen inlassen. De leerlingen hebben dan dit thema weliswaar nog niet doorgewerkt. Met een korte uitleg van u zullen ze de vruchten en zaden snel kunnen indelen naar de manier waarop deze worden verspreid. U kunt de verzamelde vruchten en zaden op een droge, koele plek bewaren totdat dit thema aan de orde komt. In de opdrachten 27 en 28 zoeken de leerlingen van verschillende vruchten en zaden op hoe ze verspreid worden. Extra basisstof De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot het basisprogramma voor de vmbo-t| havo|vwo-leerling behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de onderwerpen in de reguliere basisstof. In dit geval behandelt de extra basisstof leerstof op het niveau havo|vwo. U bepaalt zelf welke extra basisstof de leerlingen kunnen doen. Qua opbouw is de extra basisstof vergelijkbaar met de reguliere basisstof. De teksten worden afgewisseld met afbeeldingen en opdrachten. De opdrachten worden gemaakt in het werkboek. De extra basisstof is ook aanwezig in de samenvatting. U kunt de extra basisstof meenemen in de toets. Bij de toetsvragen is duidelijk aangegeven welke vragen betrekking hebben op deze extra basisstof. Ongeslachtelijke voortplanting Extra basisstof 6 behandelt de ongeslachtelijke voortplanting bij planten. De leerlingen maken kennis met planten die zich ongeslachtelijk voortplanten door het vormen van kleine plantjes (Bryophyllum), knollen, bollen, uitlopers of wortelstokken. Ook wordt uitgelegd dat kwekers planten ongeslachtelijk laten voortplanten door ze te stekken. In practicum 31 bekijken de leerlingen een uienbol. Kruisbestuiving en zelfbestuiving Extra basisstof 7 gaat over kruisbestuiving en zelfbestuiving. We leggen ook uit wat eenslachtige bloemen en tweeslachtige bloemen zijn. In practicum 33 bekijken de leerlingen de katjes van een eik. Samenvatting De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhouden uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op doelstellingenniveau. In de samenvatting is daarnaast steeds aangegeven welke vaardigheden aan de orde zijn geweest. Veelal worden die vaardigheden niet in de toets bevraagd. Ook de leerinhouden van
27
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
de extra doelstellingen zijn in de samenvatting opgenomen. Ze zijn eenvoudig te herkennen door het gebruik van een andere kleur. Diagnostische toets Met behulp van de diagnostische toets kan de leerling nagaan of hij het thema inhoudelijk voldoende beheerst. De toetsvragen zijn geordend op doelstellingenniveau. In het werkboek is een bijbehorend scoreblad opgenomen. Ook ten behoeve van de extra doelstellingen zijn toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen. De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en nakijken. De bundeling van de vragen naar doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na te gaan welke doelstellingen hij beheerst, en welke nog niet. De leerling kan de diagnostische toets ook maken op de methodesite. De leerling krijgt dan meteen te zien of hij de vragen goed heeft beantwoord. Verrijkingsstof In de verrijkingsstof wordt leerlingen een keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit drie verschillende onderdelen. Verrijkingsstof 1 gaat over minder bekende, eetbare vruchten. Veel allochtone leerlingen zijn hier wel mee bekend. In verrijkingsstof 2 bestuderen de leerlingen een willekeurige bloem en maken er tekeningen van. Wijs ze eventueel nog eens op de tekenregels. U kunt de bloemen zelf verzamelen of door de leerlingen laten meebrengen. In het laatste geval zult u bij afwijkende bloemvormen hulp of uitleg moeten bieden. In verrijkingsstof 3 bekijken de leerlingen de vruchten van verschillende bomen. Ze zoeken de namen van de bomen en de vruchten op in een bomengids of op internet.
4.9.2 Benodigdheden Basisstof bloeiende witte dovenetel (2 stuks per leerling) plakband (of zelfklevend doorzichtig plastic) pincet (1 per leerling) witte dovenetel met uitgebloeide bloem(en) (1 per leerling) bloemen met rijpe meeldraden (2 verschillende per leerling) satéstokje (1 per leerling) microscoop (zo mogelijk 1 per leerling) prepareermateriaal (1 set per leerling) tekenmateriaal (1 set per leerling) suikeroplossing, 5% (500 mL) stuifmeel, bijvoorbeeld van een vlijtig liesje tomaat (1 per leerling) mes (5 stuks) Eventueel model van een bloem versgeplukte insectenbloemen en windbloemen wandplaten van insectenbloemen en windbloemen verzameling van verschillende eetbare vruchten en zaden Extra basisstof planten met ongeslachtelijke voortplanting als demonstratiemateriaal uienbol katjes van de eik tekenmateriaal (1 set per leerling)
28
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
Verrijkingsstof bloeiende plant (1 per leerling) pincet (1 per leerling) tekenmateriaal (1 set per leerling)
4.9.3 Hulpmiddelen Heukels’ flora van Nederland, R. van der Meijden, Noordhoff Uitgevers B.V., ISBN: 900158344. Teleac/NOT heeft in de serie Bio-Bits voor het vmbo een programma gemaakt over het onderwerp Planten. Aflevering 8 gaat over Bloemen en vruchten. Via www.schooltv.nl kunt u de dvd en de docentenhandleiding bestellen. Op de site van Schooltv Beeldbank zijn diverse educatieve clips over de levenscyclus van planten te vinden. Leerlingen kunnen onder andere de groei en ontwikkeling van bloemkool, courgette, mais, aardbeien, paardenbloemen, tomaten en spruitjes bekijken. 4.10 JAARSCHEMA BIJ DEEL 1 VMBO-T|HAVO|VWO Verdeling van de thema’s over het schooljaar periode thema’s begin - Kerstmis 1 Wat is biologie? 2 Planten 3 Organen en cellen Kerstmis - Pasen 4 Ordening 5 Stevigheid en beweging Pasen - eind 6 Waarneming, regeling en gedrag 7 Bloemen, vruchten, zaden Deze verdeling is globaal. De verdeling is onder andere afhankelijk van de vakantieplanning in uw regio en van de organisatie van het schooljaar op uw school. Aantal lessen per thema per onderdeel thema
totaal
1 2 3 4 5 6 7
11 10 12 12 11 10 9
Basisstof en Extra basisstof 9 7 7 13 9 9 7
Diagnostische toets
Verrijkingsstof
Beoordelingstoets
1 1 1 1 1 1 1
3 3 3 3 3 3 3
1 1 1 1 1 1 1
Bij dit schema zijn we uitgegaan van 75 lesuren op jaarbasis. Het vermelde aantal uren is een gemiddelde. U kunt vanzelfsprekend per thema variëren. Ook door de leerlingen bepaalde onderdelen thuis te laten maken (bijvoorbeeld een deel van de verrijkingsstof) kunnen er variaties optreden.
29
© Uitgeverij Malmberg
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
4.11 KERNDOELEN BIOLOGIE DEEL 1 VMBO-T|HAVO|VWO Bij het schrijven van de zevende editie van deel 1 vmbo-t|havo|vwo zijn de Kerndoelen Biologie 1998-2003 ook nog belangrijke uitgangspunten geweest. In de bijlagen van het algemene gedeelte kunt u de nieuwe kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs en de oude kerndoelen voor de basisvorming vinden. In de onderstaande tabel is weergegeven welke (delen) van de Kerndoelen Biologie 1998-2003 in de thema’s van deel 1 vmbo-t|havo|vwo aan bod komen. De rest van de kerndoelen wordt uitgewerkt in deel 2 vmbo-t|havo|vwo.
30
© Uitgeverij Malmberg
1 2 3 4a b 5a b c d 6a b 7a b c d 8a b c d e f 9a b 10 11 a b 12 a b c 13 a b c d 14 15 a b c 16 17
x x x x x
x x x
x x x
x x x
x x x x
x x x
vruchten, zaden
7 Bloemen,
regeling en gedrag
6 Waarneming,
beweging
5 Stevigheid en
4 Ordening
cellen
3 Organen en
2 Planten
1 Wat is biologie?
kerndoelen
VMBO-T|HAVO|VWO HANDLEIDING
x x x
x x x x x
x x
x x x
x x x x
x x x x
x x x
x
x
31
© Uitgeverij Malmberg