Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Onderwijsinspectie Inspectie Basisonderwijs Regio Mechelen Ressort 6.02
Verslag schooldoorlichting BSGO “De Spreeuwen” Battelsesteenweg 259 2800 MECHELEN Instellingsnummer: 11775
Directie
:
Tom Resseler
Schoolbestuur
:
Scholengroep 5 van het Gemeenschapsonderwijs Linda Van Achter (algemeen directeur) Vlieghavenlaan 1 3140 KEERBERGEN
Periode
:
januari-februari 2007
Inspectieteam
:
Constant Gobien (verslaggever) Rony De Wachter Wilfried Bellemans
Referentienummer 0607/6/025 Schooljaar 2006-2007
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
−2−
Inhoudsopgave 1
Situering ...................................................................................................................................................3
2
Onderwijskundig en organisatorisch functioneren...................................................................................5 2.1
2.2
3
4
5
Onderwijskundig functioneren.......................................................................................................5 2.1.1
Basisvorming als samenhangend geheel realiseren ..........................................................5
2.1.2
Brede ontwikkeling realiseren...........................................................................................9
2.1.3
Zorgbreedte realiseren.....................................................................................................11
Organisatorisch functioneren .......................................................................................................13 2.2.1
Beschikken over een gezamenlijke doelgerichtheid .......................................................13
2.2.2
Beschikken over een intern leiderschap om een eigen beleid te voeren .........................15
2.2.3
Beschikken over het vermogen tot communicatie en overleg.........................................16
2.2.4
Beschikken over ruimte voor professionele ontwikkeling ..............................................17
2.3
Synthesebeeld ..............................................................................................................................18
2.4
Aanbevelingen en tekorten onderwijskundig en organisatorisch functioneren ...........................18 2.4.1
Aanbevelingen ................................................................................................................18
2.4.2
Tekorten ..........................................................................................................................18
Risicobeheersingsbeleid .........................................................................................................................19 3.1
Toelichting ...................................................................................................................................19
3.2
Aanbevelingen en tekorten risicobeheersingsbeleid ....................................................................19
Andere wettelijke bepalingen.................................................................................................................20 4.1
Onderwijsleermiddelen en schooluitrusting.................................................................................20
4.2
Wettelijke voorschriften...............................................................................................................20
4.3
Aanbevelingen en tekorten naleving andere wettelijke bepalingen .............................................20 4.3.1
Aanbevelingen ................................................................................................................20
4.3.2
Tekorten ..........................................................................................................................20
Conclusies en advies ..............................................................................................................................21 5.1
Conclusies ....................................................................................................................................21
5.2
Advies ..........................................................................................................................................21
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
1
−3−
Situering
CONTEXTGEGEVENS ligging voorstedelijk Omgeving
School
de enige school in deze wijk van de stad. De dichtstbijzijnde onderwijsaanbod school voor basisonderwijs (vrij onderwijs) ligt op 1,7 km structuur scholengemeenschap lestijdenpakket
Middelen urenpakket
van deze school. volledig basisonderwijs Scholengroep 5 van het Gemeenschapsonderwijs 206 lestijden kleuterafdeling; 413 lestijden lagere afdeling; 21 aanvullende lestijden lichamelijke opvoeding; 58 GOKlestijden 10 uur kinderverzorger; 23 uur zorgcoördinator; 12 uur ICTcoördinator
INPUTGEGEVENS Directie
onderwijservaring 7 jaar directie-ervaring 1 jaar bijkomende kwalificaties op dit moment in het laatste jaar opleiding directeur GO onderwijzend personeel
Teamleden
(para)medisch personeel ondersteunend personeel anciënniteit bijkomende kwalificaties spreiding
Kinderen
groepen doelgroepleerlingen rekruteringsgebied vervolgonderwijs
In de kleuterafdeling: 9 groepsleraren; 2 zorgleraren; 2 ambulante leraren; 1 gymleraar; 1 kinderverzorger In de lagere afdeling: 16 groepsleraren; 2 gymleraren; 4 zorgleraren; 1 taakleraar / Bij de zorgleraren zijn een orthopedagoog en een logopedist. Zowel leraren met bijna 40 jaar ervaring als beginnende leraren 1 leraar heeft een diploma hoger opvoedkundige studiën Erg gevarieerde samenstelling van de leerlingenpopulatie: 26% van de leerlingen heeft een andere thuistaal dan het Nederlands; 12% van de ouders heeft een vervangingsinkomen; 26% van de moeders heeft een lage opleiding 8 kleutergroepen; 16 groepen lagereschoolkinderen 31% leerlingen die aan de GOK-indicatoren voldoen onmiddellijke omgeving en omliggende wijken – dorpen naar diverse secundaire scholen – de meeste leerlingen stromen door naar een secundaire Gemeenschapsschool met algemeen vormend onderwijs
AANVULLENDE INFORMATIE Vorige SDL Andere
schooljaar 1998-1999 referentienummer 9899-1-45 GOK-controle van 14 oktober 2004 (gunstig advies)
Sedert de doorlichting april 1999 zijn er een aantal relevante situationele wijzigingen: -
De school valt sedert een paar jaar onder een ander schoolbestuur. Ze is overgeheveld van het Stedelijk Mechels Onderwijs naar het Gemeenschapsonderwijs.
-
Het aantal leerlingen met een andere thuistaal dan het Nederlands is in de kleuterafdeling en in de lagere afdeling gestegen. Op dit ogenblik heeft ruim een kwart van de leerlingen een andere thuistaal dan het Nederlands.
-
De concentratiegraad van het aantal doelgroepleerlingen is van 2002 tot 2005 gestegen met 5%. De onderwijsinspectie houdt met deze informatie rekening bij de beoordeling van de onderwijsopbrengsten (output).
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
−4−
-
Het aantal leerlingen met schoolse vertraging ligt in de kleuterafdeling op ongeveer 4%. In de lagere afdeling situeert zich de schoolse vertraging tussen 25% en 30%. De laatste jaren lijkt die in de lagere afdeling lichtjes af te nemen.
-
Voor lichamelijke opvoeding zijn er vier leraren. In de kleuterafdeling zijn er twee leraren bewegingsopvoeding (17/24 lestijden). Een kleuteronderwijzeres neemt hiervan 12/24 lestijden voor haar rekening. De overige lestijden bewegingsopvoeding worden gepresteerd door een deeltijdse kleuteronderwijzer die halftijds werkt als klassenleraar en daarbij nog een aantal resturen heeft als ambulante leraar. De lestijden lichamelijke opvoeding in de lagere afdeling worden gepresteerd door een voltijdse leraar (24/24) en een deeltijdse leraar (5/24).
-
Het zorgteam bestaat uit twee zorgcoördinatoren: een orthopedagoge (5/36) en een logopediste (18/36). Van de 58 GOK-lestijden gaan er 22 naar de kleuterafdeling en 36 naar de lagere afdeling. In de kleuterafdeling is er een deeltijds werkende zorgleraar (10/24) die daarnaast halftijds klassenleraar is en voor 2/24 lestijden een beleidsondersteunende taak heeft. De andere zorgleraar in de kleuterafdeling werkt 12/24. In de lagere afdeling bestaat het zorgteam uit een voltijdse en een halftijdse zorgleraar die worden aangevuld door een halftijdse taakleraar. De lestijden voor deze laatste opdracht komen uit het pakket voor de reguliere lestijden.
-
De huidige directeur is aan zijn tweede jaar in deze functie. Hij volgt de directeursopleiding bij het Gemeenschapsonderwijs. Hij was voorheen klassenleraar in deze school.
Het inspectieteam zal op basis van de vaststellingen en beoordelingen in het doorlichtingsverslag van 1999 in deze school in het bijzonder nagaan op welke wijze: - de visie op de referentiekaders (ontwikkelingsdoelen en eindtermen, leerplandoelen, schoolspecifiek opvoedingsproject) zijn geconcretiseerd; - de school verder heeft gezorgd voor de continuïteit in haar onderwijs; - het plaatselijke milieu is geïntegreerd in de wereldoriëntatie; - de zorgbrede werking mee is geëvolueerd met de gewijzigde kenmerken van de leerlingenpopulatie; - het intern leiderschap is geëvolueerd; - de professionalisering van de teamleden is afgestemd op de prioriteiten en noden van de school; - de school voldoet aan haar verantwoordingsplicht en de outputgegevens gebruikt in haar ontwikkeling.
In dit schooldoorlichtingsrapport geeft de onderwijsinspectie daarom verslag over de wijze waarop het schoolteam zich gedurende de voorbije jaren heeft ontwikkeld en in welke mate de school erin slaagt haar maatschappelijke opdracht tot een goed einde te brengen. Hierbij baseert het inspectieteam zich onder meer op het vorige doorlichtingsverslag, het verslag van de GOK-controle en de ter beschikking gestelde outputgegevens.
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
2
Onderwijskundig en organisatorisch functioneren
2.1
Onderwijskundig functioneren
2.1.1
Basisvorming als samenhangend geheel realiseren
−5−
In welke mate bewaakt de school dat de basiscompetenties door zoveel mogelijk kinderen worden gerealiseerd en biedt ze hiertoe onderwijs aan dat continu is opgebouwd, werkelijkheidsgericht is en het verwerven van cognitieve leerstrategieën centraal stelt?
Het pedagogisch project van het Gemeenschapsonderwijs is de baken waarop alle teamleden zich richten. Het is eveneens het uitgangspunt voor onderwijs en opvoeding in deze school. De zeven pijlers zijn geconcretiseerd en met praktische voorbeelden geïllustreerd. De wettelijke referentiekaders (ontwikkelingsdoelen en eindtermen, leerplannen) fungeren als hulpmiddelen om de basiscompetenties bij zoveel mogelijk leerlingen te realiseren. In de kleuterafdeling worden de ontwikkelingdoelen en de leerplandoelen als de basis gebruikt om het aanbod samen te stellen. De inhouden zijn verwerkt in thema’s die aansluiten bij de leef- en belevingswereld van de kleuters. De kleuteronderwijzers kijken er nauwlettend op toe dat de doelstellingen uit de verschillende ontwikkelingsgebieden aan bod komen door bij alle activiteiten te verwijzen naar de nummering uit de referentiekaders. Doordat alle doelstellingen geïntegreerd worden aangeboden maken de leraren per thema nog een overzicht van welke doelen uit welk leergebied worden nagestreefd. Maandelijks vullen ze een aanstiplijst per ontwikkelingsgebied aan. Op deze wijze hebben de leraren een degelijk overzicht van hun aanbod en tonen ze aan dat de leerplannen en de ontwikkelingsdoelen worden nagestreefd. Om hun aanbod concreet in te vullen maken ze gebruik van diverse bronnenboeken. Hierin vinden ze heel wat inspiratie en de bronnenboeken zijn tevens een voorbereiding op werkwijzen en methodes die worden toegepast in de lagere afdeling. In de lagere afdeling zijn het voornamelijk de onderwijsleerpakketten voor Nederlandse en Franse taal, wiskunde en wereldoriëntatie die het aanbod bepalen. Voor muzische vorming wordt geen uniforme methode gebruikt en zorgen de leraren ervoor dat de inhouden van dit leergebied aansluiten bij het aanbod van de andere leergebieden. Voor lichamelijke opvoeding is het leerplan richtinggevend. Voor leren leren en sociale vaardigheden zijn er binnen het team leerlijnen uitgewerkt die door alle leraren worden opgevolgd. Voor sociale vaardigheden worden methodes gebruikt die door de leraren al voldoende zijn gekend. Voor leren leren worden verschillende strategieën toegepast en is er een geleidelijke opbouw doorheen alle leerjaren. In alle leergroepen van deze school zijn er een aantal computers in elke klas zodat ICT-vaardigheden geintegreerd aan bod komen. De leraren kunnen met alle leerlingen gebruikmaken van de computers in het medialokaal indien ze specifieke instructie willen geven. Er is een ruime keuze aan gepaste softwareprogramma’s. De beginsituatie van de leerlingen is erg goed in kaart gebracht. De leraren hebben heel wat informatie over de leerlingen wanneer deze bij hen in de klas komen. Voor elke klas zijn er formele overgangsgesprekken aan de hand van de leerlingendossiers en de observaties. De teamleden vinden het leerlingendossier hiervoor een nuttig en functioneel instrument. De school investeert veel tijd en moeite om de verticale samenhang zo goed mogelijk te realiseren. Op schoolniveau worden werkvormen als hoeken- en contractwerk heel geleidelijk opgebouwd. In de kleuterafdeling is er een opbouw in het gebruik van kalenders, pictogrammen en symbolen. Het kleuterteam maakt eveneens op een verstandige manier gebruik van een begrippenlijst. In de hoogste klassen van de kleuterafdeling worden bronnenboeken gebruikt die naadloos aansluiten bij methodes van het eerste leerjaar. Er wordt eveneens rekening gehouden met het lettertype en de getalbeelden van het eerste leerjaar. Om de overgang van de derde kleuterklas naar het eerste leerjaar drempelloos te laten verlopen, gaan de leraren hospiteren in het eerste leerjaar om zo de werkwijze te leren kennen. Omgekeerd gebeurt dit eveneens. Na de paasvakantie zijn er wisselactiviteiten met de helft van de klas. Dit gebeurt in alle parallelklassen zodat de kleuters met alle leraren van het eerste leerjaar in contact komen. Soms gebeuren er ook gezamenlijke activiteiten die drempelverlagend werken. In de lagere afdeling is de continuïteit gebaseerd op het gebruik van dezelfde methodes. De school voerde een nieuwe taalmethode in omdat het team niet zo tevreden was over de resultaten. Na de vorige doorlichting is eveneens een nieuwe methode voor wereldoriëntatie aangekocht, maar ook hierbij is vastgesteld dat ze niet echt voldoet aan de standaarden van de school. Daarbij is de uitgever van de wiskundemethode begonnen met een trapsgewijze vernieuwing van de leerboeken. Omdat al die vernieuwingen op korte tijd op het team afkomen, is beslist om ze aan te pakken via werkgroepen. Alle leraren studeren de methodes in en realiseren ze in de praktijk. Positieve ervaringen en problemen worden besproken met parallelleraren en worden doorgegeven aan de graadverantwoordelijken van de werkgroep. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar de werk-
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
−6−
vormen maar ook naar het leereffect bij de leerlingen. Op dit ogenblik zijn de leraren tevreden over de nieuwe taalmethode. Voor wiskunde heeft het team een aantal inhouden doorverwezen naar hogere leerjaren, onder andere de schattingsprocedure en het oplossen van complexe wiskundige toepassingen. Het wiskundeonderwijs krijgt hierdoor enkele trekjes van het enge rekenonderwijs. Handig rekenen en gebruikmaken van de wissel-, schakel- of verdeeleigenschappen of van compensatie komen daarom pas echt aan bod in de derde graad. Op deze manier wordt het inzichtelijk werk en het doorzicht in het talstelsel uitgesteld. Hetzelfde valt te beurt aan de functionele rekengebruikssituaties. Vanaf het vijfde leerjaar worden die inhouden dan systematisch in het aanbod opgenomen. Met heel veel inspanningen en energie wordt dit daar dan gerealiseerd en dat is ook merkbaar aan de resultaten op de toetsen van het leerlingvolgsysteem. Naast de rekenvaardigheden en -kennis zijn er ook nog het inzicht en de attitudes en deze laatste vergen een langdurig leerproces. Volgens de onderwijsinspectie is het wiskundeonderwijs in de middengraad vooral schools functioneel en wordt het pas in de derde graad normaal functioneel met voldoende aandacht voor de praktische rekengebruikssituaties. De keuze van deze weg behoort evenwel tot de pedagogische vrijheid van de school. Als gevolg van de aanbevelingen in het vorige doorlichtingsrapport heeft de school een methode wereldoriëntatie aangekocht. Na onderzoek heeft het team beslist deze meer schoolspecifiek te maken en er het plaatselijk milieu beter in te integreren. De methode en het plaatselijke milieu worden in wezen nog naast elkaar gebruikt. De werkgroep wereldoriëntatie heeft een lijst opgesteld van alle leeruitstappen die doorheen de verschillende leerjaren worden gemaakt. Er is een inventaris van alle thema’s en er zijn afspraken voor de ontwikkeling van tijd en ruimte. De werkgroep is nu bezig om alle overlappingen weg te werken en leerstoflijnen te ontwikkelen voor de andere domeinen van dit leergebied. Uit de analyse van de toetsen van wereldoriëntatie blijkt dat er vooral in de eerste twee graden nog veel aandacht gaat naar de reproductie van feitenkennis. Hoewel de verwerving van brede competenties in dit leergebied de nodige aandacht krijgt, wordt dat in een aantal klassen te weinig getoetst en is de evaluatie van dit leergebied te eenzijdig. Voor muzische vorming gebruikt het team een open curriculum om de verschillen in creativiteit zoveel mogelijk op te vangen. In de zesde klassen begeleiden de klassenleraren op een doeltreffende wijze het keuzeproces van de leerlingen. In voorbereiding op de overgang naar het secundair onderwijs worden de zesdeklassers begeleid bij de ontwikkeling van hun persoonlijke manier van studeren en informatieverwerking. In samenwerking met het CLB wordt gezocht naar een passende studiekeuze. De zesdeklassers bezoeken een secundaire school. Op het niveau van de scholengemeenschap is er een coördinatie op gang gebracht en wordt die in de toekomst nog verder uitgebouwd. In alle klassen zijn er afspraken over het gebruik van strategieën die overal met dezelfde pictogrammen worden gevisualiseerd. Vanaf de kleuterklassen werken de teamleden met een dagplan en dit wordt doorgetrokken in een aantal klassen van de lagere afdeling. In de meeste klassen zijn de klasbeelden met dezelfde zorg opgebouwd en herkenbaar voor de kinderen bij iedere overgang. Het contractwerk wordt systematisch uitgebouwd en ook hiervoor wordt doorheen de hele school met dezelfde pictogrammen en afspraken gewerkt. De school heeft een huiswerkbeleid en hierover bestaan goede afspraken. De horizontale samenhang op schoolniveau is van een degelijk gehalte ondanks de niet altijd optimale leerlijnen voor wereldoriëntatie. In de kleuterafdeling sluiten de thema’s aan bij de leef- en belevingswereld van de kleuters. Binnen iedere activiteit is er aandacht voor doelstellingen uit verschillende leergebieden waardoor de samenhang en werkelijkheidsgerichtheid gegarandeerd is. Veel thema’s worden ingeleid met leerwandelingen en bezoeken of geïllustreerd met materialen die worden meegebracht door de leraren of de kleuters. Ook demonstraties door ouders of andere experten staan op het programma. In het klasbeeld is het actuele thema duidelijk aanwezig en hoeken worden ingericht volgens het thema. In een aantal klassen zijn de huishoud- of poppenhoeken niet rijkelijk voorzien van materialen die een realistisch spel mogelijk maken. In de lagere afdeling is het onderwijs meer gesplitst per leergebied. Toch is er binnen de leergebieden ruime aandacht voor de werkelijkheid en de actualiteit. Meten en metend rekenen wordt helemaal gegeven volgens de inzichten van het leerplan met veel meetkansen en ervaringen. Er zijn veel levensechte producten en instrumenten aanwezig om allerlei meetoefeningen te doen. In alle klassen zijn er toontafels om het thema te illustreren. Vanaf het vierde leerjaar zijn er openluchtklassen waarbij het onderwijs geïntegreerd wordt aangeboden. Doorheen de hele school hebben de teamleden bijzonder veel aandacht voor de productieve cognitieve leerstrategieën. In de kleuterafdeling wordt gewerkt met gevisualiseerde stappenplannen. Aan de hand van borden worden aan de kleuters een aantal taken opgegeven die ze in de loop van de week moeten afwerken. Door middel van kleuren, afgebakende werkplekken en uitgekozen materialen wor-
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
−7−
den kleuters in staat gesteld om heel zelfstandig hun taken uit te voeren. Regelmatig wordt er teruggeblikt op wat er werd gedaan en kleuters leren hun werkwijze verwoorden. Het is opmerkelijk hoeveel visuele hulpmiddelen de kleuters ter beschikking hebben om zo zelfstandig mogelijk te functioneren. Kleuters verwoorden hoe ze te werk zijn gegaan bij de realisatie van een opdracht. Dezelfde werkwijze wordt toegepast in de lagere afdeling. Vanaf het eerste leerjaar wordt alles in het werk gesteld om diezelfde zelfstandigheid verder uit te bouwen met hulpmiddelen op hun niveau. Aan het begin van de les verduidelijken de leraren de doelen en aan het einde wordt er gereflecteerd over de gevolgde strategie en worden de doelen geëvalueerd. De leraren zorgen voor inleidende activiteiten die de voorkennis oproepen. In de meeste klassen hangen de domeinspecifieke strategieën goed zichtbaar aan de wand en leerlingen worden aangezet ze te gebruiken. De leerlingen worden er toe aangezet om informatie op verschillende manieren te leren verwerven en te verwerken. In de derde graad staat informatieverwerking op het programma. Hierbij komen de algemene leerstrategieën leergebiedoverschrijdend aan de orde. De leerlingen leren ook hun werk en hun oplossingswijzen presenteren aan de klasgenoten. De school heeft sedert de GOK-controle (2004) meer en meer data elektronisch bewaard om aan te tonen wat de effecten van haar onderwijs zijn. Ze presenteerde gegevens over alle outputindicatoren. Ze heeft resultaten op methodegebonden en centrale1 toetsen, observatiegegevens, resultaten uit het leerlingvolgsysteem2, schoolloopbaangegevens van leerlingen, gegevens over de tevredenheid van de ouders, leerlingen en teamleden en ten slotte uitkomsten van oud-leerlingen in het secundair onderwijs. De outputgegevens worden nog niet op schoolniveau gebruikt om er de algemene kwaliteit van het onderwijs mee aan te tonen. Ze zijn tot op heden ook nooit doelgericht en systematisch met elkaar in verband gebracht en met het hele team op een diepgaande wijze geanalyseerd en geïnterpreteerd. De onlangs uitgevoerde zelfevaluatie (BAS 3) werd al wel degelijk verwerkt. De onderwijsinspectie analyseerde het leerlingenwerk met inbegrip van de realisaties muzische vorming, inclusief de portfolio op de website van de school, gegevens uit de BGS 4 en alle gepresenteerde outputgegevens. Het inspectieteam kan zich op basis daarvan een algemeen beeld vormen van de opbrengst van het onderwijs in deze school. In de kleuterafdeling wordt de opbrengst van het onderwijs nagegaan met de Toeters. De gemiddelde resultaten liggen lager dan het landelijke gemiddelde. Het visuo-motorische deel scoort jaarlijks beduidend lager dan het landelijke gemiddelde en de resultaten hebben een erg grote spreiding. De leerlingenkenmerken zijn daarvan de oorzaak maar ook de planning van het aanbod. Pas in de tweede helft van het schooljaar wordt in de hoogste leerlingengroep meer aandacht besteed aan de voorbereidende functie van de kleuterafdeling. Dit gebeurt met succes want uit de “Begrippentoets” die in de eerste schoolmaand in het eerste leerjaar wordt afgenomen, blijkt dat de resultaten overeenkomen met die van de landelijke populatie. Voor de leesbegrippen scoort de school zelfs een heel stuk beter. Met de hoogste leerlingengroepen neemt de school jaarlijks deel aan de OVSG-toetsen. De gemiddelde resultaten van de school liggen doorgaans hoger dan het landelijke gemiddelde. Voor meten en meetkunde zijn ze significant beter. Voor het thematische deel van de drie getoetste leergebieden scoort de school een stuk hoger dan het landelijke gemiddelde. De bijzondere aandacht voor meten en meetkunde en voor de informatieverwerking dragen bij tot deze meer dan degelijke resultaten. Op basis van de gepresenteerde resultaten heeft het team een goede beslissing genomen om het aanbod voor Nederlandse taal bij te stellen. De school gebruikt het AVI-volgsysteem om de technische leesvaardigheid op te volgen. Deze resultaten lopen vanaf het begin van de lagere school gelijk aan het verwachte Vlaamse gemiddelde. Het valt op dat er vanaf het eerste jaar formeel leesonderwijs weinig leerlingen zijn die echt laag scoren. Aan het eind van het vierde leerjaar bereiken de meeste leerlingen het hoogste niveau. De resultaten voor luisteren zijn in de eerste graad meer dan goed. Aan het eind van het tweede leerjaar zijn er slechts 8% leerlingen die een D- of Escore 5 waarmee wordt aangetoond dat de zorgbreedte ook hier effect heeft. Dit schooljaar heeft het team een spellingtoets ingevoerd (PI-dictee 6) in het 3de leerjaar om na te gaan wat het effect is van de nieuwe metho1 2 3
4 5 6
OVSG-toetsen Nederlandse taal, wiskunde en wereldoriëntatie CITO-toetsen voor taal en wiskunde, de AVI-niveaus voor het technisch lezen BAS: Basisanalyse van Scholen, een instrument van het GO-CLB (radi – zorgproject) om het welbevinden, de betrokkenheid en de tevredenheid van de leerlingen en de teamleden te onderzoeken en kwantitatief te verwerken BGS : Basisgegevens schooldoorlichting, het elektronisch document dat wordt gebruikt voor de schooldoorlichting D- en E-leerlingen halen een score in het eerste of laagste kwartiel. Hiervan zijn er op landelijk niveau 25%. PI-dictee: een spellingtoets die de vaardigheid onderzoekt om losse woorden te schrijven. Deze toets kan zowel signalerend als diagnostisch worden gebruikt.
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
−8−
de. De gemiddelde voortgang bedroeg op een periode van twee maanden 4 punten. Voor leerlingen die additionele zorgbegeleiding volgen, bedroeg de voortgang zelfs 6 punten. Vanaf de derde klas gebruikt de school ‘Taalschaal’, een toets die de taalvaardigheid onderzoekt (woord- en zinsvorming, functiewoorden en taalconventies). Hier blijkt dat de resultaten pas vanaf het einde van het vijfde leerjaar overeenkomen met het landelijke gemiddelde. Ook dit rechtvaardigt de beslissing om het aanbod voor Nederlandse taal te herzien en bij te sturen. De huidige resultaten tonen aan dat de school een goede voortgang boekt als daarbij de kenmerken van de leerlingenpopulatie in aanmerking worden genomen. Voor de toetsing van wiskunde maakt de school gebruik van de rekentoetsen van het CITO. Vooral in de eerste graad zijn de resultaten bijzonder goed voor “rekenen algemeen” en beantwoorden ze aan het normale patroon in de volgende jaren. Uit de resultaten voor “getallen en bewerkingen” en “meten en tijd” blijkt dat de zorgbrede werking ook hier succes heeft. De school gebruikt deze gegevens op dit ogenblik vooral op leerlingenniveau bij de zorgverbreding. Ze zijn niet overgebracht op leerlingengroeps- en schoolniveau zodat ze veeleer intuïtief worden gebruikt om aan integrale kwaliteitszorg te doen op leraren- en schoolniveau. Daarom heeft het inspectieteam hiervan een outputanalyse als voorbeeld uitgewerkt en vrijblijvend aan de school gepresenteerd. De school gaat eveneens het welbevinden en de betrokkenheid van de leerlingen na met bevragingen en sociogrammen. Ze gebruikt deze gegevens voor haar zorgbrede werking. De controle op de realisering van de eindtermen en leerplandoelen lichamelijke opvoeding gebeurt aan de hand van een toetsenbatterij van het BLOSO. De school gebruikt deze gegevens ook om de leerlingen aan te zetten tot een gezonde levensstijl. Tijdens de voorbije vijf jaren hebben alle leerlingen die in de hoogste klas zaten een getuigschrift basisonderwijs gehaald. Hierbij moet rekening worden gehouden dat ongeveer 10% van de leerlingen na het vijfde leerjaar uitstroomt naar het 1ste leerjaar B van het secundair onderwijs. Uit de analyse van de leerlingendossiers blijkt dat dit voor deze leerlingen de beste keuze is. De schoolse vertraging ligt ongeveer gelijk met het landelijk gemiddelde als de kenmerken van de leerlingenpopulatie in aanmerking worden genomen. De school presenteerde resultaten van een ouderenquête die in 2002-2003 is uitgevoerd. Hieruit blijkt dat alle ouders (100%) tevreden zijn over wat hun kind op school leert en dat de meeste kinderen graag naar school gaan (97%). De meeste ouders (91%) vinden eveneens dat de school er wat aan doet als ze met vragen of problemen komen. Het overzicht van de uitkomsten in het eerste jaar van het secundair onderwijs geeft aan dat de meeste oud-leerlingen de verwachte resultaten halen en dat die in heel wat gevallen hoger liggen dan de resultaten aan het eind van de basisschool. Soms wordt toch nog een verkeerde keuze gemaakt wat blijkt uit de attestering in het secundair onderwijs. Van de oud-leerlingen haalde de voorbije jaren 88% een A-attest, 8% een Battest en 4% een C-attest. Het is zeer de vraag of de ouders wel voldoende rekening houden met het advies van de school en van het CLB. De gecombineerde interpretatie van al deze vaststellingen - en wat verder in dit rapport over output en de zorgbrede werking is vermeld - duidt erop dat de school haar maatschappelijke opdracht op een meer dan voldoende wijze realiseert. Dat is trouwens ook de mening van het team. Uit de BAS-enquête blijkt dat de leraren vinden dat het leerpeil in de school hoog ligt. Beoordeling De school stelt alles in het werk om bij zoveel mogelijk leerlingen de basiscompetenties te realiseren. Het team heeft veel aandacht voor de leergebiedoverschrijdende eindtermen en voor de ontwikkeling van productieve cognitieve leerstrategieën. Het onderwijs is voldoende werkelijkheidsgericht en er is aandacht voor een continue opbouw. In de kleuterafdeling zijn sommige hoeken niet echt rijk. In enkele klassen van de lagere afdeling is het klasbeeld niet altijd functioneel. Het team besliste terecht om het onderwijs in de Nederlandse taal en wereldoriëntatie bij te sturen. Het wiskundeonderwijs is aan het eind van de lagere afdeling voldoende breed en normaal functioneel. De effecten van het onderwijs zijn op basis van de leerlingenkenmerken over het algemeen beter dan mag worden verwacht.
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
2.1.2
−9−
Brede ontwikkeling realiseren
In welke mate zorgt de school dat haar onderwijs gericht is op een brede ontwikkeling, gekenmerkt door een harmonisch evenwicht in het onderwijsleeraanbod binnen een stimulerend pedagogisch klimaat?
Vanuit het pedagogisch project is er veel aandacht voor een totale persoonlijkheidsontwikkeling. De school realiseert ze door een evenwichtig aanbod dankzij een degelijke planning en een passende controle. In de kleuterafdeling wordt bij de uitwerking van ieder thema rekening gehouden met alle ontwikkelingsaspecten. Bij hun planningsdocumenten hebben de kleuteronderwijzers een aanstiplijst met de ontwikkelingsdoelen en leerplandoelen die aan bod komen. Zo bewaken zij het evenwicht in hun aanbod. De groei naar zelfstandigheid is een belangrijke doelstelling die doorheen alle klassen wordt nagestreefd. In de kleuterklassen zijn kasten met open rekken zodat de kinderen zelf het nodige materiaal kunnen halen of terugzetten. Het gebruik van pictogrammen en symbolen, het werk met opdrachten en takenborden geeft de kleuters de nodige stimulansen om verantwoordelijkheidszin aan de dag te leggen. Het hoeken- en contractwerk zijn werkvormen die de zelfstandigheid bevorderen. In de lagere afdeling wordt dit doorgetrokken. In de hoogste klas van de lagere afdeling zijn de leerlingen verantwoordelijk voor hun schoolwerk. Ze verbeteren zelf hun werk aan de hand van correctiesleutels, maken zelf een planning voor hun werk en lessen. Er is bijzonder veel aandacht voor de sociale vorming. Hiervoor gebruikt het team een aantal methoden die doorheen de hele school worden toegepast. Zo wordt er algemeen gebruikgemaakt van de dieren van de Axenroos om handelingen en gedragingen van mensen te verklaren. Ook het coöperatief leren heeft in alle klassen zijn intrede gedaan. De CLIM-strategie wordt in heel wat verschillende lessen toegepast. In de meeste klassen is de opstelling van de lessenaars zodanig dat er gemakkelijk aan groepswerk kan gedaan worden. Vanaf de kleuterklassen worden kinderen gestimuleerd om elkaar te helpen en samen te werken en worden sociale vaardigheden op een natuurlijke wijze ingeoefend. Er zijn op schoolniveau heel wat klasoverschrijdende projecten en samenwerkingsvormen die dat illustreren. Het leren leren komt in alle klassen aan bod en het wordt in gradatie opgebouwd. Bij het uitvoeren van een taak wordt er op gewezen hoeveel tijd de leerlingen hiervoor krijgen. Door hierbij de wandklok te gebruiken, leren de kinderen tegelijk het uur aflezen en zich een onderscheid maken tussen de subjectieve en objectieve tijdsduur. De school is met een project gestart om de leerlingen te leren werken met een “mindmap”. Dat gebeurt in een aantal klassen vooral tijdens de lessen van wereldoriëntatie. Vanaf de kleuterklassen maakt de school gebruik van computers met aangepaste software. De school heeft een beleidsplan dat is samengesteld op basis van een voorstel van de pedagogische begeleidingsdienst. In de kleuterafdeling wordt de computer vooral ingeschakeld als oefeninstrument. In de lagere afdeling wordt het meer een middel om op een zelfstandige manier opzoekwerk te doen, om teksten te schrijven of te communiceren. Het team neemt heel wat initiatieven om de leesbeleving en het leesplezier te stimuleren. Elke klas beschikt over een klasbibliotheek. Tijdens de leesweek komen ouders voorlezen en vertellen. In een aantal klassen wordt gewerkt met leescontracten waarbij ouders worden ingeschakeld om het leesonderricht thuis te ondersteunen. In de kleuterafdeling wordt er veel gewerkt met verhalen en prentenboeken. Naast de klasbibliotheken is er een ook een schoolbibliotheek die tijdens bepaalde schooluren is opengesteld en wordt beheerd door vrijwillige ouders. Ook de gespreksvaardigheden en het spreken in het openbaar zijn al van heel lang specifieke doelstellingen van de school. Jaarlijks neemt de school met een vrij groot aantal leerlingen deel aan de Dr. De Gruyter voordrachtwedstrijd voor de jeugd. Er is aandacht voor milieu- en natuuropvoeding. De school werkt met een afvalpreventieplan waarbij de leerlingen worden aangezet hun boterhammen in brooddozen mee te brengen en dranken uit herbruikbare flesjes te gebruiken. Alle afval wordt selectief ingezameld. Om beurten is een klas verantwoordelijk voor de netheid van de speelplaats. Thema’s in verband met milieueducatie komen zowat in alle klassen aan bod. Het schoolterrein is zodanig ingericht dat heel wat aspecten van de natuur ter plaatse kunnen geobserveerd worden. Op de speelplaatsen en aan de randen ervan staan heel wat inlandse boomsoorten en struiken, die bestudeerd worden in de lessen natuur. Er is een kleine vijver die is uitgegroeid tot een eigen biotoop; er is een kippenhok en er worden inspanningen gedaan om vogels aan te trekken. De school maakt gebruik van het nabijgelegen kanaal en andere bezienswaardigheden om leeruitstappen in de onmiddellijke omgeving te organiseren. In de lessen muzische vorming krijgt de ontwikkeling van de creatieve component en de kustzinnige opvoeding de nodige aandacht. Alle klassen getuigen van een smaakvolle inrichting met creatieve werkjes die door de leerlingen zijn geproduceerd. Er is een grote variatie aan technieken bij het beeldend werk dat de ene keer geleid is bij het aanleren van de techniek en dan weer helemaal vrij in de toepassingen ervan. Drama komt vooral aan bod tijdens de taallessen. Alle klassen gaan geregeld naar theatervoorstellingen en bezoeken
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
− 10 −
musea en tentoonstellingen. De muzikale vorming beperkt zich niet enkel tot het zingen van liedjes maar ook muziek beluisteren en zelf musiceren komen eveneens aan bod. Op school zijn een groot aantal instrumenten aanwezig. De affectieve ontwikkeling komt in voldoende mate aan bod en de leraren houden op een goede manier rekening met de het emotionele aspect van de leerlingen. In de kleuterafdeling wordt de “doos vol gevoelens” systematisch gebruikt om gevoelens te herkennen en erover te praten. Occasioneel wordt ze aangewend tijdens de intieme onthaalgesprekken. In de lagere afdeling worden gevoelens besproken wanneer er conflicten zijn of wanneer een leerling zich ongelukkig voelt. Vele klassen hebben een zithoek die het gesprek intiemer maakt en contacten tussen de kinderen vergemakkelijkt. Als er zich iets heeft voorgedaan op de speelplaats wordt het soms in de klas nagespeeld. In sommige klassen hangt een postbus waarin kinderen hun gevoelens kunnen weergeven of heel persoonlijke vragen kwijt kunnen. In andere klassen houden de leerlingen een persoonlijk dagboek bij. De motorische ontwikkeling wordt op een degelijke manier gestimuleerd. Er zijn de wekelijkse lessen bewegingsopvoeding en zwemmen. De school heeft goed uitgeruste speelplaatsen met voldoende ruimte en heel wat speeltoestellen. Er is ‘middagsport’ en wekelijks een middag ‘dans en muziek’ op de speelplaats. Voor alle klassen van de lagere afdeling is er met een rotatiesysteem een uurtje extra lichamelijke opvoeding. De school neemt deel aan de naschoolse sportactiviteiten die worden georganiseerd door SVS (Stichting Vlaamse Schoolsport). Ook op de geïntegreerde werkweken krijgt de bewegingsopvoeding een belangrijk aandeel. De leerlingen krijgen haast permanent feedback over hun werk en vorderingen tijdens de lessen. In de kleuterafdeling gebeurt dat vooral mondeling. In de meeste klassen van de lagere afdeling zijn de werken nauwkeurig verbeterd met veelal een aanmoedigende opmerking of een teken van waardering zoals een stempel of een stickertje. Viermaal per jaar krijgen de ouders een rapport. In het eerste leerjaar krijgen de leerlingen op de eerste rapporten een beoordeling van zeer goed tot onvoldoende en geen cijfers. Vanaf de volgende rapporten en in de hogere klassen bestaat het rapport uit een gedeelte met een cijferbeoordeling voor taal, wiskunde en wereldoriëntatie en een verbale beoordeling voor muzische vorming en lichamelijke opvoeding. Leren leren en sociale vaardigheden worden beoordeeld op een vierpuntenschaal met appreciaties van zeer goed tot onvoldoende. Daarnaast geven de leraren nog op een bondige manier hun persoonlijke commentaar en dat doen ze op een positieve en aanmoedigende wijze. In alle klassen wordt het pedagogisch klimaat gekenmerkt door een rustige en op leren gerichte sfeer. De leraren getuigen zelf van een groot enthousiasme dat ze weten over te brengen op de leerlingen. De leraren fungeren als goede voorbeelden. Ze stimuleren daarbij de kinderen tot zoveel mogelijk zelfstandig leren. Heel wat leraren hebben het goede evenwicht gevonden in hun pedagogisch-didactisch optreden: ze zijn de ene keer instructeur en de andere keer begeleider. De sfeer in de klassen berust op goede en duidelijke afspraken die niet verstikkend werken. Hierbij is overal met de leerlingen afgesproken hoe het leven in de klas wordt georganiseerd. Het taalgebruik van de leraren en van de leerlingen is respectvol. De meeste leraren stellen voldoende open vragen zodat de leerlingen ook op deze wijze actief betrokken worden. Uit de observaties blijkt dat de leerlingen geleerd hebben naar elkaar te luisteren en op een afdoende wijze reageren. De geobserveerde activiteiten en lessen waren degelijk opgebouwd met een doorgaans kort inleidend gedeelte en een hoofdbrok waarbij de leerlingen actief konden werken. Dat gebeurde op verscheidene manieren: soms individueel, soms in groep, soms met ondersteuning van de leraren of zelfs van ouders. De activiteiten en lessen zijn voldoende gevarieerd. De beschikbare onderwijstijd wordt optimaal benut door de goede planning en voorbereiding van de activiteiten. In deze school is geen ijzeren discipline of machtsvertoon nodig. Het gaat er overal gemoedelijk, vrij los en natuurlijk aan toe en toch blijven de leerlingen bij de les. De leraren op deze school hebben een natuurlijk gezag dat berust op wederzijds respect en op een kindvriendelijke omgang. Doorheen de hele school hebben we beleefde kinderen ontmoet die zich volgens de regels en afspraken weten te gedragen. De school koos voor een ontwikkelingsgerichte benadering in de kleuterafdeling. Die houdt het midden tussen de ervaringsgerichte en de programmagerichte opvatting. In de kleuterafdeling vertrekken de leraren veelal vanuit de interesse van de kleuters. Geregeld is het aanbod gestuurd door de kalendergebonden gebeurtenissen, maar ook die staan dan in de belangstelling van de kleuters. Toch getuigen de thema’s van originaliteit en een creatieve aanpak. In de lagere afdeling kiest het team voor de programmagerichte benadering. Volgens de planning van de inhouden en de aard van de doelstellingen wordt daarbij doorgaans een goede werkvorm gekozen. De leerlingen kunnen kiezen tijdens het contractwerk. De bespreking van de actualiteit wordt haast uitsluitend door de leerlingen bepaald. In de lessen wereldoriëntatie wordt geregeld een beroep gedaan op de persoonlijke uitwerking door de leerlingen bij het geven van een spreekbeurt of de uitwerking van een ander project. Dat kunnen ze individueel realiseren of samen met andere leerlingen. Soms
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
− 11 −
vertrekken de leraren ook van wat er bij de lagereschoolkinderen leeft of van vragen of voorstellen uit de post- of ideeënbus. De school heeft ook een belonings- of aanmoedigingsbeleid. Om leerlingen te stimuleren wordt er veel met aanmoedigingen gewerkt. Voor sommige leerlingen wordt een individuele beloningskaart opgesteld. Het team wil vooral het gewenste gedrag in de kijker stellen en belonen, veeleer dan sanctionerend op te treden. Uit het BAS-onderzoek bij de lagereschoolkinderen blijkt dat de meesten zich goed voelen op school en dat ze voldoende tot veel vrienden hebben. De meeste leerlingen vinden ook dat ze terecht kunnen bij hun klassenleraar als er problemen zijn. Ze vinden daarnaast dat de lessen boeiend zijn. Ze kunnen voldoende sporten op school. Ze verklaren ook dat ze goed kunnen leren en dat ze zich gedragen zoals het hoort. Uit dit alles blijkt dat de school erin slaagt een positief en veilig leerklimaat te creëren en dat het welbevinden van de leerlingen van een hoog niveau is. Beoordeling De school realiseert een brede ontwikkeling. Alle aspecten van de totale persoonlijkheidsontwikkeling komen er op een evenwichtige manier aan bod. De school heeft een bijzondere aandacht voor de kern van de ontwikkeling waarbij ze voorwaarden creëert opdat de leerlingen gemotiveerd en zoveel mogelijk zelfstandig kunnen leren. De school heeft een stimulerend pedagogisch klimaat dat berust op goede afspraken. De teamleden geven hierbij het goede voorbeeld. 2.1.3
Zorgbreedte realiseren
In welke mate stemt de school, op een deskundige, doordachte, systematische en geïntegreerde wijze, haar werking af op de mogelijkheden en de specifieke noden van de kinderen?
Niet enkel vanuit het pedagogisch project maar evenzeer vanuit de persoonlijke opvattingen van de teamleden profileert de school zich al geruime tijd als een zorgzame school. Door de lichtjes wijzigende kenmerken van de leerlingenpopulatie wordt de school geconfronteerd met groeiende verschillen tussen de leerlingen wat zijn invloed heeft op de verwerking van de leerinhouden. Meer dan voorheen zijn er leerlingen die meer instructietijd nodig hebben of zelfs andere instructie of bijkomende media. Tegelijkertijd wil de school haar traditie in stand houden en zorgen dat de hoge verwachtingen blijvend worden ingelost. De voorbije jaren heeft de school voortdurend gewerkt aan haar organisatie van de zorgbrede werking. Die is ondertussen én efficiënt én effectief. Dit laatste is al voor een deel aangetoond bij de beschrijving van de effecten van het onderwijs (p. 7 – 8). De school maakt – net als in het verleden – op een verstandige manier gebruik van de beschikbare middelen en van de deskundigheid van de teamleden. Het team vult de extra GOK-lestijden en de aanvullende zorguren aan met lestijden uit het organieke pakket. Voor alle zorgbegeleiders en klassenleraren heeft de school een duidelijke functiebeschrijving vastgelegd met taken op school-, leraren- en leerlingenniveau. Het zorgbeleid en de realisatie ervan is al zover gevorderd dat het een wezenlijk deel is van de hele schoolwerking. Het is daarbij kenmerkend voor deze school dat de speerpunten van de vorige GOK-cyclus zijn geïntegreerd in de huidige prioriteit 7. In de eerste plaats hecht de school veel belang aan een degelijk en nauwgezet onderzoek van de beginsituatie van de leerlingen. Die wordt op geregelde tijden onderzocht en geobserveerd. Wanneer de beginsituatie gekend is, gaan de teamleden aan het werk op basis van een aantal fundamentele vragen: “Wie heeft er hulp nodig en waarom? Wat is er nodig? Wanneer en met welke frequentie kan er hulp geboden worden? Hoe geven we op een adequate manier onze hulp? Wie geeft de hulp? Hoe verloopt de hulpverlening en wanneer zijn we tevreden over de acties?” Uit deze vragen blijkt dat de zorgverbreding in deze school meestal geen solo-optreden is van één teamlid maar een gezamenlijke actie. In overleg worden aangepaste doelstellingen, middelen en werkvormen gekozen. Hierbij wordt rekening gehouden met de taak, de deskundigheid en de draagkracht van de teamleden. Uit de wijze waarop de school haar leerlingen opvolgt, is als het ware het hele zorgbegeleidingsproces en de effecten ervan af te leiden. Vanaf de kleuterschool volgen de leraren de kleuters op door middel van screenings in verband met welbevinden en betrokkenheid, daarna met screenings van alle ontwikkelingsaspecten. Ondertussen houden ze nog zorgvuldige observaties bij van iedere kleuter. Voor kinderen die op één of andere screening uitvallen of opmerkelijk gedrag vertonen, wordt een diagnostische observatielijst ingevuld. Dit wordt het uitgangspunt voor verdere hulp of aangepaste differentiatie. In de lagere afdeling wordt dit alles aangevuld met methodegebonden of zelfgemaakte toetsen en de toetsen uit het leerlingvolgsysteem. 7
Ontwikkelings- en leerachterstanden remediëren en leerwinst realiseren.
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
− 12 −
Om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de eigenheid van iedere kleuter wordt er niet alleen gewerkt met veel keuzeactiviteiten maar voorzien de leidsters een gedifferentieerd aanbod. Voor kinderen die nog moeilijkheden hebben met sommige opdrachten worden gelijkaardige maar gemakkelijkere oefeningen voorzien. Alle leidsters hebben ook een gradatie gemaakt in hun puzzels en opvoedende spellen en deze met een kleurcode aangeduid zodat kleuters op eigen niveau zelfstandig kunnen werken. Om maximaal aan de interesses van kleuters tegemoet te komen wordt er wekelijks met de parallelklassen klasdoorbrekend gewerkt. Kleuters vinden in een andere klas hoeken en materialen die zij niet hebben. Zo verruimen ze niet alleen hun ervaringen maar een nieuwe omgeving wekt ook weer nieuwe belangstelling. Om een objectief beeld te krijgen van de vorderingen van de kleuters worden genormeerde toetsen afgenomen. Op basis van deze uitslagen gaan de leraren gericht differentiëren. De kleuteronderwijzers zorgen voor de eerstelijnshulp. Wanneer zij dit nodig achten, wordt de hulp van het zorgteam ingeroepen. In de lagere afdeling worden de leerlingen even nauwkeurig gevolgd als in de kleuterafdeling. Het leerlingendossier wordt verder aangevuld. Alle leraren hebben persoonlijke observaties en zijn bezorgd om het welbevinden van de leerlingen. Op basis van toetsen uit het leerlingvolgsysteem en methodegebonden toetsen maken zij een doordachte en grondige foutenanalyse. Deze vormt het uitgangspunt voor verdere differentiatie in de klas. In de lagere afdeling wordt daarbij voor de cognitieve leergebieden in hoofdzaak het directe instructiemodel en het BHV-model 8 gekozen. Wanneer de leraren vaststellen dat op basis van het geleverde werk of de toets bepaalde leerinhouden door heel wat leerlingen niet zijn gehaald, wordt die leerstof klassikaal herhaald. Andere fouten worden in groepjes geremedieerd. Tijdens de observaties is vastgesteld dat het gedifferentieerd werk tot de dagelijkse praktijk behoort. Na de klassikale instructie die meestal kort en efficient gebeurt, mag één groep leerlingen onmiddellijk aan de oefeningen beginnen. Voor een tweede groep wordt nog eens kort herhaald en wordt de opdracht stap voor stap overlopen. De derde groep werkt onder begeleiding van de leerkracht. In andere klassen gaan leerlingen met meer moeilijkheden in een groepje samen zitten met de leerkracht die hen helpt bij het werk. Individuele fouten worden vaak geremedieerd door in het contractwerk een bijkomende taak “voor mij alleen” te voorzien. In sommige klassen wordt de groep opgesplitst in twee homogene groepen. Een groep werkt onder begeleiding van de zorgleerkracht terwijl de andere groep dezelfde les krijgt van de klastitularis. Hier wordt klasintern gedifferentieerde instructie gegeven. In deze school worden heel wat verschillende werk- en organisatievormen gebruikt: klasdoorbrekend werk met de parallelklassen, contractwerk (met niveaudifferentiatie), hoekenwerk, tutorlezen, niveaulezen, systematisch planmatig leren werken in het tweede leerjaar (de ‘Berengroep’ 9 ), CLIM 10, de leeskring, de klasdoorbrekende lees- en vertelweek, de rekengroepwerking in de vijfde leerjaren, de klasoverschrijdende muzische vorming en geschiedenis (op basis van Mechelen als cultuurhistorische stad) in de hoogste klas, de “kangoeroeklassen”, ... Op het eerste gezicht lijkt deze opsomming een onontwarbaar kluwen van werkvormen zonder veel samenhang. Dit is evenwel niet het geval. Ten eerste zorgt dit voor de nodige variatie. Ten tweede bestaat er per leerlingengroep een duidelijke planning. Tenslotte zorgt de uitwerking van deze werken organisatievormen voor voldoende continuïteit omdat het voorgaande voor een groot deel geïntegreerd wordt in het nieuwe. Er zijn in alle klassen heel wat ondersteunende materialen die functioneel gebruikt worden. Sommige leerlingen werken met materialen terwijl anderen de oefeningen op mentaal niveau uitvoeren. Voor een aantal leerlingen zijn individuele ondersteuningsfiches ontworpen voor aspecten waarmee ze hardnekkige moeilijkheden hebben. Deze fiches zijn zowel gericht naar leerstof als naar de attitudes van deze leerlingen. Bij sommige leerlingen kleeft die leerkaart op hun bank, bij anderen steekt ze in hun agenda. De school heeft een aanzet gegeven om op basis van een onderzoek van de leerstijlen verder te evolueren naar nog meer adaptief onderwijs. In deze school zijn een aantal kinderen met speciale noden. Het gaat hierbij om kinderen met mogelijkheden die afwijken van het gemiddelde. Naast de eerstelijnshulp die ze krijgen van de klassenleraren krijgen ze extra begeleiding van de zorgteamleden. Sommige kinderen hebben meer dan gewone mogelijkheden. Voor hen is de “kangoeroeklas” opgericht. Die wordt georganiseerd per leerlingengroep en begeleid door vaste zorgleraren. Wanneer de hoogbegaafde leerlingen aan de voorwaarden voldoen, mogen ze gedurende twee lestijden per week naar de kangoeroeklas. Hierbij geven de ouders hun toestemming maar sommige van deze leerlingen willen niet nog meer opvallen
8 9
10
BHV: basisleerstof – herhalingsleerstof - uitbreidingsleerstof ‘Berengroep’: verwijst naar de werkwijze met de vier ‘beertjes van Meichenbaum” om werkhoudingsproblemen te begeleiden: “Wat moet ik doen? Hoe ga ik het doen? Ik voer mijn opdracht uit. Ik controleer of mijn werk goed is.” CLIM: Coöperatief leren in multiculturele groepen
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
− 13 −
en blijven gewoon in de klas. Sommige ouders formuleren zelf een aanvraag voor de kangoeroeklas en dan wordt onderzocht of hun kind wel voldoet aan de voorwaarden. De leerlingen die naar de kangoeroeklas gaan, krijgen er uitdagende opdrachten en taken die aansluiten bij hun interesses. Met de kangoeroeklas beoogt deze school bij deze leerlingen de creatieve ontwikkeling, het behoud van hun motivatie, hun verdere ontwikkeling van studie- en organisatievaardigheden, discussies over actuele onderwerpen en persoonlijke interesses en een gezonde competitie. Uit de observatie bleek dat de leerlingen er “zichzelf kunnen zijn in hun anders-zijn”. Er zijn in deze school evenwel ook leerlingen die het met heel wat minder mogelijkheden moeten stellen. Als uit toetsen en/of observaties blijkt dat een kind voor een bepaald onderdeel uitvalt, wordt er gezocht naar de mogelijke oorzaak. Meestal wordt het CLB ingeschakeld voor verder onderzoek. Op basis van de beschikbare gegevens worden op het MDO 11 conclusies getrokken en in samenspraak met alle participanten, waaronder ook de ouders, een individueel handelingsplan opgesteld. Wanneer meer kinderen dezelfde problemen hebben en wanneer het organisatorisch mogelijk is, wordt een groepshandelingsplan opgesteld. In de handelingsplannen zit een beginsituatieanalyse, de probleemomschrijving met de te bereiken doelen, de uitgevoerde acties en de evaluaties. Er zijn leerlingen die additioneel door de zorgleraren worden begeleid voor auditieve training, het verwerven van begrippen via psychomotoriek, dyslexie, speciale leesbegeleiding, dysorthografie, spelling, rekenmoeilijkheden,… De begeleiding van sociale vaardigheden en de werkhouding zit doorgaans in de opdracht van de klassenleraren. Wekelijks vergadert het zorgteam om de progressie van de leerlingen met additionele leerhulp na te gaan. Op basis van dit overleg kan de behandeling worden bijgestuurd of stopgezet. In enkele gevallen wordt er voor een kind een apart leertraject gevolgd. Voor enkele leerlingen beperkt het team zich tot de basisleerstof of zelfs de leerstof van een lager leerjaar. Een leerling met ernstige zwakke motoriek krijgt de kans om zijn dictees op de computer te maken. Bij zware leermoeilijkheden die de draagkracht van de school te boven gaan, beveelt de school externe, gespecialiseerde hulpverlening aan. Met externe zorgverleners wordt er contact gehouden via een heen-en-weerschrift. Zowel de school als de hulpverleners maken hun werkwijze duidelijk en ze houden elkaar op de hoogte van datgene waarmee zij bezig zijn. Zowel in de kleuter- als in de lagere afdeling beschikken de zorgleraren over een reeks naslagwerken en methodes om diagnosticerend en remediërend te werken. Er wordt gebruikgemaakt van de remediëringvoorstellen uit deze werken. Beoordeling De school realiseert een zorgbrede werking. De leerlingen worden systematisch opgevolgd via volgsystemen, toetsen en observaties. Alle leerkrachten hebben de overtuiging dat ze zoveel mogelijk moeten rekening houden met de individuele mogelijkheden van de leerlingen. Daarom hebben ze een basishouding om samen gedifferentieerd te werken. Het welbevinden van de leerlingen staat daarbij centraal. De eerstelijnshulp door de klassenleraren en het werk van de additionele hulpverleners dragen ertoe bij dat de kinderen volgens hun eigen mogelijkheden kunnen vorderen en dat kinderen met minder mogelijkheden daadwerkelijk worden geholpen. In deze school is het onderwijs in hoge mate goed voor de sterken en sterk voor de zwakken.
2.2
Organisatorisch functioneren
2.2.1
Beschikken over een gezamenlijke doelgerichtheid
In welke mate is de school in staat om via een gelijkgerichte visie op doelen en middelen, via zelfevaluatie en positionering, de onderwijskundige doelen te realiseren?
De gezamenlijke visie op onderwijs wordt in deze school bepaald door de collegiale sfeer en nog meer door de schoolcultuur. Opvallend hierbij is de “huisstijl” van deze school. Ze heeft een logo dat al een halve eeuw onveranderd is gebleven. Haar naam slaat terug op de schoolhistoriek en wordt door de huidige teamleden, ouders en leerlingen in eer gehouden. De school is fier op haar verleden. In de gangen hangen foto’s van oud-leraren en vroegere leerlingen. Een mooi geïllustreerde website, een verzorgde schoolkrant, geëngageerde teamleden, tevreden ouders en ook mondige en beleefde leerlingen geven de school een voorname en
11
MDO: Multidisciplinair overleg: vergadering van directeur, zorgteamleden, klassenleraren en CLB-medewerkers
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
− 14 −
unieke uitstraling. Het schoolwerkplan is volgens de teamleden een nuttig werkinstrument dat geregeld wordt geactualiseerd. Er zijn in deze school goede persoonlijke relaties tussen de teamleden wat de samenwerking in gunstige zin bevordert. Deze gemoedelijke en persoonlijke contacten beïnvloeden op een positieve manier de schoolwerking. De schoolcultuur, een geheel van geschreven en ongeschreven regels of de professionele omgang bepaalt al heel lang de schoolorganisatie en het werk met de leerlingen. Hierdoor heeft deze school een zekere professionaliteit ontwikkeld die het mogelijk maakt om zich over conflictsituaties of onvoorziene omstandigheden heen te zetten. De teamleden staan achter de stelling dat niets af is en dat alles beter kan. Zo was in deze school de recente overgang van het stedelijk onderwijs naar het gemeenschapsonderwijs dan ook helemaal geen probleem. De leraren die hierbij betrokken waren, zagen vooral de overeenkomsten tussen het vroegere opvoedingsproject en het huidige project van het Gemeenschapsonderwijs. Een aantal teamleden heeft dit onderzocht en de bevindingen genoteerd in “Hoe realiseer je het P.P.G.O. in de klaspraktijk?” De leraren weten dat dit document ondertussen niet meer volledig actueel is omdat het team sommige algemene doelstellingen nu op enigszins andere manieren of met andere middelen nastreeft. Het papierwerk kan de dynamiek van deze school niet volgen… De kerngedachten in het pedagogisch project met geschreven en ongeschreven regels bieden het team de nodige zekerheid, basisveiligheid, vaste werkgewoonten of procedures. Ze zorgen voor een soort ongeschreven groepsdruk en sturing van de school. Uit de gesprekken met de leraren en uit hun werk met de leerlingen blijkt dat de school belangrijke gedeelde waarden en normen heeft. Het team wil degelijke leerlingenprestaties realiseren door de zorg voor een ordelijk onderwijs- en leerklimaat met voldoende rust en regelmaat, met een actieve betrokkenheid van alle participanten. Leerprestaties moeten hier geïnterpreteerd worden als kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes zoals is vermeld bij de realisatie van de basiscompetenties (zie p. 5). De teamleden kunnen de keuzes gelijkgericht motiveren. Het team slaagt erin om verschillende belangrijke doelstellingen tegelijkertijd en in samenhang te realiseren. Het zorgbeleid en het GOK-actieplan is daarvan een voorbeeld. In de huidige GOK-cyclus staan “ontwikkelings- en leerachterstanden remediëren en leerwinst realiseren” op het programma maar de school werkt nu nog verder aan realisaties van de vroegere thema’s ‘taalvaardigheid’ en ‘socio-emotionele ontwikkeling’. Dit bewijst nogmaals de totaalbenadering van dit team en het dynamisch streven naar een ideaal. De leraren benadrukken vooral de sterke punten van de school. Ze weten dat ze tot een energiek team behoren, dat ze op een degelijke manier samenwerken en dat ze geen moeilijkheden uit de weg gaan. Sommigen stellen dat die vele realisaties en innovaties bijdragen tot te veel papierwerk. Op de vraag of dat zinloos werk is, geven dezelfde teamleden dan weer een negatief antwoord en verklaren ze dat ze het in wezen zichzelf opleggen, o.a. bij het dagelijks plannen en voorbereiden van het onderwijs (agenda). In het team is er een grote overeenstemming over prioritair aan te pakken punten en vernieuwingsprojecten. Die leiden doorgaans tot de oprichting van werkgroepen die op een functionele en dynamische manier bijdragen tot de schoolontwikkeling. Kritisch reflecteren over de eigen werking in functie van de vooropgestelde doelen behoort in deze school als sinds lang tot de heersende schoolcultuur. De actuele schoolwerking wordt opgevolgd en met de collega’s in alle openheid besproken, geëvalueerd en zo nodig bijgestuurd. In het schooljaar 2002-2003 heeft de school een tevredenheidsonderzoek uitgevoerd bij de ouders. Sedert de GOK-controle van 2004 heeft de school haar interne kwaliteitszorg meer en meer gebaseerd op leerlingenresultaten en screenings over het welbevinden, de betrokkenheid en de centrale competenties. Geleidelijk komt hierin meer systematiek en worden de innovaties kritisch opgevolgd. Effecten van nieuw ingevoerde methodes, o.a. de taalmethode, worden nagegaan met methodeonafhankelijke toetsinstrumenten. Onlangs heeft de school een tevredenheidsonderzoek uitgevoerd bij de leraren en de teamleden. Voor het tevredenheidsonderzoek bij de leerlingen gebruikte de school het instrument van het CEGO in de eerste graad en de enquête van het BAS-zorgproject in de tweede en derde graad. Hierover is gerapporteerd in het eerste onderwijskundig doel over de effecten van het onderwijs (p. 7-8). Ook met het BAS-zorgproject werden de tevredenheid van het schoolteam en het beleidsvoerend vermogen van de school onderzocht. Uit dit laatste onderzoek bleek dat de klimaatindex in deze school erg gunstig ligt: de school haalt een hoog gemiddelde en relatief lage standaarddeviatie. Deze beide kwantitatieve gegevens duiden aan dat er in deze school een gunstig werkklimaat heerst. De school heeft er geen problemen mee om zich te positioneren tegenover formele invloeden van buitenaf. Toen in 2002 een aantal ouders stelde dat ze te weinig in overleg met de leraren mochten bepalen wat de kinderen op school leren, heeft het schoolteam hierop gereageerd en duidelijk gesteld dat de ontwikkelingsdoelen, eindtermen en leerplandoelen de referentiekaders zijn. De school blijft trouw aan de eigen waarden.
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
− 15 −
De middelen en werkvormen om die waarden te realiseren worden aangepast aan nieuwe ontwikkelingen en aan de kenmerken van de leerlingenpopulatie. Beoordeling De school beschikt over een meer dan gewone gezamenlijke doelgerichtheid. Die is gebaseerd op haar specifieke huisstijl en schoolcultuur. De universele en tijdloze waarden van de school die in het verleden geleidelijk zijn opgebouwd worden met respect in eer gehouden en sturen de schoolontwikkeling. Er is een sterk teambewustzijn dat kan samengevat worden als “alleen het beste is goed genoeg” of “samen kunnen we meer dan alleen” of nog “wat iedereen van ons doet, komt ten gunste aan allen.” In het verleden heeft deze school een aantal illustere voorgangers gekend die het hebben mogelijk gemaakt dat de gezamenlijke doelgerichtheid tot zo’n hoog niveau is kunnen stijgen. De huidige teamleden zetten deze traditie voort. 2.2.2
Beschikken over een intern leiderschap om een eigen beleid te voeren
In welke mate is de school in staat om richting te geven, de gevaren koers te bewaken, gerichte druk uit te oefenen en een ondersteunend netwerk te creëren met het oog op de realisatie van de onderwijskundige doelen?
Net als in het verleden zorgt het intern leiderschap dat de school de goede richting uitgaat. Ze heeft sinds vorig schooljaar een nieuwe directeur. Hij is oud-leerling van deze school en was hier voorheen klassenleraar. Hij kent het reilen en zeilen in deze school en de persoons- en omgevingsfactoren. Dezelfde hoge standaarden die hij aan het team stelt, houdt hij ook zichzelf voor. Zonder afbreuk te doen aan de realisaties van zijn voorgangers met hun eigen tijdgebonden accenten zorgt hij ervoor dat de school zich blijft ontwikkelen. Zijn voorganger legde vooral de klemtoon op een solide zorgbrede werking waarbij hij een beroep kon doen op een deskundig zorgteam. De huidige directeur behoudt deze organisatievorm. Hij delegeert taken in vertrouwen aan het zorgteam en de diverse werkgroepen. De huidige directeur is een voorstander van participatief leiderschap. De leraren waarderen hun directeur in zeer lovende bewoordingen. Omgekeerd heeft de directeur niets dan lof voor zijn teamleden. Hij gelooft in de mogelijkheden van zijn leraren, heeft een optimistische onderwijsvisie, initieert structuren en processen om te kunnen groeien in onderwijzen. Hij straalt enthousiasme uit, geeft positieve feedback, maakt tijd voor de teamleden en zorgt voor de nodige inspiratie. Zijn persoonlijke visie op het werk als schoolleider is gekenmerkt door een permanente aandacht voor de vragen die hij zijn teamleden stelt: “Waar staan we voor? Waar gaan we voor?” De aandacht, het respect en de zorg voor die teamleden en hun persoonlijke gevoelens en behoeften stimuleren hem om zichzelf dezelfde vragen te stellen en ze om te zetten in schooldoelen. In een ontspannen en aangenaam klimaat met de nodige fijngevoelige humor en relativiteitszin zorgt hij ervoor dat de teamspirit centraal wordt gesteld. Verschillen in persoonlijke aanpak worden in een open sfeer besproken. De directeur luistert naar de diverse meningen en argumenten van de teamleden en zorgt ervoor dat het team tot consensus komt op basis van de essentie, de waarden of de kerntaak van de school waarbij de individuele leraren hun persoonlijke aanpak ten dienste stellen van de school als geheel. Samen school maken komt ook tot uiting in het overleg en de samenwerking tussen de parallelleraren en de collega’s van voorgaande en volgende leerlingengroepen. De informatie van buitenaf wordt op een degelijke manier toegankelijk gemaakt voor iedereen. Op deze wijze heeft het team onder andere kennis gemaakt met belangrijke vaststellingen die in de “Onderwijsspiegel” zijn gepubliceerd. Nieuwe initiatieven plaatst het team binnen het schoolintern ontwikkelingsproces en die worden op een specifieke en vrij autonome wijze gerealiseerd. Hij zorgt voor de voortzetting van de productieve schoolcultuur met hoge verwachtingen. Het intern leiderschap zorgt voor een verantwoorde gerichte druk. De directeur stelt de algemene planning op en bewaakt ze. Op basis van de schoolvisie ontwikkelt hij een strategisch beleid waarbij hij beslissingen voorbereidt en zorgt voor de uitvoering op korte of lange termijn. Bij de realisatie van het werk gaat hij zowel planmatig als doelgericht te werk. De leraren geven aan dat ze - net als in het verleden - voldoende ondersteuning en feedback krijgen over hun functioneren als leraar en als teamlid. Het begeleiden en opvolgen van leraren krijgt voldoende aandacht. De huidige directeur heeft een aantal klasbezoeken uitgevoerd, hierover een beoordelend verslag geschreven en dit met de betrokken leraren op een positieve manier besproken. De directeur stelt zich ook op de hoogte van het werk in de groepen door nazicht van de planningsdocumenten, doorloopbezoeken, gesprekken met de leraren en de deelname aan het zorgoverleg. De vorderingen van de leerlingen gaat hij na via het leerlingenwerk, de leerlingenrapporten en de resultaten op de toetsen van het leerlingvolgsysteem.
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
− 16 −
De directeur maar ook het hele team zorgt ervoor dat iedereen de gemaakte afspraken uitvoert zonder dat er sprake is van enig machtsvertoon. De dynamiek blijft eveneens levendig door de systematische bespreking van pedagogisch-didactische inhouden die in de werkgroepen aan de orde zijn. Het “luisterend en invoelend leiderschap”, de teamspirit samen met het onderlinge vertrouwen en de groepsoverschrijdende samenwerking zorgen ervoor dat de teamleden elkaar ondersteunen. Innovaties krijgen op deze manier een gedegen praktische uitwerking. De teamleden wisselen hierbij voortdurend leerervaringen uit die op hun beurt functioneel bijdragen tot hun professionele groei. Nieuwe collega ’s verklaren dat ze op een positieve manier worden onthaald. Ze worden op de hoogte gesteld van het pedagogisch project en de schoolwerking door de directeur. Bij hun intrede in hun nieuwe klas worden ze begeleid door een parallelleraar of een meer ervaren collega bij wie ze met hun vragen terecht kunnen. Via een vademecum is er duidelijkheid over praktische afspraken. In de school zijn heel wat leraren met specifieke deskundigheden die hun expertise ten dienste stellen van het team. Het behoort tot de schoolcultuur om een gepersonifieerd beleid te voeren met het oog op een leerkrachtbetrokken pedagogisch-didactische begeleiding. In deze school is de onderlinge verstandhouding van die aard dat de teamleden ongedwongen bij elkaar steun vragen en krijgen wanneer ze het nodig achten. Beoordeling De school beschikt over een enthousiast en inspirerend intern leiderschap. De directeur oefent – net als zijn voorgangers - zijn leiderschap uit als voortrekker en uitdrager van de schoolvisie. Samen met het zorgteam en de werkgroepen ondersteunt en stimuleert hij op een dynamische manier de schoolwerking en bewaakt hij de kerntaak. De teamleden zijn uiterst tevreden over het participatief beleid van de directeur. 2.2.3
Beschikken over het vermogen tot communicatie en overleg
In welke mate benut de school de communicatie- en overlegmogelijkheden om de onderwijskundige doelen te realiseren?
De leraren spreken algemeen hun voldoening uit over de onderlinge samenhorigheid en dat beïnvloedt in gunstige zin de interne communicatie. De maandelijkse personeelsvergadering is een belangrijk formeel communicatie- en overlegmoment. De teamleden krijgen hiervoor geen agenda vooraf maar iedereen weet wat er op de dagorde komt omdat dit tijdens de voorafgaande vergadering wordt afgesproken. Iedereen ontvangt een verslag van de vergadering. Deze teamvergaderingen zijn vooral werkvergaderingen en er wordt in hoofdzaak verslag gedaan van de vorderingen van innovaties. Hierop geven de leraren hun persoonlijke commentaar en hun bevindingen. De teamleden leren hierdoor kijken vanuit het standpunt van collega’s. Indien het nodig is, kunnen de teamleden agendapunten toevoegen. De personeelsvergaderingen zijn functioneel omdat er na het algemeen gedeelte geregeld verder wordt vergaderd per niveau. De directeur leidt de besprekingen voor de teamleden van de lagere afdeling en voor de kleuterafdeling gebeurt dit door een kleuteronderwijzer die ook als GOK-leraar en beleidsondersteuner fungeert. De leraren zijn tevreden over de frequentie, het verloop en de inhoud van de personeelsvergadering. Ondanks de soms verschillende meningen en opvattingen van de teamleden gebeurt de besluitvorming meestal in consensus. Eens een beslissing genomen, wordt die door iedereen zonder te mopperen naar best vermogen uitgevoerd. De beslissingen laten doorgaans voor de individuele teamleden enige speelruimte zodat ze hun eigenheid niet volledig moeten wegcijferen. De school heeft een sterk innoverend vermogen en hierbij spelen de werkgroepvergaderingen een even belangrijke rol als de personeelsvergaderingen. Het zorgt ervoor dat vernieuwingen ook verbeteringen zijn en zichtbare effecten hebben voor de leerlingen. Er zijn werkgroepen voor wiskunde, taal, groenbeleid op school (MOS) en wereldoriëntatie. Ook het zorgteam speelt een belangrijke rol in de schoolontwikkeling zoals is vermeld bij de zorgbrede werking (p. 11 en verder). Er is een degelijk overleg tussen de parallelcollega’s. Wekelijks worden afspraken gemaakt over het aanbod en de organisatie van klasoverschrijdende activiteiten. Alle deeltijds werkende leraren hebben een duoschrift. De informatiedoorstroming verloopt vlot. De directeur selecteert de binnenlopende post en geeft die door. De teamleden worden door middel van verschillende vormen (postvaksysteem, mededelingenbord, dienstnota’s,…) op de hoogte gesteld. De school verzorgt op een degelijke manier de externe communicatie. De ouders worden als volwaardige partners bij de schoolwerking betrokken. Zij worden zorgvuldig geïnformeerd over het schoolgebeuren via de infobrochure, ouderavonden en informatiebijeenkomsten, de website, de schoolkrant en mededelingen. In de kleuterafdeling zijn dat ‘weekberichten’ die de ouders informeren over het komende thema en de
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
− 17 −
uitwerking ervan. In de lagere afdeling stroomt de informatie door via de agenda van de leerlingen Er wordt de ouders de mogelijkheid geboden materialen die bij het thema aansluiten mee te geven met de kinderen. In de loop van het schooljaar plant het team meerdere individuele ouderavonden. In de kleuterafdeling zijn er informatieavonden over schoolrijpheid. Voor alle kleuterklassen en de eerste leerlingengroep van de lagere afdeling zijn er openklasdagen. Voor anderstalige ouders worden wekelijkse moedergroepen georganiseerd. Sommige ouders zijn op geregelde tijden aanwezig op school en zijn dan bibliothecaris. Andere ouders verrichten hand- en spandiensten ter gelegenheid van schoolfeesten of andere bijeenkomsten. Na de schooluren lopen heel wat ouders langs en kunnen een praatje maken met de teamleden. De contacten met de overige externen zijn functioneel. De samenwerking met het CLB en met de netgebonden pedagogische begeleiding leidt tot verdere ondersteuning of vorming. De samenwerkingsvormen met de scholen van de scholengemeenschap verlopen vlot. Onder meer pedagogische studiedagen worden samen georganiseerd. De directie participeert aan directiewerkgroepen en vindt in de behandelde onderwerpen nieuwe ideeën en suggesties voor aanpak en strategieën. Dit betekent een daadwerkelijke steun. Er zijn duidelijke afspraken over hoe externen de richting van de school bepalen. Beoordeling De school beschikt over het vermogen tot communicatie en overleg en maakt daar op een functionele manier gebruik van. 2.2.4
Beschikken over ruimte voor professionele ontwikkeling
In welke mate bevordert de school de professionele ontwikkeling van de teamleden om de onderwijskundige doelen te realiseren?
De communicatie- en overlegmogelijkheden worden gebruikt voor het uitwisselen van leerervaringen en de interne professionalisering. Het innoverend vermogen van het team en de individuele leraren komt tot uiting in een aantal kernvragen die voortdurend in deze school frequent worden gesteld: “Waarin zijn we sterk en wat willen we behouden? Wat willen we met elkaar verbeteren? Hoe gaan we dat doen? Op welke termijn? Hoe stellen we vast dat we erin zijn geslaagd om onze doelen binnen onze visie te realiseren?” Deze vragen vormen de leidraad. De teamleden hebben de gewoonte om doelgericht samen te werken, acties voor te bereiden, uit te voeren en te evalueren waardoor ze reeds een vrij hoge graad van integrale kwaliteitszorg bereiken. De samenwerking tussen de leden van het zorgteam onderling, tussen de klassenleraren en de goede afstemming van het onderwijs met klasdoorbrekende activiteiten en projecten bieden goede kansen om samen te leren. De deskundigheden van de teamleden worden samen gedeeld met anderen en aangewend ten behoeve van het hele team. De school heeft voldoende naslagwerken en tijdschriften om zich op de hoogte te houden van nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs. Door de zorgcoördinator is een initiatief gestart om samen met de teamleden een project uit te werken om meer rekening te houden met de leerstijl van de leerlingen. Zo hoopt de school nog verder te evolueren naar nog meer en beter ‘onderwijs op maat’. De zorgcoördinatoren hebben in deze school een belangrijke rol op het terrein van de professionalisering. Ze gaan in de klassen innoverende werkvormen demonstreren. Daarna volgt een evaluerend leergesprek. Geleidelijk gaan de klassenleraren dan zelf de nieuwe werkvorm invoeren. Voor de externe professionalisering zijn de leraren op de hoogte van het aanbod van de begeleidingsdienst en van de nascholingscentra. De directeur stimuleert de leraren om externe nascholing te volgen en geeft daarbij het voorbeeld. Leraren die lid zijn van een werkgroep kunnen uiteraard nascholing volgen die specifiek is voor het domein waarmee ze zich bezighouden. Individuele leraren kunnen ook nascholing volgen op grond van hun persoonlijke interesse. Over het algemeen wordt het nascholingsbeleid evenwichtig samengesteld, is het gebaseerd op de prioriteiten van de school en wordt het op een goede manier uitgevoerd. Ook dat draagt bij tot de schoolontwikkeling. Het nascholingsplan en de uitvoering ervan zijn een verrijking voor de teamleden en draagt bij tot de effectiviteit van het onderwijs. Beoordeling De school maakt op planmatige en gestructureerde manier gebruik van de mogelijkheden om zich te professionaliseren. De interne professionalisering maakt het mogelijk dat de teamleden groeien in onderwijzen.
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
2.3
− 18 −
Synthesebeeld
In de loop van de voorbije halve eeuw heeft de school op een unieke manier een gezamenlijke visie en een gemeenschapsgevoelen ontwikkeld waarbij de waarden, doelen en normen uitnodigend werken. Er heerst in deze school niet alleen een goede collegiale sfeer maar ook een dynamische schoolcultuur. Door deze verregaande eensgezindheid over de waarden en doelen zijn de teamleden in hoge mate toegankelijk voor vernieuwingen. Het team heeft daarbij een sterk vermogen tot reflectie en heeft eigenschappen en vaardigheden ontwikkeld waardoor de school zelf goed het onderscheid kan maken tussen bijkomstigheden en relevante gegevens om daarmee op een dynamische manier haar schoolontwikkeling voort te zetten. Dankzij deze basishouding kan het team zich zodanig aanpassen dat het toch dezelfde goede onderwijseffecten blijft realiseren met een leerlingenpopulatie met stilaan gewijzigde kenmerken. Het vorige en huidige beleid en leiderschap in deze school heeft op een positieve wijze een invloed gehad op wat de school vroeger heeft gerealiseerd en nu nog bereikt. Het huidige leiderschap is participatief, ondersteunend en aanmoedigend. Het getuigt van visie, enthousiasme en optimisme. Het intern leiderschap en het team zijn er zich van bewust dat onderwijs en opvoeding een permanent vernieuwende opdracht is. Vernieuwing op deze school sluit aan bij een ervaren behoefte aan verandering en verbetering. Het open klimaat, de communicatie en het overleg, steunen op een geëmancipeerd gevoelen van acceptatie, respect en vertrouwen. In deze school is er een bereidheid tot voortdurend leren van en met elkaar. Er heerst hier een degelijke collectieve professionaliteit die maar is kunnen ontstaan dankzij het werk en de bijdrage van elk teamlid, ook van hen die vroeger mee aan deze weg hebben getimmerd. Het gevolg hiervan is dat het schoolteam zelf een zodanige autonomie aan de dag legt om beargumenteerd het eigen groeiproces te bepalen en te controleren. Het is voor de school geen probleem om gezamenlijk te plannen en besluiten te trekken. Het team zorgt voor een duidelijke taakverdeling en taakdifferentiatie waarbij zoveel als mogelijk rekening wordt gehouden met de persoonlijkheid en de deskundigheden van de teamleden. Zelfreflectie was voorheen al een verworvenheid in deze school en de voorbije jaren gaat het team meer aandacht besteden aan de zelfevaluatie. Hierbij worden de opbrengstgegevens wel op leerlingenniveau gebruikt maar nog niet geïnterpreteerd op groeps- en schoolniveau. De interne kwaliteitszorg is vooral gebaseerd op procesgegevens en minder op harde outputgegevens. Op basis van een analyse en interpretatie door de onderwijsinspectie besluit deze dat de basisschool “De Spreeuwen” voldoet aan haar maatschappelijke opdracht om met zoveel mogelijk leerlingen de eindtermen te halen. Toch zijn – ondanks de gunstige effecten en opbrengsten - enkele punten in de werking voor optimalisering vatbaar: de inrichting van bepaalde hoeken in de kleuterafdeling, het onderwijs in de wiskunde en de wereldoriëntatie in de lagere afdeling. Het erg goede pedagogisch klimaat is in deze school de fundering voor realisatie van de basiscompetenties. Het team zorgt voor een degelijke harmonische ontwikkeling. De zorgbrede werking is van een zodanig niveau dat het onderwijs in deze school in meer dan voldoende mate goed is voor de sterken en sterk voor de zwakken. In vergelijking met de vorige schooldoorlichting werd op alle gebieden degelijk werk verricht: de schoolvisie is concreet en duidelijk, de continuïteit is verbeterd, het plaatselijk milieu voldoende geïntegreerd, de zorgbreedte aangepast aan de noden van de leerlingenpopulatie en de professionaliteit van de teamleden is toegenomen. De onderwijsinspectie wenst dit schoolteam proficiat met de bereikte resultaten en met de wijze waarop de school op dit ogenblik al haar integrale kwaliteitszorg realiseert. 2.4
Aanbevelingen en tekorten onderwijskundig en organisatorisch functioneren
2.4.1
Aanbevelingen
Met de bedoeling een schoolintern proces van kwaliteitszorg te stimuleren, formuleert de onderwijsinspectie vanuit schoolontwikkelingsperspectief een aantal aanbevelingen. Op deze manier wil zij aangeven waar eventuele actieterreinen gelegen zijn. Zo kan de school: • in de kleuterafdeling een aantal specifieke hoeken meer verrijken; • in de lagere afdeling bepaalde facetten van wiskunde en wereldoriëntatie bijstellen; • haar outputgegevens systematisch verzamelen, op groeps- en schoolniveau brengen, analyseren en interpreteren om op basis daarvan haar integrale kwaliteitszorg uit te bouwen. 2.4.2 • Nihil.
Tekorten
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
3
Risicobeheersingsbeleid
3.1
Toelichting
− 19 −
De inspectie heeft een signaalfunctie voor de scholen in het kader van een dynamisch risicobeheersingsbeleid. Zij steunt hierbij op artikel 7 § 4 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 1999: “De inspectie zal een marginale controle uitoefenen op de voorwaarden inzake hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid. Tevens zal zij onderzoeken of de materieel bevoegde overheden geen tekortkomingen hebben vastgesteld en of alle wettelijk vereiste veiligheidsattesten zijn afgeleverd.” Aan de hand van de dynamische inspectie-index zijn volgende vier indicatoren onderzocht: n De organisatie van het veiligheids- en welzijnsbeleid o De bewoonbaarheid van de schoolinfrastructuur p De veiligheid van de leer- en werkomgeving q Hygiëne, gezondheid en milieuzorg Iedere indicator wordt gedekt door een aantal variabelen. In de bijlage van dit verslag wordt elke variabele gewaardeerd op een schaal van 0 tot en met 4. 3.2
Aanbevelingen en tekorten risicobeheersingsbeleid
Om het risicobeheersingbeleid te optimaliseren kan de school: • de juiste pictogrammen aanbrengen; • de brandlast in de vluchtwegen en in de stookplaatsen verwijderen. De school dient de volgende maatregelen te integreren in het beleidsplan en verbeteracties op te nemen in het jaaractieplan. Op basis van het brandweerverslag van 22.01.2007 (BM2007.037) gaat het onder andere om volgende acties: • bij verbouwingen ervoor zorgen dat ook de deuren in de minst recente gebouwen in de vluchtrichting draaien; • de noodverlichting uitbreiden en laten keuren; • de compartimentering in orde brengen en op de nodige plaatsen brandwerende deuren plaatsen; • de alarmering zodanig aanpassen dat het signaal op alle plaatsen in de school kan worden gehoord. De school moet aantonen dat volgende tekorten zijn weggewerkt: • Nihil.
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
4
Andere wettelijke bepalingen
4.1
Onderwijsleermiddelen en schooluitrusting
− 20 −
De school beschikt over voldoende onderwijsleermiddelen en over een aangepaste schooluitrusting om de ontwikkelingsdoelen na te streven en de eindtermen te realiseren. 4.2
Wettelijke voorschriften
Voor zover de inspectie bij de controle van een aantal documenten heeft kunnen vaststellen, wordt de schooladministratie op een correcte manier bijgehouden en afgehandeld. De school leeft de wettelijke voorschriften na. 4.3
Aanbevelingen en tekorten naleving andere wettelijke bepalingen
4.3.1
Aanbevelingen
Nihil. 4.3.2 Nihil
Tekorten
− 21 −
SDL0607/6/025: Battelsesteenweg 259, 2800 MECHELEN
5
Conclusies en advies
5.1
Conclusies
• Het onderwijskundig en het organisatorisch functioneren in deze school voldoen. • Het risicobeheersingsbeleid in deze school voldoet. • De naleving van de andere wettelijke bepalingen in deze school voldoet. 5.2
Advies
In uitvoering van het Decreet van 17 juli 1991, inzonderheid het artikel 5, alsmede in uitvoering van het Besluit van 2 februari 1999, artikel 10, wordt een gunstig advies uitgebracht voor verdere erkenning en financiering. De inspecteurs basisonderwijs
C. Gobien
De coördinerend inspecteur
R. De Wachter
W. Bellemans
L. Van der Auwera
Datum van verzending aan het schoolbestuur en de directeur:
Voor kennisneming: De directeur
Naam: Tom Resseler Datum:
Het schoolbestuur
Naam: Linda Van Achter Functie: Algemeen directeur Datum:
Het ondertekende verslag moet binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst teruggezonden worden aan de coördinerend inspecteur. Het schoolbestuur kan op- of aanmerkingen formuleren na kennisneming van dit verslag en deze meezenden als bijlage. Vak bestemd voor de stafleden van de inspectie basisonderwijs De coördinerend inspecteur Handtekening Verslag ontvangen doorgestuurd Luc Van der Auwera Tervuursesteenweg 243 2800 MECHELEN
Roger Peeters H. Consciencegebouw 4BC04 Koning Albert II-laan 15 1210 BRUSSEL
De inspecteur-generaal basisonderwijs Datum
Handtekening