State-of-the-art e-learning E-learning bezien vanuit technologisch, onderwijskundig, organisatorisch en markt perspectief
Colofon Datum: Versie:
10-07-2001 2.0
Verandering: Project referentie: TI referentie:
PrE-learn PrE-learn D1
Bedrijfsreferentie: URL: Toegangsrechten: Status: Redacteur: Bedrijf:
publiek final Janine Swaak Telematica Instituut
Auteur(s):
Martin Alberink, Guido Annokkée, Rogier Brussee, Marjan Grootveld, Henk de Poot, Patrick Strating, Janine Swaak, Mettina Veenstra en Carla Verwijs
S y nop s is: Dit rapport start met een globaal beeld van de geschiedenis van e-learning, van de didactische meerwaarde van de inzet van e-learning en van kansen van e-learning op organisatieniveau. De conclusie is dat de meerwaarde van e-learning vooral zit in de praktische inzetbaarheid en kostenbesparende aspecten ervan. Na deze onderwijskundige en organisatorische visie, wordt vanuit technisch perspectief uitgebreide overzichten en analyses van e-learning platformen, auteursomgevingen, metadata, architecturen en infrastructuren gepresenteerd. Hier concluderen we dat de huidige e-learning systemen nog verre van perfect zijn, dat openheid, interoperabiliteit en uitwisselbaarheid de belangrijkste criteria zijn voor toekomstige e-learning systemen, en dat de meeste standaarden hiervoor nog in ontwikkeling zijn. Tenslotte wordt vanuit de markt gekeken naar educatieve waardeketens en enkele lopende samenwerkingsprojecten op gebied van e-learning gepresenteerd. De conclusie is dat de onderwijsmarkt complex is. Er zijn vele soorten van producten in omloop en de actoren in het veld spelen vaak verschillende rollen tegelijk. Ons beeld van de initiatieven is dat de sterkste projecten die zijn waarbij schaaleffecten worden bereikt door de technisch niet zo onderlegde docent/coach en leerling/cursist meer mogelijkheden te geven.
© 2001 Telematica Instituut Persoonlijk gebruik van dit materiaal is toegestaan. U heeft toestemming nodig van of via het Telematica Instituut (http://www.telin.nl) voor het kopiëren en/of publiceren van dit materiaal voor reclame of promotionele doeleinden of voor het maken van verzamelde werken met als doel verkoop of distributie via servers of lijsten of voor het hergebruik van enig auteursrechtelijk beschermd deel van dit werk in andere werken.
Voorwoord
Op dit moment besteden veel bedrijven in de vorm van kostbare cursussen aandacht aan de opleiding van hun personeel. In de bedrijfsopleidingsector gaat veel geld om: jaarlijks zo’n vier tot vijf miljard gulden. Die markt groeit jaarlijks met tien tot vijftien procent. Uit marktonderzoek blijkt dat 75 procent van het Nederlandse bedrijfsleven verwacht dat elektronische leervormen gebruikt zullen gaan worden. De meeste maken nu echter nog gebruik van traditionele leermethoden. In de VS en Canada investeren bedrijven, universiteiten en overheden fors in e-learning. Volgens een Amerikaanse studie van het Masie Center zal dit jaar 92% van de grote bedrijven een vorm van online leren implementeren. Ook andere studies voorspellen ‘booming business’ in de markt voor online leren voor de komende jaren. Daarnaast heeft de Nederlandse overheid “e-learning” hoog op de agenda staan. Dit rapport heeft tot doel te inventariseren wat er vandaag de dag ‘te koop’ is op het gebied van e-learning. Een tweede doel is op basis van deze inventarisatie te beslissen of het Telematica Instituut moet inzetten op e-learning of juist niet. In dit rapport kijken we allereerst waar de voorspellingen van een florerende e-learning markt op gebaseerd zijn. We doen dit door een globaal beeld te geven van de geschiedenis van e-learning en van de technische ontwikkelingen, om vervolgens te kijken wat deze technieken opbrengen. Bij de opbrengsten maken we onderscheid tussen enerzijds de didactische meerwaarde van de inzet van e-learning en anderzijds de kansrijke praktische situaties en kansen van e-learning op organisatieniveau. Na deze onderwijskundige en organisatieblik, zetten we onze technische bril op en geven we overzichten en analyses van e-learning platformen, auteursomgevingen, metadata, architecturen en infrastructuren. Tenslotte pakken we onze marktbril en beschrijven we educatieve waardeketens en enkele lopende samenwerkingsprojecten op gebied van elearning.
P R E - L E A R N
V
6
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Inhoudsopgave 1 Inl ei din g: g e sc hi ed en is e n ka ns en van e-l ea r nin g 1.1 Definitie e-learning 1.2 Geschiedenis e-learning 1.3 Didactische voordelen 1.4 Praktische situaties en kansen op organisatie niveau 1.4.1 Praktische situaties 1.4.2 Overzicht doelstellingen e-learning 1.4.3 Just-in-time, just-in-case, just-enough 1.4.4 Kennismanagement 1.4.5 Bindmiddel voor hoogopgeleiden 1.4.6 Wanneer niet 1.4.7 Leercultuur 1.5 Conclusies 1.6 Scope en overzicht van dit rapport 2 E-l e a rni ng pl atfo rm en 2.1 Wat is een e-learningplatform? 2.2 Analyse van e-learning platformen 2.3 Resultaten analyse 2.3.1 Tussen de platformen 2.3.2 Binnen de platformen 2.3.3 Samenvattend 2.4 Beperkingen van een meta-analyse 2.5 Conclusies 2.6 Uitkomsten van meta-analyse van e-learning platformen 3 A u t eu rso mg eving en 3.1 Wat zijn auteursomgevingen? 3.2 Auteursomgevingen voor educatieve toepassingen 3.3 Analyse van huidige functionaliteiten van auteursomgevingen 3.3.1 Aanleggen van lesmateriaal 3.3.2 Exportmogelijkheden 3.3.3 Standaarden 3.3.4 Kosten 3.4 Analyse van huidige beperkingen van auteursomgevingen 3.5 Conclusies 3.6 Uitkomsten van de meta-analyse van auteursomgevingen 4 Metadat a 4.1 Inleiding 4.2 Metadatastandaarden 4.2.1 Dublin Core 4.2.2 IEEE LOM 4.2.3 EML 4.2.4 MPEG-7 4.3 Structuur
13 13 14 16 18 18 19 21 22 23 24 25 25 25 27 27 28 30 30 30 31 33 33 33 41 41 41 42 42 43 43 43 44 44 45 51 51 52 53 54 55 56 56
7
4.4 Conclusies 5 E-l e a rni ng a rc hit e ctuu r s y st em en 5.1 Introductie 5.2 De LTSA 5.2.1 De LTSA systeem componenten 5.2.2 De LTSA ingevuld 5.3 De ADL SCORM architectuur 5.4 De SCORM SCO 5.4.1 Het Content Structured Format (CSF) document 5.4.2 Metadata 5.4.3 De SCORM runtime environment 5.5 Overzicht belangrijke standaarden 5.6 Conclusies 6 Inf ra st ru ctuu r op s cho l en, d e h uid ig e st and van z ak en 6.1 Inleiding 6.2 Primair onderwijs 6.2.1 Computers en randapparatuur 6.2.2 Netwerken 6.3 Voortgezet onderwijs 6.3.1 Computers en randapparatuur 6.3.2 Netwerken 6.3.3 Software 6.4 Mogelijkheden van infrastructuur en technologie voor onderwijsdoeleinden 6.4.1 Inleiding 6.4.2 Beschikbaarheid van computers voor leerlingen 6.4.3 Typen computers 6.4.4 E-books 6.4.5 Randapparatuur 6.4.6 Netwerkverbindingen 6.4.7 Mobiele terminals en netwerken 6.4.8 ICT-technologieën voor onderwijsdoeleinden 6.4.9 Voice and video over networks 6.4.10 Virtual Private Networks 6.5 Initiatieven voor ICT op scholen 6.5.1 Kennisnet 6.5.2 Surfnet 6.6 Conclusies 7 Het J a cob us Co ll eg e te En sc he de 7.1 Introductie 7.2 Over het Jacobus College 7.3 Gebruik van ICT 7.4 Educatieve software 7.5 Gebruik van het web 7.6 Kennisnet 7.7 Wensen, behoeften en voorziene knelpunten 7.8 Conclusies
8
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
57 59 59 60 60 62 64 66 66 67 67 68 69 71 71 71 71 72 72 72 72 73 73 73 73 74 74 75 75 76 77 78 78 78 78 80 80 81 81 81 82 84 84 85 85 86
7.9 Bijlage: gebruikt interviewschema 8 Edu c ati eve waa rd e ket en 8.1 Een complex veld 8.2 De educatieve content waardeketen 8.3 Het veld 8.3.1 Regulier onderwijs - actoren en omzet 8.3.2 Actoren en Omzet opleidingsmarkt bedrijfsopleidingen 8.4 De belanghebbenden 8.5 Waarom inspelen op ICT-ontwikkelingen? 8.6 Uitdagingen 8.6.1 Professioneel onderwijs en bedrijfsopleidingen 8.6.2 Regulier onderwijs 8.7 Conclusie 9 En k el e lop end e I CT-onde rwij si nit iat i even 9.1 Vespucci 9.1.1 VESPUCCI, samenwerking tussen HBO en uitgeverij 9.1.2 Discussie over Vespucci 9.2 Ciao 9.2.1 CIAO dienstverlening aan lagere scholen 9.2.2 Discussie over CIAO 9.3 Belle 9.3.1 Belle - initiatief vanuit CANARIE 9.3.2 Discussie over Belle 9.4 De Digitale Universiteit 9.4.1 Financiering 9.4.2 Kansen 9.5 Kennisnet 9.5.1 Kennisnet - Landelijke portal voor scholen 9.5.2 Discussie over Kennisnet 9.6 TeleTOP 9.6.1 TeleTOP - ondersteunen van universitaire colleges 9.6.2 Discussie over Teletop 9.7 Conclusies 10 Con clu s ie s 10.1 Wat hebben we gedaan? 10.2 E-learning totaaloplossingen 10.3 Initiatieven 10.4 Belangrijke onopgeloste problemen 10.5 Kansen Telematica Instituut 10.5.1 Voordelen voor de Nederlandse samenleving 10.5.2 Voordelen voor het Telematica Instituut 10.6 Slotwoord Geb ru ikt e af ko rt ing en Ref e re nti e s A p p end ix: WWW-b ron ne n ov e r e-l e ar nin g Algemeen
86 91 91 91 92 92 93 94 95 96 96 96 97 99 99 99 101 102 102 103 103 103 104 105 105 105 105 105 106 107 107 107 108 11 1 111 111 112 113 113 114 114 114 11 7 12 1 12 3 123
9
Overheid Basis-/voortgezet onderwijs Hoger onderwijs/universiteit Beroeps-/volwassenenonderwijs Onderzoek Ondersteuning/advies Educatieve uitgeverijen Educatieve software Leer-/ontwikkelomgevingen Educatieve data Standaarden Internationaal
10
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
124 125 126 128 130 131 131 131 132 135 135 135
11
12
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
1
Inleiding: geschiedenis en kansen van e-learning
We starten dit rapport bij het begin: bij de definitie van e-learning en de geschiedenis van elearning. Vervolgens kijken we in deze inleiding naar de opbrengsten van e-learning. Bij de opbrengsten maken we onderscheid tussen enerzijds de didactische meerwaarde van de inzet van e-learning en anderzijds de kansrijke praktische situaties en kansen van e-learning op organisatieniveau. We besluiten dit inleidende hoofdstuk met een overzicht van de rest van het rapport. 1.1
Def in iti e e- le a rni ng
E-learning staat letterlijk voor elektronisch leren, al beschouwen we niet elke vorm van elektronisch leren als e-learning. Gebruiken van ICT-hulpmiddelen is geen e-learning. Dat wordt het pas, wanneer internettechnologie ingezet wordt voor het overbrengen en de opbouw van kennis en vaardigheden. In dit rapport hanteren we daarom de volgende definitie: E-learning is het gebruik van internettechnologie om educatieve content te creëren, te managen, beschikbaar te stellen, te beveiligen, te selecteren en te gebruiken, om gegevens van de lerenden op te slaan en de lerenden te volgen, en om communicatie en samenwerking mogelijk te maken. Het doel is de overdracht en opbouw van kennis en vaardigheden te ondersteunen, uit te breiden en te flexibiliseren. De e van e-learning staat dus niet voor eenzaam omdat e-learning zowel asynchroon, synchroon als collaboratief (waarin synchroon en asycnchroon elkaar afwisselen) plaatsvinden. Ook staat de e niet voor eigen verantwoordelijkheid. Een coach, docent of instructeur, groepsinteractie en samenwerking met en feedback van een collega of leeftijdsgenoot (peer) maken er een gedeelde verantwoordelijkheid van. De e staat ook niet voor elektronisch boek. Simulaties, animaties, virtuele werkgebieden, discussielijsten etc. worden ook ingezet voor e-learning. Tenslotte staat de e niet voor eenzijdig. Naast gebruik van email worden live groepsbijeenkomsten georganiseerd, naast zelfstudie worden groepsdiscussies gemodereerd, naast denken worden dingen gedaan etc. (Wilfred Rubens, KPMG Consulting, 7 juni 2001). Een instructeur kan bijvoorbeeld het Internet gebruiken om een complete cursus of een enkele cursusmodule op te zetten en te geven. Hij kan zelf eenvoudig het materiaal bewerken, er nieuwe voorbeelden of een plaatje of weblink aan toevoegen. Het contact met cursisten wordt onderhouden middels e-mail en de cursisten beschikken over een projectruimte op het World Wide Web waarin ze de documenten bewaren waar ze gezamenlijk aan werken. Maar een instructeur kan ook na een klassikale cursusreeks, cursisten stimuleren via een discussielijst praktijkervaringen te laten uitwisselen.
13
Voordat we de meerwaarden van e-learning inventariseren, geven we een beeld van de geschiedenis van e-learning. 1.2
Ge sch i ed eni s e- le a rni ng
Het gebruik van computers voor leerdoeleinden is niet nieuw. Vanaf de 60-er en 70-er jaren zijn onderwijskundigen en informatici bezig computers in te zetten voor instructie. In de beginjaren werden voornamelijk mainframecomputers gebruikt en voor het ontwikkelen van instructiemateriaal moest men kunnen programmeren in standaard programmeertalen. Deze programmeertalen waren eigenlijk ongeschikt waren voor dit doel. De eerste specifieke omgeving voor de ontwikkeling van computergebaseerde instructie (CBI), waarin tekst en plaatjes geïntegreerd konden worden, is in die tijd ontwikkeld. De ontwikkelde instructiematerialen waren geschikt voor mainframes. Eind jaren ‘70 kwamen microcomputers breed beschikbaar. Het duurde echter jaren voordat software ontstond waarmee instructiematerialen gemaakt konden worden die net zo geavanceerd waren als de computergebaseerde instructie van de mainframes. Begin jaren ’80 veroverden de Personal Computer van IBM en Apple’s Macintosh computer de wereld. De ‘Mac’ was veel gemakkelijker in gebruik, met de muis, dan de PC en kon overweg met de integratie van multimedia (tekst, plaatjes, geluid). Ondanks de voordelen van de Mac won de personal computer (PC) terrein. Het gebruik van personal computers groeide, met name toen bedrijven systemen gingen ontwikkelen om deze PC’s met elkaar te laten communiceren. Eerst werden ‘local area networks’ (LANs) ontwikkeld om computers die fysiek dicht bij elkaar stonden te verbinden. Vervolgens ontstonden er WANs (wide area networks) die de LANs aan elkaar knoopten en verbonden met fysiek ver gelegen computers. Het Internet, een wereldwijde collectie van LANs en WANs, groeide gedurende de jaren ’80. Begin jaren ’90 werd een speciaal deel op het Internet gecreëerd: het World Wide Web. Dit was een belangrijke stap: het Internet, dat tot die tijd voornamelijk was gebruikt door regeringen en academische instellingen voor het uitwisselen van tekst, werd een virtuele wereld toegankelijk voor velen. Honderden miljoenen mensen gebruiken Internet om tekst, plaatjes of video uit te wisselen, om informatie op te zoeken, om te shoppen, om communities te vormen en natuurlijk om te leren. Naast het WWW heeft een ander belangrijke ontwikkeling plaatsgevonden: het ontstaan van e-learning platformen. E-learning wordt ondersteund door een e-learning platform. E-learning platformen maken e-learning overzichtelijk en beheersbaar voor een organisatie. Zij ondersteunen het proces van de ontwikkeling van leermaterialen, de aanbieding ervan, de communicatie tussen trainers en cursisten, het toetsen en volgen van cursisten en de organisatie en beheer van het onderwijs (zie ook Droste, 2000). Meestal is de functionaliteit van een e-learning omgeving verdeeld over een auteurs kant (auteursomgeving) en een omgeving die het leermateriaal aanbied, de lerende toetst en volgt, en het contact met een coach mogelijk maakt.
14
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Professionele en rijpere e-learning platformen bieden geïntegreerde oplossingen aan die een zo groot mogelijk deel van het proces afdekken. Deze integratie heeft voor de ontwikkelaars van het platform het voordeel dat men alle delen goed op elkaar kan afstemmen. Het nadeel van deze aanpak voor de gebruiker is echter dat men vastzit aan de functionaliteit die het elearning platform biedt, zelfs als men buiten het platform al vergelijkbare of beter functionaliteit in huis heeft. Een duidelijk voorbeeld vinden we bij auteursomgevingen. Zij hebben een bestand in- en export functionaliteit omdat standaard tekstverwerkers en grafische paketen meer functionaliteit en een vertrouwdere omgeving bieden dan degene die de auteurs omgeving zelf biedt. Een ander belangrijk voorbeeld is het web. Het Internet en het World Wide Web hebben de groei van effectieve educatieve software zowel bevorderd als ook geremd. Zij hebben de ontwikkeling geremd door het niet aanbieden van goede gereedschappen, geschikt voor het WWW, om multimediaal instructiemateriaal te maken. HTML en Java, de twee belangrijkste programmeertalen van het web, zijn niet direct geschikt voor educatief materiaal. Terwijl bestaande auteursomgevingen voor instructiemateriaal (zoals Authorware) vaak nog problemen opleveren omdat ‘plug-ins’ (toevoegingen aan de software) nodig zijn voor de webbrowsers. Internet en het WWW bevorderen de ontwikkeling van goed instructiemateriaal door het toegankelijk maken van het computernetwerk aan zo veel mensen. Het web is in korte tijd tot het universele platform voor de distributie van multimedia materiaal uitgegroeid. Bovendien heeft het een distributiemodel dat goed aansluit bij e-learning: een centrale server met standaard clients, die de mogelijkheid hebben om functionaliteit toe te voegen (met behulp van applets, servlets en scripts). Het gebruik van het web biedt een aantal grote voordelen. ·
Het web is laagdrempelig: makkelijk te gebruiken en goedkoop.
·
Het web wordt ruim toegepast. Er is veel geld en energie gestoken in basistechnologie als webbrowsers en –servers, en deze is ruim voorhanden. Aanbieders van andere software zorgen ervoor dat hun applicaties goed met het web kunnen samenwerken (bijv. door HTML en XML te ondersteunen), en zijn veel gebruikers en ontwikkelaars met deze technologie vertrouwd.
·
Het web is van nature geschikt om content (in het bijzonder educatief materiaal) wereldwijd te verspreiden.
Wij zien dat e-learning platformen naar het web toe groeien. Enerzijds gaan steeds meer bestaande e-learning platformen het aanbieden van materiaal met behulp van een webbrowser ondersteunen. Anderzijds voorzien wij platformen die hun functionaliteit voor het grootste deel ontlenen aan een webbrowser en bestaande applicaties als tekstverwerkers, communicatie tools en databases. Daarvoor is echter wel het een en ander nodig. In een omgeving waarvan niet alle componenten van een aanbieder komen, is het nodig dat die componenten informatie en functionaliteit op een standaard manier uitwisselen. Voor het web zelf, zijn er vele zulke standaarden (onder andere HTML, XML, Java). In een educatieve omgeving moet het materiaal op een standaard manier worden beschreven, bibliografisch,
15
inhoudelijk en didactisch (zogenaamde metadata) gezien. Er moet op een standaard wijze informatie over de cursisten worden bijgehouden en uitgewisseld. Het blijkt verder nuttig om leermateriaal op te bouwen uit herbruikbare, zoekbare modules en deze moeten op een standaard wijze worden verpakt, beveiligd en van rechten worden voorzien. Ook de bijbehorende functionaliteit om iets met deze standaarden te doen moet worden geïmplementeerd. Tenslotte, moet er ook op het web en op deze standaarden gebaseerd educatief materiaal worden ontwikkeld. In dit rapport komen we uitgebreid terug op de technische ontwikkelingen. Samenvattend: e-learning platformen maken e-learning technisch en organisatorisch beheersbaar. Het web aangevuld met een pakket van op de educatieve markt toegesneden standaarden zal vermoedelijk de basis van e-learning platformen gaan vormen. Deze ontwikkeling kan e-learning laagdrempelig en goedkoper maken. Een voorwaarde is dat er voldoende materiaal wordt aangeboden. De technologie komt eraan, maar welke voordelen zijn er werkelijk te behalen met de inzet van deze technologieën? We geven allereerst antwoord op de vraag of er didactische voordelen zijn te behalen met e-learning. Vervolgens bespreken we een scala aan praktische situaties waarin e-learning kansrijk lijkt. Deze situaties koppelen we aan kansen van elearning op organisatieniveau. 1.3
Did a cti s che voo rd el en
Vanuit didactisch oogpunt zijn extra mogelijkheden voor communicatie en samenwerking tussen individuen of een groep van lerenden van harte welkom. De technieken ondersteunen, flexibiliseren en vergroten leermogelijkheden. Daarom wordt er volop gewerkt aan middelen die geschikt zijn voor het overdragen van leerstof en aan gereedschappen voor het opbouwen van kennis en vaardigheden (zie Kader 1 voor deze twee visies op leren). De nieuwe vorm van leren en lesgeven kent een aantal voordelen. Veel ervan moeten zich echter nog bewijzen en zijn dus speculatief. De didactische meerwaarde (gaan mensen er werkelijk meer of beter van leren) moet nog verder bestudeerd worden. Gelukkig wordt er veel ervaring opgedaan met e-learning. Salomon en Perkins (1996) verwijzen naar dit fenomeen als de ‘Mount Everest’-rationale: men beklimt de Mount Everest, omdat hij er is. En zo gebruikt men ook computertechnologie: omdat het er is. In 1980 voorspelde Taylor dat er voor computers een rol was weggelegd voor leren. Ook was hij heel positief over de didactische meerwaarde van computers in het onderwijs. Het blijkt dat de meerwaarde van computergebruik ten opzichte van andere educatieve benaderingen zonder computer, zich moeilijk laat vastleggen. Het blijkt lastig om eenduidige en substantiële positieve educatieve effecten van computers aan te tonen. Kulik en Kulik (1986, 1991) voerden meta-analyses uit van gecontroleerde experimenten, waarin alleen de rol van de computer varieerde. Kulik en Kulik vonden ‘overall’ slechts een klein effect ten gunste van de inzet van computers. Het effect was niet eenduidig te interpreteren: soms was een boek beter dan de computer, soms ook niet, in sommige gevallen was een instructievideo beter dan een computerles, en dan weer niet, et cetera.
16
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Visies op leren en de rol van de computer Traditionele instructie behelst gewoonlijk de expliciete overdracht van informatie en de reproductie van de informatie door de lerende of trainee. Lerenden worden uitgenodigd de aangeboden informatie te absorberen. Actieve participatie van de lerende en/of interactie met het leermateriaal speelt vaak geen rol. Uitgangspunt is dat de wereld objectieve informatie bevat, die men moet beheersen om goed te kunnen functioneren. De rol van de computer is hier van een overdrager van informatie en overdrager van de instructie waarin de informatie verpakt is. Tegenstanders van dit objectivisme benadrukken dat mensen de realiteit interpreteren en er zelf een begrip van vormen (b.v. Jonassen, Campbell, Davidson, 1994). Met andere woorden, mensen bouwen zelf hun eigen kennis op. Deze actieve kennisopbouw vormt de kern van het constructivisme (Duffy & Cunningham, 1996). Actieve participatie van de lerende in het leerproces is hier essentieel. De rol van de computer is er een van cognitief gereedschap (b.v. Jonassen & Reeves, 1996). Een cognitief gereedschap versterkt de intellectuele vermogens van mensen en breidt deze vermogens uit (Saljö, 1996). Zo is de kalender voor veel mensen een hulpmiddel bij het onthouden van de datum. Computertechnologie kan een cognitief gereedschap zijn voor een lerende door bijvoorbeeld het rekenwerk voor zijn rekening te nemen. Andere gereedschappen presenteren objecten of data op verschillende manieren (grafieken, simulaties, animaties), maken communicatie tussen mensen mogelijk, of bewaren (tussen)producten van de lerende op een manier waardoor het gemakkelijk terug te vinden is. Wij zien bovenstaande stromingen van objectivisme en constructivisme minder in tegenstelling met elkaar dan de aanhangers van deze paradigma’s. Er is een objectieve wereld met bepaalde waarheden die men moet kennen om te overleven en succesvol te zijn. Mensen zijn echter geen sponsen. Leren is een actief, constructivistisch proces. Computers die bijdragen aan het leren van mensen, moeten mensen uitdagen in eigen tempo en actief relevante informatie te zoeken en hier begrip aan te geven, zodat de informatie toepasbaar is in de situatie waarin de lerende verkeert. Kader 1-1. Visies op leren
Wat deze meta-analyses beïnvloedt, maar waarvoor niet gecontroleerd wordt in de analyses, zijn de lerenden, variërend van volwassen trainees tot basisschoolleerlingen, de vakken die gegeven worden (aardrijkskunde of taal, vaardigheden of kennis) en de manier waarop de computers worden ingezet (bijvoorbeeld als ‘overdrager van informatie’ of als ‘cognitief gereedschap’). Een andere kanttekening bij deze meta-analyses is dat het alleen gecontroleerde experimenten bevat. Dat betekent dat de experimenten gericht zijn op één enkel aspect dat wordt onderzocht en de overige variabelen worden onder controle gehouden. Deze situatie is niet vergelijkbaar met de praktijk. Daar speelt bijvoorbeeld niet alleen het leereffect een rol, maar ook of cursisten gemotiveerd de cursus ingaan, de mate waarin cursisten het niveau van de cursus verhoogd hebben etc. De introductie en het gebruik van computers voor leren beïnvloedt de gehele leeromgeving. Indien onderzoekers deze meeromvattende effecten van computers proberen te voorkomen
17
(of te negeren) omwille van een gecontroleerd experiment, vergroot dat de kans op teleurstellende resultaten. Toch heeft een meer recente meta-analyse van 36 studies van Liao (1998) positieve effecten aangetoond van ‘hypermedia’ instructie ten opzichte van traditionele instructie. De hypermedia die Liao onderzocht waren allemaal interactieve vormen van instructie zoals computersimulaties, interactieve multimedia en interactieve video. Computertechnologie heeft een enorme potentie om leren te ondersteunen en leermogelijkheden van mensen uit te breiden. Het onderzoek om de leereffectiviteit te optimaliseren is in volle gang. Belangrijk daarbij is om innovaties mede te baseren op theorieën over leren. Los hiervan zijn de praktische mogelijkheden en kansen van e-learning op organisatieniveau evident. Zij zijn een belangrijke reden voor bedrijven om met e-learning te beginnen. In het navolgende kijken we naar praktische voordelen van e-learning en naar de kansen op organisatieniveau die e-learning met zich meebrengt. 1.4
P ra kt is ch e s itu ati e s e n k an se n o p o rga n isa t ie n ive au
De vraag of een groot aantal organisaties reeds winst behaald heeft uit hun investeringen in elearning, kunnen we helaas nog niet positief beantwoorden. We verwachten ook niet dat dit vandaag of morgen eenduidig in de jaarcijfers terug te vinden zal zijn. Wel menen we dat er praktische omstandigheden zijn waar e-learning kansrijk is en dat er kansen liggen die aantrekkelijk zouden moeten zijn voor organisaties. De kansen hebben we toegelicht met gefingeerde voorbeelden. 1.4.1
P ra kt is ch e s itu ati e s
Alessi en Trollip (2001, p. 6) stellen dat de kans op succes van inzet van computertechnologie groot is in de volgende praktische situaties:
18
·
wanneer de kosten voor instructie met alternatieve methoden hoger zijn (zoals militaire training);
·
waarbij veiligheid vliegsimulatoren);
·
waarin het materiaal moeilijk te leren is door andere methoden (abstracte fenomenen die nu gevisualiseerd kunnen worden);
·
waarbij individuele oefening nodig is (woorden leren van een vreemde taal);
·
waarin logistiek een moeizame factor is (experimenten die lang duren kunnen versneld worden);
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
belangrijk
is
(bijvoorbeeld
chemische
laboratoria,
·
waarbij de cursisten speciale behoeften hebben (visueel of auditief gehandicapten die nu kunnen kiezen voor audio of video).
De auteurs hebben het over de inzet van computertechnologie. Dit behelst niet per se ook het gebruik van internettechnologie waarmee tijd en afstand overbrugd kunnen worden. Een interessante vraag is of bijvoorbeeld een vliegsimulator via een netwerk te bedienen is: hoe ziet de opstelling er dan uit en welke netwerkeisen gelden er? Het is technisch gezien niet ondenkbaar, maar het stelt hoge eisen aan beeld- en geluidskwaliteit en responsiviteit van het netwerk omdat het een interactieve toepassing behelst. En wat zijn de voordelen bij gebruik van een netwerk in dit specifieke geval? Een andere afbakening van Alessi en Trollip is dat zij zich richten op echte lessituaties. Praktische omstandigheden kunnen ook in een breder perspectief gezien worden. De Gartner Group (http://www4.gartner.com/Init) bijvoorbeeld noemt vier algemene situaties waarin bedrijven e-learning kunnen inzetten: ·
Om bedrijfstransformaties te realiseren. Bijvoorbeeld om medewerkers nieuwe competenties te leren of nieuwe producten te introduceren;
·
Bij overnames. Belangrijk is dan de snelheid waarmee de verkoopafdeling de producten van het overgenomen bedrijf opneemt in de eigen logistiek en service;
·
Ondersteuning van innovatie. Bedrijven die veel nieuwe producten lanceren (bv. financiële en farmaceutische bedrijven), moeten hun verkoop- en servicepersoneel snel bijscholen. Is dat eenvoudig, dan zullen ze sneller nieuwe producten opnemen. Vervolgens levert dit weer een competitief voordeel op;
·
After sales. Leveranciers kunnen cursussen aanbieden aan het personeel van hun strategische partners. Bijvoorbeeld: in de autobranche moeten verkopers en servicemonteurs training krijgen bij de introductie van nieuwe modellen.
Uit de voorbeeldsituaties van de Gartner Group is niet direct af te leiden wat de meerwaarde is van e-learning ten opzichte van traditionele training. De voordelen van elektronisch materiaal lichten we nu toe. 1.4.2
Overz ic ht doe l ste ll ing en e -l ea rn ing
Hieronder vindt men een puntsgewijs overzicht van de doelstellingen van e-learning en de voordelen die er te behalen zijn met de inzet van elektronisch materiaal en het gebruik van netwerken.
19
meer tijd- en plaatsonafhankelijkheid van leren (‘anywhere, anytime’) · leertijd (tijdstip en tempo) · leerplaats (in-company trainingen, lokalen, Open Leer Centra, werk-/stageplaats, thuis) leren x werken · meer flexibiliteit van leren en werken: ‘duaal leren’, ‘levenslang’ leren · door koppeling van leren en werken meer transfer van leer- naar werkplek, en vice versa (dus verhoogde effectiviteit van leren, mogelijkheden voor ‘gesitueerd’ leren) · eenvoudiger bedrijfsrelevante content in leertraject in te passen (die aansluit bij de dagelijkse actuele praktijk en innovatie) · door omzet van werkplek naar leer-werkplek minder kosten voor werkgever (en hogere kans op baten) ‘op maat’ · kwalitatief hoogwaardiger aanbod dat meer op maat van de individuele cursist met zijn specifieke leerbehoefte is; ‘just-in-time, just enough’ informatie · tegemoet komen aan de verschillen in leerstijl, studietempo, plaats, begeleiding · programma (planning en organisatie van het opleidingstraject, de leerinhouden en de structurering van de leerstof) · didactiek (individueel, samenwerkend leren, projecten, klassikale instructie) · leermiddelen (elektronisch en schriftelijk materiaal) · begeleiding van cursisten (afhankelijk van de mate van zelfstandigheid) · toetsen (diagnostisch, zelftoetsen, eindtoetsen) digitale leerstof · betere toegankelijkheid van leerstof (‘anywhere, anytime’) · gemakkelijkere distributie van leerstof · door gebruik van digitaal materiaal en virtuele werkomgevingen is flexibelere samenstelling van leerstof mogelijk (qua inhoud, actualiteit, en qua samenstellers: docenten, studenten, werknemers, uitgevers) monitoring · betere kijk op leervorderingen en resultaten multimedia · door gebruik multimedia aantrekkelijker leren · door gebruik simulaties: visualisatie van fenomenen die normaal niet zichtbaar zijn, efficiënt en veilig veel oefeningen en experimenten doen
20
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
overige doelstellingen van bedrijven · de huidige doelgroep blijven bedienen op hetzelfde niveau, maar tegen geringere kosten (minder werktijd verloren laten gaan, reis- en verblijfkosten reduceren) · verkorten inwerktijd nieuwe medewerkers · sneller voorbereiden van medewerkers op veranderingen · medewerkers binden aan organisatie (door rijke leeromgeving medewerkers, breed ontwikkelen van competenties van medewerkers, (ICT) cursussen aan familie aanbieden, senioren educatie) · nieuwe groepen cursisten bedienen · stimulans voor de mobiliteit van de werknemer (employability) · ondersteunen van het zelfstandiger werken en leren · meer mogelijkheden voor bedrijfsoverschrijdend leren – en werken (b.v. expertise op afstand inhuren) · de koppeling met kennismanagement, HRM: o.a. extra mogelijkheden voor (bestaande) professionele communities in bedrijven · bijdrage aan de notie van 'lerende organisatie' · verbetering van binding tussen medewerkers en klanten, toegevoegde waarde kunnen bieden aan klanten · medewerkers beter voorbereiden op toeleveranciers overige doelstellingen van scholen · de huidige doelgroep blijven bedienen op hetzelfde niveau, maar tegen geringere kosten · nieuwe groepen cursisten bedienen · ondersteunen van het zelfstandiger leren (bijv. een zeker percentage docentonafhankelijk leren bij uitval docent) · meer mogelijkheden voor samen leren en schooloverschrijdend leren (b.v. expertise op afstand raadplegen, met ander scholen projecten doen, nieuwe communities opstarten) · meer mogelijkheden voor competentiegerichte leertrajecten (door bijv. koppeling van leren en werken) Kader 1-2. Overzicht doelstellingen e-learning
In het navolgende worden enkele van deze doelstellingen —aan de hand van praktische omstandigheden zijn waar e-learning kansrijk is— toegelicht. 1.4.3
Ju st-i n-ti me , ju st-i n-c a se , ju st-e nou gh
Elektronisch lesmateriaal is flexibeler in gebruik dan bijvoorbeeld het materiaal van een videoband of tekstboek. Een trainer past digitale teksten in een handomdraai aan en voorziet ze van een plaatje. Soms is die aanpassing nodig, omdat het niveau van de cursisten verschilt, omdat ze een andere leerstijl hanteren, of omdat andere voorbeelden meer aanspreken. Leerstof kan een vorm die past bij de context of omgeving, zoals een audioversie van een boek, die de bestuurder in de auto beluistert. Flexibel beschikbaar cursusmateriaal heeft ook voordelen voor een organisatie. Het zal het verschil tussen werken en leren verkleinen. Een cursist kan het geleerde meteen toepassen. Een hulpmiddel om zelf te leren is een database, die vergelijkbare problemen beschrijft met de toen gevonden oplossing. Belangrijk is dat die (case) database makkelijk en snel te
21
doorzoeken is. Wellicht zal iemand eerst zelf proberen een probleem op te lossen (trial-anderror), of het aan een collega vragen. Lukt het daarna nog niet, dan moet iemand zich realiseren dat meer informatie nodig is. Omdat niemand een werknemer op cursus stuurt, moet die zelf bewust zijn van zijn trainingsbehoeften. De een ziet dat sneller in dan een ander.
Taakgericht leren Wasmachinefabrikant Laundor heeft leren en werken geïntegreerd voor zijn reparateurs. Nieuwe werknemers gaan aan de slag na een korte interne opleiding van twee weken. Daarbij komen alle technische problemen aan bod, gedeeltelijk via een elektronische cursus die alle ins en outs van de Laundor machines laat zien. Nu is het niet zo dat nieuwe medewerkers daarna zichzelf maar moeten redden. Men leert in de praktijk. Eerst ‘thuis’, waar de machines vanuit de fabriek binnenkomen, en na verloop van tijd bij de klanten. Reparateurs hebben met behulp van een laptop of PDA altijd toegang tot de elektronische cursus, en kunnen een met de cursus geïntegreerde online gevallendatabase raadplegen. Dit systeem helpt ze het probleem te analyseren en op te lossen, bijvoorbeeld door aan te geven welke componenten van oudere machines vervangen kunnen worden door nieuwere. De nieuwe reparateurs beginnen met eenvoudige problemen. Later komen de lastiger gevallen. In de praktijk blijkt binnen een jaar het cursusmateriaal alleen nog als toegang tot de online database te worden geraadpleegd voor de echt moeilijke gevallen. Laundor is tevreden: hun reparateurs maken minder fouten en de interne opleiding is verkort en dat scheelt geld. Kader 1-3. Voorbeeld van e-learning: taakgericht leren
Naast de flexibiliteit van elektronisch cursusmateriaal, bieden de e-learning technologieën andere voordelen aan organisaties. Wanneer een organisatie e-learning weet te integreren met de persoonlijke ontwikkeling van mensen en met het interne kennismanagement zijn er extra meerwaarde te behalen. 1.4.4
Ken ni sm an ag em ent
Overheid en bedrijfsleven bereiden zich voor op de kennismaatschappij. Nu computers en machines veel oorspronkelijke taken overnemen, verandert de functie van mensen richting ‘kenniswerker’. Die kennis is een schaars en waardevol goed. Actueel houden van kennis is een strategisch bedrijfsbelang omdat innovaties en veranderingen snel doorgang vinden.Vandaar dat kennismanagement en de levenslanglerende werknemer een belangrijke rol gaan spelen.
22
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Intern kennismanagement QQConsult een ICT-consultancy, gebruikt Intranet om hun kennismanagement te organiseren. Na een sceptische start over het ongrijpbare ‘kennismanagement’ worden de online communities, een best-practices database en de Yellow Pages intussen als bijna onmisbaar ervaren. Marcel Joosten is bezig het projectplan te schrijven van een nieuw project binnen QQConsult. Het is een nogal vooruitstrevend project en Marcel wil dan ook zeker een paar mensen in het project die bepaalde kennis hebben. Hij gebruikt de zoekfunctie in de Yellow Pages om te achterhalen wie binnen QQConsult over de specifieke kennis beschikken. Marcel vindt een aantal namen die hij meeneemt in het resourceplan. Daarnaast is de afspraak binnen QQConsult dat in een team, naast een paar ervaren mensen, ook mensen zitten die juist nog veel te leren hebben. Voor het vinden van die minder ervaren personen gebruikt Marcel ook de Yellow Pages. Nu zoekt hij naar mensen die ervaring op een bepaald gebied op willen doen en die namen neemt hij op in het plan, dat hij de Resource Manager zal voorleggen. Marcels collega Johan worstelt al een tijdje met een vraag, waar hij het antwoord zowel in de boeken als bij zijn naaste collega’s niet heeft kunnen vinden. Iemand tipt hem de vraag in de community op het Intranet te plaatsen. Johan kent de community niet zo goed, hij heeft geen tijd zich met al dat ‘geklets’ bezig te houden. Maar ja, je weet maar nooit, dus hij stuurt de vraag toch maar naar de community. Tot zijn verbazing ziet Johan in de community een discussie ontstaan met zijn vraagstuk als onderwerp. Niemand kan hem het exacte antwoord geven, maar er zijn zoveel ideeën aangedragen, daar moet iets tussen zitten dat werkt! Kader 1-4. Voorbeeld van e-learning: kennismanagement
1.4.5
Bind mi dd el voor ho ogop ge l eid en
Het aanbod van aanvullende opleidingen is niet alleen noodzakelijk om de bedrijfsprocessen soepel te laten verlopen: soms werkt het aanbod als een ‘bindmiddel’ om hoogopgeleide werknemers in huis te houden. Concluderend: er is een groeiende noodzaak voor het permanent bijscholen van personeel. E-learning kan het gemakkelijker maken om op die opleidingsbehoefte in te springen en er aan bijdragen dat de kennisontwikkeling van de individuen past bij de kennisontwikkeling waar de organisatie behoefte aan heeft.
23
HRM op maat Judith de Groot is HRM-manager bij VinBank, een grote financiële instelling. HRM wordt bij VinBank zeer serieus genomen. Het laatste jaar is flink geïnvesteerd in instrumenten voor de ondersteuning van HRM-activiteiten, waar Judith en haar collega’s volop gebruik van maken. VinBank gelooft dat de investeringen zich op termijn weer terugbetalen, in meer tevreden werknemers, die beter op hun plek zitten bij VinBank en zich ontwikkelen zoals ze willen en bij hen en bij de organisatie past. Deze tevreden werknemers zullen VinBank niet snel verlaten en dat is precies wat de directie wil! Judith begeleidt een kleine 120 man en vrouw in hun carrièrepad binnen VinBank. De HRM-instrumenten die ze daarbij gebruikt, maken het mogelijk “HRM op maat” te leveren. De instrumenten bieden hulp bij het maken van persoonlijke ontwikkelplannen. Deze moeten passen bij het jaarplan van VinBank. Daarnaast zijn de HRMinstrumenten gekoppeld aan het e-learning platform van VinBank. Zo zien de HRM managers wat voor online modules de medewerkers hebben gevolgd, die ze zetten naast de reguliere cursussen. Ze probeert goed zicht te krijgen op wat de medewerkers doen, hun dagelijkse taken, wat ze daarvan leren en wat voor ervaringen ze opdoen. De medewerkers vertellen dit aan haar en zij verwerkt het in het programma. Samen met de medewerkers stelt ze een jaarplan op en met behulp van het HRM-instrument kan Judith monitoren in hoeverre de jaarplannen worden gehaald en of er opleiding nodig is. Op die manier probeert Judith de persoonlijke ontwikkeling van haar personeelsbestand te volgen en te begeleiden. Kader 1-5. Voorbeeld van e-learning: HRM op maat
1.4.6
Wann e er n iet
E-learning kan niet alle didactische vormen vervangen. Motorische en interpersoonlijke vaardigheden zijn moeilijk via de computer te leren, maar kunnen wel geïllustreerd worden (achtergrondinformatie, voorbereidingsdemonstratie op video). Bij teambuilding en communicatietrainingen is het belangrijk gezichtsuitdrukking en lichaamshouding goed waar te nemen, bijvoorbeeld tijdens rollenspelen. Motorische of handvaardigheden, zoals autorijden, een machine bedienen en lassen leert men door de handelingen uit te voeren en liefst meerdere malen te herhalen om de handelingen tot een automatisme te maken. Met de komst van nieuwe mogelijkheden, komen de voordelen van de ‘oude’ manier soms in een ander daglicht te staan: de medewerker die er even ‘uit’ is, al zijn aandacht kan richten op het vergaren en uitwisselen van kennis en niet wordt geïnterrumpeerd door het dagelijkse werk. Juist om iets heel nieuws te leren, bijvoorbeeld een nieuwe manier van projectmanagement, is het goed de dagelijkse manier van werken helemaal los te laten. Dit gaat gemakkelijker als de medewerker weg is van de dagelijkse werkplek.
24
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
1.4.7
Le er cu ltuu r
De gedachte dat alles op rolletjes zal gaan wanneer er ‘het systeem’ is gekocht, geïnstalleerd en voorzien van een cursusaanbod, is te mooi om waar te zijn. Een e-learning technologie moet daarom op zijn minst inpasbaar zijn in de leercultuur van de organisatie, maar beter is nog dat de technologieën een echte bijdrage leveren aan de lerende organisatie. Enkel het aanbieden van materiaal en tests voldoet niet. Goede e-learning technologieën moeten kennis in de organisatie transparant maken, overdraagbaar en voorzien van nieuwe impulsen van buiten. Veel aanbieders van e-learning platformen hebben dit al begrepen en ontwikkelen platformen die workspaces aanbieden voor projecten en voor communities met communicatiemiddelen als e-mail, chat, en discussielijsten. Daarnaast vraagt e-learning van de medewerkers en het management een andere houding tegenover leren. 1.5
Con clu s ie s
In deze inleiding hebben we beschreven wat e-learning is, wat de technische ontwikkelingen zijn, wat mogelijke voordelen van e-learning zijn en wanneer e-learning juist niet zo geschikt is. Wij hebben geconcludeerd dat onderzoek naar de didactische waarde in volle gang is. Investeren in e-learning is interessant voor organisatie om het opleidingsaanbod te flexibiliseren, op maat te maken en te koppelen aan intern kennismanagement en HRM. De behaalde winst zal nog niet vandaag of morgen in de jaarcijfers terug te vinden zijn want het betreft een lange termijn investering. De aantrekkelijkheid van de kansrijke praktische situaties en kansen van e-learning op organisatieniveau zijn hoe dan ook evident. 1.6
S cop e en ove rz ich t va n d it r app ort
Tot dusver is met een onderwijskundige bril en organisatiebril naar e-learning gekeken. In de rest van dit rapport ligt de nadruk op de technische bril en wordt er nog even door de marktbril gekeken. De hoofdvraag die we trachten te beantwoorden met dit rapport is “Wat is er vandaag de dag ‘te koop’ als men een totaaloplossing voor e-learning wil invoeren?” Wij hebben hierbij nog geen onderscheid gemaakt tussen regulier onderwijs en bedrijfsopleidingen. Wel ligt bij de bespreking van het ene onderwerp de nadruk meer op het regulier onderwijs (bijvoorbeeld beschikbare infrastructuur, initiatieven) en bij het andere onderwerp meer op het bedrijfsleven (bijvoorbeeld de kansen van e-learning, besproken in deze inleiding). De volgende onderwerpen komen achtereenvolgens aan bod: In hoofdstuk 2 bespreken we e-learning platformen. Dit zijn technologieoplossingen die de volgende drie functies voor e-learning vervullen: 1. de ontwikkeling van leermaterialen en het aanbieden ervan,
25
2. de communicatie tussen trainers en cursisten of medewerkers onderling, 3. de organisatie en het beheer. In hoofdstuk 3 richten we onze aandacht meer specifiek op de ontwikkeling van leermaterialen en bespreken we auteursomgevingen. In hoofdstuk 4 komt het onderwerp metadata aan bod. Metadata geven een korte beschrijving van het materiaal, zoals de auteur, publicatiedatum, ‘keywords’ en, in het geval van elearning, bijvoorbeeld didactisch niveau. In hoofdstuk 5 worden e-learning architectuursystemen besproken. Het nut van dergelijke architecturen wordt toegelicht en de LTSA en ADL-SCORM architecturen worden beschreven en op hun waarde geschat. Hoofdstuk 6 kijkt naar de stand van zaken omtrent infrastructuur en naar niet-e-learning specifieke software infrastructuren. Omdat wij in het regulier onderwijs meer beperkingen verwachten op gebied van bandbreedte en middelen om moderne apparatuur aan te schaffen, ligt de nadruk van hoofdstuk 6 op het regulier onderwijs en niet op bedrijfsopleidingen. Hoofdstukken 2 t/m 6 kijken vooral door een technische bril naar e-learning. In hoofdstuk 7 wordt verslag gedaan van een bezoek aan het Jacobus College te Enschede. Deze school is vooruitstrevend in de toepassing van ICT voor onderwijsdoeleinden. De school neemt ook deel aan twee initiatieven voor nieuwe onderwijsvormen waarin het gebruik van ICT een prominente rol speelt. Hoofdstuk 8 kijkt met een marktbril naar de educatieve content waardeketen. De complexiteit van het onderwijsveld wordt hier blootgelegd. In hoofdstuk 9 bespreken we enkele initiatieven, zowel wat kleinschaliger als grootschaliger samenwerkingsprojecten en zowel gericht op e-learning content levering als infrastructuur levering. Hoofdstuk 10 geeft onze belangrijkste conclusies. De Appendix geeft een uitgebreid overzicht van WWW-adressen gerelateerd aan e-learning. Dit overzicht kan niet compleet zijn omdat er iedere dag nieuwe websites over e-learning bijkomen. Ook hebben we niet bij iedere site een beschrijving gegeven. De appendix kan het best beschouwd worden als extra broninformatie.
26
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
2 E-learning platformen
Er is reeds een groot aantal systemen of platformen die e-learning in technische zin kunnen ondersteunen en vormgeven. Men noemt deze platformen o.a. ‘leer management systemen’ (‘LMS-en’), ‘educatieve platformen’, ‘teleleerplatformen’ of ‘e-learning platformen’. Bronnen noemen een aantal van 120 van dergelijke platformen. Het is een grove schatting omdat bedrijven ook hun eigen platformen bouwen en deze dikwijls niet verder exploiteren. Gegeven dit aanbod rijst de vraag welke platformen geschikt zijn voor welke doeleinden, en of er nog behoefte is aan nieuwe ontwikkelingen. Antwoorden op deze vragen ontstaan wanneer we: §
een eenduidige definitie gebruiken voor ‘e-learning platform’,
§
prototype platformen onderscheiden van professionele platformen, die de pioniersfase voorbij zijn en die een scala aan functionaliteiten bieden,
§
de overgebleven professionele platformen onder de loep nemen.
2.1
Wat is ee n e-l e ar nin gpl atfo r m?
Volgens Droste (Droste 1998/1999; 2000) is een e-learning platform een elektronische leeromgeving (elo) waarin mogelijkheden worden aangeboden voor leren, communicatie en organisatie van leren. In Droste (2000; p. 10) wordt de volgende definitie gehanteerd: “de technische voorzieningen (hardware, software en telecommunicatie-infrastructuur) die de interactie faciliteren tussen 1. het proces van leren; 2. de communicatie die nodig is voor het leren; 3. de organisatie van het leren”. Met andere woorden, een frequent gehanteerde definitie (Droste, 1998; 1999) van elearningplatformen gaat er vanuit dat de volgende activiteiten in meer of mindere mate ondersteund worden: ·
ontwikkeling van leerstof/toetsen door ontwikkelaar/trainer/docent en presentatie van cursus/leerstof/ toetsen door trainer/docent
·
communicatie tussen trainer/docent en student/cursist en externen
·
organisatie en beheer door trainer/docent en administratieve organisatie en systeembeheer
Men noemt het ‘platformen’ omdat de techniek in deze omgevingen zo geconfigureerd is dat het mogelijk moet zijn het leren, de communicatie en de organisatie te integreren (Droste,
27
2000, p.10).1 Het woord ‘platform’ impliceert niet noodzakelijk dat het gesloten systemen zijn. Een gesloten systeem is een systeem waaraan men erg moeilijk functionaliteit en content van buiten het systeem kan toevoegen.Momenteel zijn de professionelere platformen gesloten systemen. Deze systemen zijn rijper, maar ook ouder en gaan daardoor van minder basisfuncties uit. Doorgaans zijn totaaloplossingen bedacht van nauw op elkaar aansluitende auteurs-, leer-, communiceer- en organiseeromgevingen, die hun data in een particulier (proprietary) formaat opslaan en uitwisselen. Dit heeft het voordeel dat de ontwerper en implementator een grote mate van controle heeft, maar omdat de markt voor leeromgevingen zeer veel kleiner is dan die voor bijvoorbeeld webbrowsers, is het niet altijd mogelijk de platformen op de laatste stand van de techniek te houden. Grote delen van de functionaliteit van een platform kunnen namelijk worden geleverd door algemeen verkrijgbare componenten zoals tekstverwerkers, webbrowsers of het Internet, dan wel door speciale op e-learning gerichte componenten die door derden worden geleverd. Enkele recentere ontwikkelingen gaan wel in de richting van deze meer componentgebaseerde open systemen. Het doel van deze ontwikkelingen is net als bij de monolithische systemen soms een totaaloplossing, maar ook dikwijls het produceren van optimale deeloplossingen die integreerbaar zijn met deeloplossingen van derden. Een voorbeeld is een platform waar geavanceerde functionaliteiten worden aangeboden voor de communicatie tussen trainers en cursisten en waaraan een aparte auteursomgeving wordt gekoppeld voor de ontwikkeling van lesmateriaal. Een goede basis voor een open platform of component daarvan is dat het is gebaseerd op open standaarden. Een standaard is open, als de specificatie publiek is. Als iedereen zich precies aan de specificatie houdt, kunnen componenten en content die onafhankelijk van elkaar op verschillende systemen ontwikkeld zijn met elkaar samen werken. Ook lesmateriaal moet voldoen aan standaarden wil men het kunnen uitwisselen tussen platformen of componenten. De meeste standaarden zijn echter nog in ontwikkeling. 2.2
A n a l y s e v an e- l ea rn ing pl atfo r me n
BVEnet en Cinop hebben de handen ineengeslagen om het BVE-veld zo goed mogelijk te kunnen ondersteunen bij de keuze van een e-learning platform. Het resultaat van deze samenwerking is in eerste instantie een site, www.teleleerplatforms.nl waarop bestaande informatie (productinformatie, vergelijkend onderzoek) over e-learningplatformen is gebundeld en gekoppeld aan gebruikerswensen en enkele gebruikerservaringen. In 1999 en 2000 zijn uitgebreide analyses gedaan van Blackboard, TopClass, WebCT, Koepel (versie 25), Lotus Learning Space, Virtual Campus, en Global Teach. Globale analyses zijn gedaan (in 2000) van Constructor (versie 1.0), Docent (TM), Enterprise (versie 4.0), Edubox (versie 1.0), HOLO-E (versie 1.0), Ingenium (versie 5.0), TeleTOP (versie 2.3).
1
Of leren, communiceren en organisatie daadwerkelijk samenhangen bij gebruik van de platformen is echter een andere vraag.
28
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
In de analyse is altijd aandacht afzonderlijk aandacht geschonken aan het leerstof-/toetsdeel, het communicatiedeel en het organisatiedeel. Daarnaast is altijd gekeken naar de aangeboden functionaliteiten vanuit minimaal vijf verschillende rollen: de ontwikkelaar, de docent, de administrator, de systeembeheerder en de student. In enkele gevallen is daarnaast onderscheid gemaakt tussen module-/cursusontwikkelaar en materiaalontwikkelaar. Alle resultaten van de analyses met al de 6 rollen zijn te vinden in Droste (2000). Daarnaast zijn er op de site beschrijvingen maar geen analyses van de platformen Ease, First Class, Merlin, Profes-E, SWIFT internet ontwikkel- en leeromgeving, N@Tschool (in ontwikkeling) en WebCourse in a Box. Een andere speler die educatieve platformen en applicaties in gebruik (voornamelijk) in Canada heeft vergeleken vinden we op http://www.c2t2.ca/landonline/. Onder deze platformen en applicaties vallen meer omgevingen dan alleen de platformen zoals die gedefinieerd en geëvalueerd zijn door Droste en die minimaal de drie functies van aanbieding lesstof, communicatie en organisatie bevatten. Zelf leggen de auteurs uit dat ze zowel ‘geïntegreerde applicaties’ als ‘component applicaties’ evalueren. De ‘geïntegreerde applicaties’ bieden tools voor drie gebruikersgroepen: studenten c.q. cursisten, docenten c.q. trainers en technische administrateurs. De ‘component applicaties’ bieden meer gespecialiseerde tools bijvoorbeeld voor de communicatie tussen cursisten en docenten, of voor ontwikkelaars van lesmateriaal (i.e. de auteursomgevingen). Het is mogelijk een groot aantal platformen en tools (in mei 2001: totaal 47 gereviewed en 62 in de pijplijn) te vergelijken op veel aspecten, o.a.: technische specificaties als serviceplatform, cliëntplatform, opschalingmogelijkheden, mogelijkheden voor ontwerpen van instructie en curriculum, mogelijkheden voor kennisopbouw, teambuilding, motivatiebevordering, gebruikersgemak en toegankelijkheid, mogelijkheden voor samenwerken, mogelijkheden voor video- en audiovergaderen, en metadata compliance. Onder de pakketten die geëvalueerd zijn, is een aantal van de internationale pakketten die ook door Droste geëvalueerd zijn: Topclass, WebCT, Docent, Blackboard en Lotus Learning Space. Daarnaast vinden we enkele andere pakketten of ‘geïntegreerde applicaties’ als Saba Learning Enterprise, WebCourse in a Box, Virtual-U en Vcampus. Tenslotte zijn veel meer gespecialiseerde tools of ‘component applicaties’ geëvalueerd die meer gericht zijn op één functie in plaats van meerdere, bijvoorbeeld alleen lesstof ontwikkeling zoals Authorware, of vooral kennisopbouw zoals Team Wave, of vooral voor testen van studenten zoals QuestionMark, of vooral ontwikkelen van cursussen en lessen zoals the Learning Manager. Wanneer we de resultaten van de analyse van Droste (2000) vergelijken met de analyses van de geïntegreerde applicaties op http://www.c2t2.ca/landonline/ dan komen we tot de volgende conclusies (zie Tabel 1 en voor een overzicht van de e-learning platformen in de analyse en de kenmerken waar met name naar gekeken is in deze analyse).
29
2.3
Re su ltat en ana l y s e
2.3.1
Tuss en de pl atf or men
1. Geen interoperabiliteit tussen beschikbare platformen: Momenteel zijn de professionelere platformen zoals Blackboard, WebCT, Lotus Learning Space, Virtual Campus, TopClass gesloten systemen. De inzet is dan ook om totaaloplossingen op te leveren. Enkele recentere ontwikkelingen gaan wel in de richting van meer componentgebaseerde open systemen. Voorbeelden hiervan zijn Holo-E, Teletop, Docent, Ingenium, Edubox. De inzet van deze ontwikkelingen is dikwijls het produceren van optimale deeloplossingen die integreerbaar zijn met deeloplossingen van derden. 2. Geen mogelijkheden voor uitwisseling van content: Momenteel zijn er nog geen geaccepteerde standaarden. Er zijn wel specificaties en standaarden in ontwikkeling, maar ze zijn nog niet geaccepteerd en in gebruik. Een vraag is of de specificaties en standaarden zowel gemakkelijk in gebruik als toerijkend (zullen) zijn in onderwijskundige settings. 3. Geen mogelijkheden voor het aanleggen van content databases die op een gemakkelijke manier ingezet kunnen worden. 2.3.2
Binn en d e pl atfo rm en
algemeen ·
onduidelijkheid over de toegankelijkheid van het platform via het web (is het platform ‘web-enabled’: kan men overal en altijd bij het platform om te kijken, te communiceren en/of materiaal bij te plaatsen en/of te editen)
m.b.t. ontwikkeling van cursus/leerstof/toetsen ·
onduidelijkheid over cursusontwikkel-mogelijkheden professioneel ontwikkelaar)
·
onduidelijkheid over aanwezigheid van cursus-/lesstofdatabase
·
geen of beperkte mogelijkheid van hergebruik van cursus/lesstof uit database door trainer/docent
door
trainer/docent
m.b.t. communicatie
30
·
geen of beperkte mogelijkheden om videoconferencing op te starten
·
geen of beperkte mogelijkheden om applicaties te delen
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
(i.p.v.
·
geen of beperkte mogelijkheden voor gemeenschappelijke virtuele werkgebieden voor trainer/docent en studenten/cursisten
·
geen of beperkte ‘presence’ en ‘awareness’ in gemeenschappelijk virtuele werkgebieden van trainer/docent en studenten/cursisten
m.b.t. organisatie en beheer ·
slechte of geen koppeling naar bestaande legacy informatiesystemen (portfolio’s, administratieve systemen, etc)
·
geen ASP mogelijkheden
·
geen/nauwelijks aandacht voor ‘accounting, billing and paying’
·
geen/nauwelijks aandacht voor beveiliging
·
geen/nauwelijks aandacht copyrights
2.3.3
S am envat ten d
§
Er is een tiental complete e-learning platformen die functionaliteiten bieden voor het gehele scala van de ontwikkeling van leermaterialen, voor de aanbieding ervan, voor de communicatie tussen trainers en cursisten, en voor de organisatie en het beheer, en die daadwerkelijk in gebruik zijn. Dit zijn Blackboard, Saba Learning Enterprise, WebCT, Lotus Learning Space, Virtual Campus, TopClass, Docent, Ingenium. In Tabel 2-2 staan de gedetailleerde uitkomsten van de meta-analyse van de meer complete e-learning platformen.
§
Van deze complete platformen houden er vier rekening met ‘standaarden’ (waaronder metadata), namelijk Blackboard, Docent, Ingenium, en Saba Learning Enterprise. Hierbij moet aangetekend worden dat de standaarden nog in ontwikkeling zijn. Met andere woorden het zijn nog geen 'standaarden’ maar veeleer specificaties.
§
Hiervan zijn drie systemen componentgebaseerd en open: Docent, Ingenium en Saba Learning Enterprise.
31
Platform Blackboard
open nee
standaarden IMS
WebCT
nee
geen
Saba Learning Enterprise
ja
Lotus Learning Space
nee
IMS AICC SCORM geen
Docent
ja
Virtual Campus
nee
Ingenium
ja
IMS AICC
TopClass
nee
geen
IMS AICC geen
bijzonder betaling op basis van geraadpleegde documenten overzichtelijke database met scores van cursisten individuele aanmelding en betaling koppeling intranets en kennismanagement online betaling cursussen per cursist persoonlijk trainingsplan uitgebreide presentatie cursistgegevens en -competenties cursisten volgen leerroute die door trainer of automatisch aangepast wordt
waar in gebruik, o.a regulier onderwijs (Kennisnet)
grote bedrijven verschillende hosts ROC’s, bedrijfsleven, hogescholen (o.a. hogeschool Haarlem) grote bedrijven (o.a. Lucent) KPN host Docent
Tabel 2-1. Belangrijkste conclusies van de analyse van e-learning platformen
Wat daarnaast opvalt, is dat in de professionelere complete platformen nog geen gebruik gemaakt wordt van de nieuwste technologieën. Dit geldt voor alle drie de hoofdfuncties. We noemen de belangrijkste omissies bij elk: § ontwikkeling van lesstof: vaak geen database met lesstof en cursusmaterialen waarin gezocht kan worden zodat cursusmaterialen hergebruikt en gemakkelijk aangepast kunnen worden § communicatie tussen cursisten en trainers: geen of beperkte mogelijkheden om videovergaderingen op te starten en applicaties zoals Word te delen, geen of beperkte mogelijkheden voor gemeenschappelijke werkgebieden voor cursisten en trainers § organisatie en beheer: weinig aandacht voor beveiliging, authenticatie (belangrijk voor examinering!) en copy rights, nauwelijks aandacht voor ‘accounting’, ‘billing’ en
32
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
‘paying’, slechte of geen koppeling met bestaande legacy systemen, geen aandacht voor mogelijkheden van ‘application service provision’ 2.4
Bep e r kin gen va n ee n met a-a n al y s e
Deze meta-analyse van e-learning platformen heeft ons snel een overzicht gegeven van wat er op de markt te koop is. Echter het gebruik maken van de resultaten van analyses van derden geeft ook beperkingen. Zo kan een e-learning platform wel een filosofie of visie op leren hebben —bijvoorbeeld competentiegericht leren, leren op maat—, de daadwerkelijke realisatie van die visie zal in de praktijk geverifieerd moeten worden. Daarnaast is uit de analyses niet goed af te leiden in hoeverre de e-learning platformen gebruikersvriendelijk zijn, en zo ja voor welke groepen gebruikers, in welke mate de platformen transparant zijn en wat hun look & feel is. Dergelijke aspecten zullen met behulp van de aanschaf van (demo) versies van de platformen en met gebruikersonderzoek in de praktijk onderzocht worden. Dit ligt buiten de scope van dit rapport. 2.5
Con clu s ie s
E-learning platformen ontwikkelen zich sterk. De huidige professionele platformen lijken te voldoen aan de eerste behoeften. Echter, geen enkel e-learning platform beschikt over stateof-the-art technologieën voor ondersteuning van alle drie hoofdfuncties van de ontwikkeling en aanbieding van leermaterialen, voor de communicatie tussen trainers en cursisten, en voor de organisatie en het beheer. Bovendien zijn de standaarden voor uitwisselbaarheid en interoperabiliteit nog in ontwikkeling. 2.6
Uit kom st en van m et a-a na l y s e v an e-l e a rn ing pl atfo r men
In Tabel 2-2 staan de gedetailleerde uitkomsten van de meta-analyse van de verst uitontwikkelde e-learning platformen die momenteel op de markt zijn.
33
Tabel 2-2. Uitkomsten van meta-analyse van verst uitontwikkelde e-learning platformen e-learning
url
platform
geïnt
visie
docent.
leerstof
registratie en gebruik
openheid,
privacy &
betaling
educatieve
video- audio-conferencing
of
roots
vs.
uitbreiden/bijplaatsen
gebruikersgegevens
aansluiting bij
rechten
ja/nee
content database
documenten delen
op welk
ja/nee
shared workspace
niveau
unit of re-use
‘presence’ & ‘awareness’
- nee?
nee
comp
ontwikk
standaarden
elaar Teletop 2.3
www.tele
comp
top.nl
HOLO-E
www.hol
comp
- geen HTML kennis
- meest uitgewerkt
- geen
groep stud.
- cursus voor
nee
nodig
- opdrachten &
standaarden
- word, ppt, etc.
- beheer
- word, ppt, etc.
beoordelingen, goede
- Lotus Notes,
bestanden
- wensen
attachen
overz. voor docent
Domino Server
-
nee
nee
docent op
ja/nee?; wel discussiegroepen
cursus niveau
en attachments
- toewijzen
- materiaal en
- registratie welke leerstof
- (nog) geen
omediasy
leerstof aan
ja
opdrachten gemaakt in
door welke cursist gebruikt
koppeling met
- ‘kleinere delen’
stems.nl
ind. stud. of
Word of met auteurstool
is
extern
om hergebruik
groep
worden in bibliotheek
- geen toetssysteem en
toetssysteem,
mogelijk te maken
- hergebruik
geplaatst en voorzien
resultaten
administratie- of
nee? wel discussiegroepen en
leerstof
van IMS’ core
volgsysteem
attachments
elementen
- IMS
- daarna wordt van
- Lotus Notes,
materiaal cursus
Domino Server
-
nee
- ja
nee
nee
gemaakt door ontw. - docent kan alleen per email extra materiaal beschikbaar stellen
34
Blackboard
www.blac
Course Info
kboard.c
3.0
om
geïnt
T E L E M A T I C A
- totaalopl.
nee
- whizzards voor
- IMS
- veel
- groepen
opdrachten, extern
- standaard in
autorisatie
cursisten
materiaal, tests etc.
ontwikkeling voor
s mogelijk,
geraad-
- multi-media materiaal
overkoepelende
daardoor
pleegde
(tekst, beeld, geluid)
info. over
goede
docume
I N S T I T U U T
ja
- ja?
nee?
-? ja (alleen asynchroon)
ja/nee?; wel discussiegroepen
e-learning
url
platform
geïnt
visie
docent.
leerstof
registratie en gebruik
openheid,
privacy &
betaling
educatieve
video- audio-conferencing
of
roots
vs.
uitbreiden/bijplaatsen
gebruikersgegevens
aansluiting bij
rechten
ja/nee
content database
documenten delen
op welk
ja/nee
shared workspace
niveau
unit of re-use
‘presence’ & ‘awareness’
comp
ontwikk
standaarden
elaar wordt gezipped en
(leer)materialen
verstuurd
beveiliging
nten
en attachments
(?) gegevens
Docent 4.0
www.doc
(host: KPN:
ent.com
comp
ja
- templates voor
- alle voortgang in database
- IMS
globaal niveau van
die met SQL benaderbaar is
- AICC
-
nee
-
nee
-
onderwijs
modules, cursussen
www.ilea
voor ind.
- leermateriaal zelf
rn4more.
cursisten
wordt buiten platform
nee?; wel discussiegroepen en
com/
-
ontw. mogelijk met elke
attachments
competentie-
webeditor of
profielen en
auteurstool
Ilearn4more )
- instelling maakt
nee
zelf assessment Ingenium
www.clic
5.0
k2learn.c om/
comp
- comp
ja
- ontwikkeling geheel
- zeer uigebreide registratie
- IMS
- instelling
buiten systeem
en presentatie
- afspraken met
maakt
- materiaal met linken
- verschil bestaande en
SkillSoft,
ja, met Ingenium Messenger
onderwijs
beschikbaar gemaakt
gewenste competenties
QuestionMarkPer
Express
voor ind.
ception,
cursisten
Authorware,
- online of
Toolbook
-
- nee?
extern
-?
nee? wel discussiegroepen
klassikaal - content is gekoppeld aan doelen, competenties
35
e-learning
url
platform
geïnt
visie
docent.
leerstof
registratie en gebruik
openheid,
privacy &
betaling
educatieve
video- audio-conferencing
of
roots
vs.
uitbreiden/bijplaatsen
gebruikersgegevens
aansluiting bij
rechten
ja/nee
content database
documenten delen
op welk
ja/nee
shared workspace
niveau
unit of re-use
‘presence’ & ‘awareness’
- ja
nee
comp
ontwikk
standaarden
elaar en skillls Global
-
- leertraject
- voor docent niet
- geen registratie van
- geen koppeling
Teach
ind. cursist
ja
eenvoudig materiaal bij
resultaten
met extern cursist
- modulen?
3.01
- leerstof is
te plaatsen
- wel overzicht welke
volgsysteem
gekoppeld aan
gekoppeld
- ontwikkelaar koppelt
leerstof beschikbaar is voor
- geen koppeling
doelen en
aan doelen,
doelen, vaardigheden
welke student
toetssysteem
vaardigheden?
nee
en skills: skill
en leerstof docs in
management
database, die daardoor
-?
nee
-
nee
- AICC
goed structuur heeft - in database zijn modulen samen te stellen tot nieuwe cursus Virtual
www.uol.
Campus 2.2
com
geïnt
- instelling
ja
- veel technische
- per cursist persoonlijk
- niet AICC, IMS,
-
ja
maakt cursus
(HTML) kennis nodig
trainingsplan, resultaten
of CMI
voor ind.
- alles in HTML
geregistreerd en verg. met
gebruik
cursisten
templates
indiv. doelstelling
van
- individuele
- complexe oefeningen
materia
nee? wel discussiegroepen en
aanmelding
zijn in Authorware
al (b.v.
attachments
en betaling
gemaakt
van
- HTML
- geheel
bestanden?
nee
derden)
plaats- en tijdonafh.
Lotus
36
www.lotu
geïnt
T E L E M A T I C A
-
ja
I N S T I T U U T
- voor ontwikkeling
- resultaten testen
- niet AICC, IMS,
-
- ja?
nee? Lotus Sametime?
e-learning
url
platform
geïnt
visie
docent.
leerstof
registratie en gebruik
openheid,
privacy &
betaling
educatieve
video- audio-conferencing
of
roots
vs.
uitbreiden/bijplaatsen
gebruikersgegevens
aansluiting bij
rechten
ja/nee
content database
documenten delen
op welk
ja/nee
shared workspace
unit of re-use
‘presence’ & ‘awareness’
comp
ontwikk
standaarden
elaar
niveau
Learning
s.com/ho
totaaloplossin
aparte client nodig
- portofolio met resultaten
of CMI
Space 2.5
me.nsf/w
g
- eenvoudig met
en cursussen per student
- niet LLS
elcome/l
-
invulformulieren
earnspac
leermateriaal
multimedia materiaal
e
ontwikkeling
aan te bieden
ja; gemakkelijk shared
- gebruik
- docent kiest uit
workspaces aan te maken en
databanken
materialen die ontw.
gezamenlijk opdrachten te
gemaakt heeft
doen; pres & awa?
-? ja (gebruikt door docenten en ontwikkelaars?)
- docent ordent materiaal en voorziet materiaal van (didactische?) informatie - whizzard helpt docent materiaal aan te passen - ook whizzard voor studenten om opdrachten te maken WebCT 1.3
www.web ct.com
geïnt
- op
nee
- HTML pagina’s m.b.v.
- inlog data
- niet AICC, IMS,
zichzelfstaan
externe editor
- bezoek aan cursus
of CMI
de cursussen
- pres. met tekst, video
onderdelen
door groepen
en geluid mogelijk
- database met student
gevolgd
- geen koppeling met
scores en statistieken en
nee?; wel discussiegroepen en
- (zelf)
elektronische middelen
grafieken
attachments
toetsing
buiten systeem mogelijk
-
nee
- nee?
nee
- cursus onderdelen?
nee
37
e-learning
url
platform
geïnt
visie
docent.
leerstof
registratie en gebruik
openheid,
privacy &
betaling
educatieve
video- audio-conferencing
of
roots
vs.
uitbreiden/bijplaatsen
gebruikersgegevens
aansluiting bij
rechten
ja/nee
content database
documenten delen
op welk
ja/nee
shared workspace
niveau
unit of re-use
‘presence’ & ‘awareness’
comp
ontwikk
standaarden
elaar TopClass
www.wbt
3.1
geïnt
- groepen
ja/
- aanpasbaarheid
- goed zowel per individu
- niet AICC, IMS,
systems.
cursisten
nee
leerstof door docent is
als per groep
of CMI
com
volgen
instelbaar; afweging
- docent en auto feedback
bepaalde
leerstof ordening en
mogelijk
leerroute
aanpasbaarheid
- docent en auto
nee?; wel discussiegroepen en
- HTML met
aanpassing leerroute
attachments
mogelijkheden voor
mogelijk
-
nee
nee
nee
tekst, beeld, video - geen PDF, Aware, Streaming audio en video mogelijk - upload functie: automatische check van alle linken EduBox 1.0
www.edu
comp
box.nl
- instelling
ja
- materiaal wordt buiten
- individueel profiel
- XML, EML, IMS,
maakt
platform ontwikkeld in
- alle voortganggegevens
IEEE
onderwijs
Word met EML
voor ind.
sjabloon, dan conversie
cursisten
naar EML
- EML
- of gebruik XML-editor
- op maat
zoals Framemaker, dan
individuele
meteen in EML
-
- ja?
nee
- modules?, EML pagina’s?
ja, extern
nee? of extern?
student Constructor
comp
- geen IMS
1.0
38
- Constructor
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
-
ja
e-learning
url
platform
geïnt
visie
docent.
leerstof
registratie en gebruik
openheid,
privacy &
betaling
educatieve
video- audio-conferencing
of
roots
vs.
uitbreiden/bijplaatsen
gebruikersgegevens
aansluiting bij
rechten
ja/nee
content database
documenten delen
op welk
ja/nee
shared workspace
niveau
unit of re-use
‘presence’ & ‘awareness’
comp
ontwikk
standaarden
elaar (Fontys
moet op eigen
Contract)
netwerk worden
extern
geïnstalleerd Profes-e
www.prof
(SPC group)
es-e.nl
?
- community
nee? of extern? -
- ja: een
concept
bibliotheek met
- een ‘content
leerstof & een
management
content
systeem’ om
management
cursussen,
systeem
onderdelen,
-?
nee
nee
nee?
toetsen te maken en te wijzigen
Saba
www.sab
Learning
a.com
Enterprise
comp
-aanbieden
geen eigen ontwikkel
ADL, SCORM,
cursus-
complete en
omgeving
AICC, IMS, RDF-
sen on-
nee
XML
line
nee
open applicatie
nee
nee
betalen
- instelling
werkgroep draagt
maakt cursus
bij aan RDF-XML
voor ind.
implementatie van
cursisten
IMS metadata
- individuele
standaard
aanmelding en betaling
39
e-learning
url
platform
geïnt
visie
docent.
leerstof
registratie en gebruik
openheid,
privacy &
betaling
educatieve
video- audio-conferencing
of
roots
vs.
uitbreiden/bijplaatsen
gebruikersgegevens
aansluiting bij
rechten
ja/nee
content database
documenten delen
op welk
ja/nee
shared workspace
niveau
unit of re-use
‘presence’ & ‘awareness’
comp
ontwikk
standaarden
elaar - zelftoetsing Virtual U
www.virt
nog volop in
geen IMS
ual-
geint
ontwikkeling
compliance
u.cs.sfu.
vooral veel tips
ca/vuweb /VEEngli sh/
40
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
nee
nee nee nee
3
Auteursomgevingen
3.1
Wat z ijn aut eu rs omge vin ge n?
The Maricopa Centre for Learning and Education2 definieert authoring als “programming by non-programmers”. Uitvoeriger is Webopedia3. Duidelijk is dat authoring niet per se educatieve toepassingen impliceert. Veelal blijken het algemene ontwikkelsystemen voor multimedia te zijn, al dan niet speciaal voor het WWW. In de bijlage is dat aangegeven, waarbij de opsomming van niet-educatieve systemen zeer beperkt is. Overigens bestaat de indruk dat een omgeving als “educatief” wordt gepresenteerd zodra bepaalde soorten oefeningen zoals multiple choice geïntegreerd zijn: didactiek gereduceerd tot het toetsen van kennis. 3.2
A u t eu rso mg eving en voo r edu c ati eve to ep as s ing en
Naast e-learning platformen bestaan er ook aparte auteursomgevingen voor de ontwikkeling van educatieve inhoud. In een auteursomgeving creëert de docent op zijn PC de studieeenheden, compleet met tekst, beeld en geluid. In de praktijk wordt de scheiding tussen elearning platform en auteursomgeving niet door iedere producent even strikt wordt gehanteerd. Zo vindt men enerzijds op zichzelf staande auteursomgevingen als Director en EasyGenerator; studie-eenheden die hiermee ontwikkeld zijn, kunnen bijvoorbeeld met de beheersfuncties van Ingenium of Docent gecombineerd worden. Deze integratiemogelijkheid is in de volgende tabel met “open” aangegeven. Anderzijds biedt onder andere datzelfde Docent, maar ook Click2Learn diverse componenten voor de diverse functies aan, zodat men binnen één platform alles kan ontwikkelen. Een opvallende tussenvorm betreft het aanbod aan leerlingvolgsystemen. Diverse producenten van auteursomgevingen bieden namelijk een component met tracking-mogelijkheden aan, zonder dat sprake is van een compleet elearning platform. To help identify a real CBT [Computer Based Training] authoring system, look for features such as: test question generation, response judging (exact match, spelling allowance, phonetic match, word search, anticipated incorrect), automatic scoring, feedback, user log on and log off with password, user bookmarks (so users can resume where they left off), user comments, network (LAN) support, user rostering, class
2
http://www.mcli.dist.maricopa.edu/authoring/ http://webopedia.internet.com/TERM/a/authoring_tool.html: a program that helps you write hypertext or multimedia applications. Authoring tools usually enable you to create a final application merely by linking together objects, such as a paragraph of text, an illustration, or a song. By defining the objects' relationships to each other, and by sequencing them in an appropriate order, authors (those who use authoring tools) can produce attractive and useful graphics applications. Most authoring systems also support a scripting language for more sophisticated applications. The distinction between authoring tools and programming tools is not clear-cut. Typically, though, authoring tools require less technical knowledge to master and are used exclusively for applications that present a mixture of textual, graphical, and audio data. 3
41
scheduling, Computer-Managed Instruction (CMI) data collection, data analysis and report generation.4 Daarnaast valt op dat alle auteurssystemen hulpmiddelen voor vormgeving bevatten, terwijl het de vraag is of de vakdocent de aangewezen persoon hiervoor is. Ondanks deze variatie is het onderscheid tussen auteursomgeving en e-learning platform zinvol, omdat in veel gevallen de docent het eigenlijke lesmateriaal samenstelt, terwijl voor organisatie en voortgangscontrole een ICT-medewerker verantwoordelijk is. De docentontwikkelaar(s) en de beheerder werken dan ieder in hun eigen omgeving, waarbij deze wel compatibel moeten zijn. 3.3 3.3.1
A n a l y s e v an hu idi ge fun ct ion al ite it en v an au teu r so mg eving en A a n l egg en van l es m ate r ia al
Aan sommige systemen ligt een metafoor of structuurprincipe ten grondslag, zoals een boek (InSystem en Toolbook II), een stroomdiagram (Authorware en Coursebuilder), een stapel kaarten (Hyperstudio) of een tijdbalk (Director). Of dit de gebruiker helpt, hindert dan wel neutraal is, is vermoedelijk een kwestie van smaak en persoonlijke ervaring met software. In veel auteursomgevingen kiest de gebruiker een template voor de lay-out van en de navigatie binnen zijn cursus. Doorgaans wordt ook de indeling in hoofdstukken en paragrafen daarmee vastgelegd. Vervolgens kan de gebruiker met drag-and-drop de leseenheden ontwikkelen: hij ordent het materiaal door een passend icon voor een tekst, plaatje, of meerkeuzevraag etc. op de juiste plaats in de structuur te trekken. Media worden in principe buiten de auteursomgeving geproduceerd, omdat bij voorbeeld gespecialiseerde grafische programma’s veel meer kunnen dan de grafische tools binnen een auteursomgeving, zo die al voorhanden zijn. Het is dus belangrijk dat auteursomgevingen ruime importmogelijkheden hebben voor o.a. opgemaakte tekst, pixel- en vectorplaatjes, video en audio. Wie voor het WWW ontwikkelt, is bovendien momenteel nog gediend met een programma waarin hij streaming-opties kan instellen zoals “wanneer de bandbreedte te gering is, laat dan videobeelden uitvallen, zodat tenminste de spraak in orde blijft”. Als een gebruiker iets anders wil dan met de visuele templates en icons mogelijk is, is programmeren de volgende stap. Diverse systemen bieden scripting-mogelijkheden; deze lopen uiteen van “u kunt in uw vertrouwde HTML-omgeving content ontwikkelen”5 tot programmeertalen waarmee de gebruiker de functionaliteit van het systeem zelf kan uitbreiden6. Doorgaans zijn de scriptingtalen specifiek voor een bepaalde auteursomgeving en zijn ze beperkter, robuuster en daardoor eenvoudiger te leren dan klassieke programmeertalen. Omdat het programmeeraspect de learning curve van de systemen 4
http://www.insystem.com/cbt.htm http://www.docent.com/ps/ent_outliner.asp (vergelijk het overzicht van e-learning platformen) 6 bij voorbeeld Authorware, Director en Toolbook II 5
42
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
niettemin sterk beïnvloedt, hangt de keuze van een auteursomgeving ook van de voorkennis van de beoogde gebruiker(s) af. Deze overweging kan zelfs leiden tot het gebruik van een algemene auteursomgeving, d.w.z., zonder educatieve elementen, indien men daar voor andere toepassingen al veel ervaring mee heeft opgedaan. Overigens is vergaande personalisatie – zij het van leerlingen door de docent, zij het van de docent zelf – zonder scripting slecht voorstelbaar. 3.3.2
E xpo rtm og el ij kh ed en
Dit is een belangrijk aspect, waar de informatie van producenten en leveranciers niet altijd voldoende specifiek is. De gebruiker lijkt met alle producten resultaten te kunnen bereiken die web-enabled zijn, maar dat betekent niet altijd hetzelfde. EasyGenerator noemt zichzelf bij voorbeeld internetgebaseerd, terwijl Everest als browser dienst doet. In het ideale geval betekent web-enabled, dat de docent materiaal ontwikkelt dat hij probleemloos op een webserver kan zetten. Cursisten roepen het dan op met een standaardbrowser, maken de opgaven en voegen antwoorden en werkstukken aan het materiaal toe. Voor verdergaande vormen van interactie, zoals het uitwisselen van informatie met andere cursisten, is het e-learning platform verantwoordelijk. In praktijk variëren de resultaten. Is export in HTML-formaat genoeg, of moet het minstens DHTML of Java zijn? Volgens Authorware zijn hun producten geschikt voor PC, CD, WWW en LAN, terwijl Toolbook II als alternatief voor (D)HTML zijn Neuron-plug-in voor browsers aanbiedt. De Neuron-versie kan meer, maar de gedachte dat leerlingen thuis plugins moeten installeren om content te kunnen bekijken, is niet aantrekkelijk. Of cursisten hun werk eveneens op de server kunnen zetten, hangt van de e-learning platformen af. 3.3.3
St and a ar den
Evenals bij de e-learning platformen wordt bij enkele auteursomgevingen, namelijk Authorware, EasyGenerator en Toolbook II, vermeld dat ze zich aan de AICC-standaard7 houden. 3.3.4
Kos ten
Bij de kostenramingen moet de gebruiker denken aan de kosten voor · de aanschaf van het auteurssysteem: hoeveel licenties? · de gewenste omvang en de aanschaf van het e-learningplatform, indien dit van dezelfde producent komt, plus aanpassingskosten indien van een andere leverancier. · de aanschaf van andere softwarepakketten voor de bewerking van beeld, video etc. tenzij de – doorgaans beperkte – tools in de auteursomgeving voldoen. · licenties voor leerlingen: hoeveel? Eventueel plug-ins? · de aanschaf of de ontwikkeling van content · de ontwikkelingstijd: hoeveel mensen hoeveel weken? 7
Maar zie de waarschuwingen in http://www.aicc.org/pages/primer.html
43
· scholing van de docentontwikkelaar en support 3.4
A n a l y s e v an hu idi ge b ep er ki ng en v an aut eu r so mgev ing en
Mede door de versmelting van auteursomgevingen en e-learning platformen is vaak onduidelijk over welke voorkennis een ontwikkelaar moet beschikken: kan iedere vakdocent met het systeem werken, of is er een programmeur nodig? Geen van de auteursomgevingen lijkt aandacht aan metadata te besteden. O.a. Profes-e (zie het overzicht van e-learning platformen) biedt leerlingen expliciet de mogelijkheid om woorden in teksten te zoeken, maar kennelijk gaat de ondersteuning van zoekbehoeften niet verder. Thematisch enigszins verwant is de mogelijkheid die men in Director als ontwikkelaar heeft, om markeringen (cue points) in audiomateriaal aan te brengen, zodat men andere acties en gebeurtenissen daarmee kan synchroniseren. In hoeverre lesmateriaal eenvoudig herbruikbaar is, is niet duidelijk. Natuurlijk heeft de docent-ontwikkelaar de beschikking over de gebruikte media en kan hij die opnieuw inzetten, maar het ziet er niet naar uit, dat hij bij aanpassingen door het systeem wordt ondersteund of dat leerlingen het materiaal anders kunnen rangschikken. 3.5
Con clu s ie s
Er zijn diverse serieuze auteursomgevingen. Compatibiliteitsproblemen zullen het minst optreden bij systemen die deel uitmaken van een open e-learning platform. Wie geen behoefte heeft aan traditionele oefeningen zoals meerkeuzevragen en over enige programmeerervaring beschikt, hoeft de keus niet tot educatieve auteursomgevingen te beperken. Wanneer het mogelijk wordt, educatieve content van metadata te voorzien, zal dit een duidelijke voorsprong betekenen voor auteursomgevingen die hier rekening mee houden.
44
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
3.6
Uit kom st en van d e met a-a n al y s e van aut eur so mg evin gen
Auteursomgevingen voor educatieve toepassingen: (Blackboard, Docent, Edubox, Ingenium en Profes-e zijn in het overzicht van e-learning platformen opgenomen.) Tabel 3-1. Uitkomsten van meta-analyse van auteursomgevingen voor educatieve toepassingen
Naam
URL
Voorhanden
Oefeningen
Principe
Scripting
Standaarden
Kennis
Authorware
http://www.
built-in logic,
hot spot, hot object,
Flow-chart
Mogelijk + nodig
AICC 2.0
Grote
macromedia
interactivity,
true-false, multiple
learning
.com/softwa
data tracking,
choice, drag and
curve
re/authorwa
and templates
drop, short answer,
re/
Exportformaten
PC,CD,web, LAN
Open
Tracking
Gebruik
Extra
Prijs
ja
ja
Rapid
Compatibel
$2860,
prototyping
met
$800
Macromedia-
educ.
producten
single answer
Click2Learn
http://home.
Assistant is
multiple-choice,
Toolbook II:
click2learn.c
deelverzameling
true/false,
Instructor,
om/products
van Instructor.
Assistant,
/instructor.h
Ingenium is e-
Ingenium
tml
learning
Boek.
in Instructor
AICC
Behoorlijk
mogelijk + nodig
(D)HTML, Java of Neuron plug-in
ja
Ja, met
WBts, CBTs
Ass/Ins
Ingenium
op CD-ROM
t$1500 /$2500
fill-in-the-blank etc.
;
platform, ook
Ingeniu
voor o.a.
m?
Authorware
Coursebuilder
http://www.d
o.a. essay questions
Flow-chart
Mogelijk
iscoverysyst ems.com/Pa
P R E - L E A R N
45
Oogt
“playing over
eenvoudig
Internet” in
educ
aanmaak
o.a.
ja
$500,
Naam
URL
Voorhanden
Oefeningen
Principe
Scripting
Standaarden
Kennis
Exportformaten
Open
Tracking
Gebruik
Extra
Prijs
ges/CBSoft.HTML
Dazzler
http://www.d
Oogt
Export in HTML en ja
Deluxe-
Site weinig
azzlersoft.c
eenvoudig
voor Javaplayer
versie wel
actueel
Oogt
“internetgebaseer
eenvoudig
d”
om/visitors_ index.htm
Easygenerator
http://www.e
navigatie,
multiple choice, drag-
(Nederlands)
asygenerato
interface,
&-drop e.d.
r.nl/NL/defa
informatiesjablo
ult.htm
nen,
AICC
ja
nee
Kennisnet
feedbackscherm en, hulpfiguurtjes, toetsen
Hyperstudio
http://www.h
Card stack
Ziet er niet naar uit
yperstudio.c
Lastige
Geen
metafoor
trendsetter ;-)
om/
InSystem
http://www.i
WBT: “Everest
Ja, met
Veel “snap-on $2000
Everest (Win),
nsystem.co
Boek
Mogelijk
Onduidelijk
serves *as* the
INSTRUCT
components”
Summit (DOS)
m/everest.ht
browser”
0 voor
m
MockingBird
46
admin
http://www.
T E L E M A T I C A
+$100
Templates, test
I N S T I T U U T
MC, True/False, Fill
Mogelijk
Onduidelijk
Ja, met
Naam
URL
Voorhanden
BigEZ
mockingbird
factory
.com/
TenCore
http://www.t
Oefeningen
Principe
Scripting
Standaarden
Kennis
Exportformaten
Open
Tracking
In The Blank,
T·Erms&tra
Matching, Graphic
de
ouderwets
Gebruik
Extra
Taai
Prijs
$500
encore.com/ LAS90.htm
Tabel 3-2. Uitkomsten van meta-analyse van auteursomgevingen zonder educatieve opzet
Naam
URL
Director 8.5
http://www.macromedia.com
Voorhanden
Principe
Scripting
Kennis
Timeline
Mogelijk en nodig
Behoorlijke learning
Shockwave-plugin nodig
curve
indien stand-alone
/software/director/
Exportformaten
Open
Gebruik
Extra
Prijs
ja
Demo’s, presentaties,
Animaties,
$929,
WWW
compatibel
educ
met
o.a.
Authorware
mBED
http://www.mbed.com/html/
Objecten
Mogelijk maar niet
mbdframe1.html
C++, Java
nodig
WWW, entertainment
Grafisch sterk; attractief
MediaForge
http://www.clearsand.com/w
event-driven; scenes
ebpages/prod/mf/
and backgrounds are
$500
related through hierarchical parentchild links
P R E - L E A R N
47
Naam
URL
Voorhanden
Principe
Scripting
Kennis
Exportformaten
Mediator
http://www.matchware.net/
Templates etc.
Flow-chart
Beperkt mogelijk; voor
Bescheiden
DHTML, exe (?)
Open
Gebruik
presentaties
Extra
Prijs
$400
DB is SQL nodig
Neobook
http://www.neosoftware.com
Beperkt mogelijk
$200
/nbw.html
Tabel 3-3. Uitkomsten van meta-analyse auteursomgevingen zonder educatieve opzet en overwegend kant-en-klare producten voor educatieve toepassingen
48
Naam
URL
Type
AMT learning solutions
http://www.amtcorp.com/index2.htm
Educatieve applicaties
Astound
http://www.astound.com
Web Conferencing met Conferencing and Learning Server
Auraline
http://www.auraline.com/
E-marketing
Content-e
http://www.spcgroup.nl/projecten/project.asp?projectid=74&Type=Virtuele+leeromgevingen
Systeem om on-line aan dezelfde Office-documenten te werken; wordt als “auteursomgeving” gepresenteerd
Courseware Comp.
http://www.courseware.nl/
Educatieve applicaties
Diskcomm
http://www.newlearning.nl/
Lesmateriaal op CD-rom, door docent aanpasbaar; verbinding met Internet
Dreamweaver
http://macromedia.com/software/dreamweaver/
Web authoring (Macromedia heeft een coursebuilder extension)
Emblaze
http://www.emblaze.com/serve/
Wireless Content Partnership Program
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Naam
URL
Type
Flash
http://www.macromedia.com/
Web authoring, vnl. animaties
Formula
http://www.FormulaGraphics.com/
MM authoring, gratis
Framemaker
http://www.adobe.com/products/framemaker/
For publishing long, content-rich documents across multiple channels
Ishell2
http://www.tribeworks.com/Products/
MM authoring
Katabounga
http://www.abvent.com/us/software/index.html
MM authoring
KEI Edu-pakket
http://www.keinet.nl
Educatieve applicaties
Magenta II
http://www.magentammt.com/
MM authoring, OO-programming
MetaCard
http://www.metacard.com/pi1.html
Rapid application development environment
MMD
http://www.capella-mm.com/home/product.htm
MMD combines multimedia, database and full text retrieval
Motivate
http://www.motion-factory.com/products/frameset_products.html
3D game development system
Ebiss
http://www.ebiss.nl/default.asp
Web authoring
Eloquent
http://www.eloquent.com/
Web-based communication solution
Radbuilder
http://www.emediat.com/
Ontwikkelingsomgeving voor rapid development op diverse platformen
P R E - L E A R N
49
50
Naam
URL
Type
Scala
http://www.scala.com/
broadcast multimedia software
Slim show
http://www.pcww.com/web_mat/slimshow.html
Niet per se educ
Storyspace
http://www.eastgate.com/Storyspace.html
Writing environment
Superlink
http://www.alchemediainc.com/slfeatr.html
Niet per se educ
TencoreNet
http://www.catharon.com/
Internet technologie, geen erfenis van Tencore merkbaar
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
4
Metadata
4.1
Inl ei din g
Metadata geven een korte beschrijving van het materiaal, zoals de auteur, publicatiedatum, ‘keywords’ en, in het geval van e-learning, bijvoorbeeld didactisch niveau. Metadata spelen een belangrijke rol bij het zoeken naar informatie. Onder informatie verstaan wij hier met name digitale multimedia informatie: een combinatie van tekst, afbeeldingen, geluid, animaties en/of video. Een gebruiker kan zoeken met als doel snel specifieke informatie te vinden om de gevonden informatie meteen te lezen, bekijken of beluisteren (om er zelf iets van te leren of om bepaalde opdracht uit te kunnen voeren). Een andere mogelijkheid is dat de gebruiker de informatie letterlijk of in bewerkte vorm hergebruikt voor het creëren van een (multimedia) document voor hemzelf of voor een (groep) andere gebruiker(s). Voor het zoeken naar digitale informatie kan een gebruiker de hulp van een zoekmachine, zoekfunctie of een index inschakelen. Een belangrijke rol van metadata is het mogelijk maken van het automatisch zoeken naar een specifieke informatie-eenheid, bijvoorbeeld op basis van de vervaardiger (auteur, muzikant, tekstschrijver, filmmaker), de titel, een (aantal) keyword(s), of de vervaardigingdatum. Een andere rol is het versnellen van het zoekproces binnen een informatie-eenheid (i.e. contentgebaseerd zoeken). Metadata voorkomt dat de gehele informatie doorlopen moet worden op zoek naar een bepaalde zoekterm (bijvoorbeeld keyword, opeenvolging van een aantal woorden). Voor het doorzoeken van een tekst is contentgebaseerde metadata niet strikt noodzakelijk. Denk aan de zoekfunctie van tekstverwerkers. Hierbij wordt de tekst woord voor woord doorlopen. Zolang een document geen extreme vormen aanneemt, blijven de zoektijden zeer acceptabel, en is het dus niet nodig de belangrijkste keywords als metadata op te nemen. Alleen als de gebruiker in staat gesteld moet worden te zoeken naar bepaalde gebeurtenissen of concepten, bijvoorbeeld Irene die Mark kust of een gezellig feest (zonder dat het feest expliciet gezellig genoemd wordt in de tekst) is contentgebaseerde metadata wenselijk voor tekst. Het is namelijk erg lastig om automatisch betekenissen van teksten af te leiden. Bovendien kan het met de huidige stand van de techniek niet foutloos en is het erg tijdrovend. Vanwege het laatste punt verdient het aanbeveling de betekenis van een tekst offline af te laten leiden door een mens of een machine en om te zetten in metadata. Voor video, animaties en afbeeldingen ligt het nog gecompliceerder. Het zoeken op basis van keywords levert geen één op één match op, zoals dat bij tekst het geval is. Voor zo’n één op één match zou gezocht moeten worden op basis van het plaatje of het stukje video of animatie dat de gebruiker zoekt. Als de gebruiker dat tot z’n beschikking zou hebben zou hij er niet naar zoeken, behalve misschien om de context van een specifiek stukje video of animatie te achterhalen. Het zoeken naar zo’n exacte match is technisch mogelijk maar zeer tijdrovend. Het zoeken naar een vergelijkbaar plaatje of fragment op basis van een voorbeeld is lastiger omdat de term vergelijkbaar nogal ambigue is. Vergelijkbaar qua vorm, kleur, achtergrondgeluiden (voor video)? En is een plaatje van een bal vergelijkbaar met een plaatje van een cirkel? Het afleiden van gebeurtenissen en
P R E - L E A R N
51
concepten uit afbeeldingen en video is over het algemeen nog veel lastiger dat het afleiden van gebeurtenissen en concepten uit tekst. Er zal dus voor afbeeldingen, video en animaties over het algemeen de voorkeur gegeven worden aan het handmatig toekennen van tekstuele metadata. Eventueel kan de mens ondersteund worden door de techniek bij het creëren van metadata. Geluid bestaat er in verschillende categorieën: spraak, muziek, overige geluiden (bijv. ontploffing, blaffende hond, motorgeronk). Voor het herkennen van geluiden zijn er vele technische mogelijkheden, die overigens vrijwel nooit perfect werken en in veel gevallen verre van perfect zijn: spraakherkenning, muziekcategorisatie etc. Ook voor het zoeken in geluid verdient het handmatig toekennen van metadata de voorkeur. Wederom kan de techniek in een ondersteunende rol ingezet worden.8 Behalve voor het automatisch zoeken in multimedia content is metadata ook nuttig voor het automatisch creëren van (gepersonaliseerde) multimediadocumenten. Hiervoor is het van groot belang dat er binnen informatie-eenheden (boek, hypertext, video, multimediadocument) kleinere eenheden onderscheiden worden (hoofdstukken, secties, plaatjes, scènes, shots, frames), zodat er ook aan subeenheden metadata toegekend kan worden. Op deze manier kunnen bijvoorbeeld op basis van taal, auteur, keywords, concepten, niveau automatisch op maat gemaakte documenten gecreëerd worden, die bestaan uit onderdelen van een of meerdere originele documenten. Samenvattend zijn er dus twee verschillende processen waarbij metadata van belang zijn: automatisch zoeken naar informatie en automatische personalisatie van informatie. Verder hebben we tot nu toe twee typen metadata onderscheiden: content identificatie metadata, waar multimediadocumenten als geheel beschreven worden en content descriptie metadata waarmee kleinere eenheden binnen documenten beschreven worden. 4.2
Metadat a sta nd aa rd en
Metadatastandaarden zijn nodig voor het op grote schaal bruikbaar maken van metadata. Het is voor een zoekmachine namelijk lastig te achterhalen dat met het attribuut creator in sommige gevallen hetzelfde bedoeld wordt als met het attribuut auteur of author. Bij metadatastandaarden zien we dat sommige standaarden zich met name richten op content identificatie en anderen meer op content descriptie. We bespreken hier kort drie metadatastandaarden (in ontwikkeling): De Dublin Core, IEEE LOM (Learning Object Metadata) en MPEG-7. Daarnaast bespreken we een onderwijsmodelleertaal waarin metadata een prominente rol speelt: EML (Educational Modelling Language). IEEE LOM en EML zijn ontwikkeld voor het onderwijsdomein. Dublin Core is een generieke metadatastandaard ontwikkeld voor content identificatie op het web. MPEG-7 is een metadatastandaard voor content descriptie van audiovisueel materiaal.
8
Door het combineren van technieken voor beeld, geluid en/of tekst kunnen overigens aanzienlijk betere indexeringsresultaten behaald worden, bijv. in het geval van een video met ondertiteling.
52
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
4.2.1
Dubl in Co r e
De Dublin Core is een van de oudere metadatastandaarden9. Het is een generieke contentbeschrijvingsstandaard, d.w.z. de Dublin Core is niet ontwikkeld voor een specifiek domein (bijv. medisch, onderwijs), waardoor de standaard gebruikt kan worden voor het zoeken in uiteenlopende domeinen. Dit maakt de Dublin Core bij uitstek geschikt voor zoeken op het web. Oorspronkelijk is de Dublin Core ontwikkeld om auteurs van webdocumenten de mogelijkheid te bieden om hun content op eenvoudige wijze te voorzien van nuttige metadata. Maar al snel heeft de Dublin Core de aandacht getrokken van professionele bronbeschrijvingsgemeenschappen (bijv. musea, overheden en bibliotheken). Mede hierdoor is de Dublin Core de meest geaccepteerde metadatastandaard ter wereld geworden. De Dublin Core bestaat uit de volgende vijftien basiselementen: ·
Title (titel): Een naam voor de bron
·
Creator (vervaardiger): Persoon of instantie die primair verantwoordelijk is voor het maken van de content van de bron
·
Subject (onderwerp): Het onderwerp van de content van de bron
·
Description (beschrijving): Een beschrijving van de content van de bron
·
Publisher (uitgever): De persoon of instantie die verantwoordelijk is voor het beschikbaar maken van de bron
·
Contributor (contribuant): Een persoon of instantie die bijdragen heeft geleverd aan de content van de bron
·
Date (datum): Een datum geassocieerd met een gebeurtenis in de levenscyclus van de bron
·
Type (type): Het soort van content of het genre van de content van de bron
·
Format (formaat): De fysieke of digitale manifestatie van de bron
·
Identifier (identificatiecode): Een onambigue referentie naar de bron een bepaalde context
·
Source (bron): Een referentie naar een bron waarvan de huidige bron is afgeleid
·
Language (taal): Een taal van de intellectuele content van de bron
·
Relation (relatie): Een verwijzing naar een gerelateerde bron
9
http://dublincore.org/
P R E - L E A R N
53
·
Coverage (bereik): Het verspreidingsgebied van de bron
·
Rights (rechten): Informatie met betrekking tot de rechten omtrent de content
Voor veel doeleinden voldoen de basiselementen van de Dublin Core niet. De Dublin Core is echter uitbreidbaar. Dit betekent dat voor specifieke domeinen nieuwe elementen toegevoegd kunnen worden. In de volgende sectie komt de IEEE LOM standaard voor het onderwijsdomein. Ook deze standaard is gebaseerd op de Dublin Core. 4.2.2
IE E E LOM
IEEE LOM (Learning Objects and Metadata) is een metadatastandaard in ontwikkeling. Deze standaard wordt specifiek voor het onderwijs ontwikkeld. Twee belangrijke 10 11 onderwijsprojecten, het Amerikaanse IMS -project en het Europese ARIADNE project, hebben gezamenlijk de basis gelegd voor deze toekomstige standaard. Het doel van de standaard is om het zoeken, evalueren, verwerven en gebruiken van educatieve objecten mogelijk te maken, bijvoorbeeld voor leerlingen en instructeurs. Het basisschema van IEEE LOM bevat negen categorieën van attributen: ·
General (Algemeen): Contextonafhankelijke eigenschappen van de bron. Voorbeelden van attributen van deze categorie zijn Title (titel), Language (taal), Description (beschrijving) en Keywords.
·
LifeCycle (levenscyclus): Eigenschappen gerelateerd aan de levenscyclus van de bron. Voorbeelden van attributen van deze categorie zijn Version (versie), Status en Date (datum).
·
MetaMetaData: Eigenschappen van de beschrijving i.p.v. van de bron. Voorbeelden van attributen van deze categorie zijn Language (taal), Metadata Scheme (metadataschema) (bijv. LOM-1.0) en Date (datum).
·
Technical: Technische eigenschappen van de bron. Voorbeelden van attributen van deze categorie zijn Format (formaat), Size (grootte) en Location (locatie).
·
Educational: Educatieve of pedagogische eigenschappen van de bron. Voorbeelden van attributen van deze categorie zijn Interactivity Type (interactiviteittype), Intended end user role (beoogde rol van de eindgebruiker), Typical Age Range (beoogde leeftijdscategorie), Learning Resource Type (type bron, bijv. oefening, narratieve text, simulatie, examen, experiment) en Context (bijv. basisonderwijs).
·
Rights: Voorwaarden voor het gebruik van de bron. Voorbeelden van attributen van deze categorie zijn Cost (kosten) and Copyright en Other Restrictions (overige restricties).
·
Relation: Eigenschappen van de bron in relatie tot andere bronnen. Voorbeelden van attributen van deze categorie zijn Kind (soort, bijv. IsPartOf, Requires, IsRequiredBy, IsBAsedOn) en Resource (bron).
10 11
54
http://www.imsproject.org/ http://ariadne.unil.ch/
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
·
Annotation: Commentaar op het educatieve gebruik van de bron. Voorbeelden van attributen van deze categorie zijn Person (persoon) en Description (beschrijving).
·
Classification: Beschrijving van een karakteristieke eigenschap van de bron door entries in classificaties. Voorbeelden van attributen van deze categorie zijn Purpose (doel (van de classificatie van het object), bijv. Skill Level of Security level) and Source (bron: naam van het classificatiesysteem).
IEEE LOM bevat verschillende elementen die gemapt kunnen worden op de Dublin Core metadataset (zie Tabel 4-1). DC.Identifier
1.3:General.CatalogEntry. 1.1:General.Identifier is currently a reserved term, as there is no specified method for the creation of a globally unique identifier.
DC.Title
1.2:General.Title
DC.Language
1.4:General.Language
DC.Description
1.5:General.Description
DC.Subject
1.6:General.Keywords or 9:Classification with 9.1:Classification.Purpose equals “Discipline” or “Idea”.
DC.Coverage
1.7:General.Coverage
DC.Type
5.2:Educational.LearningResourceType
DC.Date
2.3.3:LifeCycle.Contribute.Date when 2.3.1:LifeCycle.Contribute.Role has a value of “Publisher”.
DC.Creator
2.3.2:LifeCycle.Contribute.Entity when 2.3.1:LifeCycle.Contribute.Role has a value of “Author”.
DC.OtherContributor
2.3.2:LifeCycle.Contribute.Entity with the type of contribution specified in 2.3.1:LifeCycle.Contribute.Role.
DC.Publisher
2.3.2:LifeCycle.Contribute.Entity when 2.3.1:LifeCycle.Contribute.Role has a value of “Publisher”.
DC.Format
4.1:Technical.Format
DC.Rights
6:Rights
DC.Relation
7:Relation
DC.Source
7.2:Relation.Resource when the value of 7.1:Relation.Kind is “IsBasedOn”.
Tabel 4-1. Dublin Core Mapping (ontleend aan LOM Draft 6)
De bedoeling van IEEE LOM is een basisschema te specificeren waarop voortgebouwd kan worden bij toekomstige ontwikkelingen, bijvoorbeeld om automatische, aanpasbare planning van leerobjecten door software agenten mogelijk te maken. IEEE LOM is nog geen officiële standaard, alhoewel de specificatie inmiddels redelijk stabiel is. 4.2.3
EML
Het doel van EML (Educational Modelling Language) is – zoals de naam al doet vermoeden – het modelleren van onderwijs. EML is dus geen metadatastandaard. De taal is ontwikkeld door de Open Universiteit als basis voor het leerplatfom Edubox. Een belangrijk onderdeel van deze op XML gebaseerde taal is het metadataschema. Andere voorbeelden van elementen binnen EML zijn Role (bijv. learner, staff), Content en P R E - L E A R N
55
Activity. De metadata beschrijft de verschillende onderdelen van het gemodelleerde onderwijs. Bijvoorbeeld, de studie-eenheid, de activiteit, de activiteitstructuur, de video, de audio, het kennisobject en het leerdoel kunnen metadata toegekend krijgen. De titel (Title) is het enige verplichte metadataelement. Optionele beschrijvende elementen zijn: Creator (bijv. auteur), Description, Keywords, Copyright, Study-load (bijv. in studiepunten of studie-uren), Objecttype (bijv. curriculum), Supplied (specificeert of een object wordt aangeboden in een bepaalde omgeving), Contributor (iemand die een bijdrage heeft geleverd aan de specificatie), History (registratie van veranderingen in de loop der tijd), Status (huidige status van een object), Creation-date, Date-last-change, Min-completion-time, Max-completion-time en Meta (generiek model voor andere metadataspecificaties). Onder het laatste element biedt EML dus de mogelijkheid metadata in te voeren volgens een andere metadataspecificatie (al dan niet een standaard). EML wordt in dit hoofdstuk genoemd omdat het nergens anders in dit document aan de orde komt en omdat wij het EML/Edubox-initiatief zien als een goede Nederlandse bijdrage aan het e-learning domein. 4.2.4
MPEG- 7
MPEG-7 is een metadatastandaard die zich richt op de beschrijving van multimediainformatie. Het Telematica Instituut is intensief betrokken bij het standaardisatieproces, onder andere bij het mappen van andere standaarden zoals de Dublin Core op elementen van MPEG-7. De standaard zou in het najaar van 2001 gereed moeten zijn. MPEG-7 bevat naast Dublin-Core-achtige elementen die toegesneden zijn op audiovisuele informatie onder andere mogelijkheden om structuur aan te brengen in audiovisuele informatie. Dit laatste houdt in dat audiovisuele content gesegmenteerd kan worden op basis van temporele en/of spatiële aspecten (zie ook Sectie 4.3). 4.3
St ru ctuu r
In de Dublin Core en IEEE LOM wordt geen aandacht besteed aan de structurering van content. Beide standaarden zijn bedoeld voor identificatie van content. Dit impliceert dat de standaarden niet bedoeld zijn voor het zoeken binnen documenten. Daarom speelt het structureren van documenten geen rol. MPEG-7 is bedoeld voor content beschrijving. Daarom wordt er binnen MPEG-7 veel aandacht besteed aan het structureren van audiovisuele content op basis van temporele en/of spatiële aspecten. Op deze manier kan er bijvoorbeeld aan de scène van 10 minuten en 11 seconden tot 14 minuten en 45 seconden metadata toegekend worden. MPEG-7 besteedt geen aandacht aan het structureren van teksten. Er wordt vertrouwd op talen als HTML en XML voor het aanbrengen van structuur in teksten (bijvoorbeeld hoofdstukken en secties) maar ook voor het aanbrengen van links. Standaarden als Dublin Core en IEEE LOM kunnen gebruikt worden als content beschrijvingsstandaarden door de structureringsaspecten te lenen van MPEG-7 en XML/HTML. Voor contentgebaseerd zoeken in educatieve content zou dus een combinatie gemaakt moeten worden van MPEG-7 en IEEE LOM.
56
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Ook content packaging standaarden zoals IMS content packaging worden gebruikt om structuur aan te brengen in educatief materiaal. Verschillende educatieve objecten (bijvoorbeeld plaatjes, hoofdstukken, secties, animaties) kunnen stuk voor stuk worden voorzien van metadata en kunnen verpakt worden tot grotere gehelen die op hun beurt ook weer van metadata voorzien kunnen worden. De grotere gehelen kunnen op meerdere manieren georganiseerd worden, bijvoorbeeld hiërarchisch of als semantisch netwerk. 4.4
Con clu s ie s
Metadata is van belang voor drie doeleinden: het zoeken naar een document, het zoeken binnen een document en tailoring van documenten. Er zijn de afgelopen jaren verschillende metadatastandaarden ontwikkeld en aan een aantal wordt nog gewerkt. Ook binnen het onderwijsdomein wordt er een metadata standaard ontwikkeld: IEEE LOM. De specificatie is inmiddels redelijk gestabiliseerd, maar het is nog geen officiële standaard. Omdat IEEE LOM zich niet expliciet richt op audiovisuele content zou het nuttig kunnen zijn om gebruik te maken van onderdelen uit de audiovisuele standaard in ontwikkeling, MPEG-7.
P R E - L E A R N
57
58
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
5
E-learning architectuursystemen
5.1
Int rodu ct ie
Het begrip e-learning is iets waar velen iets anders onder verstaan, maar voor dit deel zal de volgende definitie worden aangehouden. E-learning is een proces waarbij kennis en vaardigheden worden overgedragen of opgebouwd, en waarbij Informatie- en Communicatie Technologie (ICT) wordt gebruikt ter ondersteuning. Merk op dat deze definitie niet in tegenspraak is met de definitie in §1.1. De definitie van dit hoofdstuk neemt wel een andere insteek: een insteek die beter past bij de uitleg en analyse van architecturen. De intentie van deze definitie is dat het onderwijskundige en psychologische proces het primaire proces is. Een andere intentie van deze definitie is dat ze aangeeft dat e-learning een spectrum heeft met als ene limiet het gebruik van geen enkele ICT technologie12, en als andere limiet de scène in de film Matrix waarbij de heldin zich in een virtuele wereld bevindt en door het “downloaden” van een helikopterpilootmodule en enig hoofdschudden leert vliegen. Het limietgeval aan de onderkant van het spectrum is waarschijnlijk relevanter dan dat aan de bovenkant. Juist omdat e-learning een essentieel menselijke component heeft, is het wat moeilijk te vangen in het soort rigide structuren dat nodig is voor softwarearchitecturen. Leren is bovendien zelfs voor een menselijk proces ingewikkeld, en een proces dat op vele wijzen kan plaats hebben. Niettemin is de LTSC (learning technology standards committee, een van de vele IEEE-commissies http://www.manta.ieee.org/groups/ltsc/) vrijwel klaar met een ontwerp van een referentiearchitectuur voor leertechnologie, de LTSA (learning technology systems architecture (http://www.edutool.com/ltsa/). Er wordt in getracht die abstracte processen en componenten te identificeren die in een e-learning systeem relevant zijn voor het ontwerpen van softwaresystemen. Het is expliciet niet bedoeld als een leertheorie. Ons zijn geen andere projecten van deze aard bekend. De zin van een dergelijke architectuur is de volgende. Aan de ene kant vormen abstracte componenten goede kandidaten voor een decompositie van een te implementeren softwaresysteem. Dit is een belangrijke stap bij het ontwerp van een systeem. De abstracte componenten en processen die in de LTSA worden geïdentificeerd kunnen een zeer verschillende implementatie hebben, en in verschillende e-learning systemen kunnen heel verschillende accenten gelegd worden. De pretentie van een referentiearchitectuur is dat ze voldoende abstract en algemeen is, om, binnen haar toepassingsgebied, de basis te vormen voor vrijwel elke zinvolle concrete systeemarchitectuur. Aan de andere kant hoor je aan een referentiearchitectuur te kunnen zien waar de kritieke interfaces tussen componenten liggen. Immers, het ideaal van een softwarearchitectuur is om het systeem te verdelen in delen die behalve elkaars interface niets van elkaar weten. Componenten die dezelfde interface aanbieden zijn dan (in theorie) uitwisselbaar. Dit maakt zulke interfaces goede kandidaten voor standaardisatie. Goede standaardisatie
12
Het nut van het beschouwen van zulke limietgevallen is dat het begrippenapparaat een grotere algemeenheid geeft en bovendien een duidelijk verband legt met meer traditionele vormen van onderwijs.
P R E - L E A R N
59
maakt het mogelijk om componenten onafhankelijk van elkaar te ontwikkelen. Vaak ontstaat een markt voor zulke componenten, zodat ze “van de plank” gehaald kunnen worden, en niet iedereen het wiel opnieuw hoeft uit te vinden. Als hergebruik voldoende belangrijk is om de kosten en moeite van het standaardiseren te dekken, zorgt het voor kostenverlaging en/of een grotere functionaliteit. Als we een metafoor gebruiken: lego is een schoolvoorbeeld van een systeem waarvan de functionaliteit wordt bepaald door de mogelijkheid componenten te combineren. Elk voor zich hebben de componenten slechts een geringe functionaliteit. De flexibiliteit van lego is het gevolg van het hardnekkig vasthouden aan een goed gekozen rigide “standaard interface”: de bekende lego noppen met een vaste grootte op een vaste afstand van elkaar. Mutatis mutandis laat deze beschouwing ook het grote belang zien van het identificeren van componenten en processen die niet alleen binnen, maar ook buiten de leertechnologie te onderkennen zijn. Het betekent immers dat de interface van deze componenten kan aansluiten op standaarden die buiten de directe leertechnologie context liggen, en die dus door meer aanbieders worden ondersteund. Voor leertechnologie zijn dit vooral de componenten die door webtechnologie met alle omliggende standaarden zoals HTML en XML kunnen worden ondersteund, en diegene die een grote hardware- en software-infrastructuur nodig hebben zoals een netwerk. 5.2
De LTS A
De LTSA-referentiearchitectuur voor e-learning systemen bestaat uit een aantal lagen die van boven naar beneden een afnemende mate van abstractie vertonen. Voor de referentiearchitectuur is laag 3 het belangrijkst. Het is de enige die gestandaardiseerd is en die we hier zullen beschrijven. In deze laag worden de systeemcomponenten van een e-learning systeem beschreven evenals hun onderlinge relatie, d.w.z. welke data ze uitwisselen. De LTSA is een procesmodel, d.w.z. dat belangrijke systeemcomponenten processen zijn, die min of meer onafhankelijk en parallel plaats kunnen hebben. Het is echter duidelijk de intentie van de auteurs dat deze processen corresponderen met functies die in het systeem worden geïmplementeerd, hetzij door een software systeem, hetzij door een mens. Er kunnen goede redenen zijn om meerdere processen binnen een softwaresysteem (of mens) plaats te laten hebben of juist om een proces te verdelen over meerdere softwarecomponenten. De metafoor die de auteurs zelf gebruiken is een stereo-installatie. De “radio-ontvangst” en “versterking” processen kunnen door één discrete component worden uitgevoerd (een tuner/versterker: twee processen in een component), of omgekeerd kan de digitaal-analoog conversie van een CD-speler in de versterker plaats vinden om de signaal/ruis verhouding te verbeteren zoals je soms in peperdure stereoinstallaties ziet (een proces verdeeld over twee componenten). 5.2.1
De LTS A s y s t e em com po ne nte n
In het volgende diagram zijn de componenten van het LTSA-systeem aangegeven.
60
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Learner Entity
Multimedia
Delivery
Behavior
Interaction Context Loc
Evaluation
Learning Preferences
ato r Learning Locator Content Catalog Info Learning Resources Query
Ass
es s
m
ent
(history) Coach
Performance/ Preferences (new)
Performance (current) Learner Records
Figuur 5-1. De LTSA systeem componenten; overgenomen van © 1999 Edutool.com
De LTSA systeemcomponenten zijn: Processen (ovalen): Learner Entity, Evaluation, Coach, Delivery. Opslagplaats (rechthoeken): Learner Records, Learning Resources. Informatie stromen (pijlen): Learning Preferences, Behaviour, Assessment Information, Performance and Preference Information (3x), Query, Catalog Info, Locator (2x), Learning Content, Multimedia, Interaction Context. Wat opvalt is de terugkoppel lus in dit diagram: een lerende krijgt leermateriaal aangeboden, maar wegens de onbetrouwbaarheid van een menselijke lerende moet er getoetst worden of de informatie wel juist is overgekomen. Welk materiaal vervolgens wordt aangeboden, hangt van deze toets af. De auteurs van de standaard zien dit als hetgeen wat een leerproces onderscheidt van bijvoorbeeld een multimedia-entertainmentsysteem of een decision-support-systeem. Er wordt overigens wel opgemerkt dat het beschouwen van een leersysteem als een controle- en feedbacksysteem een oversimplificatie is. We bespreken nu de componenten kort. Welke daarvan in de praktijk het belangrijkste zijn, hangt van de situatie en de implementatie af. Het is zelfs mogelijk dat in een leersysteem enkele componenten helemaal niet voorkomen. Hoewel de processen (ovalen) en opslag plaatsen (rechthoeken) het meest dominant in het plaatje aanwezig zijn, spelen de informatie stromen (pijlen) een net zo grote rol. In het bijzonder komen de informatie stromen, of beter gezegd de dataformaten als eerste in aanmerking voor standaardisatie. De learner entity is een abstractie van een menselijke lerende. Het zal meestal een enkele lerende representeren, maar het kan ook een groep van lerenden zijn, die individueel of in een groep leren. In een klassikale lessituatie kan het bijvoorbeeld zinvol zijn om de hele klas als een learner entity op te vatten. Het Coach proces kan in een e-learning systeem door een mens worden waargenomen, maar veelal ook door de computer of een combinatie daarvan. Dit is omdat voor het doel van de LTSA workflow management de belangrijkste taak van de Coach is. De Coach onderhandelt met de Learner Entity over de uit te voeren leertaak (Learning Preferences).
P R E - L E A R N
61
Dan krijgt de Coach de huidige stand van zaken van de lerende (Assesment) en wordt de stand van zaken uit het verleden opgevraagd (Performance and Preference Information) uit de Learner Records. Binnen het Coach proces wordt nu een beslissing genomen over het aan te bieden leermateriaal. Het kan daarbij nodig of wenselijk zijn om opnieuw te onderhandelen met de Learner Entity (via Learning Preferences) waarbij eventueel ook de zojuist verkregen beoordeling (Assesment) kan worden medegedeeld. Het beslissingsproces resulteert in een Query op het leermateriaal (Learning Resources) die een lijst met informatie over (hopelijk) relevant leermateriaal oplevert (Catalog Info oftewel learning object meta data). Aan de hand van de Catalog Info wordt dan definitieve beslissing genomen over welke leerstof aan te bieden is, of wordt eventueel een nieuwe query uitgezet. Uiteindelijk resulteert dit in een Locator (filenaam, URL, boektitel, ISBN-nummer) voor het leermateriaal. De Coach kan ook informatie over al deze beslissingen (die uiteindelijk de lerende betreffen) in de Learner Records bijhouden. Het Evaluation proces is verantwoordelijk voor het omzetten van het gedrag (Behaviour) van de Learner Entity in voor het systeem zinvolle gegevens. Een heel basaal voorbeeld is dat een muisklik door het evaluatieproces wordt omgezet in antwoord c van vraag 7. In een minder basaal voorbeeld wordt het gedrag verder geëvalueerd en bijvoorbeeld omgezet in een waarderingscijfer. Het evaluatieproces heeft een context waarin het deze evaluatie moet uitvoeren: het proces “weet” welk leermateriaal is aangeboden (Interaction Context), hoe de lerende in het verleden heeft gepresteerd (Performance) en wat de Coach van de Learner Entity verwacht (strikt genomen alleen als deze dat in de Learner Records heeft bijgehouden - ook via Performance). Het evaluatieproces kan de huidige performance in de Learner Records bijhouden en wegschrijven in de Learner records (Performance (current)). Uiteindelijk geeft het evaluatieproces een beoordeling van het gedrag van de Learner Entity (Assesment) aan de Coach. Hoe vaak deze beoordeling gedaan wordt en wat hij precies inhoudt, hangt helemaal van de situatie af: variërend van een iedere milliseconde voor de joystick van een flightsimulator tot na vele jaren voor een universiteitsgraad. Het Delivery proces kan op basis van de Locator, die van de Coach afkomstig is, een stuk learning content ophalen en dit multimediaal aan de Learner presenteren. Een goed voorbeeld is een webbrowser die voor de URL www.blahblah.html een HTML-pagina ophaalt en deze vervolgens multimediaal presenteert. De reden om dit proces op te delen, is dat het typisch een grote technische infrastructuur vraagt en dat de benodigde interfaces typisch niet afhankelijk van een bepaalde leertechnologie zijn en dus gebruik kunnen maken van andere standaarden. 5.2.2
De LTS A i ng evuld
Omdat de LTSA-architectuur nogal abstract is, identificeren we (een aantal) LTSAcomponenten in een aantal leeromgevingen. 5.2.2.1 Kl as s ie k k la s si ka a l on d erwij s
Dit is een limietvoorbeeld omdat er geen ICT-componenten aan te pas komen. We gaan de componenten in het diagram min of meer met de klok mee identificeren.
· Learner Entity: de leerlingen in de klas.
62
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
· · · · · · · ·
· ·
Behaviour: het maken van proefwerken door leerlingen Evaluation: het opstellen en beoordelen van proefwerken door de leraar Assessment: cijfers die de leerlingen hebben gehaald Learner records: het boekje waarin de leraar de proefwerkcijfers van zijn leerlingen bijhoudt Coach process: het leiden van de klas door de leraar, i.h.b. het vaststellen wat er als volgende op het lesprogramma moet komen Learning Resources: de schoolboeken van de leerlingen en de kennis van de leraar in zijn hoofd Locator: de opdracht om hoofdstuk 3 te lezen Delivery: voor schoolboeken het openslaan van het boek bij hoofdstuk 3. Voor de kennis van de leraar: deze mondeling en op het schoolbord presenteren. In beide gevallen: het maken van de aantekening dat hoofdstuk 3 behandeld is, om dit te gebruiken bij de evaluatie Interaction context: de aantekeningen over wat behandeld is Multimedia: de schoolboeken en de live presentatie van de leraar.
Natuurlijk speelt binnen een echte klas veel meer dan het maken van proefwerken en het openslaan van boeken. Waar het binnen de LTSA om gaat, is dat binnen een model van het proces wat je met een elektronisch in plaats van papieren systeem wilt ondersteunen, je de LTSA-processen en componenten inderdaad ziet terugkeren. Wat we ook terugzien, is dat verschillende processen (in dit geval het Coach proces, het Evaluation proces en het Delivery proces) door één en dezelfde persoon kunnen worden gedragen. Niettemin blijkt ook in dit voorbeeld dat het inderdaad om verschillende processen gaat: het is niet ongebruikelijk dat leerlingen door anderen worden geëvalueerd dan door de leraar die de lessen verzorgt (denk bijv. aan het centraal schriftelijk eindexamen), of dat de leraar die lesgeeft, niet het lesprogramma vaststelt (bijv. omdat dit in overleg met een hele vaksectie gebeurt). 5.2.2.2
E en co mput e r cu r su s op h et web
Er zijn op het web vele online-cursussen te vinden die computer gerelateerde kennis overdragen, bijvoorbeeld omtrent programmeertalen. Een mooi voorbeeld vormen de cursussen op www.w3schools.com op het gebied van HTML, XML e.d. Het is een verzameling webpagina’s met navigatiestructuur (previous, next en de titels van de verschillende pagina’s) en een aantal multiple choice vragen. Er is ook de mogelijkheid om te experimenteren met bijvoorbeeld Javascript door voorgegeven scriptjes te editten en ze dan te laten uitvoeren. · Learner Entity: de websurfer · Behaviour: het invullen van de multiple choice vragen en de edits van de scriptjes · Evaluation: het systeem telt aantal goed bij mutiple choice vragen en laat op verzoek zien welke je fout hebt gedaan, de javascript interpreter evalueert (d.w.z. interpreteert) het veranderde scriptje en laat het resultaat zien · Learner records: het systeem houdt bij welke pagina’s je al gezien hebt en welke vragen van de multiple choice je goed en fout hebt gedaan · Coach: ook de websurfer, hij bepaalt zelf wat hij als volgende wil doen. Hij doet dat (nemen we aan) op basis van de feedback die hij krijgt, i.h.b. kan hij zien welke pagina’s hij al gehad heeft · Learning resources: de website · Catalog info: de navigatie buttons
P R E - L E A R N
63
· Query: er schijnt geen zoekmachine te zijn dus dit vervalt · Locator: de click op de navigatiebutton · Delivery: het weergeven van de HTML-pagina’s door de webbrowser 5.2.2.3
E en v luc ht si mu lat or
Veel van de standaardisatie-aanzetten voor e-learning komen uit de luchtvaartindustrie (AICC www.aicc.org ). Eén van de redenen is dat de levensduur van vliegtuigen lang is en dat het noodzakelijk is dat er op een gestandaardiseerde manier getraind moet worden. Voor een vluchtsimulator is het zinvol twee parallelle LTSA-architecturen te onderscheiden: één voor de vluchtsimulator zelf, en één die het leerproces met de vluchtinstructeur beschrijft (dit verschilt van wat er in de Draft staat). Voor de simulator zelf: · Learner Entity: de piloot · Behaviour: Het totaal aan reacties zoals joystickbewegingen, switches die omgezet worden, kortom alles waarmee het gesimuleerde vliegtuig bestuurd wordt. Verder de “cockpit gesprekken” · Evaluation: het simulatieproces dat dit interpreteert als gesimuleerde thrust, ailerons, en landingslichten e.d. Verder wordt (waarschijnlijk) alles opgeslagen om een playback-mogelijkheid te hebben, inclusief de “cockpit gesprekken” · Assesment: de thrust, flapbewegingen enz. · Coach: Het proces dat thrust, flapbewegingen e.d. omrekent in bewegingen van het vliegtuig · Locator: gesimuleerde positie en oriëntatie van het vliegtuig · Delivery: ten eerste het berekenen hoe de gesimuleerde bewegingen zich vertalen in wat de piloot ziet, en ten tweede het visualiseren van die omgeving en het bewegen van de simulator · Learning resources: het geheel aan hardware en software dat deel van de simulator uitmaakt Voor het leerproces: · Learner Entity: de piloot · Behaviour: alles wat de flight instructor kan zien, dus de gesimuleerde instrumenten, de gesimuleerde omgeving en dat wat hij zinvollerwijze uit de playback kan halen. Verder de “cockpit gesprekken” waar de instructor direct naar meeluistert. · Evaluation: het beoordelingsproces van de flight instructor. · Coach: door de flight Instructor: het beslissen welke gesimuleerde vlucht moet worden gevlogen of eventueel of de vlucht moet worden af gebroken. · Delivery: het vluchtsimulatieproces · Learning Resources: de vluchtsimulator 5.3
De A D L S CO RM ar ch ite ctu ur
Het Department of Defense (DoD) in de VS is genoodzaakt grote hoeveelheden personeel op te leiden en beschikt over een ruim budget. In november 1997 heeft het samen met White House Office of Science and Technology Policy (OSTP) het ADL (Advanced Distributed Learning) initiatief gestart met als doel overal en altijd beschikbaar kwaliteitsonderwijs te kunnen bieden op basis van het web en off the shelf technologie. Vanaf het begin is de strategie geweest om bestaande technologieën en standaarden te integreren, en de samenwerking aan te gaan met belangrijke partners als
64
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
het IMS, AICC, IEEE-LTSC en het Europese Ariadne project. Ook de samenwerking met ontwikkelaars is niet vergeten en er is gezorgd voor mailinglists en websites. Verder zijn de leiders van het project zeer effectief geweest in het verzamelen van politiek draagvlak. Ook andere departementen hebben zich bij het initiatief aangesloten en het ADL geldt per presidentieel decreet als de leider van een algemeen e-learning initiatief binnen de Amerikaanse regering. Het ADL heeft de SCORM standaard (Sharable Content Reference Model) opgeleverd. De standaard is net de experimenteerfase ontgroeid. Het is vooral te zien als een envelop om een aantal reeds bestaande standaarden van IMS, AICC en IEEE samen met een standaard-API voor een leermanagementsysteem (LMS).
SCORM SECTION 2: Content Aggregation Model
SECTION 3: Run-Time Environment 2.2 Meta-data Dictionary (from IEEE)
3.4 Data Model (from AICC)
2.3 Content Structure Format (derived from AICC)
(External Ref) Meta-data XML Binding Best Practice (from IMS) 3.2 Launch, 3.3 Communication API (from AICC)
Figuur 5-2. De SCORM als een collectie standaarden; overgenomen van © ADL initiative
In de SCORM wordt multimedia-leermateriaal gestructureerd in aparte, geheel op zichzelf staande pakketjes (SCO’s, Sharable Content Objects), die weer in hiërarchisch gestructureerde blokken worden samengevoegd. Welke SCO’s worden aangeboden, en in welke volgorde, is neergelegd in een apart XML-document, het zogenaamde Content Structured Format (CSF) (of het analoog daarvan in de IMS packaging standaard). Metadata, zowel (inhouds-) technische als ook van didactische aard, kan dan op alle aggregatieniveaus worden toegevoegd. SCORM gebruikt de speciaal voor educatieve toepassingen bedoelde IEEE LOM metadata standaard, maar lijkt ook alle ruimte open te laten voor het gebruik van andere metadata standaarden. Het eigenlijke aanbieden van de SCO’s gebeurt door het leermanagementsysteem (LMS) en een standaard webbrowser, aan de hand van het CSF document. Het LMS houdt ook de vorderingen van de lerende bij, en kan de over de lerende opgeslagen informatie gebruiken om de volgorde en het aanbod aan te passen. Deze opzet is gekozen om enerzijds content gemakkelijk herbruikbaar te maken en op de lerende af te stemmen, en anderzijds een totale leeromgeving als standaard webapplicatie mogelijk te maken. Om de verbreiding van de SCORM te vergroten biedt het ADL op haar website een referentie implementatie van het leermanagementsysteem aan in de vorm van Javaservlets. Deze implementatie is duidelijk alleen bedoeld voor demodoeleinden, maar zou als een basis kunnen bieden voor verdere implementatie. Daarnaast is er een SCORM compliance test, en een aantal voorbeeld SCORM-cursussen met onderwerpen die variëren van afsluitkranen tot pensioenplannen.
P R E - L E A R N
65
5.4
De SCO RM SC O
Het Scalable Content Object (SCO) is de kleinste contenteenheid die door het leermanagementsysteem kan worden bijgehouden. Het is daarom ook de kleinste logische herbruikbare eenheid van een stuk leermateriaal binnen de SCORM-architectuur. Een SCO is bedoeld als kleinere eenheid dan een les die in een keer kan worden aangeboden. Een enkele afbeelding kan bijvoorbeeld een goede kandidaat voor een SCO zijn, omdat het een in zichzelf afgesloten geheel is en goede kandidaat is voor hergebruik. Een SCO is collectie van een of meer stukken media zoals XML/HTML, audio, video, gegevens, en eventueel scripts (een asset). Metadata wordt apart gehouden: de combinatie van SCO en de bijbehorende metadata gaat in een aparte container, de tagged SCO. Een SCO mag niet zelf refereren aan andere SCO’s. Dit is om te voorkomen dat een SCO teveel afhangt van de context en daarmee minder goed herbruikbaar wordt. Het in de juiste volgorde brengen van stukken leermateriaal is de exclusieve taak van leermanagementsysteem in combinatie met een Content Stucture Format document. Omdat een SCO wel toegang tot heeft tot het LMS via een API van Javascript-calls is het mogelijk hyperlinkachtige structuren tussen SCO’s te maken terwijl het LMS toch bij kan houden wat de weg van de lerende door het materiaal is. De communicatie van een SCO met het leermanagementsysteem gaat via een set Javascript-calls. Deze calls vormen uitsluitend een standaard interface naar het eigenlijke leermanagementsysteem dat aan de serverzijde zit en bijvoorbeeld als een verzameling Java-servlets kan worden geïmplementeerd. Een SCO is verplicht zich aan de SCORM runtime environment te houden (minimaal in staat zijn het LMS te vinden, te initialiseren, en zich weer af te melden).
Figuur 5-3. Een tagged SCO; overgenomen van © ADL initiative
SCO’s kunnen worden samen gepakt tot grotere blokken (blocks) die zelf ook weer hiërarchisch in blokken kunnen zijn gestructureerd. Deze blokken zijn bedoeld als meer didactische eenheden. Zoals op elk aggregatieniveau kunnen blokken van metadata worden voorzien. 5.4.1
Het C ont ent St ru ctu re d Fo rm at (C SF) do cum e nt
Het CSF-document is een XML-document dat de hiërarchische structuur van het leermateriaal beschrijft, en de volgorde waarin de blokken en SCO’s moeten worden
66
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
aangeboden. Het CSF-document bevat zelf alleen referenties naar de SCO’s en naar de bijbehorende metadata. Het CSF-document is LMS-onafhankelijk, en maakt het daarmee mogelijk om content geschreven voor LMS A te gebruiken voor LMS B. Het is niet noodzakelijk dat leermanagementsystemen het CSF intern als organisatiemedium gebruiken. De CSF is niet hetzelfde als een content packaging technologie: packaging is het fysiek samenbundelen van alle content (inclusief de media assets) en er een paklijst (manifest) bijstoppen om het te kunnen versturen van het ene LMS naar het andere. De CSF is waarschijnlijk een overgangsverschijnsel omdat de IMS content packaging standaard de taak van de CSF kan overnemen. Zowel de IMS packaging standard alsook de ADL-CSF zijn aangepast zodat er een uniform structuurformaat kan ontstaan. Het ADL heeft aangegeven op het IMS packaging systeem over te willen gaan.
Figuur 5-4. Een tagged Content Aggregation met referenties aan tagged blocks en SCO’s; overgenomen van © ADL initiative.
5.4.2
Metadat a
De SCORM gebruikt hetzelfde metadatamodel als het IMS Learning Resource Meta Data Information model, de bijbehorende XML-binding en het model van best practices. Deze metadatastandaard bouwt voort op de IEEE LOM. De LOM standaard heeft Dublin core elementen en een aantal educatieve elementen. Zie verder sectie 4.2. 5.4.3
De SCO RM runt im e env ir onm ent
De SCORM run time environment is gebaseerd op de AICC CMI001 guidelines for interoperability. Het heeft als verantwoordelijkheid een consistent systeem te leveren voor het starten van SCO’s, onafhankelijk van het onderliggende LMS. De run time API is een set Javascript-calls (hoewel er ook sprake is van overgang op een SOAP-gebaseerd model). De API laat een transactiemodel toe waarbij data met het LMS wordt uitgewisseld. De Javascript-API’s communiceren aan de clientside met een API-adapter. Deze adapter kan dan data uitwisselen in een formaat en protocol naar keuze met het LMS aan de serverzijde die het eigenlijke werk doet.
P R E - L E A R N
67
Het is de verantwoordelijkheid van de LMS-server om de SCO’s in de juiste volgorde te starten. In het SCORM-model wordt slechts een SCO tegelijk gestart. Het LMS moet ook voor navigatie zorgen en het CSF-document interpreteren, dit omdat het bepaalt welke SCO gestart moet worden. Tenslotte mag het LMS de vorderingen van de leerling bijhouden. Hierdoor kan het LMS het leeraanbod personaliseren. Web Browser Sharable Content Object (SCO)
Web Browser LMS Client API
API Adapter Implemented as a Java Applet
LMS Client/Server Protocol Implemented as HTTP
SCO Launch Protocol must be HTTP
LMS Server(s)
Data Persistence
Sharable Content Object (SCO)
SCO Launch Protocol must be HTTP
LMS Client API
API Adapter Implemented in JavaScript
LMS Client/Server Protocol Implemented as HTTP
LMS Server(s) Java Servlets or Java Server Pages (JSPs) Web Server
Data Persistence
Active Server Pages (ASP) COM Web Server
Figuur 5-5. Twee typische voorbeelden van een SCORM LMS client/server achitectuur; overgenomen van © ADL-initiative
5.5
Overz ic ht be la ng ri jk e st and a a rde n
Tabel 5-1 geeft een overzicht van belangrijke standaarden en bijbehorende functionaliteiten.
68
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Tabel 5-1. Overzicht belangrijke standaarden en functies
Belangrijke Standaarden
Functie
ADL SCORM
Pakket van standaarden: gebaseerd op kleine herbruikbare pakketjes leermateriaal. Bouwt voort op AICC data model en run time guidelines, IEEE LOM en IMS metadata standaard, en IMS packaging standard (binnenkort)
AICC AGR 06 guidelines
Richtlijnen voor hoe een filegebaseerd leermanagementsysteem moet communiceren met een systeem dat leerresultaten bijhoudt.
AICC AGR 010 guidelines
Hetzelfde maar dan voor webgebaseerde systemen
Dublin core
Een algemeen verbreide standaard voor bibliografische metadata als titel, auteur, keywords en auteursrechten
IEEE LOM
Een internationale standaard voor leermateriaal die voortbouwt op de Dublin Core. Heeft ook didactische elementen zoals het niveau van het leermateriaal
IMS metadatastandaard
Een metadatastandaard die voortbouwt op IEEE LOM en bovendien duidelijke richtlijnen geeft hoe deze standaard in XML te implementeren is
IMS packaging standaard
Standaard voor het hiërarchisch structureren en samen pakken van educatief materiaal
MPEG
Pakket standaarden voor multimedia. Bijvoorbeeld voor gecomprimeerde video’s (MPEG 1 en 2), multimedia metadata (MPEG 7) en rights-management (MPEG 21)
5.6
Con clu s ie s
De LTSA architectuur is een zeer algemene proces architectuur voor e-learning systemen. Het is bedoeld als hulpmiddel voor het ontwerpen van een systeem voor het consumeren van educatieve content. Door de algemeenheid van de architectuur is deze breed toepasbaar, en maakt deze duidelijk waar het zinvol is om interfaces te standaardiseren. Aan de andere kant is de architectuur weer zo algemeen dat er nog (minstens) een laag aan concretiseren nodig is voor je een functionele architectuur voor een gegeven e-learning systeem hebt. Een inzicht wat de LTSA architectuur biedt is het belang van een feedback loop in het leerproces, en de rol van de “Coach” daarin. Het “Coach” proces “besluit” op basis van een “Evaluation” proces en input van de lerende wat de content is die een lerende in de volgende stap zal worden aangeboden. Het “Coach” proces moet dus door een planning en workflow management functie worden gedragen. De ADL-SCORM is een verzameling standaarden die het mogelijk maakt om educatieve content in onafhankelijke herbruikbare en zoekbare eenheden op te delen, die over het web kunnen (maar niet moeten) worden gedistribueerd. Het belangrijkste ontwerp criterium is dat de SCORM het mogelijk moet maken om content van verschillende aanbieders op verschillende leersystemen te kunnen gebruiken. Een ander belangrijk “design” criterium is dat de standaard zowel technisch als politiek breed gedragen moet worden. Technisch bouwt de SCORM voort op bestaande standaarden van de AICC voor het volgen van lerenden, op de IEEE-LOM en IMS metadata standaarden, en de IMS packaging standaard voor het “verpakken” van de educatieve standaard. De SCORM P R E - L E A R N
69
voegt daar een API voor een Leer Management Systeem (LMS) aan toe. Dit LMS heeft als taak de in kleine stukjes opgedeelde documenten als een coherent document aan de gebruiker te presenteren, en de voortgang van de lerende bij te houden. De standaard laat vrij of dit op een “intelligente” gepersonaliseerde manier gebeurt of dat domweg de volgorde van het document wordt aangehouden. De LMS implementeert dus het Coach proces in de LTSA architectuur. Politiek lijkt het ADL initiatief ook succesvol omdat het met vele partijen samenwerkt en vanuit de Amerikaanse regering (vooral het Department of Defense) ondersteund wordt.
70
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
6 Infrastructuur op scholen, de huidige stand van zaken
6.1
Inl ei din g
Op het gebied van infrastructuur is het tegenwoordig zo dat praktisch op elke plek een aansluiting op Internet kan worden gerealiseerd en dat gebruik kan worden gemaakt van mobiele telefonie. Dit heeft echter alleen nog betrekking op applicaties met een lage bandbreedte. Wel is het zo dat momenteel allerlei ontwikkelingen plaatsvinden om in de nabije toekomst op steeds meer plaatsen aansluitingen te kunnen verzorgen met een hogere datasnelheid, zowel via vaste als via mobiele netten. Op dit moment is het erg afhankelijk van factoren zoals locatie of dergelijke aansluitingen met een hoge bandbreedte gerealiseerd kunnen worden. Daarnaast is het op scholen vaak een probleem om over de middelen te beschikken om er voldoende moderne computers op na te houden. Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de stand van zaken wat betreft de aanwezigheid van ICT-hulpmiddelen voor onderwijsdoelen in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Deze gegevens zijn afkomstig uit de “ICT-monitor”13: een systeem van periodieke gegevensverzameling voor het in kaart brengen van de ontwikkelingen op het gebied van ICT in het onderwijs. Dit systeem is ontwikkeld door het OnderzoekCentrum Toegepaste Onderwijskunde van de Universiteit Twente. Naast de in dit hoofdstuk vermelde gegevens bevat de ICT-monitor gegevens over het specifieke computergebruik op scholen, beleid, benodigde kennis en vaardigheden van docenten en leerlingen en een perspectief op de toekomst (voor wat betreft ICT-gebruik, niet qua infrastructuur). 6.2 6.2.1
P ri ma i r o nde rwij s Comp ute r s en ran da pp ar atu ur
In de afgelopen twee jaar is de beschikbaarheid van computervoorzieningen in het basisonderwijs sterk verbeterd. Basisscholen beschikken voor onderwijsdoeleinden gemiddeld over één computer per twaalf leerlingen. Steeds meer scholen zijn in het bezit van moderne randapparatuur zoals kleurenprinters, scanners en CD-writers. Tweederde van de scholen heeft toegang tot Internet. De verschillen tussen kleine en grotere scholen in dit opzicht zijn zo goed als verdwenen. Bijna eenderde van deze computers is uitgerust met een moderne pentiumprocessor. Het merendeel heeft een ouder type processor, meestal een 486-processor. Het grote aantal verouderde computers is voor steeds meer basisscholen een belemmering bij het computergebruik. Bijna alle leraren in het basisonderwijs uit de groepen 1 tot en met 8 werken in enige mate met computers. In het basisonderwijs wordt de computer het meest gebruikt voor het oefenen van leerstof. In de bovenbouw wordt de computer ook veel gebruikt voor het 13
ICT-monitor homepage: http://www.ictmonitor.nl/
P R E - L E A R N
71
schrijven van documenten en het maken van werkstukken. De afgelopen tijd is het gebruik van ICT voor het verzamelen van gegevens toegenomen. Daarbij wordt vooral gebruik gemaakt van Internetbestanden en gegevens op CD-ROM. De inzet van ICTtoepassingen is meestal gericht op de Nederlandse taal, rekenen en aardrijkskunde. Maar liefst 92% van de leerlingen heeft thuis een computer, waarbij de computervoorzieningen van de leerlingen thuis vaak moderner zijn dan die op school! Ongeveer 90% van de scholen beschikt over een tiental computers die geschikt zijn voor programmatuur die om kan gaan met bewegende videobeelden. Bijna alle scholen hebben een tiental computers met een CD-ROM drive. 80% van de scholen beschikt over een kleurenprinter, 50% over een scanner en een klein gedeelte over randapparatuur zoals een CD-writer of een digitale camera. 6.2.2
Netwe r ke n
Het afgelopen jaar is het percentage scholen met een Internetaansluiting verdubbeld van 38% naar 67%. Tegelijkertijd is het gemiddeld aantal computers per school dat toegang heeft tot Internet gestegen van twee naar vijf. Van de basisscholen heeft 28% een intern netwerk. Op zo’n intern schoolnetwerk zijn gemiddeld dertien computers aangesloten. Voor externe verbindingen wordt op de meeste scholen gebruik gemaakt van ISDNverbindingen of een analoog modem. Slechts 17% beschikt over een kabelaansluiting of een aansluiting op Kennisnet. 6.3 6.3.1
Voo rtg ez et ond e rwijs Comp ute r s en ran da pp ar atu ur
In het voorjaar van 2000 was er in het voortgezet onderwijs 1 computer per 13 leerlingen die voor onderwijsdoeleinden gebruikt kon worden. Drievierde van de apparatuur was uitgerust met pentiumprocessoren. Vrijwel alle scholen hadden voorjaar 2000 de beschikking over computers uitgerust met CD-rom’s en multimedia computers die om kunnen gaan met bewegende beelden en geluid. Dit aantal is sinds 1998 sterk gestegen. Zo’n 25% van de scholen beschikt over een klein aantal laptops. 75% van de scholen kan beschikken over een scanner, kleurenprinter, beamer en CDwriter. Ongeveer de helft van de scholen heeft een digitale camera. Apparatuur voor videoconferencing was nauwelijks aanwezig. 6.3.2
Netwe r ke n
Vrijwel alle scholen voor voortgezet onderwijs zijn uitgerust met een intern computernetwerk. 92% van de scholen hebben de mogelijkheid via Internet te communiceren met computers buiten de school. 38% van de scholen zijn aangesloten op Kennisnet. 37% van de scholen beschikt over een eigen Internetserver. Voor externe communicatie wordt op de meeste scholen gebruik gemaakt van een ISDNverbinding. Ongeveer eenderde van de scholen heeft een permanente high-speed verbinding via de kabel.
72
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Bij minder dan vijf procent van de scholen is het mogelijk is om van buiten de school toegang te krijgen tot het netwerk van de school. 77% van de leerlingen en 83% van de leraren kunnen gebruik maken van het World Wide Web. Voor e-mail zijn deze percentages 41% respectievelijk 58%. Over andere functionaliteit zoals chatten, nieuwsgroepen, real video en audio en beschikking over aparte schijfruimte heeft tussen de 25 en 50% van de leerlingen en leraren de beschikking. Het zelf plaatsen van websites is slechts aan 2% van de leerlingen en leraren voorbehouden. 6.3.3
Softwa r e
Voor de volgende vakken was in 2000 software aanwezig op meer dan 75% van de scholen in het voortgezet onderwijs: Nederlands, de vreemde talen, wiskunde, informatiekunde, aardrijkskunde, natuurwetenschappelijke vakken en techniek. Voor meer dan 60% van de scholen betreft het de vakken geschiedenis/staatsinrichting, economie/handelskennis/recht en verzorging. Voor de andere vakken zijn de percentages scholen met software lager. 6.4
Mogelij kh ed en van onde rwij sdo e le ind en
6.4.1
Inl ei din g
inf r a st ruc tuu r
en
te ch nol ogi e
voor
In dit hoofdstuk worden de gegevens over ICT-infrastructuur op scholen uit het vorige hoofdstuk met elkaar in verband gebracht en trends op het gebied van ICT-infrastructuur besproken, alsmede van de mogelijke waarde van infrastructuurtechnologieën voor onderwijsdoeleinden. Delen van dit hoofdstuk zijn gebaseerd op de ICT-monitor14 en Nijland15. 6.4.2
Be s chi kb a ar he id van c ompu te r s voo r l ee r lin ge n
Zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs is er een computer beschikbaar per ongeveer twaalf leerlingen voor onderwijsdoeleinden. Dit houdt in dat computergebruik voor onderwijsdoeleinden op veel plekken mogelijk is, maar in beperkte mate aangezien deze hoeveelheid computers in het onderwijs toch nog bescheiden is en het nog niet mogelijk maakt dat leerlingen veelvuldig van een computer gebruik kunnen maken bij de lessen. Het zal in ieder geval nog enige tijd duren voordat hiervoor op de meeste scholen een voldoende aantal computers beschikbaar is. Vanwege de grote hoeveelheid computers waarmee het computerpark nog zal moeten worden uitgebreid, de snelle veroudering van computers en de bescheiden middelen van scholen is het de vraag of het binnen enige jaren wel zo ver zal komen. Een voorlopig gebruik van computers als extra hulpmiddel bij de lessen ligt meer voor de hand dan gebruik als essentieel onderdeel van lessen.
14
ICT-monitor homepage: http://www.ictmonitor.nl/ Nijland, R.: Onderwijs overal; lang leve het Internet?, TWA Silicon Valley, http://www.technieuws.org/cgi-twa/twa.pl/SanMateo/1330.html
15
P R E - L E A R N
73
6.4.3
Typ en c ompu te r s
Verreweg het meest in zwang voor ICT-toepassingen zijn al enige jaren Pc’s. Ten aanzien van Pc’s kan onderscheid worden gemaakt tussen Pc’s met een pentiumprocessor die een hoge verwerkingscapaciteit hebben en Pc’s met een Intel 486-, 386- of 286processor met een aanzienlijk lagere verwerkingscapaciteit. Pc’s met pentiumprocessor zijn noodzakelijk voor multimediatoepassingen, dat wil zeggen toepassingen waarin gebruik wordt gemaakt van video, grafische afbeeldingen en geluid. Voor de langzame Pc’s geldt dat ze eigenlijk niet goed kunnen worden gebruikt voor multimediatoepassingen. Ze zouden nog wel kunnen worden gebruikt voor communicatie gebaseerd op tekst zoals e-mail of chatten of voor tekstverwerken zonder al te veel grafische inhoud. Uit de gegevens van de ICT-monitor blijkt duidelijk dat in het basisonderwijs nog niet beschikt kan worden over veel snelle Pc’s, wat zonder meer een belemmering is voor multimediatoepassingen. In het voortgezet onderwijs is de situatie veel beter, aangezien driekwart van de Pc’s daar een pentiumprocessor heeft. Naast Pc’s zijn ook laptops of notebooks goed te gebruiken als terminal. Hun capaciteiten zijn vergelijkbaar met die van Pc’s, aangezien moderne laptops net zo veel verwerkingscapaciteit en geheugen te bieden hebben als snelle Pc’s met pentiumprocessor. Ook de beeldschermen van laptops zijn tegenwoordig van goede kwaliteit. De aanschafprijs van laptops liggen typisch zo’n duizend gulden hoger dan voor Pc’s, terwijl ze wat minder handig uitbreidbaar zijn met extra interfaces of randapparatuur. Aangezien computers voor onderwijstoepassingen toch typisch gebruikt worden binnen de fysieke omgeving van de school ligt grootschalig gebruik van laptops voor onderwijsdoeleinden op korte termijn niet voor de hand. De PDA’s, Personal Digital Assistants, zijn de laatste jaren op de markt gekomen als een compacte draagbare computer met functionaliteit zoals een elektronische agenda en een adressenboek. Behalve als een geavanceerde organiser hebben PDA’s weinig te bieden voor specifieke onderwijsdoeleinden. 6.4.4
E-bo ok s
Een bijzonder type elektronische hulpmiddelen die in de Verenigde Staten op sommige scholen al gebruikt worden zijn de e-books. Dit zijn platte apparaten met het formaat van een schrijfblok waarin elektronica zit voor de opslag van complete boeken en lesaantekeningen. Informatie kan in e-books worden opgeslagen door een verbinding tot stand te brengen met een PC, een ander e-book via bijvoorbeeld Bluetoothtechnologie of een wireless LAN. Aantekeningen kunnen worden gemaakt met een speciaal geschikte pen. Opgeslagen informatie kan worden doorzocht. E-books kunnen eenvoudig overal mee naar toe worden genomen, waarbij de leerling een grote hoeveelheid informatie ter beschikking staat, zelfs leerstof uit voorgaande jaren. E-books bieden veel functionaliteit in een handzaam apparaat en het concept zou van grote waarde kunnen zijn voor onderwijsdoeleinden.
74
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
6.4.5
Ran da pp ar atu ur
Voor het kunnen uitwisselen van multimediale informatie is een CD-ROM speler nodig. Vrijwel alle scholen beschikken hiervoor over enkele CD-ROM drives. Ook randapparatuur om computers te kunnen gebruiken in combinatie met informatie en afbeeldingen op papier, zoals scanners en (kleuren)printers, is normaal gesproken onmisbaar en bijna alle scholen beschikken daar dan ook over. Beamers zijn dun gezaaid, hoewel deze zeer goed gebruikt zouden kunnen worden voor de presentatie van een les. CD-writers zijn ook maar op een gedeelte van de scholen aanwezig. Het is ook minder duidelijk wat deze in lessen zouden kunnen betekenen. Voor archivering van bijvoorbeeld werkstukken van leerlingen zijn ze wellicht nuttig. 6.4.6
Netwe r kve rbi ndi ng en
6.4.6.1 Int er ne n etwer k en
Zoals uit ICT-monitor blijkt hebben vrijwel alle scholen voor voortgezet onderwijs een intern netwerk tegenover zo’n 25% van de basisscholen. Een intern netwerk kan in de eerste plaats gebruikt worden voor communicatie tussen leraren onderling, zoals uitwisseling van elektronische leerstof, tussen leerlingen, zoals bij samenwerking in groepen aan opdrachten of werkstukken, of tussen leraren en leerlingen voor het al dan niet collectief verstrekken van planningen, opdrachten of aanwijzingen. Op dit moment zijn interne netwerken - Local Area netwerken – vooral gebaseerd op Ethernetverbindingen met een capaciteit van 10 Megabit per seconde. Deze bandbreedte maakt veelvuldige interne uitwisseling van tekst en plaatjes mogelijk. Geavanceerde Local Area Netwerken zijn echter in opkomst: over enkele jaren kan een LAN uitgerust met Gigabit Ethernet een capaciteit in de orde van 1 Gigabit per seconde bieden, waardoor het geschikt zou worden voor veelvuldige uitwisseling van multimediainformatie, waaronder video. Het afgelopen jaar heeft Gigabit ethernet als LAN-technologie zijn intrede gedaan in de metropolitan area networks (MANs) en wide area networks (WANs). Het gevolg hiervan is dat kosten die normaal voor LANs worden gehanteerd ook op MANs en WANs van toepassing raken. Gigabit ethernet is zowel goedkoop als snel. Voorwaarde voor Gigabit ethernet is een infrastructuur gebaseerd op glasvezelnetwerken. Een aantal aangesloten scholen beschikt reeds, of zal binnenkort beschikken over een glasvezelaansluiting op Kennisnet. 6.4.6.2 Int er net
Toegang tot Internet kan worden verkregen via verschillende soorten communicatiekanalen. De capaciteit tussen de verschillende typen verbindingen loopt nogal uiteen. De capaciteit van Internet via een telefoonlijn is maximaal zo’n 33 kilobit per seconde. Via een ISDN-telefoonlijn kan de capaciteit maximaal 128 kilobit per seconde bedragen. Deze verbindingen kunnen eigenlijk alleen goed gebruikt worden voor de uitwisseling van tekstbestanden. De capaciteit van ADSL, een hoge-snelheid Internetverbinding via een telefoonlijn, bedraagt maximaal ongeveer 1 Megabit per seconde evenals een Internetverbinding via
P R E - L E A R N
75
een televisiekabel. Deze capaciteiten maken uitwisseling van afbeeldingen mogelijk, maar geen real-time videotoepassingen. Van de scholen in het voortgezet onderwijs heeft 92% een aansluiting op het Internet tegen 67% van de basisscholen. Met het tempo waarin deze cijfers omhoog zijn gegaan de afgelopen jaren lijkt het erop dat over een of twee jaar vrijwel geen school meer zal zijn verstoken van Internetaansluiting. Wel is het zo dat op dit moment de meeste scholen een langzame aansluiting hebben met hooguit de capaciteit van een ISDN-verbinding. 6.4.7
Mobiel e t e rm ina l s en ne twer k en
Sinds enige jaren is de technologie van mobiele informatie-uitwisseling voor een breed publiek beschikbaar. Afgezien van de analoge autotelefoonnetwerken begon het allemaal met mobiele telefonie via het digitale GSM-netwerk. Mobiele GSM-telefoons hebben een bandbreedte van 9.6 kilobit per seconde en kunnen worden gebruikt voor telefoongesprekken tussen twee personen en voor SMS-berichtjes: korte tekstberichten van ten hoogste 160 lettertekens. Deze bandbreedte is zeer laag; alleen toepassingen als e-mail en faxverkeer kunnen over het GSM-netwerk plaatsvinden. Wel zou GSM binnen het onderwijs kunnen worden gebruikt voor het doorgeven van organisatorische berichtjes naar buiten de schoolmuren, zoals het onverwacht uitvallen of wijzigen van lessen. Een jaar geleden kwam WAP-technologie ter beschikking. Hiermee werd het mogelijk om basisinternetfunctionaliteit te verkrijgen in een mobiel netwerk. De bandbreedte van een WAP-netwerk is echter te laag voor toepassingen met afbeeldingen. Het is wel geschikt voor eenvoudige transacties. Het is de vraag of WAP-technologie voor onderwijsdoelen zinvolle toepassingen heeft. [UT-pilots] Inmiddels is er een aantal standaarden die voorzien in mobiele communicatietechnologie met (veel) meer bandbreedte. GPRS is een op GSM gebaseerde standaard waarmee tot 114 kilobit per seconde aan informatie kan worden verstuurd. De volgende technologiestap is die naar UMTS. Deze mobiele communicatietechnologie verschaft een maximale bandbreedte van 2 Megabit per seconde, voldoende voor mobiele Internettoepassingen en videobeelden. Het zal nog enige jaren duren voordat UMTStechnologie ter beschikking komt. Het is de vraag of er in het regulier onderwijs een groot toepassingsgebied voor UMTStechnologie zich zal voordoen. Veel onderwijsactiviteiten spelen zich binnen de school af. Het is te verwachten dat de mogelijkheden voor leerlingen om vanuit huis in te loggen op het netwerk van school meer ter beschikking zal komen de komende jaren. Dit zal het gebruik van vaste Pc’s voor onderwijsdoeleinden ook op andere plaatsen mogelijk blijven maken. Het meest zwaarwegend is echter dat breedbandige mobiele netwerken de komende tijd eenvoudigweg nog niet beschikbaar zullen zijn.
76
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
6.4.8
ICT-te chn olog i eë n voo r ond e rwijs do el ei nde n
6.4.8.1 Inl ei din g
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste technologieën op ICT-gebied globaal besproken die niet onder infrastructuurtechnologieën vallen, alsmede de betekenis die deze technologieën kunnen hebben voor onderwijsdoelen en de voorwaarden waaronder ze daarvoor toepasbaar worden. 6.4.8.2 Het Wo rl d Wi de W eb e n e-m a i l
Op het WWW kunnen zeer veel gegevens, al dan niet verrijkt met multimediale componenten, worden gedistribueerd en opgevraagd. Het is eenvoudig te benaderen via een browser. Het opvragen van tekstuele informatie vraagt weinig bandbreedte, voor grafische toepassingen of video of audio is meer bandbreedte nodig en kan een ISDNverbinding niet meer volstaan. De diverse zoekmachines die het Internet rijk is, maken het mogelijk om gegevens op het web te traceren. Het web kan op deze wijze als digitale bibliotheek worden gebruikt voor het zoeken naar informatie. 6.4.8.3 Cha tr oom s
Een chatroom is een plaats op het Internet waar mensen kunnen samenkomen om met elkaar te praten. De gesprekken worden allemaal gevoerd met behulp van het toetsenbord. Een chatroom kan als ondersteuning fungeren voor discussies. Leerlingen kunnen aan andere leerlingen of aan docenten vragen stellen. Daartoe moeten ze wel gelijktijdig aanwezig zijn in de chatroom. De benodigde bandbreedte is beperkt. Chatrooms kunnen zinvol zijn in situaties waarbij leerlingen en docenten op afstand van elkaar zitten. 6.4.8.4 Web conf e re nc ing s y s t em s
Een webconferencingsysteem brengt de participanten samen in een virtuele omgeving, waar presentaties kunnen worden gegeven en gediscussieerd kan worden. Ook dit type systemen kan leerlingen en docenten op afstand van elkaar met elkaar in contact brengen. Dergelijke omgevingen vragen wel aanzienlijke bandbreedte als afbeeldingen worden uitgewisseld. 6.4.8.5 Vi rt ue le g em e en sch ap pe li jk e wer k rui mt es
In virtuele gemeenschappelijke werkruimtes kunnen personen die daartoe geautoriseerd zijn bestanden plaatsen, wijzigen en verwijderen, al dan niet via Internet. Extra functionaliteiten kunnen worden toegevoegd, zoals het plaatsen van berichten en het plannen van vergaderingen. Dit kan een handig hulpmiddel zijn bij educatie, omdat leerlingen op deze wijze gezamenlijk aan een opdracht of een project kunnen werken. 6.4.8.6 St re a min g aud io en vid eo
De mogelijkheid om via netwerken audio- en videobestanden te verspreiden zonder eerst het complete audio- of videobestand te downloaden wordt streaming audio en video
P R E - L E A R N
77
genoemd. Streaming audio en video wordt al mogelijk gemaakt door daarvoor ontwikkelde applicaties, maar ze vereisen wel hoge bandbreedte. Binnen intranetomgevingen is de bandbreedte vaak toereikend en kan deze technologie al met succes worden gebruikt. Met streaming audio en video maakt het mogelijk om audio- en videobestanden bij lessen te betrekken zonder dat zeer veel geheugen voor opslag vereist is en de vraag naar bandbreedte zeer groot wordt op momenten dat iedereen tegelijk bestanden download. 6.4.9
Vo ic e an d vi deo ov er n etwor ks
Veel aandacht op het gebied van voice and video over networks gaat uit naar voice and video over IP-gebaseerde netwerken, zoals Intranetten en Internet. Het praten met elkaar via een netwerk (voice over network) kan worden gebruikt als – goedkope - vervanging van de telefoon. De technische mogelijkheden zijn er al, maar de problemen zijn net als bij streaming audio en video te vinden in de beschikbare bandbreedte en de kwaliteit van de verbinding. Wil men full screen video ontvangen van goede beeldkwaliteit (MPEG-1), dan dient er rekening te worden gehouden met 2 Megabit per seconde per videostroom. Bij massaal gebruik is dit een belasting voor de infrastructuur en de lokale netwerken. 6.4.10 Vi rt ua l P riv ate N etwor k s
Een Virtual Private Network is een afgeschermd deel van Internet. De afscherming vindt niet fysiek plaats, zoals nu met onder andere Kennisnet het geval is, maar door configuratie van het netwerk waardoor het voor externe partijen niet mogelijk is om tot de informatie in het VPN door te dringen. Deze vorm van afscherming is beter dan een fysieke afscherming: de ontwikkeling van Internet gaat zo snel dat er zeer veel waardevolle informatie op te vinden is die buiten bereik ligt in het geval van een fysiek afgeschermd netwerk. Met een VPN kunnen eigen gegevens naar believen afgeschermd worden voor de buitenwereld, terwijl ze toch toegang geven tot die van anderen. Virtual Private Networks zullen naar verwachting een belangrijke technologie vormen voor toekomstige onderwijsdomeinen. 6.5
Init ia ti even voo r ICT op sc hol en
6.5.1
Ken ni sn et
Bureau Kennisnet, onderdeel van de directie ICT van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, heeft geprobeerd de blik op de toekomst te richten met het initiatief Kennisnet. Kennisnet16 is een goed beveiligd, gesloten netwerk dat (met name) voor primair en secundair onderwijs is bedoeld en waarop in een later stadium ook het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie een plek vinden. Het onderwijs vindt op Kennisnet allerlei interessante en relevante informatie. Door Kennisnet worden allerlei partijen verbonden: scholen, onderwijsgerelateerde instellingen (CITO, SLO, etc.), culturele instellingen (musea, bibliotheken etc.) en andere relevante bronnen voor het onderwijs. Aan de ene 16
Kennisnetportaal, http://www.kennisnet.nl en Verwijs, C. et al., Migratie Kennisnet-2, Telematica Instituut, 2001, https://extranet.telin.nl/docuserver/dscgi/ds.py/Get/File-11958/Rapport2.doc
78
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
kant is er de portal site [3], die toegang geeft tot diverse informatiebronnen. Aan de andere kant worden diensten aangeboden waar scholen gebruik van kunnen maken, zoals e-mail voor alle leerlingen, discussiegroepen, ‘kringen’ waarin actief gediscussieerd en overlegd kan worden over allerlei zaken, door leerlingen, docenten en ook ouders, en diensten die betrekking hebben op beheeraspecten. Hieraan ligt een infrastructuur ten grondslag die scholen en instellingen via de kabel met elkaar verbindt en waarmee beveiligd toegang wordt verkregen tot Internet. De doelgroep van Kennisnet bestaat uit een aantal groepen, namelijk: docenten, leerlingen (opgesplitst in kids en scholieren), ouders en managers. Wanneer alle scholen zijn aangesloten op Kennisnet, een proces dat in volle gang is, vinden circa 2.5 miljoen gebruikers hun weg naar Kennisnet. Kennisnet is een dynamische omgeving die sterk in ontwikkeling is. Kennisnet houdt zich ook bezig met de vraag hoe zijn toekomst eruit zal zien, rekening houdend met ontwikkelingen op technologiegebied. Hierbij is technologieontwikkeling een belangrijk aandachtspunt, maar het gebruik in de onderwijspraktijk mag niet over het hoofd worden gezien. Kennisnet is opgezet als één groot intranet met één (gefilterde) koppeling naar Internet. In Amsterdam staat een centrale firewall waarlangs al het externe Kennisnetverkeer loopt. Deze centrale ‘sluis’ was aanvankelijk een belangrijke taak toebedeeld, omdat de privileges van alle Kennisnetgebruikers via een koppeling met LDAP en chipkaarten daarmee geregeld zouden moeten worden. Nu die koppeling met LDAP en chipkaarten technologisch niet haalbaar blijkt is de centrale firewall overbodig geworden. Daarnaast wordt in de praktijk niet gefilterd en is de firewall in principe transparant. Daarmee is dusdanig van de oorspronkelijke opzet afgeweken dat het beter is daar (geheel) vanaf te stappen. Een alternatief is scholen een Internetaansluiting aan te bieden en de verantwoordelijkheid van filtering en beveiliging decentraal bij de scholen te leggen. Deze keuze heeft een aantal consequenties. Met het opheffen van de centrale firewall komt een groot deel van de beveiliging decentraal bij de scholen zelf te liggen. De routers van de instellingen nemen de taak van de centrale firewall over. Het huidige beheer van de routers ligt bij de kabelbedrijven. Bij de overstap van een centrale firewall naar decentrale lokale firewalls op routers komt dan een groot deel van de beheerlast op beveiligingsgebied bij de kabelbedrijven te liggen. Deze beheerklus komt eveneens bij de instellingen zelf te liggen (zie ook ‘beheerdiensten’). Daarnaast is het met name voor docenten en leidinggevenden van belang een aansluiting van de thuiswerkplek op Kennisnet te hebben. Daardoor kunnen zij ook vanaf thuis bijvoorbeeld de e-mail lezen, communiceren met collegae, de website van de school onderhouden en het leerlingbegeleidingssysteem bekijken en bijwerken. Kennisnet zou moeten voorzien in deze behoefte door allereerst een aantal thuiswerkpilots op te starten (via telefonie, kabel of ADSL) en vervolgens een landelijke dienst op dit gebied aan te bieden. Volgende stap is dit niet alleen te beperken tot docenten en leidinggevenden, maar ook de leerlingen te voorzien van een thuiswerkaansluiting, zodat Kennisnet ook vanaf huis gebruikt kan worden bij het maken van het huiswerk. Voor de ontvangst van streaming media thuis is op dit moment overigens alleen ADSL geschikt. Kennisnet heeft hiermee meer de functie van een extranet gekregen, hetgeen een logisch netwerk is van verschillende netwerken die via Internet met elkaar kunnen communiceren. Daarbij biedt Kennisnet diensten die alleen voor gebruikers beschikbaar zijn.
P R E - L E A R N
79
6.5.2
Su rfn et
Het initiatief Surfnet heeft als doel in Nederland onderwijsinstellingen als universiteiten, hogescholen en onderzoekscentra via Gigabit ethernet op een netwerk, het SURFnetnetwerk, aan te sluiten. Vanaf begin 2001 is het mogelijk om een Surfnetverbinding te krijgen met een capaciteit van 1 Gigabit per seconde. Surfnet is bedoeld voor het hoger onderwijs en daaraan gelieerde instellingen. Voor verbindingen met zulke hoge snelheden is een glasvezelnetwerk nodig. 6.6
Con clu s ie s
Volgens de gegevens uit de ICT-monitor zijn de meeste scholen in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs voorzien van een aantal computers met moderne randapparatuur. Ook heeft de meerderheid van de scholen toegang tot Internet, zij het via een langzame verbinding. Vrijwel alle scholen voor voortgezet onderwijs beschikken over een lokaal netwerk. Scholen hebben op grote schaal kennis gemaakt met educatieve software. Hoewel er dus door vrijwel alle scholen een begin is gemaakt met de toepassing van ICT-middelen in het onderwijs zijn de beschikbare middelen op veel scholen in het algemeen bescheiden en betreft het vaak verouderde apparatuur die wel geschikt is voor toepassingen gebaseerd op tekst maar niet voor videobeelden. De stand van de techniek op ICT-gebied biedt echter veel mogelijkheden voor toepassing in lessen op scholen. Van bijzondere betekenis hiervoor zijn het gebruik van het World Wide Web om informatie te zoeken, het gezamenlijk op afstand kunnen werken via een computernetwerk en het gebruik van educatieve software voor lessen.
80
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
7
Het Jacobus College te Enschede
7.1
Int rodu ct ie
Dit is het verslag van een interview dat is afgenomen met een ICT-coördinator van een middelbare school in Enschede. Deze school is vooruitstrevend in de toepassing van ICT voor onderwijsdoeleinden. De school neemt ook deel aan twee initiatieven voor nieuwe onderwijsvormen waarin het gebruik van ICT een prominente rol speelt. Het doel van het interview was om een indruk te krijgen van de huidige stand van zaken van ICT-gebruik op een middelbare school die daar ruime aandacht aan besteedt, om inzicht te krijgen in hun bevindingen, ervaren knelpunten, hun behoeftes en verwachtingen op dit gebied voor de komende tijd. 7.2
Over h et J ac obu s Coll e g e
Het Jacobus College is een school voor alle vormen van middelbaar onderwijs – vmbo, havo en vwo - en is een van de scholen die is aangesloten bij de Stichting Carmelcollege. Het is een voorhoedeschool die nu ook bezig is met het opzetten van het initiatief “School2000” (voor leerlinggestuurd onderwijs, zie verderop) en die participeert in de ontwikkeling van het initiatief “21e Carmelschool” waarin leerprocessen centraal worden gesteld en het onderwijs vakoverstijgend is in een compleet nieuw opgezette school, ingericht naar de behoeftes van “het nieuwe onderwijs”. Op 1 augustus 2001 gaat het Jacobus College fuseren met het Ichthus College te Enschede (waarna het Bonhoeffer College gaat heten). De nieuwe school zal dan 4800 leerlingen hebben en 350 docenten die verspreid zitten over 6 locaties. Door invoering van het zogenaamde Studiehuis, waarbij zelfwerkzaamheid van leerlingen in projecten een prominente plaats inneemt, is er voor middelbare scholen veel veranderd. In het schoolgebouw zijn projectruimtes ingericht voor het gezamenlijk werken aan projecten, stilteruimtes voor zelfstudie en computerlokalen voor het werken met computers. Het Studiehuis is nu alleen nog in de bovenbouw gerealiseerd. Onderwijsassistenten hebben in deze onderwijsvorm hun intrede gedaan. Deze zorgen voor toezicht op de werkzaamheden van leerlingen en kunnen helpen bij problemen en algemene vragen over de stof. Leerkrachten houden de regie over het onderwijs, de voortgang en de beoordeling. In het Studiehuis zijn voor leerlingen tussenuren in het rooster ingebouwd die besteed moeten worden aan taken voor het Studiehuis, die de leerlingen echter naar eigen inzicht mogen besteden. In het begin kostte dit grote moeite en leidde dit tot een puinhoop. Het Jacobus College wil met ingang van het schooljaar 2001-2002 de onderwijsvorm van het Studiehuis ook in de onderbouw gaan realiseren om leerlingen al heel vroeg te leren hun eigen werkzaamheden te plannen. De volgende overwegingen, ook in het Studiehuis, hebben aanleiding gegeven tot het initiatief “School 2000”: -
De leerling heeft te veel contacturen (instructie-uren door docenten) per dag; de indruk is dat volstaan kan worden met minder, met name voor vakken waar leerlingen goed in zijn.
P R E - L E A R N
81
-
Door het aantal uren klassikaal lesgeven te verminderen kan meer aandacht worden geschonken aan de leerlingen die moeite hebben met een bepaald vak. Deze hebben daarvoor vaak betrekkelijk weinig begeleiding van de docent nodig en krijgen dan toezicht van onderwijsassistent.
-
Veel onderwerpen lenen zich goed voor uitvoering in projectvormen. In projecten leren leerlingen samenwerken en bovenal leren ze van elkaar. Daarnaast vraagt het om een actieve houding van leerling in plaats van achterover leunen tot het uur voorbij is; hier wil het Jacobus College de leerlingen ook eerder in trainen dan in het Studiehuis in de bovenbouw.
-
Toepassing van de BBL methode: staat het niet in het Boek, weet je Buurman het ook niet, dan pas naar Leerkracht.
Aan het initiatief van de 21e Carmelschool lag voor de Stichting Carmelcollege de vraag ten grondslag hoe een school zou moeten worden ingericht als je niet gebonden bent aan de bestaande situatie op scholen. Met andere woorden: hoe kan het nieuwe leren gestalte krijgen, welke eisen stelt dat aan de vaardigheden van docenten, welke hulpmiddelen zijn daarbij nodig, wat voor gevolgen heeft dit voor de vorming van klassen of groepen, hoe zou het ideale schoolgebouw eruit moeten zien? Ideeën hierover zijn in een plan gevat en er is geld beschikbaar om het plan uit te voeren. De plannen voor realisatie voorzien in de aanwezigheid van veel computers die leerlingen en leraren overal op school bereikbaar maken, een gebouwarchitectuur die voorziet in grotere zalen en een grote collegezaal zodat theorie zo in een keer aan alle klassen kan worden gegeven, en een persoonlijk leerplan voor iedere leerling in termen van de te behalen toetsen in een jaar. De 21e Carmelschool zal fungeren als een laboratorium voor het Nederlandse voortgezet onderwijs. De school zal starten in augustus 2002. Klassen en vakken verdwijnen; leerlingen worden ondergebracht in 'stamgroepen' van 50 leerlingen en het onderwijs wordt vakoverschrijdend. 7.3
Geb ru ik van I CT
Het gebruik van ICT varieert heel erg per vak. In informaticalessen is het gebruik groot, maar de methode is verouderd en er wordt weinig gebruik gemaakt van Internet. De verschillen in vaardigheden tussen leerlingen zijn groot, hier moet goed en flexibel mee worden omgegaan (van elkaar leren, instaptoets afnemen, zelf aan de slag laten gaan). Veel leerlingen hebben thuis al aardig leren omgaan met computers als ze op school komen. Het meeste gebruik van ICT-middelen bij het onderwijs vindt plaats bij natuur- en scheikunde, zoals het pakket IP-coach voor het uitbeelden van technische processen. Een specifieke docent Engels op school is erg enthousiast: hij heeft voor elk leerjaar ondersteunende elektronische leerstof ontwikkeld. Voor talen zijn talenpracticumprogramma’s aanwezig. Wat betreft het gebruik van ICT-middelen hangt veel af van het initiatief van specifieke docenten. Veel docenten hebben angst voor ICT en weinig tijd. Daarnaast ontbreekt bij hen het inzicht in de betekenis die ICT-middelen kunnen hebben voor verschillende vakken. Voor veel docenten, met name degene met minder ervaring op dit gebied, is dit
82
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
niet duidelijk; deze docenten gaan ook niet uit zichzelf op zoek naar software. Voor hen is de introductie van ICT-hulpmiddelen voor hun vak zodoende verwarrend en lastig. Enkele jaren geleden hebben de docenten op school de gelegenheid gekregen om een interne training te volgen voor het opdoen van elementaire ICT-vaardigheden, zoals omgaan met veel gebruikte applicaties voor tekstverwerking en spreadsheets. Hier was erg veel belangstelling voor, maar de stap om ICT-hulpmiddelen in lessen toe te passen wordt slechts door een aantal enthousiaste docenten genomen. De school legt de keuze hiervoor bij de docenten zelf; er wordt verwacht dat de interesse vroeg of laat groter wordt en de drempels lager, en ook dat leerlingen om toepassing van computers bij lessen gaan vragen. Er is echter bovenal behoefte aan auteursomgevingen die door docenten eenvoudig bediend kunnen worden met hanteerbare keuzemogelijkheden voor het bereiden van elektronische leerstof. Veel docenten maken zelf materiaal, op papier (stencils). Er is bij docenten behoefte aan elektronisch overhoringmateriaal in de vorm van toetsen en kwisjes. Nu wordt dat wel gedaan, maar het is nog wel een gedoe omdat de antwoorden beslist niet zichtbaar mogen zijn, bijvoorbeeld door de broncode te bekijken. Communities zijn niet zo bekend bij docenten. Een enkele docent maakt gebruik van de Kringen op Kennisnet, maar het meeste overleg gebeurt met collega’s op school. Daarnaast hebben docenten vaak hun eigen netwerk in vakgebied, hiermee mailen. De Stichting Carmelcollege heeft een speciaal ICT-netwerk, met name van ICTcoördinatoren (en een aparte voor systeembeheerders). De school heeft twee Intranetten: een voor educatief gebruik met alle educatieve software erop en een voor administratief gebruik waar alleen docenten toegang toe hebben. Het educatieve netwerk is vaak traag, met name als het studiehuis vol zit. Er is een ADSL verbinding naar o.a. de bibliotheek. Bij het gebruik van computers door leerlingen kan door docenten gebruik worden gemaakt van een programma waarmee de activiteiten van de individuele leerling op het beeldscherm kunnen worden gevolgd, overigens zonder dat de leerling het merkt. Een docent kan kiezen welke leerling te volgen en kan het scherm overnemen om uitleg te geven. Een leerling kan zo om hulp vragen. In een nieuwe versie van programma kunnen meerdere schermen tegelijk worden gevolgd. De Stichting Carmelcollege stelt een leerlingvolgsysteem beschikbaar voor de aangesloten scholen. Idealiter worden deze gekoppeld aan het jaarplan of rooster, maar voor de realisatie hiervan worden nog wel wat praktische drempels voorzien. Hulpmiddelen voor samenwerken via een computernetwerk voor documentbeheer en ondersteuning van overleg op afstand zijn nog niet aanwezig. Hiervoor worden echter vele mogelijkheden gezien voor het onderwijs, zodat bijvoorbeeld virtuele projectruimtes voor leerlingen gerealiseerd kunnen worden. Het gebruik van Powerpoint is wel toegenomen, met name door leerlingen. Er is echter maar 1 beamer op school aanwezig, dus presenteren voor lessen is vooralsnog een probleem.
P R E - L E A R N
83
7.4
Edu c ati eve softwa re
Veel van de beschikbare softwareprogramma’s zijn te breed en gaan niet diep genoeg. Goede programma’s die een specifiek onderwerp goed behandelen zijn duur. Ten aanzien van educatieve software is het gewenst dat dit zich meer op het vak richt en minder speelse elementen bevat. Voor de vreemde talen zijn wel goede programma’s te vinden, waarmee bijvoorbeeld ook de uitspraak kan worden geoefend. Op het gebied van educatieve software is er met name behoefte aan overzicht en demo’s, zodat het voor een school gemakkelijker wordt om beslissingen te nemen over de aanschaf hiervan. Het toevoegen van het oordeel van docenten die pakketten reeds hebben gebruikt voor hun lessen zou hierbij erg nuttig zijn: een catalogus kan geen informatie over toepasbaarheid geven. Hiervoor moet een programma in de praktijk worden uitgeprobeerd. Zonder dat wordt het niet aangeschaft. Veel educatieve software uit de Verenigde Staten is kwalitatief goed, maar Engelstalig. Voor de hogere onderwijsvormen zou dit geen probleem hoeven zijn. Als Nederland voor uitgevers een te kleine markt is, mogen producten best in het Engels, als dat markt verruimt. De vraag is echter hoe de school daartegen aankijkt. Alleen is het lastig om een overzicht te krijgen wat beschikbaar is; dit is voor Nederlandstalige software al een probleem, dus wereldwijd nog meer. De heer Rauch blijft op hoogte van de stand van zaken van educatieve software door het vele dat scholen wordt toegestuurd als demo’s en door ICT-beurzen te bezoeken. Indien mogelijk wordt aan andere scholen gevraagd wat hun ervaringen zijn met bepaalde programma’s. 7.5
Geb ru ik van h et web
Voor elk vak is door het Jacobus College een webpagina gemaakt. Slechts enkele docenten houden de internetpagina’s van hun vak bij. Op deze pagina’s staan met name linken naar andere bestaande pagina’s die van toepassing zijn. De rest doet de heer Rauch zelf wat hem veel werk geeft. Ook de uitwerkingen van de examens worden door het Jacobus College op Internet gepubliceerd (waar het enkele jaren geleden uitgebreid de pers mee heeft gehaald). De geschiedenissite heeft vorig jaar een prijs gewonnen als beste onderwijssite van Nederland. Een docent Engels heeft met Thinkquest meegedaan, met een site over de Whitbread race. Op deze pagina is voor elk leerjaar passende stof opgenomen. Bij het vak CKV (Culturele en kunstzinnige vorming) is onder andere een overzicht te vinden van voorstellingen, waarvoor leerlingen zich kunnen inschrijven (per jaar staat er een voorstelling verplicht op het programma). Mededelingen over roosterwijzigingen zijn ook op de webpagina van scholen te vinden en worden daar geplaatst door de roostermaakster. Leerlingen voor vakken in het wilde weg laten zoeken op Internet werkt niet. Docenten moeten aangeven waar leerlingen informatie vandaan moeten halen. Mooi zijn de natuurkundetoepassingen met behulp van applets die op Internet zijn te vinden, dit is echt ideaal.
84
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
7.6
Ken ni sn et
Als voorhoedeschool is het Jacobus College verplicht aangesloten op Kennisnet. Kennisnet heeft echter qua inhoud niets te bieden en wordt dan ook nergens voor gebruikt, terwijl er door de scholen wel betaald moet worden voor de aansluiting! Elders op het web wordt meer en up-to-date informatie gegeven, zoals op verschillende startpagina’s. 7.7
Wen se n, be ho efte n en voo rzi en e kn elp unt en
Voorzien wordt dat na de fusie het beheer voor zo’n grote school een probleem zal worden. Enerzijds wordt er gelijkheid nagestreefd qua beschikbaarheid van ICThulpmiddelen voor de verschillende onderwijsvormen, anderzijds heeft bijvoorbeeld het VMBO specifieke programma’s nodig zoals ontwerpprogramma’s die duur zijn en om krachtige computers vragen. Hierdoor kun je binnen de organisatie ook nog scheve ogen krijgen voor een op zich rechtvaardige verdeling. De omvang van de organisatie zou een probleem kunnen worden; er komen te veel schakels en er raken te veel mensen bij betrokken. ICT kan veel mogelijkheden bieden om de zwakke leerlingen extra aandacht te geven, met name op het gebied van de talen. Aan goede leerlingen zou verrijkingsstof kunnen worden geboden, maar hiervoor is niets beschikbaar. Van de kant van ouders komen niet vaak met opmerkingen of advies ten aanzien van het gebruik van ICT op school. Wel komt vaak naar voren dat ze vinden dat de openingstijden van het studiehuis te kort zijn, dit gaat namelijk al voor vijf uur dicht. Er is echter niet genoeg geld om onderwijsassistenten hiervoor te betalen. De Internetsite van het Jacobus College trekt wel veel aandacht: hier krijgt de school van ouders veel reacties op. De toekomstverwachting voor de inzet van ICT in het onderwijs is erg laag. Het grootste probleem zijn de uiterst krappe budgetten voor ICT-middelen. Wat betreft systeembeheer is er veel werk te doen, maar er blijft veel liggen vanwege het tekort aan personeel. Alleen al zaken als sabotage van Pc’s door bepaalde leerlingen tijdens de lessen (bestanden worden weggegooid) is een groot probleem dat systeembeheerders veel werk bezorgt. Voor effectief ICT-gebruik voor lessen moeten docenten ook dit soort problemen kunnen aanpakken. Nu zorgen een paar enthousiaste leerlingen voor de beveiliging van het schoolnetwerk tegen het binnenhalen van twijfelachtige bestanden van buiten. Apparatuur veroudert snel en moet over een tijdje weer vervangen worden. De Stichting Carmelcollege reserveert wel geld, maar de praktijk is dat er veel andere noden te lenigen zijn. De heer Rauch zou voor de continuïteit van het gebruik van ICT binnen de schoolmuren de garantie willen dat infrastructuur (zowel materiaal als mankracht) minstens up-to-date wordt gehouden. Verder is het nut van ICT voor het onderwijsprogramma van docenten nog niet goed duidelijk. Dit moet voor hen duidelijker kunnen worden gemaakt. De ICT-vaardigheden
P R E - L E A R N
85
van docenten kunnen verbeterd worden: uiteindelijk moet een docent de controle hebben over computers en de toepassing ervan tijdens de lessen. De heer Rauch is wel van mening dat ICT zeer veel mogelijkheden biedt voor toepassingen in het onderwijs. Zelfs complete lessen zouden via een computer kunnen worden gegeven. Binnenkort vindt er een experiment plaats met lesstofvervangend ICT-gebruik, waarbij de docent aangeven wat hij wil realiseren met ICT-middelen. Hiertoe worden ontwikkelstudiemiddagen georganiseerd waarin aandacht wordt gegeven aan de afwisseling van klassikaal en PC-onderwijs. Binnenkort wordt Teletop in gebruik genomen als gevolg van een contract met UT, waardoor het gebruik voor de school gratis wordt. Dit zal voor veel docenten een grote omschakeling betekenen. 7.8
Con clu s ie s
Door het Jacobus College, een vooruitstrevende school voor de inzet van ICT-middelen bij het onderwijs, wordt erkend dat ICT van grote betekenis kan zijn voor het onderwijs. Duidelijk belemmerende factoren voor de invoering van ICT in het onderwijs zijn de krappe budgetten, het tekort aan personeel, de bescheiden ICT-vaardigheden van docenten en de tijd die docenten kunnen of willen vrijmaken voor het gebruik van ICT bij de lessen. De precieze betekenis van ICT voor invoering in het regulier onderwijs is voor docenten in het algemeen niet duidelijk. Het aanbod van educatieve software is overweldigend, maar het is niet eenvoudig om te bekijken welke pakketten echt goed zijn en waarvoor ze precies kunnen worden gebruikt in lessen. Gezien deze situatie zouden voor Telematica Instituut de beste kansen weleens kunnen liggen bij nieuwe onderwijsinitiatieven zoals de genoemde School 2000 en de 21e Carmelschool. Binnen dit soort initiatieven wordt er geld en gelegenheid beschikbaar gesteld voor gebruik van ICT bij de nieuwe onderwijsvormen waardoor veel van de genoemde praktische problemen niet optreden. 7.9
Bij l ag e: g eb ru i kt int erv iews ch em a
Algemene onderwerpen voor het gesprek
86
·
Waarom wordt er op het Jacobus College gebruik gemaakt van ICT-hulpmiddelen voor onderwijsdoelen?
·
Wordt er op het ook gebruik gemaakt van educatieve software? Indien ja, waarom?
·
Hoe laat de huidige stand van zaken voor wat betreft ICT-gebruik voor onderwijsdoelen op het Jacobus College zich beschrijven?
·
Welke ervaringen hiermee zijn positief en welke minder? Wat voor aanbevelingen volgen hieruit wat u betreft?
·
Welke wensen bestaan er op het Jacobus College ten aanzien van nieuwe mogelijkheden van ICT en educatieve software voor toepassing in het onderwijs?
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Toepassing van ICT-hulpmiddelen algemeen Op welke wijze worden op het Jacobus College ICT-hulpmiddelen gebruikt voor: ·
·
·
Het aanbieden van lesstof aan leerlingen. ·
Betreft dit een deel van de les of aanvullende lesstof? Indien het aanvullende lesstof betreft, hoe groot is die aanvulling ongeveer (in uren of procenten)?
·
Betreft het met name een bepaald type lessen, een bepaald type leerlingen, zoals de goede of juist de minder goede, of degenen die met name geïnteresseerd zijn in elektronische lesstof?
·
Welke docenten verzorgen deze lessen? Is er sprake van een voorkeur voor de toepassing van ICT-hulpmiddelen door docenten die daarvoor met name interesse hebben of docenten van bepaalde vakken?
Het vervaardigen van lesstof. ·
Wordt er voor lesdoeleinden gebruik gemaakt van bijvoorbeeld Powerpoint slides, Word documenten of webpagina’s?
·
Wordt er gebruik gemaakt van simulatieprogramma’s, bijvoorbeeld bij de technische vakken? Wordt er gebruik gemaakt van multimediaal lesmateriaal? Indien ja, worden hier ontwikkelomgevingen voor gebruikt?
Uitwisseling van informatie betreffende de lessen tussen leerlingen onderling, docenten onderling, of leerlingen en docenten. ·
Gaat het daarbij om schoolzaken of ook andere zaken?
·
Toegang tot de bibliotheek of mediatheek.
·
Maken van huiswerk.
·
Toetsen en bekend maken en bijhouden van toetsresultaten.
·
Aankondigingen betreffende de inhoud van lessen, roosterwijzigingen, afwezigheid van docenten en andere schoolzaken.
·
Elektronische planningen, bijvoorbeeld voor een project of werkstuk, door docenten of leerlingen.
·
Leerlingvolgsystemen.
·
Communicatie of uitwisselingen met ouders van leerlingen.
·
Amusement zoals chatten of spelletjes, of edutainment.
·
Groepenvorming met als doel informatie of ervaringen uit te wisselen, bijvoorbeeld groepen leerlingen die samen aan een werkstuk of een project werken of die een
P R E - L E A R N
87
bepaalde interesse hebben, of groepen docenten die ervaringen uitwisselen over het verzorgen van hun onderwijs, al dan niet met elektronische hulpmiddelen. ·
Voor welke onderwijsactiviteiten is naar uw idee het gebruik van ICT-hulpmiddelen met name nuttig?
·
Welke aspecten van de huidige ICT-hulpmiddelen worden voor onderwijsdoeleinden met name als krachtig ervaren? Hoe kunnen deze het meest effectief worden ingezet?
·
Waarvoor heeft toepassing van ICT-hulpmiddelen in het algemeen minder of geen enkele waarde?
·
Welke wensen worden er gekoesterd ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling van ICT-hulpmiddelen en ICT-gebruik op scholen?
·
Welke verwachtingen heeft u ten aanzien hiervan?
·
Hoe ziet het ICT-beleid van uw school er voor de komende tijd uit?
Het World Wide Web ·
Wordt er voor lesdoeleinden gebruik gemaakt van het World Wide Web? Zo ja, op welke manier?
·
Worden bijvoorbeeld vragen of structuur aan websites toegevoegd? Zo ja, zijn hier templates voor in gebruik?
·
Is het gebruik door leerlingen vrijblijvend of onderdeel van het lesprogramma?
Educatieve software
88
·
Op welke wijze wordt er gebruik gemaakt van educatieve software?
·
Welke vakken en welke specifieke onderdelen betreft dit?
·
Van welke partijen wordt educatieve software betrokken?
·
Wordt educatieve software van derden onveranderd gebruikt? Of wordt het aangepast? Zo ja, door wie?
·
Hoe wordt aangekeken tegen de beschikbaarheid en de kwaliteit van de beschikbare software?
·
Waar zijn educatieve softwaretoepassingen met name nuttig voor en waarvoor zeker niet?
·
Welke eisen worden gesteld aan educatieve softwarepakketten op het gebied van inhoud, bediening en functionaliteit?
·
In welke mate wordt dat door de huidige pakketten gerealiseerd?
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
·
Wat zijn met name tekortkomingen?
·
Vindt er onderlinge uitwisseling tussen docenten plaats over het gebruik van educatieve software? Hoe worden beslissingen genomen over de aanschaf hiervan?
Beschikbaarheid ICT-hulpmiddelen ·
Hoeveel Pc’s zijn er beschikbaar per leerling en per docent?
·
Wat is een indruk van de hoeveelheid tijd die leerlingen achter een PC doorbrengen?
·
Wat is een indruk van het percentage leerlingen en docenten dat thuis een PC heeft?
·
Kunnen leerlingen en docenten thuis inloggen op het netwerk van school?
·
Op welke manier wordt leerlingen en docenten ICT-vaardigheden bijgebracht?
·
Hoeveel budget is er per leerling beschikbaar voor de aanschaf van ICThulpmiddelen en educatieve software? Op welke manieren wordt dat gefinancierd?
Participatie in initiatieven ter bevordering van ICT-gebruik ·
Is het Jacobus College aangesloten op Kennisnet?
·
Voor welke schoolactiviteiten biedt Kennisnet in uw ervaring met name ondersteuning?
·
Welke functionaliteit zou men graag toegevoegd zien?
·
Wat zijn uw ervaringen met het gebruik van Kennisnet?
·
Zijn er andere initiatieven ter bevordering van het gebruik van ICT-hulpmiddelen op scholen waaraan u deelneemt?
·
Is er naast wellicht Kennisnet samenwerking tussen het Jacobus College en andere scholen? Zo ja, hoe ziet dit eruit? Op welk (organisatie)niveau speelt deze samenwerking?
Stimulering gebruik ICT-hulpmiddelen ·
Welke factoren of omstandigheden bepalen naar uw idee het enthousiasme van leerlingen en docenten voor het gebruik van ICT-hulpmiddelen en educatieve software? Hoe kunnen deze gerealiseerd worden?
Overige vragen ·
Is er een duidelijk onderscheid in het gebruik van ICT-hulpmiddelen tussen bepaalde onderwijsvormen, zoals binnen het studiehuis en daarbuiten?
·
Welke toepassingen wil het Jacobus College in de nabije toekomst realiseren voor het gebruik van ICT-hulpmiddelen? Wat zou daarbij een goede introductiemethode zijn?
P R E - L E A R N
89
·
90
Welke plannen bestaan er momenteel voor toepassing van ICT-hulpmiddelen en educatieve software in het initiatief “School 2000”?
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
8
Educatieve waardeketen
Een beknopt, leesbaar overzicht van de e-learning markt door PriceWaterhouseCoopers is te vinden in het businessplan van de Digitale Universiteit, Bijlage C (http://www.ou.nl/info-alg-consortium/Businessplan 010219.doc). De belangrijkste waarnemingen van dit rapport zijn dat e-learning een emerging market is met vele beloften. Ook is een verschuiving merkbaar in de Westerse economie van middelen naar mensen. Voor veel bedrijven is internet intussen een bedrijfskritische schakel geworden, waardoor de verwachting gerechtvaardigd is dat internet voor trainings- en opleidingsdoeleinden op termijn een cruciale plaats zal innemen. Andere belangrijke trends die door internet worden bevorderd en die in dit rapport worden genoemd zijn de globalisering van de opleidingsmarkt, en de mogelijkheden voor outsourcing door het Application Service Provisioning concept. 8.1
E en co mpl e x v eld
Het marktgebied van onderwijs is complex. Een reden hiervoor is dat de producten die aangeboden worden divers van aard zijn. Niet alleen wordt content of informatie aangeboden, maar ook applicaties en platformen. Ieder voor zich kunnen deze producten weer gekoppeld zijn aan didactische modellen of een bepaalde infrastructuur. Tweede complicerende factor is dat sommige actoren een dubbelrol hebben, bijvoorbeeld docenten in de rol van gebruiker en in de rol van auteur van onderwijskundig materiaal. Voeg daar nog eens aan toe de rol van aanbieders van technische infrastructuur en de rol van de overheid, en het is duidelijk dat een complex samenspel van commerciële en maatschappelijke belangen ontstaat. 8.2
De e du cat iev e co nte nt wa ar de k ete n
Het is belangrijk te beseffen dat educatief materiaal kan bestaan uit informatie, maar ook uit applicaties en combinaties daarvan. Immers, als het gaat over de oktoberrevolutie kan een aanbieder teksten en video’s beschikbaar stellen, maar ook een beoordelingssysteem met vraagstukken, of een platform dat beide combineert. Ook generieke softwarepakketten, zoals tekstverwerkers en spreadsheets, kunnen in dit licht gezien worden als pakketjes functionaliteit. We noemen een pakketje dat voor onderwijsdoelen ingezet kan worden in dit kader een educatieve component. Met deze versimpeling kunnen we de educatieve waardeketen schetsen als 1. het creëren van het educatieve basismateriaal, 2. het toevoegen van de juiste schil van omschrijvingen, zodat gezien kan worden hoe het materiaal kan worden gebruikt (metadata), 3. het distribueren van deze component 4. en tenslotte het gebruiken van de component door de eindgebruiker. In het onderwijs is de eindgebruiker vaak weer als auteur betrokken bij het creëren van educatief materiaal.
P R E - L E A R N
91
Content usage
create Edu-Content production
$$
Educontent
Edu-material
Edu-Content deployment
Figuur 8-1. De educatieve content waardeketen
8.3
Het ve ld
Een gebruikelijke verdeling van de onderwijsmarkt is in regulier en professioneel onderwijs: 1. Regulier onderwijs · Scholen (primair/secundair) · Beroepsonderwijs · Hoger onderwijs 2. Professioneel onderwijs · Bedrijfsopleidingen · Volwasseneneducatie 8.3.1
Reg ul ie r ond e rwij s - a cto r en en o mzet
Een overzicht van belangrijke actoren: · Ministerie van Onderwijs Cultuur & Wetenschappen · Onderwijsinstellingen (scholen/beroepsonderwijs/hoger onderwijs) · OBD’s (Onderwijsbegeleidingsdiensten) · VLPC, Landelijke pedagogische centra, KPC, CPS, APS · SLO, CITO · Lerarenopleidingen: ULO’s, Pedagogische Faculteiten (NLO’s) · Vakbonden & Bestuursorganisaties · Educatieve Uitgeverijen, brancheorganisatie = GEU, onderdeel van Nederlands Uitgeversverbond, NUV · Overige zakenrelaties cq dienstverleners: IT-branche, automatisering, meubilair, bouw, Melkunie, enz.
92
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Mln Dfl in 1999
Netto Bruto Omzet Marktaandeel Cons Fl Wolters-Noordhoff 145 29% 193 Malmberg 100 20% 133 Thieme/Meulenhoff 95 19% 127 EPN 70 14% 93 Nijgh/Versluys 40 8% 53 Zwijsen 25 5% 33 Bekadidact 15 3% 20 Overige 20 uitgevers 15 3% 20 Totaal 505 100% 673 Tabel 8-1 Omzet Nederlandse Educatieve Uitgeverijen (het betreft hier 90 tot 95% van de werkelijke schoolboeken omzet). Bron: Joop van Dalen
8.3.2
A c t or en e n O mzet opl e id ing sm a r kt b ed r ijf sop l eid ing en
Een overzicht van actoren bij professionele opleidingen: · Contractonderwijs: HBO’s, Universiteiten, Open Universiteit, ROC’s; derde geldstroom · Particuliere opleiders: ISBW, Elsevier, PBNA, LOI, ROI, Interlingua, Schoevers, Randstad, ROVC, Scheidegger · Branche organisaties: zoals SOM, ECABO, NCD, BOB, NIBE, VAM, SVB, VEV, SMA, NIVRA, CVK, enz · Consultancy & Training: De Baak, Schouten & Nelissen, Krauthammer, Boertien, Rijntraining en nog 1000 firma’s · Opleiding als deel ICT producten: o.a. IBM, Microsoft, SAP, Cap Gemini, Origin, Logica · Interne bedrijfsopleidingen: KPN, Philips, Chemische industrie, Banken en Verzekering, Auto-industrie, enz
P R E - L E A R N
93
Opleidingsmarkt bedrijfsopleidingen in Nederland Contractonderwijs HBO’s, Universiteiten, Open Universiteit, ROC’s; derde geldstroom Particuliere opleiders ISBW, Elsevier, PBNA, LOI, ROI, Interlingua, Schoevers, Randstad, ROVC, Scheidegger Branche organisaties zoals SOM, ECABO, NCD, BOB, NIBE, VAM, SVB, VEV, SMA, NIVRA, CVK, enz Consultancy & Training De Baak, Schouten & Nelissen, Krauthammer, Boertien, Rijntraining en nog 1000 firma’s Opleiding als deel ICT producten o.a. IBM, Microsoft, SAP, Cap Gemini, Origin, Logica Interne bedrijfsopleidingen KPN, Philips, Chemische industrie, Banken en Verzekering, Autoindustrie, enz - Derving arbeidsopbrengst
Totale Kosten in Nederland
Schatting
Omzet 2000 200 800
400
200
600 800
3.000 (40.000 manjaar) 6.000 Mln
Tabel 8-2. Omzet onderwijsmarkt in Nederland (bron : Joop van Dalen). Ruwe schatting van omvang.
Typerend is dat in het reguliere onderwijs vaak sprake is van een groot aantal studenten/leerlingen, met een laag budget per leerling. Het gaat hierbij dus vooral om de grote aantallen. In het professioneel onderwijs, met name bij bedrijfsopleidingen, is daarentegen vaak sprake van kleine aantallen leerlingen, maar met een hoog budget per leerling. Bedragen van 1000-2000 gulden per leerling per dag zijn daarbij geen uitzondering. 8.4
De b el ang heb be nd en
Wie hebben belang bij wat in onderwijsland speelt? Een opsomming (zie hieronder) leert al gauw dat iedereen belanghebbende is bij onderwijs. 1. Maatschappij · leerlingen · docenten · overheid · burgers · bedrijven (vanuit behoefte aan gekwalificeerd personeel) · ... 2. Bedrijven · uitgevers: boeken, films, methoden · hardwareleveranciers: computers · softwareleveranciers: leerplatformen, spreadsheets, databases, monitoring software · infrastructuurleveranciers: netwerken, telecom · aanbieders van professioneel onderwijs: leerinstituten, bedrijfstrainingen 94
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
· bedrijven (vanuit de rol van afnemers professioneel onderwijs) · ... 8.5
Waa ro m in sp el en op I CT-ontwikk e lin gen ?
Door de toenemende bandbreedte en kwaliteit van internet, wordt internet steeds meer het kanaal voor communicatie (email, voice/video over IP) en voor distributie van content en producten. Het is vanzelfsprekend dat daarom ook in de onderwijsmarkt steeds nieuwe initiatieven opduiken die de nieuwe mogelijkheden willen uitbuiten. Hieronder geven we een aantal drivers voor de verschillende actoren in de onderwijsmarkt. Ook zijn enkele bekende internetangsten genoemd, die juist een ‘anti’driver zijn voor ICT-investeringen. Overheid · maatschappij roept om ICT-gekwalificeerde schoolverlaters · tekort aan leerkrachten · “Nederland moet een hightech kennismaatschappij worden” Onderwijsinstellingen · tegemoetkomen aan steeds grotere eisen ouders en leerlingen · opvangen tekort aan leerkrachten · concurrentie met andere scholen · up-to-date lesmateriaal aanbieden · leerlingen met techniek laten kennismaken · wens tot didactische vernieuwing · vrees voor systeembeheertaak · vrees voor oncontroleerbare kosten Uitgevers · materiaal/content op meerdere manieren uitbuiten (nieuwe markten) · niet achterblijven bij concurrenten, en/of vrees voor internationale concurrentie · efficiënter produceren · vrees voor verlies controle over content (illegaal kopiëren) Bedrijven · elektronisch dingen leren die praktisch niet te leren zijn of praktisch te duur zijn (simulatie) · sneller toegang tot het nieuwste, up-to-date lesmateriaal · sneller dus goedkoper leren (online, op de werkplek) · werken aan persoonlijke ontwikkeling werknemer (secundaire arbeidsvoorwaarden, strijd om gekwalificeerd personeel) · vrees voor beveiligingsproblemen Leveranciers · verkoop netwerken · verkoop computers · verkoop generieke software en platformen Uit bovenstaande blijkt dat de motieven weliswaar zeer verschillend zijn, maar dat het aantal (verschillende) motieven groot genoeg is om investeringen in ICT te begrijpen.
P R E - L E A R N
95
8.6
Uitd ag ing en
Uit de kwantitatieve gegevens blijkt dat in het professioneel onderwijs het meeste geld omgaat. Dit pleit ervoor initiatieven te ontplooien in deze markt. Echter, reguliere onderwijsmarkt is nog steeds dermate omvangrijk en heeft dermate grote weerslag op de samenleving, dat deze niet bij voorbaat uitgesloten moet worden. Vandaar dat we over beide domeinen een korte discussie voeren. 8.6.1
P rof es s ion ee l ond e rwijs en bed r ijf sop l eid ing en
Op grond van het cijfermateriaal lijkt de grote uitdaging bij professioneel onderwijs te zitten in het terugdringen van de kosten, met name gerelateerd aan afwezigheidsuren. Op grond van de ‘drivers’ uit de voorgaande paragraaf gaat het daarbij gaat het om een tweetal grote onderzoeksvragen c.q. uitdagingen. 1. Terugdringen van afwezigheidskosten (efficiëntieverbetering) De centrale vraag is hierbij welke bijdrage e-learning kan bieden om deze enorme verliespost terug te dringen. Daarbij mag niet vergeten worden dat wat hier verliespost genoemd wordt (afwezigheidsuren voor cursussen), in de praktijk ook vaak een sociale en dus organisatorische functie heeft. Concrete vragen voor een e-learning project vallen hieronder, zoals: · wat voor infrastructuur heb je nodig? · welk leren is geschikt voor elektronisch leren? · hoe kun je effectief en efficiënt leren op afstand invullen? · keuze of ontwikkeling van juiste e-learning platform 2. Inbedding van leren in de organisatie, d.w.z. kennismanagement De centrale vraag hierbij is hoe e-learning een bijdrage kan leveren aan het bereiken van de bedrijfsdoelen. Dit is sterk gerelateerd aan rol van leren in bedrijven in het algemeen, en dus aan kennismanagement. De onderzoeksvraag is vooral hoe het ICT-aspect de positie van leren in de organisatie verandert. Concrete onderzoeksvragen voor een project zijn · welke organisatorische rol vervult leren voor bedrijven, en hoe verandert dat door ICT? · welke systemen bestaan er voor de ondersteuning van kennismanagement, en zijn deze ook geschikt voor teleleren? · in hoeverre maak je gebruik van kennisdatabases, en in hoeverre van cursussen? · hoe regel je access tot kennissystemen (mobiel/vast, telecom infrastructuur)? 8.6.2
Reg ul ie r ond e rwij s
Ook in het reguliere onderwijs is een (subjectieve) selectie te maken wat de ‘grote’ issues zijn. · Nederland inrichten als kennisland, met name op gebied van ICT · Het opvangen van het tekort aan leerkrachten · het aanpassen van het onderwijs aan de steeds sneller veranderende vraag naar kennis (met name op ICT-gebied); sneller toegang tot up-to-date lesmateriaal . Deze vragen zijn samen te nemen als de vraag: welke onderwijstransformatie zal het onderwijs in de toekomst moeten ondergaan om aan de maatschappelijke vragen te
96
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
beantwoorden? Dit is echter nog te algemeen om als leidraad voor een onderzoeksproject te dienen. Wel zijn deelproblemen te noemen die passen in bovenstaand plaatje. · Welke infrastructuur (hardware, netwerken) is in het reguliere onderwijs de beste keuze, gezien beperkte middelen? Hoe kun je het beheer van netwerken, servers, pc’s, en software regelen? · Hoe kun je als onderwijsinstelling optimaal gebruik maken van educatieve content op internet, zonder de eigen identiteit te verliezen? · Hoe kun je het tekort aan leerkrachten opvangen door e-learning? · Is een platform denkbaar/maakbaar dat voldoet voor bovengenoemde doelen en dat aan eisen voor compatibiliteit, interoperabiliteit en gebruiksgemak voldoet? 8.7
Con clu s ie
Gezien de doelstellingen van het Telematica Instituut zijn zowel in het reguliere onderwijs als in het professioneel onderwijs goede onderzoeksvragen te formuleren. De keuze van een targetsector voor een e-learning project hangt daarom sterk af van de financieringsmogelijkheden voor één of meerdere van de bovengenoemde grote vragen. Op grond van de hierboven geschetste (versimpelde) beeld van de professionele onderwijsmarkt ligt samenwerking met Kennismanagement het meeste voor de hand. Als het gaat om de reguliere onderwijsmarkt lijkt het focusgebied Content Engineering op dit moment het meeste raakvlak met e-learning te hebben.
P R E - L E A R N
97
98
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
9 Enkele lopende ICT-onderwijsinitiatieven
In dit hoofdstuk bespreken we zes initiatieven waarmee overheden, onderzoeksinstituten, technologieaanbieders, uitgevers en - last but not least - onderwijsinstellingen zelf proberen om e-learning in praktijk te brengen. Hierbij is sprake van een initiatief voor contentlevering (Vespucci), infrastructuur levering (CIAO, TeleTop), en twee ambitieuze projecten (BELLE en Digitale Universiteit), die op grote schaal de mogelijkheden van breedband internet willen uitbuiten, met name om ook mondiaal een vooraanstaande positie in te nemen.Vijf van de zes gekozen voorbeelden zijn Nederlandse initiatieven, een initiatief is Canadees. We laten met onze selectie de e-learning initiatieven van het Amerikaanse Internet 2 en UCAID dus buiten beschouwing. De lezer kan hiervan via Internet uitstekende overzichten vinden. Ook in EU verband is er veel aandacht voor e-learning. Het Ariadne project werd al genoemd in hoofdstuk 4 over standaarden. Een ander grootschalig Europees initiatief is het Prometeus project. Dit project brengt men kennis en informatie bij elkaar overuitwisselbaarheid van educatief materiaal, beoordelingscriteria en certificatiemogelijkheden, best practices en interoperabiliteit van aangeboden diensten. Prometeus biedt ook een forum om projecten te demonstreren. De Prometeus website (http://www.prometeus.org) is zeer de moeite van het bekijken waard. Daar is ook de reeks zeer lezenswaardige newsletters te vinden die sinds december 2000 maandelijks worden uitgegeven. Deze Prometeus newsletters kunnen als online tijdschrift op elearning gebied kunnen worden beschouwd. In Nederland heeft TNO tenslotte een nieuw initiatief TOP in de steigers staan (http://go.to/top.tno). TNO heeft kennis en expertise op het gebied van spraak-, taal-, database-, en agenttechnologie en heeft aan de andere kant ruime ervaring met training en opleiding. Het plan in het TOP project is om deze kennis te bundelen. Omdat er thans nog geen publieke activiteiten van start zijn gegaan, hebben we TOP nog niet opgenomen in onze lijst van voorbeelden. De voorbeelden die we gekozen hebben, hebben met elkaar gemeen dat sprake is van samenwerkingsprojecten waarbij de consortiumpartners specialistische inbreng hebben op het gebied van uitgeven, van onderwerpkennis, van systeembeheer, van onderwijskundige kennis (Vespucci, CIAO, Belle, TeleTop, Kennisnet) of waarbij een krachtenbundeling ontstaat (Digitale Universiteit). 9.1
V es puc c i
9.1.1
V E S PU CC I, s a menwer k in g t us s en HBO en u itg ev er ij
Vespucci is een opleidingsgerichte leermiddelendatabase en wordt ontwikkeld voor in eerste instantie vier opleidingen in het hoger beroepsonderwijs: Technische Bedrijfskunde, Personeel & Arbeid, Bedrijfseconomie en Management Economie & Recht. De Vespucci-proef is een vierjarige samenwerking tussen Fontys Hogescholen en Wolters Noordhoff. Daarnaast onderhoudt de Raad van Advies contacten met instanties
P R E - L E A R N
99
als het Vernieuwingsfonds HBO, het Ministerie van OC&W, de Europese Unie en instanties op het gebied van de infrastructuur in het onderwijs. De proef loopt nu 3 jaar. De doelgroep betreft dus studenten die redelijk gemotiveerd zijn om iets te leren. Het doel van Vespucci is om de studenten zoveel mogelijk te laten werken met via Internet aangeboden lesmateriaal. Het aantal cursussen waarvoor digitaal lesmateriaal beschikbaar is gemaakt groeit gestaag, al is er nog weinig gepubliceerd over hoe docenten en leerlingen Vespucci ervaren. Uit de wel beschikbare bronnen (Wolters Noordhoff en de Vespucci-website) wordt duidelijk hoe Vespucci werkt en wat het toekomstbeeld van Vespucci is. Men werkt in het project met lesmateriaal dat eigenlijk geheel systematisch is geproduceerd als zoals elektronische leermiddelen moeten zijn. Men stelt: een lesboek moet al de nodige structuur bevatten om helder en bruikbaar te zijn. Dat neemt alleen toe wanneer het elektronisch lesmateriaal betreft, omdat daar de kans om de weg kwijt te raken groter is. Als een gevolg zijn dus de eenheden van (her)gebruik kleiner in het Vespucci systeem dan met een willekeurig boek. De Vespucci-database bevat gedidactiseerde informatie en kan ontsloten worden door een leeromgeving die speciaal voor het gebruik van Vespucci is ingericht. Er wordt gebruik gemaakt van een leerplatform van het bedrijf Three Ships Enterprises (N@Tschool). Vespucci bevat leerstof met vragen (reproductie-, begrips- en toepassingsvragen), opdrachten en projecten. Aan de leerstof zijn multimediale elementen toegevoegd als video’s en animaties. De inhoud van de database sluit aan bij het beroeps- en opleidingsprofiel zoals dit voor de meeste opleidingen in het landelijk opleidingsoverleg is vastgesteld. Dit heeft consequenties voor de wijze waarop materiaal uiteindelijk veranderd en verbeterd kan worden. Het materiaal kan gepaard worden aan door de docent zelf ingebracht materiaal, het materiaal wordt ieder jaar ge-update. En het materiaal is in stukjes te genieten. Dit heeft het grote voordeel dat de leerling geen boeken of hoofdstukken hoeft aan te schaffen die niet bij zijn opleiding horen. In zoverre is het materiaal dus meer op een specifieke opleiding gericht. Het materiaal heeft de typische korrelgrootte van een aantal colleges. Men spreekt over bouwblokken, omdat het mogelijk is het materiaal op allerlei wijzen samen te stellen. Men heeft om de kwaliteit te waarborgen de opleidingsdirecteuren de rol gegeven om de algemene curriculumlijnen uit te zetten. Daarna zijn de inhoudsdeskundigen aan het werk gezet om materiaal te verzamelen. Zij leveren ruw tekst- en beeldmateriaal aan dat door de uitgever – om precies te zijn, door beeldschermschrijvers van de “Werf” – wordt geredigeerd. Deze aanpak heeft het voordeel dat een zekere uniformiteit ontstaat. Door de vrijheid die men heeft om aan Vespucci nog zaken (in een andere kleur) toe te voegen, kan men het standaardlesmateriaal aanvullen met eigen inzichten. Het lijkt dat Vespucci nagenoeg in de pas loopt met wat normaliter de wijze van werken bij het ontwikkelen van lesmaterialen is. Het grote verschil is dat de gedwongen winkelnering met Wolters Noordhoff sterk voor de hand ligt omdat zij in feite een monopolie houden op het lesmateriaal. De vraag of dit in de praktijk gaat werken is belangrijk. Want alleen als voldoende scholen in de toekomst aan deze werkwijze meedoen, kan het ook een rendabele methode zijn. Wat dat betreft is het veelzeggend dat
100
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
de grote Fontys-collegeorganisatie meedoet. Dat geeft meteen vrij veel gewicht aan de Vespucci-proef. Werkelijk genuanceerde uitspraken over Vespucci zijn moeilijk te vinden om dat er weinig openheid is over de wijze waarop het lesmateriaal uiteindelijk gestalte heeft gekregen. Wel geeft men aan voor de toekomst veel verwachtingen te koesteren van het nader opleuken van materiaal met video. Dat geeft dus impliciet aan, dat dat nu nog niet sterk ontwikkeld is. Wat al wel ontwikkeld is, is het klikken op alternatieven en in het algemeen de mogelijkheid om moduletjes over te slaan en modules in een zelf gekozen volgorde te volgen. Hoe deze ICT-ondersteunde lessen genoten worden is onduidelijk: gaat het om zelfstudie, is het een rode draad waarlangs de onderwijsgevende zijn lessen voorbereidt en geeft, en is er de mogelijkheid om opdrachten uit te voeren? Dat is allemaal redelijk onduidelijk. 9.1.2
Di sc us si e ove r V e spu c ci
Vanuit het uitgeversuitgangspunt is het belangrijkste dat men een zekere controle wil houden over de digitale content, die immers het kapitaal van de uitgever is, zeker in de beleving van de uitgever. Het is een interessante vraag, of daar ook echt de meerwaarde van uitgevers ligt. In feite zijn ze niet zelden de moderatoren die het bevorderen dat mensen die iets te zeggen hebben stem krijgen en dat verhalen, overzichten, lesmateriaal vorm krijgt. In zoverre bieden uitgevers vooral meerwaarde, terwijl hetgeen ze uitgeven niet hun unieke eigendom is. Het moge duidelijk zijn dat op dit moment uitgevers betaald worden voor het gebruik van uitgaven. Daarom ook is men zo fel op eventuele schending van auteursrechten, want deze rechten zijn het enige waar de uitgever voor betaald wordt. Dit kan in de toekomst veranderen, en het zou interessant zijn om de kansen van proefprojecten op dit terrein te zien. Dan zou er dus veel meer sprake zijn van een betaling tijdens het leveren van de uitgeversinspanning, waarna het opgeleverde materiaal in het publieke domein terechtkomt. Dat is bijvoorbeeld de wijze waarop wetenschap in de regel bedreven wordt. Ze wordt uitgevoerd met gemeenschapsgeld en de resultaten van de wetenschap vloeien terug naar diezelfde gemeenschap. Du moment dat je de wetenschap geheel stoelt op private financiering, zal deze financier zijn recht willen doen laten gelden op wat er bedacht en uitgezocht is. Door ICT is het mogelijk flexibel om te gaan met de betaling en de betaling niet vooruit te schuiven tot het moment dat een hele lesmethode klaar is, maar de uitgever te betalen terwijl hij aan de lesmethode werkt terwijl dezelfde lesmethode ook al gebruikt kan worden. Zo werken nu onderwijsontwikkelaars vaak als ze op projectbasis verbonden zijn aan onderwijsinstellingen. Dat zou een nieuw business model kunnen worden voor de uitgever van de toekomst, en ten gevolge daarvan zouden uitgevers dan meer de aandacht kunnen richten op de communities en vormen van samenwerking waarin het lesmateriaal tot stand komt en de verschillende vormen waarin het lesmateriaal gebruikt wordt. Nu is veelal sprake van een winkeltje met een aantal titels, een catalogus waarvan de leerling of de school op een gegeven moment de boeken bij wijze van spreken per
P R E - L E A R N
101
bladzijde of per welk gebruikscriterium ook kan gebruiken. Ons inziens is het wel een vooruitgang dat de leerlingen eventueel online toegang hebben tot veel uitgebreidere informatie en dat ze altijd toegang hebben tot die informatie als ze toegang hebben tot Internet, maar de didactische meerwaarde, het gans andere dat ICT-ondersteund lesmateriaal zou kunnen bieden, blijft bij deze methode wat onderbelicht. 9.2
Ci ao
9.2.1
CI A O d i en stve rl en ing a an l ag e re s ch ol en
Het CIAO-project (Computers In het Amsterdamse Onderwijs) is een project van Gemeente Amsterdam, UvA, Stichting ABC, SARA, ABN AMRO, SUN Microsystems, en schoolbesturen en scholen in de omgeving Amsterdam. Doel van het project is de Amsterdamse basisscholen te ondersteunen bij de invoering van ICT. CIAO installeert een computernetwerk, onderhoudt dat en geeft cursussen, begeleiding en advies. CIAO is in 1997 van start gegaan op initiatief van de gemeente Amsterdam. Met ingang van 2000 nemen er 60 basisscholen deel. In 2005 moeten alle Amsterdamse scholen voor primair en voortgezet onderwijs zijn aangesloten. De gemeente Amsterdam is initiatiefnemer en belangrijkste financier van CIAO. Het project wordt gezien als een van de impulsen om het Amsterdams onderwijs kwalitatief te verbeteren. Voor de onderwijskundige toepassingen en het mogelijk maken daarvan zijn in het project betrokken: de Amsterdamse Schoolbegeleidingsdienst (ABC), de Educatieve Faculteit Amsterdam (EFA), de Hogeschool IPABO (IPABO), de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Vrije Universiteit (VU). De technische realisatie van CIAO wordt verzorgd door SARA, expertisecentrum op het gebied van computer- en (inter)netwerktechnologie. De CIAO-proef is geheel Internet-enabled. De link http://www.edu.amsterdam.nl/ geeft een goed beeld van de in CIAO gevolgde aanpak. Het project beoogt een duurzame invoering van computers in scholen waarbij veel aandacht gaat naar de manier waarop scholen, docenten en leerlingen daarbij geholpen en betrokken worden. CIAO gaat er vanuit dat men vooral van elkaar moet leren. Dan beklijft het en kan de computer ook in de toekomst zinvol gebruikt worden. CIAO biedt scholen enerzijds een hosting dienst aan, zodat scholen ontslagen worden van systeem- en applicatiebeheer. Anderzijds richt CIAO zich op het scouten en onderwijskundig inklaren van informatiebronnen, leermiddelen en educatieve toepassingen. Het uitgangspunt is steeds de complementaire functie die ontwikkeld lesmateriaal moet hebben gegeven de mogelijkheden die het World Wide Web van zichzelf al biedt. Zo wordt er uitgegaan van interessante informatie die kinderen op het Internet kunnen raadplegen (websites), waarbij ze een opdrachtkaart mee krijgen. Dr. Henk Sligte van de UVA, projectleider van de onderwijskundige toepassingen, schrijft hierover het volgende: Het Internet is gigantisch, maar heel veel informatie draagt niets bij aan het verbeteren van het basisonderwijs. Hoogstens leren de leerlingen te zoeken, en te leren dat lang niet alles te vinden is. Sommige WWW-sites lijken wel heel interessant voor het primair onderwijs. Die sites zijn hier ingehangen in de vaken vormingsgebieden die we gebruiken om het onderwijs te ordenen. De meeste
102
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
sites zijn niet gemaakt voor het primair onderwijs. Maar ze kunnen wel worden 'gedidactiseerd'. Tevens ondersteunt CIAO projecten waarin computers voor onderwijs gebruikt kunnen worden. De onderwijsprojecten zijn gevarieerd van vorm en indrukwekkend door de combinatie van betrachte eenvoud en fraaie resultaten. Zo heeft een van de deelnemende scholen in een CIAO-project een webjaarboek gemaakt waarin leerlingen die in het laatste jaar van de basisschool zitten, aangeven wat ze voor toekomstplannen hebben. In praktische zin biedt CIAO deelnemende scholen de volgende faciliteiten: · Hardware: leasing van netwerkcomputers (1 per 20 leerlingen) met 17 inch · beeldschermen, randapparatuur (printer, scanner) en twee servers · Desgewenst aanpassing van verouderde of tweede kans computers · Software: levering en installatie van alle benodigde systeemsoftware, · beheersprogramma’s en applicatieprogramma’s · Aanleg van het netwerk en de externe verbindingen (ISDN, ASDL of kabel) · Onderhoud van het netwerk en regelmatige updating van de software · Cursussen voor leerkrachten op verschillende niveaus, begeleiding en advisering · Werkgroepen en bijeenkomsten met collega’s · Het CIAO-Handboek en de CIAO-Nieuwsbrief · De scholen betalen hiervoor een abonnementsprijs die 85% bedraagt van het geld dat zij van OCW krijgen voor ICT-gebruik. Ze sluiten een driejarig contract af met CIAO. 9.2.2
Di sc us si e ove r C I A O
CIAO biedt aan de deelnemende scholen een aantal oplossingen en stelt zich dus op als service provider. In dit opzicht liep CIAO vooruit op de ontwikkelingen van Kennisnet. Wie is aangesloten op CIAO kan met een network computer toegang krijgen tot Internet en tot de CIAO-pagina's die speciaal geschikt zijn voor docenten, voor leerlingen, voor geïnteresseerde ouders, voor schoolleiders. Alles is zoveel mogelijk openbaar. Dat delen van informatie en ervaringen maakt het CIAO project tot een community in de ware zin van het woord, waar sommige scholen een voorloperrol hebben waar andere scholen weer van kunnen leren. Dit heeft ook het 2001 Smithsonian Computerworld Honors Program vastgesteld, dat aan projectleider Joke Dorrepaal de Honors Medallion uitreikte op 8 april 2001 in San Francisco. 9.3
Be ll e
9.3.1
Be ll e - i nit iat i ef v anui t C A N A R I E
Het Canadese Belle project (Broadband Enabled Lifelong Learning Environment) is bedoeld om interesse te wekken voor Internet-enabled lesmateriaal. BELLE valt onder het Canadese CANARIE programma (vgl. GigaPort). Het doel van BELLE ($3.4 million shared-cost) is om een prototype educatieve object repository te bouwen.
P R E - L E A R N
103
Om lesmateriaal on-line beschikbaar te maken moet je enerzijds zorgen voor technische oplossingen voor het maken, beschrijven, beheren en kunnen zoeken van het materiaal. Anderzijds moet je organiseren dat er lesmateriaal wordt gemaakt en dat het materiaal van voldoende kwaliteit is. Gedurende twee jaar onderzoekt BELLE “critical aspects of building object repositories”. Het project onderzoekt en ontwikkelt een standaard (metadata) voor het kunnen doorzoeken van een dergelijke onderwijsrepository, hoe kwaliteitschecks op educatieve content kan plaatsvinden, en bouwt aan een testbed infrastructuur voor client learning omgevingen. In het Belle project ligt de nadruk nog sterk op het realiseren van de technische oplossingen. De multimedia worden ondermeer met IBM Digital Library technologie ontsloten. In Belle wordt een beschrijvingsstandaard afgesproken om goede herbruikbaarheid te garanderen. Men werkt met twee (waarschijnlijk redundante) server sites en elf client sites waar uiteindelijk 2000 studenten in de komende 2 jaar van het beschikbaar gestelde lesmateriaal gebruik zullen maken. Vanaf de elf sites kunnen gebruikers – studenten en docenten – ook met elkaar technisch hoogwaardig conferencen. Het lesmateriaal wordt programmatisch ontwikkeld. Er zijn 7 teams actief, die zich tot doel hebben gesteld om bestaand materiaal voor Belle te ontsluiten. Tevens wordt een aantal bronnen beschikbaar gesteld die reeds geschikt zijn voor het Internet. Kwaliteitsborging wordt gerealiseerd doordat de teams onderling middels peer review elkaars materiaal beoordelen. De effectiviteit van het lesmateriaal zal worden geëvalueerd door de leerprestaties van studenten die met het systeem werken te meten. Het consortium wordt geleid door Netera Alliance en omvat: · Banff Centre for the Arts · McGill Faculty of Medicine · Northern Alberta Institute of Technology (NAIT) · Seneca@York · Sheridan College · University of Alberta · University of British Columbia · University of Calgary Faculty of Medicine · University of Calgary Learning Commons · University of Lethbridge · Vancouver Film School 9.3.2
Di sc us si e ove r B el le
De idee achter de Belle aanpak is dat met een toenemend aantal participanten steeds meer en dus waardevoller lesmateriaal beschikbaar komt. Wat echter niet wordt uitgewerkt is de mogelijkheid om buiten het programma om als docent of student lesmateriaal te 104
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
veranderen of lesmateriaal toe te voegen. Productie en consumptie zijn gescheiden gehouden, zo lijkt het althans uit de beschrijving. Zoals Belle past in het CANARIE programma, zou een project mogelijk zijn binnen het GigaPort. Ook aan Nederlandse hogescholen, die nu niet bij breedband dataverkeer betrokken zijn, worden de mogelijkheden van Next Generation Internet dan concreter. 9.4
De D igi ta le U nive r si te it
De Digitale Universiteit wil het toonaangevende centrum in Nederland worden voor het ontwikkelen en exploiteren van hoger onderwijs in een elektronische leeromgeving en voor het implementeren van innovaties in het hoger onderwijs. De Digitale Universiteit richt zich in de ‘business-to-business’ markt op zowel instellingen van hoger onderwijs (binnen én buiten het consortium) als bedrijven. Aan dit consortium wordt deelgenomen door: Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit, Universiteit Twente, Open Universiteit Nederland, Fontys Hogescholen, Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool van Utrecht, Ichthus Hogeschool en Saxion Hogescholen. 9.4.1
Fin an ci e ring
De consortiumdeelnemers brengen een substantiële, vaste jaarlijkse financiële bijdrage in. Dit betekent dat de universiteiten jaarlijks elk fl3 miljoen bijdragen en de hogescholen elk fl1 miljoen. Verder wordt een subsidie van OC&W gevraagd van fl70 miljoen, voor de eerste vier jaar voor de activiteiten van het Ontwikkel- en expertisecentrum. Het consortium is gesloten tot 2003, daarna kunnen nieuwe partners onder voorwaarden toetreden. 9.4.2
Kan s en
Dit initiatief is van groot belang voor het Telematica Instituut vanwege de grootschaligheid. Parallelle, concurrerende initiatieven kunnen erdoor worden weggedrukt. De Digitale Universiteit gaat fungeren als paraplu voor een groot aantal ontwikkelprojecten, waarin het TI een actieve rol zou kunnen spelen als projectuitvoerder. 9.5
Ken ni sn et
9.5.1
Ken ni sn et - L and e lij ke po rta l vo or s ch ol en
De idee achter kennisnet is een beveiligde en gecontroleerde toegang tot internet voor lager en middelbaar onderwijs. De breedte van de doelgroep geeft al wel aan dat veel neerkomt op het oppakken van initiatieven door scholen binnen deze onderwijstypen. Kennisnet is dus in de eerste plaats een portal waarin aan deelnemers mogelijkheden worden geboden. Deze mogelijkheden worden gestaag uitgebreid. Scholen die worden aangesloten op Kennisnet krijgen een gefilterde toegang tot Internet. Zo wordt het mogelijk leerlingen te beschermen voor kwalijke Internetsites. Een korte zoektocht op Kennisnet leert dat vuilbekkerij in de discussielijsten van Kennisnet niet wordt tegengehouden en het met de “bescherming” van de leerlingen in de praktijk dus tegenvalt, getuige onderstaande screenshot.
P R E - L E A R N
105
Figuur 9-1. Screenshot van Kennisnet
Kennisnet richt zich op vijf doelgroepen: · Kind basisschool (4-12) pret en edutainment · Scholier vooral middelbare schoolvakken, cultuur, media en discussies · Docent ingedeeld naar klassen en vakken. · Manager vooral gericht op beleidsstukken en onderwijsnieuws · Ouder vooral over opvoeding van het kind De toegang tot media is erg aardig geregeld. Leerlingen krijgen toegang tot informatiebronnen zoals kranten, TV-journaals, en de Nederlandse Persdatabank. Dit is zonder meer positief. We zien ook dat kranten op hun websites speciaal aandacht schenken aan scholieren. Daarnaast heeft iedereen (in praktijk met name docenten en managers) de mogelijkheid om deel te nemen in kringen. Kennisnet maakt voor de kringen gebruik van het Blackboard systeem, dat voor elk vak (of cursus) een standaard portal biedt met de activiteitenkalender, mededelingen en informatie over cursussen en deelnemers en waarin men samen materiaal kan ontwikkelen, beoordelen, aanpassen en beschikbaar stellen. De meeste van deze kringen zijn ontoegankelijk zonder password, waardoor de drempel om iets met kringen te gaan doen hoog blijft. Op de scholierenportal bieden scholen elkaars leerlingen voorbeeldlessen, links, en levendige beschrijvingen van projecten. Op de docentenportal biedt de overheid voorbeelden aan de docenten in het kader van het project ‘praktische opdrachten’. Ze hoopt daarmee de ICT-deskundigheid van docenten te bevorderen met het oog op het Studiehuis. 9.5.2
Di sc us si e ove r K enn is net
Wat erg ontbreekt in Kennisnet is een algemene oriëntatie op zaken die voor een landelijk netwerk belangrijk zijn. Welke scholen doen mee in Kennisnet? Waar vind je hun website? Welke activiteiten (in kringen) lopen er die ook voor buitenstaanders interessant kunnen zijn? De algemene attitude is nog niet erg naar buiten gericht, zodat vooral de basisstructuur van Kennisnet en minder de inhoud de aandacht trekt. De inhoud 106
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
lijkt nog te moeten opbloeien, maar het is de vraag of de aangesproken partijen daarvoor voldoende gestimuleerd worden. In het aanpalende project “de Digitale School” van waaruit de ‘praktische opdrachten’ voor de docentenportal worden gemaakt, zien we iets meer betrokkenheid. Hier is de informatie beter openbaar gemaakt en kunnen docenten dus zien welke collega's al meedoen teneinde voor zichzelf te bepalen of deelname interessant is. 9.6
TeleTOP
9.6.1
TeleTOP - ond e rst eun e n va n u nive r sit a ir e c oll eg e s
TeleTOP is ontwikkeld aan de faculteit Toegepaste Onderwijskunde van de Universiteit Twente om ICT-ondersteuning te bieden bij universitaire colleges. De basisgedachte is dat elke collegeserie uit een reeks van colleges op van te voren vastgestelde data bestaat, de kalender. Voor elk college op de kalender is er een stuk voorbereidend werk (voor de student en de docent), een stuk dat tijdens het college daadwerkelijk behandeld wordt en een stuk “huiswerk” en opdrachten aansluitend op het college. Het TeleTOP-systeem, waarvan een eerste prototype in 1997 werd ontwikkeld, heeft de collegekalender met de indeling “voor”, “tijdens”, “na” nu enige jaren in de praktijk beproefd: in hoeverre slagen docenten erin de voorbereidende opdrachten, de geplande colleges en de bijbehorende opdrachten expliciet en digitaal beschikbaar te maken. Juist omdat docenten vaak te laat en vaak slordig met de informatievoorziening rondom colleges omgingen, was hier veel te winnen. Het TeleTOP-systeem, geïmplementeerd in Lotus Notes, biedt de docent de mogelijkheid opdrachten en documenten te uploaden, werk van leerlingen te ontvangen en te beoordelen en met leerlingen te communiceren. Aan leerlingen biedt TeleTOP de mogelijkheid veel beter voorbereid een college te volgen en verregaand zelfstandig aan de behandelde onderwerpen te werken. De “studeerbaarheid” van vakken gaat erdoor omhoog, en de inzet van computers als naslagmedium tijdens het college wordt zinvol met TeleTOP. Nadat de eerste jaren een aantal docenten als pionier is begeleid, het systeem op hun wensen gebruikersvriendelijker is gemaakt en zij hun manier van organiseren van cursussen hebben aangepast, is het systeem nu rijp om breder in te zetten. Er zijn verscheidene faculteiten binnen de Universiteit Twente die op dit moment met het TeleTOP-systeem werken en er zijn verscheidene Universiteiten en HBO's elders in den lande die hun interesse in het gebruiken van TeleTOP kenbaar hebben gemaakt. 9.6.2
Di sc us si e ove r Tel etop
Juist omdat TeleTOP de “slechte” eigenschappen van de docent als uitgangspunt nam (te laat, te slordig), biedt de focus van TeleTOP op extra ruggesteun aan docent en studenten een goede ICT-aanvulling op de colleges. Er zijn in de TeleTOP-proeffase zowel ervaringen opgedaan met het ondersteunen van colleges vanuit een zaal als met het ondersteunen van colleges aan studenten op afstand. TeleTOP biedt in alle eenvoud uitkomst omdat het de structuur biedt die studenten goed kunnen gebruiken om maximaal rendement te halen uit de colleges.
P R E - L E A R N
107
9.7
Con clu s ie s
De projecten die we hier beschrijven, hebben vaak een beperkte duur. Ze zijn bedoeld om ontwikkelingen op gang te brengen die dan te zijner tijd een eigen momentum moeten krijgen. In al deze projecten is het begin moeilijk omdat er een stuk infrastructuur moet worden opgezet of omdat standaarden in de manier van werken binnen de groep van samenwerkenden partners niet worden vastgesteld of aanvaard. Tenslotte is veel elearning direct afhankelijk van de hoeveelheid beschikbare multimediale onderwijs content. Veel projecten spitsen zich daarom op de systematische opbouw van een basis hoeveelheid onderwijscontent. In het Vespucci project wordt de mogelijkheid om "any time" "any place" ook op het uitgeefproces zelf van toepassing te maken nog slecht uitgebuit. Juist wanneer men vanuit de opleidingen een intensieve samenwerking met de uitgever zou onderhouden, zou de uitgever betrokken blijven bij toekomstige ontwikkelingen van onderwijsmateriaal. Nu levert de uitgever een professioneel maar "af" product aan. We zien daarnaast een toekomst voor de uitgever die een dienst levert aan opleidingen en die kan helpen bij het flexibel aanpassen van lesstof op korte termijn. Een project dat we qua organisatie heel goed in elkaar vinden steken is het CIAO project. Heel duidelijk is dat de projectorganisatie professioneel is opgezet. Dat is te zien aan de volwassen informatievoorziening, de lage toetredingsdrempel, helderheid over kosten, baten, inzet en belangen. Het project heeft ook bescheiden ambities. Men stelt dat Internet als gegevenheid kan worden gebruikt bij het opzetten van e-learning activiteiten. Ook in Kennisnet is een dergelijke gedachte te bespeuren. De term e-learning wordt daarbij niet gebruikt. Dat zou leerlingen, docenten en ouders maar verwarren. Ze spreken eenvoudig van computers op school en in de klas. In sommige projecten zoals Belle en de Digitale Universiteit zijn de uitzonderlijke mogelijkheden van de volgende generatie Internet het voornaaste criterium. Met de volgende generatie "breedband" Internet kunnen leerlingen toegang krijgen tot videomateriaal, bijvoorbeeld opgenomen lessen, bijvoorbeeld instructiefilms, of welk onderwijskundig relevant filmmateriaal ook. Dezelfde videotechniek kan ook gebruikt worden om leerlingen met elkaar te laten overleggen of schoolklassen met elkaar. Dat is nog heel pril onderzoek omdat - meer dan bij digitaal ontsloten leesstof - op voorhand niet duidelijk is of en in welke mate een bepaalde lesopzet ook echt beklijft en het gewenste onderwijskundige effect heeft. In het TeleTop systeem wordt weer een andere benadering gekozen. Niet de technische uitersten van het nieuwe netwerk, maar meer het "gefundenes Fressen" namelijk het complementaire dat computers en computernetwerken kunnen bieden voor de klassieke docent -leerling/student interactie. In TeleTOP wordt veel meer de workflow van de les als uitgangspunt genomen: wat moet er als voorbereiding gebeuren door wie, voor wie moet het beschikbaar zijn, wanneer vindt die les plaats, wanneer de volgende etc. Een soort gezamenlijke superagenda voor docenten en studenten is het gevolg. In deze agenda worden activiteiten voor, tijdens en na het college per college-uur bijgehouden en beschikbaar gemaakt.
108
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Ook Kennisnet, initiatief van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen ademt een minder "highbrow" benadering van "content ontwikkeling". Organisatorische zaken mogen niet worden veronachtzaamd. Binnen Kennisnet hebben ze een ruime plaats. Kennisnet is van alle systemen het meest portal-georienteerd met alle voor- en nadelen van dien. Afhankelijk van wie inlogt zijn er andere diensten en toegangsmogelijkheden op de portal beschikbaar.
P R E - L E A R N
109
110
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
10 Conclusies
10.1
Wat h eb be n we ge daa n?
We hebben nu een overzicht gegeven over de stand van zaken met betrekking tot elearning. Allereerst begrepen we dat e-learning noch een panacee, noch een minderwaardig goed is. Het lijkt belangrijk om in de komende jaren op alle fronten ervaring op te doen met e-learning van heel bescheiden vormen van workflowverbetering tot veel verstrekkender vormen van computer-based instruction. We hebben vanuit verschillende gezichtspunten naar e-learning gekeken: door de onderwijskundige bril, de technische bril, de marktbril, enzovoort. Wat is er vandaag de dag ‘te koop’ als men een totaaloplossing voor e-learning wil invoeren? 10.2
E-l e a rni ng t ota a lop los s ing en
E-learning systemen zijn nog verre van perfect. Door de pogingen en ook successen van de huidige e-learning platformen is wel een nauwkeuriger beeld ontstaan van wat elearning in de praktijk kan betekenen. We kunnen moeilijk voorstellen dat één van de huidige e-learning platformen de definitieve standaard zal worden. Veeleer geloven we dat het belangrijk is brokken functionaliteit te onderscheiden die tezamen een e-learning platform uitmaken en die onderling interoperabel zijn. Naast interoperabiliteit van systemen is uitwisselbaarheid van content belangrijk. Voor een beter inzicht in dataformaten zijn we te rade gegaan bij de beschikbare auteursomgevingen. In zekere zin vormen de auteursomgevingen de eerste categorie van functionaliteit van e-learning platformen die op eigen benen kan staan. Ook hier geldt dat er geen definitieve winnaar is. Het hangt ook van het soort media af welke vorm van authoring prettig en ter zake doende is. Wat in elk geval gegarandeerd moet worden is dat de gegevensformaten open zijn. Zo ben je niet afhankelijk van de continuïteit en toekomstige beschikbaarheid van de specifieke auteursomgevingen. Om interoperabiliteit te bereiken moeten we komen tot een open architectuur voor elearning. Zonder zo'n architectuur heb je ook geen raamwerk om de systemen in te vergelijken. Architecturaal identieke systemen kunnen in theorie vergelijkbare functionaliteit leveren, maar in de praktijk kunnen de verschillen enorm zijn, doordat bijvoorbeeld voor één component veel verschillende modules voorhanden zijn. Ook kunnen zaken als gebruikersvriendelijkheid zeer verschillen, zodat het ene systeem alleen geschikt is in de handen van getrainde professional en het andere veel minder vaardigheid vraagt. Zijn de systemen werkelijk interoperabel en houden de systeemcomponenten zich aan de interface specificaties (zoals bijvoorbeeld bij de PC waarbij uitbreidingskaarten van allerlei leveranciers mogelijk zijn), dan kan je van alle componenten steeds de component kiezen die het meest past bij een specifieke gebruikersvoorkeur of een
P R E - L E A R N
111
specifieke e-learning setting. Kortom, dan is samenstellen van e-learning systemen mogelijk. Het web wijst ons de weg naar mogelijke interoperabele componenten. De voordelen van het gebruik van het web voor e-learning zijn de volgende. · Gebruik kunnen maken van infrastructuur van buiten het e-learning domein in de vorm van standaarden en voorhanden software. Dit levert enorme economy of scale besparingen op bij de ontwikkeling van software en leermateriaal, en bij de training in het gebruik van e-learning systemen. E-learning omgevingen zullen veel goedkoper of vrij beschikbaar worden. · Webbrowsers zijn zo algemeen beschikbaar dat de belofte “anytime, anywhere” reëel wordt. · Het WWW maakt het voor aanbieders veel makkelijker om een grotere klantengroep te bereiken, en voor de klanten makkelijker om aanbieders te kiezen. · Het WWW maakt het makkelijker om lerenden en coaches in een community te laten leren. Deze communities kunnen wereldwijd zijn en zelfs voor kleine niche groepen snel een kritieke massa bereiken. · Webgebaseerde e-learning lijkt goedkoper interactief en multimediaal te maken, en aan de lerende aan te passen, dan traditionele media. · Het web levert een gigantische bron van direct toegankelijke informatie die in leermateriaal kan worden gebruikt. Om deze voordelen ook inderdaad tot hun recht te laten komen is het essentieel dat er voldoende content wordt aangeboden en dat deze “plug en play” kan worden gebruikt. Hiervoor is het essentieel dat deze content op (open) standaarden wordt gebaseerd. De ADL-SCORM lijkt op het moment het verste te zijn in het bijeenbrengen en integreren van de benodigde standaarden. 10.3
Init ia ti even
We zien bij de beschouwing van een aantal praktijkproeven en praktijksituaties dat het enerzijds redelijk goed is gegaan met de algemene invoering van de computer in de scholen. Er komen nu ook meer grootschalige e-learning projecten. Deze projecten verschillen flink in uitgangspunten. Ze geven aan in welke richting de nadruk kan liggen en waar dat dan toe leidt. Ons beeld is dat de sterkste projecten juist die zijn waarbij een schaaleffect wordt bereikt door empowerment van de niet zo technisch onderlegde docent/coach en leerling/cursist. We zijn derhalve onder de indruk van de benadering van de projecten Vespucci en CIAO. Bij Vespucci is er een speciaal auteursteam vrijgemaakt om de moeilijke klus van content authoring voor zijn rekening nemen. Bij CIAO kiest men ervoor om de reeds aanwezige content en services op het World Wide Web als uitgangspunt te nemen en deze met eenvoudige ingrepen te didactiseren. Beide benaderingen zijn reële opties en beide zijn afhankelijk van beschikbare budgetten en geldende ambities. In de toekomst verwachten we dan ook dat e-learning zal zijn ingebed in een waaier van contexten en toepassingen en dat zowel het high-end als het low-end zullen profiteren van interoperabiliteit, content- en dienstenaanbod en gebruikersvriendelijkheid door de hele voortbrengingsketen van lesmateriaal.
112
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Uiteraard zijn er interessante ontwikkelingen op het gebied van open standaarden onder invloed van het web. De belangrijkste invloed is echter van het EU-project Ariadne en het IMS-project in de Verenigde Staten, die tezamen aansturen op de IEEE-standaard voor onderwijskundige metadata LOM. Deze gaat dus een stap verder dan de pure databeschrijving en richt zich op terugvindbaarheid enerzijds en didactische annotatie anderzijds. 10.4
Be la ng ri jk e onop ge los t e p ro bl em en
·
Het op de juiste manier beheren van auteursrechten en de bijbehorende afrekening van content. Dit lijkt een belangrijk obstakel te zijn voor uitgevers om op grote schaal in deze technologie te springen.
·
Hoe kan multimediacontent op een didactisch zinnige manier worden vorm gegeven? Technologie kan hier wel helpen, maar er kan nog wel een generatie overheen gaan voor er echt voldoende is geëxperimenteerd en dit is uitgekristaliseerd.
10.5
Kan s en Tel em ati c a Ins tit uut
De onderwijsmarkt is groot en zeer complex met veel spelers. Alle initiatieven van het Telematica Instituut zullen gemarginaliseerd worden in de grote brij van elearningplatformen en accesstechnologieën, tenzij de initiatieven aansluiten bij een groot, nationaal programma. Met het gereedkomen van het Digitale Universiteit consortium is de rol van initiatiefnemer voor het Telematica Instituut passé. Wel kan het Telematica Instituut zich opwerpen als projectuitvoerder van verschillende projecten in het kader van de Digitale Universiteit. Dit moet geenszins opgevat worden als een verloren slag voor het TI. Het TI zou een belangrijke rol kunnen spelen bij het bereiken van synergie tussen het GigaPortApplicaties programma, SURFnet 5 en de Digitale Universiteit, en bij het uitvoeren van deelonderzoeken. Grote winst is daarbij dat financiering door de gemeenschappelijke regeling van universiteiten en hogescholen een kader heeft gekregen. Het Telematica Instituut moet in staat worden geacht om in korte tijd een van de meest vooruitstrevende auteurs- en leeromgevingen voor op SCORM gebaseerde leercontent te produceren, door ·
gebruik te maken van een uitgebreid op standaarden gebaseerd webmanagement-, auteurs- en content managementsysteem, zoals ZOPE;
·
dit te koppelen aan de op standaarden gebaseerde videoproductie en -distributie en zoeksystemen gebaseerd op VIP;
·
dit te koppelen aan basale of geavanceerde CSCW-systemen, zoals CoCoware;
·
dit te koppelen aan een rights-management en ABP-systeem
Nuttige add-ons zijn: · Een Content Distibutie Netwerk voor efficiënte distributie van multimedia content · Een mobiele interface
P R E - L E A R N
113
· Een koppeling naar een ASP-platform of meer algemeen een koppeling naar een platform voor het aanbieden van gedistribueerde webservices. Het is essentieel dat we dit leerplatform als open source beschikbaar maken. Het is aan te bevelen het ook als zodanig te ontwikkelen (i.e. met inbreng van buiten). Met name onze expertise op videogebied geeft ons dan een breekijzer om ons ernstig met standaardisatie te bemoeien. 10.5.1 Voo rd e le n voo r de Ne d e rl and s e s am enl evin g
Een dergelijk vrij beschikbaar geavanceerd platform zal onmiddellijk gebruikt kunnen worden in het onderwijs, van het basisonderwijs tot aan de universiteit, en is ook zeer geschikt in een bedrijfssetting. Het nut staat of valt met de aanbod van content, en dat staat of valt weer met een uitgebreide verspreiding van een platform. Nederlandse uitgevers krijgen een voorsprong in de ontwikkeling van content. Omdat het platform van een onafhankelijke partij komt, en bovendien vrij beschikbaar is, scheppen we de voorwaarden voor samenwerking tussen uitgevers op dit gebied. 10.5.2 Voo rd e le n voo r het Tel em at ic a In st ituut
Het project integreert de verschillende groepen, waarmee we onze zichtbaarheid sterk kunnen vergroten. Uitgevers zouden aan het project mee kunnen doen en daarmee in een vroeg stadium hun wensen kenbaar kunnen maken. We zouden ook een project kunnen starten met een bedrijfsopleider. Daarnaast zou het een aantal consultancyopdrachten kunnen opleveren. 10.6
Sl otwoord
Na deze blik in de fundamenten, de gereedschappen, de producten, de gedachten ten aanzien van systemen, standaarden en architecturen voor e-learning, is het goed bij de lespraktijk stil te staan. In de praktijk zal e-learning altijd wel een kwestie van samenwerking zijn tussen betrokkenen met verschillende specialismen. Elk deelspecialisme kan in principe worden uitbesteed. Schaaleffecten kunnen het zinvol maken om als superspecialist bepaalde taken naar je toe te trekken, waar anderen dan van ontslagen worden. Het begrip e-learning is ons inziens veel uitgebreider dan alleen de systemen die zich thans e-learning platform noemen. Of men nu leert van cursussen, opleidingen of van interne kennisuitwisseling, men heeft steeds de mogelijkheid dit in meer of mindere mate elektronisch te doen. Als je elektronisch wilt leren in cursussen, opleidingen of kennismanagement kan dat op verschillende niveaus. Of je doet alleen de administratie elektronisch, of je biedt een deel van het lesmateriaal elektronisch aan, of je verleent elektronisch toegang tot de les, of je doet alles elektronisch, zonder enig fysieke interactie. De meeste elektronische leeromgevingen focussen op het aanbieden van elektronisch lesmateriaal en enige elementen van het toetsen. Leren op afstand zien we nog niet veel gebeuren. Dit kan veranderen door de toenemende beschikbaarheid en mogelijkheden die netwerken bieden. Cisco’s e-learning aanpak met online instructievideo's is daarvan een mooi voorbeeld.
114
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Elektronisch leren ontstaat geleidelijk. Het is niet de unieke vinding van een bedrijf of uitvinder, het is veeleer de logische gebruikmaking van elektronische communicatie voor tal van lesondersteunende en lesbepalende elementen. Bijvoorbeeld als bedrijven hun prikbord vervangen door een elektronische variant (die op elk werknemersscherm 's ochtends in beeld komt), als ze een documentserver invoeren, als werknemers zelf een website krijgen. Het zal werken, maar of medewerkers en studenten hier ook de voorkeur aan zullen geven, zal nog moeten blijken. De combinatie van deels elektronisch leren met elementen van het klassieke contactonderwijs lijkt voor veel cursussen en opleidingen toch te prefereren.
P R E - L E A R N
115
116
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Gebruikte afkortingen
ABP
Accounting Billing & Paying
ADSL
Asymmetric Digital Subscriber Line
ADL
Advanced Distributed Learning (e-learning initiatief van DoD)
AICC
Aviation Industry CBT Committee
API
Application Programming Interface
ASP
Application Service Provision
ASP
Active Server Pages
AV
AudioVisueel
CBT
Computer Based Training
CD-ROM
Compact Disk – Read-Only Memory
CITO
Centraal Instituut voor ToetsOntwikkeling
CMI
Computer Managed Instruction
CSCW
Computer Supported Collaborative Work
CSF
Content Structured Format (in de SCORM architectuur)
COM
Software Componenten model van Microsoft
CORBA
Open software componenten model.
DoD
Department of Defense (VS)
DHTML
Dynamic HyperText Mark-up Language
EML
Educational Modelling Language
GPRS
General Packet Radio Service
GSM
Global System for Mobile Communication
HTML
HyperText Mark-up Language
ICT
Informatie en Communicatie Technologie
P R E - L E A R N
117
118
IEEE
Institute for Electrical and Electronics Engineers (belangrijk standaardisatie forum).
IEEE LOM
IEEE Learning Objects and Metadata (educatieve metadata standaard)
IEEE LTSC
IEEE Learning Technology Standards Comitttee
IMS
IMS (belangrijk standaardisatie forum op e-learning gebied)
ISDN
Integrated Service Digital Network (digitale telefonie over telefoon kabel aansluiting)
LAN
Local Area Network
LDAP
Lightweight Directory Access Protocol
LMS
Leer Management Systeem
LTSA
Learning Technology Systems Architecture
MAN
Metropolean Area Network
MPEG
Motion Picture Expert Group
PC
Personal Computer
PDA
Personal Digital Assistant
ROC
Regionaal Opleidings Centrum
SCO
Shareable Content Object
SCORM
Shareable Content Object Reference Model
SLO
Instituut voor Leerplan Ontwikkeling (voorheen Stichting LeerplanOntwikkeling)
SMIL
Synchronized Multimedia Integration Language
SOAP
Simple Object Access Protocol
OSTP
Office of Science and Technology Policy
UMTS
Universal Mobile Telecommunications System
VIP
Video over IP project
VPN
Virtual Private Network
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
WAN
Wide Area Network
WAP
Wireless Application Protocol
WWW
World Wide Web
XML
eXtensible Markup Language
ZOPE
ZOPE : een uitgebreid vrij vervoegbaar systeem voor content management en presentatie op het web.
P R E - L E A R N
119
120
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Referenties
Alessi, S. M. & Trollip, S. R. (2001). Multimedia for learning; methods and development (3e editie). Massachusetts: Allyn & Bacon Droste, J. (2000). Advies keuze teleleerplatform 2000. Utrecht: Stichting SURF. Duffy, T. & Cunningham, D.J. (1996). Constructivism: Implications for the design and delivery of instruction. In D. H. Jonassen, Handbook for Educational Communications and Technology (pp. 170-198). New York: Simon & Schuster. Jonassen, D., Campbell, J., & Davidson, M. (1994). Learning with media: Restructuring the debate. Educational Technology Research and Development, 42 (2), 31-39. Jonassen, D. H. & Reeves, T.C. (1996). Learning with technology: Using computers as cognitive tools. In D. H. Jonassen, Handbook for Educational Communications and Technology (pp. 46-73). New York: Simon & Schuster. Kulik, C-L, C. & Kulik, J.A. (1986). Effectiveness of computer-based education in colleges. AEDS Journal. 19, 81-108. Kulik, C-L, C. & Kulik, J.A. (1991). Effectiveness of computer-based instruction: An updated analysis. Computers in Human Behavior, 7(1&2), 75-94. Liao, Y. C. (1998). Effects of hypermedia versus traditional instruction on students’ achievements: A meta-analysis. Journal of Research on Computing in Education, 30, 341-359. Nijland, R. (2000). Onderwijs overal; lang leve het Internet? Technieuws: TN2000-05, http://www.technieuws.org/cgi-twa/twa.pl/SanMateo/1330.html Saljö, R. (1996). Mental and physical artifacts in cognitive practices. In P. Reimann, & H. Spada, Learning in humans and machines: Towards an interdisciplinary learning science (pp. 83096). New York: Pergamon Press. Salomon, G., & Perkins, D. N. (1996). Learning in wonderland: What do computers really offer education? In S. T. Kerr (Ed.) Technology and the future of schooling. 95th Yearbook of the National Society for the study of Education, Part II. Chicago: The University of Chicago Press. Taylor, R.P. (1980). The computer in the school: tutor, tool, tutee. New York: Teachers College Press
P R E - L E A R N
121
122
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Appendix: WWW-bronnen over e-learning
A l g em e en
http://www.cio.com/forums/elearning/ E-learning research center, incl. tijdschrift http://e-learning.start4all.com/ Dochtersite over e-learning van startpagina.nl met o.a. links naar gerelateerde startpagina's betreffende HRM of kennismanagement, e-learning nieuws en e-learning platforms. http://www.e-learningnet.nl/startpagina/startpagina.htm Dit is de startpagina van E-learningnet. E-learningnet is een initiatief van Assist. Op elearningnet vindt u cursussen die u online, via het Internet, kunt volgen. http://www.imsproject.org/aboutims.html The growth of the Internet and the World Wide Web is transforming teaching and learning at all levels of education, in the workplace, and at home. IMS Global Learning Consortium, Inc. (IMS) is developing and promoting open specifications for facilitating online distributed learning activities such as locating and using educational content, tracking learner progress, reporting learner performance, and exchanging student records between administrative systems. [zie ook Standaarden] http://edutool.com/ Edutool develops products, services, and technology for learning technology systems, also known as: computer-based training, distance learning, intelligent tutoring systems, computer assisted instruction. (uitgebreide documentatie) www.kennisnet.nl of http://kringen.kennisnet.nl Uitgebreide onderwijsportal voor lager en middelbaar onderwijs voor zowel leerling, docent, manager als ouder. De veelzijdige content bestaat o.a. uit educatief materiaal voor leerling, lesmateriaal voor docent (incl. toetsen), beleidsinfo voor manager en onderwijsinfo voor ouder. www.telewijs.nl (de onderwijssite van KPN Telecom) Docenten en leerlingen kunnen elkaar elektronisch huiswerk toezenden. Docenten overleggen onderling en wisselen lesideeën uit, terwijl ook leerlingen op afstand met elkaar communiceren. Verder stelt ICT docenten en leerlingen in staat om actuele
P R E - L E A R N
123
informatie te raadplegen. Zo kun je online lesmateriaal en lesprogramma's bekijken en downloaden. Bijvoorbeeld via een teleleerplatform. www.goden.nl/index.html (discussie) Deze site heeft tot doel onvrede m.b.t. het huidige onderwijs(beleid) te verzamelen, en zo een aanzet te geven, initiatief te nemen tot de vorming van een nieuw schoolsysteem, dat naar verhouding "vrij" is van ingebouwde generatieve gebreken, en open staat voor aanpassing aan de nieuwste inzichten http://www.edusite.nl/ De EduSite biedt informatie over ICT en hoger onderwijs met nieuws, een actuele agenda, informatie over ICT-projecten, publicaties en nog veel meer. De EduSite is ontwikkeld in opdracht van SURF Nederland. Een subsite hiervan met het thema elearning is http://www.edusite.nl/index.php3?subsite=CINOP http://www.cinop.nl/public/ CINOP is een organisatie met een rijke ervaring in advisering over leren en opleiden. CINOP voert opdrachten uit voor de opleidingswereld, de overheid en het bedrijfsleven. CINOP heeft experts in dienst op gebieden als e-learning, productie van multimediale leermiddelen, monitoring van leerprocessen en resultaten, competentiegericht opleiden, beoordelen van competenties, opleiden op maat, onderwijskundig management en de implementatie van opleidingen. Deze unieke combinatie van expertise maakt CINOP tot een partner die met u kan meedenken over de oplossing van uw vragen. http://onderwijs.pagina.nl (startpagina voor onderwijs) Overzicht van links naar websites gerelateerd aan onderwijs. http://www.e-linq.nl/flash/index-flash.htm E-linQ is een jong projectbureau met als doel het bieden van oplossingen bij acceptatie en implementatie van ICT in het onderwijs als motor voor onderwijsinnovatie. http://online.kennis.org/nl/links.htm Klein overzicht van onderwijsinstellingen die bezig zijn met digitale projecten. http://www.masie.com/ Portaal van e-learning met conferenties, nieuws en achtergrondinformatie. Over he id
http://www.onderwijsinspectie.nl De missie van de Inspectie van het Onderwijs: Het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van het onderwijs in Nederlandse onderwijsinstellingen op basis van een gedegen kennis van de scholen en instellingen. Het belangrijkste middel om deze missie
124
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
te realiseren is het regelmatig uitvoeren van systematische onderzoeken onder scholen en instellingen. De inspectie rapporteert hierover zowel aan de betrokken scholen en instellingen als aan de bewindslieden en het parlement. www.ictonderwijs.nl (OC&W,dir.ICT) Op 29 april 1999 heeft minister Hermans de notitie 'Onderwijs Online; verbindingen naar de toekomst' gepresenteerd. 'Onderwijs Online' is een uitwerking van de beleidsbrief over ICT in het onderwijs, die de minister in februari 1999 de Tweede Kamer aanbood. Minister Hermans kiest bij de verdere invoering van ICT in het onderwijs voor een bestuurlijke aanpak met eigen verantwoordelijkheid van scholen en ruimte voor eigen beleid. In 'Onderwijs Online' wordt beschreven hoeveel geld de scholen en instellingen hiervoor in de komende jaren ontvangen. De overheid formuleert de algemene doelen voor ICT en zorgt voor goede voorwaarden en informatie. Op zeer korte termijn stuurt de minister aan de besturen van alle scholen en instellingen een brief waarin zij persoonlijk ingelicht worden over het nieuwe beleid en de directe gevolgen voor de school of de instelling. Op deze site vindt u meer informatie over de plannen van de overheid met betrekking tot ICT in het onderwijs. De vier hoofdlijnen: deskundigheidsbevordering, methoden, beheer en kennisnet worden uitgebreid beschreven. Ook kunt u nagaan hoeveel geld scholen en instellingen ontvangen. Het uitwerkingsplan onderwijs online: verbindingen naar de toekomst kunt u hier downloaden. Uitwerkingsplan online lezen Ook de beleidsbrief die in februari naar de Tweede Kamer is gestuurd kunt u hier downloaden. http://www.minocw.nl/ (ministerie van OCW) Bij websites OCW een overzichtelijke lijst met alle OCW sites. www.migratie.nl Met de website Migratie: altijd en overal kunnen studenten van lerarenopleidingen geschiedenis (en andere vakken) zelfstandig een onderzoek doen met informatie- en communicatietechnologie (ICT). Docenten kunnen dit op diverse plaatsen in het onderwijsprogramma integreren. De website is ook bruikbaar in het voortgezet onderwijs. Aankomende leraren kunnen leren hoe ze dit in stage en werk kunnen aanpakken. Ba si s- /voo rtg ezet ond e rwij s
http://www.jacobus.nl/projecten/School2000/ Dit jaar is het Jacobus College gestart met het project " School 2000". "School 2000" is een zeer ambitieus project. Het slaat een weg in naar de toekomst, en wel zodanig dat het niet alleen de interesse van het ministerie heeft gewekt, maar ook een forse financiële bijdrage in de vorm van een subsidie heeft gekregen. Datzelfde geldt voor het KPC (Katholiek Pedagogisch Centrum). Ook wordt samengewerkt met het SLO en de Universiteit Twente. http://www.edu.amsterdam.nl
P R E - L E A R N
125
E-learnproject voor scholen in Amsterdam. http://www.muis.org/ (Stichting Muis) Website under construction. www.netwijs.nl/zoek (zoekmachine voor basisonderwijs) Hoi jongens en meisjes, welkom op dé zoekmachine voor kinderen. In de zoekmachine staan honderden links naar websites die speciaal voor jullie zijn gemaakt. www.basisschoolplein.nl (sponsor: ING) Soort startpagina voor leerlingen met informatie over ING spaarrekeningen. www.digischool.nl Hippe en uitgebreide website voor basisschool en voortgezet onderwijs. http://www.ictopschool.net/ De minister van OC&W heeft een voorstel ingediend om de stichting 'ICT op school' op te richten. Deze stichting zal het gebruik van ICT in het primair en voortgezet onderwijs gaan stimuleren. De stichting wil het gebruik van ICT in het onderwijs bevorderen met behulp van regionale samenwerkingsvormen. Daarnaast wil de stichting opgedane kennis bundelen en toegankelijk maken. De stichting 'ICT op school' gaat mogelijk zomer 2001 al van start en krijgt in elk geval tot 2004 subsidie van het Ministerie van OC en W. Hog er on de rwij s/ unive r s ite it
http://www.ou.nl/info-alg-consortium/ De Digitale Universiteit wil het toonaangevende centrum in Nederland worden voor het ontwikkelen en exploiteren van hoger onderwijs in een elektronische leeromgeving en voor het implementeren van innovaties in het hoger onderwijs. De Digitale Universiteit richt zich in de ‘business-to-business’ markt op zowel instellingen van hoger onderwijs (binnen én buiten het consortium) als bedrijven. Aan dit consortium wordt deelgenomen door: Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit, Universiteit Twente, Open Universiteit Nederland, Fontys Hogescholen, Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool van Utrecht, Ichthus Hogeschool en Saxion Hogescholen. http://www.ou.nl/info-alg-innovatienieuws/ Dit is de site van het tijdschrift OnderwijsInnovatie (OI). OI is bedoeld om ervaringen uit te wisselen over vernieuwingen in het hoger onderwijs. In OI worden onderwerpen behandeld die te maken hebben met innovaties in het gehele hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. Voorbeeld artikelen zijn: “Het ontwikkelen van een elektronische leeromgeving”, “Elektronische leeromgevingen en het 'nieuwe leren'”, “Elearning, symptoom van een nieuwe realiteit”, etc. http://www.oc.utwente.nl/ict/ (Onderwijskundig Centrum UT)
126
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Projecten ICT en onderwijs van de Universiteit Twente. http://www.vespucci.nl/vespucci_asp/default4.htm Amerigo Vespucci zette ‘de Nieuwe Wereld’ als eerste op de wereldkaart, onder de naam ‘Terra America’. Zo’n vijfhonderd jaar later begon Wolters-Noordhoff, samen met Fontys hogescholen aan een grensverleggend project: Vespucci, de nieuwe wereld van hoger leren. Zij stapten niet alleen in dit avontuur, maar werkten nauw samen met andere hogescholen. Waar de avonturiers vijf eeuwen geleden nog geen idee hadden waar ze terecht zouden komen, is met Vespucci doelmatig koers gezet naar het ontwikkelen van nieuwe leermiddelen voor het hoger beroepsonderwijs. Integrale aanpak en opleidingsgericht maatwerk vormen hierbij het uitgangspunt. http://ocm.kennis.org/ Actuele website over Onderwijs en ICT met slideshows, videofragments e.d. van mensen uit de onderwijswereld. Voornamelijk contactinformatie. http://www.science.uva.nl/research/amstel/ (Amstelinstituut) Het AMSTEL Instituut is gespecialiseerd in onderzoek en ontwikkeling van ICTtoepassingen in het onderwijs. De staf van ongeveer 35 mensen vormt een team dat veel disciplines bestrijkt en bestaat uit experts op het gebied van hard- en software, onderwijsdeskundigen, mensen die nascholing verzorgen en onderzoekers. De projecten waar AMSTEL bij betrokken is, geven een goed beeld van de reikwijdte van het instituut: van basisschool tot universiteit, van wiskunde (computeralgebra, grafentheorie, logica), scheikunde (micro-schaal-laboratorium) tot techniek (besturing, robotisering). Het AMSTEL Instituut is gevestigd in een nieuw gebouw in het Science Park Watergraafsmeer te Amsterdam. In deze high-tech omgeving zijn onder meer faciliteiten voor High Performance Computing and Virtual Reality te vinden. http://www.netuni.nl/tnu/netscape.html (Network University) TNU is a centre for collaborative learning. It's a network of universities and outside experts. TNU is rooted in the University of Amsterdam, The Netherlands. It offers innovative courses online, addressing the learning needs of a worldwide audience of professionals and students. http://www.ciho.nl/ (Consortium Innovatie Hoger Onderwijs) Verzameling van projecten en consortia bij elkaar waaronder het project: Virtuele Nederlandse Universiteit. Verrijking van het onderwijsaanbod door telematicanetwerking binnen het Nederlands taalgebied (wellicht een goede partner). www.onderwijsinnovatie.nl Een virtuele beurs voor leren in de netwerksamenleving http://www.europace.be/
P R E - L E A R N
127
EuroPACE is a trans-European network of universities and their partners in education and training, i.e. private enterprises, regional and professional organisations and public authorities. Approximately 60 member organisations (45 of them universities) participate in this network throughout Europe. http://www.jonesknowledge.com/ Amerikaanse e-learning company voor de highschool van Florida. http://www.k12.com/home.html Welcome to K12 , a complete Internet-based elementary and secondary school being developed by William J. Bennett and an experienced team of learning and technology experts who share a passion for education and a belief that a challenging, enriching education should be readily available to all children. K12 was formed with the support of Knowledge Universe Learning Group, one of the nation's leading education companies. Be ro ep s-/vo lwas s en enon de rwij s
http://www.eLearning.nl/ Welkom bij e-Learning.nl, de portal met alle relevante informatie over e-learning. Op deze site vindt u: §
Het laatste nieuws over e-learning;
§
Wat e-learning kan betekenen voor u en uw organisatie;
§
Oplossingen voor bedrijfsprocessen;
§
Een objectief overzicht van de marktspelers uit de e-learning industrie;
§
De belangrijkste evenementen rond e-learning in de agenda;
§
Frequently Asked Questions van uw collegae;
§
Links naar relevante e-learning websites.
het
integreren
van
e-learning
binnen
bestaande
http://www.eLearnmag.org/index.cfm eLearn magazine is published by ACM, a not-for-profit educational association serving those who work, teach, and learn in the various computing-related fields. www.bvenet.nl BVEnet is een internetproject en -adviesorganisatie, gericht op het stimuleren en toepassen van internettechnologie in het bve-onderwijs. De BVEnet-site is een informatiebron en ontmoetingsplaats voor docenten en managers uit het bve-onderwijs.
128
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
http://www.cosawards.nl COS (een ICT-onderwijsblad) http://www.e-learningplaza.nl Een website die tot eind april op het internet blijft en bedoeld is voor mensen die geïnteresseerd zijn in E-learning. Informatie over de stand van zaken omtrent E-learning, een artikelendatabase (!), E-learning kennis test, stembus, mogelijke participanten, discussiegroep en een overzicht van evenementen. http://www.digitalthink.com DigitalThink is focused on helping organizations use learning to get the business results that they want - and need. Global 2000 companies like Sun Microsystems, KPMG Consulting, Adobe Systems, Aspect Communications, and iPlanet are among more than 350 smart companies that can testify to the bottom line benefits that DigitalThink elearning solutions have brought them. http://www.cisco.com/warp/public/10/wwtraining/elearning/ Uitgebreide e-learnsite van Cisco systems. http://www.activeeducation.com/ ActiveEducation creates dynamic e-learning courses and GuideBooks that teach ebusiness technologies and desktop applications. Our products consistently receive toprated reviews. http://www.epathlearning.com/ ePath Learning, Inc. is dedicated to developing and offering the most advanced, yet easy to use web-based tools and services that enable subject matter experts and training professionals to build, deliver and manage eLearning solutions for their employees, customers and partners worldwide. Our products and services are portable, scalable and standards-based. They enable our customers to build web-based training courses, tests, surveys, performance support systems and their own online universities more easily and quickly than with any other product and service offering sold. We will continuously improve our systems for teaching and learning to enable our customers and empower their enterprises. [maakt ook eindproducten] http://www.siennax.nl/products/learning_cnt.html#info Om tezamen met collega's de gestelde doelen te bereiken, maar ook om ruimte aan persoonlijke ontwikkeling te geven, is het meer dan ooit van belang dat medewerkers op snelle en efficiënte wijze de juiste kennis bezitten. Siennax zorgt er daarom voor dat bedrijven en instellingen over een eigen Virtuele Bedrijfsacademie kunnen beschikken, toegankelijk via het Internet.
P R E - L E A R N
129
[maakt ook eindproducten] http://www.teststation.nl/elearning/index.html Enlight TestStation is voor vele grote organisaties en bedrijven de partner op het gebied van E-Learning en E-Testing. Ons LMS maakt het mogelijk om tegelijk o.a. functieprofielen en competentie profielen te beheren. Wij gebruiken daarbij het T3C concept. De kennislacunes worden effectief en objectief gemeten door Enlight TestStation. De resultaten van tests worden direct in de LMS opgenomen. Het inzicht dat u verkrijgt door te testen stelt organisaties in staat om training en opleiding een stuk efficiënter te laten plaatsvinden. [maakt ook eindproducten] http://www.elearningshowcase.com As the e-Learning industry continues to grow, there are thousands of possible solutions to the e-learning puzzle. This puzzle becomes even more confusing as more and more vendors include their versions of e-Learning solutions. The e-Learning Industry Showcase was created to "show" you how these e-Learning solutions can work together. As you see e-Learning in action, the e-Learning puzzle will become clear. We have the answers. We have the proof. Experience effortless e-Learning. Deze site bevat links naar ca. 100 partners. http://www.AskMeCorp.com Knowledge Sharing solutions for corporations and large organisations. www.spcgroup.nl/ Commercieel advies op het gebied ontwikkeling en implementatie van educatieve software. http://www.heineken-university.com/welcome.phtml Voorbeeld van een scholings-site binnen een bedrijf. Onde rzo e k
www.ictmonitor.nl (OCTO) ICT-monitor is een systeem van periodieke gegevensverzameling voor het in kaart brengen van de ontwikkelingen op het gebied van ICT in het onderwijs. Dit systeem is ontwikkeld door het OnderzoekCentrum Toegepaste Onderwijskunde van de Universiteit Twente. http://ariadne.unil.ch/ (internationaal) http://projects.edte.utwente.nl/proo/begin.htm
130
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
(PROO, Programmeringsstudie Onderwijstechnologisch Onderzoek (afgelopen)) http://www.sitesm2.org/ (Second Information Technology in Education Study) Onde r st eun ing/ adv ies
www.svm.nl (School voor Morgen, Den Bosch) www.slo.nl (Instituut voor Leerplanontwikkeling, Enschede) www.aps.nl (Instituut voor onderwijsverbetering (nieuwe naam?)) www.stepnet.nl www.senter.nl (Subsidieadviseur) http://www.lantaarn.demon.nl/medemens/links.htm (De Lantaarn, advies voor school en ouders) www.basisnet.nl www.webschool.nl http://www.owg.nl/ (Onderwijswerkgroep) Edu c ati eve u itg eve ri je n
www.wolters.nl (Wolters Noordhoff) http://www.meulenhoff-ed.nl/corporate/home.asp (Meulenhof Educatief) www.malmberg.nl (Malmberg, Den Bosch) http://www.nijghversluys.nl/welkom/index.html (Nijgh Versluys) www.samsom.nl (Samsom) www.smd-edu.nl (SMD Educatieve uitgevers) www.thieme.nl (Thieme, Zutphen) www.zwijsen.nl (Zwijsen) www.epn.nl (EPN) Edu c ati eve softwa re
Eindproducten en firma’s die eindproducten leveren
P R E - L E A R N
131
http://www.keinet.nl Consortium KEI (Kwaliteit in Educatie en Informatietechnologie): http://www.newlearning.nl en http://www.diskcomm.nl New Learning (multimediaal onderwijsmateriaal) ontwikkeld door Diskcomm. http://www.courseware.nl/Cover.htm Your independent learning component source www.okido-software.com www.niam-tms.nl (zie ook EasyGenerator) http://www.halloween.nl/ouders/start.html http://www.drp.nl/catindex.htm (Uitgeverij De Rode Planeet, software catalogus) http://neon.chem.ox.ac.uk/vrchemistry/ (Virtual Chemistry) www.thinkquest.nl (prijsvraag) http://eduweb.fss.uu.nl/clu/ (Centrum Leermiddelen Utrecht) http://www.klascement.net/ware/index.htm http://www.ites.ima.nl/ (databank) Le er- /on twik ke lom gevi ng en
Onder Beroeps-/volwassenenonderwijs staan ook relevante links. www.teleleerplatforms.nl (Cinop en BVE-net) BVEnet en Cinop hebben de handen ineengeslagen om het BVE-veld zo goed mogelijk te kunnen ondersteunen bij de keuze van een teleleerplatform. Het resultaat van deze samenwerking is in eerste instantie deze site, waarop bestaande informatie (productinformatie, vergelijkend onderzoek) over teleleerplatforms is gebundeld en gekoppeld aan gebruikerswensen en -ervaringen. http://www.c2t2.ca/landonline/ Online educational delivery applications, a web tool for comparative analysis (van veel gebruikte tools in Canada). Vergelijken op: technische specificaties, instructional design values, tools and features, ease of use and accessibility, potential for collaboration, IMS metadata compliance. Pakketten die geëvalueerd zijn, zijn: CourseInfo, Topclass, Web Course in a Box, Virtual-U, Web Knowledge Forum, WebCT en Lotus Learning Space. www.learningcircuits.org/2001/jan2001/hall.html
132
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Samenvatting van “Learning Management Systems 2001: How to choose the right system for your organisation” (met lijst van circa 80 LMS’sen). www.brandon-hall.com/ Since 1993, we have provided independent, objective information about using technology for learning to help you make the right decisions for your organization. We keep you well-informed on trends, best practices, tools and vendors, without bias. www.learnring.com www.eclass.nl www.blackboard.com Ontwikkelaar Blackboard leerplatform. In gebruik op Kennisnet. www.teletop.nl Ontwikkeling en onderzoek Teletop leerplatform. www.saba.nl Ontwikkelaar Saba leerplatform. www.lotus.com/home.nsf/wlecome.learnspace Ontwikkeling en marketing Lotus Learning Space, het e-learning platform van IBM. www.uol.com Informatie over het leerplatform Virtual Campus. www.virtual-u.cs.sfu.ca/vuweb/VUEnglish Informatie over het leerplatform Virtual U. www.profes-e.nl Ontwikkelaar leerplatform, lid spc-group. www.holomediasystems.nl Ontwikkelaar leerplatform HOLO-E, IMS compliant. http://www.koepel.nl/ Het leerlingvolgsysteem volgt de ontwikkeling van de kennis én de vaardigheden van een student. Het registreert ook aan welke eindtermen de student heeft voldaan en met welk gemiddeld resultaat. De gegevens waarmee dit volgsysteem werkt, worden verkregen uit
P R E - L E A R N
133
de digitale handelingen die een student verricht om een case op te lossen, de toetsresultaten en de informatie die andere studenten en docenten over hem aandragen. www.docent.com Informatie over het leerplatform Docent. In Nederland gehost door KPN. onder de naam ilearn 4 more. http://www.ilearn4more.com/ Ilearn4more van KPN is een ASP-dienst die een on-line leeromgeving via internet toegankelijk maakt. Er wordt een uitgebreid aanbod van didactische functies geboden waaronder informatieontsluiting, begeleiding, toetsing en communicatie. Het pakket Docent enterprise vormt de kern van deze omgeving. http://www.click2learn.com/ Developer of e-learning platform Ingenium and provider of people, products (a.o. Toolbook), and services to enable organizations to create, deliver, and manage eLearning. http://www.webct.com/ Developer e-learning platform WebCT. WebCT offers a wide range of products and services to meet the needs of your institution. Whether your institution is just getting started with WebCT or scaling up your online teaching and learning efforts, we can help you find a solution to meet your needs. http://www.easygenerator.nl/NL/default.htm Door de hedendaagse bedrijfsvoering bestaat er een constante behoefte aan opleidingsprogramma's voor werknemers op verschillende locaties, verspreid over de wereld. Steeds meer bedrijven zoeken naar mogelijkheden die E-Learning te bieden heeft. EasyGenerator® biedt u de mogelijkheid deze doelen te bereiken en een betere marktpositie te verwerven. http://www.mcli.dist.maricopa.edu/authoring/ This site is a resource collection of pointers to Internet sites for those that develop or "author" multimedia. De links hebben overwegend met e-learning te maken, omdat the Maricopa Center for Learning and Instruction (mcli) een platform voor – voornamelijk Amerikaanse – colleges is. In de root directory staan veel algemene onderwijslinks. http://www.w3.org/TR/smil20/ Dit document specificeert versie 2.0 van Synchronized Multimedia Integration Language (SMIL)
134
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T
Edu c ati eve d at a
http://www.thegateway.org/welcome.html The Gateway to Educational Materials is a Consortium effort to provide educators with quick and easy access to thousands of educational resources found on various federal, state, university, non-profit, and commercial Internet sites. Teachers, parents, administrators can search or browse The Gateway and find thousands of high quality educational materials, including lesson plans, activities, and projects from over 200 GEM Consortium member sites. St and a ar den
http://www.aicc.org/
Richtlijnen en aanbevelingen van de Aviation Industry CBT Committee. Kanttekeningen bij de zogenaamde “compliance” door e-learningproducenten staan onder http://www.aicc.org/pages/primer.html http://www.imsproject.org/ IMS is a global consortium with members from educational, commercial, and government organizations. Key goals: 1) defining the technical specifications for interoperability of applications and services in distributed learning and 2) supporting the incorporation of the IMS specifications into products and services worldwide. [zie ook Algemeen] http://ltsc.ieee.org/doc/wg12/ Het Learning Technology Standards Committee van IEEE ontwikkelt een metadatastandaard speciaal voor het onderwijs: Learning Object Metadata (LOM). Deze standaard omvat de Dublin Core-metadatastandaard. http://dublincore.org/ algemene metadatastandaard voor bibliografische gegevens http://www.learningcircuits.org/nov2000/standards.html Tom Barron: “Standards: The Vision and the Hype” Dit artikel relativeert het momentele belang van standaarden, waarbij “standaarden” zowel standaarden voor technische interoperabiliteit als voor inhoudelijke metadata omvat. Int er nat ion a al
http://www.scoilnet.ie/Index.html (Het ‘Kennisnet’ van Ierland)
P R E - L E A R N
135
http://www.bbc.co.uk/education/home/ (BBC-education) http://www.cilt.ltc.vanderbilt.edu/ (Vanderbilt University) http://www.digilife.be/schoolnet/ (Schoolnet, België) http://www.netera.ca/belle/ BELLE is a project to offer a searchable database of multimedia content (interactive and virtual environments, data sets, video, images, audio, text and applications) for use by adult learners and educators across the country. Learners will have access, for the first time, to a well-structured common portal offering peer-reviewed stores of data-intensive content, which can be searched and delivered into prototype learning environments connected to Canada’s national and regional advanced Internets. Using bandwidth to increase quality of service, BELLE will implement and test a conceptual architecture for tagging learning objects and making them available via a national broadband test bed for multimedia serving. http://www.proacte.com/ PROACTe is a service to communicate work funded by the European Union under the Education Area of the Information Society (IST) Programme. Communication is the key to PROACTe, and we will encourage dialogue between projects and others in the field of educational technologies. Here you can find out what EU projects in educational technologies are doing, discover resources and news on education and training using IT in Europe, and discuss the opportunities and challenges in this fast-developing area.
136
T E L E M A T I C A
I N S T I T U U T