1 september 2011
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
Gemeente Venray Postbus 500 5800 AM Venray
Samengesteld door Mariska Boon
3
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
Inhoud Hoofdstuk 1
Aanleiding
5
Hoofdstuk 2
Waarom deze nota?
6
2.1
Toename aantal Wmo-aanvragen........................................................................... 6
2.2
De kanteling........................................................................................................ 7
2.3
Wmo in relatie tot de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) .......................... 7
2.4
Conclusie ............................................................................................................ 8
Hoofdstuk 3 3.1
3.2
3.3
Maatregelen
9
Eigen verantwoordelijkheid ................................................................................... 9 3.1.1
Algemeen gebruikelijke voorzieningen uitbreiden.........................................10
3.1.2
Vermogensdrempel toepassen...................................................................11
3.1.3
Een eigen bijdrage in rekening brengen ......................................................11
Overige maatregelen ...........................................................................................15 3.2.1
Verhogen van de (eigen) zoneprijs CVV ......................................................15
3.2.2
Algemene/collectieve voorzieningen ...........................................................15
3.2.3
Onderzoek huidige scootmobielgebruikers...................................................16
3.2.4
Hulp bij het huishouden............................................................................16
Conclusie financiële gevolgen ...............................................................................17
Hoofdstuk 4
Verordening aanpassen
19
4
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
Hoofdstuk 1 Aanleiding In de nota “Wmo-reserve” van 26 januari 2011 heeft de raad toestemming gegeven om een gedeelte van de Wmo-reserve te besteden aan tijdelijke capaciteitsuitbreiding bij het team Wmo. Ook is in de nota (van 26 januari 2011) ingestemd met het maken van een voorstel voor het nemen van maatregelen om het aantal Wmo-aanvragen te stabiliseren of te laten dalen naar het niveau van 2009. In onderliggende nota wordt uitleg gegeven over de toename van het aantal Wmo-aanvragen en de maatregelen die hierop genomen worden. Dit alles in het licht van de Kanteling en de ontwikkelingen binnen de Awbz. Verder wordt in de nota aangegeven welke gevolgen de maatregelen hebben voor de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Venray 2010. Hierbij wordt niet voorbij gegaan aan het gestelde in het Collegeprogramma 2011-2014 ‘Venray Veilig Vooruit’ dat Venray zorg voor de “zwakkeren in de samenleving” hoog in het vaandel heeft staan. We willen dan ook vooral stimuleren dat burgers gebruik maken van de voorzieningen die we hebben. Daarbij staat het bevorderen van zelfredzaamheid, het vangnet als trampoline, voorop. En vergeten we niet dat er altijd burgers zullen zijn die blijvende ondersteuning nodig hebben. Vangnetten voor hen die om welke reden dan ook niet in staat zijn zelfstandig en volwaardig deel te nemen aan onze samenleving.
5
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
Hoofdstuk 2 Waarom deze nota? Een drietal ontwikkelingen leiden er toe dat er een aantal maatregelen genomen moet worden met betrekking tot het verstrekken van individuele Wmo-voorzieningen. Hieronder worden deze ontwikkelingen beschreven.
2.1
Toename aantal Wmo-aanvragen
Sinds januari 2010 is het aantal individuele Wmo-aanvragen gemiddeld met 46,2% toegenomen ten opzichte van het aantal aanvragen in 2009. Gedurende de eerste maanden van 2010 werd de stijging al geconstateerd. Begin 2010 is gekeken of de stijging van tijdelijke aard zou zijn. In maart 2010 is namelijk een Wmo- krant huis-aan-huis bezorgd in de gemeente Venray en zijn er verschillende Wmo-brochures gekomen met informatie over de Wmo. Gedurende het jaar 2010 zette de stijging echter gestaag door. Als deze stijging zich de komende jaren gaat voortzetten dan zullen de kosten zo hoog worden dat dit voor de gemeente niet meer betaalbaar is. Er is een aantal mogelijke verklaringen te geven voor de toename van het aantal Wmo-aanvragen. “Mogelijk” omdat niet met harde cijfers/feiten is aan te tonen dat de toename van het aantal aanvragen hier ook werkelijk door veroorzaakt wordt. Hieronder worden de verklaringen beschreven in een willekeurige volgorde: •
Er is bekendheid gegeven aan de Wmo (februari 2010) door het uitbrengen van een Wmokrant. Deze is verspreid onder alle inwoners van de gemeente Venray. Hierin is algemene informatie gegeven over alle prestatievelden van de Wmo.
•
In februari 2010 zijn er verschillende brochures gekomen met informatie over de Wmo. De manier van aanvragen, welke voorzieningen zijn er mogelijk, etc. Deze brochures worden aangeboden in de publiekshal of worden naar de klant opgestuurd.
•
Sinds september 2009 wordt door het team Wmo zelf de indicatie gesteld voor een voorziening. Wmo-consulenten gaan bij “nieuwe” klanten altijd op huisbezoek. Het doel is om “achter de voordeur” te komen bij de klant en een integraal advies op te stellen.
•
Door het zelf uitvoeren van de huisbezoeken is het mogelijk minder nodig om extern medisch advies op te vragen. Eén van de voordelen is dat de doorlooptijd (de dag dat de aanvraag binnenkomt tot het moment dat het besluit wordt verstuurd) aanzienlijk korter is dan voorheen. De medisch adviseur doet er gemiddeld zo’n 10 dagen meer over om een advies uit te brengen. Deze positieve informatie spreekt zich rond binnen de Gemeente Venray.
•
Demografische gegevens. De vergrijzing neemt toe. Het aantal 60+-ers neemt ongeveer 3.3% per jaar toe. 60+-ers zijn de grootste groep gebruikers van Wmo-voorzieningen.
•
De klanttevredenheid onder Wmo-klanten is goed. Vorig jaar heeft de Gemeente Venray een 7,2 als rapportcijfer gekregen van hun Wmo-klanten. Deze positieve informatie spreekt zich rond binnen de Gemeente Venray.
•
Met ingang van 1 januari 2010 is de inkomenstoets bij de vervoersvoorziening losgelaten.
•
Per oktober 2010 is er gratis openbaar vervoer voor inwoners met een Wmo-indicatie.
6
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
2.2
De kanteling
Het uitgangspunt van de Wmo is: de zelfredzaamheid staat voorop! Mensen zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor hun eigen leefsituatie. Pas als mensen dit onvoldoende kunnen en hun sociale omgeving geen ondersteuning biedt, is er een rol weggelegd voor de gemeente. De gemeente zorgt voor een samenhangend pakket van diensten en voorzieningen zodat inwoners, en vooral kwetsbare groepen, kunnen deelnemen aan de samenleving. Zo staat dit ook vermeld in het collegeprogramma 2010-2014. De Kanteling is een project van de VNG dat erop gericht is gemeenten te ondersteunen bij het invullen van de compensatieplicht en het vormgeven van de Wmo. De toenemende vraag naar individuele voorzieningen, door onder andere vergrijzing en de snel oplopende kosten dwingt ons om de vraag naar individuele voorzieningen op een andere manier aan te pakken. Het is van belang dat het verstrekken van de voorzieningen in de toekomst betaalbaar en voor iedereen (die dit nodig heeft) beschikbaar blijft. Er moet een verschuiving plaatsvinden: burgers kunnen minder een beroep doen op hun recht op een voorziening maar meer op recht op deelname aan de samenleving en compensatie van de beperking. De gemeente heeft de plicht om samen met de burger te zoeken naar mogelijkheden om het probleem op te lossen. “Samen met de burger” betekent dus dat ook de burger een inspanningsverplichting heeft. Er wordt een nadrukkelijk beroep gedaan op de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de burger. De gemeente is niet langer een voorzieningenloket, maar een plek waar je in gezamenlijkheid tot oplossingen komt. De Kanteling is een opdracht voor alle gemeenten om de omslag te maken van claimgericht (voorzieningen en hulpmiddelen) naar resultaatgericht werken (participatie en zelfredzaamheid). Om dit te bewerkstelligen moet er meer individueel maatwerk geleverd worden. Dit kan bereikt worden door “gesprekken aan de keukentafel” te laten plaatsvinden. Tijdens deze gesprekken wordt uitgegaan van wat mensen nog kunnen (krachtgerichte benadering) in plaats van dat hun problemen centraal staan. De nieuwe benadering houdt in dat de gemeente in plaats van te beoordelen en te instrueren veel meer in dialoog gaat met de burger. Het resultaat van dit gesprek moet zijn dat iemands beperkingen gecompenseerd worden zodat hij (weer) mee kan doen in de samenleving. Deze compensatie wordt zoveel mogelijk gezocht in het aanbieden van algemene en collectieve vormen van maatschappelijke ondersteuning. Hierdoor kunnen de almaar oplopende kosten voor individuele voorzieningen in de hand worden gehouden.
2.3 Wmo in relatie tot de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) De voorzieningen die de Wmo biedt leiden tot uitstel op een beroep op Awbz voorzieningen. Dit blijkt uit de benchmark Wmo 2010. Hierin geven 81% van de cliënten aan dat Wmo ondersteuning bijdraagt aan zelfstandig kunnen blijven wonen. Ook laten de onderzoeken zien dat ouderen steeds gezonder zijn en steeds later naar een verzorgings- of verpleeghuis (Awbz-zorg) gaan. De zorg verschuift dus van Awbz naar de Wmo. Dit heeft een toename van het aantal Wmo-aanvragen tot gevolg. Ook wordt bezuinigd op de Awbz. Voorzieningen die eerder door de Awbz verstrekt werden, worden onder de werking van de gemeentelijke Wmo gebracht. Hierdoor verschuift ook de financiële verantwoordelijkheid. Die komt meer te liggen bij de Wmo. Denk hierbij onder andere aan de
7
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
Wmo-pakket maatregel en aan de voorziening ondersteunende begeleiding. Hierdoor komt een grote druk te staan op de financiën van de Wmo.
2.4
Conclusie
Bovenstaande ontwikkelingen laten zien dat er maatregelen genomen moeten worden om de Wmo financieel beheersbaar te houden. Maar ook het project “de kanteling” vraagt ons om op een “andere” manier te gaan werken. Niet meer claimgericht (voorzieningen en hulpmiddelen) maar resultaatgericht (participatie en zelfredzaamheid). De gemeente is niet langer een voorzieningenloket, maar een plek waar je in gezamenlijkheid tot oplossingen komt. De creativiteit van zowel de gemeente als de klant speelt een belangrijke rol bij het bereiken van een oplossing voor het probleem. Sommige maatregelen zijn in praktische zin “snel” te regelen. Deze maatregelen komen in deze nota aan de orde (hoofdstuk 3). De nota is opgebouwd in de lijn van het uitgangspunt van de Wmo. Eigen verantwoordelijkheid van de inwoners staat voorop! De onderdelen algemeen gebruikelijk, vermogensdrempel toepassen en een eigen bijdrage in rekening brengen zijn hier onderdeel van. Daarna wordt aangegeven welke maatregelen per individuele voorziening nog mogelijk zijn.
8
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
Hoofdstuk 3 Maatregelen In onderstaand overzicht worden alle maatregelen per voorziening kort aangestipt. Woonvoorziening
Vervoersvoorziening
Rolstoel
Hulp bij het huishouden
Algemeen
Algemeen
Onderzoeken of een
Aanpassen normen
gebruikelijke
gebruikelijke
algemene vz. mogelijk
schoonmaken (zie §
voorzieningen
voorzieningen
is in de vorm van een
3.2.4)
uitbreiden (zie §
uitbreiden (zie §
rolstoelpool (zie §
3.1.1)
3.1.1)
3.2.2)
Vermogensdrempel
Verhogen van de
Indicatie afgeven in
toepassen (zie §
(eigen) zoneprijs CVV
zowel klasse als uren
3.1.2)
(zie § 3.2.1)
(naar de klant en zorgaanbieder) (zie § 3.2.4)
Eigen bijdrage in
Eigen bijdrage in
rekening brengen (zie
rekening brengen bij
§ 3.1.3)
een vervoersvoorziening in natura (zie § 3.1.3)
Onderzoeken of een algemene vz. mogelijk is in de vorm van een scootmobielpool (zie § 3.2.2) Onderzoeken van het huidige bestand scootmobielgebruikers naar het gebruik van de scootmobiel (zie § 3.2.3) Hieronder volgt een uitgebreidere beschrijving van de maatregelen zoals hierboven, kort, in de tabel zijn weergegeven.
3.1
Eigen verantwoordelijkheid
Artikel 4 lid 2 van de Wmo geeft aan dat bij het bepalen van de voorzieningen het college van burgemeester en wethouders rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen. Bijvoorbeeld de verandering van woning in verband met wijziging van de leefsituatie. Maar ook met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
9
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
In het licht van artikel 4.2 van de Wmo worden hieronder drie maatregelen toegepast: algemeen gebruikelijke voorzieningen uitbreiden, vermogensdrempel toepassen en het in rekening brengen van een eigen bijdrage.
3.1.1 Algemeen gebruikelijke voorzieningen uitbreiden Voordat een Wmo voorziening wordt verstrekt wordt eerst bekeken of de voorziening voor de aanvrager algemeen gebruikelijk is. Een voorziening is algemeen gebruikelijk als een persoon zonder beperkingen, chronisch psychische problemen en psychosociale problemen, die in vergelijkbare persoonlijke omstandigheden als de aanvrager verkeert, naar maatschappelijke maatstaf en redelijkerwijs de beschikking zou (kunnen) hebben over een dergelijke voorziening. Waar de grens precies getrokken moet worden tussen wat algemeen gebruikelijk is en wat dat niet is zal afgemeten moeten worden aan algemeen maatschappelijke normen en is mede ter invulling van de gemeente. In het algemeen kan gesteld worden dat iets algemeen gebruikelijk is als voldaan is aan de volgende voorwaarden: •
Het aan te schaffen object kan voor een niet-ondersteuningsbehoevende in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon worden gerekend;
•
Het is niet speciaal voor de ondersteuningsbehoevende;
•
Het is gewoon te koop;
•
Het is niet duurder is dan soortgelijke producten.
Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn bijv. een verhoogd toilet, wandbeugels, een fiets, etc. Aan de lijst met algemeen gebruikelijke voorzieningen worden de volgende voorzieningen toegevoegd: •
het douchezitje;
•
Renovatie van douche/natte cel na verstrijken van afschrijvingstermijn van 25 jaar;
•
Renovatie van keuken na verstrijken van afschrijvingstermijn van 15 jaar;
•
Renovatie van sanitair na verstrijken van afschrijvingstermijn van 20 jaar;
•
Renovatie van cv-ketel na verstrijken van afschrijvingstermijn van 20 jaar;
•
Een fiets met electrische trapondersteuning.
Bovenstaande heeft geen consequenties voor de Wmo-verordening maar wordt opgenomen in de Wmo-richtlijnen van het Wmo-handboek. Financiële gevolgen In 2010 zijn ongeveer 50 douchezitjes/douchestoelen verstrekt voor een gemiddelde totaalprijs van €12.500,--. Het maximaal te behalen voordeel is naar verwachting €12.500,--. In 2010 zijn ongeveer 20 aanpassingen verstrekt aan badkamers, keukens en sanitair voor een gemiddelde prijs van €1.000,-- per aanpassing. Gesteld wordt dat er bij 5 aanpassingen sprake was van renovatie. Het maximaal te behalen voordeel is naar verwachting €5.000,--. In 2010 zijn 3 fietsen met electrische trapondersteuning verstrekt voor een totaalprijs van €7.954,-. Het maximaal te behalen voordeel is naar verwachting €7.954,--.
10
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
3.1.2 Vermogensdrempel toepassen Uit artikel 4.2 van de Wmo blijkt dat er rekening mag worden gehouden met de capaciteit van de aanvrager om de kosten van een voorziening zelf te betalen. Dit zegt echter niets over het meenemen van het eigen vermogen als financiële drempel. Er is sprake van gemeentelijke beleidsvrijheid om het vermogen te betrekken bij de vraag in hoeverre de aanvrager in financiële zin zelfredzaam is. Vanuit de kantelingsgedachte kan er, wanneer er sprake is van een grote bouwkundige woonvoorziening en een verhuiskostenvergoeding, gekeken worden naar de in de woning aanwezige overwaarde. Over het vaststellen van een vermogensdrempel is altijd discussie mogelijk. Om in Venray zoveel mogelijk dezelfde lijn te volgen wordt aangesloten bij de bepaling inzake vermogensvrijlating bij eigen woning in de Wet werk en bijstand (Wwb). In de Wwb wordt van vermogen in de eigen woning €46.900,-- (bedrag 2011) vrijgelaten. De financiële drempel voor grote woonvoorzieningen komt dan op €46.900,--. Bedraagt de overwaarde in de woning meer dan dit bedrag, dan wordt de aanvraag in zijn geheel of gedeeltelijk afgewezen. Afhankelijk van de overschrijding van de overwaarde en de kosten van de woningaanpassing. De verhuiskostenvergoeding wordt wel in zijn geheel afgewezen. Overigens kan het vermogen alleen een grond voor een afwijzing zijn als de aanvrager hierover daadwerkelijk kan beschikken. Wanneer de aanvrager aantoont dat op basis van bijv. leeftijd of een te laag inkomen geen hypothecaire lening kan worden verkregen, dan vormt het vermogen geen beletsel voor de toekenning van de woonvoorziening. In bijzondere situaties dient individueel bekeken te worden of de vermogenstoets wordt toegepast. Bij de bepaling van de verkoopwaarde van de woning wordt gebruik gemaakt van de actuele WOZwaarde van de woning. De consequenties voor de Wmo-verordening worden weergegeven in hoofdstuk 4. Financiële gevolgen In 2010 zijn 3 woningaanpassingen gedaan boven de €10.000,--. Voor een totaal bedrag van €125.999,--. Het maximaal te behalen voordeel is naar verwachting €75.000,--. Niet iedere woning heeft een overwaarde van €46.900,--. Er moet rekening gehouden worden met de economische crisis. Ook kan er sprake zijn van een aflossingsvrije hypotheek. In 2010 zijn 35 verhuiskostenvergoedingen verstrekt a €2.500,--. Voor een totaal bedrag van €87.500,--. De verwachting is dat ongeveer 5% (van de 35) eigen woningbezitter is met een woning waar een overwaarde op zit van meer dan €46.900,--. Het maximaal te behalen voordeel is dan €4.375,--.
3.1.3 Een eigen bijdrage in rekening brengen Artikel 15 lid 1 en 2 van de Wmo geeft aan dat de gemeenteraad bij verordening kan bepalen dat een persoon van 18 jaren of ouder aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend een eigen bijdrage verschuldigd is. Dit is echter slechts mogelijk voor zover die ondersteuning bestaat uit het verlenen van een individuele voorziening in natura of een persoonsgebonden budget. Het in
11
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
rekening brengen van een eigen bijdrage voor een financiële tegemoetkoming is daarom niet mogelijk. De hoogte van de eigen bijdrage kan voor de verschillende soorten van maatschappelijke ondersteuning verschillend worden vastgesteld. En kan mede afhankelijk gesteld worden van het inkomen van degene aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend en van zijn echtgenoot. In het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning heeft de wetgever hiervoor regels gemaakt. Op grond van artikel 15 lid 1 Wmo (i.c.m. art. 4.1 e.v. Besluit maatschappelijke ondersteuning) kan dus een eigen bijdrage gevraagd worden. In artikel 4.1 Besluit maatschappelijke ondersteuning worden de maximale eigen bijdrages aangegeven. Dit betekent dat de verschuldigde eigen bijdrage in de kosten van maatschappelijke ondersteuning die bij de toekenning voor eigen rekening blijft, tezamen niet meer bedragen dan (2011): •
voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar €17,80 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.636 het bedrag van €17,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en €22.636;
•
voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder €17,80 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan €15.838 het bedrag van €17,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en €15.838;
•
voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar €25,40 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan €27.902 het bedrag van €25,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en €27.902;
•
voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn €25,40 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan €22.100 het bedrag van €25,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en €22.100.
Er zijn een aantal variabelen die de gemeente zelf invult: Standaardminimum aan eigen bijdrage per 4 weken. Dit is het bedrag dat belanghebbende ongeacht het inkomen per 4 weken minimaal is verschuldigd aan eigen bijdrage. Dit is €17,80 (2011) of €25,40 (2011) per 4 weken. Dit wordt op deze manier ook gehanteerd bij de eigen bijdrage berekening van hulp bij het huishouden. Zo ontstaat er geen onderscheid in eigen bijdrage berekening tussen de verschillende Wmo-voorzieningen. Een rekenvoorbeeld: een ongehuwde persoon van 40 jaar met een inkomen van €20.801,-. Er wordt uitgegaan van het landelijke percentage van 15% en de grens van 120% van het verzamelinkomen (voor deze persoon €22.636,--) op het sociaal minimum. Het verschil tussen het inkomen en de grens van 120% van het verzamelinkomen is dan -/- €1.835,--. Het standaardminimum is €17,80. De belanghebbende is per 4 weken maximaal het volgende aan eigen bijdrage verschuldigd: €17,80.
12
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
Omvang van het inkomensafhankelijke deel is maximaal 15% van het verschil tussen het inkomen en 120% van het minimuminkomen (verder te noemen inkomensgrens). Dit wordt op deze manier ook gehanteerd bij de eigen bijdrage berekening van hulp bij het huishouden. Zo ontstaat er geen onderscheid in eigen bijdrage berekening tussen de verschillende Wmo-voorzieningen. Een rekenvoorbeeld: een ongehuwde persoon van 40 jaar met een inkomen van €24.801,-. Er wordt uitgegaan van de inkomensgrens van €22.636,--. Het verschil tussen het inkomen en de grens van 120% van het verzamelinkomen is dan €2.165,--. Het standaardminimum is €17,80. De omvang van het inkomensafhankelijke deel is 15% van het verschil tussen het inkomen en de inkomensgrens. De belanghebbende is per 4 weken maximaal het volgende aan eigen bijdrage verschuldigd: €17,80 + 1/13 x (15% van €2.165,--) = €17,80 + €24,98 = €42,78.
Inkomengrens vanaf waar de eigen bijdrage gaat toenemen. Als grens wordt 120% van het voor de doelgroep geldende verzamelinkomen op het sociaal minimum genomen. Dit wordt op deze manier ook gehanteerd bij de eigen bijdrage berekening van hulp bij het huishouden. Zo ontstaat er geen onderscheid in eigen bijdrage berekening tussen de verschillende Wmo-voorzieningen. Dit percentage sluit aan bij de Wet werk en bijstand (Wwb). Bij een voorziening (verschaft in eigendom van een roerende zaak of een voorziening in de vorm van aanpassing in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) mag maximaal 39 periodes van 4 weken aan eigen bijdrage in rekening worden gebracht (artikel 4.1 lid 5 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning). Voor een voorziening die in bruikleen verstrekt wordt is geen maximale periode verbonden. De eigen bijdrage is nooit hoger dan de kostprijs die de gemeente betaalt voor de voorziening. Een rekenvoorbeeld: een gehuwde persoon van 40 jaar (partner is ook jonger dan 65 jaar) met een inkomen van €30.801,--. Er wordt uitgegaan van de inkomensgrens van €27.902,-. Het verschil tussen het inkomen en de inkomensgrens is dan €2.899,-. Per 4 weken is een maximale eigen bijdrage verschuldigd van €58,25 (€24,80 + €33,45 (=15% (1/13 x €2899,--)). De pgb voor een woonvoorziening is vastgesteld op €500,--. Er mag dan maar voor 9 perioden de eigen bijdrage in rekening worden gebracht van €58,25 (€58,25 x 8 + 1 x €34,- (het resterende bedrag)= €500,-).
De eigen bijdrage wordt geïnd door het CAK (dit is wettelijk vastgelegd). Verder vindt er een korting plaats op de eigen bijdrage van 33% (op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (meer weten over de Wtcg kijk op de website: www.rijksoverheid.nl/wtcg). Dit wordt door het CAK meteen verrekend op de factuur. Als iemand zowel een Wmo- als een Awbz-voorziening heeft betaalt hij nooit een hogere eigen bijdrage dan de maximale eigen bijdrage. Met andere woorden hij betaalt niet de maximale eigen bijdrage voor zowel de Wmo als voor de Awbz. Wel is het zo dat als de kostprijs van de Wmo-
13
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
voorziening lager ligt dan de maximale eigen bijdrage en deze persoon ook een Awbz-voorziening heeft dat het restant van de maximale eigen bijdrage door het CAK in rekening wordt gebracht. Op dit moment wordt alleen een eigen bijdrage in rekening gebracht bij de voorziening hulp bij het huishouden. Een eigen bijdrage wordt ook in rekening gebracht als er sprake is van het verstrekken van een: •
Woonvoorziening in natura (art. 13 b van de Wmo-verordening);
•
Woonvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget te besteden aan een
•
Individuele vervoersvoorziening in natura (art. 22 b van de Wmo-verordening);
•
Individuele vervoersvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (art. 22 c
individuele woonvoorziening (art. 13 c van de Wmo-verordening);
van de Wmo-verordening). Een eigen bijdrage vragen bij het verstrekken van een rolstoel is wettelijk gezien niet toegestaan. De consequenties voor de Wmo-verordening worden weergegeven in hoofdstuk 4. Financiële gevolgen De verwachting is dat bovengenoemde maatregel een (netto) financieel voordeel oplevert van €176.558,-- oplevert. Tot deze aanname is gekomen door rekening te houden met: •
het percentage van de eigen bijdrage t.o.v. de uitgaven is bij de overige voorzieningen gelijk aan dat van de hulp bij het huishouden;
•
iemand kan nooit voor meer dan zijn draagkracht worden belast. Er wordt verondersteld dat iemand die hulp bij het huishouden ontvangt de maximale eigen bijdrage betaalt en dus niet meer extra kan bijdragen als deze persoon ook een andere voorziening krijgt. De berekening van de eigen bijdrage bij de overige voorzieningen wordt daarom gecorrigeerd met het percentage van Wmo-klanten die ook hulp bij het huishouden krijgen.
In bovenstaande berekening is al rekening gehouden met de kosten voor het CAK. Op grond van artikel 19 lid 1 van de Wmo kan een eigen aandeel gevraagd worden. Dit kan alleen gevraagd worden als er sprake is van een voorziening verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Het verschil tussen een persoonsgebonden budget (pgb) en een financiële tegemoetkoming is dat een pgb de werkelijke kosten vergoedt. Een financiële tegemoetkoming vergoedt een tegemoetkoming in de werkelijke kosten. Belanghebbende moet hierbij dus altijd een gedeelte van de kosten zelf betalen. Het wordt dan ook niet reëel geacht om over een financiële tegemoetkoming nog een eigen aandeel in rekening te brengen. Een rekenvoorbeeld: stel de totale kosten zijn €100,-- en de financiële tegemoetkoming bedraagt €70,--. De klant moet dan €30,-- zelf betalen.
14
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
3.2
Overige maatregelen
In deze paragraaf wordt een aantal maatregelen genoemd die niet onder de bovengenoemde maatregelen geplaatst kunnen worden. Maar die evengoed betrekking hebben op de ontwikkelingen zoals genoemd in hoofdstuk 2.
3.2.1 Verhogen van de (eigen) zoneprijs CVV Op grond van artikel 22 onder a van de Verordening maatschappelijke ondersteuning kan iemand in aanmerking komen voor een algemene voorziening in de vorm van een collectieve vervoersvoorziening tegen gereduceerd tarief, de zogenaamde regiotaxi. Heeft iemand recht op deze vervoersvoorziening dan kan hij tegen gereduceerd tarief gebruik maken van de regiotaxi. Vanaf de ingangsdatum van de regiotaxi (2003) bedraagt dit gereduceerd tarief €0,35 per zone. De zoneprijs voor regulier openbaar vervoer bedraagt €0,52 (tarief 2012). Het is dan ook redelijk om hierbij aan te sluiten. Ook is dit gelijk aan het zonetarief dat de omliggende gemeenten in rekening brengen. Het voorstel is om het zonetarief in 2 etappes te verhogen van €0,35 naar €0,52. Per 1 oktober 2011 wordt het zone tarief verhoogd naar €0,45. En per 1 januari 2012 wordt het zone tarief verhoogd naar €0,52. Daardoor kunnen Wmo-deelnemers langzaam wennen aan het nieuwe zone tarief. Bovenstaande heeft geen consequenties voor de Wmo-verordening maar wordt opgenomen in de Wmo-richtlijnen van het Wmo-handboek. Financiële gevolgen Op basis van de historische gegevens over het aantal zones dat Wmo-reizigers reizen met de regiotaxi blijkt dat over de laatste twee jaar gemiddeld 95170 zones per jaar wordt gereisd. Gemiddeld per maand zijn dit 7931 zones. Over 2012 en verder levert dit de gemeente een voordeel op van ongeveer €16.000,-- per jaar.
3.2.2 Algemene/collectieve voorzieningen De gemeente dient voorzieningen te treffen ter compensatie van beperkingen. Ook algemene/collectieve voorzieningen kunnen de beperking van een persoon compenseren. Als de gemeente een goede oplossing kan bieden met een algemene/collectieve voorziening, dan komt iemand niet in aanmerking voor een individuele voorziening. Dit wordt aangegeven als het primaat van de collectieve voorziening. Een algemene/collectieve voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt.
Venray kent al een aantal algemene/collectieve voorzieningen zoals eetpunten, een boodschappendienst, een algemene hulpdienst, het collectief vervoer, etc. In de nieuwe Wmokadernota 2011-2014 is opgenomen dat we collectieve en algemene voorzieningen verder gaan
15
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
ontwikkelen. In de loop van 2011 wordt dan ook onderzocht of een algemene/collectieve scootmobielvoorziening en/of rolstoelvoorziening tot de mogelijkheden behoort. Bovenstaande heeft (op dit moment) geen consequenties voor de Wmo-verordening. Financiële gevolgen Bij het onderzoek worden de financiële gevolgen in beeld gebracht.
3.2.3 Onderzoek huidige scootmobielgebruikers Uit informatie van collega gemeenten en van de aanbieder van de scootmobielen blijkt dat een gedeelte van de mensen aan wie een scootmobiel is verstrekt deze niet of nauwelijks gebruikt. Als dit inderdaad zo is, is dit natuurlijk zonde van de niet gebruikte scootmobiel. Deze scootmobiel zou ingezet kunnen worden bij iemand die de scootmobiel wél gaat gebruiken. In de loop van 2011 wil de gemeente met behulp van een stagiaire (die de opleiding tot ergotherapie volgt) een onderzoek starten om het gebruik onder de huidige scootmobielgebruikers in kaart brengt. Het doel hiervan is om niet of nauwelijks gebruikte scootmobielen in te nemen en te herverstrekken. Natuurlijk wordt altijd meegewogen wat de reden is dat de scootmobiel niet of nauwelijks gebruikt wordt. En of het mogelijk is om deze reden op te lossen (denk hierbij aan het aanbieden van extra rijlessen) of te zoeken naar andere oplossingen om de beperkingen van de persoon te compenseren (bijv. algemene voorziening). Bovenstaande heeft (op dit moment) geen consequenties voor de Wmo-verordening. Financiële gevolgen Bij het onderzoek worden de financiële gevolgen in beeld gebracht.
3.2.4 Hulp bij het huishouden Bij het verstrekken van de voorziening hulp bij het huishouden kunnen 2 maatregelen genomen worden: 1.
Aanpassen normen schoonmaken;
2.
Indicatie afgeven in zowel klasse als uren (naar de klant en zorgaanbieder)
Ad. 1 aanpassen normen schoonmaken Bij het vaststellen van de indicatie (hoeveel uur hulp krijgt iemand) voor hulp bij het huishouden wordt gebruik gemaakt van een zogenaamd normeringskader. Dit wil zeggen dat de hulp bij het huishouden opgedeeld wordt in deelactiviteiten (bijv. wasverzorging, licht huishoudelijk werk, zwaar huishoudelijk werk, etc.). De deelactiviteiten zijn zodanig “uit elkaar getrokken” dat deze deelactiviteiten heel persoonsgericht ingezet kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is de deelactiviteit “stoffen”. Deze activiteit is opgedeeld in hoog en laag stoffen. In veel gevallen kan iemand nog wel laag stoffen (op borsthoogte) maar niet meer hoog stoffen (boven zich moeten reiken of op een trap moeten staan). Als je uitgaat van wat iemand nog wel kan kun je dus de normering daarop aanpassen. Dit normeringskader is al onderdeel van de beleidsregels hulp bij het huishouden en is in februari 2011 opnieuw vastgesteld door het college.
16
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
Financiële gevolgen De financiële gevolgen hiervan kunnen niet aangegeven worden maar zijn minimaal. Ad. 2 2. Indicatie afgeven in zowel klasse als uren (naar de klant en zorgaanbieder) De indicatie (hoeveel uur hulp krijgt iemand) hulp bij het huishouden in natura wordt verstrekt in klasse. Er zijn 6 klassen gemaakt: Klasse 1: 0 tot en met 1,9 uur per week; Klasse 2: 2 tot en met 3,9 uur per week; Klasse 3: 4 tot en met 6,9 uur per week; Klasse 4: 7 tot en met 9,9 uur per week; Klasse 5: 10 tot en met 12,9 uur per week; Klasse 6: 13 tot en met 15,9 uur per week. Het voordeel hiervan is dat de aanbieder zonder dat het stellen van een nieuwe indicatie noodzakelijk is meer uren hulp in kan zetten. Het nadeel is dat de gemeente minder overzicht heeft van het aantal geïndiceerde uren hulp. Om het overzicht van het aantal uren hulp inzichtelijker en beter stuurbaar te maken worden naast de indicatie in klasse ook de werkelijke uren aangegeven. Zowel naar de klant als naar de zorgaanbieder. Bijv. klasse 2, 3 uur hulp. Met de zorgaanbieders is afgesproken dat als meer uren nodig is binnen dezelfde klasse dat zij hiervoor contact met de gemeente opnemen. En dat de gemeente binnen 2 dagen antwoord geeft op het voorstel van de zorgaanbieder. Het voordeel hierbij is dat het overzicht blijft, de klant snel (indien noodzakelijk) meer uren krijgt en dat de administratieve verwerking beperkt blijft tot het aanpassen van de werkelijke uren (dus geen nieuw rapport en beschikking). Deze manier van indicatie stellen is al onderdeel van de beleidsregels hulp bij het huishouden en is in februari 2011 opnieuw vastgesteld door het college. Financiële gevolgen De financiële gevolgen hiervan kunnen niet aangegeven worden. Wel wordt het op deze manier inzichtelijker hoeveel uur hulp bij het huishouden verstrekt wordt. En kunnen de zorgaanbieders gemakkelijker aangesproken worden wanneer te veel aan uren ingezet wordt. Hierdoor ontstaat een betere beheersing van de kosten.
3.3
Conclusie financiële gevolgen
In onderstaand overzicht zijn de financiële gevolgen van de verschillende voorstellen weergegeven. MAATREGEL
FINANCIEEL GEVOLG
Algemeen gebruikelijke voorzieningen
€25.454,--
uitbreiden Vermogensdrempel toepassen
€79.375,--
Eigen bijdrage in rekening brengen
€176.558,--
Verhogen van de (eigen) zoneprijs CVV
€16.000,--
17
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
Algemene/collectieve voorzieningen
Nog niet bekend
Onderzoek huidige scootmobielgebruikers
Nog niet bekend
Maatregelen hulp bij het huishouden
Minimaal
Totaal
€297.387,--
18
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
Hoofdstuk 4 Verordening aanpassen Een aantal van bovengenoemde maatregelen vraagt om aanpassing van de Verordening maatschappelijke ondersteuning. Hieronder wordt in volgorde zoals hierboven beschreven, aangegeven wat de voorgestelde maatregel voor juridische gevolgen heeft. Vermogensdrempel toepassen De voorgestelde wijziging met betrekking tot het toepassen van een vermogensdrempel bij een woonvoorziening doorvoeren in een nieuw artikel 17 in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente 2010 Venray. Artikel 17 Het in de woning gebonden vermogen 1. Indien een voorziening wordt gevraagd als bedoeld in artikel 15 b, c, en d van deze verordening en de aanvrager eigenaar is van de woning waarin de gevraagde voorziening wordt gerealiseerd en tevens het in de woning gebonden vermogen hoger is dan het bedrag vermeld in artikel 34 lid 2 onder d Wet Werk en Bijstand, bestaat, afhankelijk van de mate van overschrijding van dit bedrag én de hoogte van de met de gevraagde en noodzakelijk geachte voorziening noodzakelijke kosten, geen of gedeeltelijk recht op de gevraagde voorziening. 2. Indien een voorziening wordt gevraagd als bedoeld in artikel 15 a van deze verordening en de aanvrager eigenaar is van de woning waarin de beperkingen worden ondervonden die de verhuizing noodzakelijk maken en tevens het in de woning gebonden vermogen hoger is dan het bedrag vermeld in artikel 34 lid 2 onder d Wet Werk en Bijstand, bestaat er geen recht op de gevraagde voorziening. 3. Het in de woning gebonden vermogen is het verschil tussen de WOZ-waarde van de woning op 1 januari van het jaar waarin de aanvraag is gedaan en de hoogte van de lening aangegaan bij de koop van de betreffende woning waarop hypotheek tot zekerheid is gevestigd. 4. Het bepaalde in lid 1 blijft in ieder geval buiten toepassing indien de aanvrager blijkens schriftelijke afwijzing van een tweetal erkende kredietverstrekkers niet in staat is middels het vestigen van een (tweede) recht van hypotheek het in de woning gebonden vermogen als bedoeld in lid 3 te gelde te maken tot tenminste het bedrag dat krachtens lid 1 voor eigen rekening zou zijn. 5. Indien op grond van lid 1, vanwege de hoogte van het in de woning gebonden vermogen , gedeeltelijk recht op de gevraagde voorziening bestaat, is geen eigen bijdrage ex artikel 7 van deze verordening van toepassing. De toelichting op artikel 17 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2010 gemeente Venray luidt als volgt: Voor de verlening van bouwkundige woningaanpassingen is een vermogensdrempel van toepassing. Gemeente Venray heeft voor deze drempel gekozen vanuit de gedachte dat aanvragers zelf verantwoordelijk zijn voor het bekostigen van woningaanpassingen als er sprake is van een aanzienlijke overwaarde op de eigen woning. Naar algemeen aanvaardbare maatschappelijke opvattingen is het algemeen geaccepteerd dat de woningeigenaar een verbouwing, die over het algemeen leidt tot waardevermeerdering van het onroerend goed financiert door hiervoor de in de woning aanwezige overwaarde aan te spreken. De overwaarde waarboven een woningaanpassing wordt afgewezen, wordt gesteld op het bedrag dat als in de woning gebonden vermogen op grond
19
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
van de Wet werk en bijstand wordt vrijgelaten (€46.900,--, 2011). De vermogensdrempel is eveneens niet van toepassing als vast komt te staan dat de belanghebbende feitelijk niet kan beschikken over het vermogen omdat geen financier kan worden gevonden die bereid is om een hypothecaire lening te verstrekken. Omdat in het kader van de Wmo een eigen bijdrage uitsluitend opgelegd kan worden in relatie tot het inkomen, is hier nadrukkelijk gekozen voor een toegangsdrempel. Er is geen sprake van een eigen bijdrage die gerelateerd is aan de waarde van de woning. Een eigen bijdrage in rekening brengen Door de voorgestelde wijziging wat betreft het in rekening brengen van een eigen bijdrage bij een aantal voorzieningen wijzigt artikel 7 in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Venray. Artikel 7 Eigen bijdragen en eigen aandeel 1. Bij het verstrekken van de voorzieningen: •
Hulp bij het huishouden in natura (art. 8 b);
•
Hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden (art. 8 c);
•
Woonvoorziening in natura (art. 13 b van de Wmo-verordening);
•
Woonvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget te besteden aan een
•
Individuele vervoersvoorziening in natura (art. 22 b van de Wmo-verordening);
•
Individuele vervoersvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (art. 22 c
individuele woonvoorziening (art. 13 c van de Wmo-verordening);
van de Wmo-verordening). is een eigen bijdrage verschuldigd. Voor de bepaling van de hoogte van de eigen bijdrage zijn de parameters vermeld in artikel 4.1 lid 1 onder a, b, c en d van het besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing. 2. Bij de verstrekking van de voorziening hulp bij het huishouden in natura is de maximale eigen bijdrage gelijk aan de tegenwaarde van de uurprijs per zorgaanbieder zoals dat door het College van burgemeester en wethouders aan de betrokken zorgaanbieder wordt betaald. 3. Bij de verstrekking van hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget is de maximale eigen bijdrage gelijk aan de uurprijs op basis waarvan de hoogte van het persoonsgebonden budget is bepaald. 4. Bij de verstrekking van de overige voorzieningen in lid 1 van dit artikel is de maximale eigen bijdrage gelijk aan de kostprijs van de voorziening. 5. Bij de verstrekking van een voorziening die bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van de aavrager wordt, met inachtneming van het gestelde in lid 4, gedurende 39 perioden van vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht. 6. Bij de verstrekking van een voorziening in bruikleen geldt, met inachtneming van het gestelde in lid 4, geen maximale periode gedurende welke de eigen bijdrage in rekening kan worden gebracht. De toelichting op artikel 7 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Venray luidt als volgt: Artikel 15 van de wet biedt de mogelijkheid bij verstrekking van voorzieningen in natura of een
20
Maatregelen Wmo (prestatieveld 6)
persoonsgebonden budget eigen bijdragen te vragen. In dit artikel stelt de raad vast voor welke voorzieningen een eigen bijdrage verschuldigd is en indien een eigen bijdrage van toepassing is, op welke wijze dit wordt vastgesteld. De hoogte van de eigen bijdrage wordt bepaald door de hoogte van de inkomensgrens, de hoogte van de minimale eigen bijdrage en de hoogte van het van toepassing zijnde percentage (15%). Tevens is de leefvorm/leeftijd van belang. Uit lid 1 blijkt dat deze parameters op de voet van artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning de hoogte van de eigen bijdrage bepalen en dat daarbij onderscheid wordt gemaakt in de leefvormen zoals die in het betreffende artikel worden vermeld. Het voordeel van de verwijzing in artikel 7 lid 1 van de Verordening naar de parameters zoals vermeld in art. 4.1 van het landelijke Besluit is dat voor wijzigingen als gevolg van indexeringen geen separate gemeentelijke besluiten meer nodig zijn maar dat die wijzigingen direct volgen uit artikel 4.1.
21