1
Notulen van de vergadering van de raad van de gemeente Eemsmond, gehouden op donderdag 13 september 2007 en voortgezet op maandag 17 september 2007 in het gemeentehuis te Uithuizen Voorzitter: de heer E. de Graaf (plaatsvervangend voorzitter) Griffier: mevrouw H. Hoekstra Voorts zijn aanwezig: mevrouw A. Boekhoudt-Wieringa en de heren J. Dobma en H.G.A. Sienot, wethouders, alsmede mevrouw F.G.J.M. Kaaijk-Jacobs, mevrouw A. Spijk-van de Pol, mevrouw H.P.A.J. Persoon-Klijn, mevrouw H.M. Oudman-Dam en de heren H. Leffers, A.J. Slagter, W.J. de Boer, G. Siragna, J.J. van Duinen, A. Nienhuis, A.R.H. Holtkamp, H.K. Bouman, G.J. van de Wal, H. Woltjer, F.E. Bosman en J.P. Nienhuis Met kennisgeving afwezig op 13 september: de waarnemend burgemeester de heer J. van Dijk en op 17 september: de waarnemend burgemeester de heer J. van Dijk en de heren H. Leffers, A. Nienhuis en F.E. Bosman (zonder kennisgeving) 1. Opening De VOORZITTER opent de vergadering om 19.30 uur en heet de leden van de raad, de pers en het publiek welkom. 2. Vaststelling agenda De heer J.P. NIENHUIS stelt voor om agendapunt O-4 iets naar voren te halen in verband met de drie insprekers op dit punt. De raad gaat hiermee akkoord. Zonder verdere op- en/of aanmerkingen wordt de agenda vastgesteld. 3. Spreekrecht burgers Er hebben zich drie insprekers aangemeld, die allen inspreken op agendapunt O-4 betreffende artikel 19 lid 1 WRO procedure ten behoeve van het realiseren van een biocel en een KCA-depot op het terrein van het Vuilverwerkingsbedrijf Noord-Groningen. Allereerst deelt de heer GRAMSBERGEN, wonende te Usquert, mee dat het Vuilverwerkingsbedrijf Noord-Groningen in 1974 is gestart als een vuilstort ten behoeve van een aantal samenwerkende gemeenten in Noord Groningen. Voor de plaats is destijds gekozen, omdat daar een haast ondoordringbare leemlaag onder de oppervlakte van het bouwland ligt. Destijds is hem verzekerd dat het storten van afval op die plek tijdelijk van aard zou zijn. Inmiddels is deze stort gesloten en zal het in de huidige vergunningsperiode met folie en een laag grond van 50 cm worden afgedekt. Vanaf 1993 wordt er geen afval meer gestort, maar wordt het ter plekke overgeslagen ter verwerking in Twente. Daarnaast is gestart met het composteren van GFT-afval. Volgens de vergunning van 1998 mag er maximaal 12.000 ton per jaar aan composteerbaar afval worden verwerkt. Hij merkt op dat de overslag van afvalstromen en de compostering op een plaats gebeurt die niet voor dat doel werd gekozen en daar bovendien niet geschikt voor is, gezien de moeilijke bereikbaarheid via een tweetal smalle wegen. Thans wordt een ruimere commerciële basis gezocht in een samenwerking met het bedrijf Orgaworld en door het installeren van een vergistinginstallatie, die berekend is op de verwerking van 47.000 ton. Het eerste punt dat hij de raad in overweging geeft is dat de plaats aan de Westerhornseweg gekozen is om afval te storten. Het stort is inmiddels gesloten. Deze oude stortplaats is slecht te bereiken via een tweetal smalle wegen en is daarom niet een goede plaats voor de grootschalige overslag van afval en de verwerking van GFT afval.
2
Voorts meldt hij dat de gemeente Eemsmond grenst aan de Waddenzee en dat het wijde en open landschap uniek is. Het vertoont talloze sporen van vroege bewoning en inpolderingen. Tel daarbij op de vele middeleeuwse kerken, resten van kloosters en monumentale boerderijen met bosschages daaromheen. Terecht heeft de gemeente geïnvesteerd in restauratie van oude kerkenpaden en terecht gaat de gemeente investeren in fietspaden. Langzamerhand komen er meer toeristen die specifiek voor dit landschap komen en er komen bed & breakfast gelegenheden. Dit specifieke landschap heeft een grote aantrekkingskracht. Hij vindt dat door het oprichten van een vergistingfabriek dit landschap wordt aangetast. Het tweede punt dat hij de raad in overweging geeft is dat de raad dit unieke landschap moet koesteren en beschermen, omdat dat het kapitaal is waardoor in dit gebied bewoners en toeristen aangetrokken worden. Een vergistinginstallatie hoort daar niet thuis. Verder geeft hij over de onderbouwing van de wijziging van de bestemmingsplannen aan een aantal zienswijzen naar voren te hebben gebracht in de bijeenkomst met de wethouder. Zowel de nota als de reactie op zijn zienswijze bevat volgens hem een aantal onzorgvuldigheden en aperte onjuistheden. ? Onder andere heeft hij aangevoerd dat de fabriek qua bouwvolume ruim drie maal zo groot is als het gebouw dat er nu staat. Van een marginale vergroting is geen sprake. ? Verder is er nu toestemming voor het verwerken van 12.000 ton GFT afval per jaar. Daar komt dan nog 47.000 ton bij. Dit betekent meer dan vervijfvoudiging van de capaciteit van GFT verwerking en het betreft een gigantische uitbreiding die het bedrijf nastreeft. Volgens hem is het in strijd met de provinciale richtlijnen, het POP. ? In de bouwtekening mist een essentieel element van de fabriek, namelijk de schoorsteen. Hij heeft dit eerder gemeld. Aangegeven werd dat het een vergissing was, doch niettemin blijkt de onjuiste tekening bij de stukken ter inzage te liggen. De schoorsteen is 9 meter lang en komt op de fabriek van 6 meter hoog. De totale hoogte komt dan op 15 meter. ? Voorts wordt melding gemaakt dat een bioloog van een erkend instituut geen zoogdieren op de plaats van het Vuilverwerkingsbedrijf heeft aangetroffen. Hij vindt dat absurd. Er lopen namelijk zo’n 23 reeën, talloze hazen en enkele vossen. Daarbij noemt hij nog niet eens de diverse vogelsoorten. ? Tenslotte heeft een archeoloog gemeld dat het een onbelangrijk gebied is. Wat de plaats van de vuilstort betreft heeft deze gelijk. Spreker heeft echter al gewezen op resten van heel vroege dijken en wierden, die van onschatbare waarde zijn. Het derde punt is dat de onderbouwing van de wijzigingsaanvrage op meerdere punten niet deugt. Ook de raad heeft verkeerde informatie gekregen op dit punt. Hij dringt er bij de raad op aan om een deugdelijk onderzoek naar een andere locatie voor de vergistinginstallatie te laten verrichten. Daarbij denkt hij aan de Eemshaven, waar goede aan- en afvoerwegen zijn. Ook zijn daar mogelijkheden van aan- en afvoer per spoor of per schip. Tot slot geeft hij aan dat met een dergelijke beslissing de raad een kostbaar landschap spaart dat in toenemende mate inkomsten genereert van nieuwe bewoners en toerisme. De tweede inspreker op dit punt, de heer ADER, vermeldt dat het college de raad vraagt een uitzondering op het bestemmingsplan te maken. Voor uitzonderingen op de regel dienen er zwaarwegende redenen te zijn. Hij is echter van mening dat de gegeven reden, significante kostprijsverhoging bij
3
verplaatsing naar elders, ondeugdelijk onderbouwd en onaannemelijk is. De onderbouwing staat slechts op een A -viertje, terwijl op basis daarvan een grote miljoenenkostende beslissing wordt genomen. Ook heeft het hem bevreemd geen businessplan te hebben aangetroffen. De gegeven onderbouwing lijkt hem niet serieus. Deze is naar de gewenste conclusie toegeschreven. Geclaimd wordt dat verplaatsing naar de Eemshaven de kostprijs van het product met 50% zou verhogen. Hij vindt dat gebakken lucht. Als voorbeeld van de manipulatie geeft hij aan dat wanneer men in de berekening grond in de Eemshaven in tien jaar afschrijft en dat bedrag als kosten op de exploitatie laat drukken, het dan inderdaad erg duur wordt . Dit zijn echter boekhoudkundige trucs die de argeloze lezer om de tuin leiden. Hoewel hij weet dat ‘garbage in, garbage out’ hoort tot de core-business van het bedrijf, vindt hij het hanteren van dit motto voor de berekeningen wel wat ver gaan. In zijn eigen berekeningen komt hij bij verplaatsing van het bedrijf op ongeveer 10% meerkosten per ton. Hij raadt het college aan niet af te gaan op berekeningen van een belanghebbende, maar zelf onafhankelijk onderzoek te laten doen door een gerenommeerd bureau, bijvoorbeeld van de rijksuniversiteit, alvorens met de plannen akkoord te gaan. Dit kost wellicht enige duizenden euro’s, maar dan heeft men wel wat. Bij investeringsbeslissingen van een dergelijke omvang vindt hij dat meer dan gerechtvaardigd. Daarbij raadt hij tevens aan de externe kosten van blijven op de huidige plaats in plaats van verplaatsen daarin mee te nemen. Zou blijken dat situering van de nieuwe activiteit op de huidige plek 10% kostenbesparing zou meebrengen in vergelijking met verplaatsing, dan is dat louter bedrijfseconomisch geredeneerd. Dat moet wel worden afgezet tegen de niet in beeld gebrachte kosten, de zogenaamde externe effecten. Met name valt hem op de extra transportbehoefte, die in het voorstel geheel wordt gebagatelliseerd. De huidige transportstroom van en naar het bedrijf bedraagt circa 75.000 ton per jaar en moet door de kom van drie à vier dorpen. Dit lijkt hem al een volstrekt ongewenste situatie, terwijl het bedrijf voorstelt dit te verdubbelen naar 150.000 ton per jaar. Dit betekent 600 ton per werkdag. Ongeveer 40 trucks per dag. Hij is van oordeel dat men dergelijke verkeersstromen niet door de bebouwde kom moet willen. Het betekent een aanslag op de verkeersveiligheid, het milieu en op de leefbaarheid van die dorpen. Hoewel het niet in geld is uit te drukken, is het wel een aanzienlijke kostenpost. Bovendien gaat deze oplossing wel degelijk geld kosten, namelijk in de vorm van wegenonderhoud en eventuele aanpassing van de wegen. Hij vraagt zich af waarom de gemeente het daar zou willen. Er ligt een geschikt industrieterrein in de gemeente met adequate aan- en afvoer infrastructuur . Door de voorstellen te toetsen aan het POP concludeert hij dat deze op meerdere punten in strijd zijn met het POP. Tot slot wijst op consistentie van het beleid. Het Hogeland heeft een onderbenut toeristisch potentieel. Wil men kleinschalige recreatie en toerisme stimuleren als bron van werkgelegenheid, dan zal de rust, ruimte, schoon milieu en het unieke cultuurlandschap niet moeten worden verpest door de nu voorgestelde verdubbeling van activiteiten. Politiek bedrijven is keuzes maken. In goed Gronings: “Ie kenn’n nait poest’n en hol’n ’t meel in mond!” De heer BOSMA merkt op dat de eerste inspreker, de heer Gramsbergen, sprak over een aanvoercapaciteit van 47.000 ton, terwijl de heer Ader het heeft over 75.000 ton. Hiertussen zit een gat. De heer ADER zegt hierop dat hij de totale vervoerstromen bedoelt en dat de heer Gramsbergen sprak over GTF. De huidige verkeersstroom heeft hij uit het jaarverslag 2006 van het bedrijf gehaald. Deze bedraagt 75.000 ton. Uitgaande van het voorliggende voorstel, waarin sprake is van 6 trucks van 30 ton per werkdag, komt hij uit op een totaal van 150.000 ton per jaar.
4
Mevrouw SPIJK merkt op dat gesteld wordt dat de verkeersstromen door de dorpen zullen toenemen. Doch bij verplaatsing naar bijvoorbeeld de Eemshaven blijven de verkeersstromen nog steeds door de dorpen gaan. Beide plekken bevinden zich namelijk aan de uiteinden van de gemeente. Volgens de heer ADER is deze constatering niet juist. Bij verplaatsing blijft de verkeerstroom op de Eemshavenweg c.q. op een provinciale weg. In de huidige situatie moeten de trucks door Middelstum, Kantens en Usquert of door Adorp, Sauwerd, Winsum en Warffum. De aanvoer vanuit het Marnegebied gaat volgens mevrouw SPIJK niet via de Eemshavenweg. De heer ADER erkent dit. Uit het voorstel begrijpt hij dat er ook sprake is van een significante component inzit van buiten het oorspronkelijke verzamelgebied van de vier gemeenten en dat er ook aanvoer van elders bij wordt betrokken. Hij is van mening dat de vervoersstromen uit de kleinere dorpen relatief klein zullen zijn en het geschetste beeld niet significant aan zullen tasten. De heer A. NIENHUIS begrijpt hieruit dat de verkeersstromen door de dorpen meer dan verdubbeld worden. De heer ADER bevestigt dit. Hij haalt de gegevens voor de huidige berekeningen uit het jaarverslag van het Vuilverwerkingsbedrijf en de nieuwe uit de uitgereikte tekst. Mevrouw BOEKHORST is de derde inspreker, ze deelt mee dat zij en haar man een melkveehouderij aan de Westerhornseweg te Usquert hebben. In verband met de aanvraag van het Vuilverwerkingsbedrijf voor de realisatie van een biocel en een KCA depot wil zij de raad enkele aandachtspunten meegeven. De huidige composteerinrichting ligt in landelijk gebied. De uitbreiding van de nieuwe biocel bedraagt meer dan 100%. Een uitbreiding van deze grootte heeft niet genoeg aan GFT van de vier deelnemende gemeenten. Naar verwachting zal er GFT uit een groter gebied verwerkt gaan worden. Ze is van mening dat er al veel overlast is door verkeer, onder andere door auto’s met karretjes en trekkers met kiepers gevuld met compost. Vooral via de Westerhornseweg en de Havenweg. Ze verwacht dat dit alleen maar zal gaan toenemen. En van welke kant men ook komt, er moet door dorpskernen worden gereden om de composteerinrichting te bereiken. Ze vindt dat industrie op een industrieterrein hoort. Dat is ook het beleid van de gemeente Eemsmond. Er is een uitstekend industrieterrein in de gemeente aanwezig met goede aan- en afvoerwegen die niet door dorpskernen gaan en het is ook per trein en per schip bereikbaar. Wat de fauna betreft vindt ze het verbazingwekkend dat een deskundig bedrijf aangeeft geen bijzondere dieren te hebben aangetroffen, terwijl menige fietser in dat gebied regelmatig reeën en bijzondere vogels ziet. Verder concludeert ze dat de afstand van 500 meter tot de omwonenden blijkbaar de enige norm is. Ze vraagt zich af hoe het dan zit met de koeien die op enige meters afstand lopen, terwijl suikerbieten, aardappelen, tarwe en gerst in de directe nabijheid worden verbouwd. De regelgeving betreffende de voedselkwaliteit wordt alleen maar strenger. Tijdens het proces komen er micro-organismen vrij. Ze heeft één keer een koe dood zien gaan aan een anaërobe bacterie en dat is haar één te veel. Bouwen op een oude vuilstort brengt vele risico’s met zich mee. De huidige in 1993 gebouwde composteerinrichting vertoont nu al ernstige technische gebreken. Bouwen op een industrieterrein is zeer waarschijnlijk goedkoper en veiliger. Voorts geeft ze aan sinds 1971 aan het lijntje te worden gehouden. Iedere keer wordt er weer uitgebreid, terwijl de stort volgens de eerste plannen al jaren gesloten zou moeten zijn. Met name merkt ze daarbij op dat de huidige composteerinrichting genoeg methaangas (stortgas) wint voor de elektriciteitsvoorziening van 700 huishoudens. Doch, helaas wordt het gas
5
afgefakkeld. Geen enkel huishouden profiteert ervan en de mogelijkheden die er in het verleden werden voorgespiegeld worden niet benut. Het is een enorm financieel fiasco, omdat er geen gedegen onderzoek plaats heeft gevonden. Zwavel in het gas zorgde ervoor dat de pomp kapot ging. Vervolgens citeert ze een uitspraak van de beheerder van de vuilstort die hij naar aanleiding van de toekomstige sluiting van de vuilstort in 1998 op 10 oktober 1996 deed in het Nieuwsblad van het Noorden. Ze citeert: “De kans is groot dat de gemeente Eemsmond er een recreatiegebied van maakt. Dan kunnen de burgers in het jaar 2000 vanaf een hoge berg tussen het groen uitkijken over het Groninger land.” Dit vindt ze een uitstekend plan. Doch, helaas lijkt het er nu op dat de gemeente Eemsmond er een industriegebied van gaat maken. Tot slot vraagt ze de raad met klem geen vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 WRO te verlenen. 4. Vaststelling van de notulen: 28 juni, 5 juli en 6 september 2007 De notulen van 28 juni 2007 worden op de volgende wijze gewijzigd: Op verzoek van de fractie van Gemeentebelangen wordt op pagina 8, 6de regel van boven, de zin: “Zijn fractie ziet liever dat bestaande stichtingen zich met de jeugd bezighouden en dat deze voor de activiteiten meer worden gesubsidieerd.” gewijzigd in: “Zijn fractie ziet liever dat bestaande stichtingen en verenigingen zich met de jeugd bezighouden en dat deze voor de activiteiten meer worden gesubsidieerd.” Op verzoek van de fractie van de VVD wordt op pagina 14, 10de regel van onderen, de zin: “De heer J.F. NIENHUIS is blij met de beantwoording.” gewijzigd in: “De heer J.P. NIENHUIS is blij met de beantwoording.” Op verzoek van de fractie van GroenLinks wordt op pagina, 14de regel van boven, wordt in de zin: “Deskundigen geven aan dat daarmee het bereiken van de twee klimaatdoelstellingen de komende decennia geheel onmogelijk wordt.” het woord “twee” geschrapt. Met inachtneming van voornoemde wijzigingen worden de notulen van 28 juni, 5 juli en 6 september 2007 vastgesteld. 5. a. Ingekomen stukken en mededelingen De heer LEFFERS vraagt om het ingekomen stuk van Actiegroep? Vroegopstap? (nummer 7) in handen van het college te stellen en de antwoordbrief via de RIR voor te leggen aan de raad. Mevrouw SPIJK ziet graag dat het college dit punt betrekt bij de besprekingen over het horecaconvenant om het daarna als geheel aan de raad voor te leggen. Wethouder DOBMA kan melden dat er reeds besprekingen worden gevoerd over een nieuw horecaconvenant. Uiteraard is daarbij het sluitingsuur onderwerp van gesprek. De heer DE BOER verklaart dat zijn fractie het verzoek van mevrouw Spijk steunt. De heer LEFFERS begrijpt het verzoek van mevrouw Spijk. Wellicht geeft het convenant aanleiding om het in de raad aan de orde te brengen. Ook kan het eventueel via de RIR. Wat hem betreft mogen beide mogelijkheden. De heer BOSMAN merkt op dat het standpunt van de Actiegroep? Vroegopstap? dermate afwijkend is van het standpunt dat in de horeca wordt gehuldigd, dat het hem verstandig lijkt dat het college eerst de raad raadpleegt alvorens hierover met de horeca te spreken. De raad gaat hiermee akkoord.
6
De VOORZITTER constateert dat dit punt een volgende keer in de raad aan de orde komt. De heer LEFFERS vraagt verder om het preadvies van het college ten aanzien van het ingekomen stuk over een casino in het uitgaanscentrum (nummer 9) in de raad aan de orde te laten komen. De VOORZITTER constateert dat de raad ook hiermee akkoord gaat. De ingekomen stukken worden op de volgende wijze afgehandeld: 1.
Vereniging Eigen Huis betreft: Onderzoek naar gemeentelijke reserves Voor kennisgeving aangenomen en in handen van de Rekenkamercommissie gesteld
2.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreft: Rekenkamer(commissie) Voor kennisgeving aangenomen
3.
PricewaterhouseCoopers, Zwolle betreft: Accountantsverslag 2006 Voor kennisgeving aangenomen
4.
Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak betreft: Eemsmond Bp ‘De Laan Zuid’’ Voor kennisgeving aangenomen
5.
Noorderpoortcollege betreft: Jaarverslag 2006 Voor kennisgeving aangenomen
6.
J.L. Uyterlinde, Warffum betreft: Bomen bij een pand aan de Torenweg in Warffum zorgen voor gevaarlijke situaties Ter afhandeling in handen van het college gesteld
7.
Actiegroep? Vroegopstap? betreft: De actiegroep vraagt een reactie op de motie om de sluitingstijden in de horeca te vervr oegen Ter afhandeling in handen van het college gesteld en de antwoordbrief wordt via de RIR ter inzage gelegd. Het onderwerp wordt in samenhang met het horecaconvenant geagendeerd voor een volgende raadsvergadering
8.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten betreft: Raadgever Vereenvoudiging regelgeving Voor kennisgeving aangenomen
9.
Eemsmond Automaten betreft: Eemsmond Automaten wil een uitgaanscentrum met casino in Uithuizen realiseren Voor preadvies in handen van het college gesteld en het preadvies wordt voor de volgende vergadering geagendeerd
10.
Inspectie Werk en Inkomen betreft: Rapport ‘Uitvoering Wet werk en bijstand 2005’ Voor kennisgeving aangenomen
7
11.
Minister-President, Ministerie van Algemene Zaken betreft: Beleidsprogramma 2007-2011 Voor kennisgeving aangenomen
12.
Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak betreft: kopie beroepschrift betreffende Eemsmond Bp ‘De Laan Zuid’ Ter afhandeling in handen van het college gesteld
13.
OV-bureau Groningen Drenthe betreft: Nieuwe directeur Voor kennisgeving aangenomen
14.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betreft: Verzamelbrief juni 2007 Voor kennisgeving aangenomen
15.
Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak betreft: Bp ‘De Laan Zuid’/Verzoek om voorlopige voorziening Voor kennisgeving aangenomen
16.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten betreft: Rapport ‘De eerste overheid’ Voor kennisgeving aangenomen
17.
Inspectie Openbare Orde en Veiligheid betreft: Rapport ‘Civiel-militaire samenwerking’ Voor kennisgeving aangenomen
18.
Inspectie Openbare Orde en Veiligheid betreft: Onderzoek inspectie OOV ‘De burger kan ons nog meer vertellen’ Voor kennisgeving aangenomen
19.
Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak betreft: Bp ‘De Laan Zuid/Verzoek om voorlopige voorziening Voor kennisgeving aangenomen
20.
Stichting Taalverdediging betreft: Inzamelen kunststof Voor kennisgeving aangenomen
21.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betreft: Verzamelbrief juli 2007 Voor kennisgeving aangenomen
22.
Raad voor de Wadden betreft: Natuurgrenzen voor dagelijks gebruik. Advies over de toepassingsmogelijkheden voor natuurgrenzen Voor kennisgeving aangenomen
23.
Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak betreft: Bp ‘De Laan Zuid’/Verzoek om voorlopige
8
voorzieningen Voor kennisgeving aangenomen 24.
Provincie Groningen betreft: Interbestuurlijk toezicht milieuhandhaving Voor kennisgeving aangenomen
25.
Stichting Vrije Recreatie betreft: Kleinschalige recreatie Voor kennisgeving aangenomen
26.
Inspectie Werk en Inkomen betreft: IWI rapporten inzake de Wet kinderopvang (2005 en 2006) Voor kennisgeving aangenomen en betrokken bij het agendapunt over het jaarverslag kinderopvang
27.
Raad landelijk gebied betreft: Jaarverslag 2006 en voortgang werkprogramma 2007 Voor kennisgeving aangenomen
28.
Inspectie Werk en Inkomen betreft: Jaarplan IWI 2008 Voor kennisgeving aangenomen
29.
De Rechtspraak, Rechtbank Groningen betreft: Mediation aanbod Ter afhandeling in handen van het college gesteld
30.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten betreft: Onkostenvergoedingen collegeleden, raads- en commissieleden Voor kennisgeving aangenomen
31.
Regionaal College Waddengebied (RCW) betreft: Convenant Waddenzee Werelderfgoed Voor preadvies in handen van het college gesteld (zie ook Ingekomen stuk nummer 35)
32.
VROM betreft: Inzicht in antennebeleid Voor kennisgeving aangenomen
33.
Provincie Groningen betreft: Jaarrekening 2006 gemeente Eemsmond Voor kennisgeving aangenomen
34.
Bewoners Lageweg en Oudedijk, Uithuizen betreft: Zienswijze aanvraag varkenshouderij Emmaweg en Lauwersdwarsweg, Uithuizen Voor kennisgeving aangenomen
35.
Nationale projectgroep Waddenzee Werelderfgoed betreft: Nominatie van de Waddenzee als Werelderfgoed? Voor preadvies in handen van het college gesteld
9
36.
De Rechtspraak, rechtbank Groningen betreft: Uitnodiging openbare terechtzitting Voor kennisgeving aangenomen
37.
Hulpverleningsdienst Groningen betreft: Informatie over de Noordelijke Gemeenschappelijke Meldkamer Voor kennisgeving aangenomen
38.
Bewoners Kwekersweg/R.P. Dojesweg, Uithuizen betreft: Zienswijze industriële varkenshouderij H.C.M.L. van Strien Voor kennisgeving aangenomen
5. b. Terugkoppeling verbonden partijen Er zijn geen mededelingen. 6. Vragenuur CDA – de heer VAN DE WAL Vraag: Wat is de reactie van het college op de “spoor van vernielingen” van afgelopen weekend? Grasbaanraces en heropening van 538, die de CDA-fractie van harte kan ondersteunen, zijn toch voldoende aanleiding om een extra wetshandhavend oog in ’t zeil te houden. Antwoord college (wethouder DOBMA): Het college kan zich voorstellen dat burgers zich ergeren aan de gepleegde vernielingen en keurt dergelijke zaken dan ook af. Wel moet worden opgemerkt dat de vernielingen niet allemaal in de nacht hebben plaatsgevonden. Het verwijderen van het hekwerk op de Blink en de verplaatsing van materiaal en ontkoppeling van slangen in de Brouwerijstraat gebeurde al in de avonduren. Er kan tegen worden opgetreden wanneer gedupeerden aangifte van doen. In dit geval is dat ook gebeurd. Eveneens kan de politie optreden wanneer ze tips krijgt over mogelijke daders. Hoewel het daar meestal aan schort, zijn er in dit geval toch behoorlijk veel tips aan de politie doorgegeven. Deze zullen worden nagetrokken en het college hoopt dat dit zal leiden tot aanhoudingen en tot oplossing van de zaken. Overigens zijn het hekwerk en het materiaal niet vernield en kon het weer worden teruggeplaatst. Verder wordt er reeds geruime tijd extra politie in de basiseenheid Uithuizen ingezet. Met name wordt er toegezien op de sluitingstijden, omdat er geluiden waren dat horecagelegenheden zich daar niet aan zouden houden. Dit gold niet voor 538. Er zijn gesprekken geweest met betrokken eigenaren en uitbaters. Het lijkt erop dat ze begrepen hebben dat aan de sluitingstijden de hand moet worden gehouden. Ook bij speciale evenementen, bijvoorbeeld grasbaanraces en het aanstaande Eemspop is extra politietoezicht. Ook door de organisatie is extra beveiliging ingehuurd. Er wordt in ieder geval in samenwerking met de politie geprobeerd er alles aan te doen het goed in de gaten te houden. Wel moet nog worden opgemerkt dat het helaas niet mogelijk is om op elke plek een politieagent aanwezig te hebben. VVD – de heer J.P. NIENHUIS Vraag: Wanneer wordt er door de provincie begonnen met de toegangen van Warffum betreffende de N363? Antwoord college (wethouder SIENOT): De werkzaamheden, die uitgevoerd worden door de provincie, staan gepland voor 2008. Gelijktijdig met deze
10
werkzaamheden zal de gemeente de riolering aanpakken. Een exacte datum kan niet worden gegeven. Voordat met de werkzaamheden wordt begonnen zal een informatieavond voor de omwonenden worden gehouden. VVD – de heer J.P. NIENHUIS Vragen: Waarom worden vacatures ingevuld door tijdelijke krachten dan wel door het inhuren van externe bureaus? Wat zijn de (extra) kosten die hiermee gepaard gaan voor dit jaar? Antwoord college (wethouder DOBMA): Er zijn inderdaad een aantal vacatures. Het duurt gemiddeld al gauw 3 a 4 maanden om een vacature in te vullen. Er wordt voor gekozen om tijdelijk personeel aan te trekken om de dienstverlening aan de burger op peil te houden. Met het invullen van sommige vacatures kan niet worden gewacht. Er wordt niet klakkeloos overgegaan tot invulling. Er wordt goed gekeken in hoeverre er mogelijke aanpassingen van functie-inhoud nodig zijn. Dergelijke zaken vergen soms meer tijd dan drie maanden. Vandaar dat ervoor gekozen is om een aantal vacatures voorlopig tijdelijk in te vullen. Dit geschiedt wel binnen de middelen die daarvoor door de raad beschikbaar zijn gesteld. De heer J.P. NIENHUIS vraagt waarom de tijdelijke contracten soms worden verlengd. Wethouder DOBMA zegt al aangegeven te hebben dat bij sommige afwegingen er meer tijd nodig is. PvdA – de heer SIRAGNA Inzake intensieve varkenshouderijen. Vragen: Wat gaat het college van de gemeente Eemsmond doen? Wat zijn de mogelijkheden om de aanvragen c.q. komst van intensieve varkenshouderijen tegen te houden? Worden ook alle milieu- en ruimtelijke ordeningsaspecten bij de besluitvorming betrokken? Antwoord college (wethouder DOBMA): Het college heeft een zienswijze ingediend bij het provinciaal bestuur over het voorgenomen besluit van het college van gedeputeerde staten om een milieuvergunning af te geven aan de varkenshouders aan de Emmaweg en Lauwersdwarsweg. Het college is namelijk van mening dat deze aanvraag niet meer beoordeeld mag worden op basis van de wetgeving van 1997. Omdat deze oude aanvraag inmiddels niet meer mag worden gezien als oude, maar als nieuwe aanvraag, zou er een milieueffectrapport moeten worden opgesteld. Het college heeft de provincie dus verzocht om terug te komen op het voornemen tot het afgeven van een milieuvergunning. Aan de aanvragen kan het college niets doen. Aanvragen kunnen altijd worden ingediend. Het tegenhouden van deze twee locaties zal erg moeilijk worden wanneer er een milieuvergunning wordt verstrekt. De gemeente is namelijk gedwongen door de uitspraak van de Raad van State op deze twee plekken toe te staan dat er varkenshouderijen kunnen worden gevestigd. Dat komt omdat er in 1997 een paar Brabantse boeren een dag vóór de besluitvorming in de raad van Eemsmond nog een aanvraag op basis van oude regelgeving hebben ingediend. De gemeente is dus verplicht om in het geval er een milieuvergunning wordt verstrekt een bouwvergunning te verlenen. Zouden gedeputeerde staten toch besluiten een milieuvergunning te verlenen, dan is er nog beroep mogelijk bij de Raad van State. Wat het planologische gedeelte betreft biedt het huidige bestemmingsplan Buitengebied naar de opvatting van het college geen mogelijkheden voor nietgrondgebonden agrarische activiteiten. Dat betekent dat het college van mening is dat alle aanvragen die eventueel zouden binnenkomen, moeten worden afgewezen. Over enige tijd moet er echter een nieuw bestemmingsplan
11
Buitengebied komen. Deze wordt reeds voorbereid, aangezien het huidige bestemmingsplan Buitengebied is verouderd. De regelgeving op het gebied van de varkenshouderijen is erg veranderd. Onder andere is er een nieuwe stankwet gekomen. Op dit moment is het onduidelijk hoe in het kader van de ruimtelijke ordeningsprocedures en de milieuwetgeving er wel of niet in wordt geslaagd opnieuw in het bestemmingsplan Buitengebied afdoende regels op te nemen die vestiging van genoemde bedrijven onmogelijk maken. Dit zal zeker nog enige discussie vergen. De raad krijgt uiteindelijk het laatste woord bij de vaststelling van dat bestemmingsplan. De heer J.P. NIENHUIS vraagt of de wethouder heeft gezegd of onder het huidige bestemmingsplan vestiging van nieuwe intensieve veehouderijen in het buitengebied niet mogelijk is. Volgens wethouder DOBMA heeft hij gezegd dat de opvatting van het college is, dat het huidige bestemmingsplan Buitengebied niet-grondgebonden activiteiten uitsluit en dat vestiging van varkenshouderijen uitgesloten is. De heer BOSMAN mist in de opsomming van de wethouder over planologische instrumenten om intensieve veehouderij te weren het oppervlak van het bouwvlak. Hij vraagt of dit toeval is. Volgens wethouder DOBMA is dat geen toeval. Hij heeft echter geprobeerd zich tot de hoofdlijnen te beperken. De ontwikkelingen die nu aan de Lauwersdwarsweg en in de Emmapolder aan de orde zijn bewegen zich binnen de toegestane bouwvlakken die mogelijk zijn binnen het huidige bestemmingsplan van 1 hectare. Ook heeft hij gelezen dat de milieufederatie heeft opgemerkt, dat er binnen het kader van oppervlaktebeperking mogelijk grootschalige varkenshouderijen in de toekomst uitgesloten kunnen blijven. Hij vraagt zich echter af of het gezien de ervaring die men nu heeft binnen het bouwblok van 1 hectare, ook daadwerkelijk zo is. Vandaar dat hij dat niet heeft genoemd. De heer BOUMAN merkt op dat in de zienswijze ruimte is opengelaten om nog extra argumenten richting de provincie aan te kunnen voeren. Daar die extra zaken vóór 15 september aangegeven moeten worden, vraagt hij of het college al extra argumenten heeft ingebracht. Wellicht dat ook anderen nog argumenten mee kunnen geven. Wethouder DOBMA verklaart de oorspronkelijke zienswijze nader te hebben onderbouwd op basis van met name juridische uitgangspunten. Het komt er in beginsel op neer dat er vanaf 1997 een aanvraag lag en dat er sindsdien steeds gevraagd is naar aanvullende gegevens. Deze gegevens waren echter niet voldoende of tijdig aanwezig om tot een uiteindelijke afweging te komen. Dit betekent dat er eigenlijk nooit een beslissing genomen heeft kunnen worden. Pas toen de provincie het bevoegde gezag werd, kwamen er gegevens. Naar zijn mening is er nu sprake van een nieuwe aanvraag die volgens de huidige regels moet worden beoordeeld. Hij zegt toe de brief aan de raad ter inzage te leggen. Gemeentebelangen – de heer BOUMAN Verkeerssituatie Hoofdstraat Oost, Hoofdstraat West en Kerkplein, Uithuizen. Nu de verkeerssituatie in het centrum Uithuizen sinds enige maanden gewijzigd is, bereiken ons klachten over de bereikbaarheid van de Hoofdstraat Oost. De huidige verkeerssituatie leidt ertoe dat vrachtwagens en andere bezoekers van de Hoofdstraat Oost alleen maar via de Hoofdstraat West hun doel kunnen bereiken. Dit brengt een forse belasting van de Hoofdstraat West met zich mee en is daarnaast in een aantal gevallen ook niet efficiënt. Van verschillende kanten is Gemeentebelangen aangeraden dat de verbinding tussen het Kerkplein en de aansluiting met de Hoofdstraat Oost en Hoofdstraat West mogelijk kan worden gewijzigd in een tweerichtingen-verkeersbestemming. Vragen: Is het college bekend met deze problematiek?
12
Is het college bereid om op dit punt de mogelijkheden te onderzoeken? Antwoord college (wethouder SIENOT): Het is bekend dat de verkeerde kant op wordt gereden. Dit wordt wel bekeurd. De wethouder schetst de geschiedenis van het ontstaan van het verkeerscirculatieplan. Enige jaren geleden heeft een werkgroep zich gebogen over de verkeerssituatie in Uithuizen. Hierin zaten vertegenwoordigers van de gemeentelijke verkeerscommissie, de politie, de handelsvereniging en gehandicaptenplatform. Vrijwel unaniem is toen gekozen voor dit verkeerscirculatieplan. De redenen daarvoor waren: 1) de voetganger c.q. het winkelend publiek dient voorrang te krijgen boven het autoverkeer. De veiligheid moet gewaarborgd zijn. Dit betekent dat het winkelgebied zoveel mogelijk autovrij of autoluw gemaakt moet worden. 2) Sluipverkeer moet worden voorkomen. Dit betekent dat doorgaande noord/zuid- en oost/west verbindingen ook moeten worden voorkomen. 3) Het autoverkeer moet voor doorgaande noord/zuid- en oost/west-bewegingen gebruik maken van de rondwegen rondom het winkelgebied: Kennedylaan, Cohenstraat, Snik, Menkemaweg, Borgweg, Borgstraat, Schoolstraat. Destijds is wel voorgesteld om de verbinding Kerkplein met Hoofdstraat West als tweerichtingen verkeer te bestemmen. Er is toen uitgebreid over gesproken. De verkeerscommissie adviseerde om het gedeelte voor het gemeentehuis tussen het Kerkplein en de Hoofdstraat Oost niet open te stellen voor tweerichtingen verkeer, omdat daarmee de oost/west -verbinding hersteld wordt en dit ongetwijfeld veel sluipverkeer oplevert. Het uitgangspunt is juist om het verkeer dat niet in het winkelgebied thuishoort te weren. Dat is namelijk positief voor de verkeersveiligheid van de voetganger. Mensen die in de Hoofdstraat Oost hun boodschappen willen doen, vinden hun weg daar naar toe wel. Mogelijk worden mensen door het éénrichtingsverkeer gestimuleerd om hun auto op het kerkplein te laten staan en lopend te gaan winkelen. Door het instellen van éénrichtingsverkeer voor het gemeentehuis worden automobilisten gedwongen om de rondwegen rondom het centrum te gebruiken. Dat is juist de bedoeling. Daarmee geeft de wethouder aan dat wat destijds gold, ook nu geldt en dat deze keus gehandhaafd moet blijven. Voorlopig wil het college deze situatie handhaven. De heer BOUMAN begrijpt dat de wethouder niet bereid is de denkbeelden van destijds aan de hedendaagse praktijk aan te passen. Verder concludeert hij dat de wethouder niet erkent dat er veel klachten zijn over de extra bewegingen die automobilisten nu moeten maken. Hij vraagt of zijn conclusie juist is. Wethouder SIENOT erkent dat het wel eens lastig kan zijn. Er is echter bewust voor gekozen om het autoverkeer te ontmoedigen. Het college weet dat er vaak verkeerd gereden wordt. Dit leidt dan ook tot bekeuringen. Overigens krijgt het college niet veel klachten van burgers. Gemeentebelangen – de heer HOLTKAMP Vertraging plan Almersma. Van meerdere kanten heeft Gemeentebelangen begrepen dat er mogelijk vertraging is ontstaan bij de start van het bouwen op het bestemmingsplan Almersma, met name op de kunstmatige terp. Er zou zelfs sprake zijn van een bouwstop. Als gemeenteraadslid is hem daarvan niets bekend. Grondslag van de vertraging zou onduidelijkheid zijn over de eisen die aan de bebouwing worden gesteld. Daarnaast bereiken Gemeentebelangen geluiden dat de eisen aan de bebouwing dusdanig zijn geformuleerd, dat de belangstelling voor het plan is afgenomen c.q. dat er meer mensen dan normaal hun kavels in optie hebben teruggegeven aan de gemeente Eemsmond. Vragen: Herkent het college deze situatie?
13
Kan het college de raad inzicht verschaffen in de belangstelling voor kavels in het plan Almersma in relatie tot de daadwerkelijk verkochte kavels? Antwoordt college (wethouder DOBMA): Het college herkent de door Gemeentebelangen geschetste situatie niet. Ook is er geen sprake van een bouwstop. Iemand die een bouwvergunning heeft, kan morgen al beginnen met de bouw. Als iemand een plan indient, dan moet dit wel in overeenstemming zijn met de door de raad vastgestelde uitgangspunten van het bestemmingsplan en het daaraan gekoppelde beeldkwaliteitsplan. Wanneer aanvrager geheel andere plannen wil realiseren, wordt het moeilijk en zal hij het schetsplan aan de uitgangspunten moeten aanpassen. Doch de door Gemeentebelangen genoemde geluiden hebben het college echter niet bereikt. Wellicht komt het doordat iemand mogelijk teleurgesteld is, omdat hij/zij een plan niet gerealiseerd kon krijgen, omdat het niet in overeenstemming was met de uitgangspunten van het door de raad vastgesteld plan. Het college houdt zich aan dit plan, waar zelfs een coördinerende architect voor is aangesteld, die mensen begeleidt bij het opstellen van hun plannen. Er hoeft niet direct een compleet plan te worden ingediend. Eerst kan met een schetsplan worden gewerkt. De directeur van Libau is bereid ernaar te kijken en aanwijzingen te geven, zodat mensen geen extra kosten hoeven te maken. Pas daarna komt een daarop gebaseerd bouwplan. Tot dusver werkt dit volgens de wethouder voortreffelijk. Hoewel het hier om een iets andersoortig traject gaat dan gewoonlijk, vergt het wat meer overleg. Maar dat dit aanleiding geeft tot buitensporige vertraging, is niet het geval. Wat de belangstelling voor het plan betreft zijn 6 kavels verkocht, zijn 4 kavels in optie gegeven en gaat de Stichting Uithuizer Woningbouw eind deze week voor 12 woningen een bouwaanvraag indienen. Dit betekent dat er in beginsel 22 woningen zullen worden gebouwd. Hopelijk nog dit jaar. Daarnaast is een aantal belangstellenden zich aan het oriënteren, waarvan 2 hebben aangegeven serieus een optie te willen nemen. Er is geen enkele indicatie dat er door welke oorzaak dan ook de belangstelling voor dit plan geringer of afgenomen zou zijn. Ook is er geen enkele optie teruggegeven. De heer HOLTKAMP is blij dat de geruchten onjuist blijken te zijn. GroenLinks – de heer BOSMAN In 2006 zijn er vijf à zes fietspaden gereedgekomen. In de vakantie bleek dat er geen bewegwijzering was. Daar is toen naar gevraagd en door het college toegezegd. In 2007 heeft GroenLinks er opnieuw naar gevraagd en er is toegezegd dat de bewegwijzering er zou komen. Inmiddels is het toeristenseizoen voorbij en het blijkt dat de bewegwijzering nog steeds niet is aangebracht. Vraag: Hoe kan dit? Antwoord college (wethouder SIENO T): Hoe dit kan weet de wethouder niet. Wel kan hij aangeven, dat inmiddels de inventarisatie heeft plaatsgevonden en dat de borden binnenkort worden geplaatst. Los daarvan is de provincie bezig met een knooppuntenroute en zodra dat rond is, zal de bewegwijzering daarvoor ook worden aangebracht. GroenLinks - de heer BOSMAN Enige tijd geleden is het milieubeleidsplan aan de orde geweest. Hierop was tamelijk veel kritiek. De raad heeft suggesties gedaan hoe het beter kon. De besluitvorming betreffende dit plan is toen even aangehouden om het college in de gelegenheid te stellen de reacties in het plan te verwerken. Vervolgens bleek het plan slechts op enkele punten te zijn gewijzigd. Wel was er een waardevolle aanvullende notitie bijgevoegd, waarin het college puntsgewijs aangaf wat ze met de suggesties en opmerkingen uit de raad zou doen. Omdat het plan het traject zou ingaan van de inspraak, heeft hij erop aangedrongen de
14
aanvullende notitie bij het plan te voegen. Dit heeft het college toegezegd. Nu het plan ter inzage ligt verbaast het hem dat de notitie niet is toegevoegd. Vraag: Hoe kan dit? Antwoord college (wethouder SIENOT): Inderdaad heeft hij toegezegd dat bij de uitnodigingen aan de diverse belangenorganisaties de notitie met de raad gemaakte opmerkingen daaraan toegevoegd zouden worden. Dat is ook daadwerkelijk gebeurd. Er zijn 50 organisaties aangeschreven en zij hebben allen de startnotitie ontvangen en daarbij de opmerkingen en suggesties van de raad. Wel blijkt dat het overzicht op de website ontbreekt. De vorige avond is er een bijeenkomst geweest met een aantal belangenorganisaties en deze waren in het bezit van de notitie met opmerkingen van de raad. De heer BOSMAN wijst er op dat de burgers die er naar toe wilden, slechts op de hoogte waren van hetgeen zij op de website aantroffen. Volgens wethouder SIENOT is dat het geval bij burgers die zich niet hebben aangemeld. Wel kan hij verzekeren dat iedereen die de vorige avond aanwezig was, in het bezit was van beide stukken. Vervolgens schorst de VOORZITTER de vergadering voor een korte pauze. Na de schorsing wordt voortgegaan met: Besluitvormend 1. Verordening wijk- en straatnaamgeving De heer BOUMAN bemerkt dat het college heeft getracht de wijk- en straatnaamgeving dichter bij de burgers te brengen. Met betrekking tot het opgestelde protocol vindt hij echter dat er in het voorstel heel weinig staat over wie eigenlijk de Stichting Historische Kring voor Noordelijk Hunsingo is. Als zaken aan deze stichting worden overgedragen, lijkt het hem dat de raad moet weten hoe deze organisatie functioneert. Verder merkt hij op dat met de instelling van dit protocol alle wijk- en straatnamen in de gemeente standaard een historische achtergrond krijgen, met uitzondering van de straten in de Eemshaven. Het lijkt zijn fractie wenselijk niet alleen naar het verleden te kijken, maar ook naar de toekomst. Hij vraagt zich af wat de achterliggende gedachte is om slechts naar het verleden te kijken. Zijn fractie zou zich veel eerder kunnen vinden in het raadplegen van verenigingen van buurt-, wijk- of dorpsbelangen. Daardoor kan er een nadrukkelijke link met de bevolking worden gelegd. Het geeft de politiek de mogelijkheid om nog dichter bij de inwoners te staan. Hij vraagt het college waarom niet van deze mogelijkheid gebruik is gemaakt. Zijn fractie stelt voor om het protocol zodanig te wijzigen dat buurt- of dorpsbelangen de gelegenheid krijgen met voorstellen voor naamgeving van straten en wijken te komen. De heer BOSMAN heeft enige tijd geleden al aangegeven het een goede taakverdeling te vinden dat de huisnummering aan het college wordt gedelegeerd en dat de raad zich bezighoudt met de straatnaamgeving en het niet uit handen geeft. Wat hem betreft blijft de wijk- en straatnaamgeving bij de raad. Mevrouw PERSO ON verklaart dat haar fractie zich in het voorstel kan vinden. Ze gaat ervan uit dat wanneer haar fractie het met een bepaalde naam niet eens is, dezelfde weg als de burger kan worden bewandeld door daarover in te spreken. Op de vraag van de heer J.P. Nienhuis welke weg zij daarmee precies bedoelt, zegt spreekster uit het voorstel te begrijpen dat wanneer een naam wordt voorgesteld, burgers die zich daar niet in kunnen vinden te allen tijde een inspraakmogelijkheid hebben.
15
Volgens de heer J.P. NIENHUIS is dat niet het geval. De VOORZITTER denkt daar eveneens zo over. Mevrouw PERSOON geeft aan dat haar fractie dat wel zo uit het voorstel heeft opgevat. Volgens de heer DE BOER staat het zelfs letterlijk in het voorstel. De heer J.P. NIENHUIS heeft de vorige keer al aangegeven het belangrijk te vinden dat burgers ook bij dit onderwerp de mogelijk hebben om in te kunnen spreken. Zijn fractie is nog steeds die mening toegedaan en stemt dan ook niet in met dit collegevoorstel. Aangezien mevrouw OUDMAN altijd belangstelling heeft voor straatnaamgeving en ook enige ervaring met het wijzigen heeft, sluit ze zich aan bij het voorstel van de VVD en GroenLinks om straatnaamgeving bij de raad te houden. Hoewel mogelijkheden tot inspraak kunnen worden vastgelegd in een protocol, heeft het niet de status van de verordening. Ze voorziet dan dat het protocol in de la wordt gelegd, omdat het college niet gebonden is aan dat vastgestelde protocol. Met betrekking tot hetgeen mevrouw Persoon opmerkte over de mogelijkheid voor burgers verklaart ze dat in het voorstel staat, dat naar aanleiding van een publicatie van een voorgenomen besluit inzake wijk- en straatnaamgeving kan worden gereageerd. Doch zelf heeft ze ervaren hoe moeilijk het is om eventueel een wijziging door te voeren. De heer DE GRAAF vindt als raadslid (en niet in de rol als voorzitter) het wel goed dat er duidelijke kaders worden gesteld. Deze kunnen aan het college worden meegegeven om op een goede wijze tot wijk- en straatnaamgeving te komen, die dan door de raad controleerbaar zijn. Hierin verschilt hij enigszins van mening met zijn fractiegenoot. Wethouder SIENOT verklaart dat het college een protocol heeft opgesteld, dat heel nauw aansluit bij de situatie zoals deze al een aantal jaren geldt. De Historische Kring wordt bijvoorbeeld gevraagd om voor een wijk namen aan te dragen. Eventueel worden daarbij suggesties meegegeven. De Historische Kring bestaat weliswaar uit amateurs, maar het betreft wel mensen die zeer geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van deze omgeving. Zij komen met een voorstel en dit voorstel wordt dan kenbaar gemaakt via het gemeentenieuws. De burgers krijgen uitgebreid de mogelijkheid opmerkingen te maken, alternatieven aan te dragen, etcetera. Deze worden weer aan de Historische Kring voorgelegd, die daar vervolgens een oordeel over geeft en daarna met een advies komt. Uiteindelijk besluit het college welke naam of namen er worden gekozen. Dit lijkt hem een logische gang van zaken. De wethouder geeft aan dat wanneer een raadslid, iemand van een dorpsvereniging of wie dan ook enig invloed daarop wil uitoefenen, dan krijgt deze daarvoor uitgebreid de mogelijkheid. Dit staat in het protocol. De verordening is op zodanige wijze geschreven, dat het ineen geschoven kan worden. De heer BOUMAN heeft geen antwoord gekregen op zijn vraag wat de achterliggende gedachte is om te kiezen voor de Historische Kring. Wethouder SIENOT zegt dat gekozen wordt voor de Historische Kring, omdat het al jarenlang zo wordt gedaan. Daarnaast vindt het college dat straatnamen bij uitstek bestendig moeten zijn voor de toekomst. Al gauw wordt daarbij gedacht aan historische namen. De wethouder geeft aan dat dit niet wil zeggen dat het automatisch namen van verre voorouders dienen te zijn. Wel moeten de namen goed in deze omgeving passen. De Historische Kring is daarvoor bij uitstek het gremium dat dit kan verzorgen. Op de vraag van de heer Bouman, waarom het niet bij buurt- en dorpsbelangenverenigingen wordt neergelegd, antwoordt de wethouder dat deze overweging niet is gemaakt. Wel heeft hij reeds aangegeven, dat niet alleen individuele burgers, maar ook dorpsbelangenverenigingen en dergelijke in
16
de gelegenheid worden gesteld te reageren op de adviezen die worden voorgelegd. De heer VAN DUINEN wil met betrekking tot de opmerkingen van de heer Bosman en mevrouw Oudman de wethouder meegeven, dat er in een vorige vergadering meer dan een uur over één straatnaam werd gediscussieerd. Het lijkt hem dat er zinniger zaken zijn waarover de raad moet spreken. Mevrouw OUDMAN vraagt nog waarom er niet in de verordening is opgenomen, dat het college een straatnaam vaststelt volgens een bepaald protocol. In reactie op de heer Van Duinen zegt ze dat de raad er is voor de burger. Als een burger met zijn voorgestelde wijziging niet bij de gemeente terecht kan, heeft deze burger de raad nodig om alsnog met de voorgestelde naam te komen. De heer VAN DUINEN zegt hierop dat hij met zijn opmerking daar niet op doelt. Het gaat hem erom dat de raad de straatnaam niet bepaalt, terwijl mevrouw Oudman vindt dat dit wel in de raad vastgesteld moet worden. Mevrouw OUDMAN ziet het ook als mogelijkheid wanneer een burger het niet voor elkaar krijgt. De heer BOUMAN kan in deze discussie ook wel met de heer Van Duinen meegaan. Als namelijk gerealiseerd zou worden dat niet de Stichting Historische Kring, maar bijvoorbeeld dorps- en buurtverenigingen hiervoor in de plaats zouden worden gesteld, dan komt het college daarmee heel erg dicht bij de burger. Dit is ook de achterliggende gedachte van Gemeentebelangen om het college te vragen dit voorstel te wijzigen. In dit geval kiest hij ervoor een amendement op het raadsvoorstel inzake de verordening op de wijk- en straatnaamgeving in te dienen, met name op het protocol. Hij stelt voor om in plaats van de Stichting Historische Kring voor Noordelijk Hunsingo de verenigingen voor dorps- en buurtbelangen in de verschillende dorpen van de gemeente Eemsmond aan te wijzen als adviseur van het college. Verder kan hij zich voorstellen dat een andere fractie mogelijk aangeeft dat het in samenspraak met de Historische Kring zou kunnen. Vervolgens dient hij het volgende amendement in: Amendement op het raadsvoorstel B-1.15.2007 inzake verordening wijk- en straatnaamgeving De fractie van Gemeentebelangen Eemsmond heeft kennis genomen van raadsvoorstel B-1.15.2007 inzake de Verordening wijk- en straatnaamgeving, waarin een protocol ten aanzien van de vaststelling van wijk- en straatnaamgeving wordt voorgesteld. In dit protocol wordt geregeld dat het college advies dient te vragen aan de Stichting Historische Kring voor Noordelijk Hunsingo. Gemeentebelangen Eemsmond stelt voor om het protocol als volgt te wijzigen: Stichting Historische Kring voor Noordelijk Hunsingo Vervangen door: Verenigingen voor Dorps- en Buurtbelangen in de verschillende dorpen van de gemeente Eemsmond. En gaat over tot de orde van de dag. Uithuizen, 13 september 2007 Namens de fractie van Gemeentebelangen Eemsmond, Harald Bouman De VOORZITTER deelt mee dat dit nu onderdeel uitmaakt van de beraadslagingen. Mevrouw OUDMAN merkt op dat in het amendement van Gemeentebelangen wordt voorgesteld de Historische Kring te vervangen. Zij stelt echter voor om
17
in plaats van deze te vervangen de verenigingen voor dorps- en buurtbelangen daaraan toe te voegen. De heer BOUMAN vindt dit een uitmuntende aanvulling en zegt dit op de door mevrouw Oudman voorgestelde wijze te wijzigen. De VOORZITTER verklaart dat in het amendement “vervangen door” wordt gewijzigd in “aanvullen met” en brengt vervolgens dit amendement in stemming. Na stemming constateert hij dat het amendement met de stemmen van de fracties van Gemeentebelangen, de ChristenUnie en één lid van GroenLinks voor en de fracties van de PvdA, het CDA, de VVD en het ander lid van GroenLinks tegen, wordt verworpen. Wethouder SIENOT zegt in antwoord op de vraag van mevrouw Oudman waarom het protocol niet in de verordening is opgenomen, dat wanneer het raadsvoorstel wordt aangenomen het college het protocol gaat uitvoeren zoals de raad het aanneemt. Mevrouw OUDMAN vraagt waarom er niet letterlijk in artikel 2 staat dat het college het vaststelt volgens een vastgesteld protocol. Volgens wethouder SIENOT is het goed voorbereid. Wanneer het wordt vastgesteld is dat voor het college voldoende om uit te voeren. Vervolgens brengt de VOORZITTER het collegevoorstel in stemming. Na stemming constateert hij dat met 10 stemmen vóór (de fracties van de PvdA, het CDA en een lid van GroenLinks) en 7 stemmen tegen (de fracties van Gemeentebelangen, ChristenUnie, de VVD en een lid van GroenLinks) het collegevoorstel is aangenomen. 2. Voorbereidingsbesluit bestemmingsplan Waddenzee Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van het college besloten. 3. Het plaatsen van een meetpaal op het Uithuizerwad Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van het college besloten. 4. Jaarverslag kinderopvang De heer BOUMAN stelt voor het jaarverslag kinderopvang in het vervolg via de lijst met ingekomen stukken te behandelen. Met uitzondering van die momenten dat zich excessen voordoen waar in de raad over gesproken moet worden. Wethouder BOEKHOUDT vindt dat prima wanneer het mogelijk is. De VOORZITTER constateert dat hiermee de raad dit jaarverslag heeft vastgesteld. 5. Financiële bijdrage restauratie klokken Jacobikerk De heer VAN DE WAL merkt op dat in de Volkskrant van 4 september jongstleden een artikel is verschenen van hoogleraar vroegchristelijke kunst en architectuur aan de Radbouduniversiteit te Nijmegen, Prof. Dr. S.L. de Blaauw, die hierin reageert op de perikelen in Tilburg, waar een pastoor tegen de regels in de klokken blijft luiden. Om de irritatie betreffende het klokgelui van de Jacobikerk hier voor te zijn, citeert hij uit dit artikel het volgende: ‘De irritatie over klokgelui heeft niets met oprukkend heidendom te maken, maar wel met culturele onthechting. De vervreemding van de eigen wortels, het verlies aan sensibiliteit voor en kennis van het eigen verleden zijn gevolgen van maatschappelijke veranderingen die veel omvattender zijn dat de secularisatie.’ De heer LEFFERS vraagt of de heer Van de Wal dezelfde mening is toegedaan dan de persoon uit het citaat.
18
De heer VAN DE WAL beaamt dat. Zijn fractie ondersteunt het voorstel van harte. Wel wijst hij er op dat er een precedentwerking van uit kan gaan, zoals destijds met de verlichting. Er moet dan ook coulant mee omgegaan worden. Wellicht zou het college beleid hiervoor kunnen gaan formuleren. Volgens de heer J.P. NIENHUIS kan men zich hierbij afvragen hoe het tot een dermate alarmerende zaak is gekomen dat de klokken noodgedwongen stil gezet moesten worden. De vraag is of de kerk niet aangesloten is bij de monumentenwacht. En of men niet eerder op de hoogte was van de onderhoudssituatie. Ook zou het kunnen dat men doelbewust deze situatie heeft laten ontstaan, in de hoop dat de gemeente en de gemeenschap te hulp zouden schieten. Zijn fractie gaat akkoord met dit voorstel op voorwaarde dat de eigenaar van de klokken een onderhoudsfonds instelt, om te voorkomen dat er in de toekomst een zelfde situatie als deze ontstaat. Tot slot vraagt hij wat nog het nut van een begroting is als er regelmatig gelden uit de algemene reserve beschikbaar worden gesteld. De heer WOLTJER merkt op dat wat hem betreft de klokken weer mogen luiden. Wel sluit hij zich aan bij wat de heer Van de Wal aangaf over de precedentwerking en het protocol, dat destijds met de verlichting is gehanteerd. Daar zal rekening mee moeten worden gehouden. Tot slot vraagt hij hoe het bedrag van € 10.000,-- tot stand is gekomen. De heer A. NIENHUIS verklaart evenals vorige sprekers voor beleid te zijn, zoals destijds ook met de torenverlichting is gegaan. Verder vindt hij het een nobel streven en gaat hij met het subsidiebedrag akkoord. Toch heeft hij nog enkele vragen. Ten eerste vraagt hij of er in het verleden financiële bijdragen zijn aangevraagd door meerdere restauratiefondsen, zoals kerk Kantens, klokken Kantens en orgel in kerk Zandeweer. Ten tweede vraagt hij of er beleid is in de gemeente op dit gebied en zo ja, welk beleid dat dan is. Wethouder BOEKHOUDT zegt over de precedentwerking dat het best zou kunnen dat de gemeente nogmaals een dergelijke restauratieaanvraag krijgt. Maar dat weet men op dit moment nog niet. Voorts meldt ze dat de bij de kerk betrokkenen zelf actief actie hebben gevoerd. Op het moment dat de aanvraag binnenkwam heeft het college zich afgevraagd wat er in dergelijke situaties aan subsidies wordt verstrekt. Het gemeentelijk beleid is daarop niet meer van toepassing, omdat restauratie van monumenten nu via de provincie loopt . Het college vond deze actie, waarin ook de inwoners van Eemsmond om een bijdrage werd gevraagd, een goede gedachte en dermate positief, dat zij daaraan een subsidie wenste toe te kennen. Verder gaat het college ervan uit dat als het op andere plaatsen niet goed gaat, men bij de gemeente ‘de klok wel laat luiden’ en met een aanvraag komt. De wethouder zegt dit onderdeel mee te nemen in de nieuwe nota welzijnsbeleid. Deze zal per 1 januari 2009 ingaan. Te zijner tijd komt het college er nog op terug. Tot die tijd zal worden afgewacht of er nog een dergelijke aanvraag wordt ingediend, die op dat moment dan beoordeeld zal worden. Dat gekozen is voor € 10.000,-- heeft er mee te maken dat ongeveer 10% van de totale kosten beschikbaar wil stellen. Of er in het verleden meerdere van deze aanvragen zijn geweest weet de wethouder niet. Ze heeft dit niet nagegaan. Mevrouw SPIJK merkt op dat de wethouder aangaf, dat gewacht wordt met eventueel te formuleren beleid tot het nieuwe welzijnsplan er komt en dat per aanvraag wordt beslist of er subsidie beschikbaar wordt gesteld. Dat lijkt haar een vrijbrief voor verschillende kerken met klokken en orgels om bij de gemeente aanvragen in te dienen. Ze vraagt of dat ook zo is. Volgens wethouder BOEKOUDT verkeert niet iedere kerk in de gemeente in een staat zoals in dit geval.
19
Mevrouw SPIJK wijst er op dat de door de heer A. Nienhuis genoemde kerk in Zandeweer al jaren bezig is om het orgel gerestaureerd te krijgen. Wethouder BOEKHOUDT zegt hierop dat het nu over de klokken gaat, die een andere functie hebben dan een orgel. Het luiden van de klokken wordt in het dorp gehoord, terwijl het geluid van de orgel slechts in de kerk te horen is. De heer DE BOER merkt op dat zolang er 10% wordt gesubsidieerd, het gevaar niet erg groot zal zijn. Mevrouw SPIJK benadrukt nog dat orgelconcerten voor inwoners en toeristen ook erg mooi kunnen zijn. Dit gebeurt niet alleen op zondag, maar ook op een doordeweekse dag. De heer A. NIENHUIS merkt op dat er voor de klokken in Kantens kortgeleden een aanvraag is geweest. Hij vraagt of de betreffende personen nu weer een aanvrage kunnen indienen. Wethouder BOEKHOUDT knikt bevestigend. Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van het college besloten. 6. Begrotingswijzigingen De begrotingswijzigingen nummers 10 en 11 voor het dienstjaar 2007 worden overeenkomstig het voorstel van het college vastgesteld. Opiniërend 4. Artikel 19 lid 1 WRO procedure ten behoeve van het realiseren van een biocel en een KCA-depot op het terrein van het Vuilverwerkingsbedrijf NoordGroningen Zoals afgesproken is dit punt naar voren gehaald. De heer BOUMAN vraagt naar aanleiding van de vele informatie die de raad zojuist van de insprekers heeft gekregen of dit voorstel van de agenda kan worden gehaald. De heer BOSMAN wil dit punt toch graag in behandeling zien. De heer J.P. NIENHUIS sluit zich aan bij het verzoek van de heer Bouman. Zou aan de wens van de heer Bosman worden voldaan dan wordt het opiniërend behandeld en krijgt de raad die mogelijkheid niet weer. De VOORZITTER verklaart dat in de opiniërende behandeling naar voren kan komen dat het onverstandig is om op deze weg verder te gaan. Er kan of aan gesleuteld worden of het wordt geheel teruggetrokken. De heer VAN DUINEN vraagt of er ten aanzien van dit punt tijdsdruk is. Hierop geeft wethouder DOBMA aan dat de aanvrager zo snel mogelijk een antwoord wil. Als de raad het nu niet wil behandelen, dan is het de raad die de afweging maakt de aanvrager langer te laten wachten. Hij merkt op dat het hier om een opiniërende behandeling gaat. Door insprekers is een aantal opmerkingen gemaakt. De raad kan deze vergelijken met de informatie die men ter voorbereiding heeft gekregen en daar vragen over stellen. Komt de raad aan het eind van de beraadslagingen tot de conclusie dat de informatie onvoldoende is, dan zou er nogmaals over gesproken kunnen worden voor dat tot besluitvorming wordt overgegaan. Zelf ziet hij geen reden het van de agenda te halen. De heer BOUMAN voelt zich gesterkt door de heer J.P. Nienhuis en stelt voor het van de agenda te halen. De heer J.P. NIENHUIS stelt dat wanneer het college alle vragen en opmerkingen van de insprekers kan beantwoorden, behandeling van dit punt wat hem betreft niet van de agenda hoeft. De heer DE BOER kan zich aansluiten bij vorige spreker. Mevrouw PERSOON merkt op dit punt te hebben voorbereid, maar door de insprekers zoveel andere informatie te hebben gekregen, dat ze zich afvraagt wat er nu juist is. Vooralsnog blijft ze bij haar eigen bijdrage. Toch wil ze graag
20
een antwoord van het college op wat er door de insprekers over de getallen is ingebracht. Wat haar betreft mag dit nu. Wethouder DOBMA verklaart dat in het voorstel aantallen worden genoemd. Door insprekers worden andere getallen genoemd. Hij neemt aan dat wanneer er gegevens van een bedrijf komen betreffende een samenwerkingsplan van vier gemeenten, deze infor matie juist is. Hij kan dan ook geen andere cijfers geven dan die hem zijn aangedragen. Mevrouw KAAIJK heeft begrepen dat er informatie bij de raads- stukken ontbreekt. Ze denkt dat de aanname van de wethouder niet helemaal terecht is. Wethouder DOBMA zegt dat een van de insprekers er terecht op heeft gewezen dat er iets ontbreekt. In de hoorzitting heeft hij de heer Gramsbergen toegezegd dat op de tekening die aan de raad zou worden voorgelegd de schoorsteen ook aanwezig zou zijn. Van tevoren heeft hij niet op de tekening gekeken of de toezegging gestand was gedaan. De schoorsteen staat er niet op. Hij merkt op dat in het verslag van de hoorzitting nadrukkelijk staat aangegeven, dat er een 9 meter hoge schoorsteen zou komen. Deze zou naast het gebouw worden geplaatst en 3 meter boven het gebouw van 6 meter hoogte uit gaan steken. De VOORZITTER concludeert dat de meerderheid van de raad er niet voor is dit punt nu te behandelen. Wethouder DOBMA doet het verzoek aan de raadsfracties om alle vragen die er bij hen leven schriftelijk aan het college te doen toekomen. Vervolgens schorst de VOORZITTER de vergadering. Na schorsing wordt vervolgd met: 1. Minimabeleid gemeente Eemsmond De heer HOLTKAMP merkt op dat uit de discussienota minimumbeleid blijkt dat het huidige beleid ruimhartig is, maar onvoldoende werd gebruikt. De wethouder wil een nog ruimhartiger beleid toepassen. Toch vindt hij dat hierin een gevaar schuilt. Als de raad met dit beleid akkoord gaat, wordt een grote armoedeval gecreëerd. Hij vraagt of de wethouder dit nieuwe beleid wel kan waarmaken tegenover de grote groep inwoners in de gemeente die iets boven het minimum zitten. En waarom dit alleen geldt voor de echte minima tot een maximum van 110% van het bijstandsniveau. Als de wethouder namelijk een ruimhartiger beleid wil, waarom dan niet voor een grotere doelgroep. Een inwoner die bijvoorbeeld financieel wordt beloond voor zijn goede inzet bij zijn werkgever en daardoor iets boven de 100% uitkomt, zal door deze nieuwe regeling worden gestraft door de gemeente. Deze persoon komt dan niet meer in aanmerking voor de extra’s die genoemd zijn in de nota minimabeleid. In het geval dat het een gezin met kinderen betreft, moet dit gezin alles zelf bekostigen en houdt het netto minder over dan in de oude situatie. De mogelijkheid bestaat dan dat de kinderen geen lid kunnen worden van een sportvereniging, omdat daarvoor geen geld beschikbaar is. Hij vraagt hoe de wethouder dit probleem wil aanpakken. Verder vermeldt hij dat voor de seniorenregeling wordt voorgesteld € 150, -per persoon uit te keren indien het inkomen maximaal 110% van het norminkomen is. Huishoudens met een hoger inkomen betalen een eigen bijdrage. Hij vraagt de wethouder aan te geven hoe dit is opgebouwd. Bij het punt personal computer staat dat de minima voor schoolgaande kinderen een nota van maximaal € 500,-- kunnen indienen voor aanschaf van een nieuwe computer. Hij vraagt waarom een computer van € 500,--, terwijl er bijvoorbeeld op scholen tweedehands computers voor € 100,-- worden aangeboden, die nog heel goed voldoen. Wellicht kan de gemeente beter bemiddelen bij de aanschaf van een tweedehands computer. De jaarlijkse
21
onkosten kunnen daarmee drastisch worden verlaagd. Gemeentebelangen vraagt de wethouder om dit in overweging te nemen. Bij het punt vermogensvrijlating ouderen wordt voorgesteld een bedrag van € 7.500,-- per persoon buiten beschouwing te laten bij de beoordeling voor bijzondere bijstand, indien deze persoon geen uitvaartverzekering heeft afgesloten. Gemeentebelangen vindt deze oplossing niet reëel en stelt voor deze vrijstelling voor alle ouderen te laten gelden. Dus ook als personen wel een uitvaartverzekering hebben. Wat het punt voedselbank betreft heeft Gemeentebelangen tijdens de behandeling van de kadernota aangedrongen op meer persoonlijke hulp en hulp bij een eventuele schuldsanering in plaats van het subsidiëren van de voedselbank. Gemeentebelangen is zeer tevreden over het voorstel van de wethouder om de afdeling sociale zaken uit te breiden met 1 fte voor het geven van voorlichting, het bieden van ondersteuning bij aanvragen, etcetera. Hij vraagt of daarmee de voedselbank overbodig wordt. Is dat het geval, dan hoort zijn fractie graag de onderbouwing hiervan. Gemeentebelangen vindt het een goede zaak eerst inwoners te helpen via extra hulp vanuit de gemeente. De heer DE BOER heeft met waardering kennis genomen van de discussienota minimabeleid. In het bijzonder spreekt hem de verruiming van het participatiefonds en van de regeling chronisch zieken aan. Ook een goed initiatief vindt hij het in het minimabeleid opnemen van het startpakket voortgezet onderwijs en de seniorenregeling. Daarnaast ook de tegemoetkoming en aanschaf of vervanging van de computer. Het jaarlijks verstrekken van een sportkaart aan jongeren tussen 6 en 18 jaar juicht zijn fractie toe. Niet alleen om sociaal-psychologische redenen, maar ook vanwege de positieve gezondheidsaspecten van sportbeoefening. Ook heeft het opnieuw verstrekken van een eindejaarsuitkering de instemming van zijn fractie, evenals de verhoging van het draagkrachtloos inkomen tot 110% van de bijstandsnorm. Hij stelt dat de voorgenomen proactieve houding ongetwijfeld de doelgroep ten goede zal komen. Dat mag dan ook wel wat kosten. Met voldoening heeft hij kennis genomen van de positieve reactie van de cliëntenraad. Zijn fractie gaat dan ook akkoord met het collegevoorstel. Mevrouw OUDMAN geeft aan dat in de inleiding staat dat het doel van het nieuwe beleid het formuleren van een ruimhartig en sociaal beleid is. Middels uitvoering van dit beleid moet armoede worden teruggedrongen. Het uitgangspunt daarbij is, dat de gemeentelijke overheid door de korte afstand met de burger bij uitstek geschikt is om problemen bij individuele burgers te onderkennen en hiervoor maatwerk te leveren. Ze vindt dit een heel goed uitgangspunt en doel, temeer daar in de gemeente Eemsmond 10 tot 12% van de inwoners een laag inkomen heeft. Deze huishoudens lijken onvoldoende gebruik te maken van inkomensaanvullende regelingen. Haar fractie vindt het belangrijk om mensen die daar recht op hebben goed te informeren en er op te wijzen daar gebruik van te maken. In deze nota worden in het bestaande beleid financiële verhogingen en nieuwe regelingen voorgesteld. Daarbij denkt ze aan het voorstel om voor ouderen een vermogensvrijlating van € 7.500,-- toe te staan. Haar fractie vindt dit een goede zaak. Daarentegen is ze verbaasd over het voorstel betreffende het startpakket voortgezet onderwijs. Op diverse scholen bestaat immers een minimaregeling en met ingang van volgend jaar zijn de studieboeken gratis. Verder is er landelijk nog de tegemoetkoming studiekosten. Het lijkt haar goed ouders erop te wijzen om van die voorziening gebruik te maken. De schatting dat eenderde voor het startpakket in aanmerking komt, lijkt haar erg hoog. Dat betekent dat 80 van de 230 kinderen, die voor het eerst naar het voortgezet onderwijs gaan, daar gebruik van kunnen maken.
22
Voorts merkt ze op dat het wel ruimhartig lijkt om bedragen door diverse regelingen te verhogen en aan te vullen met nieuwe regelingen, maar ze vraagt zich toch af of dit wel zo is. Evenals Gemeentebelangen denkt ze daarbij aan de armoedeval. Het verschil tussen de mensen met een inkomen tot 110% van het bestaansminimum die gebruik kunnen maken van allerlei ontheffingen en hoge vergoedingen wordt veel groter vergeleken met hen die iets boven 110% uitkomen en die alles zelf moeten bekostigen. Ze is van mening dat uiteraard de minima geholpen moeten worden, maar vraagt zich af of het wel ruimhartig is deze mensen in een positie te brengen waarin ze steeds de hand op moeten houden. Geven en meer geven is volgens haar niet altijd helpen. Nu de gemeente wat ruimer in de middelen zit, is het ‘veel geven’. Maar ze vraagt zich af hoe het zal gaan als de gemeente niet veel heeft om te geven en de mensen afhankelijk van de gemeente zijn geworden. Haar fractie vindt het belangrijk meer voorlichting en begeleiding te geven en een goed schuldhulpverleningsbeleid te hebben. Ze wijst op een project ouderenadviseurs in Hoogezand-Sappemeer, waar een groep belastingdeskundige vrijwilligers ouderen ten dienste staat met het invullen van formulieren voor belastingteruggave, zorg- en huurtoeslag, etcetera. Wellicht is faciliteren van een dergelijke groep vrijwilligers ook een mogelijkheid om ouderen te helpen. In hoofdstuk 6 staat dat de gemeente niet van plan is om een particulier initiatief te faciliteren. Ze vraagt zich af wat dit concreet betekent voor de voedselbank in de gemeente en of deze wel kan blijven. Tegelijk leest ze dat de gemeente inkomensondersteuning, zoals een voedselbank, de primaire verantwoordelijkheid van de overheid vindt. Ze vraagt dan ook waarom dit voorstel. Er zijn immers ook mensen die vanwege de hoogte van hun inkomen niet in aanmerking komen voor allerlei tegemoetkomingen, maar door schulden in het schuldhulpverleningstraject zitten en gebruikmaken van de voedselbank. De gemeente had het ook de voedselbank financieel mogelijk kunnen maken een stichting te worden. Nu het geen stichting is krijgt de voedselbank niets van de gemeente en kan ze ook niet bij andere fondsen aankloppen. Daarbij wordt ook in de nota gesteld dat het aantal gebruikers ervan sterk kan worden teruggebracht door het adequaat inzetten van de dienstverlening. Volgens haar is dat een kwestie van tijd. Tot slot merkt ze op dat de gemeente de noodzakelijkheid van het participatiefonds niet hoeft te toetsen. Wel moet worden gecontroleerd of de verstrekte bijdragen ook daadwerkelijk worden aangewend voor activiteiten op het gebied van participatie. Ze vraagt hoe dit in de praktijk werkt. De heer J.P. NIENHUIS zegt dat hem bij het punt inkomen en maatschappelijke participatie opvalt, dat er in het geheel niet wordt gesproken over het gaan deelnemen aan het arbeidsproces. Zijn inziens is betaalde arbeid de beste oplossing. Of wordt er wellicht van uitgegaan dat van de minima niemand meer geschikt is om deel te nemen aan het arbeidsproces. Ook vraagt hij zich af of dit voorgenomen beleid is afgestemd en overlegd met omringende gemeenten. Hij neemt aan dat het niet de bedoeling is om minima op het gebied van inkomen uit de buurgemeenten te laten instromen. In het voorstel staat dat jongeren tussen 6 en 18 jaar een sportkaart mogen aanvragen waarmee ze gratis kunnen sporten. Hij vraagt of hiermee wordt bedoeld de groep met een minimuminkomen of de groep met een inkomen tot 110% van het bijstandsinkomen. Verder vraagt hij het college voorbeelden te geven van bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. Zijn fractie is tegen een categoriale verstrekking van de eindejaarsuitkering zolang dat wettelijk niet is toegestaan. Hij vindt dat de gemeente zich moet houden aan de wet. De gemeente eist dat ook van haar inwoners. Voor computers wordt de komende jaren per gezin per vijf jaar maximaal € 500,-- begroot. Een bedrag van € 56.000,-- op jaarbedrag. Als alle gezinnen
23
het maximale declareren, kunnen per jaar 112 gezinnen van deze regeling gebruikmaken. Gedurende 5 jaar zijn dat 560 gezinnen. Hij vraagt of er in deze gemeente wel zoveel minimagezinnen zijn met kinderen die voortgezet onderwijs volgen of dat er wellicht te royaal wordt begroot. Tot slot vraagt hij of de kosten voor een extra consulent € 50.000,-- bedragen of dat het om € 60.000,-- gaat voor een preventiemedewerker. Of dat ze wellicht beiden komen. De heer VAN DE WAL vermeldt dat het college het bestaande minimabeleid wil herzien. Het moet socialer worden, terwijl hij enige regels verder leest dat het bestaande beleid al ruimhartig was. Ruimhartig is volgens hem ook sociaal. Dus was het beleid ook al sociaal. Hoewel vorige sprekers er ook al op zijn ingegaan, vraagt hij hoe het nu gaat met mensen die iets meer dan de 110% verdienen en buiten de regeling vallen. Daarnaast wijst hij er op dat werk, maatschappelijk nut, zelfrespect en eigenwaarde vele malen belangrijkere zaken zijn dan welke vergoeding dan ook. Het gaat namelijk niet om wat je niet kan, maar om wat je wel kan. Tot slot merkt hij op dat de € 50.000,-- voor de extra consulent bovenop de begroting komt. Zijn fractie vindt dat echter niet in verhouding staan met bijvoorbeeld de vergoeding van € 150,-- per jaar. De heer BOSMAN meldt dat de afgelopen jaren de ramingen voor de bijzondere bijstand in de begroting steeds naar beneden zijn bijgesteld. Dat tegelijkertijd werd gezegd dat het beleid ruimhartig was, heeft hij nooit begrepen. Tot zijn vreugde constateert hij nu dat het beleid inderdaad ruimhartiger wordt. Hij vraagt zich af waar de individuele bijstand aan wordt verstrekt. Er is een aantal bestedingscategorieën, waar wellicht noden tussen zitten waarin ook op andere wijze zou kunnen worden voorzien. Het geeft tevens enig perspectief aan de rest van de cijfers. Er kan bijvoorbeeld uit blijken dat er aanvragen zijn voor witgoed. Ook zit hierin een regeling voor ouderen voor dergelijke voorzieningen, waarvoor een bedrag van € 150,-- per jaar wordt geraamd. Het geeft enigszins een indicatie van de mogelijke behoeften. Dit is ondermeer een reden dat hij nogmaals vraagt waar de individuele bijzondere bijstand de afgelopen jaren aan is besteed. In de nota wordt gesproken over een proactieve benadering. Het is hem niet helemaal duidelijk of dit gaat om het begin of het sluitstuk. Het lijkt hem verstandig eerst te kiezen voor de gewone wegen, ambtshalve toekenningen en dergelijke, en daarnaast voor voorlichtingsmateriaal. Dit heeft hij namelijk niet aangetroffen. Ook kan de automatisering worden benut door middel van een rekenmodule, om te bekijken of mensen ervoor in aanmerking komen. Vervolgens zou er proactief gewerkt kunnen worden door bijvoorbeeld met enige prioriteit bij een aantal groepen langs te gaan. Van de wethouder hoort hij graag in welke mate die huisbezoeken worden gedaan. Verder vindt hij in de gehele nota de onderbouwing van de hoogte van de bedragen niet duidelijk. Dat zou beter moeten. Ook is hij benieuwd naar de achtergronden van het niet-gebruik van voorzieningen, hoe omvangrijk dat in deze gemeente is en wat hiervan de reden is. Om mensen meer kansen te geven lijkt het hem goed om niet alleen naar het individuele inkomen te kijken, maar ook naar het voorzieningenniveau in de gemeente. De sportkaart voor kinderen van bijstandsgezinnen vindt hij prachtig. Maar bij een dergelijke voorziening vraagt hij zich wel af waarom deze kinderen niet tegen een gereduceerd tarief aan sporten kunnen deelnemen. Zijn fractie kan, behoudens de vraag betreffende de onderbouwing, met de genoemde uitkeringen instemmen. Wel vraagt hij nog nadere, eventuele schriftelijke, informatie over de werking van het draagkrachtbegrip. Het liefst met enige voorbeelden en een verwijzing onder andere naar de armoedeval.
24
Tot slot wacht hij het antwoord van de wethouder af op de opmerking van mevrouw Oudman over het startpakket voortgezet onderwijs. Wethouder BOEKHOUDT merkt op dat het uitgangspunt van het college is dat mensen aan het werk kunnen. Alle mogelijke moeite wordt gedaan om dat te realiseren. Daarvoor bestaat ook een nota. Er zijn echter ook mensen die op enigerlei wijze niet aan het werk kunnen komen en in de bijstand belanden of daar al langer in zitten. Daarvoor is deze nota bedoeld. Wel wordt zoveel mogelijk getracht die mensen terug te leiden in het arbeidsproces. Voor degenen die daar buiten vallen en dus in de bijstand zitten vindt het college dat er een verruiming mogelijk moet zijn. Op de vraag of hiermee geen armoedeval wordt veroorzaakt zegt de wethouder dat waar de grens ook wordt gelegd, er altijd mensen zijn die er net boven zitten. Toch heeft het college gemeend de grens van 100 naar 110% te moeten optrekken, omdat er juist in die categorie een grote groep mensen op een zeer laag inkomensniveau zit. Volgens de heer HOLTKAMP wordt daarmee de armoedeval juist verhoogd. De grootste doelgroep in de gemeente zit naar zijn mening tussen de 120 en 130%. Wethouder BOEKHOUDT vindt dat er ergens een grens moet zijn. Wordt deze nog verder opgetrokken, dan is het niet meer te financieren. De heer HOLTKAMP geeft aan dat het bedrag langzamerhand kan worden afgebouwd en dat niet gelijk met 110% wordt gestopt. De bedragen zijn nu iets groter en stoppen gelijk bij 110%. Daarmee wordt juist de armoedeval verhoogd. Wethouder BOEKHOUDT vraagt zich af of dit wel zo is. Ze zegt toe een paar voorbeelden, waar de heer Bosman om gevraagd heeft, uit te laten werken. Dan kan worden gezien of het inderdaad een groot verschil maakt. De € 500,--, die voor een computer beschikbaar wordt gesteld, is volgens de wethouder het maximale bedrag. Wordt er voor € 100,-- een pc gekocht , dan betaalt de gemeente ook niet meer dan €100,--. De heer HOLTKAMP wijst er op dat wanneer de mogelijkheid er is om € 500,-te declareren, men wel gek zal zijn het niet te doen. Volgens wethouder BOEKHOUDT moet men voor dat bedrag dan ook een computer kunnen vinden. Voor een nieuwe pc is men meer kwijt. Het is dan ook een tegemoetkoming in de kosten. Wat de vermogensvrijlating voor ouderen betreft wordt de daarvoor gereserveerde €7.500,--- bedoelt voor het betalen van de kosten voor begrafenis of crematie. Zou de betreffende persoon daar geen geld voor hebben, dan moet de gemeente het betalen. Vandaar dat het geld dan ook voor de genoemde kosten wordt gereserveerd. De heer BOUMAN vraagt of daaruit geconcludeerd mag worden dat dit niet voor de mensen, maar voor de gemeente wordt gedaan. Wethouder BOEKHOUDT laat die conclusie aan hem over. De heer DE BOER oppert dat het voor de persoon in kwestie een aantrekkelijk perspectief is, dat hij niet de gemeente en ook geen nabestaanden opzadelt met een financiële verplichting, maar dat hij het in eigen handen heeft. Op de vraag of het startpakket voortgezet onderwijs nog wel nodig is, omdat het volgend jaar gaat veranderen, zegt wethouder BOEKHOUDT dat in de nota staat, dat er regelmatig geëvalueerd zal worden. Ook wordt de vinger aan de pols gehouden met betrekking tot de schatting van de aantallen. Hoewel het erg moeilijk is een inschatting te maken, vindt het college deze schatting wel reëel. Zou het op een gegeven moment te veel worden, dan zou er bekeken kunnen worden of er verder moet worden gegaan of dat de regeling wordt veranderd. Op dit moment is niet bekend wat er precies moet worden verwacht. Omdat er al vaak over gesproken is iets aan de onderbesteding te gaan doen, vindt het college dat de regeling door moet gaan.
25
Wanneer volgend jaar blijkt dat voor het startpakket andere vergoedingen worden gegeven, dan kan deze gemeentelijke regeling altijd worden opgeheven. Volgens mevrouw OUDMAN is dat nu al bekend en zijn er nu ook al vergoedingsregelingen, bijvoorbeeld tegemoetkoming studiekosten en minimaregeling via de scholen. Wethouder BOEKHOUDT is hiermee niet bekend, anders zou het college niet met dit voorstel zijn gekomen. Weliswaar wordt er wel over gesproken, doch officieel heeft de gemeente nog niets ontvangen. De heer HOLTKAMP vraagt de wethouder om voor de volgende vergadering enige informatie in te winnen bij de scholen. Wethouder BOEKHOUDT geeft aan dat haar inziens er nog geen officieel bericht over is binnengekomen. Ze zal het voor de zekerheid nog navragen. Over de voedselbank zegt ze dat het college voor de vakantie de voedselbank heeft aangeboden een bemiddelende rol te spelen in het vinden van andere huisvesting. Daarvoor is contact gezocht met de woningbouwverenigingen in de gemeente. Van de Uithuizer Woningbouw Stichting hoorde ze dat deze een woning beschikbaar had aan de Nijverheidsweg. Het betreft weliswaar een woning die op termijn moet verdwijnen, maar de voedselbank maakt ook alleen maar gebruik van panden die op de nominatie van sloop staan. De voedselbank is vervolgens op de hoogte gebracht en was er heel tevreden mee. Volgens de wethouder wordt er al vanuit dat adres gewerkt. Doch helemaal zeker weer ze het niet. Het college gaat ervan uit dat nu met dit beleid het hopelijk niet nodig is, dat er gebruik wordt gemaakt van de voedselbank. Toch zullen er altijd mensen zijn die niet voor een bijstandsuitkering of bijzondere bijstand in aanmerking komen, maar die om andere redenen in een slechte financiële positie zijn gekomen. Dergelijke personen zullen wellicht nog van de voedselbank gebruikmaken. Ook in individuele gevallen kunnen mensen misschien aanspraak maken op een vorm van bijzondere bijstand in natura. Mevrouw OUDMAN vraagt, nu de voedselbank in een woning wordt ondergebracht, hoe de elektriciteit moet worden betaald. De voedselbank heeft geen geld. Ze vindt het geen oplossing, maar een probleem. Wethouder BOEKHOUDT verklaart dat het college niet voornemens is daar geld voor beschikbaar te stellen. De voedselbank heeft er ook niet naar gevraagd. De wethouder is ervan overtuigd dat door middel van het voorgestelde beleid de voedselbank niet meer nodig zal zijn. De heer BOUMAN meldt van de voedselbank begrepen te hebben dat ze contact heeft gezocht met het college, maar dat het vanwege de vakantietijd niet kon en dat ze begin september terug kon bellen. Hij vraagt de wethouder of dit juist is. Het is wethouder BOEKHOUDT niet bekend. De vraag hoe het participatiefonds in de praktijk werkt kan ze niet beantwoorden. Dit is een kwestie van uitvoering. Er zullen uiteraard afspraken over zijn gemaakt hoe dit moet worden verantwoord. Ze zegt dit na te vragen en het schriftelijk te laten weten. De heer HOLTKAMP vraagt nogmaals of de gemeente niet kan bemiddelen bij de aanschaf van een personal computer. Volgens wethouder BOEKHOUDT wordt daarmee wel een beslag gelegd op het ambtelijk apparaat. Ze denkt dat mensen best in staat zijn zelf een computer te kopen. Op de vraag waar de bijzondere individuele bijstand aan wordt besteed en of hieruit ook witgoed wordt betaald, zegt de wethouder dat dit niet meer het geval is. Voor de zekerheid zal ze dit nog navragen.
26
De heer BOSMAN vraagt hoeveel individuele bijstand aan welke doeleinden wordt verstrekt. Volgens wethouder BOEKHOUDT is dat heel wisselend, omdat het per individueel geval wordt bekeken. Ze zal dit navragen. Op de vraag in welke mate huisbezoeken worden afgelegd zegt ze dat dit verdeeld wordt over drie medewerkers. De heer J.P. NIENHUIS merkt op dat er sprake is van een consulent en een preventiemedewerker. De ene kost €50.000,-- en de andere € 60.000,--. Hij vraagt wat hier nu het verschil in is. Volgens wethouder BOEKHOUDT is er al iemand aangesteld. Voor de huisbezoeken wordt maximaal 1 fte aangesteld. Het aantal bezoeken wordt wellicht op de afdeling over de medewerkers verdeeld, doch dit bepaalt de afdeling zelf. De heer BOSMAN geeft door middel van een voorbeeld aan wat hij bedoeld met de voorzieningen die de gemeente niet heeft, maar wel voor de mensen in de bijzondere bijstand interessant kunnen zijn. Vroeger konden kinderen aan handarbeid doen in het kunstencentrum. Met het ter ziele gaan hiervan is deze mogelijkheid er niet meer. In Groningen is deze voorziening wel. Naar zijn idee hebben kinderen uit gezinnen met een hoger inkomen veel meer kans om daarvoor naar Groningen te reizen, terwijl anderen uit gezinnen met lagere inkomens vanwege de reiskosten afvallen. Daarom vindt hij dat de gemeente naar het voorzieningenpakket moet kijken en ook moet zorgen dat het bereikbaar is, ter vermijding van bijkomende kosten. Wethouder BOEKHOUDT zegt hierop dat voorzover de gemeente deze voorzieningen niet heeft, de bijkomende kosten kunnen worden betaald uit het participatiefonds. Het participatiefonds is op declaratiebasis. Er moeten dus nota’s worden overgelegd. Dit is een verplichting van de belastingdienst, omdat deze het anders aanmerkt als inkomen. Terugkomend op de vraag van de heer J.P. Nienhuis geeft ze aan dat de genoemde bedragen van € 50.000,-- en € 60.000,-- niet juist zijn. Het gaat om 1 fte. Dit betreft een consulent c.q. preventiemedewerker. Het gaat dus om één persoon. Wat de sportkaart betreft heeft het college ervoor gekozen om mensen die daarvoor in aanmerking komen een sportkaart naar keuze van een bepaalde sport te verstrekken. Dit is bewust gedaan, want zou een bepaald bedrag beschikbaar gesteld worden en de gekozen sport is iets duurder, dan kan hij/zij niet aan deze sport deelnemen. De VOORZITTER deelt mee dat dit punt in de volgende vergadering besluitvormend terugkomt. 2. Kaderstelling WMO-beleid In verband met het al late tijdstip en de te korte tijd om dit onderwerp voldoende te behandelen, stelt de VOORZITTER voor de bespreking van dit punt te verplaatsen naar een ander tijdstip. Na enige discussie in de raad hierover wordt besloten behandeling van dit punt naar aanstaande maandag 17 september te verschuiven. 3. Zienswijze in het kader van de vrijstellingsprocedure ten behoeve van het uitbreidingsplan van camping en logies Lentemaheerd, Schapeweg 21 in Uithuizermeeden De heer A. NIENHUIS vindt dat dit punt zorgvuldig en spoedig moet worden afgehandeld. De heer BOSMAN vermeldt dat mevrouw van Velsen in haar zienswijze naar voren heeft gebracht, dat met betrekking tot de afstand van de camping tot de perceelsgrens, die 50 meter bedraagt, zijnde 44 meter weiland en poel en 6 meter beplanting, zij zich zorgen maakt over de nabijheid van deze camping en
27
met name dat mensen met hun kampeermiddelen bij de poel in het weiland gaan staan. Het college heeft daarop geantwoord, dat het is zoals op de tekening is aangegeven. Hij vraagt of het afdwingbaar is en dat er van uitgegaan mag worden dat er op dat weiland niet gekampeerd mag worden. De heer A. NIENHUIS deelt mee dat zijn fractie op het gebied van de ruimtelijke ordening geen bezwaren heeft. Hij vindt het een prima initiatief. Gezien de vraag van Gemeentebelangen aan de wethouder in een vorige vergadering om ook de inwoners en bedrijven mee te laten profiteren van de ontwikkelingen in de Eemshaven en naar aanleiding van het positieve antwoord van de wethouder op deze vraag, stelt Gemeentebelangen voor om dit punt nu besluitvormend af te handelen. Anders gaat het nogmaals vier weken duren alvorens wordt besloten. Wethouder DOBMA zegt in reactie op de vraag van de heer Bosman dat gezien de uitspraken die gedaan zijn over de afstand van de feitelijke camping tot de perceelsgrens van mevrouw Van Velsen, het hier om 50 meter gaat (44 meter plus 6 meter). Alle aansluitingen voor de kampeermiddelen, die berekend zijn op beginsel 25 plekken, zullen dus daar worden geaccommodeerd. Dit houdt in dat als er gebruik zou moeten worden gemaakt van het deel dat tussen de groene zone en de perceelsgrens ligt, er meer kampeermiddelen staan of dat een deel van de kampeermiddelen met voorzieningen niet wordt gebruikt. Hij weet niet zeker of het formeel verboden wordt daar te kamperen. Wel is het zo dat de inrichting van het terrein, een bloemenweide met daarin een poel, zich niet leent voor kamperen. Bovendien is het ook niet de intentie van de campingbeheerder. Er wordt uitgegaan van 25 kampeerplekken binnen de groenzone. Volgens de heer BOSMAN spreekt de wethouder over bedoelingen, terwijl hij vraagt naar regelingen. Er zijn ook mensen, waaronder hijzelf, die graag op een bloemenweide bij een poel staan. Het gaat er echter om dat de zienswijze ongegrond wordt verklaard, terwijl deze zienswijze misschien wel heel erg gegrond is als het niet afdwingbaar is dat er niet gekampeerd kan worden. Wethouder DOBMA antwoordt er één oplossing is, namelijk dat het op een andere manier wordt geredigeerd in het bestemmingsplan, als het al niet is geregeld. De heer BOSMAN begrijpt dat er naar de formulering gekeken zal worden. Het lijkt hem niet dat er nu over dit punt besloten kan worden. Wethouder DOBMA geeft aan dat de bedoeling van de campingbeheerder wel duidelijk is. Er zal namelijk in het desbetreffende gebied niet gekampeerd worden. Het lijkt hem dat de raad geen bezwaar heeft dat in de regeling wordt vastgelegd dat er ook niet gekampeerd wordt. Als de regeling niet juridisch afdwingbaar is, vraagt hij de raad nu af te spreken dat het alsnog wordt geregeld. De raad kan hier nu over besluiten. De heer BOSMAN zegt er geen beeld bij te hebben. Hij is er voor om zich aan de regelgeving en de wet te houden en wil niet achteraf nog regels toevoegen. Wethouder DOBMA begrijpt dat niet. Hij heeft toegezegd dat als het in de regeling niet staat dat er op die plek niet mag worden gekampeerd, het alsnog in het plan wordt opgenomen. Mevrouw SPIJK stelt voor dit punt aanstaande maandag af te ronden. De VOORZITTER deelt mee dat dit punt wordt aangehouden en maandag 17 september verder zal worden afgehandeld. Hij schorst de vergadering om 23.00 uur. Op maandag 17 september 2007 heropent de VOORZITTER om 19.30 uur de vergadering. Allereerst wordt vervolgd met agendapunt:
28
3. Zienswijzen in het kader van de vrijstellingsprocedure ten behoeve van het uitbreidingsplan van camping en logies Lentemaheerd, Schapeweg 21 in Uithuizermeeden De VOORZITTER verklaart dat dit punt is aangehouden, omdat er nog enige onduidelijkheden waren. Dit is inmiddels nader uitgezocht en via de mail is deze informatie aan de raadsleden verstrekt. Wethouder DOBMA geeft in een korte toelichting aan dat voorgesteld wordt een verklaring van geen bezwaar aan te vragen, uitsluitend voor dat deel waar de kampeerplaatsen voor zijn bedoeld. Hij gaat ervan uit dat daarmee het probleem is ondervangen. Vervolgens wordt met in achtneming van vorenstaande dit agendapunt vastgesteld. Hierna wordt het aangehouden punt O-2 aan de orde gesteld. 2. Kaderstelling Wmo beleid De VOORZITTER deelt mee dat de raad een aantal stellingen van het college heeft ontvangen. De raad wordt nu in de gelegenheid gesteld om hier kaders bij te stellen. Wethouder BOEKHOUDT verklaart voor deze wijze te hebben gekozen, omdat de raad heeft aangegeven een meer kaderstellende rol te willen hebben bij uitgebreide onderwerpen. Een daarvan betreft de WMO. Alvorens dit onderwerp wordt uitgewerkt, wordt de raad gevraagd welke kaders hij daarbij mee wil geven. Hiervoor zijn enige stellingen gemaakt. Er is overwogen het in een raadsbijeenkomst te behandelen, maar tijdens een raadsbijeenkomst worden geen besluiten genomen. Bovendien betreft het geen openbare vergadering en kan er geen publiek bij aanwezig zijn. Vandaar dat is gekozen voor bespreking in een openbare raadsvergadering. Verder merkt de wethouder op dat de voorliggende stellingen enigszins prikkelend zijn geformuleerd. Het college heeft hierover nog geen standpunt ingenomen. Eerst worden de reacties van de raad afgewacht en vervolgens wordt een en ander in een nota verwerkt. Deze nota wordt daarna aan de raad voorgelegd, eerst opiniërend en vervolgens besluitvormend. De VOORZITTER geeft aan dat er vier stellingen voorliggen, die een voor een behandeld zullen worden. Stelling 1: leefbaarheid in de dorpen Is het belangrijk om per dorp een minimumniveau aan voorzieningen te hebben of kunnen dorpen samen doen? Wat bepaalt het minimumniveau? De heer BOUMAN deelt mee dat in dorpen als Stitswerd en Rottum de voorzieningen langzamerhand zijn verdwenen. Een belangrijke voorziening die er in deze dorpen nog wel is, is het dorpshuis. Hij denkt dat een dergelijke accommodatie mede de leefbaarheid in die dorpen kan bepalen en het ook op een minimumniveau zou kunnen houden. Zeker omdat er in de nabijheid van die dorpshuizen wellicht aantrekkelijke plekken gecreëerd kunnen worden voor andere zaken, bijvoorbeeld een standplaats voor een rijdende winkel of iets dergelijks. Door dorpshuizen, het liefst in alle dorpen, zou men de leefbaarheid in ieder geval een impuls kunnen geven. Mevrouw SPIJK is het met de heer Bouman eens. Maar ze pleit er wel voor het huidige voorzieningenniveau zoveel mogelijk te handhaven. Dit betekent dat waar een dokter is, deze daar ook moet blijven; waar een dorpshuis is, deze daar ook te laten en waar een winkel is, deze ook trachten te behouden. Ook pleit ze voor het in standhouden van het openbaar vervoer. Dit zijn enkele zaken waar mensen veel belang aan hechten. Mevrouw KAAIJK merkt op dat mensen, ook ouderen, langer thuis moeten blijven, ook als zich beperkingen voordoen. Ze vindt dat daardoor de
29
leefbaarheid ook een andere betekenis krijgt. Met name bij de al genoemde dorpen Rottum en Stitswerd vraagt ze zich af wat leefbaarheid precies is. Ze denkt dat preventieve maatregelen belangrijk zijn als het om leefbaarheid gaat. De sociale controle kan sterke vereenzaming voorkomen. Het sociale isolement is een bedreiging. Als er overdag in een klein dorp weinig mensen thuis zijn, vraagt ze zich af op welke wijze er dan nog burenhulp geboden kan worden. Dergelijke zaken zijn steeds belangrijker en wat haar betreft heeft dit ook met leefbaarheid te maken. Niet alleen de SRV-wagen, hoewel ze die ook heel belangrijk vindt, maar met name de sociale controle. Mevrouw SPIJK vindt een SRV-wagen ook een vorm van sociale controle, evenals de maaltijdvoorziening ‘tafeltje dekje’. Volgens mevrouw KAAIJK wordt het begrip ‘leefbaarheid’ door het te benoemen al anders, omdat de situatie verandert door het zelfstandig blijven wonen van ouderen en het steeds ouder worden van mensen. Mevrouw PERSOON is het hier mee eens. Maar bij dit punt vraagt ze zich wel af hoe dit van bovenaf kan worden aangestuurd. Dit geldt met name voor de middenstand. Zo werd de winkel in Roodeschool niet meer bezocht en de winkel ging weg. Ze vraagt zich af hoe men dat als overheid aan kan pakken. Mevrouw KAAIJK denkt dat het ook niet kan. Mensen hebben primair een eigen verantwoordelijkheid en een eigen autonome beschikking bij mensen, hoe oud men ook is. Voor de leefbaarheid ziet ze niet direct een oplossing. Ze denkt dat schaalvergroting vaak bepaalt dat oudere mensen meestal in grotere kernen gaan wonen, omdat dat voor hen gemakkelijker is. De heer BOUMAN vindt dat ook een reden om te zeggen dat er ook een plek in dat dorp moet zijn, waar mensen, als ze er behoefte aan hebben, samen iets kunnen doen. Zelf vindt hij dat de activiteiten die bijvoorbeeld in de steunstee in Roodeschool worden gehouden daar een heel goede bijdrage aan geven. De belangstelling wordt steeds groter. Hij vindt dat de gemeente hierin kan sturen. Het is een voorziening, ook wel dorpshuis genoemd, die heel erg belangrijk is en waar mensen zich thuis voelen. Mevrouw KAAIJK wijst er op dat er ook op het terrein van jeugd- en jongerenwerk meer coördinatie plaatsvindt . Er wordt nu wel gepraat over ouderen, doch jongeren met bijvoorbeeld een fysieke beperking kunnen er ook bij worden betrokken. Daar moet iets voor worden bedacht. De heer BOUMAN is van mening dat een dorpshuis een bredere functie heeft dan alleen maar een plek voor inwoners. Niet iedereen die naar een dorpshuis gaat behoort tot die doelgroep. De heer DE BOER zegt dat het gaat om een groep die zich nog een beetje kan verplaatsen en niet vereenzaamd thuis zit. Volgens de heer BOUMAN lijkt hem het dorpshuis ook een plek waar andere onderdelen van het dorp elkaar kunnen ontmoeten. De heer VAN DUINEN vult nog aan dat sport en bewegen op dit moment een hot item is. Er zou ook per dorp kunnen worden geregeld dat er meer multifunctionele accommodaties zoals in Usquert komen. Er kan dan gezorgd worden dat er voor zowel jong als oud dergelijke voorzieningen blijven, zodat ze voor sport en beweging niet naar een groter dorp hoeven. Mevrouw KAAIJK denkt hierbij ook aan de AWBZ. Men moet thans heel erge beperkingen hebben, voor men in een verpleeghuis of verzorgingshuis wordt opgenomen. Er blijven dan ook veel meer mensen in de thuissituatie, die fysieke of andere beperkingen hebben. Ook moet worden gekeken welke digitale mogelijkheden er zijn. Dit ontwikkelt zich enorm. Bijvoorbeeld het monitoren van mensen via een beeldscherm. Volgens mevrouw SPIJK zijn dat voorzieningen voor mensen die op dat moment daaraan toe zijn. Er moet worden voorkomen dat mensen nu al wegtrekken uit dorpen. Daarvoor moet het voorzieningenniveau dan ook worden gehandhaafd.
30
De heer BOUMAN vindt een beeldscherm een heel goed technisch middel, maar is ook van oordeel dat leefbaarheid te maken heeft met dingen die men met elkaar en samen doet. Zijn fractie geeft aan dorpshuizen en ontmoetingscentra heel erg belangrijk te vinden. Natuurlijk zijn er technische hulpmiddelen, maar wat leefbaarheid betreft gaat het er met name om dat mensen met elkaar in contact worden gebracht. Dit sociale aspect vindt hij erg belangrijk om mee te nemen. De heer DE BOER wijst er op dat er een groep mensen blijft die niet mee kan doen. Deze vertrekt dan vanuit dorpen waar geen algemene voorzieningen meer zijn naar de dorpen waar deze wel zijn. Er zou dan ook een basis van algemene voorzieningen in het dorp moeten worden behouden, zodat mensen die daar dreigen te vereenzamen er kunnen blijven wonen, omdat ze er altijd al gewoond hebben en daar hun oude dag ook willen slijten. Dit kan georganiseerd worden. De heer BOUMAN vindt het een goed streven. Ook zijn openbaar vervoer voorzieningen genoemd. Deze zijn echter niet overal optimaal. Hij is van mening dat het openbaar vervoer juist iets is waar de gemeente nog iets kan bijstellen. Hij kan zich voorstellen dat de gemeente vervoer kan regelen om mensen vanuit één dorp naar een voorziening in een centraler gelegen dorp te kunnen brengen. De heer J.P. NIENHUIS wijst er op dat deze er al is, namelijk de belbus. De heer BOUMAN denkt daarbij ook aan andere mogelijkheden, waar de gemeente in kan participeren. Mevrouw OUDMAN is benieuwd wat er onder basisvoorzieningen wordt verstaan. Er kan worden gedacht aan een winkel of een pinautomaat, maar dit zijn zaken waar de gemeente geen invloed op heeft. Daarom moet men bij zichzelf nagaan waar men invloed op zou kunnen hebben. En ook vaststellen wat basisvoorzieningen kunnen zijn en hoe dit in stand gehouden kan worden. De heer DE BOER denkt daarbij aan een netwerk van vrijwilligers. Mevrouw OUDMAN wijst op het standpunt van het college om particulier initiatief niet altijd te willen faciliteren. De heer DE BOER merkt op dat vastgesteld moet worden welke voorziening nodig is. Misschien moet er een uitvoerige enquête gehouden worden om de behoefte van de mensen te peilen. Er zijn ook elders projecten geweest met onder andere het opzetten van vrijwilligersnetwerken. Soms vanuit de thuiszorgsituatie. Er werd aandacht geschonken aan behoeften van mensen en regelmatige bezoeken gebracht zodat ze niet in eenzaamheid wegkwijnden. De heer J.P. NIENHUIS vraagt of de gemeente zelf het initiatief moet nemen of dat vraaggestuurde maatregelen worden getroffen. Volgens de heer DE BOER is het niet nodig als er geen behoefte is. Het zou volgens hem wel vraag gestuurd moeten zijn. Mevrouw KAAIJK is van oordeel dat er op een aantal zaken moet worden geanticipeerd. Het is haar bekend dat er heel veel mensen zijn die niet tijdig aan de bel trekken. Mevrouw PERSOON wijst op een project in Winsum, waar alle ouderen zijn bezocht. Volgens haar door vrijwilligers. Volgens haar zal er altijd een groep eenzame ouderen blijven die ook bezoekers afwijzen. De heer DE BOER zegt dat alle mensen verschillend zijn. Doch het gaat met name om mensen die eenzaam zijn, waarvan de kinderen niet in de buurt wonen en die hun leeftijdgenoten zien wegvallen. Als gemeenschap mag daar best over worden nagedacht hoe daar mee om moet worden gegaan. Mevrouw SPIJK is van mening dat er veel over ouderen wordt gesproken. Wanneer in een dorp geen goed voorzieningenniveau is, blijven er ook geen jongeren meer wonen. Er moet een basisniveau komen waar jong en oud zich thuis voelt. Mevrouw KAAIJK vraagt wat dan met basis wordt bedoeld.
31
Volgens mevrouw SPIJK is dat voor ieder dorp weer anders. In ieder geval een dokter en misschien wel een school. Men moet houden wat men heeft. De VOORZITTER verklaart dat wel duidelijk is geworden dat er oog moet zijn voor iedereen in alle kernen. Of men moet behouden wat er is. Ook concludeert hij dat af en toe iets extra’s moet worden geboden. De heer DE BOER zegt dat er heel veel kennis in dorpen aanwezig is over noodsituaties in gezinnen en wegkwijnende ouderen. Samenspraak tussen mensen die daar veel kennis van ziet hij wel zitten. De heer BOUMAN wijst er op om vooral gebruik te maken van de netwerken die al bestaan in de dorpen. Er zijn bestaande netwerken in de vorm van verenigingen, stichtingen, kerken, etcetera. Hij vindt het belangrijk om die erbij te betrekken. De heer DE BOER is het daar wel mee eens, maar wijst er wel op dat het belangrijk is om een systematisering en coördinatie aan te brengen. Anders verwatert het in de loop der tijd. De VOORZITTER resumeert dat het gaat om het signaleren wat er nodig is. Daar mag best nog wel over worden gedacht. Niet alles zelf doen, maar gebruikmaken van wat er al is. Hierna sluit hij dit punt af. Stelling 2: algemene en individuele voorzieningen Het is belangrijk dat het aanbod van algemene voorzieningen in onze gemeente wordt uitgebreid, zodat wordt voorkomen dat mensen al in een vroeg stadium aanspraak moeten maken op de individuele voorzieningen. Mevrouw OUDMAN vraagt zich af waarmee de basisvoorziening moet worden uitgebreid. Ze ziet het niet zitten om naast tafeltje dekje, de scootmobiel en dergelijke een basisvoorziening te creëren die slechts fragmentarisch zal worden gebruikt. Ze weet niet waar concreet aan moet worden gedacht. De heer BOUMAN vraagt zich af in hoeverre dit met algemene voorzieningen kan worden afgedekt. Zodra het echt noodzakelijk is dan gaat het niet meer om algemene voorzieningen, maar om het leveren van maatwerk. Het gaat er ook om dat mensen datgene krijgen dat ze noodzakelijkerwijs ook toegewezen zouden moeten krijgen. Dit is dan de basis waar men het over heeft. De vraag is of dat moet worden uitgebreid. Bijvoorbeeld een scootmobielpoule in het verzorgingstehuis. Maar zodra het echt noodzakelijk is, gaat het erom dat mensen maatwerk geleverd krijgen. Dat vindt hij een belangrijk punt. Mevrouw SPIJK vindt het lastig om te bepalen of uitbreiding van algemene voorzieningen wel of niet nodig is. Het enige waar ze aan moest denken bij een eventuele uitbreiding van algemene voorzieningen was een klussendienst of een poule van mensen die kleine karweitjes voor anderen opknapt. Mevrouw KAAIJK denkt dat men de individuele voorzieningen op een gegeven moment ook krijgt. Die heeft men nodig en ook heeft men er recht op. Mevrouw SPIJK zegt wanneer men een klein tuintje heeft of er moet een lamp worden opgehangen, het niet zo is dat men altijd de buurman of buurvrouw kan vragen, omdat die vaak werken. Een poule van vrijwilligers, die de klusjes kunnen doen, lijkt haar wel wat. De heer J.P. NIENHUIS vraagt de wethouder of tafeltje dekje een algemene voorziening is of een indirecte mantelzorgondersteuning. Volgens wethouder BOEKHOUDT is het een algemene voorziening. De heer DE BOER is het met mevrouw Spijk eens dat men niet te rigide over die grenzen van de cirkels moet zijn. Er mag volgens hem wel enige individuele speling in zijn. De heer VAN DUINEN pleit ervoor dat de WMO consulenten klanten ook thuis gaan bezoeken en gaan kijken wat daar zoal leeft. Hij vindt dit ook een voorziening en geeft dit dan ook mee.
32
Wethouder BOEKHOUDT zegt in reactie op de heer Van Duinen, dat nu ook al de regel bestaat dat in Eemsmond de WMO-consulenten mensen van 75 jaar en ouder, die een aanvraag doen, bezoeken. De heer VAN DUINEN wijst er op dat er ook meerdere leeftijdscategorieën zijn, bijvoorbeeld jeugd. Het lijkt hem goed dat men weet wat er leeft in zo’n gezin. Volgens wethouder BOEKHOUDT kan iedereen huisbezoek aanvragen. De heer BOUMAN ondersteunt het verzoek van de heer Van Duinen. Het lijkt hem belangrijk om ook in andere leeftijdscategorieën de aanvraag te onderzoeken. Vaak zit er meer achter die ene aanvraag. Het is ook mede de achtergrond van de vraag van de heer Van Duinen. De heer VAN DUINEN is het daar volledig mee eens. Hij vindt dat men daar niet ver genoeg in kan gaan. Hoewel het tijd kost, kan op een later tijdstip wellicht weer tijd gewonnen worden. De heer BOUMAN zegt dat erg ver kan worden gegaan, maar zegt ook te respecteren wat mensen eigen is. De VOORZITTER verklaart dat het snel wordt gezien als controle. Dat moet te allen tijde worden vermeden. Als raadslid vindt hij het wel belangrijk dat er goed zicht is op alle doelgroepen die er in de gemeente zijn. De heer DE BOER is het eens met de heer Bouman dat men zich daarbij niet moet opdringen. Wel mag er wat hem betreft goede diagnostiek komen om na te gaan of een weigering berust op een reële overweging of onderdeel is van een ziekteproces. De heer BOUMAN merkt op dat hij geen arts is en de gemeente ook niet. Wel verwacht hij van de gemeente, dat er wordt aangekondigd dat er een bezoek gebracht zal worden. Wanneer iemand weigert moet de gemeente ook het respect tonen om het niet te doen. De heer DE BOER wijst op samenwerkingsverbanden waar deskundigheid aanwezig is en ook ingebracht kan worden met inachtneming van de geheimhouding. Maar dit is in collectief verband ook heel goed te handhaven bij een groep professionele mensen. De VOORZITTER sluit dit punt af. Stelling 3: Centrum voor jeugd en gezin Voor de visievorming wat het centrum voor jeugd en gezin betreft geldt dat de keus voor kwaliteit belangrijker is dan nabijheid. Een regionaal centrum waar alle disciplines in samenwerken heeft de voorkeur boven meerdere beperkt ingevulde locaties in de gemeente. De heer DE BOER vindt het op zich wel goed klinken, kwaliteit belangrijker dan nabijheid. Als nabijheid niet bereikt wordt, dan betekent het dat het regionaal gebeurt. Dan wordt het gauw onoverzichtelijk. Dit gaat dan snel ten koste van de individuele benadering van de hulpvragen en ook van de uitwisseling van de hulpverleners onderling. Hij pleit ervoor dat er dan een regionaal coördinatiepunt is met lokale punten, en voor de gemeente Eemsmond denkt hij aan drie lokale gebieden, waar een gesprek van hulpverleners en betrokken vrijwilligers kan plaatsvinden, zodat het individu ook bereikt wordt. Mevrouw SPIJK is het met de heer De Boer eens. Ze vindt het belangrijk om dicht bij de burger te blijven. Voor haar gevoel lukt dat niet provinciaal. Te veel bureaucratie moet worden voor komen. Er moet een zorgnetwerk in de gemeente zijn, waar een consultatiebureau is, een schoolarts en een zorgteam. Ze is van mening dat wanneer het regionaal wordt gedaan er te veel afstand wordt gecreëerd. De heer BOUMAN vraagt zich af of men een centrum voor jeugd en gezin moet zien als een gebouw. Hij kan zich voorstellen dat de aansluiting veel meer wordt gezocht met wat hij bij stelling 1 heeft ingebracht, namelijk de dorpshuizen. Ook kan het centrum veel meer als een netwerkorganisatie of een projectorganisatie worden gezien. Zodra een fysiek gebouw wordt gemaakt,
33
vergt het ook investeringen in een gebouw. Daar is hij niet voor. Hij ziet liever dat het geld wordt besteed aan voorzieningen voor mensen. Hij wil ervoor pleiten om een centrum niet in te richten als een hok of een huis, maar meer gebruik te maken van de andere voorzieningen die besproken zijn in stelling 1. De heer DE BOER vindt het ook niet gek om aan te sluiten bij bijvoorbeeld een gezondheidscentrum. Er staat al een pand of gebouw, waar verder niets aan hoeft te gebeuren, maar waar veel deskundigheid aanwezig is en waar mensen gewend zijn bijeen te komen met maatschappelijk werk, wijkverpleegkundige, consultatiebureau, huisartsenzorg. Door het in die sfeer onder te brengen is er al veel deskundigheid en hoeft er niet zo veel onderzoek naar worden gedaan. De heer BOUMAN is het daar wel mee eens, maar is ook erg voorzichtig. Hij kiest daarom toch liever voor de dorpshuizen en dorpsvoorzieningen. Zodra er over een gezondheidscentrum wordt gesproken, heeft dit betrekking op voorzieningen in kerndorpen. En bij leefbaarheid heeft men het over alle dorpen. Dit is voor hem een reden om daarvoor te kiezen, hoe goed hij het initiatief ook vindt. De heer DE BOER vraagt hoe hij dat ziet in13 dorpen. De heer BOUMAN zegt dat als er in zoveel mogelijk dorpen een dorpshuis of een steunstee is, die dan gecombineerd wordt met een voorziening voor jongeren, er nog heel veel uit kan komen. Mevrouw KAAIJK zegt dat niet ieder dorp een dorpshuis heeft. Wat de consultatiebureaus betreft wil zij die ook in de dorpen laten. Die nabijheid vindt ze heel belangrijk. Toch kan ze zich wel voorstellen dat er een soort centrum is, waarbij professionele kwaliteit gebundeld is. De heer BOUMAN vindt dat de gemeente wellicht kan faciliteren om die ruimtes beschikbaar te stellen. Mevrouw KAAIJK kan dit niet overzien. Het lijkt haar beter om bij bestaande plekken, waar al jeugd is, aan te sluiten dan om een nieuwe ruimte daarvoor in te richten. De heer DE BOER zegt dat een driedeling in de gemeente Eemsmond kan, namelijk Warffum, Usquert, Kantens, Rottum, Stitswerd, met Usquert als geografisch centrum. Verder Uithuizen, Zandeweer, Eppenhuizen en tenslotte Uithuizermeeden met de dorpen Roodeschool, Oosteinde, Oldenzijl en Oosternieland. Hierdoor heeft men geografisch verspreide hulpverleningsnetwerken die dat heel goed kunnen oppakken. Mevrouw SPIJK zegt dat het aansluiten bij consultatiebureaus een geëigend iets is. Mensen zijn dit gewend, omdat ze met een klein kind er al naar toe gingen. Mevrouw KAAIJK denkt dat ook. In het recente verleden is er over gesproken dat vroegtijdige taalproblematiek ook heel goed op consultatiebureaus opgespoord zou kunnen. Samen met wellicht crèches. Men is dan preventief bezig. De VOORZITTER vraagt zich af of er niet te veel in echte gebouwen wordt gedacht. Het gaat vooral om structuren. Iedere doelgroep moet in de gaten worden gehouden, zonder dat het van bovenaf wordt opgelegd. Dat er zorg voor is, dat bekend is waar problemen zijn en dat er dan structuren bestaan, die ook tot in alle uithoeken van de gemeente worden ingezet. Hij denkt dat het een illusie is om een gebouw voor jeugd en gezin te hebben. Volgens mevrouw SPIJK gaat het niet om het gebouw. Het gaat er om dat men zich op een gegeven moment ergens bij kan aansluiten. In de gemeente is een zorgteam, een schoolarts, een consultatiebureau en andere expertise. Dit moet gebundeld zijn en als mensen ergens terechtkunnen, vindt ze een consultatiebureau een logische plek daarvoor. Als er iets nieuws in de gemeente wordt neergezet, is de drempel erg hoog. De heer DE BOER is het daar mee eens.
34
De heer VAN DE WAL benadrukt dat het om kwaliteit gaat. Dit vindt hij veel belangrijker dan diversiteit of kwantiteit. Er moeten heel korte lijnen zijn. Als voorbeeld noemt hij een leerplichtambtenaar, die als een spin in het web zit en die gevoed wordt vanuit de scholen op het moment dat een probleem zich voordoet. De docent voor de klas moet het probleem al signaleren. De heer BOUMAN zegt dat daarmee ook meer wordt gepleit voor een systematiek dan voor een gebouw. De heer VAN DE WAL vindt dat er duidelijke bevoegdheden moeten zijn. Onlangs is de zaak van het maasmeisje geweest. Hoewel dat een extreem geval is, blijkt men toch langs elkaar heen te hebben gewerkt. Volgens de heer DE BOER komt dat door de grootschaligheid. De heer VAN DE WAL geeft aan dat het ook kwam doordat niemand wist wie beslissingsbevoegd was. De heer DE BOER zegt dat er wel 10 à 15 organisaties bezig zijn met 1 moeilijke situatie. Door het regionaal kwalitatief goed op te zetten kan worden voorkomen dat men langs elkaar heen werkt. De heer VAN DE WAL geeft aan dat de docent in de klas, de huisarts, de consultatiebureauarts het probleem signaleren, terwijl dit ook direct op het bordje wordt gelegd van degene die er verder over gaat. Het moet volgens de heer DE BOER niet een gesprek zijn van een opperhoofd van alle leerplichtambtenaren in Noord-Groningen, die nooit een school bezoekt, met een coördinator van het maatschappelijk werk, die ook nooit een cliënt ziet. Het moet een gesprek zijn van mensen die rechtstreeks met hun cliënten in contact zijn. En daar misschien niet in één keer uitkomen, maar in groter verband toch een aanzienlijk betere hulpverlening kunnen verschaffen. De heer VAN DE WAL wijst er op dat er dan ook een beslissing wordt genomen en dat het niet wordt doorgeschoven. De VOORZITTER resumeert dat het heel lastig is om het heel dichtbij en regionaal te houden en dan ook nog de kwaliteit te bewaren. Het gaat over een gigantisch gebied. Signaleren moet in de buurt, maar verdere hulp moet ook van elders worden gehaald. De heer DE BOER merkt op dat gezondheidszorg voor jongeren niet in elk van deze centra aanwezig kan zijn. Wel kan deze groep te allen tijde daar een beroep op doen. Mevrouw OUDMAN zegt dat wanneer het gaat over kwaliteit en dicht bij de burger, zij dan moet denken aan de vroegere wijkverpleegster. Het lijkt haar goed om deze weer terug te halen, in welke vorm dan ook. Daarmee is het volgens mevrouw KAAIJK nog niet opgelost. De heer DE BOER zegt dat de opmerking van mevrouw OUDMAN hem uit het hart gegrepen is. De VOORZITTER sluit dit punt af. Stelling 4: Ondersteuning van mantelzorgers De gemeente zet zo weinig mogelijk in op indirecte mantelzorgondersteuning. Met indirecte mantelzorgondersteuning snijden wij ons zelf namelijk in de vingers. Het is immers in ons belang dat de inzet van de mantelzorger voorkomt dat zorgvragers een beroep doen op individuele voorzieningen. De heer BOUMAN geeft aan dat zijn haren hem ten berge rezen toen hij las dat men als de gemeente niet in zou moeten zetten op indirecte mantelzorg om daarmee de eigen kas zoveel mogelijk te sparen. Persoonlijk vindt hij dit een verkeerd streven. De WMO is er om mensen te helpen. De VOORZITTER geeft aan dat een stelling een goed hulpmiddel kan zijn om tot een stellingname te komen. De heer DE BOER vindt het een beetje klinken als een valse tegenstelling tussen de gemeente en de burgers. Wordt dit weggehaald, dan valt de basis
35
van de stelling weg. Daarnaast staat er: goede randvoorwaarden kunnen mantelzorgers stimuleren om hulp aan hun naaste te (blijven) geven. Mevrouw KAAIJK vindt het heel belangrijk dat die mantelzorger ondersteund wordt. Als deze weg valt ontstaat er een veel groter probleem. De mantelzorgers vormen ook een doelgroep. Ze kan zich voorstellen dat gekeken wordt naar bestaande programma’s voor mantelzorgers. Mevrouw PERSOON las in het boekje van de provinciale GGD dat er ook vrijwilligers zijn die mantelzorgers ondersteunen. Volgens mevrouw KAAIJK kan er ook in worden voorzien dat een mantelzorger een weekend wordt ontlast. Dit moet wel worden geregeld. De heer J.P. NIENHUIS merkt op dat de gemeente voor een groot deel de zorg aan de mantelzorger ophangt. Er moet dan ook gezorgd worden dat ze blijven. Volgens de heer DE BOER is de mantelzorg de zwakste schakel in de keten van de zorg. De heer J.P. NIENHUIS geeft aan dat het voor de gemeente wel de meest goedkope schakel is. De heer BOUMAN vraagt zich af wanneer een mantelzorger ziek wordt, of hij/zij dan naar het gemeentehuis moet. En wellicht krijgt deze een formulier, in tweevoud, die moet worden ingevuld. Tegen de tijd dat deze is ingevuld is, is de betreffende mantelzorger weer beter. Mevrouw KAAIJK merkt op dat als er hectiek ontstaat, er meestal wel hulp is. Maar het kan ook heel sluipend gaan. Jarenlang heeft iemand voor zijn partner gezorgd, maar komt niet aan zijn eigen persoonlijke behoeftes toe. Dit kan op den duur psychische druk veroorzaken. Er is dan een groot probleem. Daar moet iets voor bedacht worden. De heer BOUMAN vraagt hoe hij dit moet zien en of er een beeld is, wie allemaal mantelzorg verleent. Mevrouw KAAIJK denkt dat het misschien via het zorg adviesteam zal kunnen. Deze heeft een signalerende functie en heeft een beeld van alle mantelzorgers via organisaties als tafeltje dekje en dergelijke. De heer DE BOER wijst er op dat huisartsen een volledig overzicht heeft van de gehele bevolking. Ook is deze op de hoogte van de inzet van mantelzorg. Er hoeft maar iets te gebeuren of het zakt ineen. Dan moet ineens heel snel iets georganiseerd worden voor degene die de zorg tot dan toe ontving. De heer BOUMAN zegt mantelzorgers te kennen die om de twee dagen van Uithuizen naar Delfzijl gaan, omdat men beloofd heeft tot in lengte van jaren voor de vrouw van een overledene te zorgen. Volgens de heer DE BOER heeft de huisarts in Delfzijl hier weet van. Daarom pleit hij voor gesprekken tussen hulpverleners op lokaal niveau. Ze kunnen elkaar op de hoogte houden en van elkaar deskundigheid gebruik maken. Mevrouw PERSOON vindt dat hiermee een ideaalbeeld wordt geschetst. Ze vraagt zich af of de huidige huisarts daar tijd voor heeft. Dit moet volgens de heer DE BOER georganiseerd worden. Hij vindt dat daarmee een behoorlijk stuk kwaliteitsverbetering te bereiken is. Voordeel is dat door de vroegtijdige signalering ontsporingen na die tijd niet meer op het bordje van de gemeente komen. Volgens mevrouw KAAIJK staat een huisarts niet meer alleen in de praktijk. Er zijn steeds meer praktijkondersteuners en dergelijke die met deze groep in aanraking komen. Het is dan ook een kwestie van contact en doorspelen. En vervolgens in contact brengen met mantelzorgers. Mevrouw PERSOON is van mening dat de moraal van dit verhaal is dat indirecte steun wel moet worden gegeven aan die mantelzorgers. Mevrouw KAAIJK vraagt de wethouder of de vier stellingen over alle prestatiegebieden gaan. Ze begrijpt dat op basis hiervan beleid wordt ontwikkeld. Ze vraagt of de rest nog komt.
36
Wethouder BOEKHOUDT vermeldt dat er al een aantal prestatievelden zijn gedaan. De rest komt nog. Hoe dat verder gaat weet ze niet. Over het nu behandelde wordt de beleidsnotitie gemaakt. Met betrekking tot een aantal punten over de geestelijke gezondheidszorg wordt samengewerkt met de gemeenten Delfzijl, Appingedam en Loppersum. Dit wordt ook in de beleidsnotitie opgenomen. De wethouder vraagt aandacht voor een ander punt. Ze deelt mee dat voor het lokale gezondheidsbeleid per 2008 een nieuwe periode begint. Hiervoor moet een nieuwe nota worden opgesteld. Deze staat gepland voor december 2007. Een aantal speerpunten is door het ministerie verplicht gesteld, onder andere het punt roken, schadelijk alcoholgebruik, overgewicht, diabetes en depressie. De gemeente moet deze onderwerpen vertalen naar de lokale situatie. De GGD heeft op basis van het gezondheidsprofiel van deze regio aangeboden een informatiebijeenkomst te organiseren voor de raad, zodat daarna de kaders voor het lokale gezondheidsbeleid worden vastgesteld. De wethouder stelt voor om eerst een informatiebijeenkomst te houden en daarna de kaderstelling te bespreken in een openbare vergadering. De heer BOUMAN stelt voor dit aan de agendacommissie voor te leggen, die het verder kan afhandelen. De VOORZITTER concludeert dat dit agendapunt voldoende is besproken. Sluiting Niets meer aan de orde zijnde sluit de VOORZITTER de vergadering om 20.40 uur. Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Eemsmond, gehouden op 11 oktober 2007. De raad voornoemd,
voorzitter,
griffier,