- Schoolrapportage Voortgezet onderwijs – Excellente Scholen 2014
Schoolrapportage 1. Achtergrondgegevens van de school Gegevens van de school: 00NE Locatie Aanvrager Plaats Aangemelde schoolsoort
Jan van Brabant College, vest. Deltaweg Deltaweg dhr. C. Kuijpers Helmond Vmbo-t
Leerlingenaantal
498 (door de school zelf opgegeven, april 2014)
Bestuur:
Stichting Openbaar Onderwijs Jan van Brabant
De aanmelding van het Jan van Brabant College, vestiging Deltaweg, geldt voor vmbo-theoretische leerweg. Het Jan van Brabant College bestaat uit twee zelfstandige scholen onder één bestuur. Vestiging Deltaweg omvat mavo/vmbo-g/t, lwoo, met een nevenvestiging De Cajuit, eerste opvang anderstaligen (EOA), op een ander adres. De zelfstandige scholen hebben eigen accenten. De andere vestiging omvat: havo/vmbo-t, havo/vwo, tweetalig vwo en tweetalig havo. Het Jan van Brabant College is lid van ORION, een regionaal onderwijsnetwerk voor vijftien scholen voor vo in Noord- en Zuidoost-Brabant, lid van samenwerkingsverband vo/so Helmond Regio, verantwoordelijk voor passend onderwijs in Helmond en omstreken en lid van het overleg van Helmondse schoolbesturen (po/vo). De leerlingen komen uit Helmond en omgeving. Uit de omliggende plaatsen komen vaker leerlingen met meer ondersteuningsbehoeften.
2. Motivatie van de school De onderbouwing die het Jan van Brabant College bij de aanmelding als kandidaat Excellente School 2014 gaf, luidt als volgt. ‘Vestiging Deltaweg is een kleinschalige school met een goede sfeer onder leerlingen en medewerkers. Binnen de school heerst een grote mate van tevredenheid bij ouders (een 9) en leerlingen (een 8). De school onderscheidt zich door een speciaal mentoraat. Hierbij krijgt elke leerling veel aandacht van de mentor (een leerling en ook hun ouders hebben de gehele schoolloopbaan dezelfde mentor) en wordt er middels oplossingsgerichte gesprekstechnieken veel aandacht besteed aan het welbevinden van het kind. Naast dit oplossingsgericht mentoraat wordt er veel aandacht besteed aan burgerschapsvorming via het project The International Award for young people, de maatschappelijke stage en de betrokkenheid bij de aanpalende wijken. Leerlingen krijgen extra uitdaging door het aanbieden van een extra examenvak, “andere” talenten. Door een systeem van uitstekende ondersteuning blijven leerlingen niet zitten. De leerlingen worden uitgedaagd om tot hogere prestaties te komen. Ondanks het feit dat leerlingen niet blijven zitten, zijn de slagingspercentage en de in- en doorstroomgegevens uitstekend. Indien een school een grote groep leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte (meer dan 10% lgf-leerlingen of leerlingen
1
- Schoolrapportage Voortgezet onderwijs – Excellente Scholen 2014
met een gediagnosticeerd problematieken, daarnaast circa 25% dyslecten en een grote groep taalzwakke leerlingen) en zo veel leerlingen die onderwijs op maat nodig hebben, kan bedienen binnen een plezierige en veilige setting, waarbij leerlingen uitgedaagd worden om het maximale uit zichzelf te halen en waarbij elke leerling gezien wordt in combinatie met goede examenresultaten, verdient zo’n school zonder twijfel het predicaat Excellent.’
3. De resultaten, breed opgevat (Criterium 1) Hierbij onderscheidt de jury drie gebieden: 1. resultaten op de kernvakken: Nederlands, Engels, wiskunde en rekenen; 2. resultaten op de andere vakken en leergebieden; 3. resultaten op aanvullende gebieden zoals burgerschap, sociaal-emotionele vorming, culturele vorming, redzaamheid, internationale oriëntatie. 3.1 Resultaten op de kernvakken (Indicator I) Hieronder geven we een overzicht van de resultaten van het Jan van Brabant College over de periode 2011-2013 die de Inspectie van het Onderwijs aan de jury heeft verstrekt. Hierbij is gebruik gemaakt van de ruwe scores. Resultaatgegevens afkomstig van de Inspectie
Vmbo-(g)t Rendement onderbouw* 3 Rendement bovenbouw* 5 Gemiddelde centraal examen* 4 Gemiddeld verschil CE en SE** 0,37 * Gemiddelde van de score op een vijfpuntsschaal 2011-2013. ** Gemiddelde over de periode 2011-2013.
Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld
Vmbo-(g)t 6,3 6,6 6,5 6,5
cijfer CE 2011 cijfer CE 2012 cijfer CE 2013 cijfer CE 2014
Succesvolle plaatsing leerjaar 1 vervolgopleiding, 2012
Vmbo-(g)t 94%
Op grond van de resultaten die het Jan van Brabant College in 2011, 2012 en 2013 heeft behaald, stond de school niet in een voorselectie die de Inspectie van het Onderwijs aan de jury heeft verstrekt. De onderstaande gemiddelde cijfers bij het centraal examen over de periode 2011-2013 heeft de school zelf aangeleverd bij haar aanmelding. Eindexamenresultaten vmbo-(g)t (CE) Nederlands Engels Wiskunde
2011 5,8 6,4 6,4
2012 6,3 6,5 6,6
2013 6,2 6,5 6,4
2014 6,1 6,5 7,3
De delegatie van de jury heeft tijdens het schoolbezoek de volgende waarnemingen en bevindingen gedaan. De gemiddelde CE-cijfers schommelen rond het landelijk gemiddelde en met het
2
- Schoolrapportage Voortgezet onderwijs – Excellente Scholen 2014
percentiel in het hoogste kwartiel. Het vmbo-t scoort hoog met wiskunde. Nederlands is een zware opgave voor veel leerlingen. Het team heeft ingezet op begrijpend lezen in kleine instructiegroepen. Centraal examen vmbo-(g)t 2013-1014 Kernvak Gemiddeld cijfer Landelijk cijfer Gemiddeld 6,47 6,4 Nederlands 6,04 6,3 Engels 6,52 6,7 Wiskunde 7,30 6,5
Deelnemers 109 109 109 97
Percentiel 82 75 81 91
De doorstroom in de onderbouw is 100% (in dit resultaat zijn de anderstaligen meegenomen). Het aantal leerlingen dat in één keer het examen haalt, komt uit op 94% en hoger. Het slaagpercentage lag in de afgelopen vier jaar boven het landelijk gemiddelde. Het verschil tussen de gemiddelde cijfers van het SE en het CE ligt boven het landelijk gemiddelde en het gemiddelde verschil is de afgelopen drie jaar niet hoger dan 0,5. Slaagpercentage 2013-2014 Vmbo-t (mavo) Vmbo-(g)t
School (%)
Landelijk (%)
95,4 94,4
93,5 93,7
Aantal leerlingen 109 109
Percentiel 55 51
De afdeling vmbo-t (mavo) die zich kandidaat stelt voor het predicaat Excellente School, presteert boven het landelijk gemiddelde. Reflectie Score Dronkers 2013
8,5
3.2 Resultaten op andere leergebieden uit het standaardcurriculum (Indicator II) Ook het gemiddelde over de overige vakken bij het centraal examen (2011-2013) heeft de school zelf aangeleverd bij haar aanmelding. Eindexamenresultaten vmbo-(g)t (CE) 2011 2012 2013 Gemiddelde overige examenvakken* 6,3 6,7 6,6 * De som van het gemiddelde op de overige examenvakken gedeeld door het aantal overige examenvakken.
De delegatie van de jury heeft tijdens het schoolbezoek de volgende waarnemingen en bevindingen gedaan. Uit de percentielen is af te leiden dat het vmbo-t met Duits, Frans, Kunst I/beeldend, in het eerste kwartiel scoort; vergelijkbare scholen scoren beter. Met biologie, geschiedenis en maatschappijleer scoort het vmbo-t in het hoogste kwartiel. Bij de overige vakken speelt mee dat sommige leerlingen moeite met taal hebben. De school zoekt naar methodes die daar rekening mee houden.
3
- Schoolrapportage Voortgezet onderwijs – Excellente Scholen 2014
CE-cijfers overige vakken 2013-2014 School cijfer Aardrijkskunde 6,19 Biologie 6,75 Duits 5,95 Economie 6,02 Frans 6,05 Geschiedenis 6,93 Kunst I 5,93 Kunst II 6,34 Maatschappijleer 6,84 6,20 Natuur/scheikunde I 6,26 Natuur/scheikunde II
Landelijk cijfer 6,2 6,3 6,3 6,2 6,6 6,4 6,5 6,4 6,5 6,3
Percentiel
% voldoende
46 89 24 27 15 89 10 35 81 38
Aantal leerlingen 28 86 34 88 13 12 15 19 59 35
6,4
40
27
70
75 93 65 70 62 100 73 84 100 80
3.3 Resultaten op aanvullende leergebieden (Indicator III) In haar aanmelding geeft de school aan dat ze over de volgende aanvullende gebieden aantoonbaar zeer goede resultaten boekt: • sociaal-emotionele vorming; • ondersteuning en begeleiding. In de aanmelding staat dat de school daarbij de volgende systematiek hanteert. ‘Volglijst zorgteam, lessen Leefstijl.’ (bij sociaal-emotionele vorming) ‘Aantal leerlingen dat extra ondersteuning nodig heeft en wat met goed gevolg het examen haalt.’ (bij ondersteuning en begeleiding) In haar aanmelding noemt de school de volgende vorderingen die bij deze aanvullende gebieden worden geboekt: ‘Ontwikkeling mentoraat, lessen Leefstijl.’ (bij sociaal-emotionele vorming) ‘Ontwikkeling mentoraat in combinatie met oplossingsgericht werken.’ (bij ondersteuning en begeleiding) De delegatie van de jury heeft tijdens het schoolbezoek de volgende waarnemingen en bevindingen gedaan. De onderbouw werkt met Leefstijl (sociaal-emotionele ontwikkeling en burgerschap). In de bovenbouw werkt de school met de leerlingen in het vak maatschappijleer aan een bredere kijk op de samenleving. De instroom van leerlingen met multiculturele achtergronden in de onderbouw wordt groter, wat aanleiding geeft om aandacht te besteden aan het verruimen van de blik van de leerlingen.
4. De omstandigheden waarbinnen de school werkt (Criterium 2) In haar aanmelding stelt het Jan van Brabant College dat er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de resultaten die de school met de leerlingen behaalt. 4.1 Leerlingkenmerken en procesinrichting (Indicator IV) De omstandigheden die de school in de aanmelding noemt zijn de volgende. ‘De school heeft een relatief grote groep leerlingen die op de 0-1-2-3-toets van het Cito op het terrein van taal en rekenen zwak scoort. Daarna blijken er van heinde en verre leerlingen naar school te komen vanwege de goede begeleiding van leerlingen met een gediagnosticeerd probleem, denk
4
- Schoolrapportage Voortgezet onderwijs – Excellente Scholen 2014
hierbij aan ADHD, ADD, PDD-nos, Asperger en anderszins ASS en verder dyslecten. Circa 25% is dyslectisch en ruim 10% heeft een gediagnosticeerd probleem. Poscholen uit de wijde omtrek adviseren om naar de Kleine Jan (de naam van de school in de volksmond) te gaan, omdat daar de begeleiding voor de leerling hoog in het vaandel staat. Daar worden de leerlingen gezien!’ Het betreft 35% van de leerlingen. Volgens de aanmelding houdt de school daar op de volgende wijze rekening mee. ‘Door de leerlingen vier jaar lang aan eenzelfde mentor te koppelen is er de mogelijkheid tot het creëren van een sterke vertrouwensbasis. Voor zowel kind als ouders. Daarnaast hebben de leerlingen die een bepaald gediagnosticeerd probleem hebben een speciale mentor die getraind is in de begeleiding van dergelijke leerlingen. Daarnaast is er ondersteuning op het terrein van taal en bieden we alle leerlingen [lessen] rekenvaardigheid aan. Dit heeft ertoe geleid dat ruim 80% van de huidige leerlingen van leerjaar 4 de rekentoets 2F heeft behaald. Landelijk blijkt dat circa 25% te zijn. Daarnaast is er een goed geolied team van zorgspecialisten, het zorgteam, onder leiding van de zorgcoördinator.’ De delegatie van de jury heeft tijdens het schoolbezoek de volgende waarnemingen en bevindingen gedaan. De school heeft geïnvesteerd in het mentoraat. De leerling houdt gedurende de schoolloopbaan dezelfde mentor. De mentoren zijn geschoold in het toepassen van oplossingsgerichte gesprekstechnieken, waardoor zij meer toegerust zijn op hun taak. Waar de mentor voorheen alleen sprak met probleemleerlingen, voert de mentor nu met alle leerlingen structureel (acht keer per jaar) gesprekken. Als voordelen van deze werkwijze noemt de school: de groeiende vertrouwensband tussen de mentor en de leerling, de bekendheid met de leerling door de jaren heen, behalve problemen zijn ook succesverhalen aan de orde, preventie, ondersteuning van keuzes, de ontwikkeling van de reflectie op leren bij de leerling, enzovoorts. Mentoren steunen elkaar intensief in een tweewekelijks beraad, soms per leerjaar toegespitst. De school maakt onderscheid tussen de rol van de mentor en de verantwoordelijkheid van de vakdocent. Het mentoraat berust op wederzijds vertrouwen ten behoeve van het leerproces. De vakdocent mag, gezien de resultaten, de leerling ter verantwoording roepen. De vergadering spreekt de vakdocent aan bij verminderde resultaten in een leerjaar. 4.2 Leerlingkenmerken en resultaten (Indicator V) De delegatie van de jury heeft tijdens het schoolbezoek de volgende waarnemingen en bevindingen gedaan. Bij de aanname van leerlingen gaat de school in principe uit van het advies van de basisschool. Bij disbalans worden resultaten van de cito-eindtoets, de uitslag van een IQ-test of lwoo-toets meegenomen. In een overzicht van de in 2014 geslaagde leerlingen liggen hun cito-eindscores (van de basisschool) tussen 520 en de 540. Ook de percentielscores variëren sterk.. De school weet de mogelijkheden van de leerlingen aan te spreken. De school onderscheidt leerlingen die ondersteuning behoeven, maar neemt daarbij de opbrengsten als uitgangspunt en niet zozeer de beperkingen.
5
- Schoolrapportage Voortgezet onderwijs – Excellente Scholen 2014
4.3 Benutting van het inzicht in leerwinst bij onderscheiden categorieën leerlingen (Indicator VI) In de aanmelding geeft de school het volgende voorbeeld waaruit blijkt dat ze leerwinst probeert bij te houden. ‘Binnen het vak rekenvaardigheden worden leerlingen aan het begin van hun loopbaan en tussentijds getest. Op basis van deze test krijgen de leerlingen meer of minder modules van een bepaald onderwerp aangeboden, met het doel de leerlingen rekenvaardigheden op maat te bieden. Dit heeft ertoe geleid dat er goede resultaten op de rekentoets worden behaald. Daarnaast worden de leerlingen systematisch gevolgd door voor de vakken Nederland, Engels, wiskunde en rekenen op gezette tijden toetsen af te nemen om de opbrengsten te meten. Op basis van die opbrengsten worden individuele en groepsplannen opgesteld. Zowel voor taal als voor rekenen.’ De school beschrijft in de aanmelding de wijze waarop ze de cijfers over de leerwinst gebruikt als volgt. ‘Na een screening op bijvoorbeeld begrijpend lezen worden leerlingen met een achterstand in een ondersteuningsuur bijeen gebracht en wordt er op dat specifieke domein extra inzet gepleegd om de leerling ten aanzien van zijn eerste meting te verbeteren. Daarnaast worden er jaarlijks gesprekken met secties gevoerd om hun opbrengsten ten aanzien van het examen te evalueren en bij te stellen en daar een verbeterplan op te maken om de opbrengsten van de leerlingen te verhogen.’ In de aanmelding geeft de school het volgende voorbeeld waaruit blijkt dat ze de cijfers over leerwinst vertaalt naar differentiaties aan de onderkant en aan de bovenkant (zwak- en goedpresteerders). ‘Leerlingen met een niveau onder 1 F worden tijdens de lessen rekenvaardigheid, maar ook tijdens individuele ondersteuningsmomenten op een hoger peil gebracht, zodat op het einde van het vmbo de leerlingen op het niveau van 2 F zitten. Goed presterende leerlingen krijgen de leerstof rekenen uit 3 F aangeboden.’ De delegatie van de jury heeft tijdens het schoolbezoek de volgende waarnemingen en bevindingen gedaan. De school volgt de leerlingen nauwgezet. Bij achterstanden krijgt de leerling in trajectbegeleiding handvatten om de achterstanden weg te werken met extra leraaruren. De trajectbegeleiding is vooral bedoeld om te vast te stellen waar nog winst te behalen is. Bij een slechte toets is de individuele aandacht van de leraar geboden. Onderprestatie voert de school in het algemeen terug op het zelfbeeld van de leerling en ze zet de mentor in om het zelfbeeld te verbeteren. Bij rekenachterstanden worden leerlingen tot het vierde jaar bijgeschoold. Daardoor scoren de meeste leerlingen voldoende in het CE met referentieniveau 2 F. De school merkt dat het systeem goed werkt en dat achterstanden op zijn minst niet groter worden. Van de leerlingen stroomt 15% op van vbmo-t leerjaar 4 naar havo leerjaar 4. De meeste leerlingen gaan naar het mbo en sluiten aan op niveau 3 of 4. Met praktische sectororiëntatie (PSO) bereidt de school de leerlingen voor op keuzes die zij in hun nabije toekomst moeten maken, wat betreft het vakkenpakket en de eventuele richting in het mbo. De leerlingen waarderen de keuze van practica in de sectororiëntatie.
6
- Schoolrapportage Voortgezet onderwijs – Excellente Scholen 2014
5. De inrichting van het onderwijsproces (Criterium 3) 5.1 Schoolspecifieke aanpak en proceskwaliteit (Indicator VII) In het aanmeldingsformulier noemt het Jan van Brabant College de volgende drie facetten als het meest kenmerkend voor de onderwijsaanpak die de school nastreeft: • benutting van onderwijstijd; • opbrengstgericht werken; • begeleiding van leerlingen. In de aanmelding licht de school dit als volgt toe. ‘Door weinig tijd te verspelen bij de opstart van elke les, door een systeem van waarnemen, waardoor de les doorgaat, ook al is de docent er niet, wordt de onderwijstijd uitstekend benut. Door een systeem op te zetten van gesprekken met secties, waarbij de resultaten van het examen besproken worden en er verbeterplannen ontwikkeld worden, streven we naar betere opbrengsten. Op deze manier ontstaat er een PDCA-cyclus ten aanzien van de examenopbrengsten. Het systeem van een individueel mentoraat van de schoolloopbaan, waarbij de relatie met de leerling het belangrijkst is. Onze visie is dat veiligheid en vertrouwdheid de voorwaarde voor leren zijn. Daarnaast bereiken we ons doel om deze leerling klaar te stomen voor het mbo of de havo door duidelijk oplossingsgericht te werken.’ De delegatie van de jury heeft tijdens het schoolbezoek de volgende waarnemingen en bevindingen gedaan. De leraren hebben een open houding naar elkaar wat betreft hun praktijk. Ze discussiëren erover en geven elkaar tips, die ook worden gewaardeerd. Nieuwe leraren krijgen steun van een buddy, wat als zeer plezierig wordt ervaren. De leraren hebben profijt van de expertise van de O&O-functionaris (onderwijs en opvoeding). Deze functionaris neemt deel aan het overleg met het zorgadviesteam (ZAT), kan in de thuissituatie ondersteunen. Is op vaste tijden aanwezig en eventueel op afroep. De relatie met de voorzieningen in de zorgroute is goed. De fulltime mentor begeleidt circa 22 leerlingen, de parttimer circa15 leerlingen. De school hanteert een verdeelsleutel in toekenning aan de mentoren van leerlingen met problematieken. 5.2 Schoolspecifieke aanpak en organisatiekwaliteit (Indicator VIII) In het aanmeldingsformulier noemt de school de volgende drie facetten als het meest kenmerkend voor de wijze waarop ze is georganiseerd: • schoolklimaat; • omgangsvormen op school; • leerlingentevredenheid. In de aanmelding licht de school dit als volgt toe. ‘De leerlingen, ouders en collega’s ervaren het schoolklimaat als bijzonder prettig. Een open karakter met rust in het schoolgebouw en duidelijkheid en structuur voor de leerling. Ook docenten van collega-scholen die uit oogpunt van collegiale consulatie op bezoek zijn geweest, roemen dit schoolklimaat. De leerlingen hebben respect voor elkaar en voor de docent. De docent benadert de leerling ook op een respectvolle wijze, waarbij we aandacht hebben voor elkaars
7
- Schoolrapportage Voortgezet onderwijs – Excellente Scholen 2014
individuele eigenaardigheden en elkaar de ruimte geven om te zijn wie je bent. Leerlingen waarderen de school enorm. Vooral nadat leerlingen na het examen nog eens terug komen, wordt dit punt vaak genoemd. Leerlingen komen graag terug.’ De delegatie van de jury heeft tijdens het schoolbezoek de volgende waarnemingen en bevindingen gedaan. Het team bespreekt vier keer per jaar de vorderingen van de leerlingen. In leerjaar 3 en 4, na zeven weken vanaf het begin van het schooljaar. Door grotere instroom van eerstejaars zijn bij gebrek aan lokalen meer tussenuren ontstaan, volgens leerlingen soms twee uur achter elkaar. De leerlingen mogen niet van het terrein af.
6. Verband tussen de inrichting van het onderwijsproces en de resultaten die de school boekt (Criterium 4) 6.1 Veranderingen vanwege resultaten (Indicator IX) In het aanmeldingsformulier is aan het Jan van Brabant College gevraagd of het een uitgewerkt systeem kent voor periodieke analyse van opbrengsten op verschillende niveaus: leerling, (jaar)groep, vakgebied, docent. De school geeft aan daarover te beschikken. In de aanmelding omschrijft de school dit systeem als volgt. ‘Op basis van de managementrapportages uit Vensters voor Verantwoording, de eigen analyses, de analyses met Wolf en de analyse van de doorlopende leerlijn worden de examenresultaten uitgebreid geanalyseerd en worden er verbeterplannen opgesteld. Bij deze analyses worden docenten (secties), leerlingen en ouders betrokken.’ Tijdens haar presentatie voor een delegatie van de jury heeft de school onder meer aandacht besteed aan de relatie tussen haar aanpak en de resultaten die ze boekt. Het Jan van Brabant kent een groot aantal leerlingen die extra zorg nodig hebben. Kenmerkend voor de aanpak van de school is de manier waarop ze het mentoraat heeft ingevuld. Hierdoor zit de school dicht op haar leerlingen. Illustratief is verder de aanpak van het rekenonderwijs, waarin de school een aantal niveaugroepen onderscheidt. Er wordt hard aan getrokken om alle leerlingen de toets te laten halen. Overigens lijkt het rendement van de onderbouw beter dan de Inspectie suggereert: de leerlingen van de eerste opvang anderstaligen (die maar twee jaar op school zitten) worden erin meegenomen. De delegatie van de jury heeft tijdens het schoolbezoek de volgende waarnemingen en bevindingen gedaan. De leraren bevestigen dat de huidige manier van werken (onder andere met oplossingsgerichte gesprekstechnieken) bij allen aantoonbaar positieve effecten oplevert. Leerlingen leren, met ondersteuning, zelf hun problemen oplossen. De leraar luistert. De signaalfunctie is hoger en daarmee de kans op preventie. De mentor als makelaar schakelt in geval van pesten en seksuele intimidatie en dergelijke de nieuwe medewerker onderwijs en opvoeding (O&O) in, waarna met alle betrokkenen snel gehandeld kan worden. Docenten zijn meer bereid mee te
8
- Schoolrapportage Voortgezet onderwijs – Excellente Scholen 2014
denken en stellen zich inschikkelijk op bij organisatorische problemen die de werkwijze met zich meebrengt. De binding met leerlingen is groter. De continuïteit in het contact met steeds dezelfde leerlingen kost de leraar per saldo minder energie. Het verbeterde mentoraat leert alle leerlingen te reflecteren op eigen gedrag. Genoemd wordt dat stille kinderen hierdoor opbloeien en dat alle leerlingen een groei doormaken in dit proces. 6.2 Vasthouden van resultaten (Indicator X) In de aanmelding noemt de school het volgende voorbeeld van een aantoonbaar geslaagde interventie die ze naar aanleiding van de periodieke analyses heeft toegepast. ‘Binnen de sectie Frans bleken de resultaten van de leerlingen op het examen achter te blijven bij het landelijk gemiddelde en bij het schoolexamen. De examenresultaten waren zwak en het verschil tussen CE en SE was veel te groot. Na een indringend gesprek met de sectie Frans is er in samenwerking met een onderwijsadviesbureau een scholing voor de docenten opgezet om het leesvaardigheidsonderwijs binnen het vak Frans te verbeteren. Met succes. Het gemiddelde ligt in de buurt van het landelijk gemiddelde en ook het verschil tussen CE en SE is kleiner geworden.’ De delegatie van de jury heeft tijdens het schoolbezoek de volgende waarnemingen en bevindingen gedaan. De leerlingen van vmbo-t vormen een stabiele groep. Afstroom vindt een enkele keer per jaar plaats, meestal omdat de leerling op een andere school kan halen wat het Jan van Brabant niet biedt. De school voorkomt met haar aanpak zittenblijvers en staat met de begeleiding dicht bij de leerlingen. De leerlingen die de delegatie van de jury spreekt, moeten vaak een eind fietsen, maar kiezen desondanks voor deze rustige, kleine school. Zij geven aan dat ze gezien worden, goed begeleid worden, met extra uren bijgespijkerd kunnen worden, dat de mentor goed weet wat de leerling nodig heeft. Als het thuis niet goed gaat, komt er iemand praten. Een naar deze school afgestroomde leerling vindt dat zij op deze school beter aangepakt wordt. De leerlingen geven aan dat zij bepaalde docenten heel goed vinden en dat er veel leuke activiteiten zijn (voetballen tegen de leraren, schoolkamp, naar de Tweede Kamer). 6.3 Kwalificatie, professionaliteit, schoolkennis (Indicator XI) In de aanmelding geeft de school het volgende voorbeeld van de wijze waarop kennisdeling en ontwikkeling binnen de school worden vormgegeven. ‘Jaarlijks staat er een studiedag op het programma, waarbij collega’s aan collega’s uitleg geven over bepaalde zaken. Denk aan ict-onderwijs, taalbeleid en RTTI. Daarnaast voeren we tweewekelijks een PDO per jaarlaag. Het PDO staat voor pedagogisch-didactisch overleg. Naast organisatorische zaken worden er ook zaken besproken waar collega’s tegenaan lopen. In een intervisieachtige setting wordt de problematiek die een collega ervaart, besproken en worden er mogelijke oplossingen besproken. Onze rapportvergadering leerjaar 1 en 2 gaat niet over cijfers maar gaat over het delen van kennis en ervaringen ten aanzien van de omgang van een docent met een klas of met individuele leerlingen. Leren van elkaar. Een vaak gehoorde vraag binnen de vergaderingen: Heeft er iemand nog een tip voor mij!’
9
- Schoolrapportage Voortgezet onderwijs – Excellente Scholen 2014
Als belangrijkste thema’s binnen het professionaliseringsbeleid noemt de school in de aanmelding de volgende. • ‘Het professionaliseren van de mentoren en de leden van het zorgteam. • Ict-ontwikkeling. • Individuele trajecten aanbieden: master SEN, extra bevoegdheid, Leraar plus of Meesterschap (deze laatste twee zijn scholingen binnen ORION, een onafhankelijk netwerk van een aantal scholen). • Oplossingsgericht werken.’ De delegatie van de jury heeft tijdens het schoolbezoek de volgende waarnemingen en bevindingen gedaan. De school gaat uit van professionals die op zichzelf reflecteren. Het team doet aan intervisie met groepen van circa acht personen (verschillende disciplines), waarbij casuïstiek wordt ingebracht. Dit verhoogt de professionaliteit van het team. De school neemt deel aan een cursus Meesterschap over de begeleiding van stages. Voor het ontwerpen van betrouwbare toetsen volgt het team RTTI. De school activeert met studiewijzers, Azis en Zorg: Mission Possible Ambassador, het eigenaarschap van het leerproces bij de leerling. Op studiemiddagen verzorgen leraren zelf workshops, passend in het huidige beleid. De meest recente tevredenheidonderzoeken zijn afgenomen in 2012 en 2014. Gemiddelde score op de tevredenheidonderzoeken Medewerkertevredenheid Oudertevredenheid Leerlingtevredenheid
Gemiddelde score school 8,9 7,5
Landelijke score 6, 8
In haar aanmeldingsformulier geeft de school naar aanleiding van de tevredenheidonderzoeken het volgende aan. ‘Met beide uitslagen zijn we erg tevreden. Op dit moment is er geen aanleiding om ten aanzien van deze onderzoeken stappen te zetten. We blijven de tevredenheid monitoren en daar waar aanleiding is tot het zetten van verbeterstappen, zullen we dat met ouders en leerlingen bespreken.’ De delegatie van de jury heeft tijdens het schoolbezoek de volgende waarnemingen en bevindingen gedaan. De school evalueert al zes jaar het mentoraat, waarbij ouders, leerlingen en mentoren aan de hand van stellingen de werking van het mentoraat waarderen ten aanzien van aantal gesprekken, relatie, luisterende houding, contact zoeken door leerling, doorverwijzing, probleemoplossing door leerling. Leerlingen van leerjaar 2 (90), 3 (94) en 4 (121) beantwoorden acht vragen met ja/nee/weet niet. Het aantal gesprekken vinden ouders, leerlingen en mentoren voldoende. Over de relatie zijn ouders en mentoren tevreden; bij de leerlingen is dat meer dan de helft. De luisterende houding van de leraar wordt door allen hooglijk gewaardeerd. Met het beantwoorden van de vraag of probleemoplossing beter is geworden, antwoordt meer dan helft van de leerlingen met ‘weet niet’. Zo ook 37 van de 111 ouders. De mentor wordt bevraagd over het toepassen van de oplossingsgerichte gesprekstechniek, dus niet over de opbrengst. De
10
- Schoolrapportage Voortgezet onderwijs – Excellente Scholen 2014
vragenlijsten geven over de afzonderlijk bevraagde groepen (leerlingen, ouders, mentoren) informatie, minder in samenhang.
7. Het excellentiebeleid van de school (Criterium 5) Het uitgangspunt van de jury is dat een excellente school zeer goede resultaten behaalt en een weloverwogen onderwijsinrichting laat zien. Daarenboven kan een school op een specifiek excellentiegebied uitblinken. Dat kan betrekking hebben op diverse zaken en bijvoorbeeld gericht zijn op een inhoudelijk domein en/of op een specifieke groep leerlingen. 7.1 Het schooleigen excellentiebeleid (Indicator XII) Volgens de aanmelding kent het Jan van Brabant College een excellentiegebied waarop de focus wordt gelegd. De school licht dit in haar aanmeldingsformulier als volgt toe. ‘Ons mentoraat. De begeleiding van leerlingen staat hoog in ons vaandel en daar doen we ook veel aan. Mentoren zijn geschoold, beheersen oplossingsgerichte gesprekstechnieken. Zijn in staat om een vertrouwensband met de leerling te creëren. De leerling heeft zijn gehele schoolloopbaan (vier jaar) dezelfde gesprekspartner en ook voor ouders is dit een zegen. De mentor spreekt met alle leerlingen, niet alleen de leerlingen met wie het niet zo goed gaat. Met name deze wijze van begeleiden, die door zowel ouders, leerlingen als mentoren als zeer waardevol en geweldig ervaren wordt, is een voorbeeld voor veel scholen. De Deltaweg is op dat terrein innovatief en vooruitstrevend geweest, wat tot een excellente wijze van begeleiden van leerlingen heeft geleid.’ De aandacht voor het excellentiegebied is gericht op alle leerlingen van de school. Ook tijdens haar presentatie voor een delegatie van de jury heeft de school aandacht besteed aan haar excellentiebeleid. Het Jan van Brabant noemt als herkenbaar excellentieprofiel het mentoraat. De leerlingen worden vanaf het eerste jaar toebedeeld aan een mentor die hen gedurende de hele schoolloopbaan begeleidt. De leerlingen worden klassen doorbrekend ingedeeld. Het betekent dat de mentor de leerling niet altijd in de klas heeft. Dat is niet bezwaarlijk, omdat de belangrijkste opdracht is dat hij of zij het kind goed kent. Overigens wordt het profiel van de school door de omgeving herkend, wat bijvoorbeeld blijkt uit de toegenomen instroom. De delegatie van de jury heeft tijdens het schoolbezoek de volgende waarnemingen en bevindingen gedaan. Met de mavotopklas wil de school referentieniveau 3F halen in de kernvakken en met verdiepingsstof in wiskunde beter op havo aansluiten. Het is niet duidelijk of dat ook gehaald wordt. De docenten noemen de toegevoegde waarde van practica in de voorbereiding op mbo. De mentor als makelaar bij doorverwijzing. De goede relatie met de zorgroute. 7.2 Erkenning door externe partijen (Indicator XIII) In de aanmelding stelt de school dat het gebied waarop ze uitblinkt, wordt erkend door externe partijen (bijvoorbeeld andere scholen, ouders of andere partners). De school licht dit in haar aanmeldingsformulier als volgt toe. ‘Veel scholen voor vo hebben kennis genomen van de wijze van het mentoraat. En zien de grote voordelen hiervan, maar kunnen het in hun eigen organisaties
11
- Schoolrapportage Voortgezet onderwijs – Excellente Scholen 2014
niet georganiseerd krijgen. Po-scholen geven aan dat de wijze van begeleiden een voorbeeld is.’ De herkenbaarheid van het excellentiegebied blijkt volgens de aanmelding verder uit vermelding in publicatie(s) over dit gebied. De jury heeft diverse referenten gevraagd in hoeverre ze de kwaliteit van het Jan van Brabant College, vestiging Deltaweg onderschrijven en het excellentiebeleid van de school herkennen. Van twee referenten kreeg de jury een reactie. Uit deze referenties komt onder meer naar voren dat de school uitblinkt in het sterke pedagogische klimaat en de zeer goede zorgstructuur. Deze mening wordt door beide referenten onderschreven. 7.3 Versterking van het excellentiebeleid in de toekomst (Indicator XIV) Het Jan van Brabant College heeft geen plannen genoemd om haar excellentiefocus in de toekomst verder te versterken.
8. Opmerkingen Inspectie Geen aanvullende opmerkingen.
9. Conclusie van de jury Het Jan van Brabant College, vestiging Deltaweg, vraagt het predicaat excellentie voor de afdeling vmbo-theoretische leerweg. In 2012 heeft de school zich eerder aangemeld en werd het predicaat nog niet toegekend. De afdeling vmbo-t (mavo) presteert boven het landelijk gemiddelde. Het gemiddelde centraal examen scoort 4 op een vijfpuntsschaal 2011-2013. Het gemiddeld CE-cijfer was 6,5 in 2014; dat is ongeveer de score van de twee voorgaande jaren. Met wiskunde werd het afgelopen jaar een mooi resultaat bereikt (7,3 tegenover landelijk 6,5) en ook Engels kwam goed naar voren. Biologie, geschiedenis en maatschappijleer kwamen eveneens sterk naar voren, Duits en economie niet. De school leidt leerlingen met verschillende diagnoses en leerlingen met achterstanden naar een diploma. De school heeft hiermee een imago opgebouwd dat vele leerlingen aantrekt die op vrij grote afstand van de school wonen. De intensieve begeleiding door mentoren is aantrekkelijk voor de leerlingen en voor hun ouders. De mentoren begeleiden de leerlingen over meerdere jaren. Binnen de schoolorganisatie is intervisie een belangrijk element. Leraren hebben informele contacten over hun werk en wisselen onderling veel praktische kennis uit. Het grote accent op zorgstructuur en mentoraat valt op. De school kent een goed pedagogische klimaat en een goede zorgstructuur. De schoolpopulatie omvat veel leerlingen met problemen. Dat heeft invloed op de resultaten, die maar weinig boven het landelijk gemiddelde uitstijgen. Met de mavotopklas wil de school referentieniveau 3F halen in de kernvakken, en ze wil met verdiepingsstof in wiskunde beter op havo aansluiten.
12
- Schoolrapportage Voortgezet onderwijs – Excellente Scholen 2014
Sterk punt van het Jan van Brabant College is het mentoraat: de mentor voor vier jaar. Hier kunnen veel scholen van leren. De relatie tussen deze vorm van mentoraat en resultaat kan wel scherper worden aangegeven. Aandachtspunt is daarnaast dat de school meer moeite kan doen om de veranderingen en verbeteringen ten opzichte van vorig jaar te systematiseren. Aandachtspunt is voorts dat de resultaten beter kunnen, zeker omdat de rendementen, slaagpercentages en het totaalcijfer er goed uitzien. Alles overziende is de jury van oordeel dat het Jan van Brabant College, vestiging Deltaweg, op basis van de door de jury waargenomen kenmerken en gerapporteerde bevindingen het predicaat Excellente School (vmbo-t) 2014 toekomt.
13