Utrecht-Gooi kantoor Utrecht
>
Telefoon 0800 - 0543 Postbus 18500
Telefax
3501 CM UTRECHT
Kennisgroep CAO Doorkiesnummer
Landelijke Huisartsen Vereniging Postbus 20065 3502 LB UTRECHT
. . . . . . . . . . . . .
Datum
27 september 2012 Uw kenmerk
Kenmerk
KG CAO/12/Beoordeling CAOHuisartsenzorg 2011-2012 Betreft
CAO Huisartsenzorg 1 april 2011-31 december 2012
Geachte mevrouw, In het besluit van 22 mei 2012, UAW Nr. 11320, heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bepalingen van de CAO voor de Huisartsenzorg algemeen verbindend verklaard tot 1 januari 2013. Deze bepalingen heb ik beoordeeld op fiscale aspecten van de loonheffingen. Het doel hiervan is onder meer dat werkgevers zo goed mogelijk in staat zijn om hun fiscale verplichtingen na te komen. Ik heb de beoordeling beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. In de bijgevoegde rapportage informeer ik u over het resultaat van deze beoordeling. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen indien en voor zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2012 en is dus inclusief nieuwe regels rondom de werkkostenregeling. Ik verzoek u om de CAO-partijen van de inhoud van deze brief op de hoogte te stellen. Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Indien u vragen of opmerkingen heeft, kunt u mij bereiken op bovengenoemd doorkiesnummer. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u informatie wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling genoemde CAO-bepalingen. Ik hoop u hiermee naar behoren te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, Belastingdienst/Kennisgroep CAO
ON 510 - 1Z*1ED
Namens de inspecteur
Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Orteliuslaan 1000 UTRECHT
Kenmerk
2
KG CAO/12/CAO-Beoordeling Huisartsenzorg 2011-2012 Algemeen In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2012 (hierna: Handboek). U kunt het Handboek raadplegen op of downloaden van de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). Uiteraard vindt u hier ook steeds het laatste nieuws, waarover u zich ook door middel van een rss-feed kunt laten informeren. Op de site kunt u ook de door de Belastingdienst uitgevoerde cao-beoordelingen terugvinden. Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd. Dit is de nieuwe regeling van kostenvergoedingen en voorzieningen voor de werknemer. Hiertoe is de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna Wet LB) gewijzigd en zijn tevens de uitvoeringsbepalingen herschreven. De nieuwe uitvoeringsbepalingen zijn vervat in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011. Tot 2014 kunnen werkgevers jaarlijks aan het begin van het jaar kiezen om de oude regeling toe te passen. Vanaf 1 januari 2014 is toepassing van de werkkostenregeling verplicht. Informatie over de werkkostenregeling vindt u in het Handboek en ook op de site van de Belastingdienst. De (loon)begrippen voor de diverse wetten waarop de loonheffingen zijn gebaseerd kunnen verschillen. De term loonheffingen gebruikt men voor de loonheffing (loonbelasting en premies volksverzekeringen), de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). Ook voor de toepassing van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: WVA) geldt dat soms sprake is van afwijkende begrippen. Als sprake is van loon voor de loonheffingen en tevens van WVA-loon, dan gebruik ik de term “loon”. Woord vooraf Partijen hebben voor deze cao een aantal afspraken gemaakt. De hierop betrekking hebbende fiscale aspecten heb ik grotendeels hieronder weergegeven. Voor de afspraken aangaande het Sociaal Fonds is dit niet het geval aangezien een en ander afzonderlijk zal worden geregeld. Zodra dit meer vastomlijnde vormen heeft aangenomen, kan dit aan de Kennisgroep CAO worden voorgelegd. Artikel 1.1
Begrippen
De begrippen “werkgever” en “werknemer” worden hier gedefinieerd. De loonheffingen zijn van toepassing op alle arbeidsverhoudingen die volgens de wettelijke regels voor de loonheffingen als dienstbetrekking zijn aan te merken. In de loonheffing en de WVA spreken we meestal van een inhoudingsplichtige. Bij de premieheffing werknemersverzekeringen en de Zvw spreken we meestal van werkgever. In deze beoordeling gebruik ik de term werkgever ook voor de inhoudingsplichtige. De definities in de cao sluiten hier niet geheel aan bij de fiscale definities. Zo verstaat de WVA voor toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs, anders dan de cao, onder een werknemer met volledige arbeidsduur: een werknemer met een contractuele arbeidsduur van 36 uur of meer per week. Er is sprake van een deeltijder als er geen dan wel een overeengekomen arbeidsduur van minder dan 36 uur per week is. Voor deeltijders waarvoor recht op afdrachtvermindering bestaat, geldt dat de werkgever het toetsloon en het bedrag van de afdrachtvermindering naar evenredigheid moet herrekenen. Ik verwijs naar de paragrafen 24.1.3 en 24.1.4 van het Handboek.
Kenmerk
3
KG CAO/12/CAO-Beoordeling Huisartsenzorg 2011-2012
Artikel 1.6
Werkgeversbijdrage
De werkgeversorganisatie hebben zich verplicht tot het jaarlijks betalen van een bijdrage aan de werknemersorganisaties. De tekst van de cao – zeker bij het onderdeel “vooraf” – is niet geheel duidelijk. Van belang is of de werkkostenregeling wordt toegepast of het oude regime en daarbij ook het onderscheid tussen een bijdrage voor een beroepsvereniging enerzijds en een bijdrage voor een vakbond anderzijds: beroepsvereniging en werkkostenregeling: gericht vrijgesteld; beroepsvereniging zonder werkkostenregeling: onbelast te vergoeden; vakbondsvergoeding aan de werknemer zonder werkkostenregeling: onbelast te vergoeden; vakbondsvergoeding aan de werknemer met werkkostenregeling: belast (of onbelast binnen de vrije ruimte als aangewezen eindheffingsbestanddeel). Overigens kunnen werkgeversvergoedingen aan werknemersorganisaties buiten de heffing blijven. Artikel 4.11
Eindejaarsuitkering
Werknemers hebben recht op een eindejaarsuitkering van 5% waarvan 11/12 in november wordt uitbetaald en het restant in januari van het daaropvolgende jaar. Deze uitkering wordt in twee gedeelten betaald en behoort daarom tot het WVA-loon. Ik verwijs naar paragraaf 24.1.3 van het Handboek. Artikelen 6.3 en 6.4
Functiegerichte en loopbaangerichte scholing
Volgens deze artikelen hebben werknemers recht op faciliteiten bij scholing waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen functiegerichte en loopbaangerichte scholing. Bij de eerstgenoemde variant is sprake van en verplichting voor de werknemer om de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Loopbaangerichte scholing vindt plaats op basis van vrijwilligheid. Vergoedingen of verstrekkingen in verband met een studie of een opleiding die een werknemer volgt in het kader van de dienstbetrekking dan wel voor het verkrijgen van inkomsten uit werk en woning, behoren, voor zover er werkelijk sprake is van beroeps- of studiekosten, niet tot het loon. Voor meer informatie over de vergoeding van beroeps- en studiekosten verwijs ik naar de paragrafen 19.12 en 19.45 van het Handboek. Een vergoeding voor reizen is vrijgesteld als de vergoeding niet uitgaat boven de werkelijk gemaakte kosten. Voor vergoeding van binnenlandse reizen in verband met een opleiding of studie met het oog op verwerven van inkomen uit werk en woning geldt dat de vergoeding van de werkelijke kosten gemaximeerd is tot € 0,19 per kilometer. Ik verwijs naar hoofdstuk 20 van het Handboek voor administratieve verplichtingen met betrekking tot reiskostenvergoedingen. Het tijdens de studie doorbetaalde salaris of de vergoeding van het uurloon behoort tot het loon. De inhoudingsplichtige heeft onder voorwaarden recht op de afdrachtvermindering onderwijs voor een werknemer die een procedure Erkenning verworven competenties (EVC-procedure) volgt bij een erkende EVC-aanbieder. Ik verwijs naar paragraaf 24.2.8 van het Handboek. Artikel 6.6
Terugbetalingsregeling voor kosten vallend onder 6.3 en 6.4
In bepaalde gevallen kan de werkgever van de werknemer terugbetaling van studiekosten verlangen. Vergoedingen in verband met een studie of een opleiding die een werknemer volgt behoren, voor zover er werkelijk sprake is van beroeps- of studiekosten, niet tot het loon. Een gehele of
Kenmerk
KG CAO/12/CAO-Beoordeling Huisartsenzorg 2011-2012 gedeeltelijke terugbetaling van een vergoeding die niet tot het loon behoort, komt niet in mindering op het loon. Zie de paragrafen 4.10 en 19.45 van het Handboek. Zie ook het besluit van 25 november 2011, nr. BLKB2011/1828M, Stcrt. nr. 21911. Artikel 6.7
Maaltijdkosten
Tenzij de werkgever een maaltijd verstrekt heeft de werknemer van een Dagpraktijk recht op een maaltijdvergoeding van €12,09 indien aansluitend op de normale werkdag tot 19.00 uur of later arbeid moet worden verricht. De waarde van een maaltijd of de vergoeding van maaltijdkosten behoort tot het loon. De maaltijd moet worden gewaardeerd tegen de waarde in het economisch verkeer. Als de maaltijd een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft, is de vergoeding of de verstrekking van de maaltijd onbelast. Hiervan is sprake bij overwerk of werk op koopavonden. Van overwerk is sprake als de werknemer arbeid verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor die werknemer geldende normale arbeidsduur op die dag. Als een werknemer door zijn werk tussen 17.00 en 20.00 uur niet thuis kan eten, is er in elk geval sprake van een meer dan bijkomstig zakelijke maaltijd en is de verstrekking van de maaltijd onbelast. Hetzelfde geldt voor de vergoeding van de maaltijdkosten, mits de werknemer die kosten heeft gemaakt. Het bovenstaande geldt ook als de werkgever de werkkostenregeling niet toepast en dus de oude regelgeving toepast. Als u meer dan bijkomstig zakelijke maaltijden vergoedt, zijn slechts de werkelijke kosten ervan te vergoeden. Dit kan minder zijn dan € 12,09. In de loonadministratie dienen de werkelijke kosten te worden vastgelegd. U mag gemakshalve ook aansluiten bij de normbedragen voor maaltijden in bedrijfskantines. Het maakt daarbij niet uit waar de werknemer kosten voor de maaltijd heeft gemaakt. Bijvoorbeeld: - in een restaurant - bij een bakker voor bijvoorbeeld kant-en-klare (luxe) broodjes - in een supermarkt voor bijvoorbeeld een maaltijd die de werknemer de volgende dag van huis meeneemt. In 2012 is het normbedrag van een warme maaltijd € 4,30. Tot het loon behoort dan iedere keer € 7,79. Ik verwijs naar paragraaf 19.27 van het Handboek. Artikel 6.8
Spaarloon- of levensloopregeling
De CAO biedt de mogelijkheid tot deelname aan een spaarloonregeling of een levensloopregeling. De spaarloonregeling is per 1 januari 2012 afgeschaft. Ik verwijs naar paragraaf 21.1 van het Handboek. Per 1 januari 2012 is het niet meer mogelijk om deelnemer te worden aan een levensloopregeling. Bestaande deelnemers kunnen, afhankelijk van de omvang van hun spaartegoed op 31 december 2011, blijven deelnemen of moeten gebruik maken van overgangsrecht. Ik verwijs voor een uitvoerige toelichting naar de paragrafen 21.2 en 21.3 van het Handboek. Artikel 6.9
Levensfasevoorziening
In ruil voor een uurloon kan de werknemer een voorziening van maximaal 30,4 uur opbouwen om voor 1 april van het volgende jaar aan te wenden voor loopbaangerichte scholing en aanpassing werkof rusttijden, extra vakantieverlof of storting in de levensloopregeling. Het aankopen van verlofrechten kan gevolgen hebben voor het pensioengevend salaris. Ik verwijs naar het besluit van 9 september 2010, nr. DGB2010-2733M. Dit besluit is raadpleegbaar via www.belastingdienstpensioensite.nl .
4
Kenmerk
5
KG CAO/12/CAO-Beoordeling Huisartsenzorg 2011-2012 Artikel 6.10
Bedrijfskleding
De werkgever stelt zo nodig werkkleding ter beschikking of vergoedt de kosten ervan. Indien de werkgever de werkkostenregeling toepast, dan behoren zowel de vergoeding en verstrekking van (werk-)kleding tot het loon van de werknemer. De werkgever kan deze vergoeding of de waarde van de verstrekte of ter beschikking gestelde kleding als eindheffingsloon aanwijzen en onderbrengen in de vrije ruimte. Voor de waardering ervan verwijs ik naar paragraaf 4.4 van het Handboek. Voor ter beschikking gestelde kleding geldt een uitzondering. Als ter beschikking gestelde kleding geheel of deels op de werkplek wordt gebruikt, is de waarde hiervan nihil in de volgende drie situaties: a) de kleding is uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt om tijdens de vervulling van de dienstbetrekking te worden gedragen; of b) de kleding is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de inhoudingsplichtige gebonden beeldmerken met een oppervlakte van samen tenminste 70 cm2 per kledingstuk; of c) de kleding blijft achter op de werkplek. Ik verwijs naar de paragrafen 18.1.4 en 19.52 van het Handboek. Het onderhoud van de kleding volgt het regime van de kleding en is onbelast als de nihilwaardering van toepassing is. In andere gevallen is het onderhoud belast bij verstrekte of vergoede kleding. Bij terbeschikking gestelde kleding maakt het onderhoud onderdeel uit van de belaste waarde van de terbeschikkingstelling. Het loon kan onbelast blijven binnen de vrije ruimte als de werkgever het aanwijst als eindheffingsbestanddeel. Voor de WVA geldt dat voor zover ter zake van kleding sprake is van loon voor de loonheffingen, tevens sprake is van WVA-loon, tenzij de werkgever de desbetreffende vergoeding of verstrekking in de regel slechts eenmaal of in de regel eenmaal per jaar toekent. Ik verwijs naar paragraaf 24.1.3 van het Handboek. Indien de werkgever gebruik maakt van de oude regelgeving van vrije vergoedingen en verstrekkingen dan behoort de vergoeding, de verstrekking of de ter beschikkingstelling van kleding tot het loon, tenzij er sprake is van werkkleding. Kleding is slechts als werkkleding aan te merken indien zij: a. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om tijdens de vervulling van de dienstbetrekking te worden gedragen; b. is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de inhoudingsplichtige gebonden beeldmerken met een oppervlakte van samen tenminste 70 cm2 per kledingstuk. Door de werkgever ter beschikking gestelde kleding die niet aan deze voorwaarden voldoet is onbelast zolang deze kleding aantoonbaar op de werkplek blijft. Ik verwijs naar paragraaf 19.52 van het Handboek. In alle overige gevallen moet de werkgever de vergoeding of de waarde van de verstrekte of ter beschikking gestelde kleding tot het loon rekenen. Voor de waardering ervan verwijs ik naar paragraaf 4.4 van het Handboek. Mogelijk kwalificeert de kleding als een arbovoorziening. Dit is bijvoorbeeld het geval bij speciale isolerende of beschermende kleding. Arbovoorzieningen die de werkgever verstrekt of ter beschikking stelt, behoren niet tot het loon indien de werknemer deze gebruikt of verbruikt op de werkplek. Ik verwijs naar paragraaf 19.4 van het Handboek. Indien de werkgever de oude regelgeving toepast behoren vergoedingen, verstrekkingen en ter beschikking gestelde arbovoorzieningen niet tot het loon indien deze voor de werknemer geen aanmerkelijke privébesparing opleveren. In de praktijk kan men er van uitgaan dat in ieder geval sprake is van een aanmerkelijk privévoordeel als de privé-uitgaven van de werknemer op jaarbasis € 454 lager zullen zijn dan de privé-uitgaven van met hem vergelijkbare werknemers. Ik verwijs naar paragraaf 4.5 van het Handboek.
Kenmerk
6
KG CAO/12/CAO-Beoordeling Huisartsenzorg 2011-2012 Artikel 6.11
Dienstjubilea
De werknemer heeft recht op een jubileumgratificatie bij een diensttijd van 12,5 en 25 jaar. Een gratificatie bij een 25-jarig dienstverband is vrijgesteld tot maximaal het loon over een maand. Ik verwijs naar paragraaf 19.14 van het Handboek. Een gratificatie bij een dienstverband van 12,5 jaar behoort tot het loon. Voor de loonheffing mag de werkgever naar keuze de tabellen voor bijzondere beloningen of de tijdvaktabellen toepassen. Als de tabellen voor bijzondere beloningen tot een lagere inhouding leiden of als de werkgever uitsluitend premie voor de volksverzekeringen op het loon inhoudt, dan is het gebruik van die tabellen verplicht. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.6 van het Handboek. Een in één bedrag uitbetaalde gratificatie behoort niet tot het WVA-loon. Ik verwijs naar paragraaf 24.1.3 van het Handboek. Artikel 6.12
Vakbondscontributie
De werkgever vergoedt op verzoek een deel van de vakbondscontributie onder gelijktijdige verlaging van het brutoloon. In de werkkostenregeling behoort de vergoeding voor de contributie van een vakbond tot het loon van de werknemer. De werkgever kan deze vergoeding echter aanwijzen als eindheffingsloon en in zijn vrije ruimte onderbrengen. In de oude regelgeving behoort een vergoeding voor de contributie van een vakbond niet tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 19.11 van het Handboek. De vergoeding van in een eerder jaar gemaakte kosten behoort in beginsel tot het loon. Dit is slechts anders als de werknemer in dat eerdere jaar reeds een onvoorwaardelijk recht op die vergoeding had. Bij een cafetariasysteem ontstaat zo’n onvoorwaardelijk recht eerst als de werknemer zijn keuze daadwerkelijk aan zijn werkgever kenbaar maakt. Als de werknemer dat pas na de jaarwisseling doet, kan de werkgever, indien hij de oude regelgeving toepast, de vakbondscontributie van het voorafgaande jaar niet meer onbelast vergoeden. Een reële loonsverlaging leidt in beginsel óók tot een verlaging van het pensioengevend loon. Onder voorwaarden kan deze verlaging achterwege blijven. Deze voorwaarden staan in onderdeel 4 van het besluit van 9 september 2010, nr. DGB2010/2733M, Stcrt. nr. 14304. Artikel 6.13
Stagevergoeding
De leerling die vanuit een erkende beroepsopleiding stage loopt heeft recht op een stagevergoeding. Als een stagiair voor zijn werkzaamheden een beloning ontvangt die niet uitsluitend bestaat uit het ontvangen van onderricht is hij voor de toepassing van de loonheffingen in dienstbetrekking; zie paragraaf 15.9 van het Handboek. Dit kan een echte dienstbetrekking zijn of een fictieve dienstbetrekking; zie de paragrafen 1.1.1 en 1.1.2 van het Handboek. Als er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking kunnen werkgevers stagebeloningen onder voorwaarden toch onbelast uitkeren. Deze voorwaarden zijn opgenomen in paragraaf 15.9 van het Handboek. Voor stagiairs in (fictieve) dienstbetrekking geldt dat de afdrachtvermindering onderwijs van toepassing kan zijn; zie de paragrafen 24.1.1 en 24.2 van het Handboek. Voor algemene heffingsaspecten met betrekking tot de inkomsten van stagiairs verwijs ik tevens naar het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/2202M, Stcrt. 2010, nr. 20500. Artikel 7.2
Ziektekostenverzekering
Onder voorwaarden heeft de werknemer recht op een bijdrage in de premie van de aanvullende ziektekostenverzekering. Deze bijdrage in de premie behoort tot het loon voor de loonheffingen en tevens, bij periodieke
Kenmerk
7
KG CAO/12/CAO-Beoordeling Huisartsenzorg 2011-2012 betalingen, tot het WVA-loon. Artikel 7.3
WGA- verzekering
De werkgever sluit voor de werknemer een WGA-verzekering af. De werkgever verhaalt de gedifferentieerde WGA-premie niet op de werknemer. Als de werkgever geen WGA-premie verhaalt, is er voor de werknemer geen belast voordeel. Als de werkgever de WGA-premie gedeeltelijk op de werknemer verhaalt, moet hij de verhaalde premie inhouden op het nettoloon. Ik verwijs naar paragraaf 5.4.6 van het Handboek. Artikel 7.5
Aansprakelijkheid
De werkgever sluit voor de werknemer een aansprakelijkheidsverzekering af ter dekking van de persoonlijke aansprakelijkheid van de werknemer voor schade aan derden, toegebracht in de uitoefening van de functie. De fiscale behandeling is sterk afhankelijk van de vormgeving. Een verzekering waarbij de werkgever verzekeringsnemer is en welke ziet op de aansprakelijkheid van de werkgever zelf, raakt de loonheffingen niet. In andere gevallen (als er ook rechten zijn waarop een werknemer aanspraak kan maken) is het aan te bevelen een oordeel aan de inspecteur te vragen, eventueel onder verwijzing naar deze brief. Artikel 8.1
Vakantie
De werknemer heeft recht op vakantieverlof-uren. Aanspraken op vakantie(verlof) behoren als zodanig niet tot het loon voor zover zij aan het eind van het kalenderjaar, samen met aanspraken op compensatieverlof, niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week, gerekend over een periode van 50 weken. De doorbetaling tijdens vakantiedagen behoort in dat geval tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 19.51.1 van het Handboek. Artikel 10
Arbeidsomstandigheden
De werkgever besteedt aandacht aan arbeidsomstandigheden. Hij betaalt de noodzakelijke inentingen. In de werkkostenregeling behoort een vergoeding voor zaken die samenhangen met verplichtingen op grond van de Arbeidsomstandighedenwet (arbovoorzieningen) tot het loon van de werknemer. De werkgever kan deze vergoeding als eindheffingsloon onderbrengen in zijn vrije ruimte. Arbovoorzieningen die de werkgever verstrekt of ter beschikking stelt, behoren niet tot het loon indien de werknemer deze gebruikt of verbruikt op de werkplek. De inentingen behoren dus niet tot het loon als dit gebeurt op de werkplek. Ik verwijs naar paragraaf 19.4 van het Handboek. Indien de werkgever de oude regelgeving toepast behoren vergoedingen, verstrekkingen en ter beschikking gestelde arbovoorzieningen, welke onderdeel uitmaken van aan Arboplan, niet tot het loon indien deze voor de werknemer geen aanmerkelijke privébesparing opleveren. In de praktijk kan men er van uitgaan dat in ieder geval sprake is van een aanmerkelijk privévoordeel als de privéuitgaven van de werknemer op jaarbasis € 454 lager zullen zijn dan de privé-uitgaven van met hem vergelijkbare werknemers. Ik verwijs naar paragraaf 4.5 van het Handboek. Inentingen zijn arbovoorzieningen.
Kenmerk
8
KG CAO/12/CAO-Beoordeling Huisartsenzorg 2011-2012
Bijlage 6
Aanbevelingen kostenvergoedingen
In deze bijlage worden aanbevelingen gedaan op het punt van de vergoeding van reis-, verblijf-, en telefoonkosten. Hoofdstuk 20 van het Handboek bevat een uitgebreide behandeling van de wet- en regelgeving over reiskosten. Voor reizen met openbaar vervoer gelden bijzondere regels; ik verwijs naar paragraaf 20.2 van het Handboek. De paragrafen 20.3 tot en met 20.8 van het Handboek gaan, onder meer aan de hand van schema’s, over reizen anders dan met openbaar vervoer. In paragraaf 20.9 staat dat, voor zover sprake is van vervoer vanwege de werkgever, er geen mogelijkheid is om reiskosten onbelast te vergoeden. De paragrafen 20.10, 20.11 en 20.12 behandelen respectievelijk het verstrekken of vergoeden van (kosten van) parkeergelegenheid, de reiskosten voor periodiek gezinsbezoek en het tijdelijk ander vervoer bij wegwerkzaamheden. (*) Naar verwachting heeft het zogenoemde Lente-akkoord tot gevolg dat na 1 januari 2013 de mogelijkheid tot het onbelast vergoeden van woon-werkverkeer vervalt.
Schade aan een eigen vervoermiddel dat de werknemer gebruikt voor reizen voor het werk kan niet zonder meer onbelast worden vergoed. Zie paragraaf 20.1.4. In de werkkostenregeling behoort een vergoeding voor of verstrekking van een telefoon tot het loon. Het loon kan onbelast blijven binnen de vrije ruimte als de werkgever het aanwijst als eindheffingsbestanddeel. Terbeschikkingstelling (de werkgever blijft eigenaar) van een mobiele telefoon kan onbelast geschieden indien de werknemer deze voor meer dan 10% zakelijk en tevens gedeeltelijk op de werkplek gebruikt. Indien de werkgever de oude regelgeving toepast zijn vergoedingen of verstrekkingen van telefoon onbelast, als de werknemer deze voor meer dan 10% zakelijk gebruikt. Ik verwijs naar paragraaf 19.23 van het Handboek.