Zuren en basen: een moeilijk duo
Michiel Vogelezang Instituut voor Leraar en School, Nijmegen Woudschoten, 7 en 8 november 2008
Wat vinden uw leerlingen moeilijk? Maak een onderscheid tussen: 3 h/v 4 h/v 5 havo 5/6 vwo
Een zuur base reactie in de praktijk Het reinigen van kranen en handdouche Door kalk in het water slibben de douchekop en de straalbreker aan het uiteinde van de kraan dicht. U kunt dit euvel herkennen aan de onregelmatige en vaak schuine waterstralen. De oplossing in dit geval is ontkalken: schroef de douchekop of straalbeker los en leg deze enige tijd in een speciaal daarvoor in de handel verkrijgbaar ontkalkingmiddel of in azijn.
http://www.woonborg.nl/onderhoudstips
Wat moeten leerlingen hier allemaal kunnen en kennen Een niet ongebruikelijke vraag: Stel de reactievergelijking op voor de reactie die optreedt als je deze douchekop met kalkaanslag legt in een bakje met overmaat azijn. Schrijf eens op wat de leerlingen dan allemaal moeten kunnen en kennen.
Vereiste kennis Kalksteen = CaCO3 CaCO3 lost slecht op in water, dus niet
geïoniseerd In CaCO3 zit de base CO32 Azijn = oplossing van azijnzuur = CH3COOH CH3COOH is een zwak zuur dus niet geïoniseerd Er is overmaat azijn, dus ontstaat er H2CO3 dat uiteenvalt in H2O en CO2
De uiteindelijke reactievergelijking CaCO3 + 2 CH3COOH Æ Ca2+ + 2 CH3COO¯ + H2O + CO2 Is het verbazingwekkend dat een leerling niet direct alles overziet en tot de gewenste uitkomst komt? Waar zouden we op gericht moeten zijn bij dit onderwerp en wat leidt eigenlijk alleen maar af?
Inzicht Inzicht toont zich als: adequaat wordt gehandeld in een nieuwe situatie (P.M. van Hiele, Begrip en Inzicht, Purmerend: Muusses)
Wat vindt u van de uitspraak “Een zuur is zuur” ? A Goed want ………… B Fout want ………… C Ik kan niet beslissen want ………………
Onderbouw uw keuze met een voorbeeld.
Mogelijke antwoorden A: goed, want azijn is een zuur en smaakt
toch zuur. B: fout want waterstofchloride is het zuur en
in “is zuur” moet zuur een bijvoeglijk naamwoord zijn. C: vanwege A en B kan ik toch niet
beslissen?
Wat verstaat men onder zuur? Zure smaak Dat wat de zure smaak veroorzaakt Is dit te herkennen in de uitspraak van zojuist:
Een zuur is zuur?
Ontzuren 1 In de erlenmeyer zit citroenzuuroplossing waaraan we suiker toevoegen. We proeven de oplossing voor en nadat er suiker aan is toegevoegd. Is de oplossing ontzuurd?
Ontzuren 2 In de erlenmeyer zit zoutzuur met fenolftaleïen waaraan we zoveel natronloog toevoegen totdat de kleur omslaat. Is de oplossing in de erlenmeyer ontzuurd?
Inzicht en ervaringsbasis Welke term kun je met een
dergelijke proef van een chemisch gewenste betekenis voorzien? Welk begrip wordt hier van vulling op grond van een eigen ervaringsbasis voorzien?
En basen dan? Hebben we voor basen net als voor
zuren directe ervaring met een gemeenschappelijke smaak? Met een of meer andere overeenkomstige eigenschappen?
Zuur en base in de chemische historie Boyle (1627 – 1691)
Zuur verandert de blauwe kleur van een aantal plantensappen in rood, een alkali kan er voor zorgen dat de oorspronkelijke kleur terugkomt. Zuren zijn ook in staat veel in water onoplosbare stoffen zoals marmer en metalen op te lossen. ¾ Alkali:verandert de blauwe kleur van veel plantensappen in groen. Een zuur kan ervoor zorgen dat de oorspronkelijke kleur terugkomt. Onder een alkali wordt vooral een carbonaat verstaan. ¾
Welk verband tussen zuur en base? Er is een derde buitenstaande stof nodig als relatiegrootheid: de kleurstof die kan worden teruggekleurd
Basen komen tevoorschijn De Franse chemicus G. F. Rouelle
generaliseert in 1754 de reactie tussen een zuur en alkali: Zuur en base Æ zout Base vormt het vaste bestanddeel van de vaste zouten en omvat nu ook metalen en oxiden. Men dacht toentertijd aan behoud van eigenschappen.
Zuurstof Lavoisier (1743 – 1794) Een zuur ontstaat bij de verbranding van een niet-metaal, vandaar de naam zuurstof!! Hiermee is zuurstof het zuurmakende principe. Dit leidt tot problemen als zuurstofloze zuren
zoals waterstofchloride en blauwzuur worden ontdekt.
Zuur als waterstof-relatie Justus von Liebig (1803 – 1873) definieert in
1838 pragmatisch: zuren zijn stoffen die waterstof bevatten dat door een metaal kan worden vervangen Gerhardt stelt in 1852 onomstotelijk vast: een organisch zuur bevat door een metaal vervangbaar waterstof. Dit maakt de weg vrij om zuren niet meer weer te geven als anhydriden (bijv. SO3), maar als waterstofderivaten (bijv. H2SO4)
Zuren en basen als ionenleveranciers Arrhenius (1859 - 1927) stelt in 1887: Een zuur is een stof die in water dissocieert in H+ ionen en negatieve zuurrestionen. Een base is een stof die in water dissocieert in OH¯ ionen en positieve metaalionen. De neutralisatiereactie is H+ + OH¯ ÆH2O Overgang van concrete verschijnselen naar een theoretische modelbeschrijving van vooral toestanden, namelijk de oplossingen.
Brønsted & Lowry (1923) Brønsted (1879 – 1947) en Lowry (1874 – 1936) : Een zuur is een deeltje dat een proton kan afstaan aan de moleculen van het oplosmiddel. Een base is een deeltje dat van het oplosmiddel een proton kan opnemen. Later wordt dit veralgemeniseerd tot de gangbare omschrijving. Het gaat dus expliciet om zuren en basen in reacties!!
Lewis: Elektronenpaarvorming Lewis (1875 – 1946) formuleert ook in 1923 : een base is deeltje dat een vrij elektronenpaar heeft en hiermee met een zuur, dat een elektronentekort heeft, een atoombinding kan vormen. Dit concept is ook duidelijk gericht op het modelmatig beschrijven van een veelheid aan reacties.
Wat verbindt zure oplossingen met basische? Kunt u een dergelijke eigenschap noemen? Een zure oplossing kan een basische
oplossing ontbasischen en omgekeerd geformuleerd kan een basische oplossing een zure oplossing ontzuren. Dit is te zien aan de hand van een kleurindicator.
Waarom één begrip pH voor zuren en basen, oh pardon voor zure en basische oplossingen? Welke reden zou er kunnen zijn voor een
leerling in klas drie of vier om zulke verschillende soorten oplossingen aan te duiden met hetzelfde begrip pH? Kunt u een andere eigenschap noemen die zure en basische oplossingen gemeenschappelijk hebben?
Waarom alleen pH? Wanneer wordt het gebruik van het begrip
pH problematisch? Hoe zou dit kunnen worden opgelost? Zouden we pH voor de leerlingen in klas 4
ook mogen zien als een maat voor de mogelijkheid om te ontzuren dan wel te ontbasischen?
Wel of niet aflopend? 0,1000 M zoutzuur
a. Wat is de pH in het equivalentiepunt:7 of hoger of lager? b. Er was 20,00 ml zoutzuur nodig. Bereken x. c. Zag u bij a en/of bij b de reactie tijdens de titratie als aflopend of niet?
25,00 mL x M ammonia
Een vuistregel Als we hoeveelheden bij een titratie
moeten berekenen dan zien we de reactie als aflopend. Als we de pH van een ontstane of verkregen oplossing moeten uitrekenen dan zien we de reactie als een evenwicht.
Hoe consequent zijn we zelf? H3O+ maar bij redoxreacties wel H+, dus
Brønstedt naast Arrhenius Water dat vrijwel niet is geïoniseerd beschrijven we soms met H2O en soms juist met het waterevenwicht Als we een oplossing van een zwak zuur beschrijven met HZ(aq) hoe zie je dan dat de pH kleiner dan 7 is?
Bedankt voor uw bijdrage! Voor op – en aanmerkingen en verdere discussie:
[email protected]