ZORGPLAN VAN HET
MONTESSORI LYCEUM ROTTERDAM INLEIDING [1] ACHTERSTANDEN EN HIATEN [2] ONTWIKKELINGSSTOORNISSEN [2] AANDACHTSSTOORNISSEN [3] STOORNISSEN IN HET AUTISTISCH SPECTRUM
[4]
OVERIGE STOORNISSEN [4] FAALANGST [5] SOCIAAL-EMOTIONELE PROBLEMEN [5] PASSEND ONDERWIJS [6] PESTPROTOCOL [6] VERZUIMPROTOCOL [6] ZORGTEAM [6] ZORG ADVIESTEAM [6] BELEIDSVOORNEMENS [7]
Opmerking vooraf : De officiële naam van de school is Montessori Lyceum Rotterdam, maar in de dagelijkse omgang wordt vrijwel altijd gesproken over ‘het RML’. In dit zorgplan worden beide benamingen door elkaar gebruikt.
MONTESSORI LYCEUM ROTTERDAM SCHIMMELPENNINCKSTRAAT 17 3039 KS ROTTERDAM TEL. (010) 465 40 22 E-MAIL
[email protected]
1
INLEIDING
1.1
Al geruime tijd krijgt het voorgezet onderwijs steeds meer te maken met leerlingen met ontwikkelings- en aandachtsstoornissen. Om een goede schoolcarrière voor deze leerlingen mogelijk te maken, is een specifieke begeleiding belangrijk. De leer- en gedragsproblemen waar de leerlingen die in dit Zorgplan genoemd worden mee te maken hebben, zijn in sommige gevallen met extra begeleiding op te lossen. Bij problemen van ernstigere aard, veroorzaakt door stoornissen ligt dat anders. Van een stoornis wordt pas gesproken wanneer problemen hardnekkig van aard zijn. De meeste daarvan kunnen niet verholpen worden, maar zijn met specifieke begeleiding wel goed onder controle te houden.
1.2
De laatste jaren is in het bijzonder een toename van het aantal kinderen met ontwikkelingsstoornissen waarneembaar. Onderzoek heeft uitgewezen dat dit niet louter een modeverschijnsel is, zoals wel beweerd wordt. Er zijn waarschijnlijk evenveel kinderen met een ontwikkelingsstoornis als vroeger. Voor de toename binnen het reguliere onderwijs zijn de sterk verbeterde signalering en de mogelijkheid om deze stoornissen te diagnosticeren de belangrijkste redenen.
1.3
Docenten en onderwijsondersteunend personeel in het reguliere onderwijs zijn over het algemeen niet geschoold om deze kinderen adequaat te begeleiden. Vanuit de overheid wordt er echter wel steeds meer geregeld en vastgelegd voor zorgleerlingen. Daarnaast is per 1 augustus 2012 de zorgplicht ingevoerd. Scholen worden dan door het ministerie van OCW verplicht om te zorgen voor Passend Onderwijs voor elke leerling, om te garanderen dat alle leerlingen onderwijs krijgen dat voor hen geschikt is. Om ouders inzicht te geven in deze problematiek en om medewerkers van de school een handreiking te bieden is dit Zorgplan opgesteld.
1.4
Tenslotte enkele algemene opmerkingen ten aanzien van zorgleerlingen :
-
Gegevens met betrekking tot zorgleerlingen worden bijgehouden in het leerlingvolgsysteem van het schoolprogramma Magister. Mededelingen over nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van zorgleerlingen worden aan de betrokken docenten doorgegeven met behulp van het logboek dat ook onderdeel uitmaakt van dit programma. Jaarlijks publiceert het Zorgteam een interne Zorgwijzer, een overzicht waarin docenten kunnen zien welke zorgleerlingen er per jaarlaag zijn en op welke faciliteiten deze leerlingen recht hebben. Bij elke rapportbespreking zullen zorgleerlingen expliciet als zodanig aan de orde worden gesteld in relatie met de voortgang van hun prestaties. Indien nodig zullen naar aanleiding daarvan specifieke afspraken gemaakt worden met vakdocenten. Het is van belang dat zorgleerlingen en hun ouders er zich van bewust zijn dat adequate ondersteuning voor een belangrijk deel ook afhankelijk is van de (extra) inzet van de leerlingen zelf. Met name wordt van hen verwacht dat ze hun werkmateriaal in orde hebben en afspraken voor individuele ondersteuning nakomen.
-
-
1
2
ACHTERSTANDEN EN HIATEN
-
Aan het begin van het schooljaar worden alle brugklasleerlingen en de instromers in het tweede leerjaar getest op taal- en leesproblemen en op rekenvaardigheid. Dit onderzoek wordt, met de hulp van de brugklasmentoren, de docenten Nederlands en wiskunde en de zorgcoördinator, uitgevoerd door een externe remedial teacher in samenwerking met een orthopedagoog. Wanneer de uitkomsten van dit onderzoek wijzen op bepaalde achterstanden of hiaten op taal- of rekengebied komen de betreffende leerlingen in aanmerking voor speciaal daarvoor ingeroosterde steunlessen die gegeven worden door daarvoor geschoolde docenten. Het gaat dan om de volgende steunlessen : spelling begrijpend lezen rekenvaardigheid
3
ONTWIKKELINGSSTOORNISSEN
3.1
Dyslexie is een stoornis die wordt gekenmerkt door hardnekkige problemen in het automatiseren van woordidentificatie(lezen) en/of schriftbeeldvorming (spellen). Deze stoornis is niet gerelateerd aan intelligentie, maar het is een handicap die niet over gaat. Dyslexie is niet altijd gemakkelijk te herkennen; het kan zowel in zwakke als in zeer ernstige mate aanwezig zijn en niet elke leerling heeft dezelfde problemen. Zie daarvoor bijlage 01.
3.1.1 Dyslexie wordt op het Montessori Lyceum serieus genomen en geaccepteerd als een leerprobleem waarmee leerlingen blijvend te kampen hebben. Op bijlage 02 is aangegeven welke faciliteiten de school kan bieden en waarop de school kan worden aangesproken door leerlingen en hun ouders. Wanneer en dyslectische leerling blijkens de handelingsgerichte diagnose behoefte heeft aan verdergaande maatregelen of faciliteiten, kan niet op voorhand worden gegarandeerd dat de school in staat is om deze te bieden. 3.1.2 Om als dyslectisch te worden aangemerkt dient een leerling te beschikken over een officiële dyslexieverklaring, afgegeven door een daartoe bevoegde orthopedagoog of een psycholoog met gz-registratie. Deze verklaring dient te voldoen aan de richtlijnen en criteria van de Stichting Dyslexie Nederland (SDN) en moet minimaal te bevatten : Een onderkennende diagnose, waarin het feitelijk leerprobleem wordt aangegeven. Een verklarende diagnose, waarin de factoren worden aangegeven die het probleem in stand houden of kunnen oproepen. Een handelingsgerichte diagnose, waarin maatregelen en faciliteiten worden aangegeven om met de dyslectische problemen om te gaan. Het is raadzaam (o.a. in verband met doorstroom naar HBO) om naast de verklaring ook het onderliggende psychologisch onderzoeksrapport te bewaren. 3.1.3 De school verzorgt geen specifieke remedial teaching voor leerproblemen als dyslexie. Leerlingen bij wie sprake is (of lijkt te zijn) van dyslexie worden doorverwezen voor remedial teaching buiten de school, die voor rekening van de ouders is. De steunlessen voor spelling en lezen, die in de brugklas gegeven worden, zijn gericht op het wegwerken van achterstanden en hiaten en richten zich derhalve op een geheel andere problematiek. 3.1.4 Alle dyslectische leerlingen krijgen extra ondersteuningslessen Engels, waarbij vooral aandacht besteed wordt aan de spelling en grammatica.
2
3.1.5 Het is van belang dat dyslectische leerlingen ervaren dat ze niet alleen staan met hun problemen. Het Zorgteam organiseert daarom jaarlijks na de kerstvakantie een bijeenkomst voor alle dyslectische leerlingen in de onderbouw om met hen samen te bespreken hoe het dyslexiebeleid in de praktijk gestalte krijgt. Bij dit gesprek is ook een externe remedial teacher aanwezig. 3.2
Dyscalculie betekent letterlijk ‘niet kunnen reken’. Rekenproblemen komen regelmatig voor en die zijn vaak goed te verhelpen door extra aandacht. Bij 4% van de leerlingen zijn deze problemen echter hardnekkig en van neurologische aard. Men spreekt dan van dyscalculie. Voor het vaststellen van dyscalculie is een verklaring nodig van een daartoe bevoegde orthopedagoog of een psycholoog met GZ-registratie. Zie bijlage 03 voor de richtlijnen met betrekking tot het omgaan met leerlingen met dyscalculie.
4
AANDACHTSSTOORNISSEN Aandachtsstoornissen worden verdeeld in drie groepen. De eerste groep wordt gekenmerkt door een combinatie van concentratieproblemen, hyperactiviteit en impulsiviteit (ADHD) Bij de tweede groep is er voornamelijk sprake van concentratieproblemen (ADD). Een derde groep wordt gekenmerkt hyperactiviteit en impulsiviteit (HD). Voor het vaststellen van aandachtsstoornissen is een verklaring nodig van een daartoe bevoegde orthopedagoog of een psycholoog met gz-registratie.
4.1
ADHD is de afkorting van Attention Deficit Hyperactivity Disorder. Kinderen met ADHD kunnen hun aandacht niet lang genoeg op één prikkel richten en zij kunnen moeilijk onbelangrijke prikkels van buitenaf negeren. Deze kinderen kunnen vaker en sterker dan gemiddeld last hebben van: aandachts- en concentratieproblemen, impulsiviteit en hyperactiviteit. Sommige symptomen worden minder erg of verdwijnen in de loop der jaren, met andere leren ze omgaan. Medicatie is bij 70 tot 80% van deze kinderen in meer of mindere mate effectief. Kinderen met ADHD zijn niet altijd druk of snel afgeleid. Ze kunnen zich wel concentreren, maar ze hebben daar sterke prikkels voor nodig en het kost hen meer moeite dan andere kinderen. De kenmerken van leerlingen met ADHD en de richtlijnen voor de omgang met deze leerlingen in de lessituatie zijn opgenomen in bijlage 04.
4.2
ADD staat voor Attention Deficit Disorder. Deze aandachtsstoornis is sterk verwant aan ADHD. Kinderen met ADD hebben eveneens last van concentratieproblemen, maar ze hebben minder last van impulsiviteit en geen en van hyperactiviteit. Kinderen met ADD worden geconfronteerd met een aantal problemen, niet alleen omdat ze falen in veel dingen die zij ondernemen, maar ook omdat de buitenwereld hen vaak bestempelt als lui, dom en ongeïnteresseerd. Kinderen met ADD kunnen zichzelf er heel moeilijk toe brengen om iets te ondernemen. Dat kost hen veel meer energie dan anderen. Daarnaast hebben veel kinderen met ADD ook andere stoornissen, zoals dyslexie.
3
De kenmerken van leerlingen met ADD en de richtlijnen voor de omgang met deze leerlingen in de lessituatie zijn opgenomen in bijlage 05. 5
STOORNISSEN IN HET AUTISTISCH SPECTRUM Het autistisch spectrum is onder te verdelen in een aantal subgroepen van pervasieve ontwikkelingsstoornissen, waarvan we op het Montessori Lyceum voornamelijk te maken hebben met leerlingen bij wie ofwel Asperger ofwel PDD-NOS is geconstateerd. Voor het vaststellen van deze stoornissen is een verklaring nodig van een daartoe bevoegde orthopedagoog of een psycholoog met gz-registratie. De kenmerken van leerlingen met PDD-NOS en van die met Asperger en de richtlijnen voor de omgang met deze leerlingen in de lessituatie zijn opgenomen in bijlage 06.
5.1
PDD-NOS is de afkorting voor Pervasive Developmental Disorder, not otherwise specified. PDD-NOS is daardoor een restgroep voor alle stoornissen die niet te plaatsen zijn in één van de andere vier subgroepen.
5.2
Het syndroom van Asperger ligt erg dicht bij PDD-NOS. Kinderen die lijden aan het syndroom van Asperger lijden zijn globaal gezien verbaal sterker dan de meeste kinderen met PDD-NOS.
6
OVERIGE STOORNISSEN
6.1
NLD staat voor Non-verbal Learning Disabilities (non-verbale leerstoornissen). Het is een neurologische stoornis in de rechterhersenhelft, waardoor een deel van de informatieverwerking problematisch verloopt. Auditieve informatie wordt beter verwerkt dan de informatie die binnenkomt via zien en voelen, waardoor deze leerlingen weinig exploratiegedrag vertonen. Op jonge leeftijd vertoont een kind met NLD vaak kenmerken die ook kunnen wijzen op ADHD. NLD komt vaak voor in combinatie met andere stoornissen, met name dyscalculie van het visueel-ruimtelijk type. Kinderen met deze stoornis hebben bovengemiddelde last van psychiatrische stoornissen als angststoornissen en depressies. Kinderen met NLD vallen niet snel op; vanwege hun goede verbale mogelijkheden worden hun capaciteiten vaak te hoog ingeschat. NLD is nog een relatief onbekende stoornis, die nog verder wetenschappelijk onderbouwd dient te worden. Officieel kan de diagnose NLD (nog) niet gesteld worden. De kenmerken van leerlingen met NLD zijn opgenomen in bijlage 07.
6.2
Het syndroom van Gilles de la Tourette (GTS) is een verzameling symptomen in de vorm van tics, ongecontroleerde spierbewegingen en geluiden, die al dan niet in combinatie met elkaar kunnen voorkomen. Motorische tics kunnen in principe elk lichaamsdeel treffen en de vocale tics kunnen variëren van keelschrapen en snuiven tot het ongewild luidkeels roepen van woorden en zinnen. Deze symptomen kunnen na de puberteit verminderen, maar dat is niet noodzakelijk. Kinderen met GTS vangen vaak veel meer prikkels uit de omgeving op dan anderen en zijn vaak gevoelige mensen die niet van verandering houden. Het syndroom van Gilles de la Tourette kan voorkomen in combinatie met
4
andere verschijnselen als b.v. ADHD of PDD-NOS. Er zijn daarom (nog) geen specifieke richtlijnen voor de omgang met deze leerlingen in de lessituatie. Raadpleeg de mentor of de zorgcoördinator. 7
FAALANGST Alle leerlingen van het Montessori Lyceum worden op twee momenten in hun schoolcarrière gescreend op faalangst. Dit gebeurt voor de eerste maal in het brugjaar en bij de instromers in de tweede jaarlaag. In de examenklas wordt dit herhaald, omdat onder druk van het komende eindexamen vaak latente faalangstproblemen tot uiting komen. Leerlingen die daaraan behoefte blijken te hebben, kunnen daarna een korte training volgen onder leiding van een daarin gespecialiseerde docent. De kosten van beide trainingen zijn voor rekening van de ouders.
8
SOCIAAL-EMOTIONELE PROBLEMEN
8.1
Counselors : De eerstaangewezen persoon voor de begeleiding van leerlingen is altijd de mentor, maar soms zullen er ook kinderen zijn, die op school rondlopen met problemen waarover ze moeilijk kunnen praten, waarmee ze buiten de school niet goed raad weten en waarvoor ze misschien ook een intensievere begeleiding nodig hebben. Als ze dat willen, kunnen ze daarvoor op school terecht bij één van de twee counselors, docenten die door hun specifieke ervaring en scholing toegerust zijn om de volgende taken vervullen :
-
Eerstelijnszorg voor leerlingen met sociaal-emotionele problemen. Het verstrekken van advies en informatie aan docenten en mentoren met betrekking tot het omgaan met sociaal-emotionele problemen van leerlingen. Deelname aan het overleg van het Zorgteam waarin de school samenwerkt met externe deskundigen om leerlingen met problemen snel en effectief te kunnen helpen. Het doorverwijzen van leerlingen naar instanties buiten de school en het zorg dragen voor een goede begeleiding van deze doorverwijzingen.
-
De counselors beschikken over een eigen kamer (K10) in de buurt van de mediatheek. Hun spreekuren staan vermeld op het bordje naast de deur van die kamer en op de website. Leerlingen kunnen hun ook altijd een mailtje sturen of hen tussen lessen door even aanschieten om een afspraak te maken. 8.2
Externe instanties
8.2.1 De schoolmaatschappelijk werkster is in dienst van FlexusJeugdplein en houdt spreekuur op maandag (08.00-16.30) en op vrijdag (08.00-13.00). Leerlingen kunnen bij het SMW terecht met allerlei soorten vragen. Dat kan gaan om concentratiestoornissen of spanningen waardoor het op school niet goed gaat, maar ook om situaties thuis waar leerlingen niet goed raad mee weten, of om gevoelens van eenzaamheid en neerslachtigheid. In al deze gevallen kunnen kinderen, al dan niet samen met hun ouders, in gesprek gaan met de school maatschappelijk werkster om samen een goede oplossing te vinden. Als blijkt dat leerlingen meer gebaat zijn bij een andere vorm van begeleiding, helpt zij hen, en eventueel hun ouders, bij het nemen van vervolgstappen. De school maatschappelijk werkster gaat zorgvuldig om met wat leerlingen en hun ouders vertellen. Zonder overleg worden er geen anderen, binnen of buiten de school, bij de gesprekken betrokken.
5
8.2.2 De schoolverpleegkundige is in dienst van de GGD en voert in opdracht daarvan een reeks screenings uit door middel van individuele gesprekken met leerlingen. Deze gesprekken vinden plaats in de brugklas, in 4 havo en in 5 vwo. 9
PASSEND ONDERWIJS Vorig jaar is, met het oog op de invoering van de wet op het Passend Onderwijs, aansluiting gezocht bij het Samenwerkingsverband Koers VO. Binnen samenwerkingsverband wordt in kaart gebracht wat elke school op het gebied van de zorg kan en wil bieden. Dit jaar zal aandacht worden besteed aan deze onderlinge afstemming. Er zal naar de verschillende onderwijs (zorg-)profielen van de afzonderlijke scholen worden gekeken om te bepalen op welke school binnen het zamenwerkingsverband bepaalde leerlingen met een specifieke onderwijsvraag het beste tot hun recht kunnen komen. Voor onze school betekent dit dat er keuzes gemaakt moeten worden: welke specifieke zorg willen wij en kunnen wij aanbieden. Er zal een zogenaamd onderwijszorgprofiel van het RML opgesteld worden.
10
PESTPROTOCOL Het volledige pestprotocol van de school is te vinden op de website van de school www.rml.nl/documenten en publicaties.
11
VERZUIMPROTOCOL Regelmatig verzuim, al dan niet wegens ziekte, kan een signaal zijn van problemen binnen of buiten de school, waarvoor een leerling zorg nodig heeft. Met dat doel is het verzuimprotocol (bijlage 12) opgesteld.
12
ZORGTEAM De conrector leerlingenzaken is verantwoordelijk voor het geheel van de zorgstructuur en de specifieke begeleiding binnen de school. Hij wordt daarin bijgestaan door het Zorgteam, dat bestaat uit :
-
de de de de
zorgcoördinator beide counselors faalangstbegeleider contactpersoon van het schoolmaatschappelijk werk
De taakomschrijving van de leden van het Zorgteam en hun onderlinge taakverdeling is vastgelegd in een intern document 13
ZORGADVIESTEAM
13.1
Op grond van de Wet op het VO heeft het Montessori Lyceum Rotterdam, samen met het Bureau Jeugdzorg, het Centrum voor Jeugd en gezin en de afdeling de afdeling Leerplicht van de gemeente Rotterdam een zorgstructuur ingericht voor alle leerlingen. Centraal hierin is het multidisciplinaire Zorgadviesteam (ZAT), waarin de genoemde partners participeren. De opdracht van het Zorg Adviesteam is om een adequate zorg in en om de scholen te bieden, zodat jongeren optimaal ondersteund worden bij opgroeien en het halen van een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. In het Zorg Adviesteam wordt besproken en bepaald welke (externe) begeleiding voor een zorgleerling nodig is. Daarnaast is het een adviesorgaan voor de school met betrekking tot de
6
begeleiding van de zorgleerlingen. Het ZAT bespreekt jongeren die ingeschreven staan op de school. De besprekingen van het ZAT vinden periodiek plaats (4 tot 6 keer per schooljaar). Vanuit de deelnemende organisaties bij het ZAT nemen de volgende personen standaard deel aan de bijeenkomsten van het team: -
de conrector leerlingenzaken (voorzitter) de zorgcoördinator één van de beide counselors de vaste GZ psycholoog/orthopedagoog van de school de vertegenwoordiger van het Centrum voor Jeugd en Gezin de vertegenwoordiger van de afdeling leerplicht de vertegenwoordiger van het (school)maatschappelijk werk
13.2
Op afroep kunnen vertegenwoordigers van de politie, Bureau Jeugdzorg, Bureau Jeugd GGZ en eventueel de ambulant begeleider van een zorgleerling ingeschakeld worden.
13.3
De volledige protocollen met betrekking tot het Zorg Adviesteam zijn te vinden in de bijlagen 09 en 10.
14
BELEIDSVOORNEMENS
14.1
Beleidsvoornemens in het Schoolplan 2012-2016.
-
Monitoren en evalueren van het Zorgplan Opstellen van een protocol voor de besteding van het leerlinggebonden budget Effectief integreren van de faciliteiten voor dyslectische leerlingen in het reguliere onderwijs in de klas.
14.2
Beleidsvoornemens in het in het Jaarplan 2012-2013.
-
Evalueren en eventueel bijstellen van de procedure te laat komen en spijbelen. Opstellen van een onderwijsprofiel in het kader van Passend Onderwijs in samenwerking met de andere participanten in het Samenwerkingsverband Koers VO.
14.3
Los van de formele beleidsvoornemens is er en aantal aandachtspunten die op termijn moeten worden omgezet in zorgbeleid. Dat zijn :
-
Faciliteiten ten aanzien van hoogbegaafde leerlingen; Faciliteiten ten aanzien van langdurig zieke leerlingen; Beschrijving en formalisering van de van de zorgmogelijkheden die het RML kan bieden aan leerlingen die zich op onze school aanmelden; De omgang met medische gegevens van leerlingen; Eventuele deelname aan het Stadsregionaal instrument sluitende aanpak (SISA); Evaluatie van de toetsen en testen die worden ingezet in het kader van de leerlingenzorg en de kosten daarvan; Professionalisering van van het personeel teneinde specifieke vormen van zorg te kunnen bieden.
-
EDE 130115
7
15
LIJST VAN BIJLAGEN BIJ DIT ZORGPLAN
15.1
De volgende bijlagen maken deel uit van dit document :
01 02 03 04 05 06 07 08
Dyslexie : Kenmerken en richtlijnen [9] Dyslexie : Faciliteiten voor dyslectische leerlingen Dyscalculie : Kenmerken en richtlijnen [12] ADHD : Kenmerken en richtlijnen [13] ADD : Kenmerken en richtlijnen [14] PDD-NOS en Asperger : Kenmerken en richtlijnen NLD : Kenmerken [16] Pestprotocol [17]
15.2
Als aparte documenten zijn toegevoegd :
09 10 11 12
Protocol Zorg Adviesteam 2011-2012 Protocol Toeleiding ZAT op het RML ABCD voor verwerking- en uitwisseling van persoonsgegevens. Verzuimprotocol RML 2012-2013
8
[10]
[15]
BIJLAGE 1 : DYSLEXIE - KENMERKEN EN RICHTLIJNEN 1
Kenmerken : Leerlingen met dyslexie kunnen (maar dat is niet noodzakelijk) in de les opvallen doordat ze moeite hebben met :
-
Het verschil te horen tussen klanken als m en n; p, t en k; s, f en g; eu, u en ui Klanken in volgorde te zetten (‘dorp’, ‘drop’) De aandacht te houden bij klankinformatie Het inprenten van reeksen, bijvoorbeeld tafels van vermenigvuldiging of spellingsregels Het onthouden van vaste woordcombinaties, uitdrukkingen of gezegdes Het onthouden van losse gegevens, bijvoorbeeld rijen, woorden, of jaartallen.
-
Dyslectische leerlingen hebben meer tijd nodig dan normaal om nieuwe informatie op te nemen. Het probleem is steeds het tekort aan tijd bij het lezen en leren van teksten, ontvangen van instructies, overschrijven van aantekeningen, examens, enzovoort. Zij leren moeilijk uit het hoofd en informatie zonder samenhang wordt vaak verward. Die traagheid maakt de indruk dat leerlingen niet in staat zijn de informatie te verwerken, maar dyslectische leerlingen hebben echter een normale tot goede intelligentie en hebben vaak in potentie veel mogelijkheden. De traagheid van dyslectische leerlingen geldt niet alleen voor taal, maar voor het aanleren van nieuwe handelingen en begrippen bij alle vakken. Alles moet bezinken, maar is daarna goed toepasbaar. Door de beperkingen in hun ontplooiing kunnen dyslectische leerlingen faalangstig zijn en gedemotiveerd lijken. Docenten kunnen daardoor ten onrechte deze leerlingen als ongeïnteresseerd ervaren. 2
Richtlijnen voor het omgaan met leerlingen met dyslexie : Wat er verder ook concreet gebeurt, zorg ervoor dat dyslectische leerlingen hun motivatie niet verliezen. Stel ze gerust, hou ze gaande en hou ze op een niveau waar ze verder mee kunnen. Geef zo veel mogelijk positieve feedback en vraag leerlingen hoe ze zelf vinden dat ze hun werk gedaan hebben. Houd rekening met de traagheid van dyslectische leerlingen.
-
-
Dyslectische leerlingen reageren vaak traag op klassikaal gestelde vragen Maak het bord niet te snel schoon Deel goed leesbare kopieën uit Stimuleer leerlingen om aantekeningen van andere leerlingen te kopiëren, maar let dan op dat ze daarvoor goed bruikbare aantekeningen gebruiken. Stel goed leesbare toetsen op met voldoende witregels en met een voor dyslectische leerlingen goed leesbare lettertype Enkele voorbeelden van lettertypen die voor dyslectische leerlingen redelijk gemakkelijk te lezen zijn: Arial (lettergrootte 12 of 14) Tahoma (lettergrootte 12 of 14) Calibri (lettergrootte 12 of 14)
9
BIJLAGE 2 : FACILITEITEN VOOR DYSLECTISCHE LEERLINGEN 1
Alle dyslectische leerlingen krijgen na inlevering van een dyslexieverklaring die voldoet aan de gestelde voorwaarden een zogenaamde faciliteitenkaart uitgereikt. Op deze kaart zijn de faciliteiten aangegeven waarvan zij gebruik kunnen maken.
2
Standaardfaciliteiten Onderstaande faciliteiten zijn van toepassing op alle dyslectische leerlingen op het Montessori Lyceum Rotterdam :
-
-
-
-
-
3
Dyslectische leerlingen hebben recht op extra tijd voor hun schriftelijke toetsen die gemaakt worden tijdens reguliere lessen en in toetsweken. Indien dat echt niet mogelijk is, kan een toets verkort worden. Tevoren zal door de docent worden aangegeven welke onderdelen ervan voor dyslectische leerlingen mogen vervallen als ze in tijdnood raken. Dyslectische leerlingen krijgen (als ze vooraf hebben aangeven daaraan behoefte te hebben, en in overleg met hun docent) een mondelinge overhoring. Dit kan gebeuren ter vervanging van een schriftelijke toets of ter compensatie van minder goede resultaten voor schriftelijk werk. Dyslectische leerlingen hoeven niet hardop voor te lezen in de klas. Ter vervanging hiervan wordt hen gevraagd om de desbetreffende tekst in eigen woorden weer te geven. Dyslectische leerlingen worden in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen over onduidelijkheden in toetsen, ook bij meerkeuzevragen, waarbij ze vaak moeite hebben om de nuances tussen de verschillende antwoordmogelijkheden (snel) te onderscheiden. Dyslectische leerlingen ontvangen (als ze aangeven daaraan behoefte te hebben) hun opgaven op A3-formaat. Dit geldt voor toetsen die tijdens reguliere lessen worden afgenomen en voor de toetsen in toetsweken. Dyslectische leerlingen mogen (als ze aangeven daaraan behoefte te hebben, en na overleg met de docent) tijdens opdrachten en toetsen gebruik maken van spellingskaarten. Dyslectische leerlingen krijgen (als ze aangeven daaraan behoefte te hebben, en indien beschikbaar) de gelegenheid om voor het lezen van literatuur gebruik te maken van boeken die op een audiodrager beschikbaar zijn, zodat ze lezen en luisteren kunnen combineren. In overleg met de schoolleiding en met de betrokken docenten kan aan een dyslectische leerling toegestaan worden om in de les en bij toetsen gebruik te maken van een laptop. Leerlingen met dyslexie mogen gebruik maken van de spellingscontrole op hun laptop. Het gebruik van de automatische grammatica controle wordt niet toegestaan. Compenserende maatregelen Voor de beoordeling van dyslectische leerlingen gelden de volgende richtlijnen. De afzonderlijke vaksecties zijn verantwoordelijk voor de invulling daarvan.
-
Voor de talen zal het effect van de spelfouten op het totaalcijfer zoveel mogelijk beperkt worden. Voor alle vakken zal meer gelet worden op het getoonde inzicht dan op de spelling. Wanneer de beoordeling van spelling desondanks noodzakelijk is, zal het effect van spelfouten op het totaalcijfer zoveel mogelijk beperkt worden.
10
-
Voor alle vakken dient bij de vaststelling van (rapport)cijfers niet uitsluitend te worden uitgegaan van de algemene norm, maar ook van de inschatting welke kennis en vaardigheden een leerling op de lange termijn nodig heeft.
4
Gedeeltelijke vrijstelling in de onderbouw In zeer uitzonderlijke gevallen is de dyslexie dermate ernstig dat een leerling, ook met ondersteuning van een remedial teacher, niet in staat is om zich op zijn niveau (havo resp. vwo) te handhaven. In die gevallen kan de school in overleg met de ouders besluiten dat het kind gedeeltelijk vrijgesteld wordt voor één van de moderne vreemde talen. Bij een gedeeltelijke vrijstelling volgt de leerling een beperkt programma voor de vrijgestelde taal. De vrijgemaakte tijd moet worden ingezet voor een combinatie van remedial teaching en vaardigheidstraining voor de andere talen. De school biedt zelf geen remedial teaching aan, maar werkt wel nauw samen met een aantal remedial teachers. Een verzoek voor (gedeeltelijke) vrijstelling kan worden ingediend bij de zorgcoördinator.
-
5
Voorwaarden voor een gedeeltelijke vrijstelling zijn : De vrijstelling moet zijn opgenomen in de dyslexieverklaring. Wanneer dit niet het geval is, moet een aanvullende verklaring opgevraagd worden. De leerling volgt remedial teaching en er is een gericht advies van de remedial teacher met een onderbouwing voor de gedeeltelijke vrijstelling. De vrijstelling wordt verleend in overleg met de docent van de taal waarvoor vrijstelling wordt gevraagd. De leerling moet voor het vrijgestelde vak nog wel werken aan de helft van de vaardigheden en aan een apart, door de docent samengesteld programma. De docent mag de voortgang hiervan weergeven in een cijfer, maar dit cijfer telt niet mee voor de overgang naar de volgende jaarlaag. Vrijstelling in de bovenbouw Leerlingen met ernstige dyslexie kunnen in de bovenbouw van het vwo vrijgesteld worden van de verplichting tot het volgen van tweede moderne vreemde taal (Frans of Duits). Zie hiervoor ook inrichtingsbesluit WVO artikel 26e lid 4, sub a. Een verzoek tot vrijstelling kan worden ingediend bij de zorgcoördinator.
-
Voorwaarden voor een vrijstelling zijn : De vrijstelling moet zijn opgenomen in de dyslexieverklaring. Wanneer dit niet het geval is, moet een aanvullende verklaring opgevraagd worden. Vrijgestelde leerlingen volgen in plaats van het vak FA of DU een ander eindexamenvak met een minimale studielast van 480 studielast uren.
11
BIJLAGE 3 : DYSCALCULIE - KENMERKEN EN RICHTLIJNEN 1
Kenmerken : Leerlingen met dyslexie kunnen (maar dat is niet noodzakelijk) in de les opvallen doordat ze :
-
Traag rekenen. Moeite hebben met het plaatsen van cijfers in een getallenreeks. Moeite hebben met de relatie tussen geschreven en gesproken cijfers. Moeite hebben met het schatten van hoeveelhedenschatten. Moeite hebben met rekenstrategieën. Moeite hebben met het automatiseren van eenvoudige sommen. Cjfers van grote getallen omdraaien. Een gebrek hebben aan ruimtelijk inzicht. Hun vingers gebruiken als geheugensteun voor het tellen.
2
Richtlijnen voor het omgaan met leerlingen met dyscalculie :
-
Maak gebruik van concrete hulpmiddelen als telramen, getallenlijnen,tafelkaarten en rekenmachines Geef visuele opdrachten talig weer Maak gebruik van werkbladen Geef extra tijd bij toetsen of verminder de hoeveelheid opgaven Wissel schriftelijke toetsen regelmatig af met mondelinge toetsen. Maak gebruik van eenvoudige en eenduidige rekenstrategieën. Help bij het oefenen van nieuwe rekenstrategieën. Laat berekeningen altijd uitschrijven.
3
Standaardfaciliteiten : Er zijn voor dyscalculie geen standaardfaciliteiten.
12
BIJLAGE 4 : ADHD - KENMERKEN EN RICHTLIJNEN 1
Kenmerken : Leerlingen met ADHD kunnen (maar dat is niet noodzakelijk) in de les opvallen doordat ze :
-
Moeilijk stil kunnen zitten Snel afgeleid zijn Overdreven veel praten Moeite hebben met organiseren van taken en activiteiten Moeilijk instructies kunnen volgen Moeilijk blijvend de aandacht kunnen houden Vaak spullen kwijt raken Moeite hebben met luisteren naar wat anderen zeggen Stoer of clownesk gedrag vertonen Antwoord geven voordat een vraag volledig is gesteld.
2
Richtlijnen voor het omgaan met leerlingen met ADHD :
-
Stel expliciete en duidelijke regels Geef extra aandacht bij moeilijke of nieuwe situaties Stel ter bezinning een time-out in bij oplopende spanningen Neem maatregelen tegen ongewenst gedrag en waardeer goed gedrag Maak duidelijke en concrete afspraken Breng structuur aan in de werkwijze Geef behapbare taken en opdrachten Maak samen met de leerling een planning Controleer veelvuldig huiswerk, agenda, enz.
13
BIJLAGE 5 : ADD - KENMERKEN EN RICHTLIJNEN 1
Kenmerken : Leerlingen met ADD kunnen (maar dat is niet noodzakelijk) in de les opvallen doordat ze :
-
Weinig aandacht hebben voor details hebben Onnauwkeurig werken Moeite hebben om ergens de aandacht bij te houden Niet lijken te luisteren als ze direct worden aangesproken Instructies niet volledig begrijpen Geen onderscheid kunnen maken tussen hoofd- en bijzaken Hun huiswerk maar gedeeltelijk maken Vaak hun spullen kwijt zijn Gemakkelijk afgeleid worden door prikkels van buitenaf Vergeetachtig zijn Dagdromen Langzaam werken Moeite hebben om zichzelf te motiveren Moeilijk aan het werk gaan
2
De richtlijnen voor het omgaan met leerlingen met ADD Zijn gelijk aan die voor het omgaan met ADHD (bijlage 4)
14
BIJLAGE 6 : PDD-NOS EN ASPERGER - KENMERKEN EN RICHTLIJNEN 1
Kenmerken : Leerlingen met PDD-NOS en het syndroom van Asperger kunnen (maar dat is niet noodzakelijk) in de les opvallen doordat ze :
-
onhandig en angstig gedrag vertonen in sociale situaties weinig begrip hebben en gebruik maken van non-verbale communicatie een eenzame en gesloten indruk maken moeite hebben met het verwoorden van gevoelens, bij voorbeeld niet kunnen uiten dat ze boos of verdrietig zijn als gevraagd wordt hoe het gaat of wat er is angstig zijn bij veranderingen van de dagelijkse routine, zoals bij voorbeeld een roosterwijziging of andere onverwachte gebeurtenissen weinig flexibiliteit tonen, graag dingen precies willen weten, behoefte aan duidelijke regels en aan duidelijke uitleg. vaak driftig zijn, of lijken te zijn eenzijdige belangstelling tonen rigide en dwangmatige gedragspatronen ontwikkelen oogcontact ontwijken taal in alle gevallen letterlijk nemen, moeite met beeldspraak, sarcasme, uitdrukkingen, dubbele bodems etc. beschikken over een onhandige en stijve motoriek moeite hebben met creatieve opdrachten en het gebruiken van fantasie moeite hebben met het onderscheiden hoofd- en bijzaken, de neiging hebben om zich te verliezen in de details moeite hebben met grote opdrachten waarbij veel gepland moet worden een zwakke selectieve aandacht hebben, moeite hebben om interne en externe prikkels te onderdrukken of te negeren
2
Richtlijnen voor het omgaan met leerlingen met PDD-NOS of Asperger :
-
geef korte, overzichtelijke taken geef duidelijke instructie in heldere taal die maar voor één uitleg vatbaar is wees precies en betrouwbaar zijn bij afspraken wijs in de klas een buddy aan die de leerling kan helpen leer de leerling hoe hij/zij hulp kan vragen, want hij/zij zal zelf waarschijnlijk geen initiatief nemen om vragen te stellen of problemen voor te leggen laat de leerling zoveel mogelijk alleen werken of stel, als dat onvermijdelijk is, een geschikt, veilig groepje samen visualiseer regels en afspraken als dat mogelijk is geef hoofdlijnen, overzichten en pre-teaching om te voorkomen dat de leerling teveel in details blijft steken geef de leerling zo mogelijk een rustige, prikkelarme plaats in het lokaal begeleid spreekbeurten, werkstukken en andere (schrijf-)opdrachten die een beroep doen op creativiteit zo zorgvuldig mogelijk controleer veelvuldig de agenda, geef een studieplanner of zie erop toe dat de leerling het huiswerk noteert
-
Opgemerkt dient te worden dat de aanpak van leerlingen met een vorm van autisme per kind verschilt en dat dit in sommige gevallen een mate van expertise zal vragen die niet altijd binnen school beschikbaar is.
15
BIJLAGE 7 : NLD - KENMERKEN 1
Kenmerken : Leerlingen met NLD kunnen (maar dat is niet noodzakelijk) in de les opvallen doordat ze :
-
moeite hebben met het verwerken van deze non-verbale informatie. leerproblemen hebben bij met name wiskunde problemen hebben ruimtelijk inzicht motorische problemen en sociale problemen hebben (heel) veel praten en weinig doen een goed auditief en repetitief geheugen hebben moeite hebbn met het onderscheid tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik een grote interesse hebben voor verbale informatie moeite hebben met het herkennen van non-verbale communicatie angstig zijn voor nieuwe sociale situaties plotselinge uitingen van woede en angst vertonen veel aandacht hebben voor details moeite hebben met planmatig denken moeite hebben met begripsvorming, logisch redeneren problemen oplossen moeite hebben met het aanleren van routines sterk vasthouden aan bekende routines traag en onzeker zijn bij zelfstandig werken
2
Er zijn (nog) geen specifieke richtlijnen voor de omgang met leerlingen met NLD. Raadpleeg de mentor of de zorgcoördinator.
16