0
Zorgplan ATLAS ONDERWIJSGROEP * Rijswijks Lyceum * Van Vredenburch College * Lyceum Ypenburg
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
1
INHOUD Inleiding en verantwoording
2
Belang, definitie en kenmerken
2
Passend Onderwijs
3
Verschillende rollen uitgediept
4
Taken docenten
5
Taken mentoren
5
Taken teamleider
6
Rol en taken Zorgcoördinator
7
Rol en taken Counselor
8
Rol en taken Remedial Teacher
9
Externe (vaste) medewerkers
10
Schoolmaatschappelijk werk
10
Schoolverpleegkundige (GGD)
11
Intern Zorgoverleg: IZO
11
Zorg Advies Team: ZAT
12
Vaardigheden en competenties
13
Basishouding
13
Nieuwe leerlingen: Introductie in de schoolcultuur
13
Wie is wie? Schoolinterne zorg
15
Rebound en Knooppunt
15
Stroomschema zorg Atlas Onderwijsgroep
17
Lijst externe partijen Rijswijks Lyceum
18
Lijst externe partijen Van Vredenburch College
20
Lijst externe partijen Lyceum Ypenburg
22
Bijlage I: Protocol Zorg- en Adviesteams VO
24
Bijlage 2: Gedragstrainingen Van Vredenburch College en Rijswijks Lyceum
31
Bijlage 3: Expertise Lyceum Ypenburg
34
Bijlage 4: Voorlopige indeling basi-, breedte- en dieptezorg
36
Bijlage 5: Anti-Pestprotocol
38
Bijlage 6: Dyslexieprotocol
53
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
2
INLEIDING EN VERANTWOORDING Het belangrijkste doel van onderwijs op onze scholen is dat leerlingen een zo hoog mogelijk diploma halen met zo goed mogelijke cijfers, zodat ze kansrijk zijn in het vervolgonderwijs en in hun verdere ontwikkeling. Leerlingen die niet zo goed in hun vel zitten of bepaalde beperkingen ervaren, hebben extra aandacht nodig. Anders lukt het hen niet om dit doel te realiseren. Zij hebben iets extra’s nodig: specifieke begeleiding op een bepaald punt of zorg. Dan lukt het meestal wél de lessen op een succesvolle manier te volgen en het diploma te halen. De school heeft functionarissen in dienst die leerlingen en hun ouders de nodige ondersteuning kunnen bieden. Specialistische en uitgebreidere ondersteuning of hulp kan de school zelf niet bieden. Daarvoor is een vangnet van externe specialisten die - in samenwerking met de mensen in school - oplossingen proberen te zoeken. In dit plan wordt de organisatie van de zorg binnen de Atlas Onderwijsgroep in kaart gebracht en het vangnet daarbuiten. Het plan is een leidraad voor iedereen die met speciale begeleiding van leerlingen te maken heeft. Als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen is de zorg nog meer onze zorg geworden. Een logische ontwikkeling omdat jongeren leerplichtig zijn en dus in ieder geval op school behoren te zitten. Daar is de vindplaats van zorgleerlingen. Van school uit kunnen hulplijnen worden uitgezet en gevolgd. De overheid heeft deze situatie onderkend door te stellen dat elke school een zorgplan dient te hebben. Het is een wettelijk vereist document op elke school. De eerste aanzet voor dit plan is opgesteld door de zorgcoördinator (Janoes Vermeijden) en de schoolmaatschappelijk werker (Dennis Rust). Het conceptplan is besproken met zorgcoördinatoren, counselors, teamleiders en de portefeuillehouder zorg binnen de directie. Vervolgens is een definitief plan gemaakt en aangeboden aan de directie ter besluitvorming. Het voorgenomen directiebesluit is ter instemming voorgelegd aan de medezeggenschapsraad. Inmiddels heeft een tweetal malen een update plaatsgevonden. Gekeken is naar hoe de zorg is opgezet en wat de verschillende taken zijn die vakdocenten, mentoren, teamleiders en specialisten op zorggebied hierin hebben. Dit plan geeft aan hoe de begeleiding is ingericht en welke taken hieruit voortvloeien. Het is een dynamisch document. Dat wil zeggen dat het steeds opnieuw uitgebreid, aangevuld en gewijzigd zal worden, afhankelijk van wetgeving, ervaringen en inzichten. BELANG, DEFINITIE EN KENMERKEN Sommige leerlingen ondervinden belemmeringen in hun schoolloopbaan en hebben extra begeleiding of zorg nodig om hun schoolloopbaan op efficiënte en succesvolle wijze te doorlopen. Wanneer is er sprake van een "zorgleerling" en wanneer moet er een beroep op de extra specialistische begeleiding gedaan worden? We praten over een zorgleerling als er sprake is van een leerling met een specifieke hulpvraag waarin het reguliere aanbod (mentor en docenten) niet toereikend is. Daardoor een beroep moet worden gedaan op specialisten in de school (counselor, remedial teacher, school maatschappelijk werk, e.d.) en/of buiten de school (Bureau Jeugdzorg, Leerplicht, Politie, GGD)
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
3
Wat zijn de kenmerken van goede zorg? Goede zorg
is laagdrempelig en toegankelijk; is gericht op het vroegtijdig signaleren en preventief aanpakken van problemen; beschikt over kennis om bij problemen een duidelijke hulpvraag te kunnen formuleren; erkent de noodzaak om goed te communiceren over zorgleerlingen; coacht docenten in hun onderwijstaak m.b.t. zorgleerlingen; richt zich op een doorlopende zorg van basisonderwijs - voortgezet onderwijs vervolgonderwijs; reageert adequaat in crisissituaties; weet wet- en regelgeving te vertalen in een zorgplan (bijvoorbeeld bij Passend Onderwijs); regelt dat gegevens van leerlingen goed gedocumenteerd en geadministreerd zijn; werkt systematisch aan kwaliteitsverbetering, draagt bij aan schoolbeleid; ontlast de teamleiders, mentoren en docenten op specialistisch zorggebied; is ingebed in het gehele onderwijssysteem (vindt dus niet plaats op een eilandje in de school); werkt met een privacyprotocol.
Zorg die op deze manier is ingezet zorgt voor een optimaal rendement voor zowel de leerling als voor de school en kost uiteindelijk de minste tijd en energie. PASSEND ONDERWIJS De wet Passend Onderwijs is een kaderwet, die niet in detail de uitgangspunten invult. Hiermee komt de wetgever tegemoet aan de wens van de sectorraden het beleid decentraal vorm te mogen geven. Dit zien we terug bij één van de kernpunten van de wet: de inzet van middelen ten behoeve van extra ondersteuning. De ondoorzichtige (en door velen bekritiseerde) slagboomdiagnostiek (je krijgt wel of niet geld voor een zorgleerling en er is geen tussenweg) maakt per 1 augustus 2014 plaats voor een gedecentraliseerde en handelingsgerichte verantwoordelijkheid: de extra ondersteuning wordt toegewezen door schoolbesturen via het Samenwerkingsverband die ook de indicatiestelling gaat verzorgen. Voor ons is dat het Samenwerkingsverband Zuid-Holland West. Hierbij staan de volgende vragen centraal: wat heeft dit kind in deze situatie nodig, hoe gaan we dit organiseren, wie hebben we daarvoor nodig en hoeveel kost het? Vanaf het najaar 2011 zijn de drie vestigingen van de Atlas Onderwijsgroep betrokken bij de besprekingen van het Samenwerkingsverband Zuid-Holland West over de invulling van Passend Onderwijs. Deze besprekingen vinden om de twee maanden plaats en gebeuren op het niveau van de directies en op dat van de zorgcoördinatoren. Het Van Vredenburch College neemt daarbij deel aan de kring scholen basis-, kaderberoepsgericht en vmbo-t, het Rijswijks Lyceum en het Lyceum Ypenburg maken deel uit van de kring mavo, havo vwo. De sessies van directie en zorgcoördinatoren verlopen parallel. De kernvraag die in deze besprekingen beantwoord moet worden is wat wij met elkaar vinden wat basiszorg is, wat tot breedtezorg en wat tot de dieptezorg behoort. De basiszorg wordt door de school zelf geleverd zonder extra financieringsbron, de breedtezorg vindt wel op school plaats, maar wordt (mede)gefinancierd door het samenwerkingsverband (de leerling-gebonden financiering. Dieptezorg zal worden opgepakt door scholen voor gespecialiseerd onderwijs. Opvallend was dat er over de hele linie een behoorlijk brede consensus over deze onderwerpen bestaat (zie bijlage 4). Er wordt momenteel (september 2012) doorberekend wat de financiële gevolgen van de gemaakte keuzes zijn en of dit dus wel haalbaar is. Zo niet, dan moet er opnieuw met elkaar onderhandeld worden. Een complicerende factor is ook, dat er verschil is in ondersteuning door de gemeenten van de agglomeratie Den Haag: zo wordt schoolmaatschappelijk werk in de gemeenten Den Haag en Voorburg door de
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
4
gemeenten bekostigd, terwijl het in Rijswijk gebeurt op basis van 50 procent gemeente, 50 procent school. De wet onderscheidt twee verplichte documenten voor Passend onderwijs te weten het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband en het ondersteuningsprofiel van de school, zeg maar de keuze die de school maakt in het aanbieden van welke breedtezorg. Het schoolondersteuningsprofiel is een beschrijving van de voorzieningen die zijn getroffen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven. Basisondersteuning wordt eveneens in de beschrijving opgenomen. Elk samenwerkingsverband moet in het ondersteuningsplan een niveau van basisondersteuning vastleggen. Dit heeft ondermeer te maken met de positie van de ouders. Die hebben recht om te weten wat zij tenminste van iedere school mogen verwachten als het om onderwijsondersteuning gaat. Extra ondersteuning (breedteondersteuning) omvat alle vormen en combinaties van onderwijs, ondersteuning en zorg die de basisondersteuning overstijgen. Momenteel zijn die keuzes nog niet gemaakt, door geen enkele school trouwens. Het is de zeer vraag of de scholen zich wel willen specialiseren vanwege het stigmatiserende karakter van een keuze, zeker in deze regio waar de concurrentie hevig is. Belangrijk is ook grenzen aan te geven wat men kan organiseren en begeleiden. De komende periode zullen de locatiedirecteuren mentoren moeten laten nascholen op de consequenties van de zorgplicht voor hun handelen. Het Van Vredenburch College neemt sinds voorjaar 2012 deel aan het project Versterking Zorgstructuur. Aan dit project zijn met financiële ondersteuning van de gemeente Den Haag (in het kader van de Haagse Educatieve Agenda) een vijftal scholen verbonden. Nadat een zorgscan is gemaakt – een 0-meting) gaat nu een tweetal activiteiten plaatsvinden: een inleiding door de directeur van het Samenwerkingsverband aan het gehele personeel over Passend Onderwijs en een mentorentraining (voor de mentoren van het eerste en tweede leerjaar) van vijf bijeenkomsten over begeleiding van zorgleerlingen (o.a. het schrijven van handelingsplannen). Op 11 december 2012 worden de producten gepresenteerd. Hiervan moet een olievlekwerking uitgaan. VERSCHILLENDE ROLLEN UITGEDIEPT Wanneer we te maken hebben met een bovengemiddelde zorgleerling is de kans groot dat ook docenten te maken krijgen met óf probleemgedrag in de klas óf zorgelijke signalen van andere aard. Teamleiders hebben overleg met de mentoren voor collegiale uitwisseling opdat mentoren goed toegerust zijn voor de inhoudelijke invulling van hun mentoruren. Dit kan gebruikt worden voor het bespreken van leerling- of klassenproblematiek en het formuleren van een gezamenlijke aanpak op pedagogisch-didactisch gebied. De teamleiders laten zich door de mentoren inhoudelijk informeren over bovengemiddelde zorgleerlingen, maken hierin een selectie en bespreken deze leerlingen in het interne zorgoverleg. Een aantal mentoren blijkt het in hun dagelijkse onderwijspraktijk lastig te vinden hoe zij inhoudelijk vorm kunnen geven aan hun rol als mentor van een klas en of leerlingen daar waar het de zorg betreft. Mentoren zijn echter verantwoordelijk voor de eerstelijnszorg. De mentor moet optimaal in staat zijn om zijn leerlingen inclusief de zorgleerlingen goed te begeleiden. De teamleiders coachen en ondersteunen de mentoren hierin. Het schrijven van een handelingsplan gaat hierbij nadrukkelijk ook een rol spelen. Wanneer een leerling in het externe Zorg Advies Team (ZAT) moet worden besproken, wordt wanneer deze leerling jonger is dan 16 jaar, toestemming aan de ouders gevraagd. De teamleider koppelt de gegevens uit het ZAT – met inachtneming van de regels omtrent de Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
5
privacy – terug aan de mentor, die vervolgens, als het belangrijk is, de lesgevende docenten informeert. De zorgcoördinator komt in beeld als de teamleider en de mentor er op het gebied van de leerlingenzorg niet uitkomen. TAKEN DOCENTEN De docent
signaleert problemen en maakt ze bespreekbaar;
stuurt indien nodig signalen door naar de mentor;
vult observatieformulieren in ten behoeve van probleemverheldering;
werkt handelingsgericht bij geïndiceerde (=rugzak)leerlingen.
TAKEN MENTOREN De mentor is de spil van de leerlingbegeleiding. Tijdens mentoruren is er tijd om in de klas elkaar te leren kennen en een onderlinge vertrouwensband op te bouwen. De mentor is de directe schakel tussen de leerling op school en het thuisfront en het eerste aanspreekpunt voor de leerling en zijn ouders. De mentor beschikt over voldoende informatie over de leerlingen in zijn groep. Hij haalt deze informatie op bij de mentor van de vorige klas dan wel bij de leerkracht(en) van het basisonderwijs. De mentor heeft specifieke taken ten aanzien van zorgleerlingen. Handelingsgericht werken, en het opstellen van handelingsplannen, zal binnen Passend onderwijs toenemende aandacht behoeven. De mentor
inventariseert signalen, problemen en/of belemmeringen bij leerlingen, individueel of per groep;
vraagt door, filtert en maakt een probleem bespreekbaar;
handelt n.a.v. de binnengekomen signalen: heeft een gesprekje met de leerling, neemt contact op met de ouders (tenzij de problematiek de relatie verder kan verstoren), licht de teamleider in over de gesignaleerde problemen en maakt een aantekening in Magister;
neemt zonodig contact op met de ouders. De veiligheid van het kind staat daarbij voorop;
heeft een actieve houding in het begeleiden van de leerling met betrekking tot problematiek;
draagt zorg voor een positieve sfeer in de klas;
stelt altijd het interne zorgteam op de hoogte bij zwaardere of onduidelijke signalen;
vult in samenspraak met de teamleider het aanmeldingsformulier in als een leerling moet worden aangemeld bij het (externe) ZAT (Zorg Adviesteam);
bespreekt – indien nodig – met de teamleider de te kiezen tactiek en de acties;
koppelt terug naar de andere docenten van de leerling wat het plan van aanpak is en houdt de vinger aan de pols qua vorderingen en welbevinden. Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
6
NB: Bij signalen van misbruik of mishandeling dient de mentor direct contact op te nemen met de zorgcoördinator voor verdere afhandeling. Zo ook bij andere bedreigende situaties. NB: De mentor is geen vertrouwenspersoon in officiële zin. Het concrete stappenplan bij probleemsignalering is als volgt: 1.
Formulering van de hulpvraag, zo zorgvuldig mogelijk
2.
Korte gespreksronde voor verheldering en informatie (ouders, leerlingen, docenten)
3.
Besluitvorming: actie verwoorden
4.
Afspraken (wie, wat, waar, wanneer + evaluatiemoment)
5.
Terugkoppeling intern naar de teamleider, leerling en ouders
6. Registratie van, hulpvraag, actie, besluiten en afspraken in Magister. Mentoren van een afdeling en de betrokken teamleider komen regelmatig bij elkaar om te praten over de resultaten van de leerlingen, het welbevinden en de specifieke zorgbehoeften. Ook coaching en deskundigheidsbevordering staan op de agenda. Elke mentor zorgt ervoor voldoende deskundig te zijn om zijn taak als mentor goed uit te oefenen en kan rekenen op scholing of coaching als hij dat nodig heeft. De zorgcoördinator woont dit overleg eens in het kwartaal bij. TAKEN TEAMLEIDER De teamleider heeft de verantwoordelijkheid om samen met de mentoren de (zorg)leerlingen in zijn afdeling tot optimale schoolprestaties te laten komen: Eerst
moeten de zorgleerlingen in kaart zijn gebracht: Wie zijn deze leerlingen? Wat zijn de zorgvraagbehoeften? Wat kunnen wij als team, docenten, mentoren nog door middel van gesprekken, werkafspraken en aanpassingen oplossen? Welke zorgbehoefte kunnen wij niet oplossen, gewoonweg omdat hiervoor specifieke zorg nodig is?
Als blijkt dat naast leerproblemen ook psychosociale problematiek gesignaleerd wordt, wordt in het overleg tussen teamleider en mentor besloten de leerling met de zorgcoördinator te bespreken. De teamleiders hebben regelmatig overleg met de zorgcoördinator en nemen deel aan de ZAT-bijeenkomsten iedere zes weken. De teamleiders zijn tevens eindverantwoordelijk voor het halen van de afgesproken doelen in de gestelde handelingsplannen van zorgleerlingen met een LGF (rugzakleerlingen). De mentor draagt zorg voor het uitvoeren van de doelen. De teamleider
houdt overzicht van het verzuim en de prestaties van zijn leerlingen en ook van de zorgleerlingen;
koppelt terug naar de mentor en bespreekt met de mentor eventuele vervolgacties; Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
7
schat samen met de mentor de zwaarte van de problematiek in en verwijst bij twijfel of zware problematiek door naar het interne zorgoverleg (IZO);
voert indien wenselijk/nodig (na overleg met de zorgcoördinator) officiële gesprekken over en/of met de zorgleerling en zijn ouders;
brengt - na inventarisatie met de mentoren - zorgleerlingen in bij het interne zorgoverleg (IZO);
brengt - na inventarisatie met de mentoren en overleg in het IZO – een leerling in bij het ZAT;
koppelt de bevindingen uit het IZO of ZAT binnen de regels van de privacy terug aan de mentoren;
betrekt de zorgcoördinator bij de aanname van zorg- en risicoleerlingen;
coacht, ondersteunt zijn mentoren.
ROL EN TAKEN ZORGCOÖRDINATOR De zorgcoördinator is de spin in het web van de interne zorg en de verbindingschakel tussen de school en de externe zorginstanties. In samenwerking met teamleider, mentor, counselor, remedial teacher en, eventueel, externe partijen zorgt hij ervoor dat de leerling de juiste interne dan wel externe hulp krijgt aangeboden. De zorgcoördinator stroomlijnt vooral de organisatie van de zorg op de school. De zorgcoördinator onderhoudt de contacten met de partners die deelnemen aan het interne en het externe zorgteam. De zorgcoördinator spreekt eens per twee weken de teamleiders in het IZO waarbij zorgleerlingen besproken worden. De zorgcoördinator onderhoudt de contacten met externe organisaties. In deze gesprekken vindt er overdracht plaats van leerling-informatie en trajectinformatie. In het overleg met de teamleiders worden de belangrijkste zaken doorgesproken. Tijdens deze gesprekken worden adviezen en richtlijnen gegeven voor verdere hulp in de school. Ook kan besloten worden de zorg extern uit te zetten. De zorgcoördinator is voor dat traject verantwoordelijk. Naast het tweewekelijks overleg met de teamleiders, overlegt de zorgcoördinator ook wekelijks met de counselor en eventueel met de schoolmaatschappelijk werker. Alle leerlingen en hun traject worden daarbij besproken. Daarnaast worden de nieuw aangemelde zorgleerlingen bij de juiste hulpverlener ondergebracht. De – vertrouwelijke – gegevens worden door de zorgcoördinator in Magister gezet en zijn alleen voor de zorgcoördinator en de counselor in te zien. De aanmelding, de trajectbegeleiding en de evaluatie van geïndiceerde leerlingen is tevens een verantwoordelijkheid van de zorgcoördinator. Geïndiceerde leerlingen en hun ouders krijgen voor of direct bij de start van het nieuwe brugjaar een kennismakingsgesprek met de toekomstige mentor en de zorgcoördinator. Mogelijkheden en onmogelijkheden van de zorg worden besproken en eerste afspraken worden gemaakt. Bij de aanname van nieuwe risico en/of zorgleerlingen (al dan niet geïndiceerd) door de aannamecommissie bekijkt de zorgcoördinator de zorgbehoefte van de leerling, vraagt mondeling informatie op bij de school van herkomst, maakt een zorganalyse en neemt de interne (zorg) draagkracht mee in de overweging tot aanname. De zorgcoördinator is op vaste dagen aanwezig op school.
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
8
Aan het eind van elk schooljaar maakt de zorgcoördinator een evaluatie – mede op basis van de door de counselors en remedial teachers aangeleverde bevindingen – en rapporteert dit aan de locatiedirecteur. De zorgcoördinator
coördineert de zorg in de school (via counselor, schoolmaatschappelijk werk, remedial teacher en anderen);
verzorgt de organisatie en planning van het interne zorgoverleg (IZO);
verzorgt de organisatie en planning van het Zorg- en Advies Team (ZAT) en zit deze voor;
is verantwoordelijk voor het aanmelden van leerlingen bij het instroomloket van het regionale samenwerkingsverband (SWVZHW);
onderhoudt de externe contacten betreffende de leerlingenzorg;
is verantwoordelijk voor de trajectbegeleiding van LGF leerlingen (aanname, het opstellen van handelingsplannen, begeleiding, evaluatie);
voert gesprekken met ouders en teamleiders ten behoeve van de zorg;
geeft advies aan de teamleider met betrekking tot de aanname van zorg- en risicoleerlingen;
evalueert het zorgbeleid van de school en doet voorstellen tot aanpassing en/of verbetering;
is op de hoogte van alle actuele ontwikkelingen in de zorg;
stelt jaarlijks een evaluatie van de verleende leerlingenzorg op en rapporteert dit aan de locatiedirecteur.
ROL EN TAKEN COUNSELOR De counselor verzorgt de tweede lijnszorg, gericht op het creëren van omstandigheden waarin leerlingen optimaal kunnen functioneren, zowel in preventieve zin (voorkomen van schooluitval) als in curatieve (helpen als er problemen zijn). De counselor wordt vooral ingeschakeld voor enkelvoudige problematiek (faalangst, weerbaarheid, pesten, gedragsproblemen, problemen thuis, welbevinden). De counselor kan eventueel trainingen verzorgen en voert individuele gesprekken met leerlingen. De counselor heeft de mogelijkheid om langdurige trajecten met leerlingen aan te gaan op laagdrempelige basis en indien wenselijk op vertrouwelijke basis naar individuele behoefte. In speciale situaties kan de counselor ook worden gevraagd groepsobservaties (in de les) te doen. De counselor krijgt leerlingen aangemeld vanuit het interne zorgoverleg (IZO). Hij koppelt informatie terug aan de zorgcoördinator en indien wenselijk aan de teamleider. De counselor is er verantwoordelijk voor dat er registratie in Magister wordt gedaan. De counselor onderhoudt contacten met leerlingen, ouders, mentoren en teamleiders. De counselor is vertrouwenspersoon van de leerlingen.
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
9
De counselor is vaste dagdelen van de week op school aanwezig. Toestemming van ouders is wenselijk, maar voor counselorgesprekken geen vereiste. Aan het eind van elk schooljaar maakt de counselor een evaluatie voor de zorgcoördinator, waarin wordt opgenomen:
de problematiek van de besproken leerlingen
de inzet van het interne zorgteam
het aantal afgesloten dossiers
voorstellen voor de actiepunten voor het komend schooljaar
Deze evaluatie wordt met de zorgcoördinator doorgesproken. De zorgcoördinator neemt deze evaluatie op in de jaarlijkse evaluatie met betrekking tot zorg ten behoeve van de locatiedirecteur. De counselor voert individuele gesprekken met leerlingen;
overlegt de voortgang van de leerlingen met de zorgcoördinator en de schoolmaatschappelijk werker;
heeft contacten met ouders en koppelt terug naar mentor, teamleider en zorgcoördinator;
is vertrouwenspersoon voor de leerlingen;
verzorgt eventueel trainingen en nazorgtrajecten;
verzorgt groepsobservaties.
ROL EN TAKEN REMEDIA L TEACHER
De remedial teacher begeleidt leerlingen die problemen of belemmeringen ervaren op leertechnisch gebied. Hij biedt de leerlingen een aangepast programma aan waardoor zij het reguliere onderwijs programma alsnog of beter kunnen volgen en zo min mogelijk hinder ondervinden van hun handicap. Daarmee voorkomt hij ongewenste schooluitval. De remedial teacher beschikt over de juiste materialen en protocollen om bijvoorbeeld leerlingen met dyslexie en/of dyscalculie te signaleren, te diagnosticeren en te ondersteunen. Daarnaast zijn ook geïndiceerde Rugzakleerlingen regelmatig gebaat bij de extra ondersteuning van de RTer. Bij vermoeden van dyslexie of dyscalculie worden leerling en ouders in ernstiger gevallen naar externe deskundigen doorverwezen. De remedial teacher is op vaste dagen aanwezig op school. Hij registreert zijn bevindingen in Magister. De remedial teacher evalueert aan het einde van elk schooljaar en bespreekt deze evaluatie met de zorgcoördinator die dit opneemt in de jaarlijkse evaluatie m.b.t. zorg. De remedial teacher
signaleert voorkomende gevallen van dyslexie en dyscalculie; Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
10
verricht testen bij leerlingen waarvan het vermoeden bestaat dat zij leertechnische problemen hebben;
maakt individuele handelingsplannen;
begeleidt individueel of in kleine groepjes;
koppelt terug naar teamleider en mentoren / docenten;
verstrekt informatie aan het kind en betrokkenen (ouders, mentoren, docenten);
informeert de examensecretaris en de roostermakers in verband met (school)examenfaciliteiten.
EXTERNE (VASTE) MEDEWERKERS Enkele vaste medewerkers (vanuit externe organisaties) zijn op afroep een aantal uren aanwezig op school. Dit zijn een schoolmaatschappelijk werker, een verpleegkundige van de GGD en een preventief ambulant begeleider. Hieronder volgen korte omschrijvingen van deze functies. SCHOOLMAATSCHAPPELIJ K WERK
De schoolmaatschappelijk werker begeleidt leerlingen die problemen ervaren in of rondom de thuissituatie, bij het opgroeien in twee culturen en/of waar sprake is van gedragsproblematiek. De maatschappelijk werker inventariseert de problemen zodat er een passend (extern) hulpaanbod gedaan kan worden. De schoolmaatschappelijk werker is gedetacheerd vanuit een externe hulpverleningsinstantie voor maatschappelijk werk. Wanneer leerlingen worden aangemeld bij het schoolmaatschappelijk werk, vult de mentor een digitaal aanmeldformulier in met een duidelijk geformuleerde hulpvraag. Toestemming van de ouders voor aanmelding en begeleiding van de leerling is vereist. De schoolmaatschappelijk werker kan Magister inzien en heeft een school e-mailadres. De schoolmaatschappelijk werker is op afroep (Lyceum Ypenburg: een vast dagdeel) op de school aanwezig. De schoolmaatschappelijk werker
verleent kortdurende hulp aan ouders en kinderen in maximaal vijf gesprekken;
verwijst en leidt toe naar meer specifieke hulpverlening, zoals het algemeen maatschappelijk werk, of naar trainingen op het gebied van sociale vaardigheden en weerbaarheid;
kan ondersteuning aan docenten en mentoren bieden;
woont - indien mogelijk – het ZAT bij (zo niet, dan vindt overleg in een andere gestructureerde vorm plaats);
overlegt regelmatig met counselor en zorgcoördinator;
koppelt het plan van aanpak en het verloop van de begeleiding terug aan de zorgcoördinator. Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
11
SCHOOLVERPLEEGKUNDIGE (GGD) De schoolverpleegkundige onderzoekt de gezondheid van de (school)jeugd. Hij doet dat onder meer in het veertien-jarigen-onderzoek in het tweede leerjaar. De schoolverpleegkundige komt met een regelmatige frequentie op school. Bij leerlingen kan er onderzoek worden gedaan op grond van veelvuldig verzuim, op grond van een ZATbespreking, e.d. Op basis van de bevindingen in het veertien-jarigen-onderzoek of andere signalen kan de schoolverpleegkundige – na overleg met en instemming van de ouders – een zorgmelding doen bij de zorgcoördinator. Het gaat dan bijvoorbeeld om zaken als motorische problemen, anorexieproblematiek, gepest worden e.d. In overleg met de zorgcoördinator wordt een medisch zorgplan opgesteld. De mentor of de zorgcoördinator kan ten behoeve van een leerling een consult of advies aanvragen bij de schoolverpleegkundige. De schoolverpleegkundige heeft als functionaris van de GGD gemakkelijk ingang bij medische specialisten en zorgt zo nodig voor een zo snel mogelijke doorverwijzing. De schoolverpleegkundige voert het preventieve gezondheidsonderzoek uit bij leerlingen van het tweede leerjaar; koppelt onderzoeksresultaten terug aan de zorgcoördinator; woont ZAT bijeenkomsten bij (inbreng vanuit JGZ-dossier); maakt een inschatting van en komt met oplossingen voor geconstateerde problematiek vanuit sociaal-medische invalshoek; onderzoekt op verzoek van de school of er medisch iets aan de hand is (bijvoorbeeld bij veelvuldig verzuim); zorgt voor snelle doorverwijzing naar medische voorzieningen.
INTERN ZORGOVERLEG (IZO) Het interne zorgoverleg vindt plaats tussen tussen zorgcoördinator en teamleider. Zij bespreken de risico- en zorgleerlingen. In sommige gevallen woont de counselor de vergadering bij en ook de schoolmaatschappelijk werker. Dit hangt af van de agenda en de aard van de te bespreken gevallen. Dit overleg vindt eens in de twee weken plaats. De zorgcoördinator legt de informatie en conclusies uit dit interne overleg vast. In Magister moet daartoe een aparte voor zorgcoördinator en counselor toegankelijke map worden gemaakt. De vastgelegde informatie wordt gebruikt voor doorverwijzing naar het ZAT. Het is ook van belang te weten wanneer de leerling een periode uit de interne zorg is geweest en opnieuw besproken wordt. De vastlegging van informatie dient eveneens voor het waarborgen van de continuïteit in de zorg op het moment dat een zorgcoördinator of een van de leden van het zorgteam wisselt Daarnaast vormen de gegevens de input voor de eindevaluatie aan het einde van het schooljaar. Ook worden de gegevens gebruikt voor de “warme” overdracht aan het begin van een nieuw schooljaar. Een besproken leerling wordt verwezen naar het zorgaanbod op de locatie (zoals faalangsttraining, sovatraining, gesprekken met het schoolmaatschappelijk werk of een counselor) of ingebracht voor bespreking in het ZAT. Daarnaast kan er het voorstel worden
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
12
gedaan docenten ondersteuning te geven, bijvoorbeeld door coaching of deskundigheidsbevordering. Doelen van een intern zorgoverleg:
ingebrachte leerlingen bespreken en blijven volgen;
voorbereiding van de in het ZAT in te brengen leerlingen ;
alert blijven op risicoleerlingen van de interne zorglijst.
ZORG ADVIES TEAM: ZAT Het (externe) ZAT bestaat uit:
Zorgcoördinator (= voorzitter) Counselor Medewerker Bureau Jeugdzorg Schoolmaatschappelijk Werker (indien mogelijk) Schoolverpleegkundige Politie (jeugdrecherche) - op afroep Leerplichtambtenaar Teamleiders
De ambulant begeleider en de RT’er worden eventueel uitgenodigd als hier aanleiding voor is. In het ZAT worden leerlingen besproken waar de school zich dusdanige zorgen over maakt dat de expertise van externe instanties gewenst is om over mogelijke aanpak of oplossingen mee te denken en te adviseren. Alle deelnemers hebben beroepsgeheim en nemen de regels met betrekking tot de bescherming persoonsgegevens in acht. Het ZAT overlegt tien keer per jaar. De zorgcoördinator zit het overleg voor, draagt zorg voor de agenda en verspreidt deze een week voorafgaand aan het overleg. Toestemming van ouders is verplicht, tenzij het intern zorgoverleg heeft besloten om in het belang van het kind geen toestemming vooraf te vragen. Vanaf 16 jaar mag ook de jongere zelf toestemming geven. Doelen van het ZAT-overleg:
consultatie,
interventie-in-samenwerking,
verwijzing.
Het multidisciplinaire zorg- en adviesteam bekijkt vervolgens de situatie grondig van drie kanten, namelijk vanuit
de onderwijsbehoeften van de leerling; de handelingsvragen van de school; (eventueel) de handelingsvragen van de ouders.
Het ZAT inventariseert waar knelpunten zitten en wat goed gaat. Vervolgens formuleert men een aanpak. Deze kan bestaan uit een aanvullend onderzoek, licht ambulante hulp voor ouders en/of leerling, een indicatie voor speciaal onderwijs en/of de voorbereiding op toeleiding naar het Bureau Jeugdzorg.
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
13
Na het ZAT-overleg vindt door de zorgcoördinator verslaglegging plaats in een aparte map in Magister en eventueel in het leerling-dossier, waaruit blijkt
welke besluiten er genomen zijn;
welke functies er zijn ingezet;
welke activiteiten er zijn ondernomen, wanneer en door wie;
welke afspraken er met leerlingen en ouders zijn gemaakt;
wie het voortouw heeft genomen.
Op de volgende ZAT-vergadering wordt gekeken of alle afspraken zijn nagekomen. VAARDIGHEDEN EN COMPETENTIES Bij een goede zorgstructuur is het belangrijk dat iedereen die een functie heeft binnen dit proces optimaal geïnformeerd is over wat er van hem of haar binnen de functie verwacht wordt. Hiertoe dienen duidelijke taakomschrijvingen. Daarnaast moeten alle betrokken partijen goed geïnformeerd worden en moet er ruimte zijn voor vragen over de invulling en scholing/training. Een aantal docenten heeft door hun achtergrond, interesses, talenten en ervaring al een bepaalde affiniteit met de zorg en/of het voeren van gesprekken. Belangrijk is dat er geïnvesteerd blijft worden in het creëren van een gedeeld referentiekader. Met andere woorden: de neuzen moeten dezelfde kant op staan. Dit is gemakkelijker aansturen en daardoor wordt ook duidelijker wat er van iedereen wordt verwacht. Jaarlijks moet bekeken worden welke acties er op dit punt nodig zijn. Daarbij is het ook wenselijk dat de mensen die zorgtaken hebben, zoals bijvoorbeeld de mentoren en teamleiders, hier op geschoold zijn of worden. BASISHOUDING Naast een sociale, betrokken en open houding vraagt de zorg ook zeker een bepaalde zakelijke houding. Het gaat erom leerlingen “op het juiste moment, op de juiste plek” te krijgen. Regelmatig wordt betrokkenheid overbetrokkenheid, wat vervolgens resulteert in een minder effectieve zorg. Het is fijn als een leerling goed en positief contact met zijn mentor heeft. Op het moment dat er inhoudelijk niet door de juiste mensen aan het probleem gewerkt kan worden, wordt er meer gebroken dan geheeld. Ook het beloven van geheimhouding is een serieuze valkuil. Sommige leerlingen en/of hun ouders doen dit beroep op docenten en mentoren. Belangrijk is dat er breed geïnvesteerd wordt op een bewustwording die deze valkuil ondervangt. Hierin is een dubbel verantwoordelijkheidsbesef gevraagd; aan de ene kant van de mentor en/of vakdocent die scherp moet zijn op het moment wanneer een zorgleerling een zorgtraject nodig heeft en aan de andere kant van de teamleider die een mentor/vakdocent hier kritisch op bevraagt en aanstuurt. Openheid en transparantie zijn hierbij van groot belang. NIEUWE LEERLINGEN: INTRODUCTIE IN DE SCHOOLCULTUUR Alle brugklasleerlingen die vanuit de basisschool binnenkomen, krijgen meteen aan het begin van het schooljaar een programma aangeboden (bijvoorbeeld tijdens een mentoruur of studieles) waarin ze worden ingewijd in de regels, gewoonten en gebruiken op de school. De leerlingen nemen dit in hun bagage mee en weten hoe “het hoort” op school. Ze kunnen hier ook op aangesproken worden. Zo zorgen we ervoor dat de schoolcultuur blijvend sociaal en gezond is.
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
14
WIE IS WIE? SCHOOLINTERNE ZORG Zorgcoördinatoren R
Janoes Vermeijden, aanwezig dinsdagochtend, donderdagmiddag en vrijdag,
[email protected],
V
Hanane El Mokaddem, aanwezig maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag (extra voor de trainingen op donderdag),
[email protected],
Y
Heleen Verdoorn, aanwezig maandag, dinsdag en woensdag,
[email protected],
Counselors R
Hanane El Mokaddem, aanwezig maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (extra voor de trainingen op donderdag),
[email protected],
V
Hanane El Mokaddem, aanwezig maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (extra voor de trainingen op donderdag),
[email protected],
Y
Bob Lops, aanwezig dinsdag, woensdag en donderdag,
[email protected],
Remedial Teaching R
Jeanette de Hoogd, aanwezig maandag tot en met donderdag
[email protected]
V
Carmen Dennen, aanwezig maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag
[email protected],
Y
Daniëlle Kortekaas, aanwezig maandag tot en met vrijdag,
[email protected]. en Sheila de Koning
[email protected]
Faalangstreductie Er is deels expertise in huis voor faalangstreductietraining. Op R is dat Ariane Geurts en op Y Bob Lops. Eventueel wordt het ingekocht, bijvoorbeeld bij Florence.
Gedragstrainingen Hanane el Mokaddem verzorgt voor de locaties V en R aparte gedragstrainingen. Meer informatie hierover is opgenomen in bijlage 2. Vertrouwenspersonen (leerlingen) De zorgcoördinatoren zijn vertrouwenspersoon van de leerlingen op hun resp. locaties. Vertrouwenspersonen (medewerkers) Als interne vertrouwenspersoon voor de medewerkers zijn aangezocht:
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
15
R
Deodaat Peters,
[email protected]
V
Hanane el Mokaddem,
[email protected]
Y
Bob Lops,
[email protected],
REBOUND EN KNOOPPUNT Rebound is een voorziening voor leerlingen in het reguliere Voortgezet Onderwijs, die om verschillende redenen probleemgedrag vertonen. De leerling doorloopt een traject van maximaal 13 weken, blijft ingeschreven op de school van herkomst en gaat terug naar de school van herkomst. Rebound is erop gericht de motivatie van de leerling te vergroten en een positieve gedragsverandering te bewerkstelligen door middel van gedragstrainingen en een speciaal onderwijs- en lesprogramma. Tijdens het traject heeft de leerling een terugkomdag op school. De school draagt zorg voor de weektaken en de correctie van de weektaken. Gedurende het traject hebben de Rebound en de teamleider contact over de leerling en de voortgang. De aanmelding gebeurt digitaal via de ZAP-online site van het samenwerkingsverband. Adressen Rebounds Rebound Centrum Herman Costerstraat 60 2571 PB Den Haag 070 - 336 01 77
[email protected] Coördinator: Ellen Zeldenrijk Rebound Rijswijk Kerklaan 59 2282 CE Rijswijk tel: 070-3030197 email:
[email protected] Rebound Zuidwest Kenenburg 6-8 2532 TZ Den Haag 070 – 3884161
[email protected] Coördinator: Wim van Brakel Het Knooppunt is een voorziening voor leerlingen in het Voortgezet Onderwijs, die ernstig probleemgedrag vertonen en voor wie de school van herkomst naar alle waarschijnlijkheid geen passend aanbod meer heeft. Dit kan ook gelden voor leerlingen die naar het oordeel van de school in aanmerking komen voor een cluster 4 beschikking (of al in het indicatietraject voor cluster 4 zitten), maar nog geen indicatie van de Commissie voor Indicatiestelling hebben gekregen. Deze leerlingen keren, na aanmelding, dus ook niet meer
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
16
terug naar de school van herkomst. De school blijft wel verantwoordelijk tot na plaatsing op een andere school. Een belangrijk uitgangspunt van Het Knooppunt is om een onderwijsvoorziening te zijn waar leerlingen zich veilig voelen en van waaruit leerlingen ondersteuning en perspectief geboden wordt om een vervolgtraject binnen het onderwijs te kiezen dat het beste bij hen aansluit. Het Zorg Advies Team (ZAT) van de school meldt een leerling, die doorverwezen wordt naar het Knooppunt, digitaal aan bij het Loket Instroom. De aanmeldingsprocedure is toegankelijk via de website van het Samenwerkingsverband Zuid Holland West. Per 1 januari 2011 moet de aanmelding verlopen via ZAP-online. Het Loket Instroompunt controleert of er voldoende gegevens zijn om een besluit te kunnen nemen. Indien er gegevens ontbreken wordt er contact opgenomen met de zorgcoördinator van de betreffende school. De zorgcoördinator dient de ontbrekende gegevens zo spoedig mogelijk aan te leveren. Adresgegevens het Knooppunt De Gheijnstraat 51 2526 NL Den Haag Telefoon 070-3626548 Fax 070-3230159
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
17
STROOMSCHEMA ZORGTRAJECT ATLASONDERWIJSGROEP probleemleerling
mentor
teamleider
IZO (Intern Zorg
ZAT (Zorg
zorgcoördinator
Overleg) Vz: Zorgcoördinator Teamleider (Counselor) (Schoolmaatschappelijk Werker)
Adviesteam)
Problematiek te ernstig
oplosbaar binnen de school
Vz: Zorgcoördinator Jeugdhulpverlener BJZ Leerplichtambtenaar Verpleegkundige Politie (op afroep) Schoolmaatsch. Werk Teamleider
doorverwijzing naar
Interne zorg Counseling Remedial Teaching Gedragscursus SoVa training Faalangsttraining Schoolmaatschappelijk werk
Indien niet opgelost: nader overleg
Externe zorg Begeleiding BJZ, JIT, KIT Alg. Meldpunt Kindermishandeling Gezinscoach Rugzakbegeleiding (ambulant) Jutters
Probleem opgelost of hanteerbaar
Reboundvoorzieningen Rebound Knooppunt Op de rails
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
18
Lijst externe partijen Rijswijks Lyceum
Lijst externe partijen Rijswijks Lyceum
Bureau Jeugdzorg, vestiging Den Haag Zuid/Rijswijk, Marjorie Amzand Neherkade 3054, 2521 VX Den Haag, Tel. (070) 308 29 99
[email protected] Centrum Jeugd en Gezin Rijswijk Karel Doormanlaan 155 2283 AL Rijswijk Tel. (088) 054 99 00 (lokaal tarief)
[email protected] Leerplicht Den Haag Cilla Rijnbeek, leerplichtambtenaar Gemeente Den Haag Dienst OCW/afdeling Leerplicht tel: 070-3535396
[email protected] Leerplicht Rijswijk Marion van Es, Leerplichtambtenaar Rijswijk Tel. 070 3261156
[email protected] GGD Rijswijk Lien Wienen, arts Annemarie Buitenhuis, jeugdverpleegkundige Karel Doormanlaan 155, 2283AL Rijswijk Tel. 079 3430888
[email protected] [email protected] Jeugdrecherche Politie bureau Rijswijk Kim Bousche: 06-46390114 Paul Rutten: 06-53492401 Manon van der Kooi en Remco de Gees, jeugdrechercheurs tel: 0900-8844 / 06-55389408
[email protected] Help het onderwijs ontzorgen van Jeugdformaat Contactpersoon Maaike Zuidgeest Postbus 1187, 2280 CD Rijswijk Tel. 06-21820687
[email protected]
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
19
Mentaal Beheer Den Haag Rijswijkseweg 84, 2516 EH Den Haag Tel. 08-80104451 Samenwerkingsverband Zuid-Holland West Elise de Mari, Orthopedagoog Loket Instroom Samenwerkingsverband Binckhorstlaan 145, 2516 BA Den Haag T 070 3156364 F 070 3156369 E
[email protected] www.swvzhw.nl Schoolmaatschappelijk werk Jeugdformaat Margreet Louissen Waldeck Pyrmontkade 872F, 2518 JS Den Haag Tel. 070-3105630
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
20
Lijst externe partijen Van Vredenburch College BJZ, Manuela Boers, medewerker toegang Bureau Jeugdzorg Den Haag Zuid / Rijswijk Tel. 070-3082972 / 070-3082971
[email protected] Leerplicht Den Haag Latifa Zoundri, leerplichtambtenaar Gemeente Den Haag Dienst OCW/afdeling Leerplicht tel: 070-3533907
[email protected] Leerplicht Rijswijk Marion van Es, Leerplichtambtenaar Rijswijk Tel. 070 3261156
[email protected] GGD Rijswijk Lien Wienen, arts Nienke Hollegien, verpleegkundige Karel Doormanlaan 155, 2283AL Rijswijk Tel. 079 3430888
[email protected] Help het onderwijs ontzorgen van Jeugdformaat (OJ) Contactpersoon Anne van `t Land – de Vos Postbus 1187, 2280 CD Rijswijk Tel. 06-21820687
[email protected] Mentaal Beter Den Haag Rijswijkseweg 84, 2516 EH Den Haag Tel. 08-80104451 JIT Noord (voor de wijken Schilderswijk, Transvaal en Centrum) Hobbemastraat, 2526 JG Den Haag T 070- 3028005 F 070-4279885
[email protected] JIT Zuid (Voor de wijken Escamp, Laak, Loosduinen, Segbroek, Duindorp, Scheveningen, Haagse Hout, Wateringse Veld, Ypenburg en Leidschenveen) Soesterbergstraat 127, 2546 XP Den Haag T 070- 3364710 F 070- 3364720
[email protected] JIT de Uitdaging, T 070-3364710 Opvoeden in de buurt (jeugdformaat) Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
21
Leggeloostraat 85 , 2541 HR Den Haag T 070 – 3080420
[email protected] Schoolmaatschappelijk werk Jeugdformaat Margreet Louissen Waldeck Pyrmontkade 872F, 2518 JS Den Haag Tel. 070-3105630 Compact + Veurse Achterweg 24 2264 SG Leidschendam Tel: 070-4442201 Email:
[email protected] De Opvoedpoli Den Haag Prinsengracht 126, 2512 GD Den Haag tel: 070-3883120 Rebound Rijswijk Kerklaan 59 2282 CE Rijswijk tel: 070-3030197 email:
[email protected] Contactpersoon: Karin Sauer
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
22
Lijst externe partijen Lyceum Ypenburg GGD Den Haag Hanna Tubbing, schoolarts,
070- 353.91.50 Yorinde de wit, verpleegkundige 070 -353.91.50
[email protected] [email protected]
Leerplicht Den Haag
Erika van Putten, leerplichtambtenaar 070 - 353.96.22 / 06 52 48 62 41
[email protected]
Leerplicht Pijnacker- Nootdorp Nancy Rietveld 015 3626473
[email protected]
Leerplicht Rijswijk Marion van Es, Leerplichtambtenaar Rijswijk Tel. 070 3261156
[email protected]
Bureau Jeugdzorg Leidschendam-Voorburg Vanja Schnetz 070-300.55.00
[email protected]
Wijkagent Rick Verschoof 070-4245588 06 52529964
[email protected] Rechercheur jeugdzaken Annemieke Brons 070-4245588 06 15269052 070-4245531 Fax
[email protected]
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
23
Begeleiding bij Studie en Autisme Paula Beekhuizen 06 - 16127621
[email protected] website: www.paulabeekhuizen.nl
Stichting Pleijsierschool, Ambulant begeleider Arie- Wout Littel, PAB begeleider 06 -14452731
[email protected]
Rijswijk/bemoeizorgverpleegkundige JGZ Zorgregisseur 0-12 jaar Hanneke van Zweden 079-3435496 / 06-22234139
[email protected]
Samenwerkingsverband Zuid-Holland West Loket Instroom Ruth Judels 070-3150040
[email protected] JIT Zuid (Voor de wijken Escamp, Laak, Loosduinen, Segbroek, Duindorp, Scheveningen, Haagse Hout, Wateringse Veld, Ypenburg en Leidschenveen) Soesterbergstraat 127, 2546 XP Den Haag T 070- 3364710 F 070- 3364720
[email protected] JSO Opvoedsteunpunt Ypenburg Nelleke den Helder 070 3196060
[email protected]
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
24
Bijlage 1
Protocol Zorg- en adviesteams voortgezet onderwijs
1. Inleiding Op grond van de Wet op het VO is overal in het gebied van het SWV Zuid-Holland West samen met de ketenpartners BJZ, JGZ en de afdeling Leerplicht een zorgstructuur ingericht voor alle leerlingen. Centraal hierin is het Zorgadviesteam (ZAT), waarin de genoemde partners participeren. Met hen zijn duidelijke afspraken gemaakt over wat verwacht kan worden van alle leden van dit multidisciplinaire team. In de afgelopen periode hebben we dit verwoord in een conceptprotocol. Dit protocol moet duidelijkheid geven aan de organisaties en aan de deelnemers van het ZAT met welk mandaat ieder lid deel uit maakt van dit team en wat de taken en werkwijze zijn. Het protocol is opgesteld in overeenstemming met de gemeentelijke visie op een sluitende zorgstructuur. Hier in staat centraal dat jeugdigen en hun gezinnen beter en sneller worden geholpen, zowel als het gaat om preventieve zorg als om gerichte zorg voor kinderen die met problemen kampen. Een aantal elementen uit deze visie is terug te vinden in dit protocol: De sluitende zorgstructuur die de gemeente heeft ontwikkeld gaat uit van een éénduidige en heldere structuur voor casusoverleg. Dus geen overbodige netwerken. Daarom is gekozen voor het uitgangspunt dat in de ZAT’s alle zorgleerlingen worden besproken die ingeschreven staan op de school. Dit betekent dat leerlingen die op school (nog) geen problemen veroorzaken maar wel daar buiten door iedere deelnemer van het ZAT kunnen worden aangemeld voor bespreking. Het gaat hier niet om zware overlast gevende jongeren. Deze worden in eerste instantie besproken binnen de teams voor groepsgewijze overlast aanpak. In het protocol wordt een begin gemaakt met het aanwijzen van een zorgcoördinator. Dit sluit aan bij het Haagse motto: één kind, één plan, één zorgcoördinator. Het impliceert, daar waar het kan, één gezamenlijk plan voor alle problemen met één aanspreekpunt voor de jongere/het gezin, de hulpverleners en de scholen: de zorgcoördinator. De gemeente streeft naar sluitende afspraken over zorgcoördinatie (wie, wat en hoe) met partijen in het voorjaar van 2009. Deze afspraken zullen op dat moment vertaald worden naar dit protocol. De gemeente voorziet in gezinscoaches. Deze opereren vanuit het CJG. De Zorg- en adviesteams kunnen een beroep doen op de gezinscoaches t.b.v. zorgcoördinatie als er sprake is van multiproblematiek rondom een zorgleerling. De gezinscoach zorgt ook voor informatie overdracht tussen school en externe hulpverlening. De zorgcoördinatoren op de scholen kunnen hier mee worden ontlast. Wanneer problemen niet via ZAT en gezinscoaching kunnen worden opgelost kan de jeugdregisseur door het ZAT worden ingeschakeld. De jeugdregisseur zoekt in vastgelopen casuïstiek naar oplossingen en kan indien nodig opschalen naar een hoger management of bestuurlijk niveau1. Om optimale resultaten te kunnen behalen voor jeugdigen is het van belang dat de ZAT’s goed zijn ingebed in de structuur van zorg op de scholen. En dat de ZAT’s en andere lokale zorgstructuren zoals de Centra voor Jeugd en Gezin optimaal aansluiten op elkaar.
-
-
-
-
-
2. Missie
1
De jeugdregisseur handelt binnen het kader van het model sluitende zorgstructuren 0-23 jaar waar alle partijen mee hebben ingestemd.
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
25
De partijen in het ZAT geven zichzelf de opdracht om te zorgen voor optimale zorg in en om de scholen, zodat jongeren optimaal ondersteund worden bij opgroeien en het halen van een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. Iedere school voor VO heeft een Zorg- en Advies Team (ZAT). Het is het orgaan waar besproken en bepaald wordt welke (externe) begeleiding voor een zorgleerling nodig is. Daarnaast is het een adviesorgaan voor de school met betrekking tot de begeleiding van de zorgleerlingen. Het ZAT bespreekt jongeren die ingeschreven staan op de school. 3. Doel van het Zorg- en adviesteam Uitgangspunt ZAT: Het gemeenschappelijke uitgangspunt van alle disciplines in het ZAT is om alle zorgleerlingen, ondanks de voor hen soms moeilijke omstandigheden, een zo optimaal mogelijke voorbereiding op hun toekomst te bieden. Dit is in het belang van de jongere zelf, maar ook in het belang van de maatschappij. Hoofddoel ZAT: Via een gezamenlijke inspanning bevorderen dat een leerling (op school ingeschreven jeugdige) zijn potentieel en mogelijkheden voor leren en maatschappelijk functioneren optimaal benut. We onderscheiden 2 subdoelen: -
bevorderen dat een zorgleerling optimaal is toegerust voor de leertaak en het functioneren op school en in de maatschappij; het tegengaan en voorkomen van spijbelen en voortijdig schoolverlaten en daarmee samenhangend het tegengaan en voorkomen van maatschappelijke uitval.
Om dit te bereiken wordt geïnvesteerd in: -
het versterken van de eigen zorgstructuur van de scholen; het organiseren van een vangnet bij dreigende uitval; het organiseren van een vangnet voor de leerling; zorgcoördinatie gericht op hulp en het behalen van een startkwalificatie.
4. Taak van het ZAT Het ZAT heeft de volgende taken: -
-
De problematiek rond een zorgleerling bespreken. Hypothesen formuleren die een mogelijke verklaring geven voor de problematiek. Op basis van de hypothesen worden oplossingsrichtingen en doelen geformuleerd zowel voor hulp als voor schoolgaan/gericht op het behalen startkwalificatie. Aanwijzen van een zorgcoördinator. Het ZAT kan besluiten om een gezinscoach van JGZ/GGD in te schakelen voor de zorgcoördinatie op het plan. De zorgcoördinator stelt een plan van aanpak op. In dit plan staan ook de afspraken over de uitvoering, met welke partijen (bijv. de school, zorginstellingen) maar ook met het gezin en de jongere. De voortgang van het plan en de interventies worden regelmatig geëvalueerd aan de hand van terugkoppeling door de zorgcoördinator. Op basis van de evaluatie kan het plan worden bijgesteld of gecontinueerd. Het ZAT evalueert jaarlijks haar werkwijze en functioneren. Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
26
-
Indien nodig andere disciplines uitnodigen voor bespreking. Een dossier wordt afgesloten als gericht zorg is ingezet.
5. Taken en werkwijze van de vaste deelnemers 5.1
Bureau Jeugdzorg Haaglanden
BJZ Haaglanden biedt het ZAT specifieke expertise. Het gaat om expertise bij ernstige opvoedings- en opgroeiproblemen, ontwikkelings- en persoonlijkheidsstoornissen, het signaleren van kindermishandeling en stelt vast of onderzoek naar de inzet van de jeugdbescherming noodzakelijk is. BJZ geeft prioriteit aan het beschermen van kinderen en heeft de ambitie om kwalitatief hoogwaardige hulpverlening te bieden in zaken waarin kinderen te maken hebben met onveiligheid en bescherming nodig hebben. Taken: -
-
-
-
-
-
-
-
Een maatschappelijk werker van de Toegang van BJZ is gekoppeld aan het ZAT van de school. Hij of zij geeft consultatie en draagt bij aan de multidisciplinaire oordeelsvorming over de ingebrachte casuïstiek, geeft gerichte handelingsadviezen en richt zich op vroegtijdige signalering van risicofactoren en problemen in de ontwikkeling van de jeugdige en in de thuissituatie. BJZ zal instrumenten rond risicotaxatie inzetten. BJZ brengt relevante informatie in over bij BJZ bekende cliënten aan de hand van het betreffende BJZ – dossier. BJZ verzorgt overeenkomstig de kaders van het VIB (Verbeterd Indicatietraject BJZ) de indicatietrajecten voor de geïndiceerde jeugdzorg. De intentie is zoveel mogelijk gebruik te maken van de informatie, beeldvorming en diagnostiek, welke verzameld is in het ZAT. Het indicatiebesluit of eventuele andere uitkomsten zullen altijd worden teruggekoppeld. BJZ zal actief en outreachend handelen in zaken die passen in de definitie ‘reageren op signalen van een derde’. Het gaat dan om door ZAT partners gesignaleerde zaken waar de veiligheid van jeugdigen in het geding is en bescherming geboden moet worden. BJZ (afdeling Toegang) biedt “casemanagement” bij geïndiceerde jeugdzorg. Het gaat hier niet om zorgcoördinatie, maar om een traject waarin wordt gevolgd of de geïndiceerde zorg ook (effectief) wordt geleverd. De inzet houdt concreet in: een persoonlijke overdracht van het indicatiebesluit aan de zorgaanbieder, een tussentijds contact met de zorgaanbieder halverwege de hulpverlening (dit geldt niet voor trajecten in de jeugd GGZ) en contact bij de afsluiting van de hulpverlening, waarbij wordt nagegaan of nazorg noodzakelijk is. Dan ook wordt vastgesteld of er nog een hulpbehoefte/hulpvraag is, die elders kan worden ondergebracht in de jeugdzorgketen. Zonodig zal BJZ deze zaken inbrengen in het ZAT. De maatschappelijke werker van de Toegang van BJZ legt verbindingen met maatschappelijk werkers van alle afdelingen van Bureau Jeugdzorg: Toegang, Advies en Meldpunt Kindermishandeling, Crisisinterventieteam, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. Al deze werksoorten verhouden zich samenwerkingsgericht ten opzichte van het ZAT. De Jeugdbescherming en de Jeugdreclassering bieden toezicht en zorgcoördinatie vanuit een justitieel kader. BJZ is eigenaar/verantwoordelijk van het netwerk Kindspoor / Zorgmeldingen. In deze zaken wordt een intensieve werkwijze toegepast en er worden instrumenten rond risicotaxatie ingezet. Zo nodig zullen Kindspoorzaken en Zorgmeldingen in het ZAT worden ingebracht zodat afstemming met het zorgaanbod van de ketenpartners wordt gerealiseerd. BJZ verzorgt aanmeldingen bij het Crisisinterventieteam als er sprake is van een acute en ernstige bedreiging van de jeugdige en onmiddellijke hulp geboden moet worden of meldt bij de Raad voor Kinderbescherming als er levensbedreigende omstandigheden zijn of wanneer er een gezagsvacuüm is ontstaan. BJZ geeft voorlichting over de mogelijkheden en de werkwijze van de Toegang, de Jeugdbescherming, de Jeugdreclassering, Advies en Meldpunt Kindermishandeling, de Raad voor de Kinderbescherming en de Zorgaanbieders. Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
27
-
-
5.2
Alle afdelingen van BJZ zullen indien nodig actief casussen in het ZAT inbrengen als de hulpverlening met de ketenpartners afgestemd, ondersteund of overgenomen moet worden. Bij het realiseren van het éne plan (door maatschappelijk werkers van de jeugdbescherming en Jeugdbescherming), positioneert BJZ de teamleider van haar afdelingen dicht bij het primair proces. Indien nodig kunnen zij betrokken worden als er stagnaties plaatsvinden bij de totstandkoming van het plan. Afdeling Leerplicht
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Leerplichtwet ligt bij de gemeente. De leerplichtambtenaar ziet erop toe dat ouders, leerlingen en scholen de Leerplichtwet naleven. Meldingen van schoolverzuim worden in behandeling genomen en er wordt naar gestreefd schooluitval en schoolverzuim terug te dringen. In het ZAT heeft de leerplichtambtenaar als specifieke taak: -
-
In teamverband leerlingen met problemen bespreken en constructief meedenken en adviseren vanuit de eigen discipline waardoor de mogelijkheden tot het oplossen van het probleem van de leerling worden vergroot; Inbrengen van signalen over jongeren als daar aanleiding toe is; Verzamelen van relevante informatie over leerlingen met betrekking tot verzuimgedrag; Optreden als casemanager· als verzuim of dreigende uitval in de gesignaleerde problematiek centraal staat; Na bespreking van verzuimproblematiek in het ZAT kan de leerplichtambtenaar besluiten in contact te treden met jongere en/of ouders of op huisbezoek te gaan; Nadere afspraken maken met de school over jongeren die via het ZAT worden gevolgd; Bemiddelen bij een betere en snellere verwijzing naar hulpverlenende instanties of andere instellingen.
Met andere woorden: 5.3
De leerplichtambtenaar heeft een goede kennis van de sociale kaart en denkt mee over vervolgstappen, heeft een adviserende rol m.b.t. vervolgtrajecten; De leerplichtambtenaar geeft uitleg over de Leerplichtwet, geeft aldus het wettelijk kader aan en stelt grenzen; In het kader van de Leerplichtwet worden ook de regels rond het schorsen en verwijderen besproken en uitgelegd; De leerplichtambtenaar heeft een meewegende stem bij verwijzing naar Rebound of Knooppunt; De leerplichtambtenaar doet voorafgaand aan het ZAT, dossieronderzoek naar de aangemelde leerlingen en eventuele broers en zussen; De leerplichtambtenaar draagt in het ZAT samen met de partners een gedeelde verantwoordelijkheid. Productgroep Jeugdgezondheidszorg/GGD
De jeugdgezondheidszorg heeft op grond van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) als doel het bevorderen, beschermen en beveiligen van de lichamelijke, cognitieve, sociale en geestelijke gezondheid en ontwikkeling van de jeugd. In de WPG zijn de volgende taken beschreven: -
Monitoring. Signalering. Inschatten van de zorgbehoefte. Screening en vaccinaties. Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
28
Voorlichting, advies, instructie en begeleiding. Beïnvloeding van gezondheidsbedreiging. Zorgsystemen, netwerken, overleg en samenwerken. Het deelnemen van een JGZ-medewerker aan het ZAT valt onder deze laatste taak. De JGZ-medewerker biedt tevens toegang tot de andere taken.
-
De verantwoordelijkheid voor de jeugdgezondheidszorg ligt bij de gemeente. De uitvoering in de schoolleeftijd gebeurt door de GGD. De GGD komt in contact met alle jongeren wanneer het preventieve gezondheidsonderzoek plaatsvindt op de leeftijd van 5,5 jaar door de jeugdarts, 10 jaar en tweede klas VO door de verpleegkundige. Tijdens dit contactmoment vindt er naast een lichamelijk onderzoek een gesprek plaats gericht op psychosociale ontwikkeling van de jongere en zijn/haar leefgewoonten. In het ZAT heeft de JGZ-medewerker als specifieke taak: Het signaleren van in het bijzonder sociaal-medische problematiek waardoor een leerling niet optimaal functioneert op school; Het leveren van een bijdrage in de vorm van consultatie op sociaal-medisch gebied; Het zonodig inwinnen van relevante medische informatie en / of het consulteren van de behandelend medisch specialist; Het geven van advies vanuit de eigen disciplines; Het zonodig coördineren en integreren van hulpverlening aan de bij het ZAT; ingebrachte leerling.
-
Daarnaast zijn binnen JGZ/GGD de gezinscoaches gepositioneerd. De gezincoaches leveren toeleiding naar zorg voor zorgmijders en leveren zorgcoördinatie bij meervoudige problematiek in gezinnen waartoe zorgleerlingen behoren. Ten behoeve van het ZAT heeft de gezinscoach de volgende specifieke taken: Kennis nemen van de aangeleverde informatie vanuit het ZAT over de zorgleerling; Neemt contact op met het gezin en vult zonodig de informatie aan; Inventariseert de zorgbehoefte; Neemt contact op met betrokken of nog te betrekken hulpverleners; Stelt een gezamenlijk hulpverleningsplan op; Bewaakt de voortgang van de hulpverlening en rapporteert zo nodig naar partners in het ZAT over voortgang hulpverlening
5.4
VO School
Taak school: De school zorgt voor de randvoorwaarden waaronder een ZAT goed kan functioneren: een voorzitter, een zorgcoördinator, een goed functionerende zorgstructuur op school waar het ZAT onderdeel van is, goede/accurate, degelijke dossiervorming over te bespreken leerlingen. De zorgcoördinator op de school is ook voorzitter van het ZAT. Taak vertegenwoordiger van de school
2
in het ZAT:
Procesmatig:
2
De school wordt in het ZAT normaliter vertegenwoordigd door de zorgcoördinator. De school kan er ook voor kiezen om naast de zorgcoördinator een ander persoon uit de eigen organisatie aan te wijzen als voorzitter.
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
29
-
-
Het voorzitterschap van het ZAT. Opstellen en versturen agenda ZAT. De agenda moet uiterlijk een week voor de vergadering bij de leden zijn. De agendapunten moeten zo uitgewerkt zijn, dat de leden weten wat op de vergadering van hen verwacht wordt. Draagt zorg voor melden van leerlingen in het ZAT.
Inhoudelijk: -
De zorgcoördinator is contactpersoon voor externe hulpverleners. Contactpersoon voor externe aanmelders. Draagt zorg voor een accuraat/degelijk dossier t.b.v. eerste bespreking van aangemelde leerling door de school. Inhoud geven aan samenhang en samenwerking partners ZAT. Overleg en terugkoppeling naar de interne zorg van de school. Doen van beleidsvoorstellen voor de interne zorg van de school.
6. Zorgcoördinator (te onderscheiden van de zorgcoördinator van de school) De zorgcoördinator kan één van de leden van het ZAT zijn3. Wanneer een gezinscoach wordt ingeschakeld is deze de zorgcoördinator. Taken van de zorgcoördinator: -
Schrijft plan van aanpak; Bewaken van afspraken in het ZAT; Terugkoppeling naar het ZAT; Monitoring en evaluatie op grond van format en door scholen en instellingen aan te leveren informatie; ‘Spin in het web’ in het netwerk met de partners.
7. Jeugdregisseur De jeugdregisseur is een onafhankelijk opererende gemeentelijke functionaris die in vastgelopen casuïstiek of stroef lopende samenwerking ketenpartners op management en bestuurlijk niveau aanspreekt op hun functioneren. De gemeente maakt sluitende afspraken met CJG-partners, relevante lokale partijen en het Stadsgewest Haaglanden over het komen tot een totaalplan per gezin met één aanspreekpunt (zorgcoördinator) voor het gezin en betrokken hulpverleners. De jeugdregisseur ziet er op toe dat deze systeemafspraken in de praktijk worden nageleefd. De jeugdregisseur wordt ingeschakeld door: -
de (school)zorgcoördinator als zorgcoördinatie niet kan worden belegd; door de zorgcoördinatie als de uitvoering van het hulpverleningsplan stagneert; door de aanmelder/indiener als de uitvoering van het plan geen effect sorteert.
8. Gespreksprocedure De volgende gespreksprocedure wordt in het ZAT gebruikt: 3
1
De gemeente streeft naar afspraken met partijen over zorgcoördinatie (wie en wat) in voorjaar 2009. Dit kan aanleiding zijn voor bijstelling van dit protocol.
In mei 2008 hebben de gemeente Den Haag, Bureau Jeugdzorg Haaglanden en het Stadsgewest Haaglanden hierover bestuurlijke afspraken gemaakt, die in een convenant zijn vastgelegd.
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
30
-
vraag van de inbrenger; vraaganalyse (klacht- en probleemanalyse); diagnostisch beeld; beslissing over te volgen acties opstelling van een interventieplan inclusief taakverdeling van partijen ( zo nodig ook die van ouders en jongeren zelf;) en afspraken over terugkoppeling; besluitvorming over en toewijzen van zorgcoördinatie; uitvoering van een interventieplan; evaluatie van de interventie.
Deze procedure is lineair weergegeven maar in de praktijk is het zo dat de stappen kunnen worden herhaald, de volgende stap kan worden gezet of er kan terug gegaan worden naar de beginstap. Vaak is het een cyclisch proces waarbij de evaluatie leidt tot een (ver)nieuw(d)e procedure.
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
31
Bijlage 2 Gedragstrainingen Van Vredenburch College en Rijswijks Lyceum
Voor wie Leerlingen die een tekort hebben aan vaardigheden. Ze hebben moeite om zich op een adequate manier te uiten, hun grenzen aan te geven en problemen met autoriteiten. Ze hebben vaak een laag zelfbeeld / zelfinzicht en ervaren daardoor problemen in de sociale omgang met anderen. De redenen van het niet beheersen van deze vaardigheden kunnen verschillende oorzaken hebben. Bijvoorbeeld: zij hebben geen goed voorbeeld gehad, worden snel boos, lage intelligentie, angst en/of een laag zelfbeeld, geen inzicht in eigen gedrag en de gevolgen die dat met zich mee brengt, snel beïnvloedbaar en moeilijk om kunnen gaan met groepsdruk. Locatie De trainingen worden gegeven op het van Van Vredenburch College en het Rijswijks Lyceum. Aanmelding De mentoren zien bepaald gedrag van de leerling en houden de teamleiders hiervan op de hoogte. De teamleider bespreekt met de zorgcoördinator of de leerling geschikt is voor de training of eventueel andere hulp nodig is. Als wordt bepaald dat de leerlingen een training nodig heeft wordt toestemming aan ouders gevraagd. Dit moet ook op papier staan, om misverstanden te voorkomen. Start Aan het begin van de training vindt er een kennismakingsgesprek plaats. Dit is een individueel gesprek met ouders en leerling. In het gesprek wordt aandacht besteed aan het geen waar de leerling tegenaan loopt en wat hij / zij wil leren. Daarnaast wordt er ook informatie gegeven over de training. Duur De training wordt één keer in de week gegeven op een doordeweekse dag. De training heeft een duur van 12 weken, waarvan 10 trainingsbijeenkomsten, een week startgesprek en een week eindevaluatie. De trainingsbijeenkomst heeft een duur van 1,5 uur. De groep bestaat uit maximaal 6 deelnemers en wordt begeleid door de trainer. Naast de training krijgen de leerlingen een mentorgesprek. In het mentorgesprek worden onderwerpen besproken die niet aanbod komen in de training. Ook wordt er aandacht besteed aan hoe het gaat met het toepassen van het geleerde in het dagelijkse leven. Na vijf bijeenkomsten wordt er een evaluatie gehouden met de leerlingen. In het evaluatiegesprek wordt besproken hoe het tot nu toe gaat. Ook worden doelen eventueel bijgesteld. Aan het eind van de training wordt een verslag gemaakt. Dit verslag wordt met ouders, school en de trainer besproken. Ook wordt er gekeken of er eventueel andere zorg nodig is. De leerlingen krijgen bij voldoende deelname, voldoende inzet en afhankelijk van gedrag op school een certificaat. Er wordt wekelijks een verslag gemaakt van de bijeenkomst. Inhoud Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
32
De trainingen worden gegeven met afwisselende werkvormen. Door het uitproberen van nieuw gedrag in een beschermende groep krijgen ze positieve reacties, waardoor ze meer zelfvertrouwen krijgen. Naast dat de leerlingen vaardigheden en technieken leren van de trainer, leren zij ook van elkaar. De leerlingen ondervinden ook steun bij elkaar. De leerlingen leren inzicht krijgen in hun eigen gedrag en wat de eventuele consequenties zijn van hun gedrag. Hierdoor leren zij dat sommige gebeurtenissen niet te veranderen zijn, wel hoe je met de gebeurtenissen omgaat. Leerlingen leren regels en afspraken in het sociale verkeer kennen en toepassen in alle daagse situaties. Het zij thuis, op school, buiten of op het werk. Naast het gedrag wordt er ook aandacht besteed aan studievaardigheden zoals, agendabeheer, huiswerk, plannen, enz. De verschillende Trainingen 1.
Sociale vaardigheidstraining Sociale vaardigheidstraining is voor leerlingen die een tekort hebben aan vaardigheden in de sociale omgang. Zij pakken dingen onhandig/inadequaat aan. Voorbeelden van vaardigheden die de deelnemers leren zijn: kennis maken, gesprekje voeren met anderen, iets bespreken, nee durven of kunnen zeggen, omgaan met kritiek, zowel het geven als het krijgen ervan, reageren op kwaadheid, opkomen voor je mening, omgaan met teleurstellingen en het uiten ervan, excuses aanbieden en aanvaarden, het geven en ontvangen van compliment en het nemen van afscheid.
2.
Assertiviteit / weerbaarheidtraining De leerlingen kunnen in sommige situaties niet voor zichzelf opkomen. Zij voelen zich soms onzeker over hun vaardigheden. Het zijn vaak niet-helpende gedachten en van daaruit ontstane gevoelens en/of negatieve leerervaringen, die maken dat zij onhandig/inadequaat reageren. Sommige leerlingen durven niet en tonen zich verlegen, teruggetrokken en/of meegaand. Waarbij de angst om te falen maakt dat ze de voor hen moeilijke sociale situaties uit de weg gaan. Anderen tonen zich juist bij voorbaat agressief en/of dominant. Slachtoffers van pesterijen of pesters. Deze leerlingen bereiken niet altijd wat ze eigenlijk willen bereiken.
3.
Boosheid onder controle De training is voor leerlingen die in sociale situaties hun gedrag onvoldoende onder controle hebben als zij boos en/of verdrietig worden. Zij reageren direct vanuit hun gevoel zonder daarbij rekening te houden met anderen of met zichzelf. Ze beleven en betrekken gedrag van anderen vaak negatief of op zichzelf. Het gebrek aan zelfinzicht en vaardigheden maakt dat ze vaak in de problemen komen met anderen. In de training wordt aandacht besteed aan hoe boosheid erbij jou uitziet en hoe kun je ervoor zorgen dat je je boosheid onder controle hebt. Je leert andere manieren om met je boosheid om te gaan.
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
33
4.
Moreelbesef De training bestaat uit drie componenten; sociale vaardigheden, omgaan met je boosheid en morele ontwikkeling. Deze leerlingen hebben problemen op verschillende gebieden. Ze kunnen moeilijk omgaan met groepsdruk, zijn snel beïnvloedbaar voor misdrijven zoals, stelen, vernielen en mishandelen (vechten). De training is gericht op hen vaardig te maken, leren zich beheersen in situaties wanneer zij zich bedreigd voelen, onrecht word aangedaan of verdrietig zijn. Ook worden er verschillende morele keuze situaties besproken, om zo de leerlingen proberen beter na te laten denken over de gevolgen van hun gedrag.
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
34
Bijlage 3
Expertise Lyceum Ypenburg
1.
Faalangstreductie training * Tijdens de cognitieve faalangstreductie training wordt er een onderzoek gedaan naar de mogelijke oorzaken van deze angst. Leerlingen worden via het zogenaamde G-schema (Gebeurtenis, Gedachte, Gevoel, Gedrag, en Gevolg) bewust gemaakt van hun huidige en gewenste ervaringen. Ook aan de herkadering van negatieve naar positieve gedachten wordt uitgebreid aandacht besteed. Door middel van onder andere ontspannings- visualisaties en ademhalings oefeningen wordt het zelfvertrouwen in het eigen kunnen verder gestimuleerd.
2.
Sociale vaardigheidstraining * Sociale vaardigheidstraining is voor leerlingen die een tekort hebben aan vaardigheden in de sociale omgang met docenten en/of klasgenoten. Zij pakken soms dingen onhandig/inadequaat aan. Voorbeelden van vaardigheden die de deelnemers leren zijn: kennis maken, gesprekje voeren met anderen, iets bespreken, “nee” durven zeggen, omgaan met kritiek, zowel het geven als het krijgen ervan, reageren op kwaadheid, opkomen voor je mening, omgaan met teleurstellingen en het uiten ervan, excuses aanbieden en aanvaarden, het geven en ontvangen van compliment en het nemen van afscheid. Tevens wordt er een inventarisatie van persoonlijke kwaliteiten gemaakt.
3.
Echtscheiding Er zijn leerlingen die zich tijdens de scheiding van hun ouders onder andere beklemd voelen. Zij ervaren vaak ook loyaliteitsproblemen. De counselor probeeert via individuele gesprekken met de leerling in kaart te brengen hoe om te gaan met deze nieuwe situatie.
4.
Agressief gedrag en omgaan met boosheid Sommige leerlingen hebben in sociale situaties hun gedrag onvoldoende onder controle als zij boos en/of verdrietig zijn. Zij reageren direct vanuit hun gevoel zonder daarbij rekening te houden met anderen of met zichzelf. Ze beleven en betrekken het gedrag van anderen vaak negatief of op zichzelf. Het gebrek aan zelfinzicht en vaardigheden maakt dat zij vaak in de problemen komen met anderen. In de counseling wordt aandacht besteed aan hoe zij precies boosheid ervaren en hoe zij ervoor kunnen zorgen dat zij de boosheid onder controle kunnen hebben. De leerling leert andere manieren om met boosheid om te gaan en eerder grenzen aan te geven.
5.
Pesten en gepest worden Veel leerlingen kunnen in sommige situaties niet goed voor zichzelf opkomen. Zij voelen zich soms onzeker over bijvoorbeeld hun vaardigheden. Het zijn vaak niet-helpende gedachten en van daaruit ontstane gevoelens en/of negatieve leerervaringen die maken dat zij onhandig of inadequaat reageren. Sommige leerlingen zijn verlegen, teruggetrokken en/of meegaand.
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
35
Anderen tonen zich juist bij voorbaat agressief en/of dominant in een groep. Slachtoffers van pesterijen of de pesters zelf bereiken niet altijd wat ze eigenlijk willen bereiken. Door middel van onder meer het driehoeksmodel worden rollen van zowel het slachtoffer, pester en toeschouwer(s) inzichtelijk gemaakt. Ook het aandeel van het slachtoffer zelf wordt duidelijker. Met behulp van onder ander sociale vaardigheden wordt het zelfvertrouwen vergroot, zodat de leerling effectiever met de pesters kan omgaan. Ook de pester leert dat hij zijn slachtoffer(s) niet nodig heeft om zich beter te voelen. Ook een groepsgesprek met alle betrokkenen behoort tot de mogelijkheden.
6.
Rouwverwerking Voor leerlingen die een dierbaar iemand hebben verloren zijn er individuele counselingsgesprekken. Hierin wordt gesproken over de ervaringen rond het overlijden en het verwerken ervan tijdens het rouwproces. Leerlingen krijgen onder andere tips voor het schrijven van een dagboek of het schrijven van een brief aan degene die overleden is.
7.
Paranormaal begaafde kinderen In de praktijk blijkt dat er steeds meer kinderen zogenaamde paranormale ervaringen hebben. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het zien van kleuren om mensen heen, het hebben van voorspellende dromen of het waarnemen van familieleden die inmiddels zijn overleden. Veelal ervaren kinderen dergelijke ervaringen als verwarrend, vooral ook als de omgeving er niet adequaat mee omgaat of er zelfs afwijzend op reageert. Veel kinderen voelen zich hierdoor onbegrepen. Door middel van een informatief gesprek over de begaafdheid worden de gebeurtenissen bijvoorbeeld herkaderd en leren de kinderen er (beter) mee omgaan. Ook door het toepassen van oefeningen kunnen bepaalde buitenzintuiglijke indrukken afnemen.
* Ook in groepsverband mogelijk.
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
36
Bijlage 4
Basis, breedte of diepte ondersteuning?
R: Rijswijks Lyceum, V: Van Vredenburch College; Y: Ypenburg Probleem/ Doelgroep ↓ LEREN, ONTWIKKELEN, WERKHOUDING Matige tot ernstige taalproblemen Matige tot ernstige rekenproblemen Nieuwkomers in Ned. Uitstroom lln. ISK Matige tot ernstige dyslexie Matige tot ernstige dyscalculie Onvoldoende/niet kunnen concentreren cq taakgericht werken Onvoldoende/niet kunnen plannen/organiseren Ernstige motivatieproblemen Schoolverzuim INTELLIGENTIE Licht verstandelijke beperking Disharmonisch intelligentieprofiel Hoogbegaafden Leerlingen met leerachterstanden ………………………………. SOCIAAL-EMOTIONEEL FUNCTIONEREN (1e opvang voor) lln. met soc.-emot. problemen, gelegen in de privésfeer (rouw, echtscheiding, seksualiteit) Lln. die sociaal slecht functioneren in een groep Faalangst en/of prestatieangst Ernstig spijbelgedrag Examenvrees Matige Concentratieproblemen Beperkt in staat om structuur in eigen werk aan te brengen Lichte tot gematigde autistische beperkingen (so-ciale interactie, commu-nicatie,stereotiep gedrag) Hyperactieve, ongeremde leerlingen Leerlingen die moeite hebben met grenzen accepteren Leerlingen die geen grenzen kennen
R Ba Br D
V Ba Br D
Y Ba Br, D
BA BA BA BA BR BR BA BR BA
BA BA BA BA BR BR BA BR BA
BA BA BA BA BA BA BA
BR BA
BR BA
BR BA
D BR BR BA
BR BR D BA
D BR BR BR
BA
BA
BA
Ba
BR
BA
BR BR BR BA BA
D D BR BA BA
BA BA BA BA BA
BR
BR
BR
BR BA
BR/D BA
BR BA
BR
BR
BR
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
BA
37
Leerlingen die moeite met autoriteit hebben Leerlingen die geen autoriteit erkennen Licht agressief gedrag t.o.v. docenten/medeleerlingen Ernstig agressief gedrag t.o.v. docenten/medeleerlingen Licht tot matig storend gedrag in het onderwijsleerproces Ernstig storend gedrag in het onderwijsleerproces Teruggetrokken, opvallend stille leerlingen Verslavingsproblematiek Leerlingen die geen contact kunnen leggen Leerlingen met seksueel grensoverschrijdend gedrag LICHAMELIJKE BEPERKINGEN, MEDISCHE ONDERSTEUNING Slechthorend Doof Slechtziend Blind Spraak- taalproblemen rolstoelafhankelijk Medicijnafhankelijk (moeten toegediend worden) Beperkt in staat tot eigen lichamelijke verzorging (moet ged. lichamel.verzorgd worden) OVERIGE Combinatie van leerachterstand en gedragsprobleem Nog ongespecificeerde leer- of gedragsproblematiek Leerlingen met een criminele achtergrond Leerlingen met gediagnosticeerde psychiatrische problematiek Leerlingen met een civiel rechterlijke achtergrond (pleeggezin/OTS etc.)
BR
BR
BA
BR/D BA
BR/D BA
BR BA
BR/D
BR/D
BR
BA
BA/D
BA
BR
D
BR
BA
BA
BA
D BA
D BR
BR BA
BR
BR
BR
BR D BR D D BA BR
BR/D D D D D BR BR
BR D BR D BR BA BA
D
D
D
BR
BR/D
D
BR
BR
BA
BR/D
BR/D
BR/D
BR/D
BR/D
BR
BR/D
BR/D
BA
R
V
Y
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
38
Bijlage 5
ANTI-PESTPROTOCOL ATLASONDERWIJSGROEP 8
RIJSWIJKS LYCEUM
VAN VREDENBURCH COLLEGE
LYCEUM YPENBURG
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
39
INHOUDSOPGAVE Inleiding ..............................................................................................................40 Pesten ................................................................................................................41
Wat is pesten? ......................................................................................... 41 Hoe wordt er gepest? ................................................................................ 41 Cyberpesten ........................................................................................................42
Hoe wordt er gepest? ................................................................................ 42 De gepeste leerling ...............................................................................................42
Mogelijke signalen van gepest worden (ook van belang voor ouders) .............. 43 De pester ............................................................................................................43
De meelopers en andere leerlingen .......................................................... 44 Het aanpakken van pesten......................................................................... 44 Het anti-anti-pestprotocol ......................................................................................44
Uitgangspunten ........................................................................................ 44 De vijfsporenaanpak .............................................................................................44 Het stappenplan na een melding van cyberpesten ....................................................45
Preventieve maatregelen ........................................................................... 46 Het anti-anti-pestprotocol ......................................................................................46 Het stappenplan na een melding van pesten ............................................................47
De mentor ............................................................................................ 47 De teamleider ....................................................................................... 47 Het anti-pestproject ..............................................................................................47
Schorsing ................................................................................................ 48 Schoolverwijdering ................................................................................... 48 De taak van vakdocenten........................................................................ 48 De rol van de zorgcoördinator/ counselor .................................................. 48 Bijlage 1 ..............................................................................................................49
Leidraad voor een gesprek met de gepeste leerling .................................... 49 Bijlage 2 ..............................................................................................................50
Leidraad voor een gesprek met een leerling die pest .................................. 50 Bijlage 3 ..............................................................................................................51
Tips voor leerlingen ................................................................................ 51 Bijlage 4 ..............................................................................................................52
Links voor bruikbare adressen bij cyberpesten........................................... 52
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
40
INLEIDING Vooraf Dit is het anti-pestprotocol van de Atlas Onderwijsgroep. Enerzijds bevat het richtlijnen bij geconstateerd pestgedrag, anderzijds staan er ook voorwaarden en activiteiten in die bij pesten kunnen voorkomen. Veel van wat er in dit boekje staat, wordt al meerdere jaren toegepast op onze scholen. In die jaren hebben we gemerkt, dat alles wat we willen doen voor onze leerlingen valt of staat bij de signalering en/of melding van pestgedrag. Dit protocol is erop gericht het schoolpersoneel, alle leerlingen en hun ouders op de hoogte te brengen van alles wat de Atlas Onderwijs Groep wil doen om een zo veilig mogelijk schoolklimaat te scheppen. De acties die we ondernemen zijn niet statisch. Afhankelijk van alle andere ontwikkelingen binnen de scholen per locatie,zal ook het handelen rond pesten zich verder ontwikkelen. In dat geval zal dit protocol aangepast worden. 5 2. Pesten •W
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
41
PESTEN 7 WAT IS PESTEN? We spreken van een slachtoffer van pestgedrag als dezelfde leerling regelmatig en systematisch bedreigd en geïntimideerd wordt. Pesten is een vorm van geweld en daarmee grensoverschrijdend. Het kan zeer bedreigend zijn. Over de redenen waarom mensen zich agressief gedragen, bestaan allerlei theorieën. Volgens de ene theorie is geweld een onontkoombaar verschijnsel, dat op zijn best op een acceptabele wijze kan worden gekanaliseerd. Volgens een andere theorie komt geweld voort uit frustratie en kan dit worden voorkomen door ontevredenheid weg te nemen, de agressie opwekkende omgeving om te vormen en reflectie op het gedrag te stimuleren. Een klimaat waarin gepest wordt, tast iedereen aan. In een klas waar gepest wordt, kunnen alle leerlingen slachtoffer worden. Tegelijkertijd kan iedereen dader zijn. Pestgedrag moet dan ook door iedereen serieus worden genomen. Het lastige is dat veel pestgedrag zich in het verborgene afspeelt, zodat het moeilijk is om er greep op te krijgen. En zelfs als het pestgedrag wordt opgemerkt, weten docenten niet altijd hoe ze ermee om kunnen gaan. Docenten en onderwijsondersteunend personeel hebben echter een taak (samen met de ouders en de leerlingen zelf) bij het tegengaan van pesten. Het is belangrijk dat leerlingen weten dat ze hulp kunnen krijgen van volwassenen in de school en hierom durven vragen. Volwassenen dienen oog te hebben voor de signalen van leerlingen. Ze dienen interesse te tonen en te luisteren naar wat de leerlingen te vertellen hebben. Voor mentoren betekent het dat ze groepsgesprekken houden, aandacht hebben voor de groepssfeer en het functioneren van individuele leerlingen in de groep. Ze maken afspraken met de klas en zorgen ervoor dat deze afspraken nagekomen worden.
HOE WORDT ER GEPEST? Met woorden: bijvoorbeeld vernederen, belachelijk maken, schelden, dreigen, met bijnamen aanspreken, gemene briefjes, mailtjes, sms’jes schrijven, etc. Lichamelijk: bijvoorbeeld trekken aan kleding, duwen en sjorren, schoppen en slaan, krabben en aan haren trekken, etc. Achtervolgen: bijvoorbeeld opjagen en achterna lopen, in de val laten lopen, klem zetten of rijden, opsluiten, etc. Uitsluiting: bijvoorbeeld doodzwijgen en negeren, uitsluiten van feestjes, bij groepsopdrachten, etc. Stelen en vernielen: bijvoorbeeld afpakken van kledingstukken, schooltas, schoolspullen,kliederen op boeken, banden lek prikken, fiets beschadigen, etc. Afpersing: bijvoorbeeld dwingen om geld of spullen af te geven, het afdwingen om iets voor de pestende leerling te doen, etc.
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
42
CYBERPESTEN
Cyberpesten (of digitaal pesten) is het pesten of misbruiken via het internet en via de mobiele telefoon. Cyberpesten kan nog veel harder zijn dan pesten in het gewone, dagelijkse leven. Dit komt doordat de daders gemakkelijk anoniem kunnen blijven en de reikwijdte van het internet veel groter is. Tegelijkertijd komen kinderen er op steeds jongere leeftijd mee in aanraking. HOE WORDT ER GEPEST?
• • • • • •
pestmail (schelden, beschuldigen, roddelen, beledigen) stalking: het stelselmatig lastig vallen van iemand door het blijven sturen van hatemail of het dreigen met geweld in de chatroom. het tegenkomen van ongewenst materiaal zoals: porno en kinderporno, gewelddadig materiaal etc. ongewenst contact met vreemden webcam-seks: beelden die ontvangen worden kunnen opgeslagen worden en te zijner tijd misbruikt worden hacken: gegevens stelen of instellingen aanpassen. Ook het uit naam van een ander versturen van pestmail.
DE GEPESTE LEERLING Sommige leerlingen lopen meer kans gepest te worden dan anderen. Dat kan met hun uiterlijk, gedrag, gevoelens en sociale uitingsvormen te maken hebben. Bovendien worden kinderen pas gepest in situaties, waarin pesters de kans krijgen om een slachtoffer te pakken te nemen, dus in onveilige situaties. Leerlingen die gepest worden doen vaak andere dingen of hebben iets wat anders is dan de meeste van hun leeftijdgenoten: ze bespelen een ander instrument, doen een andere sport, zijn heel goed in bepaalde vakken of juist niet, etc. Een leerling die wordt gepest, praat er thuis niet altijd over. Redenen hiervoor kunnen zijn: • • • •
schaamte angst dat de ouders met de school of met de pester gaan praten en dat het pesten dan nog erger wordt het probleem lijkt onoplosbaar het idee dat hij/zij niet mag klikken
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
43
MOGELIJKE SIGNALEN VAN GEPEST WORDEN (OOK VAN BELANG VOOR OUDERS)
• • • • • • • • • • • • •
Niet meer naar school willen Niet meer over school vertellen thuis Nooit meer andere kinderen mee naar huis nemen of bij anderen gevraagd worden Slechtere resultaten op school Regelmatig spullen kwijt zijn of met kapotte spullen thuiskomen Regelmatig hoofdpijn of buikpijn hebben Blauwe plekken hebben op ongewone plaatsen Niet willen slapen, vaker wakker worden, bedplassen, nachtmerries hebben Niet meer naar een bepaalde club of vereniging willen gaan Bepaalde kleren niet meer willen dragen Thuis prikkelbaar, boos of verdrietig zijn Zelf blessures scheppen om niet naar school te hoeven
DE PESTER
Pesters zijn vaak de sterkeren in hun groep. Zij zijn of lijken populair maar zijn dat uiteindelijk niet. Ze dwingen hun populariteit af door stoer en onkwetsbaar gedrag. Van binnen zijn ze vaak onzeker en ze proberen zichzelf groter te maken door een ander kleiner te maken. Pesters krijgen vaak andere leerlingen mee, want wie meedoet, loopt zelf de minste kans om slachtoffer te worden. Doorgaans voelen pesters zich niet schuldig want het slachtoffer vraagt er immers om gepest te worden. Pestgedrag kan een aantal dieper liggende oorzaken hebben: • •
• • • •
Een problematische thuissituatie Een vaak gevoelde anonimiteit (ik besta niet); als een pester zich verloren voelt binnen een grote groep, kan hij zich belangrijker maken door een ander omlaag te drukken. Het moeten spelen van een niet-passende rol. Een voortdurende strijd om de macht in de klas Een gevoel van incompetentie op school (slechte cijfers of een laag niveau) Een zwak gevoel van autonomie (te weinig zelfstandigheid en verantwoordelijkheid) 1
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
44
DE MEELOPERS EN ANDE RE LEERLINGEN Meelopers zijn leerlingen die incidenteel meedoen met het pesten. Dit gebeurt meestal uit angst om zelf in de slachtofferrol terecht te komen, maar het kan ook zo zijn dat meelopers stoer gedrag wel interessant vinden en dat ze denken in populariteit mee te liften met de pester. Verder kunnen leerlingen meelopen uit angst vrienden of vriendinnen te verliezen. De meeste leerlingen houden zich afzijdig als er wordt gepest. Ze voelen zich wel vaak schuldig over het feit dat ze niet in de bres springen voor het slachtoffer of hulp inschakelen. HET AANPAKKEN VAN PE STEN Pesten is onacceptabel en vraagt om een duidelijke en krachtige reactie vanuit de school. De grote vraag is hoe dat het beste kan en vooral ook hoe we dat als team het beste kunnen aanpakken.
HET ANTI-PESTPROTOCOL Het anti-pestprotocol vormt de verklaring van de vertegenwoordiging van de school en de ouders waarin is vastgelegd dat we pestgedrag op school niet accepteren en volgens een vooraf bepaalde handelwijze gaan aanpakken. UITGANGSPUNTEN Een dergelijk protocol kan alleen functioneren als aan bepaalde voorwaarden is Voldaan. Pesten moet als een probleem worden gezien door alle direct betrokken partijen; docenten, onderwijsondersteunend personeel, ouders en leerlingen.
De school is actief in het scheppen van een veilig, pedagogisch klimaat waarbinnen pesten als onacceptabel gedrag wordt ervaren.
Docenten en onderwijsondersteunend personeel moeten pesten kunnen signaleren en vervolgens duidelijk stelling nemen tegen het pesten.
De school dient te beschikken over een directe aanpak wanneer het pesten de kop opsteekt (het anti-pestprotocol).
De school ontplooit preventieve (les)activiteiten.
DE VIJFSPORENAANPAK Door het ondertekenen van het Nationaal onderwijs protocol heeft de school zich verbonden aan de vijfsporenaanpak. Dit houdt in: 1. De algemene verantwoordelijkheid van de school
De school zorgt dat de directie, de mentoren en de docenten voldoende informatie hebben over het pesten in het algemeen en het aanpakken van pesten
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
45
2.
De school werkt aan een goed beleid rond pesten, zodat de veiligheid van leerlingen binnen de school zo optimaal mogelijk is Het bieden van steun aan de jongere die gepest wordt • Het probleem wordt serieus genomen • Er wordt uitgezocht wat er precies gebeurd • Er wordt overlegd over mogelijke oplossingen • Het aanbieden van hulp door de counselor
3. Het bieden van steun aan de pester • • • •
Het confronteren van de jongere met zijn gedrag en de gevolgen hiervan voor de pester De achterliggende oorzaken boven tafel proberen te krijgen Wijzen op gebrek aan empathisch vermogen dat zichtbaar wordt in het gedrag Het aanbieden van hulp door de counselor
4. Het betrekken van de middengroep bij het probleem De mentor bespreekt met de klas het pesten en benoemt de rol van alle leerlingen hierin. Er wordt gesproken over mogelijke oplossingen en wat de klas kan bijdragen aan een verbetering van de situatie. De mentor komt hier in de toekomst op terug. 5. Het bieden van steun aan de ouders • • • • •
Ouders die zich zorgen maken over pesten worden serieus genomen De school werkt samen met de ouders om het pesten aan te pakken De school geeft adviezen aan de ouders in het omgaan met hun gepeste of pestende kind De school verwijst de ouders zo nodig naar deskundige hulpverleners De ouders van leerlingen die gepest worden, hebben er soms moeite mee, dat hun kind aan zichzelf zou moeten werken. Hun kind wordt gepest en dat moet gewoon stoppen. Dat klopt, het pesten moet stoppen. Echter een gepeste leerling wil zich niet alleen veilig voelen op school; de leerling wil ook geaccepteerd worden. Hij/zij verlangt ernaar om zich prettig en zelfverzekerd te voelen. Daar kan soms extra begeleiding of een training aan bijdragen
HET STAPPENPLAN NA E EN MELDING VAN CYBER PESTEN • • •
Probeer de berichten waarin het pestgedrag voorkomt te bewaren. Vertel leerlingen hoe ze dat kunnen doen (afdrukken, selecteren en kopiëren, MSN-gesprekken opslaan). Blokkeren van de afzender. Leg de leerling zo nodig uit hoe hij/zij de pestmail kan blokkeren. Probeer de dader op te sporen. Soms is de dader te achterhalen door uit te zoeken van welke computer op school het bericht is verzonden. Neem contact op met de systeembeheerder. Het is mogelijk om van het IP adres van de e-mail af te leiden van welke computer het bericht is verzonden. Ook is er van alles mogelijk via de helpdesk. Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
46
• • •
•
Neem contact op met de ouders van de gepeste en de pestende leerling. Geef de ouders voorlichting over welke maatregelen zij thuis kunnen nemen. Verwijs de ouders zo nodig door. Adviseer aangifte. In het geval dat een leerling stelselmatig wordt belaagd is er sprake van stalking en dan kunnen de ouders aangifte doen. Ook wanneer het slachtoffer lichamelijk letsel of materiële schade is toegebracht, kan de politie worden ingeschakeld. Zo nodig kun je verwijzen naar Slachtofferhulp. Verwijs de pestende en/of de gepeste leerling door naar de counselor wanneer verdere begeleiding op school nodig is.
PREVENTIEVE MAATREGE LEN Elke mentor bespreekt ergens aan het begin van het schooljaar de algemene afspraken en regels in de klas. Het onderling plagen en pesten wordt hierbij genoemd en onderscheiden. Tevens bespreekt de mentor in zijn klas het anti-pestprotocol. Ook wordt duidelijk gesteld dat pesten altijd gemeld moet worden en niet als klikken maar als hulp bieden of vragen wordt beschouwd. HET ANTI-PESTPROTOCOL 15 In de leerjaren 1 t/m 3 wordt aandacht besteed aan pesten in één of meerdere studielessen. De leerlingen ondertekenen aan het eind van deze les(sen) een aantal samen gemaakte afspraken (het anti-pestcontract). Indien een mentor of docent daartoe aanleiding ziet, besteedt hij expliciet aandacht aan pestgedrag in een groepsgesprek. Hierbij worden de rol van de pester, het slachtoffer, de meelopers en de stille getuigen benoemd. Van de gesprekken rond pesten worden aantekeningen gemaakt, die door de mentor worden bewaard in het leerlingvolgsysteem van zowel de pester als het slachtoffer. Voorbeeld van een anti-pestcontract: Contract “veilig in school” Ik vind dat iedereen zich veilig moet voelen in school. Daarom houd ik mij aan de volgende afspraken: • Ik accepteer de ander zoals hij is en ik discrimineer niet • Ik scheld niet en doe niet mee aan uitlachen en roddelen • Ik blijf van de spullen van een ander af • Als er ruzie is speel ik niet voor eigen rechter • Ik bedreig niemand, ook niet met woorden • Ik neem geen wapens mee naar school • Ik gebruik geen geweld • Als iemand mij hindert vraag ik hem of haar duidelijk daarmee te stoppen • Als dat niet helpt, vraag ik een docent om hulp Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
47
HET STAPPENPLAN NA EEN MELDING VAN PESTEN DE MENTOR
Wanneer het pesten plaatsvindt in klassenverband, praat de mentor eerst met de gepeste en later met de pester apart. Een leidraad voor deze gesprekken is te vinden in bijlage II en III. Vervolgens organiseert de mentor een gesprek tussen beide leerlingen en probeert tot goede afspraken te komen. De mentor bespreekt direct het vervolgtraject indien het pesten zich herhaalt. De mentor praat met de klas. Dit is belangrijk in verband met het herstellen van de groepssfeer en om te benadrukken welke verantwoordelijkheid ieder groepslid heeft. Indien het probleem zich herhaalt, meldt de mentor het gedrag aan de teamleider van de leerling(en). Hij overhandigt de teamleider het dossier met daarin de gebeurtenissen en de afspraken die zijn gemaakt. DE TEAMLEIDER De teamleider neemt de rol van de mentor over bij herhaling van het pestgedrag en wanneer het pesten het klassenverband overstijgt. Hij heeft zo nodig een gesprek met de gepeste en de pester apart of organiseert direct een gesprek tussen beiden. In het contact met de pester is het doel drieledig, namelijk: 1
Confronteren
2
Mogelijke achterliggende problematiek op tafel krijgen
3
Helderheid geven over het vervolgtraject bij herhaling van pesten
In gesprekken met de gepeste wordt gekeken of hij sociaal voldoende vaardig gedrag vertoont, waardoor hij een gemakkelijk doelwit vormt voor pesters. De teamleider adviseert zo nodig, zowel aan de pester als de gepeste, hulp op vrijwillige basis door de counselor. De teamleider stelt alle betrokken ouders op de hoogte wanneer er sprake is van recidief gedrag, verzoekt hen om met hun kind te praten en stelt hen op de hoogte van het vervolgtraject. Tenslotte bespreekt de teamleider de mogelijkheden tot hulp met de ouders. De teamleider koppelt alle informatie weer terug naar de mentor.
HET ANTI-PESTPROJECT Wanneer de pester opnieuw in pestgedrag vervalt, wordt hij ertoe verplicht om buiten de school individueel een programma te volgen. Dit vindt plaats in de eigen tijd en dus niet tijdens schooltijd. Het doel van dit programma is reflectie en het gevoelig maken van de pester voor wat hij aanricht bij de gepeste leerling. Het gaat in principe om 6 ontmoetingen en huiswerk. De ouders worden van dit project op de hoogte gesteld.
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
48
SCHORSING Wanneer ook het verplichte anti-pestproject geen blijvende vruchten afwerpt, volgt een schorsing van een dag. Daarna krijgt de pestende leerling een lange schorsing. SCHOOLVERWIJDERING Wanneer de leerling ondanks alle inspanningen van de betrokken partijen koppig blijft volharden in het ongewenste pestgedrag liggen er geen perspectieven meer tot verandering. De school kan en wil geen verantwoordelijkheid meer nemen voor de veiligheid van de overige leerlingen. Er rest de school niets anders dan schoolverwijdering. DE TAAK VAN VAKDOCEN TEN De vakdocenten hebben vooral een signalerende rol. Wanneer zij pesten waarnemen of redenen hebben om pesten te vermoeden, wordt er van hen verwacht dat zij hierop adequaat reageren en een melding doen om hulp en overleg in gang te zetten. DE ROL VAN DE ZORGCOÖRDINATOR/ COUNSELOR De counselor ondersteunt waar nodig mentoren en coördinatoren tijdens de verschillende fasen in het proces en biedt op vrijwillige basis individuele begeleiding aan de pester en de gepeste leerling. De counselor kan waar nodig ook inhoudelijke inbreng hebben tijdens de mentorlessen. Tenslotte brengt de counselor de problematiek met zekere regelmaat onder de aandacht via de een informatiebrief aan de ouders en via de schoolkrant. 5. Diitaal pesten ofwel Cyberpesten • Wat is cyberpesten? • Hoe wordt er gepest? • Het sta • Bijlage I (Het Nationaal onderwijsprotocol tegen pesten) • Bijlage II (Leidraad voor een gesprek met de gepeste leerling) • Bijlage III (Leidraad voor een gesprek met een leerling die pest) • Bijlage IV (Tips voor leerlingen om veilig te
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
49
BIJLAGE 1 LEIDRAAD VOOR EEN GE SPREK MET DE GEPESTE LEERLING Feiten
• Klopt het dat je gepest wordt? (h)erkenning van het probleem • Door wie wordt je gepest? (doorvragen: zijn er nog meer?) • Waar word je gepest? (doorvragen: zijn er nog meer plekken?) • Hoe vaak wordt je gepest? • Hoe lang speelt het pesten al? • Weten je ouders of andere personen dat je gepest wordt? • Wat heb je zelf tot nu toe aan het pesten proberen te doen? • Zijn er jongeren die jou wel eens proberen te helpen? • Wat wil je dat er nu gebeurt; wat wil je bereiken? Aanpak Bespreek samen met de leerling wat hij/zij kan doen tegen het pesten en bekijk waar de leerling aan wil werken om de situatie te verbeteren. Let daarbij op de volgende aspecten: • • • •
Hoe communiceert de leerling met anderen? Welke lichaamstaal speelt een rol? Hoe gaat de leerling om met zijn gevoelens en hoe maakt hij deze kenbaar aan anderen? Heeft de leerling genoeg vaardigheden om weerbaarder gedrag te tonen naar de pester?
Gepeste jongeren lopen vaak rond met het gevoel dat er iets mis is met ze. Daardoor hebben ze moeite om voor zichzelf op te komen. Er is iets in zichzelf, dat de pester gelijk geeft. Besteed hier aandacht aan want niemand kan een ander ongestraft kleineren of dwarszitten.
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
50
BIJLAGE 2
LEIDRAAD VOOR EEN GE SPREK MET EEN LEERLING DIE PEST Het doel van dit gesprek is drieledig: 1. De leerling confronteren met zijn gedrag en de pijnlijke gevolgen hiervan 2. Achterliggende oorzaken boven tafel proberen te krijgen 3. Het schetsen van de stappen die volgen wanneer het pestgedrag niet stopt Confronteren Confronteren en kritiek geven is niet hetzelfde. Confronteren is probleemgericht en richt zich op gedrag wat waar te nemen is. Zodra we interpretaties gaan geven aan gedrag, wordt het persoonsgericht, bijvoorbeeld: je hebt cola in de tas van Piet laten lopen. Dat doe je zeker omdat je graag de lolligste bent! Zodra we gaan interpreteren reageren we een gevoel van frustratie op die ander af en zijn we gestopt met confronteren en begonnen met kritiseren. Je bent heel duidelijk op de inhoud, in wat je wilt en niet wil maar met behoud van de relatie, bijvoorbeeld. Ik vind dat je heel erg gemeen doet tegen haar en ik wil dat je daarmee ophoudt. Zeg nooit: Je bent heel gemeen. Je wilt duidelijk verder met de jongere. Kritiek op de persoon voelt als een beschuldiging/afwijzing. Eigenlijk zeg je daarmee dat de pester een waardeloos mens is. Je benoemt de situatie waar het over gaat en vermijdt woorden als altijd, vaak en meestal. Je stelt zaken vast en gaat vervolgens inventariseren hoe het anders kan. Achterliggende oorzaken Nadat het probleem benoemd is, richt jij je op het waarom. Hoe komt het dat je dit gedrag nodig hebt? Wat levert het jou op? Wat reageer je af op die ander? Maak duidelijk dat er een tekort aan empathisch vermogen zichtbaar wordt in dit gedrag. Wat ga je daaraan doen? Bied zo nodig hulp aan van de counselor (op vrijwillige basis). Het pestgedrag moet stoppen Wees duidelijk over de stappen die volgen, wanneer het pestgedrag niet stopt (zie richtlijnen pesten). 29
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
51
BIJLAGE 3 TIPS VOOR LEERLINGEN Wat kun je doen om digitaal pesten en misbruik te voorkomen?
• •
• • • • • • • • •
•
Bedenk dat niet alles waar is, wat je op het internet tegenkomt. Gebruik een apart hotmailadres om jezelf te registreren op websites. Kies een e-mailadres dat niet je eigen voor- en achternaam volledig weergeeft, maar een schuilnaam (niet gerelateerd aan geweld of sex). Ook hier geldt: Gebruik altijd een schuilnaam als chat. Zorg dat je wachtwoorden geheim blijven en niet makkelijk te raden zijn. Als anderen wel binnen zijn gekomen, neem dan contact op met de beheerder van de site. Als je een vervelend gevoel hebt over iets wat je hebt gezien of meegemaakt, vertrouw dan op je gevoel en vertel het aan iemand die je vertrouwt. Blijf zelf respectvol naar anderen, scheld niet terug. Ga weg uit de chatroom als er iets vervelends gebeurt. Verwijder onbekende mensen uit je MSN contactlijst. Bel of mail niet zomaar met personen die je alleen van internet kent, spreek niet met ze af zonder dat je ouders dit weten. Verstuur zelf geen flauwe grappen, dreigmail of haatmail Geef geen persoonlijke informatie aan mensen die je alleen van chatten kent. Let vooral op bij foto’s van jezelf. Als je een foto op internet zet, kan deze gemakkelijk gekopieerd en op een andere website geplaatst worden. Zo kan hij jarenlang terug te vinden zijn. Foto’s kunnen ook bewerkt worden. Wees zeer voorzichtig met het gebruik van je webcam. Jouw beelden kunnen worden opgeslagen en gebruikt worden om ze aan andere personen te laten zien of voor doeleinden gebruikt worden die jij niet wilt.
Wat kun je tegen cyberpesten en misbruik doen? • Niet persoonlijk opvatten als het van mensen komt die je niet kent. De anonimiteit van internet maakt dat mensen makkelijker gaan schelden. • Reageer niet op pestmails of andere digitale pesterijen. Verwijder de e-mail zo mogelijk zonder hem te openen. Als je niet reageert, gaan pesters vaak op zoek naar iemand anders om te pesten. • Blokkeer de afzender. Als het gaat om smsjes op de mobiele telefoon, dan heb je soms de mogelijkheid om nummers te blokkeren. • Bewaar de bewijzen. Maak een print of sla ze op. Van het IP adres van de e-mail kan soms worden afgeleid, van welke computer de e-mail verzonden is. Een provider heeft vaak een helpdesk die klachten over nare mail aan kan nemen. Men heeft daar ook de technische mogelijkheden om na te gaan wie de mail heeft verstuurd. Bel de helpdesk op. • Ga naar je mentor of teamleider toe op school. Deze zal je verder helpen om het pestgedrag te stoppen. • Bij stalken kun je aangifte doen bij de politie. 31
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
52
BIJLAGE 4 LINKS VOOR BRUIKBARE ADRESSEN BIJ CYBERPESTEN Algemene zoekpagina’s www.pesten.startpagina.nl www.pesten.startkabel.nl Pesten (algemeen) www.pestweb.nl Website van het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum met informatie, advies en tips over pesten voor kinderen, jongeren, ouders en docenten. www.pesten.net Voor en door slachtoffers. Cyberpesten / veilig internetgebruik / veilige school www.stopdigitaalpesten.nl Campagne van SIRE (Stichting Ideële Reclame) www.digibewust.nl Een informatieve site van het Ministerie van Economische zaken, over het veilig gebruik van internet. www.ppsi.nl PPSI is het expertisecentrum van het APS op het gebied van het voorkomen en bestrijden van seksuele intimidatie en seksueel misbruik in het onderwijs. Je kunt er ook terecht voor informatie over pesten, agressie, geweld, discriminatie en racisme. www.schoolenveiligheid.nl Centrum School en Veiligheid van het APS verzamelt en verspreidt informatie en deskundigheid op het gebied van schoolveiligheid.
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
53
Bijlage 6
Dyslexieprotocol Definitie dyslexie, zoals gehanteerd door de Stichting Dyslexie Nederland. Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door hardnekkige problemen in de automatisering van de woordidentificatie (lezen) en/of schriftbeeldvorming (spellen). Kenmerken: Dyslexie is niet te verhelpen, het is veel meer dan alleen het omdraaien van letters: Dyslectische leerlingen kunnen problemen hebben met:
woordherkenning (technisch lezen) het onthouden van woordbeelden (spelling) het onthouden van losse gegevens (jaartallen, rijtjes, woordjes, muzieknoten, topografische namen, formules) twee dingen tegelijk doen, b.v. schrijven en luisteren. mondeling formuleren. de uitspraak in vreemde talen (ze proberen door een fonetische uitspraak de spelling te onthouden) het herkennen van verschillen tussen de klanken in de woorden. concentratie: ze kunnen zich niet afsluiten van zaken die niet belangrijk zijn, ze merken veel (storingen) in de omgeving op.
Deze moeilijkheden kunnen consequenties hebben voor vrijwel alle vakken; vooral die waarbij er veel informatie uit teksten moet worden verworven (zaakvakken, wiskunde, talen). Afspraken m.b.t. een leerlingen die een officiële dyslexie verklaring hebben die afgeven is door een deskundige: Voor alle vakken geldt: 1. Extra tijd bij schriftelijk werk indien nodig/gewenst. 2. Als er door niet leerstofgebonden fouten niet meer te controleren is of de leerling de leerstof wel of niet begrijpt, kan er mondeling overhoord worden. 3. In andere vakken dan de talen spelfouten niet meetellen, als het antwoord van de leerling herkenbaar is, wordt het goed gerekend. 4. Schriftelijk materiaal vergroten (A3 formaat, grote letters) indien nodig/gewenst. 5. Dictaten indien nodig/gewenst controleren. 6. Mogelijkheden bieden om prestaties te verhogen bijv. gebruik van Kurzweil Voor Nederlands: 1. Bij schrijfopdrachten wordt bij alle leerlingen (dyslect of niet) eenzelfde maximum voor taalfoutenaftrek gehanteerd. 2. Bij de overige toetsen, boekverslagen en werkstukken wordt door de sectie Nederlands een richtlijn op papier gesteld met betrekking tot de maximale puntenaftrek bij alle leerlingen (dyslect of niet). 3. Fouten m.b.t. letterverdraaiingen in vaste lettercombinaties (duer) worden niet fout gerekend. 4. Fouten m.b.t. (mede)klinkerverdubbeling worden niet meegerekend (koopen, verekt). 5. Fouten m.b.t. leerbare regels worden wel meegerekend: bij werkwoordspelling gaat het dus bijvoorbeeld om de goede uitgang: -d, -t, -te(n), -tte(n), de(n) en –dde(n). ‘Hij heeft zijn spier verekt’ (i.p.v. verrekt) wordt niet fout gerekend (zie regel 4). 6. Binnen het jaarprogramma is spelling slechts een onderdeel van het vak Nederlands, dus een dyslectische leerling kan dit onderdeel compenseren met andere onderdelen. Voor Engels: Zorgplan Atlas Onderwijsgroep
54
1. Als een woord fonetisch wordt geschreven, wordt dit goed gerekend. Dit met uitzondering van grammaticale fouten. 2. Fouten m.b.t. letterverdraaiingen in vaste lettercombinaties (huose) worden niet fout gerekend. 3. Als een woord door verkeerde spelling een andere betekenis krijgt, gelden de bovenstaande regels niet. Voor Frans: 1. Als een woord fonetisch wordt geschreven, wordt dit goed gerekend. Dit met uitzondering van grammaticale fouten. 2. Indien accenten ontbreken, verkeerd geplaatst zijn, dan wel teveelgeplaatst zijn, wordt dit niet fout gerekend. 3. Fouten m.b.t. (mede)klinkverdubbeling worden niet meegerekend. Bijv. comencer i.p.v. commencer of sooleil i.p.v. soleil wordt niet fout gerekend. 4. Fouten m.b.t. letterverdraaiingen in vaste lettercombinaties (puor, juene) worden niet fout gerekend. 5. Als een woord door verkeerde spelling een andere betekenis krijgt, gelden de bovenstaande regels niet. Voor Duits: 1. Als een woord fonetisch wordt geschreven, wordt dit goed gerekend. Dit met uitzondering van grammaticale fouten. 2. Als een Umlaut in de grammatica is behandeld en foutief wordt toegepast geldt dat als een halve fout. 3. Fouten m.b.t. letterverdraaiingen in vaste lettercombinaties (Truam) worden niet fout gerekend. 4. Fouten m.b.t. (mede)klinkerverdubbeling worden niet meegerekend. Bijv. Monaat of Monnat wordt niet fout gerekend. 5. Als een woord door verkeerde spelling een andere betekenis krijgt, gelden de bovenstaande regels niet. Voor klassieke talen:
Spreek- & luistervaardigheid noch schrijfvaardigheid is een vaardigheid die bij klassieke talen wordt onderwezen of getoetst, spellingsvaardigheid dus evenmin. De leesvaardigheid van de leerling in de klassieke taal staat centraal. De leerling hoeft slechts te spellen in de klassieke taal, wanneer getoetst wordt of hij een bepaalde verbuiging of vervoeging beheerst of kan toepassen. Hierbij worden letteromdraaiingen in vaste klinkercombinaties noch in stam (bijvoorbeeld ‘peuro’ i.p.v. ‘puero’) noch in uitgang (bijvoorbeeld ‘servea’ i.p.v. ‘servae’) fout gerekend, ongeacht of het woord door verkeerde spelling een andere betekenis krijgt. Hierbij worden letteromdraaiingen in medeklinkerpatronen (bijvoorbeeld ‘approquinpare’ i.p.v. ‘appropinquare’) evenmin fout gerekend, ongeacht of het woord door verkeerde spelling een andere betekenis krijgt. Slechts wanneer een uitgang zodanig verkeerd gespeld wordt dat er een andere bestaande uitgang komt te staan, wordt dit fout gerekend (bijvoorbeeld ‘pueris’ i.p.v. ‘pueros’ of ‘clamabatur’ i.p.v. ‘clamabantur’).
Bij schoolexamens en eindexamens is het gebruik van een woordenboek met grammaticaoverzicht toegestaan.
Zorgplan Atlas Onderwijsgroep