Zorgplan Dyslexie, CBS de Duif
Wat is dyslexie? Uitgaande van algemeen aanvaarde wetenschappelijke afspraken hierover nemen wij aan dat een dyslecticus altijd problemen heeft met: • Het verwerken van lettertekens en klanken, • Vergroten van kennis bij het leren lezen en spellen en soms ook bij tafels en topografie, • Het geautomatiseerd toepassen van die kennis bij lezen, spellen en soms ook hoofdrekenen, • Het tempo en complexiteit van taken en de concentratie m.n. bij lezen en spellen. Wanneer er problemen zijn op het gebied van lezen en spellen hoeft een kind niet altijd dyslectisch te zijn. Ook andere oorzaken zijn mogelijk, zoals: • De leerling leert over het algemeen erg moeilijk, • Er is onvoldoende aandacht besteed aan de leerproblemen, • De leerling heeft om uiteenlopende redenen een periode van (goed) onderwijs gemist, • De leerling heeft andere problemen of zorgen. Leerproblemen in de kleuterfase: Het klinkt vreemd om een kind dyslectisch te noemen, wanneer het nog niet heeft leren lezen. Toch zien we bij kleuters, al bepaalde kenmerken voorkomen: • Moeite om klanken in woorden op de juiste volgorde te plaatsen, • Woorden of zinnen niet precies kunnen (na)zeggen, • Weinig feiten en begrippen kennen, zoals links en rechts, kleuren, dagen van de week, • Moeilijk versjes en liedjes kunnen onthouden. Leren lezen: Bij het leren lezen zien we bij dyslectici het volgende: • Moeite met het onthouden van de klank bij de letters, • Het verwarren van letters, die op gezicht en gehoor op elkaar lijken (m/n, b/d, u/eu/ui, a/aa), • Moeite met het onthouden van de eerste woordjes • Te vaak ”letter voor letter” of haperend lezen. Lezen na groep 3: Na het leren lezen ontwikkelt het lezen zich verder. Hierbij speelt ook het begrijpen van de tekst een belangrijke rol. Bij dyslectici zien we in deze fase de volgende problemen veel voorkomen: • Het weglaten, toevoegen of veranderen van woorden, • Het verwarren van posities / tekens die op elkaar lijken, • Een ander woord zeggen dan er staat (b.v.: kat = poes), • Veel “gokken” of “letter voor letter” lezen, • Het lezen moeilijk of niet leuk vinden.
1
Spellen: Foutloos schrijven is voor dyslectici nog moeilijker dan lezen. Belangrijke kenmerken zijn: • Het door elkaar halen van letters die op elkaar lijken, • Het omdraaien van letters (b.v.: ei = ie, ui = iu), • Het weglaten of toevoegen van letters en woorden • Het opschrijven van woorden zoals ze klinken (b.v.: de = du) • Wel kennis van regels voor het spellen, maar gebrek aan toepassing tijdens het schrijven, • Meer fouten in eigen verhalen. Overige vakken: Ook bij het leren van overige vakken kunnen dyslectische leerlingen problemen hebben, bijvoorbeeld: • Omkeren van cijfers (31 = 13) • Fouten bij het hoofdrekenen door het vergeten van “tussenstappen” • Moeite met “rijtjes leren” bij aardrijkskunde en het uit het hoofd leren van de tafels, • Veel schrijffouten in werkstukken, • Moeite met het opschrijven van Engelse woorden. FIK – 2 Bij het ontdekken en onderzoeken van dyslexie wordt gekeken naar de volgende vijf gebieden: Fonologische Verwerking Het kernprobleem van dyslexie is het verwerken van klanken en tekens van de taal. Algemene Intelligentie Er zijn zowel intelligente als niet intelligente dyslectici. De eersten hebben vaak zelf allerlei trucs bedacht om met de dyslexie om te gaan of hun problemen te verbergen. Wanneer het kind bovendien normaal intelligent overkomt, verwacht je geen problemen bij lezen en spellen. Verworven Kennis De meeste dyslectici hebben gebrek aan voldoende kennis bij het lezen en spellen. Bovendien kan ook kennis bij andere vakken tegenvallen, bijvoorbeeld bij rekenen. Toepassen van Kennis Kennis, die wel aanwezig is, past het dyslectische kind niet altijd toe. Soms is die kennis, ook niet voldoende geautomatiseerd. Werkhouding Dyslectici zijn lezen en schrijven vaak vervelend gaan vinden. Bovendien zijn veel leesen schrijftaken erg ingewikkeld en complex voor hen. Mede hierdoor ontstaan werkhoudingproblemen Drie van deze vijf gebieden (Fonologie, Kennis, Toepassen) zijn probleemgebieden voor elke dyslecticus. Van de andere twee aspecten kan worden gesteld dat de Intelligentie handig is bij de behandeling en de Werkhouding veelal is beïnvloed door de dyslexie.
2
Het signaleren van dyslexie. Een vroegtijdige signalering is van groot belang, want als dyslectische kinderen pas aan het eind van het aanvankelijk leesproces opvallen met hun verwerkingsproblemen, hebben we veel tijd verloren en hebben we verzuimd ze op een specifieke manier te helpen. Bovendien gebeurde het vaak dat een dyslectisch kind een verlengd kleuterjaar kreeg aangeboden, terwijl het beter zou zijn geholpen met een specifieke aanpak tijdens het aanvankelijk lezen. In de kleuter fase kan er goed gesignaleerd worden omdat er al veel taalactiviteiten beoefend worden, waarin ook fonologische verwerking een belangrijke rol in speelt. In de kleuterfase kunnen uitspraken gedaan worden over het auditieve geheugen en kan de spreektaal geanalyseerd worden. We administreren onze bevindingen in het rapport en op het registratieformulier “signaleren in de kleuterfase”. Op dit formulier worden per item alle kinderen genoteerd die opvallen. Kinderen die vaak opgeschreven worden, worden nader bekeken. Tijdens het aanvankelijk lezen gebruiken we een dergelijk formulier. Tijdens deze leerfase wordt natuurlijk ook gelet op het verloop van het omzetten van tekens in klanken. Er zijn ook registratieformulieren te gebruiken tijdens het voortgezet lezen, het aanvankelijk spellen, het voortgezet spellen en andere vakgebieden. De ingevulde registratieformulieren worden voor de maand maart van ieder jaar ingeleverd bij de intern begeleider.
Het diagnosticeren van vermeende dyslexie op schoolniveau. Zodra een kind in de signaalfase opvalt, wordt er gericht geobserveerd. Vanaf de maand maart in groep 2 worden indien nodig oudste kleuters getest door de intern begeleider/ remedial teacher of PAB met behulp van dyslexie I onderzoek. Is er sprake van een totale ontwikkelingsachterstand, dan verdient een PDO de voorkeur. • • •
Met het dyslexie I-onderzoek kunnen risicokinderen worden aangeduid. Dyslexie is pas vast te stellen na een periode van gericht leesonderwijs. het dyslexie II-onderzoek wordt afgenomen bij kinderen die leesniveau AVI 1 nog niet hebben bereikt. Het dyslexie III-onderzoek wordt afgenomen bij kinderen die leesniveau AVI 1 of hoger hebben bereikt.
Afname toetsen leerlingvolgsysteem: • Ordenen (Cito) • Taal voor kleuters (Cito) • DMT vanaf groep 3 • Lezen met begrip (Cito) groep 3 en 4 • Leesbegrip (Cito) 5 t/m. 8 • Schaal Vordering Spellingvaardigheid (Cito) 3 t/m. 8 • Praxis signaaldictee groep 4 • AVI-toets indien gewenst Streefdoelen lezen: AVI 1 beheersing: maart groep 3 AVI 4 beheersing: eind groep 4 AVI 6 beheersing: eind groep 5 AVI 9 beheersing: eind groep 6 3
Wat te doen bij dyslexie? Oudste kleuters die na het dyslexie I-onderzoek risicokinderen blijken te zijn, stappen toch in het aanvankelijk leesproces en worden daarbij ondersteund. Als er al sprake mocht zijn van een doublure, zou dat eerder in groep 3 dan in groep 2 moeten gebeuren. Bij rijpingsproblematiek in groep 2 is doublure vaak wel aan te bevelen. Wanneer uit onderzoek blijkt dat we mogelijk te maken hebben met een dyslectisch kind, stelt de leerkracht met de intern begeleider een plan op basis van onderzoeksresultaten. De inhoud van het handelingsplan wordt dus bepaald door de graad van dyslexie. Na goedkeuring van het Groot Zorg Team wordt een kind via de SBD officieel getoetst op dyslexie. Door uit te gaan van een aantal voor de dyslexiebegeleiding belangrijke handelingsprincipes is een brede invulling van de begeleiding mogelijk. Het gaat hier om de volgende handelingsprincipes: Accepteren, Begrijpen, Compenseren Dispenseren en Extra leerhulp. Deze principes worden hierna beschreven. Accepteren: Het accepteren van de problemen van de dyslecticus vormt de basis voor elk handelingsplan. Dyslectici blijven immers altijd op de een of andere manier moeite houden met onderdelen van de schoolvakken. Het is heel belangrijk dat het kind en de omgeving weten, dat het bepaalde problemen heeft als gevolg van dyslexie. We streven ernaar met de ouders af te spreken dat we er met het kind en in de groep openlijk over praten. Begrijpen: Naast acceptatie is het begrijpen van de problemen van de dyslecticus de basis voor handelen. Dit geldt voor het kind zelf, voor de medeleerlingen van het kind, voor de leerkracht en de ouders. Compenseren: Belangrijke hulp die dyslectici kunnen krijgen is gericht op het omzeilen van hun problemen. Dat wil zeggen dat ze gebruik leren maken van hun sterke kanten om problemen te vermijden of verminderen. Zo kunnen bij het aanleren van de lettertekens plaatjes en gebaren tot steun worden gegeven. Bij het lezen wordt gebruik gemaakt van de Ello-strategie, waarin het voorspellend lezen dyslectische kinderen helpt om de tekst te ontcijferen. Bij de spelling wordt gebruik gemaakt van ezelsbruggetjes en eventueel van een “spellingspiekschrift”. Bij het aanvankelijk lezen vinden we het belangrijk preventieve hulp te bieden aan kinderen met fonologische verwerkingsproblemen door visuele hulpmiddelen te gebruiken bij het aanbieden van teken-klankkoppeling. We gebruiken daarbij het gebaren-alfabet, waarbij een klank gekoppeld wordt aan een duidelijk herkenbaar gebaar dat de klank visualiseert. Dispenseren: Voor bepaalde taken krijgt een dyslecticus dispensatie: het werk wordt veranderd, de hoeveelheid werk wordt verminderd of de werktijd wordt verlengd. Een dyslectische leerling hoeft bijvoorbeeld geen hele zinnen op te schrijven, slechts steekwoorden. Ook worden dyslectische kinderen voorbereid op complexe taken. Teksten van de komende lessen begrijpend lezen, aardrijkskunde en geschiedenis worden met ze voorbereid. CITO toets groep 8 wordt op geluidsband aangevraagd.
4
Extra leerhulp: Tenslotte voorziet het plan in aangepaste oefeningen en werkvormen om problemen bij lezen en spellen te verminderen. Over het algemeen genomen dient de extra leerhulp in de klas aangeboden te worden om een zo groot mogelijke aansluiting met de groep te bewerkstelligen. De remedial teacher kan een rol hebben in het aanbieden van kennis, waarna toepassing kan plaats vinden binnen de eigen groep van het kind. Er zal veel gebruik gemaakt worden van interactieve computerprogramma’s zoals Words, de leesladder, lesebanc enz. Bij jonge kinderen wordt gestreefd om hun fonologische vaardigheden te vergroten, bijvoorbeeld via “Wat zeg je” en “Curriculum schoolrijpheid”. Bij oudere kinderen is de hulp gericht op het verminderen van kennishiaten, het aanleren en kennistoepassing en het verbeteren van de werkhouding.
5