Dyslexie protocol de Werkschuit Doel van het protocol
Het protocol beoogt dat leerlingen in de groepen 1 t/m 8 de basisprincipes en basisvaardigheden van lezen en spellen onder de knie krijgen. Dat wil zeggen dat zoveel mogelijk leerlingen de elementaire leeshandeling toe kunnen passen, eenvoudige verhalen en informatieve teksten kunnen lezen en verhalen en boodschappen op hun niveau kunnen schrijven. Voor kinderen met leesproblemen komt het erop aan dat de effectieve leestijd wordt uitgebreid. Voor de leerkracht brengt dit een differentiatie van het leeraanbod met zich mee.
Vroegtijdige onderkenning en aanpak van leesproblemen
Uit onderzoek is bekend dat hoe eerder leesproblemen kunnen worden opgespoord, hoe groter de kans is dat een interventieprogramma succes heeft. Voor een belangrijk deel kunnen leesproblemen dankzij vroegtijdig ingrijpen binnen het reguliere onderwijs worden verholpen. In sommige gevallen zijn de leesproblemen dermate complex en hardnekkig dat hulp van buitenaf noodzakelijk is om tot een nadere diagnose en hulp te komen. Door uit te gaan van een protocol waarin volgens vastomlijnde kaders wordt gewerkt, kan de aanpak van leesproblemen op een efficiënte manier vorm krijgen. Dit protocol betreft leerlingen met lage C-scores , D en E scores.
Wat verstaan we onder dyslexie?
In Nederland wordt officieel de volgende definitie van dyslexie gehanteerd: Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren van het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau Er is sprake van een sterke erfelijke component bij dyslexie: wanneer een leerling een ouder heeft die dyslectisch is, is de kans 40 a 50% dat de leerling er ook aanleg voor heeft, bij twee dyslectische ouders ligt dit percentage zelfs rond de 80%. Bij dyslexie is sprake van hardnekkige lees- en/of spellingproblemen op woordniveau, die met intensieve begeleiding nauwelijks tot niet te verhelpen zijn. Met andere woorden, op woordniveau blijven de problemen bestaan ondanks extra oefening van de technische vaardigheden. Dyslectische leerlingen gaan op tekstniveau over het algemeen wel vooruit als ze goede instructie krijgen, voldoende oefening in tekst lezen en gebruik mogen maken van hulpmiddelen bij lezen en schrijven.
Dyslexieprotocol de Werkschuit
juni 2013
De begeleiding binnen de groep Goed leesonderwijs De begeleiding van de leerling start in eerste instantie binnen de groep. De begeleiding bestaat in groep 3 t/m 8 uit het reguliere taal/leesaanbod. In de groepen 3 wordt gewerkt met de methode leeslijn. Vanaf groep 4 wordt de methode Estafette 3 voor voortgezet technisch lezen gebruikt. Het is voor alle leerlingen van groot belang, dat er goede leesinstructie wordt gegeven en dat er voldoende tijd voor leesonderwijs wordt ingeroosterd. Goed spellingonderwijs We werken met de methodiek van José Schraven ‘Zo Leer je Kinderen Lezen en Spellen’. Schoolbreed zijn er afspraken gemaakt hoe de spellingles gegeven wordt in de groep en welke termen er gebruikt worden. de leerkracht geeft duidelijke instructie m.b.t. de spellingregel zwakke spellers krijgen extra instructie en oefentijd er wordt gebruik gemaakt van visuele inprenting er wordt voldoende herhaald Begeleiding buiten de school Ouders kunnen in de thuissituatie een belangrijke rol spelen in de begeleiding van hun kind. Deze begeleiding kan bestaan uit het uitbreiden van de hoeveelheid leestijd per week maar ook uit het voorlezen (preteaching) van teksten die in de klas gebruikt zullen worden (begrijpende lezen of zaakvakken).
Dagelijkse begeleiding van zwakke lezers / dyslectische kinderen Groep 1-2 Intake vragenlijst De ouders vullen bij de start van hun kind op school een vragenlijst in over de ontwikkeling van hun kind in de eerste vier levensjaren. Hierbij is onder andere een vraag of er sprake is van dyslexie in de familie. Voor ons is het belangrijk om met name kinderen met risicofactoren in hun taalontwikkeling (taalrisicofactoren) goed te blijven volgen. Signalering taalrisicoleerlingen Door het volgen van de tussendoelen ‘ontluikende geletterdheid’, is het opsporen van taalrisicokinderen in de regel mogelijk. De ontwikkeling van de kinderen wordt gevolgd door middel van (continue) observatie en het in kaart brengen van die ontwikkeling via de kijkpuntenlijst en het leerlingvolgsysteem. Er wordt in groep 2 in januari de Cito-toetsen Taal voor Kleuters en Rekenen voor Kleuters afgenomen. Fonemisch bewustzijn Voor het leren lezen zijn de vaardigheden op klankniveau belangrijk. Met name klankonderscheiding en klankarticulatie (auditieve analyse en synthese). Het is daarom
Dyslexieprotocol de Werkschuit
juni 2013
belangrijk om kleuters met een zwak fonemisch bewustzijn activiteiten aan te bieden om mogelijke problemen met leren lezen in groep 3 zoveel mogelijk te voorkomen (voorschotbenadering). Als een kleuter een lage C-, D- of E-niveau score heeft op deze toets dan is het noodzakelijk om extra activiteiten aan te bieden waarin de fonologische vaardigheden versterkt worden. Deze extra activiteiten worden in een handelingsplan gezet. Bij deze kinderen wordt ook in juni de Cito toets afgenomen. Begeleiding taalrisicoleerlingen Kinderen bij wie taalrisicofactoren zijn vastgesteld en/of tekorten in de mondelinge taalontwikkeling is er een consequente en systematische taalstimulering op basis van een opgesteld handelingsplan. Als er sprake is van een zwakke taalontwikkeling bij kinderen in groep 1 dan moeten vooral eerst aspecten van de mondelinge taalontwikkeling in de schoolsituatie gestimuleerd worden (zinsvorming, woordvorming en actieve woordenschat). Kinderen kunnen doorverwezen worden naar logopedie. In groep 2 wordt de handelingsplanning meer gericht op de beginnende geletterdheid. Overdracht naar groep 3 Aan het einde van groep 2 valt er na het gericht werken aan het taalonderwijs een redelijke inschatting te maken hoe de leerling met taalrisicofactoren ervoor staat met het oog op het lees-spellingonderwijs van groep 3. Groep 3 Meetmoment 1 (herfstsignalering) Nadat alle leerstof die aangeboden moet zijn voor de herfstsignalering, aangeboden is, vindt de herfstsignalering plaats. Het doel van de herfstsignalering is om de auditieve vaardigheden, de letterkennis en de decodeervaardigheden na te gaan bij alle leerlingen. Alle leerlingen die uitvallen op de herfstsignalering hebben extra aandacht nodig. In de begeleiding van de elementaire leeshandeling staat centraal: Opbouwen van letterkennis Decoderen van klankzuivere woorden (Hakken en plakken) en deze kunnen schrijven (spellen). Lezen en schrijven versterkt elkaar . Ontwikkeling van het fonemisch bewustzijn Naast de genoemde drie ‘technische’ vaardigheden is de behandeling gericht op het in stand houden of verbeteren van de (lees)motivatie. De begeleiding is gericht op zoveel mogelijk leeservaring opdoen door boeken op het leesniveau van de leerling aan te bieden, aangevuld met oefeningen voor specifieke vaardigheden. Leerlingen met een moeizame leesontwikkeling hebben behoefte aan extra instructie, extra in oefening en meer leestijd. De leerlingen krijgen 3x per week extra instructie aan de instructietafel. Zij krijgen extra individuele leestijd binnen of buiten de groep.
Dyslexieprotocol de Werkschuit
juni 2013
Meetmoment 2 (wintersignalering) In februari worden de DMT kaarten 1 en 2 afgenomen en de AVI-toets. Begeleiding (volledige letterkennis en decodeersnelheid) Bij de leerlingen die n.a.v. de herfstsignalering extra begeleiding hebben gehad, wordt het effect bekeken en het individuele handelingsplan geëvalueerd en bijgesteld. Voor leerlingen die bij de wintersignalering voor het eerst uitvallen, wordt extra begeleiding opgestart. Voor de begeleiding is het belangrijk dat aandacht besteed wordt aan het vlotter kunnen verklanken van mkm woorden, waarbij leerlingen leren delen van woorden sneller te overzien (oom> r-oom> roo-s). Daarnaast worden lees- en schrijfoefeningen gedaan met letters, lettercombinaties die de leerlingen nog niet vlot beheersen. Wanneer dit steeds vlotter gaat, worden meerdere medeklinker combinatie voor- of achteraan het woord geoefend vanuit een tekst, om het lezen zinvol en betekenisvol te maken voor de leerlingen. Er wordt met deze leerlingen in de begeleidingsituatie altijd gelezen vanuit teksten, waarbij de woorden worden uitgelegd die de leerlingen nog niet kennen. Daardoor ontstaat er een kader voor de leerling en krijgt het lezen betekenis. Wanneer iets betekenis heeft wordt het leuker. Het didactisch principe dat hierbij gehanteerd wordt, dient uit te gaan van voor- koor- door lezen. Dit wil zeggen: eerst leest de leerkracht de tekst voor, terwijl goed gekeken wordt of de leerling meeleest. Daarna wordt de tekst samen gelezen, waarbij goed geobserveerd wordt of de leerling daadwerkelijk meeleest. Als laatste is de fase van zelfstandig lezen. De leerling leest de tekst voor. Het kind heeft de tekst verschillende keren gehoord en er is gesproken over onbekende woorden en de inhoud. Eventueel kan de tekst nog mee naar huis om deze thuis nog eens te herhalen en ouders bij het leesproces van hun kind te betrekken. Leerlingen moeten vooral succeservaringen opdoen. Connect-woordherkenning wordt ingezet buiten de groep, bij de leerlingen die onvoldoende voortgang boeken ( wanneer de situatie dat toelaat). In deze periode is naast het optimaliseren van de letterkennis en het verbeteren van de decodeersnelheid belangrijk dat er zicht komt op de leesstrategie die een leerling hanteert. Globaal zijn er drie typen leesproblemen: spellende lezers die veel fouten maken, spellende lezers die nauwelijks fouten maken en radende lezers. In de begeleiding zal hier rekening mee gehouden moeten worden. Meetmoment 3 (lentesignalering) Dit moment heeft als hoofddoel om een tussentijdse effectmeting te doen en het handelingsplan te evalueren en bij te stellen. Rond deze tijd wordt het steeds duidelijker of er mogelijk sprake is van dyslexie. De leerlingen hebben ondanks intensieve begeleiding problemen met de automatisering van letterkennis en woordidentificatie.
Dyslexieprotocol de Werkschuit
juni 2013
Begeleiding De leerkracht en de intern begeleider vergelijken de toetsresultaten met de resultaten van de voorgaande meting en stellen vast wat het effect was van de extra begeleiding. Per leerling wordt een beslissing genomen over het vervolg van de begeleiding. Er zijn verschillende mogelijkheden: De leerling is voldoende vooruitgegaan en kan de groepslessen zonder extra begeleiding volgen. De leerling wordt tot het eind van groep 3 nauwlettend in de gaten gehouden om terugval te voorkomen. De leerling is matig vooruitgegaan maar er is nog duidelijk sprake van een stijgende lijn. De begeleiding wordt voortgezet, gericht op veel lezen en versterken van de leesvaardigheden en letterkennis. De ouders worden ingeschakeld om thuis te oefenen. De leerling is onvoldoende vooruitgegaan. De letterkennis is ondanks alle extra begeleiding zwak en er wordt nog spellend en/of radend gelezen. Bij deze leerlingen is mogelijk sprake van dyslexie. Connect-woordherkenning wordt ingezet buiten de groep, bij de leerlingen die onvoldoende voortgang boeken ( wanneer de situatie dat toelaat). Meetmoment 4 Dit meetmoment vindt plaats in juni. In deze periode stelt de leerkracht het leesniveau van de leerlingen in groep 3 vast met behulp van de methodetoetsen en met de DMT kaart 1,2 en 3 en AVI. Signalering dyslexie Loopt een leerling na een half jaar intensieve, extra ondersteuning achter in de leesontwikkeling en is er met name sprake van een automatiseringsprobleem, dan zijn er sterke aanwijzingen dat er bij die leerling sprake is van dyslexie. Bij vermoeden wordt er echter niet standaard een onderzoek bij leerlingen afgenomen om hierover duidelijkheid te krijgen. Sinds 1 januari 2009 is de vergoeding van diagnose en behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie bij kinderen opgenomen in het basispakket van de zorgverzekering. Signalering van risicoleerlingen Bij leerlingen die in het laatste half jaar van groep 3 met extra begeleiding weer een gemiddeld ontwikkelingsniveau hebben, is het van belang dat de leerkracht in groep 4 de prestaties nauwgezet blijft volgen en extra leestijd en ondersteuning geeft zodra de ontwikkeling weer vertraagt of stagneert.
Groep 4 Opvang zwakke lezers in groep 4 In groep 4 neemt de complexiteit van het leesproces toe. Het technisch lezen is nog steeds een belangrijk aandachtspunt. De leerlingen die met een zwakke leesvaardigheid naar groep 4 gaan hebben extra leestijd en begeleiding nodig.
Dyslexieprotocol de Werkschuit
juni 2013
Begeleiding In de begeleiding zal vooral het technisch lezen en spellen nog veel aandacht krijgen en zoveel mogelijk geautomatiseerd moeten worden, zodat de leerling steeds meer mogelijkheid krijgt om de aandacht te richten op begrijpend lezen. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de methode Estafette voor voortgezet technisch lezen (aanpak 1: de begeleiding van risicolezers) en/of Ralfi lezen. Leerlingen die ondanks extra begeleiding nauwelijks of niet vooruitgaan, krijgen extra leesinstructie. De leerkracht brengt de ouders op de hoogte. De voortgang van de leerling wordt gevolgd door het regelmatig evalueren van het handelingsplan en de reguliere toetsen van het leerlingvolgsysteem. Bij de risicoleerlingen wordt in oktober en april een tussenmeting gedaan d.m.v. DMT kaart 1, 2 en 3 en AVI. Compensatie/hulpmiddelen Lees- en spellingzwakke leerlingen nemen deel aan het reguliere taalonderwijs. De leerkracht zal een meer reguliere steun moeten bieden tijdens de inloop of het werkschuiten als de leerling meegenomen wordt in de reguliere methodes: extra instructie en het bieden van directe leessteun. Daarnaast kan een leerling een 'leesmaatje' in de groep krijgen waar hulp aan gevraagd kan worden bij het lezen van opdrachten en teksten. Compensatie en dispensatie: voorlezen van teksten (zaakvakken) door leerkracht of medeleerling (maatjes lezen) Schrijftaak wordt verlicht (minder pagina's) of de leerling krijgt extra tijd Het aantal oefeningen wordt beperkt (dit kan ook voor rekenen gelden als leerling op dat gebied ook automatiseringsproblemen heeft) In een gekopieerd werkboek werken Groep 5 Vanaf groep 5 wordt er op het gebied van schriftelijk onderwijs steeds meer verwacht van de leerling. Het taalonderwijs en de zaakvakken worden meer zelfstandig uitgevoerd en de taken worden groter en langer. Dit geeft bij dyslectische leerlingen een grotere taakverzwaring. Om bij de start van groep 5 een goede indeling te maken voor de methode Estafette worden de leestoetsen E4 gebruikt. Begeleiding De leerkracht praat waar mogelijk met de leerling over het leren en de moeilijkheden die zich kunnen voordoen. Bij de zelfstandige taakuitvoering wordt de nadruk gelegd op kwaliteit, niet op kwantiteit. Bij trage leerlingen kan het aantal opgaven beperkt worden. Het kan goed zijn een leerling met ernstige lees/spellingproblemen te koppelen aan een maatje bij bepaalde taken waarin veel lezen en schriftelijke verwerking aan de orde is. Samen met de leerling wordt naar aanpassingen in het schoolwerk gekeken.
Dyslexieprotocol de Werkschuit
juni 2013
De begeleiding van de leerling en de eventuele extra oefening wordt vastgelegd in een handelingsplan. Groep 6-8 Acceptatie leerproblematiek/competentiebevordering Het stimuleren van acceptatie en omgaan met de dyslexie is ook in deze fase aan de orde. In deze fase van de schoolloopbaan van de leerling is het “coachen” van de leerling erg belangrijk: persoonsaspecten zoals schoolmotivatie, betrokkenheid en concentratie bij schooltaken. Het omgaan met faalangst, competentiebeleving e.d. worden belangrijk om het leerperspectief van de leerling in de komende jaren te bepalen. Begeleiding In de groepen 6 t/m 8 moet er zoveel mogelijk gewerkt worden aan de punten waar de leerling zwak in is of blijft. Het is belangrijk dat er extra leerhulp wordt gegeven. De manier van begeleiden kan op dezelfde manier als in groep 5 voortgezet worden. Er zal dan meer met hulpmiddelen gewerkt moeten worden (Daisyspeler, computer) omdat de hoeveelheid stof meer een belemmering kan vormen. Ook zal er sprake zijn van meer dispensatie; meer kwaliteit dan kwantiteit. Ondanks de dyslexie is het belangrijk voor de taalontwikkeling van de leerling dat ze in aanraking komen met boekentaal. Deze is veel rijker dan gesproken taal en leerlingen leren meer woorden. Met andere woorden dienen deze leerlingen ook leeskilometers (zelfstandig) te maken. Dit kan door het aanbieden van luisterboeken uit de bibliotheek, Voorlezen door samen lezen met een leesmaatje, lezen van boeken op de computer. Yoleo.nl biedt hiervoor mogelijkheden voor kinderen vanaf 8 jaar. Daarnaast zijn boeken te lezen met de daisy-speler, ook vanuit de bibliotheek. Het voordeel is dat deze mogelijkheden thuis ook benut kunnen worden. Het samen lezen en voorlezen met ouders kan dan thuis plaatsvinden en de ouders zijn op deze manier betrokken worden bij het leesproces van hun kind. Het kind wordt hierdoor gemotiveerd en gestimuleerd. Leesmotivatie en leesbeleving nemen een belangrijke plaats in. Compensatie/hulpmiddelen groep 5 - 8: preteaching van zaakvakken door ouders of medeleerling Schrijftaak wordt verlicht (minder pagina's) of de leerling krijgt extra tijd Het aantal oefeningen wordt beperkt (dit kan ook voor rekenen gelden als leerling op dat gebied ook automatiseringsproblemen heeft) gebruik van IT-middelen (Daisyspeler, sprint, alpha smart, computer) gebruik maken van tafelkaart en/of rekenmachine bij gediagnosticeerde dyslexie: spellingfouten bij het maken van bijv. opstellen en overhoringen worden zoveel mogelijk genegeerd. De leerling mag alle hulpmiddelen gebruiken die leiden tot minder spelfouten; woordenboek, regelkaart, tekstverwerker met spellingcontrole enz. De leerling wordt bij bepaalde overhoringen (topografie) mondeling overhoort of werkt met een vergrote versie van de toets begrijpend lezen toets: de leerling krijgt meer tijd (maximaal 20%)
Dyslexieprotocol de Werkschuit
juni 2013
De leerling krijgt de eindtoets op cd aangeboden.
Overdracht naar voortgezet onderwijs Bij leerlingen die niet onderzocht zijn op dyslexie maar waarbij wel duidelijke kenmerken aanwezig zijn, zal de school in het onderwijskundig rapport naar het voortgezet onderwijs gegevens over de leervorderingen en relevante bijzonderheden op het gebied van lees- en spellingontwikkeling, waaronder de gegeven leerhulp, compensatie en eventuele dispensatie vermelden.
Dyslexieprotocol de Werkschuit
juni 2013