Zorgen over de zorg? Afstudeeronderzoek naar de veranderingen in de thuiszorg in de gemeente Ede naar aanleiding van de invoering van de Wmo 2015
Auteur: Op initiatief van: Opleiding: Afstudeerbegeleider: Eerste beoordelaar: Datum:
Anneloes de Beer Werkgroep SP Ede Maatschappelijk werk en dienstverlening Drs. J. de Jong Mevr. L. van der Pol 22 augustus 2015
Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting 1. Inleiding 2. Onderzoeksmethoden 2.1 Type onderzoek 2.2 Document- literatuuronderzoek 2.3 Praktijkonderzoek 2.3.1 Respondenten 2.3.2 Selectie respondenten 2.3.3 Labelen interviews
2.4 Doelstellingen 2.5 Reikwijdte 3. Beleid gemeente Ede ten aanzien van de Wmo 2015 Inleiding 3.1 Ontwikkelingen Wmo 2015 3.2 Formele werkelijkheid 3.2.1 Wetgeving 3.2.2 De Wmo 2015 en de verordening maatschappelijk ondersteuning 2015
3.3 De praktijk 3.3.1 Digitaal loket 3.3.2 Het Wmo-loket 3.3.3 De Wmo-consulent
3.4 Samenvatting 4. Cliënten aan het woord Inleiding 4.1 Afgenomen interviews 4.1.1 Situatieschets cliënten huishoudelijke hulp 4.1.2 Ervaringen wijzigingen 4.1.3 Aankondiging wijziging en keukentafelgesprek 4.1.4 Netwerk 4.1.5 Wmo 2015 en de gemeente 4.1.6 Eigen bijdrage 4.1.7 Advies aan de gemeente 4.1.8 Enquête werkgroep SP Ede 4.2 Samenvatting
5. Netwerk?! Inleiding 5.1 Sociaal netwerk 5.1.1 Definitie en functie 5.1.2 Profielschets netwerk (structuur)
5.2 Wmo 2015 en netwerk 5.2.1 Achtergrond gedachtegoed
4 5 7 10 10 10 11 11 11 12 13 13 14 14 14 15 15 15 21 21 21 22 23 24 24 24 24 25 25 26 26 27 28 28 28 30 30 30 30 31 31 32 Pagina | 2
5.2.2 Visie gemeente Ede
5.3 Mogelijkheden maatschappelijk werk 5.3.1 (Her)ontdekken netwerk 5.3.2 Kennis en kunde
5.4 Samenvatting 6. Conclusies 6.1 Deelvragen 6.1.1 Deelvraag één 6.1.2 Deelvraag twee 6.1.3 Deelvraag drie
6.2 Hoofdvraag 7. Aanbevelingen 8. Discussie 8.1 Productevaluatie 8.2 Procesevaluatie 8.3 Beroepsrelevantie 9. Bronnenlijst 10. Begrippenlijst 11. Bijlagen Bijlage A: Topiclijst Bijlage B: Labelsysteem Bijlage C: Persoonlijke communicatie
32 33 33 34 35 37 37 37 38 39 39 41 42 42 43 44 45 47 50 50 53 57
Pagina | 3
Voorwoord Dit onderzoek is uitgevoerd op initiatief van de werkgroep SP Ede. De werkgroep SP Ede heeft mij gevraagd om onderzoek te doen naar de veranderingen in de thuiszorg omdat zij een beeld wilden krijgen van de huidige stand van zaken in Ede. Ik richt mij in dit onderzoek op de veranderingen binnen de huishoudelijke hulp. De veranderingen hangen samen met de intrede van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De werkgroep SP Ede was in het bijzonder benieuwd naar de ervaringen van de afnemers van huishoudelijke hulp. De informatie welke ik heb verkregen uit de afgenomen interviews is dan ook een belangrijk speerpunt in dit onderzoekrapport. De veranderingen in de huishoudelijke hulp waren voor mij nieuw en onbekend terrein. Vanuit mijn opleiding heb ik kennis opgedaan over de Wet maatschappelijk ondersteuning maar dit onderzoek is gericht op een zeer specifieke doelgroep waar ik in mijn loopbaan nog geen ervaring mee had opgedaan. Ik heb mij vol overgave gestort op de nieuwe materie wat er uiteindelijk toe heeft geleid dat ik mijzelf een bescheiden kenner durf te noemen. In de gesprekken met cliënten en de Wmo-consulente heb ik veel geleerd over de werkwijze van de gemeente Ede met betrekking tot de Wmo 2015. De interviews waren een bijzondere ervaring voor mij, omdat ik op deze manier een kijkje kreeg in de levens van verschillende mensen. Ook het gesprek met de Wmo-consulente is voor mij ontzettend helpend geweest. Ik wil hen allen bedanken voor het vertrouwen en de openheid. Door de gesprekken met cliënten en het verdiepen in de literatuur realiseer ik mij des te meer dat mijn beroep, maatschappelijk werker, van ongekende waarde is. In de huidige tijd van veranderingen en bezuinigingen kan er nog steeds een verschil gemaakt worden wanneer de passie voor mensen voorop staat en de maatschappij zich hier hard voor wil maken. Ik ben samen met Eline Klein het onderzoek gestart. Samen zijn wij vol overtuiging en enthousiasme begonnen en hebben wij de basis voor het onderzoek, middels het plan van aanpak, vastgelegd. Ook de interviews met de respondenten hebben wij gezamenlijk afgenomen. Eline is helaas wegens privé omstandigheden vroegtijdig met het onderzoek gestopt. Ik wil haar bedanken voor haar inzet en de samenwerking. Ook wil ik de volgende personen bedanken: mijn afstudeerbegeleider, Jaap de Jong, docent aan de Christelijke Hogeschool Ede voor de begeleiding en het vertrouwen. Mijn praktijkbegeleider, Ad Olsthoorn, en de gehele werkgroep SP Ede. Zonder jullie enthousiasme, bevlogenheid, geduld, feedback en scherpte was het mij niet gelukt. Zorgorganisatie Opella voor de medewerking bij het verstrekken van gegevens van respondenten. Tenslotte enorm veel dank en liefde voor de mensen uit mijn directe omgeving die in mij zijn blijven geloven, mij hebben geholpen en te allen tijde hebben gesteund. Anneloes de Beer Augustus 2015
Pagina | 4
Samenvatting Aanleiding Sinds 1 januari 2015 geldt de Wmo 2015, aanleiding voor dit onderzoek zijn de zorgen die de werkgroep SP Ede heeft wat betreft de bijkomende bezuinigingen. Zij vragen zich af wat de gevolgen zijn omtrent de veranderingen in de huishoudelijke hulp. Daarbij willen zij vooral weten of de menselijke waardigheid en gelijkheid, de kernvisie van de partij, niet wordt aangetast door deze veranderingen. Dit heeft geleid tot de volgende vraagstelling, die centraal staat tijdens dit onderzoek: Welke gevolgen heeft het uitvoerend beleid van de gemeente Ede, ten aanzien van de Wmo 2015, voor cliënten van huishoudelijke hulp en welke rol zou het maatschappelijk werk binnen de verandering kunnen innemen?
Onderzoeksopzet Dit kwalitatieve onderzoek is tot stand gekomen door middel van literatuur- en praktijkonderzoek. Allereerst zet ik het beleid van de gemeente Ede, ten aanzien van de Wmo 2015 naar voren, vervolgens een gedeelte praktijkonderzoek waarbij de cliënten, die huishoudelijke hulp ontvangen, aan het woord komen. Om af te sluiten met opnieuw een literatuurgedeelte over sociaal netwerk en de functie daarvan.
Beleid gemeente Ede Het beleid van de gemeente Ede ten aanzien van de Wmo 2015 is het uitgangspunt van dit rapport. De Wmo werd in 2007 ingevoerd door de regering en verving de Wet voorzieningen Gehandicapten, de Welzijnswet en de huishoudelijke verzorging uit de AWBZ. Het doel van de Wmo was om grote hervormingen door te voeren. De Wmo 2015 legt de nadruk op drie prioriteiten namelijk: kwaliteit verbeteren, kostenverlaging en de samenwerking tussen zorgaanbieders bevorderen. Tot 2017 moet er een bedrag van 16 miljard euro bezuinigd worden. De gemeentes worden verplicht de Wmo 2015 nader uit te werken voor hun eigen gemeente. De gemeente Ede heeft deze vastgelegd in de Verordening Wmo 2015. In dit beleidsplan zijn criteria en procedures vastgelegd die betrekking hebben op het bieden van maatschappelijke ondersteuning. Dit gebeurt onder andere door het toekennen van maatwerkvoorzieningen, zoals huishoudelijke hulp. Via het Wmo-loket, een digitaal loket van de gemeente Ede, wordt het beleid kenbaar gemaakt. Cliënten kunnen hun aanvraag indienen bij de Wmo consulenten aan het loket. Het doel is dat er voor de cliënten plannen opgesteld worden. Hierin wordt de zelfredzaamheid van een cliënt in kaart gebracht, wordt duidelijk op welk domein een cliënt ondersteuning nodig heeft, en welke oplossingen hiervoor geboden kunnen worden. Dit alles gebeurt onder andere door een zogenaamd maatwerkgesprek, waarbij de consulent thuis langs komt. Cliënten aan het woord Uit de interviews met cliënten, die huishoudelijke hulp ontvangen, is duidelijk geworden dat zij over het algemeen minder huishoudelijke hulp ontvangen. Daarbij heerst er bij de cliënten Pagina | 5
veel onbegrip en voelen zij zich niet gehoord. Ze voelen zich doorgaans bezwaard om beroep te doen op hun netwerk, wat vaak bestaat uit kinderen en kleinkinderen. De inhoud van de Wmo 2015 is hen veelal onduidelijk, waarbij ook nog eens sprake is van slechte communicatie vanuit de gemeente. Hun advies aan de gemeente is dat ze graag willen dat er meer gekeken wordt naar hun specifieke situatie, door middel van huisbezoek en dat daar maatwerk op geleverd wordt. Netwerk?! Een sociaal netwerk heeft structuur, deze is bepalend voor de eventuele inzet van het netwerk. Vanuit de Wmo 2015 wordt een beroep gedaan op het sociale netwerk. De reden hiervoor is kostenbesparing. De gemeente Ede ondersteunt de burger maar het uitgangspunt bij het bieden van ondersteuning is de eigen kracht van de burger en diens eigen netwerk. Een middel wat ingezet kan worden om het netwerk in kaart te brengen is het ecogram. Hierdoor kan gezien worden waar het netwerk al voldoende ondersteunt en waar het nog aan ontbreekt. Wat nog effectiever blijkt is het netwerk versterken, door de cliënt bijvoorbeeld in contact te brengen met een maatje. Conclusie en aanbevelingen De conclusie heeft betrekking op een aantal onderwerpen. Als eerste huishoudelijk hulp, hierbij krijgen cliënten maximaal twee uur huishoudelijke hulp, wanneer zij meer nodig hebben wordt er een maatwerkvoorziening afgegeven. Hiervoor zijn geen vastgestelde richtlijnen. Als tweede het maatwerkgesprek, alle indicaties moeten worden herzien en dit gebeurt door Wmo-consulenten. Het is een eenmalig gesprek waarbij 11 sociale domeinen in kaart gebracht moeten worden. Als derde de Wmo-consulenten, zij worden ingedeeld op basis van geografische gegevens en dit gaat ten koste van de zorg voor de cliënt, en het doel van de Wmo 2015. Wanneer een Wmo-consulent niet beschikt over de competenties om een netwerk te activeren wordt tekort gedaan aan één van hoofdelementen van de Wmo 2015. Als laatste heerst er onder cliënten veel onbegrip en onvoldoende kennis over alle veranderingen. Dit maakt dat zij zich niet gehoord en gezien voelen. Het beleid van de gemeente Ede lijkt gericht op het hier en nu door in een zo kort mogelijke tijd de indicaties te herzien en in veel gevallen naar beneden bij te stellen. Wanneer de Wmo 2015 volledig tot zijn recht komt, betekent dit dat er met succes, een groter beroep wordt gedaan op het sociale netwerk. Er moet meer tijd voor cliënten genomen worden en is er meer deskundigheid nodig. De gemeente Ede schiet momenteel in beide tekort. Daarom beveel ik het volgende aan, maak gebruik van een ecogram in gesprekken met cliënten of plan een netwerkberaad in wanneer nodig. Laat Wmo-consulenten hun deskundigheid bevorderen door zich in te lezen of een training te volgen waarbij ze leren netwerken te versterken, en deel hun in op basis van hun kennis en kunde in plaats van op geografische gegevens. Daarnaast is mijn voorstel dat er een informatiefolder komt ten behoeve van de doelgroep over de Wmo-2015. Tenslotte geef ik een voorstel met betrekking tot een vervolgonderzoek, naast sociale netwerken in de huidige ontwikkelingen.
Pagina | 6
1.
Inleiding ‘Nederland verandert, de zorg verandert mee’ (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2015). Dit is de nieuwe slogan van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie VWS). Op televisie zijn diverse reclamespotjes te zien geweest waarin de veranderingen in de zorg aan de Nederlandse bevolking verduidelijkt werden. Deze veranderingen hebben te maken met de intrede van de vernieuwde Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (2014). Achtergrond Wmo De Wet maatschappelijke ondersteuning, hierna Wmo, is sinds 2007 van kracht. De Wmo is een opvolger van een aantal andere wetten die zijn samengevoegd in de Wmo, waaronder de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG), de Welzijnswet en gedeeltes van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De uitvoering van de Wmo valt onder de verantwoording van de gemeente. De Wmo geeft gemeenten de taak om maatschappelijke ondersteuning voor hun inwoners te regelen. Dit met het doel mensen zo veel en zo lang mogelijk zelfstandig te laten functioneren. Gemeenten hebben de plicht om beperkingen van mensen bij deelname aan het maatschappelijk verkeer te compenseren. In de Wmo staat eigen verantwoordelijkheid van mensen centraal. Als iemand problemen ondervindt in het dagelijks leven en hij deze niet zelf of binnen zijn eigen omgeving kan oplossen is de gemeente verantwoordelijk om passende ondersteuning bieden (begeleiden, dagbesteding en/of huishoudelijke hulp). Hij kan dan een beroep doen op ondersteuning op basis van de Wmo (Hop, 2014). In de Memorie van Toelichting (2014) wordt de Wmo 2015 omschreven aan de hand van drie hoofdelementen: - Ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving. - Bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van de voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. - Bieden van beschermd wonen en opvang (MvT, 2014, p. 96). Probleemstelling Op 1 januari 2015 heeft de Wmo 2015 zijn intrede gedaan. In de nieuwe Wmo ligt meer dan ooit de nadruk op de eigen kracht van burgers. Wat kan iemand zelf nog en wat kan het eventuele netwerk van iemand betekenen? Daarnaast hebben gemeenten te maken gekregen met forse bezuinigingen, waardoor er minder geld beschikbaar is om mensen die huishoudelijke hulp ontvangen van dienst te kunnen zijn. Op 8 juli 2014 heeft de Eerste Kamer ingestemd met een bezuiniging van 40% Pagina | 7
t.o.v. 2014 op het budget voor huishoudelijke ondersteuning die de gemeenten vanaf 2015 dienen te organiseren (Zorghulpatlas, 2014). De werkgroep SP Ede uitte haar zorgen omtrent de intrede van de Wmo 2015 en de bijkomende doorgevoerde bezuinigingen. Naar aanleiding van hun zorgen is mij gevraagd om onderzoek te doen naar de gevolgen omtrent de veranderingen in de huishoudelijke hulp in Ede. De zorgen van de werkgroep vinden hun fundament in de kernvisie van de partij namelijk: menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid van mensen en solidariteit tussen mensen (Kernvisie van de SP, 1999). Hun zorgen kwamen voort uit de angst dat de menselijke waardigheid en gelijkwaardigheid in het geding kwamen. Uit het onderzoek moest blijken of iedereen, in alle lagen van de samenleving, de juiste en passende zorg geboden kan worden. Hoofd- en deelvragen Tijdens het onderzoek stond de volgende hoofdvraag centraal: welke gevolgen heeft het uitvoerend beleid van de gemeente Ede, ten aanzien van de Wmo 2015, voor cliënten van huishoudelijke hulp en welke rol zou het maatschappelijk werk binnen de verandering kunnen innemen? Om antwoord te krijgen op de hoofdvraag is het onderzoek verdeeld in drie richtinggevende deelvragen: 1. Welk beleid voert de gemeente Ede ten aanzien van de Wmo 2015 en hoe voert zij dit beleid in de praktijk uit? 2. Wat zeggen cliënten uit de gemeente Ede over de gevolgen van de veranderingen in de huishoudelijke hulp na de invoering van de Wmo 2015 en hoe gaan zij om met de veranderde situatie? 3. Welke rol vervult het sociaal netwerk van cliënten sinds de verandering binnen de Wmo 2015 en wat kan het maatschappelijk werk hierin betekenen? Opleidingsgerichte relevantie De Wmo 2015 richt zich in het bijzonder op gebruik van het sociale netwerk, personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt (Boersma en Bruggeman, 2015). Wanneer bezit een netwerk echter over voldoende draagkracht om de zorg voor een ander, gedeeltelijk, te dragen? Welke kwaliteitseisen stelt de gemeente Ede aan een netwerk en wat doet en verwacht zij van haar burgers wanneer deze niet of onvoldoende ‘gezond’ netwerk tot beschikking heeft? Maria Scheffers benoemt in haar boek Sterk met een vitaal netwerk dat er voor maatschappelijk werkers een belangrijke taak weggelegd is sinds de invoering van de Wmo: “Als professional heb je de taak om mensen individueel of in relatie met hun netwerk te ondersteunen tot zelfredzaamheid, zodat zij volwaardig kunnen participeren in de samenleving” (Scheffers, 2014, p. 29). De thematiek rondom het sociale netwerk krijgt daarom een plek in dit rapport. Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft de opzet en uitvoering van het onderzoek weer. Hierin wordt het type Pagina | 8
onderzoek, de dataverzameling, analysebeslissingen en betrouwbaarheid van het onderzoek beschreven. Hoofdstuk drie gaat in op de eerste deelvraag. Hierin wordt het beleid van de gemeente Ede inhoudelijk weergegeven en laat zien hoe dit in de praktijk vertaald wordt. In hoofdstuk vier kunt u de geanalyseerde gegevens van de interviews teruglezen. De derde deelvraag wordt uitgezet in hoofdstuk vijf. Hier kunt u lezen over verschillende zaken die betrekking hebben op het sociale netwerk en hoe zicht dit verhoudt tot de Wmo 2015 en het maatschappelijk werk. In hoofdstuk zeven geef ik antwoord op de deelvragen en trek ik hieruit mijn conclusies. Daarop aansluitend geef ik in hoofdstuk acht mijn aanbevelingen.
Pagina | 9
2.
Onderzoeksmethoden
2.1
Type onderzoek Dit onderzoeksrapport is gebaseerd op kwalitatief onderzoek. Volgens Baarda et al (2013) biedt kwalitatief onderzoek de mogelijkheid om verschillende databronnen te raadplegen en legt het de na nadruk op het ‘begrijpen’ of ‘doorgronden’ van individuele mensen, groepen of situaties. Het onderzoek komt voort uit kritiek op een maatschappelijke ontwikkeling en verandering namelijk de Wmo 2015 en de bezuinigingen in de zorg. In dit empirisch onderzoek staat centraal wat de gevolgen zijn van de veranderingen in de thuiszorg voor de cliënten die gebruik maken van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp in Ede middels de Wmo 2015. Empirisch is volgens Baarda (2013) dat er door waarneming vastgesteld wordt wat zich in de werkelijkheid afspeelt. Er worden nieuwe en bestaande gegevens gebruikt om tot beantwoording van de deelvragen te komen. Deze gegevens komen uit interviews en literatuuronderzoek. De belangrijkste bron en uitgangspunt voor dit onderzoek is de Wmo 2015. Door zowel met enkele inwoners uit Ede als een Wmo-consulent van de gemeente te hebben gesproken was het mogelijk om de hoofdvraag vanuit verschillende invalshoeken te beantwoorden.
2.2
Document- literatuuronderzoek Om een duidelijk beeld te krijgen van de zogenaamde papieren werkelijkheid, dat wat formeel is vastgelegd, was het van belang dat ik onderzoek deed naar wat er tot nu toe beschreven is in relevante vakkennis en/of literatuur over de veranderingen in de huishoudelijke hulp. De doorgevoerde veranderingen zijn sinds 1 januari 2015 van kracht. Dit betekent dat er veel is geschreven over de aanloop naar de Wmo 2015 maar er nog weinig feitelijke gegevens zijn over het verloop. Mijn eerste deelvraag vraagt om een feitelijke beschrijving van de situatie. Daarbij heb ik de Wmo 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 van de gemeente Ede als toonaangevende bronnen gebruikt. De Wmo 2015 behelst veel wet- en regelgeving met betrekking tot diverse onderwerpen. Ik heb mij daarom in het onderzoek zoveel mogelijk geprobeerd te beperken om zo tot een overzichtelijk rapport te komen. Centraal staat de wet- en regelgeving rondom huishoudelijke hulp. In de Wmo 2015 wordt huishoudelijke hulp aangeduid als een maatwerkvoorziening. In dit rapport ga ik niet in op de huishoudelijke hulp die gefinancierd wordt middels het persoongebonden budget, hierna pgb.
Pagina | 10
2.3
Praktijkonderzoek 2.3.1
Respondenten
Om te kunnen onderzoeken hoe de veranderingen in de huishoudelijke hulp vorm hebben gekregen of nog moeten krijgen heb ik 9 interviews afgenomen. Acht van de geïnterviewden zijn inwoners van Ede en tevens cliënten die huishoudelijke hulp ontvangen. Zij ontvingen ook voor 1 januari 2015 huishoudelijke hulp. Dit was een selectiecriterium zodat ik een beeld kon krijgen van de situatie voor en na januari 2015. De mensen die ik gesproken heb waren tussen de 77 en 97 jaar oud. In de gesprekken heb ik onder andere hun persoonlijke situatie uitgevraagd om zo de verschillen tussen de afnemers en de indicaties die daarop gebaseerd zijn duidelijk te krijgen. Er zijn diverse redenen waarom de respondenten huishoudelijke hulp krijgen en tevens verschillen de ervaringen en belevingen rondom de Wmo 2015. Eén persoon was een dochter van één van deze afnemers. Tot slot heb ik een gesprek gehad met een Wmo-consulent van de gemeente Ede. Dit gesprek heb ik niet opgenomen maar wel heb ik een gespreksverslag geschreven en deze laten lezen door de consulente. Zij heeft haar akkoord gegeven waardoor ik de informatie uit dit verslag heb kunnen gebruiken voor dit onderzoek.
2.3.2 Selectie respondenten Aangezien de werkgroep SP Ede niet over een klantenbestand van cliënten beschikt was ik afhankelijk van de medewerking van een thuiszorg organisatie welke actief is in Ede. Ik heb er voor gekozen om Opella te benaderen omdat zij beschikken over persoonsgegevens van een groot aantal inwoners van Ede welke huishoudelijke hulp ontvangen. Dit bracht het risico met zich mee dat ik afhankelijk was van de medewerking van Opella. Gelukkig was Opella bereid om mee te werken maar dit betekent wel dat ik geen invloed heb gehad op de selectieprocedure. Opella heeft haar thuiszorg medewerkers benaderd met de vraag of deze aan hun cliënten willen vragen of ze willen meewerken aan een onderzoek over de thuiszorg. Ik heb voorafgaand aan de briefing van de thuiszorg medewerkers onderstaande tekst aangeleverd bij Opella: “Wij, Eline Klein en Anneloes de Beer, zijn twee 4e jaars maatschappelijk werk en dienstverlening studenten aan de Christelijke Hogeschool Ede. In opdracht van de werkgroep SP Ede doen wij onderzoek naar de veranderingen in de thuiszorg, specifiek gericht op de huishoudelijke hulp. Voor ons afstudeeronderzoek zijn wij op zoek naar mensen die huishoudelijke hulp ontvangen en welke het leuk vinden om geïnterviewd te worden over de veranderingen. De hoofdvraag van ons onderzoek luidt: Welke gevolgen heeft het uitvoerend beleid van de gemeente Ede, ten aanzien van de Wmo 2015, voor afnemers van huishoudelijke hulp? Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het voor ons onderzoek van groot belang dat wij met mensen spreken welke zowel in 2014 als 2015 huishoudelijke hulp krijgen. Een interview neemt ongeveer 1 uur in beslag en kan worden afgenomen bij de mensen thuis of op de Christelijke Hogeschool. Voor vragen en aanmeldingen kan men via de mail met ons contact opnemen via:
[email protected].”
Pagina | 11
Ik heb nauw contact gehad met Jolanda van den Hoek van Opella en in het contact met haar benadrukt hoe belangrijk het is dat de selectie objectief gebeurt. Dat wil zeggen dat cliënten willekeurig worden benaderd en niet op basis van goede en positieve ervaringen van thuiszorgmedewerkers. De thuiszorg medewerkers hebben hun cliënten benaderd met de vraag of zij mee willen werken aan een onderzoek over de veranderingen in de huishoudelijke hulp. Zelf heb ik heb geen verdere invloed uit kunnen oefenen op de selectie van deze respondenten. Via Opella heb ik uiteindelijk 11 respondenten aangeleverd gekregen waar ik zelf contact mee heb opgenomen om een afspraak te maken. Drie van de respondenten besloten uiteindelijk om niet mee te willen werken. De dochter van één van de respondenten gaf ook aan mee te willen werken aan het onderzoek. Aangezien de mogelijke waardevolle toevoeging heb ik ook met haar een interview afgenomen. De Wmo-consulent heb ik benaderd via de gemeente Ede. Al de respondenten hebben de mogelijkheid gekregen om anoniem hun verhaal te doen. Ik heb de gegevens uit de interviews anoniem verwerkt in verband met de privacy van de respondenten. Voorafgaand aan de interviews is er een topiclijst samengesteld met daarin de te bespreken onderwerpen en vragen die belangrijk waren om te stellen. Deze topiclijst heeft uiteindelijk bijgedragen aan het thematiseren en labelen van de interviews, hierover in de volgende paragraaf meer. De topiclijst is te vinden in bijlage A. 2.3.3 Labelen interviews Na het uitvoeren van de interviews zijn deze volledig uitgeschreven en vervolgens geanalyseerd. Na het lezen van het materiaal, bedenken wat er bedoeld wordt en welke informatie relevant is voor het beantwoorden van deelvragen is irrelevante tekst doorgestreept. Vervolgens is het materiaal nogmaals gelezen en is deze opgedeeld in fragmenten. Aan elk fragment is een code gehangen. Deze codes worden labels genoemd en leggen verband tussen het empirische gedeelte (woorden van de respondent) en het conceptuele kader (het interpretatiekader van de onderzoek) (Baarda et al, 2013, p. 217). Zo ontstonden er verschillende fragmenten met verschillende labels. Om structuur aan te brengen heb ik de labels ingedeeld aan de hand van thema’s. Zo onderstonden de volgende thema’s: - Persoon - Netwerk - Huishoudelijke hulp - Wet maatschappelijke ondersteuning - Beleving vanuit netwerk In het rapport wordt de gebruikte informatie met een code aangeduid. Deze code bestaat uit twee cijfers, bijvoorbeeld 1,24. Het eerste cijfer geeft aan om welk interview het gaat (1,2,3 enz.) en het tweede cijfer geeft het fragmentnummer weer. In bijlage B is het labelsysteem terug te vinden. De uitgewerkte interviews zijn niet in de bijlage opgenomen gezien de grote omvang en in verband met de privacy van de respondenten. De uitgewerkte interviews zijn in vertrouwen verstrekt aan de opdrachtgever van dit rapport via dhr. Olsthoorn, mijn afstudeerbegeleider drs. J. de Jong en mijn eerste beoordelaar mevr. L. van der Pol.
Pagina | 12
2.4
Doelstellingen Het onderzoek is uitgevoerd m.b.v. drie deelvragen welke tot de volgende vier doelstellingen hebben geleid: - Het eerste doel van dit onderzoek was kennis verzamelen over de veranderingen in de Wmo 2015 en de werkwijze van de gemeente Ede om de zogenaamde papieren werkelijkheid in kaart te kunnen brengen. De werkgroep SP Ede moest weten wat er voor haar burgers inhoudelijk veranderd is en hoe de gemeente Ede vorm geeft aan deze veranderingen. - Het tweede doel van dit onderzoek was kennis verzamelen over de actuele situatie en gevolgen van de veranderingen op grond van ervaringen van cliënten van huishoudelijke hulp. De werkgroep SP Ede weet hierdoor wat er onder cliënten van huishoudelijke hulp in Ede leeft naar aanleiding van de veranderingen binnen de Wmo. - Het derde doel vond haar oorsprong in de opleidingsachtergrond van de onderzoeker namelijk het maatschappelijk werk. Het doel was om kennis te verzamelen over hoe het maatschappelijk werk invulling geeft aan het thema ‘gebruik van het sociale netwerk’ en hoe deze zich verhoudt tot de Wmo 2015. - Het vierde doel van dit onderzoek was om de literatuur en de ervaringen en beleving van betrokkenen te spiegelen met elkaar en daar vanuit conclusies en aanbevelingen te schrijven. Met dit onderzoek is in kaart gebracht hoe het door de gemeente Ede vastgelegde beleid wordt ervaren door betrokkenen. Er is onderzocht hoe de gemeente Ede beleid voert ten aanzien van de Wmo 2015 en of de praktijk overeenkomt met dat wat er is vastgelegd in beleidsplannen en verordeningen. Een belangrijke toevoeging in dit onderzoek is de rol van het maatschappelijk werk. Binnen het maatschappelijk werk zijn het ondersteunen van eigen kracht en het activeren van het sociaal netwerk belangrijke thema’s geworden om de bezuinigingen, vanwege de economische crisis, het hoofd te kunnen bieden. In dit rapport wordt de link gelegd hoe het maatschappelijk werk mogelijk ondersteuning kan bieden aan de gemeente welke immers met dezelfde bezuinigingen en veranderingen te maken krijgt. De antwoorden op deze vragen vormen het uitgangspunt voor de werkgroep SP Ede waarmee zij de dialoog aan willen gaan met de wethouder welke in Ede verantwoordelijk is voor zorg en welzijn.
2.5
Reikwijdte Dit onderzoek richt zich op de cliënten van huishoudelijke hulp. Om een bruikbaar onderzoek te leveren vallen andere doelgroepen van de Wmo 2015 dan ook buiten de scope van dit onderzoek. De literatuurstudie is gericht op de ontwikkelingen in de gemeente Ede en is dus niet bruikbaar voor andere gemeenten. De conclusies die worden getrokken uit de interviews met de 9 respondenten moeten met zorgvuldigheid worden geïnterpreteerd gezien het aantal niet representatief is voor alle cliënten van de gemeente Ede.
Pagina | 13
3.
Beleid gemeente Ede ten aanzien van de Wmo 2015 Inleiding Nu gemeenten geheel zelf verantwoordelijk zijn voor de invulling van de Wmo betekent dat de regels en uitvoering per gemeenten kan verschillen. Voor alle gemeenten geldt echter dat hun verordeningen en beleidsplannen gebaseerd zijn op de Wmo 2015. Allereerst geef ik in dit hoofdstuk de achtergrond en het tot stand komen van de Wmo 2015 weer. Vervolgens staat het beleid van de gemeente Ede centraal en de wijze hoe deze verbonden is met de Wmo 2015. Ten slotte geef ik weer hoe de praktijk eruit ziet door het een en ander toe te lichten over het digitaal loket, het Wmo-loket en de Wmo-consulent.
3.1
Ontwikkelingen Wmo 2015 In 2007 werd de Wmo ingevoerd. Jager-Vreugdenhil (2012) schrijft in het vakblad Maatwerk dat het doel van de wetgever was het drukken van de kosten en de kwaliteit van de zorg verbeteren. Een ander doel wat men voor ogen had bij de invoering van deze wet is ‘meedoen’. De wet moest ervoor zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en mee doen in de samenleving. De Wmo werd een vervanging van de Wet Voorzieningen Gehandicapten, de Welzijnswet en de huishoudelijke verzorging uit de AWBZ. Het reageerakkoord ‘Bruggen Slaan’ (2012) is de basis van het tot stand komen van de Wmo 2015. Nederland verkeert op dat moment in crisis en de regering, bestaande uit de politieke partijen VVD en PVDA, slaan de handen ineen om de nodige hervormingen en de daarbij komende bezuinigingen door te voeren. Wat betreft de zorg ligt de nadruk op een drietal prioriteiten, namelijk: kwaliteit verbeteren, kostenverlaging en de samenwerking tussen zorgaanbieders bevorderen (Bruggen Slaan, 2012, pag. 20). In het regeerakkoord blijkt dat er tot 2017 een totaal bedrag van 16 miljard euro zal worden bezuinigd. Daarvan moet vier miljard worden opgebracht door gemeente (Platform ggz, 2012). De regering verwacht dat gemeenten, door onder andere een groot beroep te doen op het sociale netwerk van cliënten, deze forse bezuinigingen in goede banen moet kunnen leiden. De overheid gaat er vanuit dat gemeenten beter zicht hebben op de zorg die burgers nodig hebben, dit maakt dat zij deze taak het beste kunnen vervullen (MvT, 2014). Er moet ook een omslag komen waardoor er straks sprake is van meer maatwerk, meer zorg in en vanuit de buurt en meer samenwerking tussen de verschillende zorgaanbieders. In de Wmo 2015 betekent dit het volgende: - Gemeenten worden geheel verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en verzorging. De aanspraken worden beperkt, dienstverlening wordt versoberd en meer gericht op waar ze het hardste nodig is en gaat vallen onder de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). De aanspraken op huishoudelijke hulp worden vervangen door een maatwerkvoorziening voor degenen die het echt nodig hebben en het niet uit eigen middelen kunnen betalen. - De combinatie van de introductie van inkomensafhankelijke zorgfinanciering en het organiseren van zorg dicht bij mensen maakt beperking, vereenvoudiging en 29/10/2012 22 decentralisatie mogelijk van regelingen als compensatie eigen risico, de aftrek specifieke Pagina | 14
zorgkosten en de wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. Hieruit wordt een nieuwe gemeentelijke voorziening gefinancierd met een omvang van ruim 750 miljoen. - De gemeenten wordt een zeer ruime beleidsvrijheid gegeven met betrekking tot de concrete invulling van deze gedecentraliseerde voorzieningen (Bruggen slaan, 2012, pag. 21). De twee belangrijkste peilers in het regeerakkoord, wat betreft de zorg, zijn de overheveling van bepaalde onderdelen van de AWBZ zorg naar de Wmo en de gehele verantwoordelijkheid voor gemeenten met betrekking tot activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en verzorging.
3.2
Formele werkelijkheid 3.2.1 Wetgeving De nieuwe zorgregels omtrent de maatschappelijke ondersteuning bestaan uit verschillende typen wetgeving afkomstig van verschillende overheidsorganen. Aan de top van de piramide staat de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015. Deze wet is gemaakt door onze hoogste wetgevende instantie namelijk de regering en de Staten Generaal gezamenlijk. Deze wet is de basis voor alle nadere regelgeving omtrent de maatschappelijke ondersteuning. In de Wmo 2015 geeft de wetgever (de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk) de opdracht aan andere overheidsorganen om nadere regels vast te stellen ter uitwerking van de Wmo 2015. Die uitwerking is gemaakt door de regering in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Die nadere wetgeving gemaakt door de regering wordt een algemene maatregel van bestuur (AMvB) genoemd. Verder heeft de minister nadere regels vastgesteld in de uitvoeringsregeling Wmo 2015. Die nadere wetgeving gemaakt door de minister wordt een ministeriële regeling genoemd. Ook heeft de gemeenteraad nadere regels vastgesteld die dus per gemeente kunnen verschillen. De wetgeving gemaakt door de gemeenteraad wordt een gemeentelijke verordening genoemd. Voor de gemeente Ede is dit de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015. In de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 geeft de gemeenteraad het college van burgemeester en wethouders de opdracht om nadere regels vast te stellen ter uitwerking van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015. Die uitwerking is door het college van burgemeester en wethouders vastgelegd in de Nadere regel Wmo 2015. Schematisch ziet dat eruit zoals op in het schema is afgebeeld. 3.2.2 De Wmo 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Op 13 november 2014 maakte de gemeente Ede de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 bekend. Deze verordening vindt haar wettelijke grondslag in de Pagina | 15
volgende artikelen van de Wmo 2015: 2.1.3, 2.14 lid 1,2,3 en 7, 2.1.5 lid 1, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 lid 4 en artikel 2.6.6 lid 1 (Wmo 2015, 2014). Deze artikelen worden toegelicht in de Memorie van Toelichting (2014). Ik zal stapsgewijs de artikelen uit de Wmo 2015 doornemen welke van toepassing zijn op de huishoudelijke hulp.
Artikel 2.1.3 1. De gemeenteraad stelt bij verordening de regels vast die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen (artikel 2.1.3 lid 1 Wmo 2015).
Dit artikel verwijst naar artikel 2.1.2 uit de Wmo 2015 waarin gesproken wordt over het vaststellen van een periodiek plan door het gemeentebestuur, ook wel een beleidsplan genaamd. Dit plan moet betrekking hebben op het te voeren beleid van de gemeente ten aanzien van de Wmo 2015. Het meest recente beleidsplan van de gemeente Ede, Beleidsplan Awbz/Wmo, stamt uit december 2013. In dit beleidsplan geeft de gemeente Ede, voor zover mogelijk, aan welke besluiten zij neemt om de decentralisatie in goede banen te leiden (Beleidsplan Awbz/Wmo, 2013, p. 3). Om een beleidsplan en de Wmo 2015 goed uit te kunnen voeren moeten er door gemeenten regels worden opgesteld. Deze regels worden vastgelegd in een verordening (artikel 2.1.3 lid 1, MvT 2014).
Artikel 2.1.3 2. In de verordening wordt in ieder geval bepaald: a. op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt handelingen (artikel 2.1.3 lid 2 sub a Wmo 2015);
Hulp bij het voeren van een gestructureerd huishouden, en dus huishoudelijke hulp, is een voorbeeld van een maatwerkvoorziening. Per gemeente kan het aanbod van voorzieningen verschillen. De gemeenten hebben een zekere vrijheid aangezien elke gemeente en de behoeften van zijn of haar burgers kunnen verschillen. In de verordening zal de gemeente aan de hand van criteria moeten vaststellen wanneer iemand in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening. Eveneens moet worden vastgelegd op welke wijze vast wordt gesteld Pagina | 16
of iemand in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening (artikel 2.1.3 lid 2 onderdeel a, MvT 2014). De gemeente Ede heeft in haar verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 een aantal artikelen opgenomen als het gaat om het verstrekken van een maatwerkvoorziening. Deze artikelen leiden tot de volgende procedure: 1. Melding hulpvraag: de melding of aanvraag kan door of namens de cliënt worden ingediend en moet vervolgens schriftelijk worden bevestigd door het college. 2. Vooronderzoek: het college verzamelt gegevens en informatie over de cliënt die van belang zijn en daarbij maakt zij ook een afspraak met de cliënt voor een maatwerkgesprek. Dit maatwerkgesprek wordt in de volksmond ook wel een keukentafelgesprek genoemd. Voorafgaande aan het gesprek levert de cliënt gegevens en informatie aan die het college van toepassing acht. Het college kan afzien van een onderzoek wanneer geconstateerd wordt dat er al voldoende over de cliënt bekend is. 3. Maatwerkgesprek: een maatwerkgesprek is deel van het onderzoek. Dit gesprek wordt gevoerd met de cliënt of diens vertegenwoordiger. Een cliënt is vrij om zich in dit gesprek te laten ondersteunen door bijvoorbeeld een familielid. Tijdens het gesprek worden de volgende onderwerpen onderzocht en besproken: - behoeften, voorkeuren en persoonskenmerken van de cliënt ; - het gewenste resultaat; - de mogelijkheden om de zelfredzaamheid te verbeteren middels het eigen vermogen van de cliënt, algemeen gebruikelijke voorzieningen, hulp uit het sociale netwerk en mogelijkheden door middel van andere partijen; - de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van een eventuele mantelzorger - de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken; - op welke wijze rekening zal worden gehouden met de levensovertuiging en culturele achtergrond van de cliënt. Wanneer een cliënt ook persoonlijke informatie aan het college heeft overhandigd wordt dit betrokken bij het onderzoek. Tevens dient het college de cliënt te informeren over zijn of haar rechten en plichten in de vervolgprocedure. Voor het verwerken van de persoonsgegevens heeft het college toestemming nodig van de cliënt. Als de hulpvraag voorafgaande aan het maatwerkgesprek al helder en duidelijk is kan er worden afgezien van een maatwerkgesprek met de cliënt. 4. Verslag: het college is verantwoordelijk voor een schriftelijke verslaglegging van het onderzoek. Indien er een maatwerkgesprek heeft plaatsgevonden moet het verslag binnen 10 dagen worden aangeboden aan de cliënt. Mocht de cliënt opmerkingen en of aanvullingen hebben dienen deze te worden toegevoegd aan het verslag. 5. Aanvraag: de cliënt of zijn vertegenwoordiger kan schriftelijk of elektronisch een aanvraag om een maatwerkvoorziening indienen. Tevens kan ook het verslag fungeren als aanvraag wanneer dit in het verslag is aangegeven en het verslag is ondertekend door de cliënt. 6. Criteria voor een maatwerkvoorziening: het verslag dient als uitgangspunt voor de beoordeling van de aanvraag. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter behoeve van zelfredzaamheid: a. ter compensatie van beperkingen, b. wanneer deze beperkingen niet verminderd kunnen worden op eigen kracht, gebruikelijke Pagina | 17
hulp, mantelzorg, hulp uit het netwerk, met gebruikmaking van andere voorzieningen en of medische hulp, c. als deze een passende bijdrage levert aan het realiseren van een leefbare omgeving en het een toevoeging is aan de zelfredzaamheid van de cliënt zodat deze zo lang mogelijk in zijn of haar eigen leefomgeving kan blijven wonen (artikel 2 Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Ede). De procedure komt overeen met de getoonde afbeelding op de website van het Ministerie van VWS (2015). De Verordening Wmo 2013 komt te vervallen wat betekent dat het college over alle cliënten die voor 1 januari 2015 een voorziening ontvingen opnieuw een besluit moet nemen. Tot er een nieuw besluit is genomen zal de cliënt recht houden op de voorziening (Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015, artikel 20). De gemeente Ede noemt 2015 een overgangsjaar. Dit houdt in dat de indicatie van een cliënt in 2015 geldig blijft tot de indicatie afloopt, maar uiterlijk tot 1 januari 2016. Voor 1 januari 2016 moeten dus alle reeds bestaande indicaties zijn herzien. Cliënten zijn zelf verantwoordelijk om het aflopen van hun indicatie bekend te maken bij hun aanbieder, de organisatie die de huishoudelijke hulp levert (Ede, 2015). De Wmo-consulent geeft aan dat de gemeente, in het door hun gebruikte systeem, kan zien wanneer een aanvraag afloopt. Wanneer er door de cliënt nog geen nieuwe aanvraag is gedaan wijzen zij de cliënt op de afloop van de indicatie. Uit de praktijk blijkt dat ook de aanbieder, bijvoorbeeld Opella, dit doorgeeft aan de cliënt (persoonlijke communicatie, 11 augustus 2015).
Artikel 2.1.3 2. In de verordening wordt in ieder geval bepaald: d. ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten vereist is (2.1.3 lid 2 sub d Wmo 2015);
In artikel 18 van de verordening staat dat de aanbieders van huishoudelijke hulp een regeling vast moeten stellen voor de afhandelingen van klachten. Deze klachten kunnen betrekking hebben op alle maatwerkvoorzieningen. Bij nadere regel kan het college besluiten dat ook aanbieders van algemene voorzieningen een regeling moeten vaststellen voor het afhandelen van klachten. Het college moet toezien dat de klachtenregelingen worden nageleefd en doet dit in periodieke overleggen en middels een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek. Cliënten moeten de mogelijkheid krijgen om, zowel over het contact en de gedragingen van de aanbieder als eveneens het contact met het college en Pagina | 18
diens afgevaardigden, te klagen (Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015, artikel 18).
Artikel 2.1.3 3. In de verordening wordt bepaald op welke wijze ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, betrokken worden bij de uitvoering van de wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop zij: a. in de gelegenheid worden gesteld voorstellen voor het beleid te doen; b. vroegtijdig in staat worden gesteld gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen (2.1.3 lid 3 sub a en b Wmo 2015);
Omdat het beleid van de gemeente moet aansluiten op de ondersteuningsbehoefte van haar burgers is het belangrijk dat deze burgers de mogelijkheid hebben om invloed te kunnen uitoefenen bij het bepalen van het gemeentelijke beleid. In artikel 50 van de Gemeentewet wordt opgedragen een verordening te maken waarin deze regels omtrent de betrokkenheid van burgers bij het maken van een gemeentelijk beleid worden vastgesteld (artikel 2.1.3 lid 3 onderdeel a en b, MvT 2014). In de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning 2015 van de gemeente Ede staat dat er, bij uitzondering, geen regels worden gesteld over dit onderwerp. In plaats daarvan wordt er gekozen voor één aparte verordening waarin zowel de inspraak op het terrein van de Jeugdwet, de Wmo 2015 en de participatiewet wordt beschreven. Dit in verband met het aanstellen van één adviesraad (Toelichting verordening Wmo 2015). Deze adviesraad bestaat uit vertegenwoordigers van de doelgroepen zelf en/of vertegenwoordigers van belangenorganisatie en is aangesteld omdat het niet mogelijk is om alle burgers persoonlijk te betrekken bij het maken van beleid. De adviesraad zou zodoende een afspiegeling moeten zijn van de Edese samenleving (Verordening adviesraad sociaal domein ten behoeve van cliëntenparticipatie Ede 2015). In de verordening wordt benadrukt dat de gemeente veel waarde hecht aan actieve burgers die te maken krijgen met verschillende wetten.
Artikel 2.1.3 4. In de verordening worden regels gesteld voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet (2.1.3 lid 4 Wmo 2015).
In de verordening wordt verwezen naar de artikelen 2.3.8, 2.3.10 en 2.4.1 van de Wmo 2015. Pagina | 19
In deze artikelen staat onder meer vermeld dat een cliënt de verplichting heeft om het college voldoende gegevens te verstrekken van zijn persoonlijke situatie, ook wanneer deze situatie verandert. Wanneer een cliënt dit niet doet kan dit gevolgen hebben voor de versterkte maatwerkvoorziening (artikel 2.3.8, MvT 2014). Zo kan de maatwerkvoorziening of het pgb worden herzien of ingetrokken (artikel 2.3.10, MvT 2014). In artikel 2.3.10 staat dat op grondslag van de volgende punten deze keuze gemaakt kan worden: a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van de juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid, b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het persoongebonden budget is aangewezen, c. de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten, d. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget voorwaarden, e. de cliënt de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruikt (artikel 2.3.10 Wmo 2015). Wanneer een cliënt op basis van onterechte gronden gebruik heeft gemaakt van een maatwerkvoorziening of pgb kan het college overgaan tot een terugvordering van de geldswaarde (artikel 2.4.1, MvT 2014). Het terugvorderen van bijvoorbeeld huishoudelijke hulp is uiteraard niet mogelijk. Wanneer het gaat om een maatwerkvoorziening zal het college dit uitdrukken in een geldelijk bedrag (Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015, toelichting artikel 14).
Artikel 2.1.4 1. Bij verordening kan worden bepaald dat een cliënt een bijdrage in kosten is verschuldigd: b. voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget (2.1.4 lid 1 sub a Wmo 2015). 2.
In de verordening kan de hoogte van de bijdrage voor de verschillende soorten van voorzieningen verschillend worden vastgesteld en kan worden bepaald dat: b. de bijdrage voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoongebonden budget: 1. Verschuldigd is zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt onderscheidenlijk gedurende de periode waarvoor het persoongebonden budget wordt verstrekt, en 2. Afhankelijk is van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot (2.1.4 lid 2 sub b1 en b2 Wmo 2015).
Al in de oude Wmo was er sprake van het betalen van een eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening. Echter in het kader van de burgers eigen verantwoordelijkheid zijn de Pagina | 20
bijdragen gewijzigd. Wanneer een gemeente hier voor kiest moeten cliënten een bijdrage betalen, dit is afhankelijk van het eigen vermogen van de cliënt en dus per persoon verschillend (artikel 2.1.4, MvT 2014). De gemeente Ede laat in haar verordening weten dat cliënten een eigen bijdrage verschuldigd zijn wanneer een cliënt gebruik maakt van een maatwerkvoorziening. De hoogte van de bijdrage is niet vastgelegd in de verordening.
3.3
De praktijk In de hiervoor beschreven paragraaf wordt een beeld gegeven van de formele werkelijkheid rondom de Wmo 2015. Om een volledig beeld te krijgen is ook onderzocht hoe de gemeente Ede haar beleid uitvoert en kenbaar maakt aan haar burgers. Dit doet zij op drie manieren: via het digitaal loket, het Wmo-loket en de Wmo-consulent. Allen worden in deze paragraaf behandeld. 3.3.1 Digitaal loket Op de algemene website van de gemeente ede, www.ede.nl, kun je via een digitaal loket vragen stellen en informatie vinden over verschillende thema’s en onderwerpen. Hier is onder andere ook een uitleg te vinden over ‘hulp bij het huishouden’. In de uitleg staat een algemene omschrijving over huishoudelijke hulp waarin onder andere wordt uitgelegd wanneer je hier voor in aanmerking komt. Wat opvalt is dat er in de eerste alinea wordt omschreven dat je hiervoor in aanmerking kunt komen wanneer niemand in de omgeving de benodigde zorg kan bieden (Ede, 2015). Pas wanneer de omgeving onvoldoende zorg en steun kan bieden en ook maatschappelijke initiatieven niet voldoende toereikend zijn kan een beroep worden gedaan op de hulp in het huishouden via de Wmo 2015. Ook wordt op deze websitepagina omschreven hoe het indienen van een aanvraag in zijn werk gaat. Aanvragen kunnen telefonisch worden ingediend of door een bezoek aan het Wmo-loket. Het streven van de gemeente is dat een aanvraag binnen 8 weken is afgerond. In een persoonlijk gesprek tussen een Wmo-consulent en de cliënt of diens vertegenwoordiger wordt gekeken naar de situatie van de cliënt en wordt er gezamenlijk gezocht naar een passende oplossing. Wanneer nodig zal er een huisbezoek plaats vinden en of extra (medische) informatie opgevraagd worden (Ede, 2015). Tot slot wordt er vermeld dat de financiering van de huishoudelijke hulp inkomensafhankelijk is. Voor meer informatie wordt doorverwezen naar de website van de Centraal Administratiekantoor, hierna CAK. Het CAK int de eigen bijdrage welke betaalt moeten worden voor de huishoudelijke hulp (Ede, 2015). 3.3.2 Het Wmo loket Wanneer iemand kampt met psychische of lichamelijke problemen kan deze zich in de gemeente Ede melden bij het Wmo-loket. Het Wmo-loket is zowel telefonisch als fysiek bereikbaar. Bij het Wmo-loket werken mensen van de gemeente die samen met de cliënt kijken naar diens problemen en een mogelijke oplossing. Medewerkers kunnen de cliënten doorverwijzen naar andere organisaties, of wanneer van toepassing, ondersteuning bieden vanuit de Wmo 2015 door middel van een voorziening. Voorbeelden van voorzieningen die door de gemeente Ede worden aangeboden zijn: woonvoorzieningen, Pagina | 21
vervoersvoorzieningen, rolstoelvoorziening, Regiotaxi Gelderland, gehandicaptenparkeerkaart, hulp in huishouden en sportvoorzieningen (Lokaal loket Ede, 2015). 3.3.3 De Wmo-consulent De achtergrond van de Wmo-consulenten verschillen. De zogenaamde ‘oude garde’ waren voornamelijk paramedici zoals fysio- en ergotherapeuten. De consulente met wie ik op 11 augustus 2015 een gesprek heb gehad heeft de ‘opleiding’ Wmo-consulent 2.0 gedaan. Dit was een 3 maanden durend leertraject welke werd afgewisseld met school en stage. Gedurende het traject staan wet- en regelgeving, voorzieningen en de kanteling van de Wmo centraal. Middels scholingsbijeenkomsten doen de consulenten meer kennis op over diverse onderwerpen met betrekking tot de doelgroepen en veel voorkomende problematiek. Er bestaan twee soorten consulenten: de ‘intakers’ en de ‘regisseurs’. De zogenaamde intakers voeren maatwerkgesprekken bij cliënten thuis. De consulenten worden momenteel geografisch ingedeeld en dus niet op basis van expertise. Er wordt een zogenaamde brede intake gedaan waarbij er niet alleen gekeken wordt naar de aangevraagde voorziening maar er worden meerdere sociale domeinen uitgevraagd met als doel om de cliënt zo goed mogelijk in kaart te brengen (persoonlijke communicatie, 11 augustus 2015). De domeinen zijn als volgt onderverdeeld: - Financiën; - Dagbesteding; - Huisvesting; - Huiselijke relaties; - Geestelijke gezondheid; - Lichamelijke gezondheid; - Verslaving; - Activiteiten dagelijks leven; - Sociaal netwerk; - Maatschappelijke Participatie; - Justitie (Ede, 2015). Door de gemeente is intern vast gesteld dat mensen maximaal twee uur huishoudelijke hulp krijgen. Wanneer er meer inzet van uren nodig is dan moet hierover overleg gepleegd worden tussen de Wmo-consulent en diens leidinggevende. Er kan dan besloten worden dat er maatwerk geleverd gaat worden. Dit houdt in dat een cliënt meer dan twee uur huishoudelijke hulp krijgt. Het streven is om iedere cliënt die gebruik maakt van een voorziening in 2015/2016 gezien te hebben. Naar aanleiding van het maatwerkgesprek wordt er door de consulent een verslag geschreven, dit wordt het plan van aanpak genoemd. Het plan van aanpak is een belangrijk instrument. Het brengt de mate van zelfredzaamheid van een cliënt in kaart, laat zien op welke domeinen een inwoner ondersteuning vraagt; wat de oplossingen/oplossingsrichtingen zijn; wie daaraan welke bijdrage levert en kan tot slot gebruikt worden om na de periode van ondersteuning te beoordelen (evalueren) wat de ondersteuning betekend heeft wat betreft de zelfredzaamheid (Ede, 2015). De intake consulent spreekt de cliënt eenmalig tijdens de intake en is niet verder betrokken bij de persoon. Wanneer er eventuele zorgen zijn rondom de cliënt kan er een regisseur worden ingeschakeld. De regisseur neemt binnen drie maanden weer contact op met de cliënt om te Pagina | 22
kijken of de situatie stabiel is gebleven en of de geboden zorg voldoende is (persoonlijke communicatie, 11 augustus 2015).
3.4
Samenvatting De Wmo werd in 2007 ingevoerd en was een vervanging voor de Wet Voorzieningen Gehandicapten, de Welzijnswet en de huishoudelijke verzorging uit de AWBZ. Uit het regeerakkoord (‘Bruggen slaan’) tussen de partijen PVDA en de VVD in 2012 blijkt dat de regeringspartijen het voornemen hadden om enkele grote hervormingen door te voeren. Voor de zorgsector heeft dit geleid tot de Wmo 2015. Tot 2017 zal 16 miljard euro bezuinigd worden. De regering gaat er hier bij van uit dat de gemeenten deze forse bezuinigingen in goede banen moet kunnen leiden door een groot beroep te doen op het sociale netwerk van de cliënten. Deze hervorming in de zorg brengt veel nieuwe regelgeving met zich mee. Ten eerste is op centraal niveau de Wmo vervangen door de Wmo 2015. De nadruk ligt hierbij op een drietal prioriteiten: kwaliteit verbeteren, kostenverlaging en de samenwerking tussen zorgaanbieders bevorderen. In de Wmo 2015 wordt de gemeente verplicht om de Wmo 2015 nader uit te werken. Deze regelgeving zal dus per gemeente enigszins kunnen verschillen. Voor de gemeente Ede is die regelgeving vastgelegd in de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015. De formele werkelijkheid, bestaande uit de centrale en decentrale regelgeving, ziet er voor de gemeente Ede zo uit dat door de gemeente Ede een beleidsplan wordt opgesteld met betrekking tot de maatschappelijke ondersteuning. Ook is een procedure vastgelegd op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening. Ook is vast gelegd dat reeds bestaande indicaties in 2015 moeten worden herzien. En er is een regeling voor de afhandeling van klachten vastgelegd. Tevens zijn regels gemaakt voor de wijze waarop een cliënt voorstellen kan doen voor het gemeentebeleid ten aanzien van de uitvoering van de Wmo 2015. Daarnaast zijn regels opgenomen tegen de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening en regels over een eigen bijdrage in de kosten. Het gemaakte beleid door de gemeente Ede wordt via het digitaal loket van de gemeente kenbaar gemaakt. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan worden ingediend bij het Wmo-loket. Een Wmo-consulent zal de aanvraag behandelen. In een persoonlijk gesprek zal de consulent samen met de cliënt naar de situatie van de cliënt kijken en samen op zoek gaan naar een oplossing. Naar aanleiding van dit maatwerkgesprek wordt een plan van aanpak geschreven. Dit plan brengt de mate van zelfredzaamheid van een cliënt in kaart, laat zien op welke domeinen een inwoner ondersteuning vraagt en wat de oplossingen/oplossingsrichtingen zijn.
.
Pagina | 23
4.
Cliënten aan het woord Inleiding Om een helder beeld te krijgen van de cliënten zelf heb ik in totaal acht verschillende mensen gesproken die zowel in 2014 als in 2015 huishoudelijke hulp ontvingen. Dit waren oudere mensen met lichamelijke beperkingen waardoor zij in mindere mate in staat zijn om hun eigen huis te onderhouden. In dit hoofdstuk ga in op de persoonlijke situatie van mensen en hun ervaringen.
4.1
Afgenomen interviews 4.1.1
Situatieschets cliënten huishoudelijke hulp
“En heeft zij u ook gezegd waarom u maar anderhalf uur kreeg in plaats van twee? - Omdat ik alleen ben. En ik kan zelf wel wat. Zo is dat tegen mij gezegd (7.16).” Zoals eerder benoemd, wordt de huishoudelijke hulp geboden op basis van een door de gemeente uitgevoerde indicatie. Sinds 2015, of soms al eerder, ontvangt de helft van de geïnterviewde cliënten minder huishoudelijke hulp dan in 2014. Een 97-jarige mevrouw gaf aan dat zij moeite heeft met bukken en daardoor duizelig wordt, daarnaast heeft zij artrose in haar handen (1.7, 1.14). Zij ontvangt in totaal nu twee uur huishoudelijk hulp, terwijl zij eerder nog vijfenhalf uur huishoudelijke hulp ontving (1.6). De mevrouw weet niet goed waarom ze minder uren huishoudelijke hulp krijgt, ze denkt dat dit te maken heeft met de inkrimping (1.6). Haar is verteld dat dit door gemeente is besloten (1.8). Een 77-jarige mevrouw heeft zes ingezakte wervels en op basis daarvan huishoudelijke hulp gekregen nu vier jaar geleden. Inmiddels is haar lichamelijke gesteldheid nog verder achteruit gegaan, zo heeft zo onder andere kyfose en een verzakte blaas(2.1,2.2, 2.16, 2.50, 2.51). Daarnaast heeft haar 84-jarige man last van hernia operaties(2.9, 2.17). Ze ontvingen altijd drie uur huishoudelijke hulp, maar momenteel ontvangen zij twee uur huishoudelijke hulp (2.7). Een 85-jarige mevrouw ontvangt nu 5 jaar huishoudelijke hulp (5.0, 5.1). Zij heeft COPD en daarbij lekkende hartkleppen, haar man heeft eveneens hartproblemen (5.7,5.8). Eerder ontving zij zes uur huishoudelijke hulp, maar sinds half november is zij teruggegaan naar anderhalf uur (5.9, 5.26). Een 86-jarige mevrouw ontvangt sinds haar hartoperatie, tien jaar geleden, huishoudelijke hulp (7.2, 7.3, 7.6) Ze ontving altijd drie uur huishoudelijke hulp in de week, maar sinds juni 2014 ontvangt zij nog maar anderhalf uur per week ( 7.9, 7.10). Tegen de mevrouw is gezegd dat dit zo is omdat zij alleen is en zelf ook nog wat kan doen in het huishouden (7.16). Bij de andere geïnterviewde zijn er nog geen veranderingen bekend. Eén cliënt heeft een brief ontvangen dat er tot heden geen veranderingen zijn (4.21). En bij één van hen is de Pagina | 24
afspraak een aantal keer niet doorgegaan, maar er staat een gesprek gepland (3.38, 3.40). 4.1.2
Ervaringen wijzigingen
“Ik word boos, dan denk ik mijn eigen: jonge, jonge is dat nou onze welzijnsstaat geworden? (5.60)” “Ik hoop alleen echt niet dat ze aan die drie uur zitten. Dat ik zoveel weken geen hulp krijg, nou daar moet ik overheen zien te komen (8.32).” De ervaringen over de wijzigingen lopen nogal uiteen. Zo is er bij cliënten onbegrip en snapt men niet dat ze van mensen, welke al op leeftijd zijn, nog zoveel kunnen vragen terwijl ze daartoe volgens eigen zeggen niet meer toe in staat zijn (1.9, 3.26). Daarbij vinden ze het aantal uren te weinig en zouden ze graag meer hulp willen ontvangen (1.31, 2.8). Ze hebben het idee dat niet begrepen wordt wat het voor hen betekent om in korte tijd veel minder hulp te ontvangen (2.24). Ze vinden het verdrietig dat het besloten wordt zonder dat ze het idee hebben dat degene die het beslist echt weet wat er speelt (2.49). Het maakt cliënten boos (3.11, 5.60). Daarnaast geeft een cliënt aan zich in de steek gelaten te voelen (5.55). Een echtpaar heeft hun medische dossier meegegeven om te laten zien dat zij meer nodig hebben, maar ze hebben het idee dat er niet naar hun individuele situatie is gekeken (5.58, 5.82, 5.83, 5.84). Daardoor voelen zij zich benadeeld (5.59). De cliënten waarbij de wijzigingen nog niet zijn aangekondigd geven aan dat ze het vreselijk vinden dat zij hoogstwaarschijnlijk minder hulp gaan krijgen (3.46, 8.22). Weer een andere cliënt geeft aan ‘het er maar mee te moeten doen’ (4.29, 4.32). Zes van de acht gesproken cliënten benoemen dat, wanneer de huishoudelijke hulp ziek is of met vakantie is, er geen vervanger komt (1.24, 2.71, 4.4, 5.22, 7.18, 8.12). Eén cliënt geeft aan dat zij in desbetreffende noodgevallen een beroep doet op haar netwerk (2.71) terwijl een andere cliënt te kennen geeft achter te raken met het ‘zware werk’ en dit erg te vinden (8.11, 8.12). Alle cliënten zijn om uiteenlopende redenen dus niet tevreden met de actuele situatie. 4.1.3
Aankondiging wijziging en keukentafelgesprek
“In de eerste plaats zouden we een gesprek krijgen over dat we achteruit zouden gaan maar dat is ons schriftelijk verteld. Ik vind niet dat ze dat heel netjes hebben gedaan, ik vind dat ze thuis aan de keukentafel moeten komen maar dat hebben ze hier niet gedaan (2.21, 2.22, 2.23).” De wijze waarop de veranderingen aangekondigd zijn verschilt per cliënt. Dit zou moeten gebeuren door middel van het zogenaamde ‘keukentafelgesprek’, in officiële taal aangeduid als maatwerkgesprek. Bij één van de cliënten is de wijziging door middel van een brief aangekondigd, dit ervoer zij als ‘niet leuk’ (2.30, 2.31, 2.32). Een andere cliënt is de wijziging wel door middel van een gesprek verteld. Deze mensen geven aan dat zij vriendelijk benaderd werden, maar dat ze er tegelijkertijd ‘niet veel wijzer van zijn geworden’ (5.10, 5.11). Andere cliënten hebben een maatwerkgesprek gevoerd met een Wmo-consulent (1.16, 1.17, 5.12, 7.15). Eén van hen geeft aan dat ze nutteloos advies kreeg, waarbij ze onder Pagina | 25
andere een robotstofzuiger en een afwasmachine aan zou moeten schaffen (7.15, 7.17). Deze cliënt geef aan het gesprek als ‘absoluut niet prettig’ te hebben ervaren (7.40). 4.1.4
Netwerk
“Voor mij (schoondochter cliënt) is het niet zo moeilijk om dingen voor mijn schoonmoeder uit te zoeken. Heel veel dingen die ik thuis kan doen, kan ik zo tussen neus en lippen door doen. Ik vind het lastiger als ik echt uren van huis moet om te ondersteunen of om naar een ziekenhuis te gaan (9.22).” “Ik kan het natuurlijk niet altijd verhalen op de kinderen. Die hebben hun eigen leven, die passen ook op en die doen ook vrijwilligerswerk. Een gezin kan niet altijd (1.32).” Het al dan niet hebben en inzetten van een netwerk is één van de onderwerpen die is aangekaart tijdens het gesprek. Hieruit bleek dat alle cliënten beschikken over een netwerk wat veelal bestaat uit kinderen en kleinkinderen (1.3, 2.4, 3.13, 4.6, 5.3, 7.7, 8.4). Cliënten geven aan dat vrienden veelal ook oud zijn, te oud om van betekenis te kunnen zijn wat betreft ondersteuning (5.52, 7.34, 8.13), of zelfs niet meer leven (5.63). Eén cliënt gaf aan geen kinderen te hebben maar nog wel contact te hebben met kinderen van een vroegere vriendin (6.6). Daarbij hebben de meeste cliënten hun netwerk in hun omgeving wonen (1.4, 2.5, 3.14, 5.4, 7.8). Van de geïnterviewde heeft maar één cliënt geen netwerk in Ede wonen, zij maakt daarom gebruik van de regiotaxi (8.6). Niet iedereen bleek gebruik te willen maken van zijn of haar netwerk. In een aantal gevallen werd er wel van het netwerk gebruik gemaakt. Zo geeft één van de cliënten aan dat haar kinderen de boodschappen doen en voor die dag gelijk koken(1.34), maar dat ze niet alles op haar kinderen wil verhalen (1.32). Cliënten geven wel aan dat de kinderen bijvoorbeeld de boodschappen doen (7.33), of de financiën regelen (3.39). Daarbij geven ze aan dat ze het fijn vinden dat dit gebeurt (1.35, 1.36, 7.35). Alle cliënten geven echter aan hun kinderen niet te willen belasten met de zorg voor het huishouden, of alleen in geval van nood om hulp willen vragen (2.18, 3.48, 4.33, 5.53, 5.54, 6.29, 7.34, 8.14). Anderen redenen dat ze geen hulp vragen is omdat ze het ongezellig vinden wanneer de kinderen komen om te werken (2.19) of omdat hun eigen kinderen ook hulp nodig hebben (5.52, 7.34, 8.13). Twee kinderen van cliënten, waar eveneens mee is gesproken, is geven aan dat het voor hen ook zwaarder is, en er meer druk ligt op de zorg die zij moeten geven (1.44). Daarbij geeft één van hen aan dit niet te zien zitten (9.10). Er zijn twee cliënten welke een mantelzorger hebben (1.26, 2.80). 4.1.5
Wmo 2015 en de gemeente
“Het Wmo-loket, kent u dat?” “- Het? Wat is dat? (1.40)”
Mensen ontvangen huishoudelijke hulp vanuit de Wmo. Meer dan de helft van de geïnterviewden zegt echter niet te weten wat de Wmo precies inhoudt (4,16, 5.31, 6.15, 7.13, 8.9). Eén cliënt gaf aan wel bekend te zijn met de Wmo (6.14) maar het allemaal ook Pagina | 26
erg verwarrend te vinden (6.14). Dit geldt eveneens ook voor de bekendheid en functie van het Wmo loket en of de Wmo-consulent, vijf cliënten zeggen hier niet mee bekend te zijn (1.40, 3.49, 6.33, 7.39, 8.26). Uit de interviews met diverse cliënten blijkt vervolgens dat er wel contact is geweest tussen de cliënt en het Wmo loket of een consulent maar dat deze termen bij cliënten onbekend zijn (1.42, 3,43, 8.27, 8.29). De schoondochter van 1 van de cliënten geeft aan het belangrijk te vinden om op de hoogte te zijn van alle veranderingen rondom de Wmo en kennis te hebben van de regels in de gemeente Ede (9.16, 9.17). Aangezien haar schoonmoeder niks van de veranderingen lijkt te begrijpen (9.15) vindt haar schoondochter het juist extra belangrijk om te weten hoe alles werkt (9.19). “Nou naast wat ik hoor op de radio en op de tv en van Opella heb ik verder nog niks gehoord (4.25).” Vijf van de gesproken cliënten laten zich duidelijk negatief uit hoe zij het contact met de gemeente ervaren. Twee cliënten geven aan geen betrokkenheid te ervaren (3.45, 5.66), één benoemt dat de gemeente niks weet (2.82) en weer drie anderen zeggen niks van de gemeente te horen (4.25, 7.38, 8.20). Twee van de cliënten die zich negatief uit laten over de gemeente zeggen op de hoogte te zijn van de Wmo 2015 door wat ze op televisie en radio horen en door informatie vanuit de thuiszorg organisatie (3,10, 4.25, 8.20). In het interview met de schoondochter van één van de cliënten laat zij weten dat de gemeente haar niet betrekt rondom de situatie van haar schoonmoeder (9.21). Het contact verloopt alleen via haar schoonmoeder terwijl ze ook haar eigen telefoon nummer heeft achtergelaten (9.21). Eén cliënt die wel positief spreekt over de gemeente benoemt onder andere dat de gemeente bereidwillig is en haar goed te woord staan (1.37). 4.1.6
Eigen bijdrage
“Ja, de eigen bijdrage is vanaf vorige maand geloof ik veranderd. Nee, dit is hoger dan eerst. Het scheelt maar 1,50 maar het is bij elkaar maar wel weer een tientje in de maand (1.20).”
`
Het al dan niet toegekend krijgen van een maatwerkvoorziening vanuit de Wmo is inkomensafhankelijk. Wanneer men aanspraak kan maken op huishoudelijke hulp vanuit de Wmo moet er een eigen bijdrage betaald worden. Zes cliënten geven aan te weten dat zij een eigen bijdrage betalen en dat deze per 1 januari 2015 verhoogd is (1.19, 1.20, 2.14, 4.18, 5.35, 6.18, 6.19, 7.20). Twee cliënten zeggen nu meer of evenveel te betalen voor minder uren zorg (2.36, 5.26). Eén echtpaar is door verschillende mensen getipt over het inschakelen van een particuliere hulp (5.43). Het geld wat zij nu besteden aan ondersteuning vanuit de Wmo zou beter gebruikt kunnen worden voor een particuliere hulp, aldus een Wmo-consulent van de gemeente (5.45). De consulent welke ik gesproken heb geeft ook aan dat zij dit in sommige gevallen, wanneer dit voor mensen goedkoper uitvalt, adviseert aan mensen (persoonlijke communicatie, 11 augustus 2015).
Pagina | 27
4.1.7
Advies aan de gemeente “Ik vind dat ze een beetje meer aan de oudere moeten denken. Ik denk dat ze veel meer hulp nodig hebben (7.43).” Naar aanleiding van alle lopende veranderingen heb is de respondenten tot slot gevraagd of zij nog een advies voor de gemeente hadden. Een aantal tips kwamen overeen met elkaar. Zo werd er gezegd dat de gemeente: meer naar situatie op zich moet kijken door een bezoek te brengen aan de cliënt om zo de thuissituatie te kunnen beoordelen (2.87) , er gelet moet worden op de leeftijd van de cliënt (1.43) en er rekening gehouden moet worden met de ouderen in het algemeen (4.30, 7,43). Twee cliënten geven aan niet tegen de vermindering van het aantal uur te zijn (5.49, 7.45) maar het wel belangrijk te vinden dat er begrip getoond wordt (7.44), er goed geluisterd wordt (7.45) en dat er niet regioreus gekort wordt in het aantal uren zorg (5.65). Eén meneer vindt dat er aan de ‘verkeerde kant’ bezuinigd wordt en dat deze bezuinigen betekenen dat hij maandelijks minder geld overhoudt. Dit maakt dat de cliënt zich zorgen maakt (6.37). Tot slot denkt één mevrouw dat de huishoudelijke hulp welke bij haar thuis komt beter de benodigde zorg kan inschatten dan een medewerker van de gemeente (1.39). Vier van de 8 respondenten zeggen de hele situatie rondom de veranderingen niet goed te begrijpen (3.52, 6,32, 5.60, 8.25). Zo is er onbegrip over de bezuinigen (8.25) en begrijpt men de overheveling naar de gemeente niet goed (3.52, 6.32). Eén mevrouw vraagt zich af wat er gebeurd is met de welzijnsstaat die ons land was (6.32). 4.1.8 Enquete werkgroep SP Ede De werkgroep SP Ede heeft naar aanleiding van een enquête rapport van de SP in Bernheze ook een enquête gehouden in Ede. Het doel van de enquête van de SP in Bernheze: vragen naar de ervaringen over de veranderingen in de huishoudelijke hulp. De werkgroep SP Ede heeft de enquête afgenomen bij 125 mensen en zijn deze deur-tot-deur afgegaan (SP Ede, 2015). Van deze 125 respondenten ontvingen er 46 huishoudelijke hulp. Bij 22 van de 46 respondenten waren er nog geen wijzigingen doorgevoerd en waren in afwachting van een gesprek of brief. Acht respondenten waren niet gekort in het aantal uren huishoudelijke hulp en 1 respondent had meer uren zorg ontvangen. Van de 46 respondenten waren er 15 wel gekort in het aantal uren zorg. Van de respondenten welke gekort zijn waren er 13 niet tevreden over de gang van zaken. Bij 68,9 procent van alle respondenten met huishoudelijke hulp was er geen mantelzorger betrokken voor eventuele ondersteuning.
4.2
Samenvatting Door middel van interviews heb ik een beter beeld proberen te krijgen van de mensen die huishoudelijke hulp ontvangen. In de gesprekken heb ik onder andere hun persoonlijke situatie uitgevraagd om zo de verschillen tussen de afnemers en de indicaties die daarop gebaseerd zijn duidelijk te krijgen. In het algemeen kan gezegd worden dat de huishoudelijke Pagina | 28
hulp qua uren is afgenomen. De cliënten ervaren vooral veel onbegrip. Ze vinden de uren te weinig en hadden graag meer hulp gehad. De cliënten voelen zich niet gehoord. De wijzigingen in de hulp zouden door middel van een maatwerkgesprek worden gecommuniceerd en dit is ook grotendeels zo gegaan. Het netwerk van de cliënten bestaat vooral uit kinderen en kleinkinderen. Doorgaan voelt de cliënt zich bezwaard om een beroep te doen op zijn of haar netwerk. Verder bestaat er veel onduidelijkheid onder de cliënten over de inhoud van de Wmo 2015. Ook is in veel gevallen sprake van slechte communicatie tussen de gemeente en cliënten, wat als zeer hinderlijk wordt ervaren. Het advies van de cliënten aan de gemeente is vooral dat de gemeente naar de specifieke thuissituatie moet kijken door middel van huisbezoeken. Vooral maatwerk is gewenst. Ook ervaren de cliënten veel onbegrip en ze hadden dan ook graag meer begrip gezien.
Pagina | 29
5.
Netwerk?! Inleiding Wij mensen zijn van nature sociale wezens, wij hebben de ander nodig om ‘te zijn’. Een mens vormt zich door het contact met anderen. Je kunt stellen dat het contact met anderen een belangrijke basis vormt voor ons leven en dat ons bestaan is aangewezen op het contact met anderen. In dit onderzoek beschrijf ik wat dit contact betekent in het kader van de Wmo 2015. Eén van de uitgangspunten van de Wmo 2015 is dat iedereen de kans krijgt om mee te doen in de maatschappij door eerst goed te kijken naar wat mensen zelf kunnen en vervolgens elkaar te helpen. Hierdoor wordt er een groot beroep gedaan op de zelfstandigheid en participatie van burgers. Dit beroep op de inzet en dus de participatie van burgers onderling bracht mij bij het volgende onderwerp: het sociale netwerk. Hierbij ga ik allereerst in op de definitie, functie en de structuur van het sociale netwerk. Vervolgens bestudeer ik hoe een netwerk zich verhoudt ten opzichte van de Wmo 2015. Hierbij komt ook de visie van de gemeente Ede aan bod. Tenslotte licht ik toe op welke manier het maatschappelijk werk een rol kan spelen met in het reorganiseren en activeren van een netwerk.
5.1
Sociaal netwerk 5.1.1 Definitie en functie Sociaal netwerk, wat houdt deze term precies in? Het is een netwerk bestaande uit mensen met wie een persoon in zijn of haar dagelijks leven een duurzame band onderhoudt. Dit sociale netwerk is nodig voor iemand zijn functioneren in het dagelijks leven en tegelijk biedt deze sociale zekerheid (Baars, Uffing, Dekkers, 1990). Deze sociale zekerheid kan onder andere worden gewaarborgd door het bieden van steun op praktisch en emotioneel gebied. Volgens Scheffers (2014, p. 86-87) is een sociaal netwerk onder te verdelen in drie sectoren: - Verwanten: bestaande uit bloedverwanten en aanverwanten; - Vriendschappelijke betrekkingen; - Maatschappelijke diensten: bestaande uit concrete personen en dus niet uit instellingen. Van Riet en Wouters (2010, p. 95-96) noemen vervolgens 4 functionele kenmerken van een sociaal netwerk, dus waarom het voor een mens betekenis heeft: 1. De affectieve behoefte: de mate waarin het netwerk waardering en erkenning geeft; 2. De behoefte aan aansluiten: de mate waarin het netwerk een persoon het gevoel geeft erbij te horen; 3. De behoefte aan stabiliteit: de banden die worden onderhouden zijn blijvend; 4. De behoefte aan materiële en instrumentele middelen: de mate waarin personen uit een netwerk praktische ondersteuning biedt op diverse gebieden. De respondenten en doelgroep in dit rapport ontvangen vanuit de sector maatschappelijke diensten praktische steun door middel van een huishoudelijke hulp. Dit voldoet aan een deel van de functionele behoefte aan materiële en instrumentele middelen. Wanneer er ondersteuning en begeleiding wordt geboden door iemand uit het sociale netwerk is er sprake van mantelzorg. De ondersteuning en begeleiding dient dan niet in het Pagina | 30
kader van een hulpverlenend beroep te worden aangeboden (Artikel 1.1.1 lid 1 Wmo 2015). 5.1.2 Profielschets netwerk (structuur) Een netwerk heeft verschillende eigenschappen. Baars (1990) noemt deze de structuur van een netwerk en vat deze samen in; de omvang van het netwerk, de bereikbaarheid van netwerkleden, de gevarieerdheid binnen het netwerk en de betrekkingen met netwerkleden. De structuur van het netwerk is bepalend voor de eventuele inzet van het netwerk. Baars (1990) definieert de elementen van de structuur van een netwerk als volgt: Omvang; de grote van het netwerk. Invloed hebbende factoren zijn of de cliënt getrouwd is en hoe groot het netwerk is van de eventuele partner, kinderen heeft, werkzaam is enzovoorts. Hoe groter het netwerk des te meer steun hij kan verwachten. Bereikbaarheid; wat is de daadwerkelijke fysieke afstand tussen cliënt en zijn netwerkleden. Wanneer bijvoorbeeld de kinderen van een cliënt woonachtig zijn in dezelfde plaats is het gemakkelijker om een bezoek te brengen en dus ondersteuning te kunnen bieden dan wanneer de geografische afstand groter is. Gevarieerdheid; de diversiteit van het netwerk met betrekking tot persoonsgegevens als sekse, leeftijd, cultuur, religie, klasse, etniciteit, burgerlijke, deskundigheid staat etc. Wanneer een netwerk veel diversiteit te bieden heeft is de kans groter op verschillende soorten steun. Mate van contact; hoe vaak is er contact tussen de cliënt en de personen in zijn netwerk. Daarnaast is het van belang hoe lang men elkaar al kent en waarvan men elkaar kent. De cliënt kan op minder steun rekenen wanneer er in het dagelijks leven nihil contact is. Tevens is de oorsprong van het contact bepalend. Van familie durft een cliënt misschien meer te vragen dan van bijvoorbeeld collega’s of buren. Inhoud van contact; hoe belangrijk is men voor elkaar? Is er sprake van een wederkerige relatie? Als er sprake is van wederkerigheid dan valt te verwachten dat netwerkleden meer voor elkaar willen doen en graag van betekenis willen zijn voor een ander.
5.2 Wmo en netwerk Het netwerk rond kwetsbare burgers heeft een belangrijke en niet weg te denken rol binnen de Wmo 2015. In de aanhef van de Wmo 2015 (2014) is het volgende terug te lezen: ‘Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven, en dat van burgers mag worden verwacht dat zij elkaar naar vermogen daarin bijstaan; dat het tevens wenselijk is nieuwe regels te stellen om de rechten en plichten van de burger meer met elkaar in evenwicht te brengen; dat burgers die zelf dan wel samen met personen in hun naaste omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op door de overheid georganiseerde ondersteuning;…’. Met name de zinsnede; ‘..en dat mag worden verwacht dat zij elkaar naar vermogen daarin bijstaan..’, duidt aan dat er een verantwoordelijke taak is weg gelegd voor iedere burger. De zogenaamde civil society gaat uit van betrokkenheid van burgers onderling bij de publieke zaak door middel van het verlenen van informele zorg. Deze vorm van zorg staat los van de verbanden van familie en vrienden en uit zich bijvoorbeeld in vrijwilligerswerk (Scheffers, Pagina | 31
2014, p. 25). Naast deze informele zorg vanuit de civil society wordt er vanuit de Wmo een beroep gedaan op personen in de naaste omgeving (sociaal netwerk), de verbanden met familie en vrienden. Scheffers (2014) benoemd in haar boek Sterk met een Vitaal netwerk een aantal uitgangspunten welke gehanteerd worden bij de uitvoering van de Wmo 2015. Eén van deze uitgangspunten luidt als volgt: ‘de verantwoordelijk ligt zo veel mogelijk bij mensen zelf en bij elkaar. Wanneer een burger, en of zijn netwerk, over voldoende draagkracht beschikt dan kunnen zij, in onderling overleg, de benodigde ondersteuning regelen. Wanneer dit niet lukt dan kan er als laatste mogelijkheid een beroep worden gedaan op professionele hulp en zorg. Het motto is ‘niet leunen maar steunen’’ (Scheffers, 2014, p. 25). Aansluitend op dit genoemde motto heb ik de respondenten gevraagd welke ondersteuning zij ontvingen vanuit hun sociale netwerk. Ik koos door te vragen naar het sociale netwerk omdat er vaak een beeld geschetst wordt waarbij de oudere generatie van 65 plussers vanzelfsprekend gebruik maakt en dient te maken van hun sociale netwerk. Ik was nieuwsgierig of dit een kloppende voorstelling is van de werkelijkheid en of deze ouderen misschien meer problemen ondervinden bij het gebruik maken van dit netwerk dan dat er gedacht wordt. 5.2.1 Achtergrond gedachtegoed Een beroep doen op het netwerk van een kwetsbare burger komt voort uit de vermaatschappelijking van de zorg. Er moesten kosten bespaard worden, mensen moesten langer in hun eigen leefomgeving kunnen blijven wonen wat tot gevolg heeft dat de zorg dichter bij huis geleverd moest worden. Dit leidt tot het decentraliseren van de zorg. Echter alleen het overhevelen van verschillende wetten naar de Wmo zou niet alle budgettaire oplossen. Het kabinet destijds, Balkenende II, verwachtte de meeste kosten te besparen door bevordering en herstel van de zelfredzaamheid van burgers en door een groter beroep te doen op informele zorg (Linders, Bouma, Steyaert, 2008, p. 12). De analyse van het kabinet was namelijk dat de burger een te groot beroep doet op collectieve zorg en te weinig op eigen zelfredzaamheid en informele zorg (Linders, Bouma, Steyaert, 2008, p. 12). Afgezien van het feit dat de professionele hulpverlening van overheidswege daardoor veel te duur wordt, was deze ontwikkeling volgens de wetgever ook funest voor de bereidheid van burgers om betrokken te zijn bij de inrichting van de samenleving en voor de maatschappelijke positie van kwetsbare mensen (Van Eerten, 2007, p. 12). De overheid wilde daarom met dit wetsvoorstel stimuleren dat mensen die dat kunnen, meer dan voorheen zelf oplossingen zouden bedenken in de eigen sociale omgeving voor problemen die zich voordoen (Linders, Bouma, Steyaert, 2008, p. 89). Ze stelde daarmee een aantal historisch gegroeide vanzelfsprekendheden in zorg en ondersteuning ter discussie en deed een groter beroep op de eigen draagkracht. 5.2.2 Visie gemeente Ede De gemeente Ede heeft voorafgaand aan de invoering van de Wmo 2015 een beleidsplan opgesteld, beleidsplan Awbz/Wmo, met daarin de besluiten welke de gemeente wilde nemen om de decentralisatie in goede banen te leiden (Beleidsplan Awbz/Wmo, 2013, p. 3). In het beleidsplan Awbz/Wmo wordt nogmaals benadrukt dat de gemeente per 1 januari 2015 meer verantwoordelijkheid krijgt om burgers te ondersteunen maar dat het uitgangspunt bij het bieden van ondersteuning de eigen kracht van burgers en diens sociale Pagina | 32
netwerk is. Daar waar mensen het op eigen kracht niet redden, fungeert de Wmo (2015) als vangnet (Beleidsplan Awbz/Wmo, 2013, pag. 4). Het sociale netwerk van een cliënt wordt in kaart gebracht tijdens een maatwerkgesprek. In het beleidsplan staat vermeld dat, in tegenstelling tot de informatie verkregen uit de verordening maatschappelijke ondersteuning, een maatwerkgesprek afgenomen kan worden door de gemeente (Wmoconsulent), sociale teams of door een aanbieder van een maatwerkvoorziening bijvoorbeeld Opella (Beleidsplan Awbz/Wmo, 2013, pag. 14). Aangezien de belangrijke rol die is weggelegd voor het sociale netwerk en informele zorg wil de gemeente eigen kracht van burgers stimuleren. Dit doet zij bijvoorbeeld door in te zetten op mantelzorgondersteuning via stichting De Medewerker en het ondersteunen van andere vrijwilligersinitiatieven(Beleidsplan Awbz/Wmo, 2013, pag. 15).
5.3
Mogelijkheden voor het maatschappelijk werk 5.3.1 (Her)ontdekken netwerk Het hebben van een netwerk wil niet per definitie betekenen dat dit netwerk ook daadwerkelijk ondersteuning kan en of wil bieden. Wanneer een netwerk ‘gezond’ is, kan men vaak op ondersteuning rekenen van dit netwerk. De definitie van gezond kan op meerdere manieren worden uitgelegd. Het belangrijkste is dat de cliënt zelf voldoende steun van zijn netwerk ervaart in moeilijke situaties en of hij tevreden is met relaties welke hij onderhoudt in zijn netwerk (Scheffers, 2014, p. 107). In sommige gevallen blijkt dat er geen ondersteuning mogelijk is vanuit het netwerk of dat men er simpelweg geen gebruik van maakt wegens uiteenlopende redenen. Zo blijkt uit de afgenomen interviews dat de respondenten hun kinderen niet willen belasten met de zorg voor het huishouden (2.18, 3.48, 4.33, 5.53, 5.54, 6.29, 7.34, 8.14). De Wmo 2015 maakt het echter noodzakelijk dat er wel gekeken wordt naar de mogelijkheden van het netwerk. Deze noodzaak maakt dat het netwerk geïnventariseerd en in kaart gebracht moet worden. Een bruikbaar en functioneel instrument voor het in kaart brengen van een netwerk is een ecogram. Ecogram Een ecogram is een inzichtgevend instrument voor zowel de cliënt als de hulpverlener waarmee in één oogopslag de omvang en kwaliteit van het netwerk zichtbaar is (Expertise centrum mantelzorg, z.j.). Middels een ecogram, kan samen met de cliënt, een netwerk op een systematische wijze in kaart worden gebracht. Een ecogram moet niet verward worden met een genogram. Daar waar een genogram alleen het familienetwerk in kaart brengt laat een ecogram het volledige netwerk aan bod komen, dat wil zeggen: alle personen waarmee de cliënt een persoonlijke verbinding heeft (Expertise centrum mantelzorg, z.j.). Er zijn verschillende ecogram sjablonen ontwikkeld. Aangezien de betreffende doelgroep vaak oudere mensen betreft kies ik ervoor om te werken met een relatief eenvoudig ecogram. Dit ecogram wordt ook gebruikt bij de inzet van de sociaal netwerkmethodiek welke is ontwikkeld door Scheffers (2014). Dit ecogram (zie afbeelding) heeft twee cirkels en is verdeeld in drie vakken/sectoren: - Familie Pagina | 33
- Maatschappelijke diensten -Vrienden, kennissen en collega’s
In de binnenste cirkel kan de cliënt de mensen noteren aan wie hij of zij erg gehecht is en dus erg belangrijk zijn voor de cliënt. In de buitenste cirkel komen de overige personen die wat meer op afstand betrokken zijn. Tot slot komen buiten de cirkels de namen van mensen waar de cliënt slecht of geen contact mee heeft, terwijl deze wel tot zijn of haar systeem behoren, denk bijvoorbeeld aan familieleden (Scheffers, 2014, p. 94). Wanneer het ecogram ingevuld is geeft dat een beeld van de verdeling van het netwerk over de sectoren, de evenwichtigheid in de samenstelling en de omvang van het netwerk. Tegelijk geeft het inzicht in de mate van gehechtheid tussen de cliënt en zijn netwerkleden (Scheffers, 2014, p. 94). Uit de weergave van de ecogram en het gesprek met de cliënt over het ingevulde ecogram kan blijken dat het netwerk onvoldoende ondersteuning kan bieden, in dat geval kan worden besloten om over te gaan tot maatwerk en dus meer dan twee uren huishoudelijke hulp te verstrekken. Echter nog effectiever is het om het netwerk van de cliënt te gaan versterken en vergroten door bijvoorbeeld de cliënt in contact te brengen met een maatje of andere initiatieven gericht op het versterken van een netwerk. Wanneer blijkt dat een netwerk voldoende gezond is kan er samen met de cliënt gekeken worden naar de mogelijkheden welke het netwerk te bieden heeft. Vervolgens kan er een beroep worden gedaan op dit netwerk door het stellen van een concrete hulpvraag aan de juiste persoon (Scheffers, 2014, p. 123). Deze stap is vaak lastig doordat cliënten niet belastend willen zijn voor hun netwerk of schaamte of schuldgevoel ervaren (Scheffers, 2014, p. 123). Het invullen van een ecogram vraagt om vertrouwen. Het is daarom van belang dat wanneer deze wordt ingezet, de Wmo-consuelent beschikt over goede communicatievaardigheden zoals luisteren, waarnemen en instemmend benoemen. Wanneer een cliënt zich begrepen voelt ontstaat er vertrouwen en is een cliënt vaker geneigd om meer te vertellen (Scheffers, 2014, p. 95). Meer informatie leidt tot een nauwkeurig en kloppend ecogram. 5.3.2 Kennis en kunde De verantwoordelijkheid van de gemeente en de bijbehorende taken van de Wmoconsulenten hebben veel raakvlak met het maatschappelijk werk. De naam, wet Pagina | 34
maatschappelijke ondersteuning, zegt al voldoende. Burgers kunnen een beroep doen op maatschappelijke ondersteuning. Samen met de cliënt moet gekeken worden waar er ondersteuning nodig is en hoe deze ondersteuning vorm krijgt, hierbij vorm het netwerk een essentieel onderdeel. Een maatschappelijk werker houdt zich constant bezig met de leefgebieden waarop uiteindelijk maatschappelijke ondersteuning moet worden ingezet. Het exploreren en reorganiseren van het netwerk van de cliënt is een competentie welke elke maatschappelijk werker bezit wanneer hij een sociale opleiding heeft afgerond. In de beroepscode van maatschappelijk werk komt dit in het eerste artikel al naar voren: ‘De maatschappelijk werker bevordert het tot zijn recht komen van de cliënt in wisselwerking met zijn omgeving. De maatschappelijk werker draagt actief bij aan een zo groot mogelijke verantwoordelijkheid van de cliënt’ (NVMW, 2010). Het uitbouwen en ondersteunen van sociale netwerken behoort zelfs tot één van de kerntaken van een maatschappelijk werker (NVMW, 2011). Het visueel in kaart brengen van een netwerk door middel van een ecogram is een vaardigheid die snel aangeleerd kan worden. Echter het activeren en reorganiseren van een sociaal netwerk is van een andere orde. Reorganisatie en activering vraagt om een gezamenlijke aanpak tussen alle partijen die betrokken zijn bij de cliënt (Maatwerk, 2014, p. 23). Wanneer er een beroep wordt gedaan op het netwerk is de ondersteuning die nodig is niet alleen een ‘probleem’ voor de cliënt maar ook voor zijn omgeving. Kamphuis (2014) spreekt in Maatwerk dan ook over een sociale kwestie. Om een sociale kwestie op te lossen dient er gezamenlijk naar een oplossing gezocht te worden waar de situatie beter van wordt. De ondersteunende rol van de maatschappelijk werker verschuift van één persoon naar het ondersteunen van de interactie tussen personen (Maatwerk, 2014, p.23). De expertise van een maatschappelijk werker lijkt daarom, in het proces van activering, noodzakelijk.
5.4
Samenvatting Een netwerk bestaat uit mensen met wie een persoon in zijn of haar dagelijks leven een duurzame band onderhoudt. Een netwerk heeft een bepaalde structuur. Die structuur bestaat uit de omvang, de bereikbaarheid, de gevarieerdheid, de mate van contact en de inhoud van het contact. De structuur van het netwerk is bepalend voor de eventuele inzet van het netwerk. Het netwerk heeft een belangrijke rol in de Wmo 2015. Vanuit de Wmo 2015 wordt een beroep gedaan op personen in de naaste omgeving (sociaal netwerk). Één van de uitgangspunten die gehanteerd wordt bij de uitvoering van de Wmo 2015 is dat de verantwoordelijkheid zo veel mogelijk ligt bij de mensen zelf en bij elkaar. De reden voor dit uitgangspunt is de kostenbesparing in de zorg. De zorg werd erg duur en gedacht werd dat de burger een te groot beroep doet op de collectieve zorg en te weinig op de informele zorg. De overheid wilde daarom met de Wmo 2015 stimuleren dat mensen die dat kunnen, meer dan voorheen zelf oplossingen zouden bedenken in de eigen sociale omgeving voor problemen die zich voordoen. De gemeente Ede zegt in haar beleidsplan dat ze de burger ondersteunt maar dat het uitgangspunt bij het bieden van ondersteuning de eigen kracht van burgers en diens sociale netwerk is. De gemeente wil de eigen kracht van burgers stimuleren door in te zetten op mantelzorgondersteuning via stichting De Medewerker en door het ondersteunen van andere vrijwilligersinitiatieven. Het hebben van een netwerk wil niet betekenen dat dit netwerk ook daadwerkelijk ondersteuning kan en of wil bieden. De Wmo 2015 maakt het echter noodzakelijk dat er wel gekeken wordt naar de mogelijkheden van het netwerk. Een Pagina | 35
bruikbaar instrument om het netwerk in kaart te brengen is een ecogram. Uit de weergave van de ecogram en het gesprek met de cliënt over het ingevulde ecogram kan blijken dat het netwerk onvoldoende ondersteuning biedt. In dat geval kan over worden gegaan op maatwerk. Nog effectiever is het om het netwerk van de cliënt te gaan versterken en vergroten door bijvoorbeeld de cliënt in contact te brengen met een maatje of andere initiatieven gericht op het versterken van een netwerk.
Pagina | 36
6.
Conclusies
6.1
Deelvragen 6.1.1 Deelvraag één De eerste deelvraag luidt als volgt: Welk beleid voert de gemeente Ede ten aanzien van de Wmo 2015, als het gaat om huishoudelijke hulp, en hoe brengt zij dit beleid in de praktijk? Onderzoeksresultaten die antwoord geven op deze deelvraag staan beschreven in hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk wordt beschreven op basis van welke wetten de beleidsvoering van de gemeente Ede tot stand is gekomen. In de Wmo 2015 worden gemeenten opgedragen om 1. een periodiek plan te schrijven, een beleidsplan, en 2. regels vast te stellen in een verordening. Het meest recente plan van de gemeente Ede is afkomstig uit 2013. Met beleidsplan anticipeert de gemeente Ede vroegtijdig op het reageerakkoord Bruggen slaan (2012). Het beleidsplan is gebaseerd op het concept wetsvoorstel Wmo (oktober 2013). Vervolgens zijn nadere regels vastgelegd in de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015. In de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 staan regels met betrekking tot diverse onderwerpen die benoemd worden in de Wmo 2015. De volgende onderwerpen, welke betrekking hebben tot huishoudelijke hulp, worden besproken in de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015: - Wijze van vaststellen en criteria voor het in aanmerking komen van een maatwerkvoorziening; - Afhandeling klachten; - Betrokkenheid burgers bij uitvoering van de wet; - Bestrijding van het onterecht ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb; - Betalen van een eigen bijdrage. Met betrekking tot het toekennen van een maatwerkvoorziening kent de gemeente Ede een procedure bestaande uit de volgende stappen: 1. Melding hulpvraag 2. Vooronderzoek 3. Maatwerkgesprek 4. Verslag 5. Aanvraag 6. Criteria voor een maatwerkvoorziening Kijkend naar de procedure van het verstrekken van een maatwerkgesprek valt op dat de gemeente kan afzien van een onderzoek of maatwerkgesprek wanneer er voldoende over de cliënt bekend en duidelijk is. In het gesprek met de Wmo-consulente is duidelijk geworden dat de aanvraag binnen komt bij een screener van het KCC. Het is niet duidelijk wie de beslissing neemt over het afzien van een onderzoek of maatwerkgesprek. Het exploreren en Pagina | 37
reorganiseren van het sociale netwerk lijkt noodzakelijk. Het doel van de Wmo 2015 is immers dat er een groter beroep wordt gedaan op het sociale netwerk. Daarom is het niet verstandig om af te zien van een onderzoek en of maatwerkgesprek. De Wmo consulente geeft aan dat de gemeente Ede wel streeft naar het zien van alle cliënten. Toch worden indicaties administratief verlengd zonder dat cliënten gezien zijn. Volgens de Wmo consulente gebeurt dit bij cliënten waarbij er sprake is van niet meer dan 2 uur huishoudelijke hulp. Opvallend is het dat er nergens gesproken wordt over mogelijk noodzakelijke deskundigheid van Wmo-consulenten. Alle consulenten hebben een andere achtergrond en zij worden niet op basis van expertise ingedeeld. Op deze manier bestaat de kans dat er grote verschillen zijn tussen de uitgegeven indicaties, aangezien elke consulent op zijn of haar eigen manier werkt. Ondanks dat er wel gewerkt wordt met een vast instrument in de vorm van een plan van aanpak wil dit niet zeggen dat alle doelgroepen dezelfde benadering nodig hebben. Hieruit concludeer ik dat de werkwijze een oplossing biedt op korte termijn. Het is van belang dat er een structurele oplossing wordt bedacht welke effectief is op lange termijn. 6.1.2 Deelvraag twee Deel vraag twee luidt als volgt: Wat zeggen afnemers van huishoudelijke hulp uit de gemeente Ede over de gevolgen van de veranderingen in de huishoudelijke hulp na de invoering van de Wmo 2015 en hoe gaan zij om met de veranderde situatie? Onderzoeksresultaten die antwoord geven op deze deelvraag staan beschreven in hoofdstuk 4. Van de 8 geïnterviewden cliënten zijn er 4 die minder uren huishoudelijke hulp ontvangen dan voorafgaande aan de invoering van de Wmo 2015. Uit de interviews blijkt dat er bij de cliënten veel onduidelijkheid heerst over de veranderingen. Ze zijn onwetend over de exacte inhoud van de Wmo 2015. De termen Wmo-loket en Wmo-consulent zeggen hen vaak niks. Hieruit trek ik de conclusie dat de vaart waarmee alle veranderingen zijn doorgevoerd niet ‘bij te benen’ is voor de overgrote meerderheid van cliënten welke huishoudelijke hulp ontvangen, namelijk ouderen. Er is behoefte aan duidelijkheid en uitleg over de Wmo 2015 en het uitvoerend beleid van de gemeente Ede. Slechts één cliënt weet te benoemen waarom zij minder uren huishoudelijke hulp ontvangt. De cliënten ervaren tevens een gebrek aan betrokkenheid vanuit de gemeente. De combinatie van onvoldoende kennis en het gevoel te hebben dat zij niet gezien en gehoord worden maakt dat er voor de gemeente een uitdagende taak ligt in het voorlichten van de cliënten. Door drie cliënten wordt specifiek iets gezegd over de veranderde situatie. Eén cliënt geeft aan het ‘ermee te doen’, een ander benoemt in noodgevallen een beroep te kunnen doen op zijn netwerk en de laatste persoon geeft aan ‘achter te raken met het zware werk’. Ik kan geen antwoord geven op de vraag of het terecht is dat cliënten gekort zijn in het aantal uren huishoudelijke hulp. De gemeente Ede hanteert , volgens de Wmo-consulente, de volgende definitie van huishoudelijke hulp: schoon en leefbaar. De mening over wat schoon en leefbaar is kan per persoon en zelf per generatie verschillen. Ik trof tijdens mijn interviews één vervuild huis aan maar deze meneer was nog niet gekort en er had ook nog geen maatwerkgesprek plaatsgevonden. Uit het rapport blijkt dat cliënten vooral behoefte hebben Pagina | 38
aan erkenning. Wanneer de gemeente Ede en de in dienst zijnde Wmo-consulenten hierin slagen neemt dat een hoop onvrede bij de cliënten weg. 6.1.3 Deelvraag 3 De laatste en derde deelvraag is de volgende: 3. Welke rol vervult het sociaal netwerk van cliënten van huishoudelijke hulp sinds de verandering binnen de Wmo 2015 en wat kan het maatschappelijk werk hierin betekenen? Onderzoeksresultaten die antwoord geven op deze deelvraag staan beschreven in hoofdstuk 5. De rol van het sociale netwerk is belangrijker dan ooit in de huidige ontwikkelingen van de Wmo 2015. De Wmo 2015 doet een groot beroep op het sociale netwerk van cliënten. Uit het gesprek met cliënten blijkt dat kinderen vaak wel kleine klusjes doen voor hun ouders, zoals de boodschappen. Cliënten durven en willen hun kinderen niet verder belasten met het vragen van meer hulp. Het is niet duidelijk of kinderen het als belastend ervaren om hun ouders meer te ondersteunen. Hieruit blijkt dat cliënten aannames maken zonder dit met hun kinderen te bespreken. De Wmo-consulente geeft aan dat de cliënt en zijn netwerk niet gedwongen kan worden om ondersteuning te vragen of bieden. Wel komt de gemeente Ede eventuele mantelzorgers tegemoet door hen te ontlasten door middel van het aanbieden van twee uur huishoudelijke hulp in eigen huis. Wmo consulenten voeren een maatwerkgesprek met een cliënt en zien de cliënt daarna niet meer. Wanneer blijkt dat het netwerk onvoldoende ondersteuning biedt of kan bieden is er meer nodig dan één gesprek. In dat geval lijkt de hulp en expertise van een maatschappelijk werker noodzakelijk. Maatschappelijk werkers bezitten de kennis en kunde om netwerken te reorganiseren en activeren. Deze kennis en kunde wordt door de gemeente momenteel niet benut. Mogelijk zouden Wmo-consulenten deze taak ook uit kunnen voeren wanneer zij beschikken over de juiste competenties die nodig zijn om een netwerk te activeren.
6.2
Hoofdvraag In het uitgevoerde onderzoek stond de volgende hoofdvraag centraal: Welke gevolgen heeft het uitvoerend beleid van de gemeente Ede, ten aanzien van de Wmo 2015, voor cliënten van huishoudelijke hulp en welke rol zou het maatschappelijk werk binnen de verandering kunnen innemen? Afgaande op de bevindingen uit de eerder gestelde deelvragen kom ik tot de conclusie dat het uitvoerend beleid van de gemeente Ede gevolgen heeft met betrekking tot de volgende vier onderwerpen: 1. Huishoudelijke hulp Het merkbare gevolg voor cliënten is dat de gemeente Ede heeft besloten dat cliënten maximaal twee uur huishoudelijke hulp krijgen. Wanneer twee uur onvoldoende is kan er maatwerk geleverd worden. Voor het toekennen van maatwerk zijn geen richtlijnen. Dit betekent dat het toekennen van maatwerk afhankelijk is van de Wmo-consulent en dus per Pagina | 39
situatie en cliënt kan verschillen. 2. Maatwerkgesprek De indicaties van cliënten moeten worden herzien. Dit gebeurt door Wmo-consulenten die bij cliënten langs komen voor het voeren van een maatwerkgesprek. Cliënten wordt geadviseerd om een bekende aanwezig te laten zijn bij dit gesprek maar dit is niet verplicht. Een maatwerkgesprek is een eenmalig gesprek. Op basis van één gesprek moeten alle 11 sociale domeinen in kaart worden gebracht. Niet alle cliënten hebben al een maatwerkgesprek gehad. In sommige gevallen worden indicaties administratief verlengd of aangepast. 3. Wmo-consulenten Doordat Wmo-consulenten op basis van geografische gegevens worden ingedeeld kan het zijn dat een Wmo-consulent onvoldoende is toegerust voor het voeren van maatwerkgesprek. Dit gaat ten koste van twee dingen: de zorg voor de cliënt en het doel van de Wmo 2015. Veel cliënten geven aan zich niet gehoord en gezien te voelen. Elke doelgroep welke in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening vanuit de Wmo 2015 vraagt om een specifieke benadering, zo ook de vaak ouderen cliënten die een beroep doen op hulp bij het huishouden. De Wmo 2015 doet een groot beroep op het sociale netwerk van cliënten. Wanneer een Wmo-consulent niet beschikt over de competenties om een netwerk te activeren dan wordt te kort gedaan aan 1 van de hoofdelementen van de Wmo 2015. 4. Onbegrip en onvoldoende kennis cliënten Er heerst bij cliënten onbegrip ten opzichte van de manier waarop de gemeente Ede haar beleid kenbaar maakt en uitvoert. Zij voelen zich niet gehoord en gezien en worden tevens onvoldoende ingelicht. Het beleid van de gemeente Ede lijkt gericht op het hier en nu door in een zo kort mogelijke tijd de indicaties te herzien en in veel gevallen naar beneden bij te stellen. Dit hoeft geen probleem te zijn wanneer de Wmo 2015 volledig tot zijn recht komt. Dit houdt in dat er, met succes, een groter beroep wordt gedaan op het sociale netwerk. Om dit bereiken moet er meer tijd voor cliënten genomen worden en is er meer deskundigheid nodig. De gemeente Ede schiet momenteel in beide tekort. De veranderingen zorgen bij veel cliënten voor onrust. Deze onrust kan worden weggenomen door cliënten meer aandacht op maat te geven. Voor de oudere generatie betekent dit het geven van erkenning, begrip hebben voor de situatie en onduidelijkheden wegnemen door verstrekken van informatie.
Pagina | 40
7.
Aanbevelingen Aanbeveling één - ecogram Laat Wmo-consulenten tijdens het maatwerkgesprek gebruik maken van een ecogram, zie bijlage D. Het in kaart brengen van het sociaal netwerk is voor alle betrokkenen rondom de cliënt van belang. Wanneer een netwerk visueel inzichtelijk is kan snel ontdekt worden waar het netwerk mogelijk overbelast wordt. Daarnaast geeft het inzicht of er netwerkleden zijn die in mindere mate ingezet worden maar waar mogelijk wel een beroep op gedaan kan worden. Tijdens dit gesprek is het belangrijk erkenning te geven waardoor de cliënt zich gehoord voelt, en er daardoor ook begrip ontstaat voor de beslissingen die genomen moeten worden door de invoering van de Wmo 2015. Aanbeveling twee - netwerkberaad Plan een netwerkberaad in wanneer er sprake is van onvoldoende ondersteuning. Dit houdt in dat alle netwerkleden zowel hulpverleners als familie en vrienden gevraagd worden aanwezig te zijn, evenals de cliënt zelf. Laat dit netwerkberaad georganiseerd en begeleid worden door iemand die beschikt over voldoende expertise. Tijdens dit netwerkberaad moet bespreekbaar gemaakt worden op welke wijze de sociale kwestie aangepakt kan worden. Mogelijk is er hulp nodig vanuit een externe organisatie zoals bijvoorbeeld het maatschappelijk werk. Aanbeveling drie – deskundigheidbevordering In de voorafgaande aanbeveling noem ik het woord deskundigheidbevordering. De bevordering van deskundigheid van Wmo-consulenten is op verschillende manieren te verwezenlijken. Hier volgen een tweetal mogelijkheden: - Lezen van het boek Sterk met een vitaal netwerk van Maria Scheffers. In dit boek reikt Scheffers kennis en vaardigheden aan als het gaat om werken met de cliënt en zijn of haar sociale netwerk. Het boek bevat tevens opdrachten zodat werkers kunnen oefenen; - Het volgen van de training ‘Vitale netwerken’, ontwikkeld en begeleid door Maria Scheffers; Aanbeveling vier - kennis en kunde Laat Wmo-consulenten hun werk uitvoeren op basis van hun achtergrond en expertise in plaats van geografische ligging. Zodat de consulenten met ervaring of affiniteit met ouderen de gesprekken met deze oudere cliënten voeren. Dit zal ten goede komen van de kwaliteit van de maatwerkgesprekken en mogelijk een deel van de onrust bij de cliënt wegnemen. Aanbeveling vijf – informatiefolder Ontwerp een informatiefolder of brochure voor ouderen over de veranderingen van de Wmo 2015. Leg hierin uit wat de Wmo 2015 precies is, voor wie deze bestemd is en hoe de gemeente Ede hier vorm aan geeft. Belangrijk is dat de informatie wordt geschreven in begrijpelijke taal zodat het geen verdere vragen oproept. Aanbeveling zes – vervolgonderzoek Onderzoek de betekenis en functie van het sociale netwerk in de huidige ontwikkelingen.Hoe ervaart het netwerk de belasting bij de ondersteuning van de zorgvrager?
Pagina | 41
8.
Discussie
8.1
Productevaluatie De productevaluatie bevat een kritische terugblik op de beslissingen die van invloed zijn geweest op de kwaliteit va het eindproduct (SWOT analyse van de werkwijze);
Sterke punten (intern) -
Mijn doorzettingsvermogen en daadkrachtigheid; Huidige baan en toekomstperspectief; Woonplaats.
Kansen (extern) -
-
De mogelijkheid gekregen van de SP om het onderzoek later te in te kunnen leveren, dan oorspronkelijk de bedoeling was; Bereidheid van Opella om respondenten aan te leveren; De opbouwende, kritische feedback van de opdrachtgever; Toestemming van school om alleen af te studeren en docenten die bereid zijn om in korte tijd het rapport te beoordelen.
Zwakke punten (intern) -
Het onderzoek samen begonnen en het alleen afgemaakt; - Gebrek aan het hebben van een medestudent die kennis heeft over hetzelfde onderwerp, die feedback kan geven en mee kan denken; - Persoonlijke situatie Bedreigingen (extern) -
Lastig om de WMO consulente te spreken; Literatuuronderzoek over de Wmo 2015; Het aantal respondenten is niet representatief voor de gehele gemeente.
Toelichting Sterke punten: zonder mijn doorzettingsvermogen en daadkrachtigheid was het mij niet gelukt om dit rapport af te ronden. Ik heb er veel voor gelaten om dit resultaat te bereiken en met succes. Momenteel ben ik nog werkzaam bij een maatschappelijke opvang voor daken thuislozen en werk ik onregelmatig. Deze onregelmatigheid gaf mij wel veel vrijheid voor het inplannen van het werken aan mijn scriptie. Mijn nieuwe baan als reclasseringswerker gaf mij een extra drive om het rapport deze zomer af te ronden. Ik ben een geboren en getogen in Ede, tot 1 augustus woonde ik ook in Ede. Deze bekendheid met de gemeente is een voordeel geweest. Het afnemen van de interviews en het afspreken met mijn opdrachtgever namen niet veel tijd in beslag. Bedreigingen: het heeft veel tijd gekost om iemand van de gemeente te spreken doordat het bij de gemeente ontzettend druk is. Dit heeft veel tijd gekost. Behalve veel mailen en bellen kon ik verder geen invloed uitoefenen op de situatie. Over de Wmo 2015 is veel geschreven, met name over de aanloop naar de decentralisatie. Gezien de tijd en omvang heb ik mij moeten bepreken in het gebruik van literatuur. Om een volledig beeld neer te zetten zou een veel groter onderzoek nodig zijn. Tot slot is het aantal Pagina | 42
respondenten niet representatief voor de gehele gemeente. Wederom is het noodzakelijk om een groter onderzoek uit te voeren waarvoor er meer tijd beschikbaar is zodat er een grote groep mensen gesproken kan worden. Kansen: doordat school en de werkgroep SP Ede veel begrip hadden voor mijn situatie, het plotseling alleen af studeren, kreeg ik de ruimte en het vertrouwen om mijn onderzoeksrapport af te maken. Vertrouwen was voor mij een belangrijk ingrediënt omdat ik hierdoor de moed kreeg om een zomer lang door te gaan. Zonder de medewerking van Opella waren de interviews mogelijk niet tot stand gekomen. Wanneer zij niet mee hadden willen werken had ik op zoek moeten gaan naar een andere aanbieder en dit had veel tijd in beslag genomen. Zwakke punten: ik heb de samenspraak met een afstudeermaatje erg gemist. Ik had geen aanspraak en of tegenspraak. Belangrijke beslissingen heb ik alleen moeten nemen. Door dit alles werd de kans groter dat ik een soort tunnelvisie zou ontwikkelen. Door de hulp van vrienden heb ik dit geprobeerd tegen te gaan. Echter vrienden bezitten niet over dezelfde inhoudelijke kennis over het onderwerp waardoor de feedback altijd op de oppervlakte bleef. Als laatste wil ik nog iets zeggen over mijn persoonlijke situatie. Ik heb tijdens mijn afstuderen gesolliciteerd op een nieuwe baan in Den Haag. Hier ben ik aangekomen maar dit betekende wel dat ik moest verhuizen. Deze verhuizing viel samen met mijn afstuderen. Dit leverde bij mij de nodige stress op en weinig nachtrust. Pas toen ik verhuisd was nam deze stress af waardoor ik mij weer goed kon concentreren.
8.2
Procesevaluatie De procesevaluatie bevat een kritische terugblik op de uitvoering van het onderzoek en de rol van de onderzoeker in het proces; In dit onderzoek hebben verschillende factoren een grote rol gespeeld. Zoals onder andere het feit dat ik grotendeels het onderzoek uiteindelijk alleen heb uitgevoerd. Ik ben blij dat ik met Eline heb kunnen starten want dat gaf mij de mogelijkheid om dit onderzoek uit te voeren bij de SP. Daarom was ik erg blij dat ik het alleen wel af heb kunnen maken, ondanks dat het wat kleiner is geworden dan oorspronkelijk de bedoeling was. Daarnaast lever ik het ook later in dan gepland. Wat ik vooral gemist heb in het schrijven van het onderzoek, is het kunnen overleggen met een medestudent, zoals de andere afstudeerders van de CHE wel hebben kunnen doen. Gedurende het proces waren er veel persoonlijke veranderingen welke soms de nodige onrust gaven. Met behulp van vrienden en familie heb ik de stress het hoofd weten te bieden. Het contact met mijn opdrachtgever verliep goed. Ik kreeg veel vrijheid hadden vaak goede ideeën waarvan men hoopte dat ik die kon verwerken in mijn rapport. Echter gezien de te besteden tijd en de omvang van mijn rapport heb ik hier niet altijd wat mee kunnen doen. Mijn complimenten voor de deskundigheid van mijn afstudeerbegeleider waarmee hij mij altijd goed heeft voorzien van feedback. Een nadelig gevolg van de periode waarin ik afstudeer was dat zowel mijn opdrachtgever als mijn afstudeerbegeleider op den duur vakantie hadden en er hierdoor geen overleg mogelijk was.
Pagina | 43
8.3
Inhoudelijke beroepsrelevantie De Wmo 2015 is trending topic in de hulpverlening. Het heeft veel gevolgen voor geldstromen en daarmee ook voor organisaties. De bezuinigen en decentralisaties zorgen voor veel onduidelijkheid en onrust. Met dit onderzoek heb ik aan kunnen tonen dat er juist in deze tijd en in het kader van de Wmo 2015 een belangrijke rol is weg gelegd voor maatschappelijk werkers. Decentralisaties vragen om deskundigheid zodat alles in goede banen begeleid en neergezet kan worden. Maatschappelijk werkers bezitten deze deskundigheid. Het maakt niet welke doelgroep het betreft, een maatschappelijk werker is op alle gebieden nodig.
Pagina | 44
9. Bronnenlijst Opmerking vooraf: De afgenomen interviews zijn niet in de bronnenlijst opgenomen in verband met de privacy van de respondenten. De uitgewerkte interviews zijn in vertrouwen verstrekt aan de opdrachtgever van dit rapport via dhr. Olsthoorn, mijn afstudeerbegeleider drs. J. de Jong en mijn eerste beoordelaar mevr. L. van der Pol. Baarda, B., E. Bakker, T. Fischer, M. Julsing, M. de Goede, V. & T. van der Velden. (2013). Basisboek Kwalitatief Onderzoek: handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen / Houten: Noordhoff Uitgevers Baars, H.M.J., J.T.F. Uffing & G.F.H.M. Dekkers. (1990). Sociale netwerkstrategieën in de sociale psychiatrie. Houten/Antwerpen: Bohn Stafleu van Loghum. Beleidsplan AwbZ/Wmo gemeente Ede. (2013). Opgehaald van https://www.ede.nl/fileadmin/files/ wonen_en_leven/documenten/101213_Beliedsplan_Awbz_101213_def.pdf. Boersma, E. & Bruggeman, K.W. (2015). Wmo 2015: wetgeving & rechtspraak 2015-1. Reuver: Kluwer. Ede. (2015). Behoud ik mijn zorgindicatie na 1 januari 2015? Opgevraagd op 23 juli 2015 van https:// www.lokaalloket.nl/ede/faq.php?id=995 Ede. (z.d.). ‘Plan van aanpak’. Opgevraagd op 12 augustus van https://acc.ede.nl/wonen-enleven/ondersteuning-en-zorg/professionals/praktische-documenten/ Ede. (z.d.). ‘Instructie Plan van aanpak’. Opgevraagd op 12 augustus van https://acc.ede.nl/wonenen-leven/ondersteuning-en-zorg/professionals/praktische-documenten/ Eerten, E. van. (2007). Vele gezichten van de Wmo: maatschappelijke ondersteuning tussen wet en werkelijkheid. ’s-Gravenhage: Reed Business. Expertisecentrum mantelzorg. (2015). Een ecogram maken: de omgeving. Opgehaald op 14 juli 2015 van http://www.expertisecentrummantelzorg.nl/Site_EM/docs/pdf/Ecogram.pdf Lokaal loket Ede. (2015). Opgevraagd op 25 juli 2015 van https://www.lokaalloket.nl/ede/ aanbieder.php?id=3394 Hop, A.D. (Eindred.). (2014). Kleine gids voor de Nederlandse Sociale Zekerheid. Reuver: Kluwer. Jager-Vreugdenhil, M. (2012). Nederland Participatieland?: niet alle sociale verbanden zijn evenveel gericht op zorg. Maatwerk: vakblad voor maatschappelijk werk, 6, 2- 5. Kamphuis, E. (2014). Van individueel probleem naar sociale kwestie. Maatwerk: vakblad voor maatschappelijk werk, 4, 22-24.
Pagina | 45
Linder, L., I. Bouma & J. Steyaert. (2008). Nieuw beleid, nieuw professionals: implicaties van de Wmo voor hulpverleners. Eindhoven: Fontys Hogescholen. Memorie van Toelichting. (2014). Opgehaald van http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2014/01/14/memorie-van-toelichting-van-wet-maatschappelijkeondersteuning-2015.html Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (2015). Opgevraagd op 20 augustus 2015 van http://www.dezorgverandertmee.nl/over-deze-site NVMW. (2010). Beroepscode voor de maatschappelijk werker. Geraadpleegd op 15 augustus 2015 van http://www.nvmw.nl/professionals/beroepscode-mw-inzien.html NVMW. (2011). Beroepsprofiel. Geraadpleegd op 15 augustus 2015 van http://www.nvmw.nl/ professionals/beroepsprofiel-inzien.html Platform ggz. (z.d.). Samenvatting regeerakkoord op het sociale domein. Opgevraagd op 20 augustus 2015 van http://www.platformggz.nl/lpggz/download/aandacht-voor-iedereen/121113samenvatting-reageerakkoord.docx Riet, N. van & H. Wouters. (2010). Casemanagement: een leerboek over de organisatie en coördinatie van zorg-, hulp- en dienstverlening. Assen: van Gorcum. Rutte, M., Samson, D.M. (2012). Bruggen Slaan: regeerakkoord VVD – PvdA. 29 oktober 2012. Opgevraagd op 5 augustus 2015 van http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/ rapporten/2012/10/29/regeerakkoord.html Scheffers, M. (2014). Sterk met een vitaal netwerk: empowerment en de sociaal netwerkmethodiek. Bussum: Coutinho. Socialistische Partij. (2015). Thuiszorg in Ede: Gevolgen van decentralisatie en bezuiniging versie augustus. Socialistische Partij. (1999). ‘Heel de mens.’ Kernvisie van de SP, zoals vastgesteld door het 9e congres op 18 december 1999. Beginselprogramma Socialistische Partij. Toelichting verordening Wmo 2015 . (2014). Opgehaald op 23 juli van https://www.ede. nl/fileadmin/files/ede/wonen_en_leven/documenten/20141125Toelichting_op_WMO_verordening. pdf ‘Verordening adviesraad sociaal domein ten behoeve van cliëntenparticipatie Ede 2015’. (2015). Opgehaald op 23 juli 2015 van https://www.ede.nl/fileadmin/RIS/bijlagen/18419-3bced907-d6254180-81eb-f3d8756b9e4b.pdf ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015’. (2014). Opgehaald van https://www.ede.nl/file admin/RIS/bijlagen/18411-c51708f3-a017-400f-a288-6011f665206b.pdf Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. (2014). Opgehaald van http://wetten.overheid.nl/BWBR 00 35362/geldigheidsdatum_20-08-2015 Zorghulpatlas. (2014). Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Opgevraagd op 13 januari 2015 van http://www.zorghulpatlas.nl.wet-maatschappelijke-ondersteuning-wmo/ Pagina | 46
10. Begrippenlijst
AWBZ
Deze afkorting staat voor Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, en is een volksverzekering waaruit de langdurige zorg voor hoge medische kosten wordt vergoed. Denk hierbij aan chronische ziekte, of opname in een verpleegtehuis.
Beleidsplan
Het geheel van maatregelen wat, in dit geval de gemeente Ede neemt, om bepaalde zaken aan te pakken of op te lossen.
Civil society
Het maatschappelijke middenveld tussen markt en staat, waarin burgers zich bewegen en opkomen voor hun belangen en idealen.
Cliënt
In dit verband de afnemers van de huishoudelijke hulp.
Ecogram
Een visuele voorstelling van iemands sociale netwerk. Waarin onderscheid gemaakt wordt tussen familie, vriendschappen en maatschappelijke contacten.
Eigen bijdrage
Dat is het deel van de kosten, van in dit geval de huishoudelijk hulp, wat de cliënt zelf moet betalen.
Gebruikelijke zorg
De zorg die gezinsleden normaal aan elkaar verlenen binnen het huishouden, omdat ze samen verantwoordelijk zijn voor dat huishouden. Is iemand binnen het huishouden door een probleem of gebrek niet in staat huishoudelijke taken te verrichten, dan mag de gemeente van de andere personen in het huishouden verwachten dat zij (een deel) van de taken overnemen.
Huishoudelijke hulp
Bedoeld voor mensen die als gevolg van een beperking niet meer (volledig) in staat zijn om hun huishouden zelf te doen. Er kan hulp en ondersteuning geboden worden bij huishoudelijke activiteiten zoals de afwas doen, eten koken, strijken, stofzuigen, schoonmaken etc.
Indicatie
Formele vaststelling van de aard en mate van de zorgbehoefte. Een indicatie voor huishoudelijke hulp wordt afgegeven door de gemeente.
Informele zorg
Informele zorg is die zorg die geleverd wordt door mantelzorgers en vrijwilligers.
Maatwerk
Toegespitst op de wensen en de specifieke situatie van de cliënt
Maatwerkvoorziening
Geheel van diensten, voorzieningen en maatregelen die op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de persoon afgestemd zijn. Een voorbeeld hiervan is de huishoudelijke hulp.
Pagina | 47
Maatwerkgesprek
Gesprek wat gevoerd wordt tussen een Wmo-consulent en de aanvrager/ontvanger van huishoudelijke hulp. Onderwerp van gesprek is welke zorg en ondersteuning de betreffende persoon nodig heeft.
Maatschappelijk werk
De hulp die cliënten geboden kan worden om meer inzicht te krijgen in hun problematiek en/ of hen nieuwe vaardigheden aan te leren waardoor zij zelfredzaam worden.
Mantelzorg
Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie. In Nederland zijn zo’n 2,6 miljoen (volwassen) mantelzorgers actief. ‘Zij zorgen meer dan 8 uur per week en/of langer dan 3 maanden zorg verlenen aan een naaste.’ (Mezzo, z.d.)
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport
Dit ministerie houdt zich bezig met zorg voor ouderen, jongeren en voor mensen met een verstandelijke en lichamelijke beperking.
Netwerkberaad
Een interventie waarbij zowel de familie als hulpverleners worden betrokken om een oplossing te bedenken voor de sociale kwestie.
Opella
Zorgdienstverlener in de gemeenten Ede, Renkum, Renswoude, Rhenen, Veenendaal en Wageningen. Opella biedt diensten aan op het gebied van zorg, welzijn en wonen.
Sociaal netwerk
Betekenisvolle figuren dat functioneert als ondersteuningsbron voor het eigen welzijn en welbehagen en dat van de personen in het netwerk.
Sociale kwestie
Een probleem waar alle betrokken partijen hinder van ondervinden.
SP
Socialistische Partij: landelijk actieve politieke partij.
Participatie
Actieve, zelfgekozen deelname aan het maatschappelijk gebeuren.
Verordening
Een algemene bindende regeling, in dit geval vastgesteld door de gemeenteraad.
Werkgroep SP Ede
Uit SP-leden bestaande groep die zich in het bijzonder bezig houden met maatschappelijke thema’s rondom zorg en welzijn.
Wet voorzieningen gehandicapten
Deze wet stelt gemeente verplicht om bepaalde voorzieningen te verstrekken aan mensen met een handicap.
Wmo
Wet maatschappelijke ondersteuning. De Wmo is een opvolger van een aantal andere wetten die zijn samengevoegd in de Wmo waaronder de Wet Voorzieningen Gehandicapten, de Welzijnswet en gedeeltes van de Algemene Wet Bijzondere Pagina | 48
Ziektekosten. Wmo-consulent
Een Wmo-consulent indiceert de noodzaak voor voorzieningen op grond van de Wmo. De consulent draagt zorg voor de behandeling en afhandeling van de Wmo-aanvragen, onderzoekt de aanvraag op rechtmatigheid en stelt een indicatie ten behoeve van de besluitvorming. Ook legt een Wmo-consulent huisbezoeken af ter beoordeling van de aanvraag.
Wmo-loket
Burgers met lichamelijke of psychische beperkingen die problemen hebben in het dagelijks leven kunnen zich melden bij het Wmo-loket van de gemeente. Een medewerker van de gemeente gaat samen met de persoon na welke problemen er zijn en hoe deze kunnen worden opgelost.
Pagina | 49
11. Bijlagen Bijlage A: Topiclijst Topiclijst cliënten huishoudelijke hulp - Algemene gegevens respondent Leeftijd Geslacht Hoe lang huishoudelijke hulp Onderzoeksresultaten ontvangen - Introductie afstuderen Voorstellen Uitleg onderzoek Doel onderzoek Duur interview Anonimiteit Opname/aantekeningen - Introductie afnemer Algemeen beeld cliënt (gezinssamenstelling, werk etc.) - Wat is uw leeftijd? - Hoe ziet uw gezinssamenstelling eruit? - Hoe ziet uw dagbesteding eruit? Indicatie ziektebeeld - Vanwege welke beperking/ziekte heeft u huishoudelijke hulp aangevraagd? Indicatie huishoudelijke hulp - Wat maakt dat u huishoudelijke hulp heeft aangevraagd? - Hebben er wijzigingen plaatsgevonden in de reden waarom u nu huishoudelijke hulp ontvangt? - Hoeveel uren zorg ontvangt u? Sleutelwoorden: leeftijd, geslacht, ziektebeeld, gezinssamenstelling, dagbesteding, indicatie - Wet maatschappelijke ondersteuning Kennis - Bent u bekend met de Wet Maatschappelijke Ondersteuning? - Wat houdt deze wet volgens u in als het gaat om huishoudelijke hulp? Voorlichting door wie? Bijv. gemeente - Hoe bent u te weten gekomen dat er wijzigingen plaats gingen vinden? - Hoe heeft u deze voorlichting ervaren? - Betaald u eigen bijdrage en is deze gewijzigd sinds 1 januari? Sleutelwoorden: voorlichting, eigen bijdrage, kennis - Situatie 2014 Feitelijke beschrijving situatie Pagina | 50
- Hoeveel uur huishoudelijke hulp kreeg u? - Door wie is de indicatie vastgesteld? - Hoe werd deze indicatie geëvalueerd? - Wat was het takenpakket voor de uitvoerende hulp? - Heeft u invloed gehad op het aantal uur hulp die er werd vastgesteld en welke taken er werden uitgevoerd? - Door wie werd deze hulp uitgevoerd? (Eén vaste of verschillende hulpen?) - Heeft u mensen in uw omgeving die voor 2015 u hielpen met huishoudelijke taken? Zo ja, wie en welke taken? Beleving - Hoe heeft u de hulp toentertijd ervaren? - Was het voldoende/onvoldoende en waarom? - Hoe heeft u de indicatiestelling in 2014 ervaren? - Hoe vond u het om voor 2015 mensen in uw omgeving te vragen om u te helpen met huishoudelijke taken? Sleutelwoorden: indicatie, huishoudelijke hulp, taken huishoudelijke hulp, invloed, omgeving, hulp, ervaring, beleving. - Situatie 2015 Feitelijke beschrijving - Heeft het keukentafelgesprek plaatsgevonden? Zo ja, wat is hierin besproken? Zo nee, wat is daar de reden van? (Bijv. telefonische afhandeling) - Hoeveel uur huishoudelijke hulp is er geïndiceerd? - In hoeverre wijkt dit af van de situatie van voor 2015? Beleving - Hoe ervaart u de hulp die u ontvangt? - Is de zorg voldoende toereikend? - Hoe heeft u het keukentafel gesprek ervaren? - Is er in dit gesprek gesproken over de inzet van uw netwerk en zo ja hoe? Sleutelwoorden: keukentafelgesprek, uren, afwijking/verandering, ervaring, beleving, voldoende zorg, netwerk. Sociaal netwerk - Krijgt u hulp vanuit uw sociale netwerk? Zo ja: - Welke hulp bieden zij u en hoeveel uur per week? - Wat betekend deze hulp voor u? Zo nee: - Zou u ondersteuning vanuit een sociaal netwerk wensen? - Zo ja waarom en welke soort ondersteuning? Invulling veranderde situatie - Nu u minder zorg krijgt hoe vangt u dit tekort op? Sleutelwoorden: netwerk, betekenis hulp, ondersteuning, tekort. Pagina | 51
- Gemeente Rol/betrokkenheid van de gemeente - Op welke manier is de gemeente betrokken bij uw situatie/problematiek? - De naam wet maatschappelijk ondersteuning impliceert dat er ondersteuning geboden wordt, hoe ervaart u deze ondersteuning vanuit de gemeente? Wmo-loket - Kent u het Wmo-loket en weet u wat de functie hiervan is? - Heeft u wel eens contact gehad met het Wmo-loket? - Weet u op welke manier u contact met het Wmo-loket kan opnemen? Wmo-consulent - Weet u wat een Wmo-consulent is? - Heeft u wel eens contact gehad met een wmo-consulent? - Hoe heeft u dit contact ervaren? Sleutelwoorden: betrokkenheid, gemeente, wet maatschappelijke ondersteuning, Wmo-loket, functie, contact, Wmo-consulent. Advies - Heeft u nog tips of een advies voor de gemeente? Sleutelwoorden: advies. - Afsluiting Dankwoord
Pagina | 52
Bijlage B: Labelsysteem Toevoeging: de roodgedrukte thema’s, labels en fragmenten zijn gebruikt als onderbouwing van het rapport. Thema
Label
Fragment nummer
Persoon
Leeftijd
1.1, 2.1, 2.17, 3.3, 4.1, 5.0, 6.1, 7.2, 8.3, 9.2
Gezinssamenstelling
1.2, 1.3, 2.4, 3.12, 3.13, 4.5, 4.6, 5.2, 5.3, 5.5, 6.6, 7.4, 7.7, 8.4, 9.1
Dagbesteding
1.5, 2.6, 2.73, 2.74, 2.79, 2.80 3.15, 4.7, 4.15, 5.6, 6.10, 7.5, 8.5, 9.3, 9.4, 9.5
Ziektebeeld
1.7, 1.14, 2.2, 2.9, 2.15, 2.16, 2.50, 2.51, 2.67, 2.68, 2.69, 3.16, 3.21, 4.12, 5.81, 6.12, 7.6, 8.2, 9.11, 9.13
Verpleging
1.10, 2.20, 4.2, 6.22
Lichamelijke gesteldheid
3.2, 3.18, 4.10, 4.31, 6.4, 6.11, 6.27, 9.7, 9.12
Opname verzorgingstehuis
3.17
Psychische gesteldheid
3.19, 3.20
Afhankelijkheid
4.8
Zelfstandigheid
6.2, 6.3
Achtergrondinformatie
6.7-6.9
Financiën
6.34
Bereik netwerk
1.4, 2.5, 3.14, 5.4, 5.54, 5.63, 7.8, 8.6
Inzet netwerk 2014
1.26
Inzet netwerk 2015
1.27
Inzet netwerk
1.32, 1.33, 1.34, 2.18, 2.19, 2.25, 2.56-2.63, 2.70, 2.72, 2.89, 2.90, 3.34, 3.39, 3.41, 3.48, 4.9, 4.23, 4.24, 4.33, 5.52, 5.53. 5.61, 6.28, 6.29, 6.31, 7.32, 7.33, 7.34, 8.13, 8.14, 8.15, 9.6, 9.8, 9.9, 9.20, 9.22
Netwerk
Pagina | 53
Beleving netwerk
1.35, 1.36, 7.35
Netwerk
2.0, 2.47, 2.48, 2.64, 2.65, 2.71, 5.13, 5.50, 5.51,
inzet partner
2.75
Inzet netwerk huishouden
9.10
Belang inzet netwerk
9.26
In kaart brengen netwerk
9.27
HH uren
4.13, 4.28
Vermindering HH hypothetisch
3.46, 3.47, 4.29, 4.32, 8.22, 9.23
Voldoende uren HH
3.36
Indicatie HH
1.6, 1.21, 3.4, 3.5, 3.22, 3.23, 3.32, 3.37, 3.43, 3.44, 4.3, 4.11, 4.19, 4.34, 5.7, 5.37, 5.38, 5.56, 6.5, 6.13, 6.20, 6.21, 6.23, 6.36, 7.9, 7.16, 8.7, 8.8, 8.10, 8.17, 8.32, 9.14, 9.18
Indicatie HH toelichting
1.8, 2.54, 5.18
Ervaring wijziging HH
1.9, 1.31, 2.8, 2.24, 2.32, 2.49, 2.52, 2.53, 3.11, 3.26, 5.14, 5.15, 5.16, 5.27, 5.28, 5.55, 5.57, 5.58, 5.59, 5.60, 5.825.84, 7.11
Bekendmaking wijziging HH
2.30, 5.10, 5.11
Op de hoogte van veranderingen
3.1, 3.10, 6.16
Werkzaamheden
1.22, 2.43, 2.44, 4.14, 4.27, 5.20, 6.30, 7.12
Invloed op indicatie HH
1.23
Wijzigingen HH
1.24, 2.7, 2.31, 2.55, 3.6, 4.4, 5.8, 5.9, 5.26, 5.28, 5.39, 7.10, 7.18, 8.11, 8.12
Extra HH inkopen
1.25, 2.12, 2.13, 2.33, 2.34, 2.40, 2.41, 5.23, 5.29, 5.30,
Huishoudelijke hulp
Pagina | 54
5.62, 8.23, 8.24
Wet maatschappelijke ondersteuning
De HH
1.28, 3.29, 3.33, 4.26, 7.23, 7.24, 7.25
uren HH 2014
1.29, 7.26
Werkzaamheden HH 2015
1.30, 3.30, 3.31
Inschatten benodigde HH
1.39
Tijdsbestek ontvangen HH
2.3, 5.1, 7.3, 8.1
(onvoldoende) uren 2015
2.10, 2.11, 2.29, 2.45, 2.46, 5.19, 7.30, 7.36, 7.36
Reactie op wijziging
2.26, 2.82-2.85, 5.17
Ervaringen met HH
2.28
Verwarring contact over HH
3.7, 3.8, 3.9, 8.21
Mening HH
3.28
Afbouwen HH
5.21
Geen vervanging bij ziekte
5.22
wens
5.64
Aantal uren HH
6.24-6.26
Indicatie HH 2014
7.21, 7.22
Kennis wmo
1.11, 2.21, 3.27, 3.52, 4.16, 4.17, 5.31, 5.67, 6.14, 6.15, 7.13, 7.14, 8.9, 8.19, 9.15, 9.16, 9.17, 9.18
Contact gemeente
1.12, 1.41, 3.24, 3.38, 3.40, 3.42, 4.20, 4.25, 5.32, 5.33, 5.34, 5.47, 5.48, 6.17, 8.18, 8.20
keukentafelgesprek
1.13, 1.15, 1.16, 1.17, 2.22, 2.23, 2.81, 2.87, 2.88, 4.21, 5.12, 5.25, 7.15, 7.17, 7.277.29, 7.31, 7.41, 7.42
Beleving contact WMO consulent
1.18, 2.80, 7.40,
Pagina | 55
Beleving vanuit netwerk
Betrokkenheid gemeente
1.37, 2.76, 2.86, 3.45, 5.66, 6.32, 7.38, 9.21
Bekendheid WMO loket
1.40, 2.77, 2.78, 3.49, 4.22, 5.69, 5.70, 5.71, 5.72, 5.73 – 5.78, 5.80, 6.33, 6.35, 7.39, 8.26, 8.27, 8.28
Bekendheid WMO consulent
1.42, 3.50
Advies (aan) gemeente
1.43, 2.87, 2,92, 3.51, 4.30, 5.44, 5.46, 5.49, 5.65, 5.79, 6.37, 7.43, 7.44, 7.45, 8.25, 9.25
Eigen bijdrage
1.19, 4.18, 6.18, 7.19
Eigen bijdrage + verandering
1.20, 2.14, 2.35, 2.36, 2.37, 238, 2.39, 5.35, 5.36, 6.19, 7.20
Particuliere hulp
5.43, 5.45
WMO en gemeente
8.16
Beleving contact wmo loket
8.29
Noodzaak hulpmiddelen
8.30, 8.31
Kennis gemeente WMO
9.28
Beleving door netwerk
1.44
keukentafelgesprek
1.45
Pagina | 56
Bijlage C: Persoonlijke communicatie Gesprek Wmo-consulente Datum: 11-08-2015 Achtergrond/opleiding: Van oorsprong musicoloog ‘Opleiding’ Wmo-consulente 2.0 gedaan, dit was een leertraject van 3 maanden. Dit was een afwisseling van stage/school. Wet- en regelgeving, voorzieningen en de kanteling van de Wmo stond centraal. Wmo-consulenten: De zogenaamde ‘oude garde’ waren voornamelijk paramedici zoals fysio- en ergotherapeuten. Een consulent houdt zich bezig met bijna alle doelgroepen, met uitzondering van de beschermd wonen doelgroep (daar zijn aparte consulenten voor), en wordt op dit moment geografisch ingedeeld en dus niet op basis van expertise. Er zijn scholingsbijeenkomsten, hier worden diverse onderwerpen besproken om zo meer kennis te krijgen over bepaalde doelgroepen en problematiek. Er bestaan twee soorten consulenten: intakers en regisseurs. Huishoudelijke hulp: Er is door de gemeente Ede bepaald dat het aantal uren in principe huishoudelijke hulp maximaal twee uur is. De 2 uur-regel is intern vastgesteld als kader. Het is geen hard gegeven. Voor de inzet van meer uren is overleg nodig, er wordt dan gesproken over maatwerk. Gebruikelijke zorg is wettelijk vastgelegd. Gebruikelijke zorg wil zeggen: ‘gezonde’ huisgenoten van boven de 18+ zijn verplicht om het huishouden op zich te nemen. Er kan dan ook geen beroep worden gedaan op de voorziening huishoudelijke hulp. Enkel de Wmo-consulenten doen de huisbezoeken voor een maatwerkgesprek. Wassen en koken vallen niet meer onder de huishoudelijke hulp maar hiervoor moeten voorliggende, algemene voorzieningen worden ingezet zoals bijvoorbeeld een was service of tafeltje-dekje. Definitie huishoudelijke hulp: schoon en leefbaar. HH1 poetswerk HH2 de ‘extra’ dingen HH toelage: voor 8,50 kan een cliënt een uur extra huishoudelijke hulp inkopen. De cliënt moet dan al wel HH in natura via de Wmo ontvangen. Deze regeling geldt niet voor PGB-houders. Maatwerkgesprek: Er wordt een zogenaamde brede intake gedaan waarbij er niet alleen gekeken wordt naar de aangevraagde voorziening maar er worden meerdere sociale domeinen uitgevraagd met als doel om de cliënt zo goed mogelijk in kaart te kunnen brengen. Het streven is om iedere cliënt die gebruik maakt van een voorziening in 2015/2016 gezien te hebben en een plan van aanpak op te stellen. Er wordt geen gebruik gemaakt van een instrument om het sociaal netwerk in kaart te brengen. In de uitnodigingsbrief wordt mensen geadviseerd om een bekende of familielid aanwezig te laten Pagina | 57
zijn bij het gesprek.. De intake consulent spreekt de cliënt eenmalig tijdens de intake en dus niet verder betrokken bij de persoon. Wanneer er eventuele zorgen zijn rondom de cliënt kan er een regisseur worden ingeschakeld. De regisseur neemt binnen drie maanden weer contact op met de cliënt om zodoende te kijken of de situatie stabiel is gebleven en of de geboden zorg voldoende is. Gebruik netwerk: Cliënten kunnen niet gedwongen worden om gebruik te maken van het netwerk. Van kinderen kan verwacht worden dat men bijvoorbeeld de ramen lappen, de gordijnen wassen en de boodschappen doen. Mantelzorg: Om de mantelzorgers te ontlasten is het mogelijk om 2 uur huishoudelijke hulp voor de mantelzorg aan te vragen, hier zijn geen kosten aan verbonden. Veranderingen Wmo: Er wordt geprobeerd om de cliënt zo duidelijk mogelijk uit te leggen wat er precies gaande is rondom de Wmo 2015 en dat er simpelweg minder geld beschikbaar is. 46 weken zorg, dit betekend dat er 6 weken (verspreid over het jaar) geen zorg geleverd wordt ivm vakantie/ziekte. Hier kan een uitzondering op gemaakt worden dan is er sprake van maatwerk. Eigen bijdrage: Over een voorziening uit de Wmo wordt door het CAK een eigen bijdrage berekend en geïnd, die is gebaseerd op het inkomen en een deel van het vermogen. Het maakt daarbij niet uit of iemand ZIN of een PGB ontvangt. Soms is de eigen bijdrage zo hoog dat mensen afzien van een Wmo voorziening. Wmo-consulenten wijzen aanvragers erop dat het soms goedkoper kan zijn om via de particuliere weg huishoudelijke hulp in te schakelen. Procedure aanvraag: Een cliënt meldt zich telefonisch bij de gemeente en komt uit bij een screener van het Klant Contact Centrum (KCC). De screener vraagt uit wat er aan de hand is. Het kan dan gaan om een verzoek tot verlenging van de hulp bij het huishouden of een nieuwe aanvraag. De screener plant vervolgens een afspraak in bij een intaker (ik of een andere consulent). Die gaat op huisbezoek (het keukentafelgesprek) en maakt daarvan een verslag (het plan van aanpak). Het PvA wordt de cliënt toegestuurd ter goedkeuring/ondertekening. Pas als het PvA getekend retour is is er sprake van een formele aanvraag. Ook als de cliënt het niet eens is met het door de consulent genomen besluit in het PvA, toch tekenen en retourneren. Anders is er geen aanvraag en dus ook geen beschikking waartegen eventueel bezwaar gemaakt kan worden, omdat cliënt het er niet mee eens is.
Pagina | 58