METEOVISTA LENTEVERWACHTING 2011: ZONNIGE LENTE ROND DE NOORDZEE
‘Zonnige lente rond de Noordzee’ Klimatologische onderbouwing lenteverwachting 2011 van MeteoVista | Weeronline.nl. Lokale temperatuurverschillen in het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan maken een mooie start van de lente, met rustig weer, weinig neerslag en bovengemiddeld veel zon, aannemelijk. De temperatuur zal naar verwachting rond normale waarden uitkomen.
Inhoud Samenvatting 1. Algemene inleiding 2. Atlantische La Niña-effecten 3. Effecten op Europees weer 4. Modelanalyse
p. 2 p. 3 p. 4-5 p. 6-7 p. 8-12
Rolf Schuttenhelm, MeteoVista | Weeronline.nl, 14 februari 2011
METEOVISTA LENTEVERWACHTING 2011: ZONNIGE LENTE ROND DE NOORDZEE
SAMENVATTING Nederlanders, maar ook Belgen, Britten en Duitsers kunnen dit jaar uitzien naar een lente met relatief stabiel weer, relatief weinig neerslag en relatief veel zon. De gemiddelde temperatuur zal naar verwachting weinig afwijken van normaal. Koel oceaanwater rond de Britse Eilanden en de Noordzee tot aan de Golf van Biskaje en de Azoren maakt een noordoostelijke uitbouw van het Azorenhoog aannemelijk. Dit vergroot de kans op stabiel weer in de lage landen, alhoewel een dominante westcirculatie waarschijnlijk niet zal worden doorbroken, mede omdat de depressieactiviteit ter hoogte van IJsland, door resterend relatief warm water aldaar, naar verwachting relatief hoog blijft. Terwijl het rond het Noordzeebekken relatief droog is, houdt Scandinavië met een krachtiger westelijke aanvoer vrij wisselvallig weer. Door tijdelijke schommelingen in de drukverdeling is het aannemelijk dat uitlopers van fronten van depressies die ter hoogte van Scandinavië in oostelijke richting passeren, zo nu en dan tot over de Noordzee reiken. Met name de maanden maart en april zullen in geheel West-Europa desondanks naar verwachting relatief droog zijn. Vrij koud oceaanwater en een hoog aantal zonuren houden elkaar tijdens de lentemaanden nog in evenwicht. Wel is het aannemelijk dat door daling van het bodemvochtgehalte met een zonnige lente de basis wordt gelegd voor een warme start voor de zomer – en dus bovengemiddelde temperaturen in de maand juni. Mechanisme De oorzaak is een Atlantisch na-ijleffect van de aanhoudende La Niña, die daarmee ook een stempel op het Noordwest-Europese lenteweer drukt. Het mechanisme ligt in de zogeheten Western Hemisphere Warm Pool (WHWP1). Koud water in het oostelijk deel van de Grote Oceaan (karakteristiek voor La Niña) zorgt voor hogedrukblokkades en afnemende Atlantische passaatwinden. De normale opbouw van tropisch warm water in het Caraïbisch Gebied en de Golf van Mexico wordt hiermee verstoord, waarna ook daar het water relatief koud wordt. Aangezien deze regio het brongebied vormt voor de Atlantische Golfstroom krijgt vervolgens ook West-Europa relatief koud zeewater. Het koudere water op zich kan zich al vertalen in een toename van zonnige weerscondities, met relatief lage luchtvochtigheid en een stabiele atmosferische opbouw. Omdat in de verdere Noord-Atlantische Oceaan echter nog veel relatief warm water resteert zijn de regionale verschillen in temperatuuranomalie groot. Dit kan bijdragen aan een versterking van de normale Atlantische drukverdeling (en positieve NAO2), waarbij het Azorenhoog wordt uitgenodigd om over West-Europa uit te bouwen, maar noordelijk een westcirculatie in stand blijft – en daarmee een wisselvalliger weertype op enige nabijheid. 1 2
Zie hoofdstuk 2: ‘La Niña-effecten in de Noord-Atlantische Oceaan’ Zie hoofdstuk 3: ‘Effecten op Europees weer’
2
Rolf Schuttenhelm, MeteoVista | Weeronline.nl, 14 februari 2011
METEOVISTA LENTEVERWACHTING 2011: ZONNIGE LENTE ROND DE NOORDZEE
1. METEOVISTA SEIZOENSVERWACHTINGEN ALGEMEEN Seizoensverwachtingen vormen een experimentele tak binnen de meteorologie, die zich betrekkelijk snel ontwikkelt. Dat komt niet alleen omdat met de rekenkracht van moderne computers klimaatmodellen steeds fijnmaziger kunnen worden afgesteld, maar ook vanwege de grote maatschappelijke relevantie van het eindproduct. De vraag vanuit de samenleving heeft daarmee een sturende werking op het aanbod. Naast grote belangstelling van de consument komt deze vraag ook vanuit verschillende economische sectoren, die een steeds groter strategisch belang hebben bij vroegtijdig anticiperen op verschillende weersomstandigheden. De vrij grote inherente onzekerheden bij seizoensverwachtingen, zeker voor het Europese deel van de gematigde klimaatzone, moeten worden vergeleken met de nog aanzienlijk grotere onzekerheden in de situatie waarin überhaupt geen lange termijn verkenning van de meteorologische situatie wordt verricht. Bovendien is er naast een vooralsnog grote mate van ‘onvoorspelbaarheid’ voorbij de klassieke 14-daagse in de meteorologie wel degelijk ook sprake van waarneembare en prominente trends en golfbewegingen die ons ‘gemiddelde weer’ voor een periode van weken, maanden of zelfs jaren in een bepaalde richting duwen. De juiste manier om de onzekerheden te hanteren, ligt in aanpassing van de resolutie voor de verschillende meterologische grootheden. De seizoensverwachtingen van MeteoVista worden daarom uitgedrukt als een relatieve weergave ten opzichte van het gemiddelde seizoen3, waarbij getracht wordt voor verschillende grootheden (wind, temperatuur, neerslag, zon) een zo goed mogelijke indicatie te geven waar en in welke richting afwijkingen worden verwacht en waarom deze aannemelijk worden geacht. Dagelijkse variatie verdwijnt nooit, en moet altijd nog over een seizoensverwachting worden geprojecteerd om een betere voorstelling van het weer op lange termijn te maken. In de seizoenverwachtingen van MeteoVista wordt verwezen naar de uitkomsten van de leidende internationale seizoensmodellen van de Amerikaanse klimaatinstituten National Oceanic and Atmospheric Administration (NOAA) en The National Research Institute for Climate and Society (IRI) van Columbia University. Uniek aan de seizoensverwachtingen van MeteoVista is een uitgebreide eigen analyse van relevante actuele afwijkingen in het aardse klimaatsysteem, zoals de El Niño/La Niña Southern Oscillation (ENSO), afwijkingen in de watertemperatuur van de Noord-Atlantische Oceaan, de situatie in ons omringende gebieden, inclusief de Arctis, en mogelijke na-ijleffecten van het waargenomen Europese weer. Daarbij wordt door de betrokken meteorologen getracht een zo goed mogelijke interpretatie te geven van de verwachte klimatologische ontwikkeling en aannemelijke gevolgen voor het Noordwest-Europese weer, binnen het bewuste seizoen.
3
De gemiddelde Nederlandse lente (berekend over de laatste 3 gehele decennia) is onder invloed van klimaatverandering tussen (1971-2000) en (1981-2010) 0,6 graden Celsius warmer geworden. In maart is de gemiddelde maximumtemperatuur nu 9,5 graden, in april 13,3 graden en in mei 17,3 graden. Het aantal zonuren ligt op respectievelijk 4,0; 5,9 en 6,9 uur per dag (‘Het nieuwe Nederlandse weer’, MeteoVista, nov 2010).
3
Rolf Schuttenhelm, MeteoVista | Weeronline.nl, 14 februari 2011
METEOVISTA LENTEVERWACHTING 2011: ZONNIGE LENTE ROND DE NOORDZEE
2. LA NIÑA-EFFECTEN IN NOORD-ATLANTISCHE OCEAAN Het klimaatfenomeen La Niña, waarbij grote hoeveelheden relatief koel diep oceaanwater opwellen voor de westkust van Latijns-Amerika, zaait in toenemende mate effecten uit voorbij het Pacifisch gebied. Western Hemisphere Warm Pool (WHWP) Tijdens het ontwikkelingsstadium van de La Niña zorgt een ophoping van warm water in het westelijk deel van de Grote Oceaan voor lokale depressievorming en het aantrekken van de oostelijke passaatwinden over de Pacifische tropen. In het Caraïbisch Gebied worden de passaatwinden juist geblokkeerd door de aanwezigheid van hogedrukgebieden in het oostelijk deel van de Grote Oceaan. Dit heeft niet alleen tot gevolg dat tropische stormen (door een andere ligging van de straalstroom op grote hoogte) makkelijker tot orkanen kunnen uitgroeien, maar ook dat de opbouw van tropisch warm water in het noordwestelijk deel van het Caraïbisch Gebied en de Golf van Mexico verstoord raakt. Pacifische La Niña = Atlantische El Niño Met het aanhouden van de La Niña onstaat zo een steeds grotere negatieve temperatuuranomalie (het water is er kouder4 dan gebruikelijk) in het noordwesten van de Caraïbische Zee en in de Golf van Mexico. De zo gecreëerde spiegeling van oceaanwatertemperaturen aan weerszijden van het Midden-Amerikaanse vasteland wordt aangeduid met de term Western Hemisphere Warm Pool (WHWP5), alhoewel ten tijde van een La Niña beter gesproken kan worden van een ‘cool pool’: zowel langs de Pacifische kusten als langs de Atlantische kusten is het zeewater te koud. Een Pacifische La Niña geeft zo aanleiding tot een ‘Atlantische El Niño’, met bovengemiddeld warm water in het oostelijk deel van de tropische oceaan en relatief koel water in het westelijk deel. Effecten op de Warme Golfstroom Dit westelijk deel van de tropische Atlantische Oceaan is tevens het brongebied voor de Warme Golfstroom, een continue bron van warmte (en vocht) voor het Europese weer – dat er sterk door gematigd wordt. Onder voortduren van de La Niña-situatie put de Golfstroom in toenemende mate uit de poel van koel water, waarmee de negatieve temperatuuranomalie dieper in de NoordAtlantische Oceaan wordt verspreid. Deze temperatuuranomalie kan vervolgens op twee verschillende manieren relatief worden geïnterpreteerd. De afwijking ten opzichte van de gemiddelde watertemperatuur is (bijvoorbeeld rond de Azoren) gering. Relevanter is echter
4
Gemiddelde anomalie bedraagt -1 tot -2,5 graden Celsius (NOAA/NESDIS) ‘Western Hemisphere Warm Pool’ slaat in feite op het omgekeerde effect tijdens een langdurige El Niño. Pacifische depressies zorgen dan voor het aantrekken van de Atlantische passaatwinden en een verhoogde opbouw van warm water in het Caraïbisch Gebied. Een langdurige El Niño kan daarom (Enfield & Mayer, NOAA in Journal of Geophysical Research, 1997) leiden tot een positieve temperatuuranomalie in de NoordAtlantische Oceaan. Dit effect is ook momenteel nog in het noorden en noordwesten zichtbaar, als gevolg van de El Niño van 2009-2010 en vormt de achtergrond waartegen de huidige La Niña een scherpe verandering tekent. 5
4
Rolf Schuttenhelm, MeteoVista | Weeronline.nl, 14 februari 2011
METEOVISTA LENTEVERWACHTING 2011: ZONNIGE LENTE ROND DE NOORDZEE
de afwijking ten opzichte van de temperatuurachtergrond van een Noord-Atlantische Oceaan die al geruime tijd een sterk positieve temperatuuranomalie vertoont. De Golfstroom kan dan worden getekend als een relatief koude wig, die het te warme water isoleert ten noordwesten, terwijl voor de West-Afrikaase kust juist extra warm water ophoopt (de ‘Atlantische El Niño’). Deze interpretatie van de negatieve temperatuuranomalie van de Golfstroom hanteert dus een hogere basislijn voor de temperatuur dan de gemiddelde waarde en daarmee een grotere temperatuurafwijking. Het te koude water kan dan bovendien worden doorgetekend langs de verdere route van de Golfstroom, tevens met invloed op de West-Europese kustzeeën, zoals de Noordzee.
De ‘Western Hemisphere Cool Pool’: het koele water aan de Pacifische zijde van Midden-Amerika wordt gespiegeld aan de Atlantische zijde. Via de Golfstroom treedt vervolgens ook rond de Azoren en de Europese westkust afkoeling op, waarme de aanhoudende La Niña het Euroepse lenteweer beïnvloedt. NOAA/NESDIS SST-waarnemingen augustus 2010 (links) en januari 2011 (rechts). Blauw is 1 à 2 graden kouder dan normaal, rood is 1-3 graden warmer dan normaal.
Omdat zo een relatieve geografische temperatuurverdeling ontstaat, is de meteorologische relevantie van deze relatering van de temperatuuranomalie groter6. Volume Golfstroom Een verminderde opbouw van warm water in het westelijk deel van de tropische Atlantische Oceaan en de Golf van Mexico kan ook worden vertaald in een verminderde opbouw van totaal watervolume. Theoretisch draagt de opstuwing van passaatwinden iets bij aan het instandhouden van de thermohaliene circulatie en dus het volume van de Atlantische Golfstroom. De vorming van diep oceaanwater langs de Atlantische grens met de Noordelijke IJszee is echter de voornaamste motor achter de oceaanstroming. Het is daarmee niet direct aannemelijk dat de Golfstroom ook significant in kracht zal afnemen als gevolg van de La Niña, buiten de gebruikelijke seizoensvariatie om.
6
De relevantie ligt in het waargenomen sterke verschil in temperatuuranomalie binnen de Noord-Atlantische Oceaan, met mogelijk effect op de luchtdrukverdeling en daarmee het Europese weer, zie hoofdstuk 3.
5
Rolf Schuttenhelm, MeteoVista | Weeronline.nl, 14 februari 2011
METEOVISTA LENTEVERWACHTING 2011: ZONNIGE LENTE ROND DE NOORDZEE
3. EFFECTEN OP EUROPEES WEER Grote delen van West-Europa kunnen rekenen op een atmosfeer met een relatief laag vochtgehalte en een relatief grote kans op de nabije aanwezigheid van hogedruksystemen. Vooral in Noord-Europa blijft nog een westcirculatie in stand, waarmee ook West-Europa wordt afgesneden van een echt continentale aanvoer. Over het algemeen kan WestEuropa rekenen op een rustig weerbeeld, weinig neerslag en een relatief hoog aantal zonuren (met name in maart en april), bij temperaturen die aanvankelijk rond normaal liggen en naar het einde van het seizoen mogelijk boven normaal uitkomen. Noord-Atlantische Oscillatie (NAO) De regionale verschillen in de Atlantische temperatuuranomalie bevorderen een stabiele atmosfeer boven de Azoren en bevorderen daarmee een dominante ontwikkeling van het Azorenhoog. Vanwege eveneens relatief koude West-Europese kustwateren is regelmatige uitbouw van het Azorenhoog over de Britse Eilanden of Frankrijk aannemelijk. De kans dat deze hoge druk afsplists en verder noordoostwaarts beweegt is klein, omdat de oceaanwatertemperatuur in het noordwesten van de Atlantische Oceaan onverminderd hoog blijft en daarmee depressieontwikkeling vanaf de Labradorzee, over IJsland en verder noordoostwaarts aannemelijk blijft. De index voor de Noord-Atlantische Oscillatie (NAO) blijft hiermee waarschijnlijk grotendeels positief, alhoewel de gehele klassieke drukverdeling verder naar het noorden beweegt en het centrum van de westcirculatie over het noorden van Scandinavië verwacht moet worden. Noordzeelanden Rond de Noordzee is de luchtvochtigheid relatief gering en bij een zwakke zuidwestelijke stroming geldt dat tevens voor de aangevoerde Atlantische lucht. Boven het vrij koude zeewater vormt een relatief stabiele atmosfeer, zodat ook in de begrenzende landen hogedrukinvloeden merkbaar zullen zijn. Nederland Het normale weerbeeld in de Nederlandse lente vertoont een hoger aantal zonuren aan de kust, juist vanwege een temperatuurverschil tussen relatief koud water en een sneller opwarmende luchtmassa daarboven. De onderste grenslaag van de lucht is dan doorgaans het koudst. Bij een westelijke stroming is de situatie dieper landinwaarts omgekeerd: de zon warmt het aardoppervlak snel op, waardoor de warmste lucht zich juist onderin de atmosfeer bevindt en door convectie (thermiek) stapelwolken vormen. Wanneer het vochtgehalte van de lucht en de instabiliteit van de atmosfeer voldoende groot zijn, kan dit in het binnenland aanleiding geven tot lokale buien. De verwachte situatie voor de lente van 2011 is ten dele een uitvergroting van de normaal. Na een lange reeks seizoenen met een structureel te warme7 Noord-Atlantische Oceaan, gaan we nu het voorjaar in met relatief koel zeewater nabij. Ten opzichte van voorgaande jaren bevordert dit een stabiele atmosfeer en dus rustig weer met weinig bewolking en neerslag en vooral aan zee veel ruimte voor zon. 7
Deze was meest opvallend tot aan herst en aanvang winter 2010, als na-ijleffect van de El Niño van 2009-2010, maar ook als gevolg van multidecadale temperatuurcycli.
6
Rolf Schuttenhelm, MeteoVista | Weeronline.nl, 14 februari 2011
METEOVISTA LENTEVERWACHTING 2011: ZONNIGE LENTE ROND DE NOORDZEE
De kans dat stapelwolken in het binnenland uitgroeien tot buien is gering wanneer de koude watermassa voor de Zuidwest-Europese kust een noordelijke uitbouw van het Azorenhoog mogelijk maakt. Mede vanwege de lagere zeewatertemperatuur is het vochtgehalte van de lucht hiervoor ook te laag89. Temperatuur De beschreven weersituatie beïnvloedt de temperatuur langs verschillende routes. Bij een positive NAO blijft boven Noord-Europa een dominante westcirculatie in stand. Ook in Nederland is het aannemelijk dat maritieme invloeden blijven gelden, met een zwakke aanvoer over zee. Dit heeft een temperende invloed op de temperatuur, primair omdat zeewater in het voorjaar per definitie kouder is dan continentale luchtmassa’s, secundair omdat we te maken hebben met een negatieve temperatuuranomalie10, zoals hierboven beschreven, in belangrijke delen van de Noord-Atlantische Oceaan. Het afkoelende effect wordt naar verwachting echter gecompenseerd door de geringe kracht van de westcirculatie, met een relatief noordelijke voorkeursligging voor het Azorenhoog en daarmee ook in Nederland geregeld hogedruksituaties en lage windsnelheden. Mede door de geringe bewolking krijgt de voorjaarszon11 vervolgens alle kans om een inhaalslag te maken en de nog koude ondergrond op te warmen. Beide temperatuureffecten middelen elkaar tijdens de drie lentemaanden waarschijnlijk nog goeddeels uit, waardoor gerekend kan worden op nabij normale temperaturen. Voorschot op warm begin van zomer? Een neerslagtekort in de lente kan via afnemend bodemvochtgehalte en stijgende zonnestand leiden tot relatief grote warmteproductie. In de maand juni¹¹ kunnen de temperaturen daarom boven gemiddeld uitkomen. 8
Kans op buien uit dagelijkse gang is hiermee laag. Neerslag kan wel verwacht worden door overtrekkende (zwakke) fronten van Noord-Europese depressies, met name op momenten wanneer uitlopers van het Azorenhoog voor een iets zuidelijker positie over West-Europa (Iberisch Schiereiland en Frankrijk) kiezen – en de Atlantiche westcirculatie tijdelijk kan afzakken naar het Noordzeebekken. 9 Het NCEP-model verwacht buienvorming in Centraal-Europa vanaf juni. In Nederland is er mogelijk sprake van een zelfversterkend effect, waarbij een droge lente via laag bodemvochtgehalte ook aanleiding geeft tot een droog begin van de zomer, waarbij de temperatuur in juni tot boven normaal oploopt. 10 Deze negatieve temperatuuranomalie blijft in stand zolang de WHWP via koud water aan de MiddenAmerikaanse westkust de opbouw van warm water in de Caraíbische Zee en Golf van Mexico verstoort. De La Niña-koudwaterbel zwakt naar verwachting van NOAA pas in de zomermaanden af. Deze afzwakking kan daarom niet van invloed zijn op het Europese lenteweer. Het is echter wel aannemelijk dat de bovengemelde invloed van een relatief koude Atlantische Golfstroom zal afzwakken door de seizoensgebonden afzwakking van de stroomsnelheid van de Golfstroom, met het noordwaarts bewegen van de ITCZ (Kelly & Gille (1990) in ‘Seasonal Behavior of Tropical to Mid-Latitude Upper Tropospheric Water Vapor from UARS MLS’ (1998), Jet Propulsion Laboratory). Er resteert dan bovendien een zodanig grote watermassa met bovengemiddelde temperaturen ten noordwesten (m.n. Labradorzee) en zuidoosten (voor de West-Afrikaanse kust bouwt al geruime tijd warm water op) dat er weer gemakkelijk een meer gemiddelde temperatuurverdeling onstaat in de Noord-Atlantische Oceaan, met een positieve anomalie. Wanneer de geografisch verdeelde temperatuurverschillen verdwijnen, verdwijnt ook de invloed op de Noord-Atlantische Oscillatie. (Op een geografisch gemiddelde wateranomalie valt geen goede luchtdrukverwachting te baseren.) 11 Hoe langer het zonnige weerbeeld aanhoudt, hoe groter de kans dat de positieve temperatuurkoppeling dominant wordt, daar de lokale stralingsbalans bij heldere hemel pas positief wordt na 21 maart. Het NCEPmodel laat dan ook een bovengemiddeld warme juni volgen op een relatief zonnige lente.
7
Rolf Schuttenhelm, MeteoVista | Weeronline.nl, 14 februari 2011
METEOVISTA LENTEVERWACHTING 2011: ZONNIGE LENTE ROND DE NOORDZEE
4. MODELANALYSE Ook de neerslagmodellen van NOAA en IRI bevestigen op hoofdlijnen het relatief droge en zonnige weerbeeld voor de West-Europese lente van 2011. Het NCEP-model gaat uit van een sterk ondergemiddeld neerslag in de maand maart, gevolgd door gemiddelde tot zwak-ondergemiddelde neerslag in de maanden april en mei. In juni neemt in het WestEuropese binnenland de kans op buienvorming toe.
De ensemble-verwachting van de National Oceanic and Atmospheric Administration (NOAA) ondersteunt op hoofdlijnen een scenario met een droog en zonnig verloop van de lentemaanden, alhoewel richting de zomer in het West-Europese binnenland de buienactiviteit kan toenemen tot bovengemiddeld. Tegen die tijd zijn de lokale temperatuurverschillen in de Atlantische Oceaan kleiner geworden en is het niet goed meer mogelijk daar een NAO-verwachting op te baseren. Het wisselvallige weer in Scandinavië, met een positieve neerslaganomalie in de Noorse bergen, verdwijnt dan ook. 8
Rolf Schuttenhelm, MeteoVista | Weeronline.nl, 14 februari 2011
METEOVISTA LENTEVERWACHTING 2011: ZONNIGE LENTE ROND DE NOORDZEE
Ook de gecombineerde runs van de modellen onder beheer van The International Research Institute for Climate and Society (IRI) beantwoorden aan een zonnig en droog voorjaar. De negatieve neerslaganomalie is ook volgens IRI vooral sterk in de eerste helft van de lente, daarom hier een weergave van de maanden februari, maart en april 2011. (Met inbegrip van de maand mei ontstaat een positieve neerslaganomalie bij IJsland en rond de Straat van Gibraltar en neemt de droogte elders in Europa af.)
Volgens de modellen van IRI heeft Nederland de grootste kans (45 procent) dat de cumulatieve neerslag in het laagste derde deel uitkomt. De droge zone strekt zich van de Britse Eilanden oostwaarts uit tot in westelijk Rusland.
9
Rolf Schuttenhelm, MeteoVista | Weeronline.nl, 14 februari 2011
METEOVISTA LENTEVERWACHTING 2011: ZONNIGE LENTE ROND DE NOORDZEE
Na een zonnig en gemiddeld warm voorjaar is de kans op een bovengemiddeld warme start van de zomer groot, zo laat het NCEP-model zien. Dit komt onder andere doordat lage neerslag in combinatie met een groot aantal zonuren het bodemvochtgehalte doen dalen, waarna de zonne-energie in toenemende mate wordt omgezet in warmte en niet in de chemische fasetransitie van vloeibaar naar gasvormig water (verdamping).
In Februari zit de relatief koude winter nog diep in de bodems van Scandinavië. Met de aanhoudende westcirculatie schieten de temperaturen er in maart echter boven nul. Rond de Noordzee blijven de temperaturen lang rond normaal. Met een droog en zonnig voorjaar lijkt er echter een goede basis te worden gelegd voor een warm begin van de zomer, met vooral in de Benelux bovengemiddeld hoge temperaturen in juni en juli.
10
Rolf Schuttenhelm, MeteoVista | Weeronline.nl, 14 februari 2011
METEOVISTA LENTEVERWACHTING 2011: ZONNIGE LENTE ROND DE NOORDZEE
De modellen van IRI nemen een voorsprong op een warm begin van de zomer en verwachten dat ook tijdens de lentemaanden al delen van Europa bovengemiddeld hoge temperaturen zullen zien.
Vooral op enige afstand van de Atlantische kusten is de kans op een positieve temperatuuranomalie in de lente van 2011 volgens IRI groot. Rond de Noordzee wordt de temperatuur ook volgens IRI getemperd tot nabij normale waarden.
11
Rolf Schuttenhelm, MeteoVista | Weeronline.nl, 14 februari 2011
METEOVISTA LENTEVERWACHTING 2011: ZONNIGE LENTE ROND DE NOORDZEE
Tot slot het belangrijke fundament voor de verschillende modellen: de invloed van de voortdurende La Niña op temperatuurafwijkingen in de Noord-Atlantische Oceaan, tijdens de lente van 2011.
Het NCEP-model projecteert hoe de Atlantische Golfstroom vanuit de Golf van Mexico een wig van relatief koud water door de Noord-Atlantische Oceaan drijft. De negatieve temperatuuranomalie kan op twee manier relatief worden opgevat: de afwijking onder gemiddelde temperatuurwaarde (gering) en de afwijking ten opzichte van het omringende relatief warme oceaanwater (groter verschil). De laatste is nog relevant ten aanzien van een mogelijke NAO-voorspelling, die met relatief koud water rond de Azoren en warm water ter hoogte van IJsland een extra impuls tot een positieve index krijgt. Richting de zomer lijkt de temperatuurmenging in de Noord-Atlantische Oceaan weer toe te nemen. In de Grote Oceaan houdt de La Niña tijdens de lentemaanden nog onverminderd stand (zie de grote blauwe wig vanaf Latijns-Amerika westwaarts over de evenaar), maar vertoont vervolgens enige afzwakking in de zomer van 2011. 12
Rolf Schuttenhelm, MeteoVista | Weeronline.nl, 14 februari 2011