Zelfmanagement bij ouderen factsheet
Inhoud Wat is zelfmanagement bij ouderen? 3 Theorieën die ten grondslag liggen aan zelfmanagement bij ouderen 3 • Zelfmanagement uitgaande van communicatieve zelfsturing 4 • De ‘zelfmanagement van welbevinden’-benadering 6 • Zelfmanagement uitgaande
van de socialeleertheorie 8
Andersoortige interventies 10 Zelfmanagement in situaties van afhankelijkheid van hulp en zorg 14 Wat valt te leren van de interventies gericht op het stimuleren van zelfmanagement? 15 Literatuur 16 Websites 19
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol1 1
Via deze factsheet maakt u kennis met zelfmanagement bij ouderen. De factsheet is vooral bedoeld voor organisaties en werkers die ondersteuning en zorg bieden aan ouderen en hen willen ondersteunen de regie over hun leven te behouden. Het bevorderen en stimuleren van zelfmanagement is een methode om ouderen daarbij te helpen. In de afgelopen halve eeuw is er een nieuwe levensfase van ouderen bij gekomen. Na de zogenoemde derde leeftijd die ongeveer loopt van 60 tot 75 jaar is er nu ook een vierde: veel mensen worden een heel stuk ouder dan 75 jaar. Tussen de 60 en 75 jaar zijn de ouderen in meerderheid nog goed gezond. Maatschappelijk gezien verkeren zij echter in een vacuüm tussen arbeid en verzorging. Dat vacuüm is nog niet ingevuld met sociale rollen, een eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid en een gerespecteerde plaats in die samenleving (Knipscheer 2001). Beeldvorming over ouderen speelt daarbij een rol: blijkbaar is het nog niet breed in de samenleving doorgedrongen dat een groot deel van de 60-plussers vitaal is en in staat een zinvolle bijdrage te leveren aan de maatschappij. Dat leidt ertoe dat bij een aanzienlijk deel van de ouderen zingevingsvragen ontstaan als: Wat heb ik bereikt in mijn leven en hoe ga ik verder? Wat heb ik betekend voor mijn omgeving en de samenleving en wat kan ik nog betekenen?
24-05-2007 09:45:26
e
e e
e
Ieder mens heeft tegenslagen te incasseren in het leven en moet daarmee kunnen of leren omgaan. Sommigen kunnen dit altijd al beter dan anderen. Naarmate mensen ouder worden, krijgen ze te maken met veel – vaker ook negatieve – veranderingen, op verschillende levensterreinen: zij worden geconfronteerd met hun eigen pensionering en/of die van hun partner, waardoor het alledaagse leven er heel anders gaat uitzien; pensionering kan leiden tot verlies van regelmaat, status en inkomen; zij krijgen door ziekten of ‘slijtage’ te maken met beperkingen in het dagelijkse leven; zij worden in toenemende mate geconfronteerd met het overlijden van mensen in hun omgeving: de partner, broers en zusters, vrienden en kennissen; dit leidt tot verlies van sociale contacten; zij worden meer diepgaand geconfronteerd met bestaansvragen en hoe zij de laatste fase van hun leven willen invullen. Voor het welbevinden is het belangrijk het verleden op een positieve manier in het huidige leven in te passen en van daaruit naar de toekomst te kijken. Ouderen hebben er vaak moeite mee om zich op de toekomst te richten en plannen te maken. Ze vragen zich af of het nog wel de moeite waard is. Ouderen kunnen zo in een neerwaartse spiraal terechtkomen waarin sombere gevoelens de overhand krijgen. Hierdoor ontbreekt het hun aan zin om nog iets te ondernemen. Men blijft dan thuis zitten, krijgt te weinig beweging en afleiding, waardoor de lichamelijke en psychische gezondheid achteruitgaat.
Hoe is deze negatieve spiraal
worden er interventies ontwikkeld die ouderen een handje kunnen helpen. Waar komt deze belangstelling voor zelfmanagement vandaan? Op de eerste plaats heeft dit te maken met de vergrijzing en het toenemende aantal ouderen. Het bewustzijn neemt toe dat het voor de samenleving belangrijk is dat ook het menselijk kapitaal van ouderen zo veel mogelijk wordt benut. Een tweede reden is dat in de huidige samenleving eigen verantwoordelijkheid steeds belangrijker wordt. Zelfmanagement leidt ertoe dat ouderen langer in staat zijn zelf de regie over hun leven te houden (Steverink e.a. 2005). Op de derde plaats neemt door de vergrijzing ook het aantal ouderen toe dat hulp en zorg nodig heeft. Hierdoor zullen de kosten van de zorg stijgen. Door ouderen een steun in de rug te geven waardoor hun welbevinden toeneemt, is het mogelijk de vraag naar hulp en zorg uit te stellen of te voorkomen. In deze factsheet geven we eerst een definitie van zelfmanagement. Daarna gaan we in op de theorie achter zelfmanagement. We beschrijven drie theorieën die in Nederland de basis vormen voor de ontwikkeling van interventies. Ter illustratie beschrijven we een aantal van deze interventies. Er worden ook veel initiatieven genomen die niet duidelijk op theorieën zijn gebaseerd maar wel op een of andere wijze beogen bij te dragen aan versterking van zelfmanagement. Ook daarvan beschrijven we er enkele. Vervolgens leggen we een link tussen zelfmanagement en de zorg- en hulpverlening, gevolgd door suggesties en tips voor professionals die met zelfmanagement voor ouderen aan de slag willen. Tot slot zijn literatuursuggesties en websites vermeld voor nadere verdieping.
te voorkomen of, zo nodig, te doorbreken? Hoe kunnen ouderen daarbij worden geholpen?
De laatste jaren is bevordering van zelfmanagement bij ouderen steeds meer in de belangstelling gekomen als belangrijke factor in dit geheel en
2
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol2 2
24-05-2007 09:45:35
Wat is zelfmanagement bij ouderen? Zelfmanagement is het vermogen en de vaardigheid van een persoon om ook op oudere leeftijd een zekere mate van balans en welbevinden te ervaren ondanks aan de leeftijd gerelateerde verliezen, met als doel een zo optimale kwaliteit van bestaan te behouden of te bereiken. Zelfmanagement is specifiek gericht op het behouden of verhogen van de kwaliteit van leven door:
e het vinden van compensatie voor verlies op bepaalde levensterreinen (zoals betaalde arbeid, mobiliteit, (intieme) relaties), met in achtneming van de relatie tussen de verschillende levensterreinen; e het aanboren van nieuwe hulpbronnen; e het in stand houden van het zelfsturend vermogen.
Theorieën die ten grondslag liggen aan zelfmanagement bij ouderen In Nederland zijn er drie theoretische stromingen waarop onderzoekers en ontwikkelaars zich baseren die zich bezighouden met interventies gericht op zelfmanagement bij (zelfstandig levende) ouderen: e De eerste stroming komt voort uit de ideeën van de cultuurfilosoof Arnold Cornelis. Deze benadrukt de waarde van de ervaringskennis die ouderen tijdens hun leven hebben opgebouwd om met eigen emoties, behoeften en uitdagingen van de omgeving om te gaan. De cognitieve vermogens die hiermee samenhangen, zijn in de loop van hun leven toegenomen. Het is belangrijk dat ouderen tot op hoge leeftijd blijven investeren in deze vermogens om ze op die manier in stand te houden. Cornelis noemt dit communicatieve zelfsturing. Op basis van deze filosofische, normatieve theorie wordt zelfmanagement gestimuleerd om ouderen (individueel of in een groep) te leren een balans te houden of te hervinden in verliessituaties. De Vrije Levensloop Academie van Houben, Van Gennip en Beke is de belangrijkste vertegenwoordiger van deze stroming. e De tweede stroming komt voort uit de socialeproductiefunctie-benadering (SPF) van succesvol ouder worden (Steverink e.a. 1998; Steverink e.a. 2005). Op basis van de SPF-theorie is de theorie van ‘zelfmanagement van welbevinden’ geformuleerd. In deze theorie wordt succesvol ouder
worden gezien als het verwerven en behouden van (belangrijke hulpbronnen voor) welbevinden en het beschikken over die vaardigheden (zelfmanagementvaardigheden) die iemand in staat stellen om zelf goed voor het eigen welbevinden te zorgen. Binnen het GRoningen Interventie Programma (GRIP) van de sectie geriatrie van het Universitair Medisch Centrum Groningen zijn o.l.v. Steverink verschillende ‘zelfmanagement van welbevinden’-interventies ontwikkeld en geevalueerd (Frieswijk e.a. 2006; Kremers e.a. 2006; Schuurmans 2004). Al deze GRIP-interventies zijn gericht op ouderen met verschillende gradaties van fysieke en/of psychosociale kwetsbaarheid. e De derde stroming komt voort uit de socialeleertheorie. In deze stroming gaat de aandacht vooral uit naar zelfmanagement voor ouderen met een of meer fysieke handicaps of chronische ziekten. Zelfmanagement wordt opgevat als vorm van patiënteneducatie die mensen kan helpen om op goede wijze met hun beperkingen of ziekte om te gaan (therapietrouw, oefeningen etc.) en die (emotioneel en sociaal) een plek te geven in hun leven, zodat de kwaliteit van bestaan zo optimaal mogelijk blijft of wordt (Zijlstra e.a. 2005; Smeulders e.a. 2006; Zijlstra e.a. 2006). Inspiratiebron is de vorm van patiënteneducatie zoals ontwikkeld door Lorig e.a. in Amerika. Daarbij staat de patiënt als ervaringsdeskundige centraal (Lorig en
3
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol3 3
24-05-2007 09:45:36
vaardigheden gebaseerd op persoonlijke ontwikkeling en cultuur (de software) nemen echter toe tot rond de 60 jaar en daarna nemen ze langzaam af. Deze afname is echter te vertragen door blijvende oefening van die vaardigheden. Deze vaardigheden compenseren het verlies van fysieke mogelijkheden. Het is van belang op oudere leeftijd juist aan deze vaardigheden aandacht te besteden om ze zo lang mogelijk te behouden.
Holman 2000; Lorig 2001). In Nederland hebben Elzen en Steverink (Universiteit Groningen) en Smeulders en Kempen (Universiteit van Maastricht) zich gericht op deze invalshoek voor zelfmanagement bij ouderen en zij zijn ook als master trainers voor deze interventie opgeleid door de groep van Lorig in de VS.
Zelfmanagement uitgaande van communicatieve zelfsturing Zoals hiervoor is vermeld, vormt bij deze stroming de mens als ervaringsdeskundige over zijn/haar eigen leven het uitgangspunt. Deze zelfsturing vindt gedurende de hele levensloop plaats en komt vooral naar voren in beroepsvaardigheden, kennis over het eigen zelf en de eigen invulling aan de kwaliteit van leven (welke dingen zijn belangrijk in het leven). Rond de middelbare leeftijd verschuift de aandacht van het lichamelijke en het leven in de wereld naar het psychische en het innerlijke leven. Als minder maatschappelijk opgelegd gedrag is vereist op het gebied van betaald werk, huishouding en opvoeding ontstaat er meer ruimte voor deze innerlijke persoonlijke groei. Bij de mens nemen op de neurofysieke ontwikkelingen gebaseerde vaardigheden voor taken (de hardware) langzaam af na het 29ste jaar. De
Zelfsturing betekent dat ieder mens een innerlijke logica van streven en ambities heeft om datgene te herkennen en te bereiken wat voor hem/haar belangrijk is. Van daaruit willen mensen keuzen maken en hun leven inrichten. Communicatie staat voor dialoog met de omgeving als een lerend proces van uitvinden en creëren. In gesprek met de omgeving wordt gezocht naar oplossingen en nieuwe vormen van leven en handelen. In navolging van Petzold (Houben, 2002b) worden vijf levensdomeinen genoemd die van belang zijn voor de manier waarop mensen vorm geven aan hun leven en zij de kwaliteit van hun leven beoordelen: lichaam en geest, sociale relaties, materiële situatie, arbeid en presteren en ten slotte waarden, inspiratie en zingeving. Deze vormen de pijlers van de eigen identiteit. Als er verandering plaatsvindt op het ene domein zal binnen andere domeinen compensatie moeten plaatsvinden om een evenwicht te behouden. Voor ouderen zijn de domeinen sociale relaties en zingeving belangrijk om in te investeren (Van Gennip 2004). Houben (2002a) maakt onderscheid tussen de interne locus of control (zelf greep houden op het leven) en de externe locus of control (omgeving stuurt zijn/haar situatie aan). Risicofactoren voor het verliezen van de interne locus of control zijn: 1 persoons- en persoonlijkheidskenmerken: kwetsbaarheid door het niet verwerken van insnijdende levenservaringen; 2 gebrek aan hulpbronnen: lage sociaal-economische status;
4
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol4 4
24-05-2007 09:45:37
3 ongezonde leefstijl; 4 gezondheidsproblemen, vooral twee of meer chronische aandoeningen en vooral een combinatie van lichamelijke en psychische aandoeningen. Verlies van de interne locus of control is te voorkomen door op drie fronten acties te ondernemen. In navolging van Freund en Baltes (1998) worden ouderen gestimuleerd om te selecteren: maak gegeven het verlies aan vaardigheden nieuwe keuzen en formuleer nieuwe doelen. Verder krijgen zij het advies om doelen te kiezen die goed zijn afgestemd op het verminderd niveau van vaardigheden in relatie tot de omgeving (optimaliseren). Ten slotte worden de mogelijkheden van compensatie benadrukt. Dat betekent: zet andere vaardigheden en middelen in om toch de oorspronkelijke of bijgestelde doelen te kunnen bereiken. Houben e.a. (2005) benadrukken het belang van interventies in de gehele tweede levenshelft van mensen. Zij kiezen voor primaire preventie. Onder primaire preventie vallen activiteiten die
voorkómen dat een bepaald gezondheidsprobleem, ziekte of ongeval ontstaat. De doelgroep bij primaire preventie zijn gezonde ouderen en is gericht op iedereen die risico loopt.
e
e e
e
De Vrije Levensloop Academie bouwt voort op de inzichten van Houben en hanteert de volgende uitgangspunten bij interventies (Van Gennip 2004): Het belang van zelfsturing in dialoog met de omgeving neemt toe met het vorderen der jaren; dit heeft te maken met de zoektocht naar wie je bent/was. Dit worden de trage bestaansvragen genoemd. Kern is zelfsturing in dialoog met de omgeving als een gezamenlijke ontwerpactiviteit. De interne (ervarings)kennis van de oudere zelf levert de bouwstenen voor het leerproces; dat wat iemand ervaren heeft als goed voor hem/ haar. Om interne ervaringskennis te herkennen, te kunnen benutten, zijn een bepaalde sociale ruimte en lerende relatie nodig (de nesteling van emotie).
Het persoonsgerichte tweegesprek De Vrije Levensloop Academie heeft de interventie Het persoonsgerichte tweegesprek ontwikkeld (Van Gennip en Houben 2005). Dit is een activerende methodiek die ouderen door gesprekken aanzet hun eigen krachtbronnen te benutten. In de gesprekken worden geen concrete oplossingen aangedragen. De interventie omvat vijf fasen: contact en contract, probleem en perspectief, visie op een betere toekomst, concrete aanpak en, tot slot, de inbedding. In de publicatie over de methodiek wordt in elke fase het doel beschreven, welke hulpmiddelen nodig zijn/beschikbaar zijn, de vaardigheden die de hulpverlener moet hebben, welk resultaat bereikt moet worden, hoe monitoring van de voortgang in dialoog met de cliënt vorm kan krijgen en evaluatie. De interventie is in individuele gesprekken bijvoorbeeld door ouderenadviseurs te gebruiken. De hulpverlener en de oudere gaan samen op zoek naar wat de stuurkracht van de oudere kan versterken (wat zijn de rode draden in het levensverhaal, wat zijn de levensthema’s binnen de verschillende domeinen, wat zijn de sterke en zwakke eigenschappen, wat bevat het levensverhaal aan positieve voorwaarden voor verdere groei, waar legt de oudere zijn locus of control, zijn er blokkades als gevolg van emoties en verlies te doorbreken zodat ze het gesprek niet domineren?). Ook gaat er uitdrukkelijk aandacht uit naar de verhouding tussen een persoon en de sociale omgeving (beleving van het alledaagse, sociale weerbaarheid). In samenwerking met de Hogeschool Rotterdam geeft de Vrije Levensloop Academie trainingen aan welzijnswerkers in de vorm van een leergang om zich een andere wijze van kijken naar ouderen en een andere wijze van handelen als professional eigen te maken.
5
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol5 5
24-05-2007 09:45:39
De ‘zelfmanagement van welbevinden’benadering Het GRoningen Interventie Programma (GRIP) is vooral gericht op ouderen met verschillende gradaties van fysieke en/of psychosociale kwetsbaarheid. Zelfmanagement in het kader van (succesvol) ouder worden wordt hier gezien als het kunnen verwerven en behouden van hulpbronnen voor het eigen welbevinden, én de vaardigheden om goed met deze hulpbronnen om te gaan (de zelfmanagementvaardigheden). Zelfmanagement wordt expliciet in het kader van het ‘managen’ van het eigen welbevinden geplaatst: in het zelf verhogen van de kwaliteit van leven (Steverink e.a. 2005). Zoals hiervoor is vermeld, is het uitgangspunt van het GRIP-programma de socialeproductiefunctie-benadering (SPF) van succesvol ouder worden (zie Steverink e.a. 1998). Deze benadering is uitgewerkt tot een theorie over ‘zelfmanagement van welbevinden’ (Steverink e.a. 2005).
e e
e e
In de theorie van ‘zelfmanagement van welbevinden’ worden vijf basale domeinen van welbevinden onderscheiden, waarop zes kernzelfmanagementvaardigheden worden toegepast. Dit resulteert in de zogenoemde matrix van zelfmanagementvaardigheden en domeinen van welbevinden. De vijf domeinen van welbevinden dienen als leidraad om de belangrijke hulpbronnen voor welbevinden te identificeren. De vijf domeinen zijn: comfort en stimulatie (twee domeinen van fysiek welbevinden); affectie, gedragsbevestiging en status (drie domeinen van sociaal welbevinden). De zes kernzelfmanagementvaardigheden die mensen nodig hebben om goed met hun hulpbronnen voor fysiek, sociaal en psychologisch welbevinden om te gaan zijn: initiatief nemen t.a.v. de belangrijke fysieke en psychosociale hulpbronnen voor welbevinden; zelf goed kunnen omgaan met de belangrijke hulpbronnen voor welbevinden;
e investeren in de belangrijke hulpbronnen voor welbevinden; e een positief perspectief t.o.v. de toekomst hebben over de belangrijke hulpbronnen voor welbevinden; e zorgen voor multifunctionaliteit t.a.v. de belangrijke hulpbronnen voor welbevinden (d.w.z. zorgen voor hulpbronnen die tegelijk nuttig zijn voor fysieke en sociale domeinen van welbevinden); e zorgen voor variëteit in belangrijke hulpbronnen voor welbevinden (d.w.z. zorgen voor meer dan een hulpbron voor hetzelfde domein van welbevinden). Kwetsbaarheid ontstaat bij het verlies van belangrijke hulpbronnen voor welbevinden. Kwetsbaarheid ondermijnt echter ook de zes kernzelfmanagementvaardigheden (zie Schuurmans e.a. 2004). Hierdoor kan een neerwaartse spiraal ontstaan van toenemende kwetsbaarheid en toenemend verlies van de grip op de belangrijke hulpbronnen voor welbevinden. Dit bij elkaar leidt tot een afnemende reservecapaciteit. Het wordt dan moeilijker om met nieuwe verliezen om te gaan. Dat draagt weer bij aan een verminderd niveau van welbevinden en daardoor tot minder succesvol ouder worden. De GRIP-interventies zijn gericht op secundaire preventie, waarbij het gaat om vroegtijdige onderkenning, opsporing en ondersteuning van specifieke kwetsbare risicogroepen. Ook het opsporen van risicofactoren behoort tot de secundaire preventie. Ontwikkelde interventies De GRIP-interventies zijn gericht op het versterken van de zelfmanagementvaardigheden en daardoor op het verbeteren of in stand houden van het eigen welbevinden en succesvol ouder worden. Hoewel de GRIP-interventies alle dezelfde theoretische basis hebben, verschillen ze in doelgroep (verschillende groepen kwetsbare ouderen) en in vorm (individuele huisbezoeken, groepscursus, en zelfhelpboek (bibliotherapie)). De domeinen van welbevinden worden in de GRIP-interventies aangeboden met behulp van de zogenoemde GLANS schijf van vijf, waarbij
6
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol6 6
24-05-2007 09:45:40
het woord GLANS als acronym wordt gebruikt voor de vijf domeinen van welbevinden: G=Gemak en Gezondheid (=comfort), L=Lichamelijke en Leuke bezigheden (=stimulatie), A=Affectie (=affectie), N=netwerk (=gedragsbevestiging) en S=Sterke punten (=status). De GLANS schijf van vijf werkt zoals de voedingsschijf (van vijf), maar is gericht op het gehele welbevinden en niet alleen op fysieke gezondheid. Het idee is dat men elke dag van alle vijf aspecten iets nodig heeft om gelukkig en tevreden te zijn (zich wel te bevinden). Deelnemers aan de GRIP-interventies vullen zelf hun specifieke aanwezige en gewenste hulpbronnen in voor de vijf aspecten. Een belangrijke hulpbron voor comfort is bijvoorbeeld een bepaalde aanpassing in huis of een prettige woning; een belangrijke hulpbron voor affectie is bijvoorbeeld een vriend(in), een kleinkind of een huisdier. De GRIP-interventies worden hier kort beschreven.
GRIP op het leven: een serie huisbezoeken voor kwetsbare oudere mensen Deze interventie bestaat uit een serie van zes huisbezoeken door een speciaal getrainde verpleegkundige of coach. In de interventie worden aan de hand van een gestructureerd protocol alle vijf aspecten van het welbevinden en de zes zelfmanagementvaardigheden aan de orde gesteld. Er worden ook oefeningen gedaan en de deelnemers krijgen ‘huiswerk’. Deze interventie heeft als doel de zelfmanagementvaardigheden en het welbevinden van matig tot ernstig kwetsbare ouderen van 65 jaar en ouder te vergroten. De interventie is geëvalueerd in een studie met een zogenoemd gerandomiseerd controlegroep-design en heeft positieve resultaten laten zien (zie Schuurmans 2004).
GRIP op het leven: genieten van het ouder worden Dit is een schriftelijke cursus, een zogenoemde bibliotherapie. Het materiaal is te koop in de boekhandel en mensen kunnen er zelf thuis mee werken (Frieswijk e.a. 2004). Ook bij deze interventie worden alle aspecten van het welbevinden en de zelfmanagementvaardigheden aan de orde gesteld. Er worden allerlei rolmodellen en oefeningen aangeboden. Ook deze GRIPinterventie heeft als doel de zelfmanagementvaardigheden en het welbevinden van ouderen te vergroten, in dit geval van licht kwetsbare ouderen. Ook deze interventie is geëvalueerd in een studie met een gerandomiseerd controlegroep-design en heeft positieve resultaten laten zien (zie Frieswijk e.a. 2006).
Geef uw leven een beetje meer GLANS Dit is een groepscursus voor (alleenstaande) 55+-vrouwen en deze wordt in groepen van acht tot tien vrouwen gegeven (door twee speciaal getrainde groepsleidsters). De cursus is bedoeld voor 55+-vrouwen met sociale kwetsbaarheid (eenzaamheid) die naar hun gevoel weinig grip hebben op het eigen welbevinden. Ook in deze cursus komen alle aspecten van het welbevinden (aan de hand van de GLANS schijf van vijf) en de zelfmanagementvaardigheden aan de orde. De groepsleidsters werken met een gestructureerde handleiding en de deelneemsters krijgen een werkmap, waarin ook huiswerkopdrachten zijn opgenomen. Ook deze interventie heeft als doel de zelfmanagementvaardigheden en het welbevinden te vergroten, maar is specifiek gericht op sociaal kwetsbare vrouwen van 55 jaar en ouder. Ook deze interventie is geëvalueerd in een studie met een gerandomiseerd controlegroep-design en heeft positieve resultaten laten zien (Kremers e.a. 2006; Kremers e.a. [in druk]).
7
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol7 7
24-05-2007 09:45:40
Binnen het GRIP-programma is ook een schaal ontwikkeld en getest waarmee het mogelijk is het niveau van zelfmanagementvaardigheden (zoals geconceptualiseerd binnen de theorie van ‘zelfmanagement van welbevinden’) te meten (zie Schuurmans e.a. 2005). Deze Self-Management Ability Scale (SMAS-30) is een zelfrapportageschaal en meet de zes zelfmanagementvaardigheden zowel afzonderlijk als met een totaalscore. De schaal omvat dertig items en is opvraagbaar bij het GRoningen Interventie Programma (GRIP).
Zelfmanagement uitgaande van de socialeleertheorie De socialeleertheorie wordt toegepast binnen patiënteneducatie. De basis wordt gevormd door Lorig (2001) die in Amerika programma’s ontwikkelde voor chronisch zieken om beter om te gaan met hun ziekte. Deze programma’s trachten het vertrouwen en de motivatie van patiënten te ontwikkelen om hun eigen vaardigheden, informatie en zorg en hulp te gebruiken zodat zij zelf controle krijgen over hun leven met een chronische ziekte. Uitgangspunten zijn: de patiënt is de deskundige op het terrein van zijn/haar eigen ziekte, patiënten leren het meeste van andere patiënten met dezelfde (of een andere) ziekte (modelling en gedragsbeïnvloeding = sociaal leren) en alle levensterreinen (niet alleen de ziekte of gezondheidsproblemen) zijn van belang.
1
Lorig acht het essentieel dat lotgenoten de programma’s verzorgen. In Nederland wordt deze stroming voor ouderen vooral verder ontwikkeld door de universiteiten van Groningen en Maastricht. De aanpak sluit aan op de aanpak van Lorig waar het gaat om chronisch ziek zijn, maar de uitgangspunten worden ook toegepast op andere terreinen. De aanleiding tot interventies zijn ziekten en aandoeningen, zoals valproblematiek bij ouderen en hartproblemen. Volgens het conceptueel model van disablement (volgens het ICF-model1) leidt ziekte tot stoornissen die leiden tot beperkingen, die op hun beurt gevolgen hebben voor de taken en rollen die iemand vervult in het leven. Dit proces verloopt niet voor iedereen hetzelfde. Het is afhankelijk van risicofactoren (sociaal-economische factoren, leefstijl) en van intra-individuele en extraindividuele factoren. Intra-individuele factoren betreffen gedragsveranderingen als gevolg van de ziekte en de psychische en sociale aspecten hoe iemand omgaat met zijn/haar ziekte. Bij extra-individuele factoren gaat het om medische behandeling en revalidatie, zorgvoorzieningen en de fysieke en sociale leefomgeving van een persoon. Zelfmanagement kan positieve invloed uitoefenen en de invloed van beperkingen voorkomen of verminderen. Hierbij gaat het niet alleen om het hanteren van symptomen en gedrag die te maken hebben met de ziekte, maar ook om het opnieuw leren omgaan met dagelijkse activiteiten, sociale rollen en emotionele veranderingen. Kempen (2006) beschrijft zelfmanagement bij ouderen als volgt: ‘de persoon stuurt de zorg voor gezondheid in alle facetten zelf aan. Dit proces wordt breed opgevat: het hanteren van de ziekte en van wat daarmee samenhangt, maar ook het uitvoeren van dagelijkse activiteiten en sociale rollen en het leren hanteren van emotionele veranderingen.’
De ICF (Nederlandse vertaling van de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health) is een classificatie voor het beschrijven van het functioneren van mensen inclusief factoren die van invloed zijn op dat functioneren.
8
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol8 8
24-05-2007 09:45:41
Zelfmanagement vraagt om het aanleren of hanteren van vaardigheden van ouderen teneinde tot gedragsverandering te leiden op het terrein van (Kempen 2005): e medisch/verpleegkundig management (op tijd medicijnen innemen, goede voeding, weten wanneer je naar een arts moet etc.); e emotioneel management (hoe ga ik om met mijn ziekte, hoe ga ik om met teleurstelling als ik bepaalde leuke dingen niet meer kan doen etc.); e rol-/sociaal management (hoe zorg ik ervoor dat mijn ziekte niet het leven van de andere leden van mijn gezin beheerst, hoe versterk ik mijn positie als patiënt tegenover zorgverleners etc.).
Cruciaal voor het toepassen van zelfmanagement zijn competentie en gevoel van controle: in welke mate de oudere van mening is dat hij/zij zelf in staat is het gewenste gedrag te realiseren en de situatie kan sturen waarin dat gedrag plaatsvindt. Ontwikkelde interventies en programma’s Interventies vanuit deze invalshoek zijn gericht op ouderen met een bepaald risico of een bepaalde aandoening en hebben betrekking op alle facetten van het leven. De interventies worden in groepsverband aangeboden. Kempen e.a. hebben interventies ontwikkeld voor valpreventie bij ouderen (Zijlstra e.a. 2005 en 2006) en voor ouderen met chronische aandoeningen zoals chronisch hartfalen (Smeulders e.a. 2006; Elzen 2006).
Beter in balans Beter in balans richt zich op zelfstandig wonende ouderen boven de 70 jaar die angst hebben om te vallen. De interventie is in Amerika ontwikkeld door Tennstedt en in het Nederlands vertaald en aangepast. Door de angst om te vallen, voelen ouderen zich beperkt in hun dagelijkse activiteiten. Doel van de interventie is om irreële valangst te verminderen en gevoelens van competentie en controle te vergroten door lichamelijke oefeningen, andere lichamelijke activiteiten te stimuleren, assertiviteit te vergroten en risicovolle gewoontes en risico’s in de woonomgeving te verminderen. Gebruikte werkvormen zijn: groepsdiscussies, huiswerkopdrachten, voorlichting, rollenspelen, lichamelijke oefeningen en videopresentaties. De interventie bestaat uit acht bijeenkomsten van twee uur en een terugkombijeenkomst na een half jaar (Zijlstra e.a. 2005; Zijlstra e.a. 2006).
Zelfmanagement bij ouderen met chronisch hartfalen. Deze interventie is een voor de Nederlandse situatie aangepaste versie van de Chronic disease self-management programme (CDSMP) zoals ontwikkeld door Lorig e.a. in Amerika. Het programma bestaat uit zes bijeenkomsten en wordt begeleid door iemand met een chronische ziekte (als rolmodel) en een verpleegkundige. Doel is competentie en controle, een goede leefstijl en het dagelijkse functioneren te bevorderen. In het programma wordt gewerkt aan zaken als het hanteren van vermoeidheid, aanleren van ademhalingstechnieken, communicatievaardigheden, hanteren van emoties en het uitvoeren van lichamelijke en sociale activiteiten (Smeulders e.a. 2006).
9
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol9 9
24-05-2007 09:45:46
GRIP op lijf en leven GRIP op lijf en leven is de vertaling van de Amerikaanse zelfmanagement-interventie voor chronisch zieken (CDSMP) van Lorig e.a. zoals deze in het GRIP-programma is geëvalueerd (zie Elzen 2006). Deze interventie is gericht op ouderen met een of meer chronische aandoeningen. Ouderen hebben vaak te kampen met meer dan een ziekte of aandoening en veel problemen die mensen met chronische aandoeningen ervaren, hebben zij gemeenschappelijk. Het programma bestaat uit zes bijeenkomsten van tweeënhalf uur voor groepen van tien tot vijftien deelnemers. Ook hier wordt gewerkt met een rolmodel en een verpleegkundige. Het is een cognitief-gedragsmatige interventie waarvan het doel is mensen beter te leren omgaan met hun ziekte. Mensen leren op een andere manier naar hun problemen te kijken en hun ziekte een plaats te geven in het leven. Zij leren ook een gezonde leefstijl te combineren met een sociaal leven (Elzen 2006).
Andersoortige interventies De hiervoor genoemde interventies zijn uitdrukkelijk gebaseerd op een theorie, waarbij specifiek zelfmanagement of communicatieve zelfsturing bij ouderen als invalshoek fungeert. De achterliggende visie lijkt vooral gebaseerd te zijn op een liberale opvatting over de mens die tot op hoge leeftijd autonoom is. Daarnaast zijn er ook interventies die op een andere mensvisie gebaseerd lijken te zijn, waarbij autonomie altijd in relatie tot onderlinge afhankelijkheid wordt gezien en onderlinge steun een belangrijk aandachtspunt is. Ook in deze benaderingen komen elementen van zelfmanagement aan de orde Bij deze interventies gaat het om het vergroten van empowerment van ouderen. Ook interventies met als doel eenzaamheid of somberheid bij ouderen te voorkomen of te verminderen, kunnen elementen van zelfmanagement bevatten. Veel van dit type interventies vallen onder de noemer tertiaire preventie. Dit soort preventie richt zich op mensen bij wie al sprake is van problemen. De curatieve hulp, begeleiding en andere maatregelen zijn bedoeld om de bestaande problemen op te lossen, terwijl de preventieve activiteiten in dat geval in feite nazorg zijn. Hier komt ook het cyclische karakter van integrale hulpverlening naar voren. Goede curatieve hulp
en nazorg hebben als zodanig weer een preventieve werking. Tertiaire preventie is bedoeld om terugval, recidive of het chronisch worden van de klachten te voorkomen. We noemen hier enkele interventies. Cursus ‘Verlies… en dan verder’ Omdat het opnieuw inrichten van het leven na het overlijden van de partner pas echt begint als de weduwen door de eerste fasen van de rouw heen zijn, is deze cursus bedoeld voor vrouwen die al wat langer weduwe zijn (minstens één jaar). De cursus omvat tien wekelijkse bijeenkomsten en een follow-upbijeenkomst na ongeveer twee maanden. Gestreefd wordt naar zes tot tien deelneemsters per cursus. Alle bijeenkomsten verlopen volgens eenzelfde stramien; er is een voorgestructureerd programma. Zo start elke bijeenkomst met een rondje ‘goed en nieuw’. Iedere deelneemster vertelt in een paar zinnen een gebeurtenis in de afgelopen week die ze goed of nieuw vond. Daarna volgen een theoretische inleiding en een groepsgesprek. In elke bijeenkomst staat een bepaald thema centraal. De thema’s hebben te maken met het reorganiseren van het leven, bijvoorbeeld met contacten leggen. In de eerste zeven bijeenkomsten liggen de thema’s
10
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol10 10
24-05-2007 09:45:46
vast, bij de laatste drie bijeenkomsten worden de thema’s bepaald in overleg met de deelneemsters. Er wordt ook gewerkt met huiswerk; hierbij gaat het om suggesties om wat besproken is thuis te oefenen. Tot slot is er een cursusmap met artikelen, gedichten en ervaringsverhalen. De werving van deelneemsters vindt plaats via de pers en via intermediairs, zoals pastores, het algemeen maatschappelijk werk en het ouderenwerk (Benthum 1994; Van Lammeren en Geelen 1995). In gesprek Deze interventie is te gebruiken in contact met ouderen en is gericht op mensen die hun partner hebben verloren. Het model bestaat uit een kennismakingsgesprek, vijf opeenvolgende gesprekken over verschillende levensgebieden en een afronding. De afronding is een schriftelijke samenvatting van de bevindingen en conclusies. Dit wordt opgestuurd naar de betreffende weduwe of weduwnaar. Meestal voeren ouderenadviseurs de gesprekken. Uit de gesprekken kan de wens voortvloeien dieper op een specifiek onderwerp in te gaan. Meestal gaat het hierbij om sociale steun / sociale contacten. De ouderenadviseurs kunnen in voorkomende gevallen een gericht vervolgaanbod doen (Lucassen e.a. 2001). Op zoek naar zin Deze interventie is gericht op ouderen met lichte of matige depressieve klachten (Bohlmeijer e.a. 2003). De cursus bestaat uit twaalf bijeenkomsten van twee uur in groepen van ongeveer tien personen. De cursus is voor mannen en vrouwen van 55 jaar en ouder en wordt gegeven in samenwerking met ggz-instellingen en het Trimbos-instituut. De cursus helpt opnieuw de zin in het leven te ontdekken door bezig te zijn met het eigen levensverhaal. De zin van het leven ligt verborgen in het persoonlijke verhaal: in het leven dat achter iemand ligt, in het leven van dit moment en in het leven in de toekomst. De deelnemer aan de cursus staat actief stil bij de alledaagse en bijzondere ervaringen in de levensloop. Deelnemers keren in gedachten terug naar de lagere school, naar de huizen waarin ze hebben gewoond en
staan bijvoorbeeld stil bij de vraag wat ze hebben meegemaakt in hun leven. Dit terugkijken op het leven wordt gekoppeld aan creatieve opdrachten. Zo worden alle zintuigen en de creatieve verbeelding geprikkeld. De doelen van de cursus zijn: bewustwording van de eigen overlevingskunst en overlevingskracht, een positiever beeld van de toekomst krijgen, de kwaliteit van het leven verhogen en vermindering van depressieve klachten om te voorkomen dat deze klachten uitgroeien tot een depressie. Vriendschapscursus voor oudere vrouwen Deze cursus is gebaseerd op een zelfhulpmethode (herwaarderingscounseling) en de principes van vrouwenhulpverlening. Er wordt sterk de nadruk gelegd op zelfwaardering als de basis voor vriendschap. De cursus bestaat uit twaalf wekelijkse bijeenkomsten, welke verschillende thema’s kennen op het gebied van vriendschap, bijvoorbeeld verwachtingen van vriendschap, vriendschap in de jeugd, zelfbeeld als vriendin, nieuwe contacten maken, bestaande contacten verdiepen, doelen in vriendschap. Een bijeenkomst bestaat zowel uit theorie als uit oefeningen gericht op relevante vaardigheden (luisteren, zelfonthulling, empathie tonen, contact maken), op sociale situaties die men moeilijk vindt (bijvoorbeeld een receptie bijwonen) of op bewustwording van een aspect van vriendschap dat problematisch kan zijn (het aangeven van eigen grenzen). Tijdens de bijeenkomst is er ook gelegenheid de ervaringen van de deelneemsters met betrekking tot het onderwerp of het huiswerk te bespreken (Stevens en Albrecht 1995, Stevens e.a., 2006, Martina en Stevens, 2006). Activerend huisbezoek Dit is een methode die met succes in te zetten is om mensen die daar behoefte aan hebben tijdelijk zo te ondersteunen dat ze de regie over hun eigen leven kunnen blijven voeren. Activerend huisbezoek maakt gebruik van getrainde vrijwilligers. Deze zijn bereid om gedurende een vooraf vastgestelde periode (meestal een jaar) iemand eenmaal in de week of om de veertien dagen te bezoeken. Het doel is om samen een plan uit te
11
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol11 11
24-05-2007 09:45:47
stippelen en uit te voeren waardoor de aanvrager zich beter in het leven weet te redden. De situatie van de aanvrager wordt samen verkend (wat wil de oudere graag verbeterd of veranderd zien?). Samen stellen vrijwilliger en oudere een stappenplan op dat zij trachten te realiseren. Het contact wordt afgebouwd wanneer het vastgestelde doel is bereikt. Een project Activerend huisbezoek is meestal een welkome aanvulling op andere hulpverleningsvormen en kan voorkomen dat mensen in een isolement raken en de greep op hun leven verliezen. Bovendien voorkomt het dat men onnodig met professionele hulpverleners te maken krijgt (Huizing 2001; Ter Steege en Penninx 2000). Zó wil ik oud worden Deze methode bestaat uit een oriëntatie(groeps)cursus en een individueel coachingsgesprek. In elke levensfase zijn er elementen die om extra aandacht vragen. Na het vijftigste levensjaar betreft dit onderwerpen als sociaal bewegen, geestelijk bewegen, lichamelijk bewegen en je bewust zijn hoe je in het leven staat. De interventie is gebaseerd op de levenslooptheorie van Houben (2002b). Ouderen kunnen op basis van de in de loop van het leven geleerde kracht zelfstandig sturing geven aan hun leven, in dialoog met anderen. De cursus bestaat uit acht bijeenkomsten waarin thema’s aan de orde komen als gezondheid, wonen, sociale contacten, intimiteit, vrije tijd en ontspanning. Deelnemers leren van elkaars ervaringen en bieden elkaar onderlinge steun bij het verkennen van hun mogelijkheden (Cosbo Amsterdam 2006; Berkouwer en Hesselink 2006). Cosbo Amsterdam heeft ook een spel laten ontwikkelen: Levenskunst, een gezelschapsspel om met een groep senioren kansen en mogelijkheden bij het ouder worden te verkennen (Eijck, Broekema e.a. 2006). Dit spel is te gebruiken als instrument om ouderen zelf verantwoordelijkheid te laten nemen voor hun toekomst. Ouderen leren met anderen in gesprek te gaan over hoe ze als (aankomend) senior hun leven voor zich zien. Regelmatig worden gespreksgroepen voor
50-, 55-, 60-, 65- en 70-plussers opgezet door het ouderenwerk en andere instellingen. Plezierig oud worden met levenservaring als krachtbron Dit is een gids voor ouderen die willen leren van elkaar door levenservaringen met elkaar te delen. Deze aanpak is ook gebaseerd op de inzichten van Houben (2002b), op Dohmen (2000) en op de inzichten van de Groningse onderzoekers op het gebied van zelfmanagement (Stevenink e.a., 2005). Ouderen organiseren zelf een groep en bijeenkomsten om met elkaar levenservaringen te delen aan de hand van een werkboek. Het idee is dat er van deze groepen een olievlekwerking uitgaat. Deelnemers starten zelf weer nieuwe groepen en bouwen zo aan netwerken. Het werkboek en de ideeën voor de bijeenkomsten bevatten uitwerkingen voor vijf thema’s die samenhangen met de levensdomeinen van Petzold: lichaam en geest, sociale relaties, materiële situatie, arbeid en presteren en waarden en inspiratie (KITTZ 2006). Cursus ‘Verhaal van je leven’ De Unie KBO vindt het van belang dat senioren zichzelf kunnen zijn en hun leven kunnen blijven vormgeven ondanks lichamelijke en geestelijke achteruitgang en verlies van naasten. Door middel van deze cursus worden ouderen geholpen om hun veerkracht te behouden of te hervinden door na te denken en te praten over hun bezieling. Waardering en zelfrespect vormen de spil van een positieve benadering van de ouderdom en zijn de motor van de levenskunst van het ouder worden (Broers 2005). De kracht van oudere vluchtelingen, programma’s voor levensverhalen en expressie Dit is een aanpak ontwikkeld door Stichting Bevordering Maatschappelijke Participatie (BMP) in Amsterdam in samenwerking met onder andere Pharos. Vluchtelingen van 45 jaar en ouder worden met behulp van verschillende expressietechnieken uitgedaagd om hun levensverhalen te vertellen, het samen met anderen in beeld te brengen en daarna te presenteren. De deelne-
12
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol12 12
24-05-2007 09:45:48
mers leren met andere ogen naar hun levensloop te kijken, ontdekken dat samenwerken met anderen tot nieuwe inzichten en gevoelens van waardering kan leiden en dat ze meer kwaliteiten in huis hebben dan ze zelf dachten. De doelstelling is oudere vluchtelingen de kracht te geven om hun sociaal isolement te doorbreken, in de hoop dat zij zich daardoor minder eenzaam voelen (Moerbeek 2005). Aandacht voor uw persoonlijk kompas Deze cursus is bedoeld voor mensen die bewust willen leven, voor mensen die ervoor kiezen om na te denken over levensvraagstukken, die daarover willen praten met gelijkgestemden en die actief richting willen geven aan hun leven en dit graag doen in een natuurlijke en inspirerende omgeving. Het doel is: stilstaan en de balans opmaken van wat iemand als mens tot nu toe heeft ‘geoogst’, zich te realiseren welke veranderingen er op de verschillende levensgebieden (kunnen) plaatsvinden, te verhelderen wat iemands behoeften, wensen en doelen zijn voor de tijd die komen gaat, sterke en zwakke punten helder krijgen, eigen wijsheid gebruiken om verschillende mogelijkheden te overdenken en van daaruit te kiezen (www.odyssee-groep.nl).
De kracht van je leven Een cursus van acht bijeenkomsten rond het levensverhaal voor Turkse en Marokkaanse ouderen met depressieve klachten. Het doel van de cursus is de kwaliteit van leven te verhogen en te voorkomen dat depressieve klachten resulteren in een chronische stoornis. Er wordt een reminiscentie- en narratieve benadering toegepast waarmee cursisten worden gestimuleerd een positief verhaal over hun leven te maken. In dit verhaal vinden zij weer aanknopingspunten voor de toekomst (De Vries en Smits 2006; Smits e.a. 2006). Lichte dagen, donkere dagen Deze cursus is bedoeld voor Turkse ouderen (mannen- en vrouwengroepen apart) die last hebben van sombere gevoelens, geen plezier meer hebben in het leven en wellicht aan een depressie lijden. Het betreft een cursus van dertien bijeenkomsten van tweeënhalf uur ieder met een nazorgbijeenkomst. Ouderen leren wat ze kunnen doen om hun klachten te verminderen of er beter mee om te gaan (Can en Verdouw 2003).
Zin in gezond leven Lichamelijke en geestelijke veranderingen en ook sociale omstandigheden kunnen voor ouderen aanleiding zijn om meer stil te staan bij het leven en juist ook bij ‘gezond leven’. TransAct heeft de koffer ‘Zin in gezond leven’ ontwikkeld, met daarin materialen en een handreiking. Ouderen worden gestimuleerd om hun vermogen tot gezond leven aan te spreken en te versterken. Er worden (groeps)bijeenkomsten georganiseerd waarin – met behulp van de koffer – gesprekken met ouderen worden gevoerd over gezond leven. Ouderen krijgen een stimulans zich bewust te worden van vanzelfsprekendheden en samen zoekt men naar alternatieve mogelijkheden. De interventie staat onder leiding van professionals en intermediairs die met ouderen werken zoals preventiewerkers, seniorenvoorlichters, ouderenwerkers (www.transact.nl).
13
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol13 13
24-05-2007 09:45:49
Zelfmanagement in situaties van afhankelijkheid van hulp en zorg De nadruk op zelfmanagement bij ouderen als positieve impuls voor het welbevinden van ouderen en de kwaliteit van leven heeft ook gevolgen voor de inrichting van de zorg aan ouderen. Eigen regie houden over het leven betekent dat de geboden zorg moet aansluiten bij de wensen en behoeften van ouderen. Belangrijk is dat ouderen niet worden gezien als object van de zorg, maar als partner die zelf meedenkt en meepraat over hoe de zorg zich het best laat bieden. Het motto is: neem geen zaken uit handen van ouderen die zij zelf nog kunnen en willen uitvoeren. Te veel overnemen leidt tot een externe locus of control, wat op zichzelf al een bron van problemen vormt (Houben 2002b; Hunink e.a. 2003). Dit sluit aan bij het begrip van vraaggestuurde zorg: zorg die leven mogelijk moet maken en niet het leven moet sturen; de zorg of hulp moet de gebruiker in staat stellen invulling te geven aan zijn/haar bestaanswijze. Dit vraagt een andere attitude van werkers in de curesector (huisartsen, medisch specialisten, ziekenhuizen) en de caresector (thuiszorg, verzorgings- en verpleeghuizen).
een samenhang en vertrouwdheid in de huiselijke omgeving die zij opnieuw moeten vormgeven. Mantelzorgers worden betrokken bij de invulling van het leven van de oudere op de punten die het familiesysteem en de oudere zelf aankunnen.
1 2 3
4
De Vrije Levensloop Academie heeft de Reisgids levenskunst ontwikkeld voor instellingen en clientenraden om de kwaliteit van de zorgverlening te verhogen op grond van de uitgangspunten van communicatieve zelfsturing. In de ‘reisgids’ staan aanwijzingen om vier ‘trektochten’ te ondernemen op zoek naar betere mogelijkheden voor de invulling van het dagelijkse leven (Beke e.a. 2005): Eigen leefstijl, op zoek naar een zinvolle dagbesteding. Succesvol zelfstandig wonen, individueel sociaal netwerken en eigen regie. Inspraak en persoonlijke betrokkenheid, welke mogelijkheden zijn er en hoe kunnen ouderen worden uitgedaagd een volwaardige invulling te geven aan het dagelijkse leven? Voorkomen van eenzaamheid.
Vormen van vraaggerichte en vraaggestuurde zorg zoals belevingsgerichte zorg (Pool e.a. 2003; Pool 2003) en werken met een leefplan (Verbeek 2006) sluiten aan bij het streven naar het versterken van zelfmanagement bij ouderen. Bij deze vormen van hulp- en zorgverlening blijft het zelfbeschikkingsrecht van ouderen centraal staan. Ouderen die verhuizen naar een intramurale instelling worden aangesproken op wat ze nog wél kunnen. Zicht krijgen op de waarde die mensen zelf hechten aan bepaalde levensaspecten is een belangrijke opdracht voor de zorgverleners. Dit geldt ook voor het inzicht krijgen in wensen en motieven, in vaardigheden, in levenssfeer en leefstijl, in persoonlijkheid en in een context waarin sociale achtergrond en netwerken bevredigend zijn. Zorgverleners helpen de oudere zoeken naar
14
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol14 14
24-05-2007 09:45:51
Wat valt te leren van de interventies gericht op het stimuleren van zelfmanagement? Blijkbaar is er sinds enige jaren zowel op universitair niveau als in de praktijk toenemende belangstelling voor methoden om succesvol oud worden te stimuleren. Enerzijds is dit ingegeven door de opvatting dat ouderen tot op hoge leeftijd een zinvolle maatschappelijke bijdrage kunnen leveren, anderzijds door zorg over de mogelijke stijging van zorgbehoeftigheid en zorgkosten, wat leidt tot meer aandacht voor preventie.
e
e e
Evaluaties van cursussen en andere activiteiten zijn vaak procesevaluaties uitgevoerd door de betrokken cursusleiders. Wetenschappelijke evaluaties van de hier beschreven interventies zijn in beperkte mate gerealiseerd. De evaluaties maken duidelijk dat de deelnemende ouderen vrijwel altijd tevreden zijn, zij geven aan dat zij een prettige tijd hebben gehad. Vaak melden zij dat het wel zinvol is geweest: de activiteit leidde tot ontspanning, ze hebben nieuwe mensen leren kennen, nieuwe ideeën opgedaan. Wanneer na verloop van enige maanden wordt nagegaan of de activiteit nog enige invloed heeft, of er effecten zijn, wordt er weinig invloed meer gemeten. Het is echter goed mogelijk dat dit samenhangt met de gebruikte onderzoeksmethoden: het is moeilijk om de juiste meetinstrumenten te ontwikkelen en zeker te weten dat je weet wat je meet in onderzoek naar intra-individuele en sociale aspecten. In het algemeen blijkt het zinvol om de volgende leerpunten ter harte te nemen: e Kwetsbaarheid is geen kwestie van leeftijd, hiervan kan ook sprake zijn bij ‘jongere’ ouderen. Het is daarom zinvol om de werving voor activiteiten in het algemeen op ouderen te richten en bijvoorbeeld niet alleen op ouderen boven de 80 jaar (Schuurmans e.a. 2004). e Met een open werving is de juiste doelgroep te bereiken, maar het is de vraag of zeer kwetsbare ouderen zo goed worden bereikt. Vaak lijkt een
e
e
persoonlijke benadering functioneler te zijn, dit is evenwel een tijdrovende zaak. Ouderen met een of meer chronische ziekten, met fysieke problemen, beperkte mobiliteit en een netwerk waarover zij tevreden zijn, zullen niet snel deelnemen aan cursussen zelfmanagement (Elzen 2006). Groepsinterventies zijn succesvoller dan individuele interventies. De groepen moeten vrij klein blijven; dit varieert van zes tot vijftien deelnemers. Deelnemers moeten veiligheid en vertrouwen ervaren in de groep, wat bewuste aandacht vraagt van de groepsleiding. Deelnemers moeten uit zichzelf gemotiveerd (geraakt) zijn. Als ze min of meer worden ‘gestuurd’ omdat een ander meent dat het goed voor hen is zonder dat ze dat zelf zo voelen, zijn er vrijwel geen effecten te verwachten. Effectonderzoeken die in Nederland op kleine schaal zijn uitgevoerd, laten wisselende uitkomsten zien, zowel ten aanzien van de toegenomen zelfmanagementvaardigheden als het welbevinden en de kwaliteit van leven bij ouderen. Bij de GRIP-groepscursus Geef uw leven een beetje meer GLANS voor alleenstaande 55+-vrouwen bijvoorbeeld, bleken de deelneemsters – na een open werving – niet veel lager te scoren op zelfmanagementvaardigheden dan alleenstaande vrouwen in de algemene populatie. Wel bleken ze zeer eenzaam te zijn, een hoger opleidingsniveau te hebben en veel vaker gescheiden te zijn (Kremers e.a. [in druk]). In Amerika en Engeland is wel vrij veel onderzoek gedaan naar de effecten van Chronic disease selfmanagement programs. De uitkomsten van deze studies zijn over het algemeen positief, maar deze methodieken zijn niet alleen op ouderen gericht. Patiënten kunnen beter met hun ziekte omgaan, zij gaan minder naar de dokter, maken effectiever
15
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol15 15
24-05-2007 09:45:52
gebruik van welzijns- en (gezondsheids)zorgvoorzieningen, zij vertonen meer zelfmanagementgedragingen en hebben meer zelfvertrouwen, de communicatie met artsen verbetert, zij hebben
meer informatie over hun ziekten en de kwaliteit van leven is gestegen (Department of Health 2001; Barlow e.a. 2002).
Literatuur Barlow, J., C. Wright e.a. Self-management approaches for people with chronic conditions: a review. Patient education and couseling, jrg. 48, nr. 2, p. 177-178, 2002
Cosbo Amsterdam De kracht van ouderen. Project Systematische Preventie 2002-2006. Amsterdam: Cosbo Amsterdam, 2006
Beke, G., F. Teerink en T. van Gennip Reisgids levenskunst. Een handreiking rond zingeving van VDZ Nederland voor management en cliëntenraden van zorginstellingen. Utrecht: VDZ, 2005
Department of Health The expert patient. A new approach tot chronic disease management for the 21ste century. London: Department of Health, 2001
Benthum, G.J. Cursuspakket ‘Verlies… en dan verder’. Utrecht: Landelijk Centrum GVO, 1994
Dohmen, J. De terugkeer van de levenskunst. Tijdschrijft voor Humanistiek, 2000, nr. 2, p. 2-78.
Berkouwer, L en A.E. Hesselink ‘Zó wil ik oud worden!’ Evaluatie van een pilot, deelprogramma van het project Systematische Preventie. Amsterdam: GGD Amsterdam, Epidemiologie, Documentatie & Gezondheidsbevordering, 2006
Eijck, Ria, Tootje Broekema e.a. Levenskunst. Spel. Amsterdam: Cosbo Amsterdam, 2006
Bohlmeijer, E., M. Valenkamp en F. Smit Ontwikkeling en evaluatie van een cursus rond het eigen levensverhaal voor ouderen met depressieve klachten. Utrecht: Trimbos-instituut, 2003 Broers, A. Het verhaal van je leven. Den Bosch: Unie KBO, 2005 Can, M. en I. Verdouw Cursus ‘Lichte dagen, donkere dagen’ voor Turken en Marokkanen met depressieve klachten. Handreiking voor coördinatoren en begeleiders. Utrecht: Trimbosinstituut, 2003
Elzen, H.A. Self-management for chronically ill older people. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen. [S.l]: [s.n.], 2006 (//irs.ub.rug.nl/ppn/297661620) Elzen, H., J.P.J. Slaets e.a. The effect of self-management intervention on health care utilization in a sample of chronically ill older persons in the Netherlands. Journal of evaluation in clinical practice, 2007 [in druk] Freund, A.M. en P.B. Baltes Selection, optimization, and compensation as strategies of life management: correlations with subjective indicators of successful aging. Psychology and aging, jrg. 13, nr. 4, p. 531-543, 1998
16
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol16 16
24-05-2007 09:45:52
Frieswijk, N., P. Dijkstra e.a. Grip op het leven. Genieten van het ouder worden. Utrecht: Het Spectrum, 2004 Frieswijk, N., N. Steverink e.a. The effectiveness of a bibliotherapy in increasing the self-management ability of slightly to moderately frail older people. Patient education and counseling, jrg. 61, nr. 2, p. 219-227, 2006 Gennip, T. van Eenzaamheidspreventie bij ouderen en de invalshoek vanuit communicatie en zelfsturing. Inleiding tijdens de bijeenkomst Netwerk GGD en steunfuncties op 19 februari 2004 te Utrecht Gennip, T. van, en P. Houben Werken aan welbevinden. Het persoonsgerichte tweegesprek stap voor stap. Werkcahier. Rotterdam: Rotterdams Forum Communicatie en Zelfsturing / IOG Netwerk, 2005 Houben, P.J.J. Vraagsturing als beleidsstreven en stuurcompetentie in de tweede levenshelft. Tijdschrijft voor arbeid en participatie, jrg. 24, nr. 1, p. 19-32, 2002a Houben, P.J.J. Levensloopbeleid. Interactief levensloopbeleid ontwerpen in de tweede levenshelft. Maarssen: Elsevier, 2002b Houben, P.J.J., T. van Gennip, H. Schreutelkamp en M. Koopman Levensloopbeleid in Gesprek: Gereedschap voor de benutting van persoonlijke software gericht op persoonlijke ontwikkeling’, Werkcahier, Rotterdam: Vrije Levensloop Academie, 2005 Huizing, A. Ervaring leert. Drie jaar activerend huisbezoek bij ouderen. Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW, 2001
Hunink, G.H., A.H. Huijer en G.I.J.M. Kempen Verpleegkundige zorg bij patiënten met chronische ziekten / zelfmanagement. Maastricht: Universiteit van Maastricht, 2003 Kempen, G.I.J.M. Preventie en ouder worden: de mogelijkheden voor zelfmanagement. Epidemiologisch bulletin, jrg. 41, nr. 2/3, p. 27-32, 2006 Kempen, G.I.J.M. Dagelijks functioneren en gevoelens van competentie en controle. Observaties en mogelijkheden voor zelfmanagementinterventies. Inleiding bij de Invitational conference NIZW, 30 november 2005. Maastricht: Universiteit van Maastricht, 2005 Kempen, G.I.J.M. Zelfmanagement: een gezondere ouderdom. Ouderenzorg, nr. 3, p. 21, 2004 Kempen, G.I.J.M. Een beetje mens vergrijst niet. Maastricht: Universiteit van Maastricht, 2003 KITTZ Plezierig oud worden met levenservaring als krachtbron. Gids voor ouderen die willen leren van elkaar. Groningen: KITTZ, 2006 Knipscheer, K. Werk en vrijwilligerswerk voor senioren: een maatschappelijke uitdaging. Geron, jrg. 3, nr. 2, p. 5-14, 2001 Kremers, I.P., N. Steverink e.a. Improved self-management ability and wellbeing in older women after a short group intervention. Aging and mental health, jrg. 10, nr. 5, p. 476-484, 2006 Kremers, I.P., N. Steverink e.a. Single older women who applied for the ‘Giving life more LUSTRE’ course: Are they the target group that was aimed for? Educational gerontology, [in druk]
17
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol17 17
24-05-2007 09:45:53
Lammeren, P. van, en K. Geelen Verbitteren of verbeteren. Evaluatie van een programma ter voorkoming van eenzaamheid en depressie bij ouderen vrouwen. Utrecht: NCGv, 1995 Lorig, K. Patient education. A practical approach. Thousand Oaks: Sage Publications, 2001 Lorig, K. en H. Holman Selfmanagement education: context, definition, and outcomes and mechanisms. Paper presented at the first Chronic Disease Self-Management Conference, Sydney, August 2000. Palo Alto: Stanford Patient Education Research Center, 2000 (\\patienteducation.stanford.edu\) Lucassen, K., M. van Manen en A. Wolvekamp Evaluatieverslag ‘In gesprek’. Vijf gesprekkenmodel in contact met ouderen. Eindhoven: GGzE, 2001 Martina, C. M. S. en N.L. Stevens Breaking the cycle of loneliness? Psychological effects of a friendship enrichment program for older women. Aging and Mental Health, vol. 10, nr. 5, p. 467 -475, 2006 Moerbeek, S. (red.) Ongekend bijzonder. Oudere vluchtelingen in beeld. Amsterdam: Stichting BMP, 2005 Pool, A. Zorg met een gezicht. Belevingsgerichte zorg in de praktijk. Serie Inzicht in verzorging, verzorging in zicht. Utrecht: NIZW, 2003 Pool, A., J. Kuijt en M. Walters Zorgen heb je samen. Belevingsgerichte zorg in de praktijk. Utrecht: NIZW, 2003 Reijneveld, S.A. e.a. Gezond en vitaal. Sportstimulering voor mensen met een beperking of een chronische aandoening. Leiden: TNO Preventie en gezondheid, 1998
Schuurmans, H. Promoting well-being in frail elderly people. Theory and intervention. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, 2004 (//irs.ub.rug.nl/ppn/264412974) Schuurmans, H., N. Steverink e.a. How to measure self-management abilities in older people by self-report. The development of the SMAS-30. Quality of life research, vol. 14, nr. 10, p. 2215-2228, 2005 Schuurmans, H., N. Steverink e.a. Old or frail: what tells us more? Journals of gerontology – Medical sciences, jrg. 59, nr. 9, p. 962-965, 2004 Smeulders, E.S.T.F., J.C.M. van Haastregt e.a. Evaluation of a self-management programme for congestive heart failure patients: design of a randomised controlled trial. BMC health services research, vol. 6, p. 91, 2006 Smits, C., G. Boland e.a. De kracht van je leven. Een cursus rond het levensverhaal voor oudere Turken en Marokkanen met depressieve klachten. Handleiding en draaiboek. Utrecht: Trimbos-instituut, 2006 Steege G. ter, en K. Penninx ’t Heft in handen. Praktijkboek activerend huisbezoek bij ouderen. Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW, 2000 Stevens, N. en H. Albrecht De vriendschapscursus voor oudere vrouwen. Een handleiding. Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen, 1995 Stevens, N. L., C. M. S. Martina en G. J. Westerhof Meeting the need to belong: predicting effects of a friendship enrichment program for older women. The Gerontologist, vol. 46, nr 4, p. 495 -502, 2006
18
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol18 18
24-05-2007 09:45:54
Steverink, N., S. Lindenberg en J. Ormel Towards understanding successful ageing: patterned change in resources and goals. Ageing & society, vol. 18, nr. 4, p. 441-467, 1998 Steverink, N., S. Lindenberg en J.P.J. Slaets How to understand and improve older people’s self-management of wellbeing. European journal of ageing, 2, p. 235-244, 2005 Verbeek, G. Zorgplan voor het leefplan. Maarssen: Business Reed Information, 2006 Vries, W. de, en C. Smits De kracht van je leven. Een cursus rond het levensverhaal voor oudere Turken en Marokkanen met depressieve klachten. Procesevaluatie. Utrecht: Trimbosinstituut, 2006
Zijlstra, G.A.R., J.C.M. van Haastregt e.a. Evaluating an intervention to reduce fear of falling and associated activity restriction in elderly persons: design of a randomised controlled trial. BMC public health, vol. 5, p. 26, 2005 Zijlstra, G.A.R., S.L. Tennstedt e.a. Reducing fear of falling and avoidance of activity in elderly persons. The development of a Dutch version of an American intervention. Patient education and counseling, jgr 61, nr. 2, p. 220-227, 2006 Zó wil ik oud worden: oriëntatie(groeps)cursus en individueel coachingsgesprek. Amsterdam: Cosbo Amsterdam, 2006
Websites www.vilans.nl
www.transact.nl
www.kenniscentrum-ouderen.nl
www.cosbo-amsterdam.nl
www.zelfmanagement.com
www.astmafonds.nl/content.jsp?objectid=5277
www.vrijelevensloopacademie.nl
www.dissertations.ub.rug.nl/FILES/faculties/ medicine/2006/h.a.elzen/dankw.pdf
www.odyssee-groep.nl
19
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol19 19
24-05-2007 09:45:55
© 2007 Vilans Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming. Auteurs: Ank Loog en Riki van Overbeek Met dank aan N. Severink, G. Kempen, T. van Gennip, N. Stevens en H. Elzen voor het kritisch doorlezen van de tekst en voor hun commentaar en suggesties. Foto’s: Katrien Mulder, Amsterdam
Zelfmanagement bij ouderen 2 kol20 20
Vilans Catharijnesingel 47 Postbus 8228 3503 RE Utrecht Telefoon (030) 789 23 00 Fax (030) 789 25 99 E-mail
[email protected] Website www.vilans.nl Te bestellen via: Adrepak Postbus 45666 2504 BB Den Haag Telefoon (070) 359 07 20 Fax (070) 359 07 01 E-mail
[email protected]
24-05-2007 09:45:56