ZEG ROODKAPJE, WAAR GA JIJ HENEN? Door Bie Valgaeren
Doelgroep Gealfabetiseerde cursisten NT2 die al een basisniveau Nederlands bereikt hebben (bijvoorbeeld einde Richtgraad 1.1) Doelstellingen Luistervaardigheid: - de cursisten kunnen gericht luisteren naar een narratieve (gezongen) tekst - de cursisten beleven luisterplezier Spreken: de cursisten kunnen mondeling een reconstructie van een tekst maken (chronologisch ordenen: wat gebeurt eerst, daarna, enz.) Schrijven: - de cursisten kunnen een gatentekst invullen na beluisteren - de cursisten kunnen associaties bij een woord noteren in een woordspin Lezen: de cursisten kunnen met enige hulp een sprookjesverhaal lezen in een eenvoudig leesboekje Materiaal - Lied ‘Zeg Roodkapje’. Een traditionele versie is gratis te downloaden op http://www.vreemdeeend.be/indeklas.htm, een ‘zottere’ variant vind je op de Kapitein Winokio cd. - Foto van een wolf - Illustraties bij het sprookje van Roodkapje (bv. uit het sprookjesboek Boze wolven van Marianne Busser en Ron Schröder). Een aantal prenten van de hand van Gregory Verheecke vind je eveneens op http://www.vreemdeeend.be/indeklas.htm). - Werkblad 1: De wolf (zie bijlage) - Werkblad 2: Gatentekst Roodkapje (zie bijlage)
Zeg Roodkapje, waar ga jij henen?
1
Lesverloop 1. AANBRENG VAN HET THEMA: DE WOLF - Toon een foto van een wolf. - Maak op het bord een woordspin rond het woord wolf. Laat de cursisten zeggen wat er in hen opkomt en stel eventueel vragen. Probeer zoveel mogelijk woorden op te roepen die ook in het liedje of verhaaltje voorkomen (bang, wild , beest, tanden, bijten, opeten,…). - Hang op bord nu de foto van de wolf op. Laat de cursisten werkblad 1 invullen. - Rond af met een klasgesprek: leven er in het land van de cursisten ook wolven en zo ja, waar? (in de bergen, in het bos, …) 2. OVERSTAP NAAR HET SPROOKJE - Vertel dat er in het Nederlands veel verhalen (voor kinderen = SPROOKJES) over wolven zijn. Eén sprookje gaat over een meisje met een rood mutsje, Roodkapje. - Toon de prent van Roodkapje. (De cursisten beginnen spontaan te praten – het sprookje bestaat in vele talen). 3. RECONSTRUCTIE VAN HET VERHAAL MET PRENTEN - Deel tien prenten uit in de klas (vergroot uit het sprookjesboekje Boze wolven van Marianne Busser en Ron Schröder of uit een ander boek). - Laat de cursisten vertellen wat ze zien op de tekening (Hoeveel personen of dieren zie je? Wie zijn dat? Wat doen ze?) - Bespreek de goede volgorde van de tekeningen: welke tekening komt eerst? Hang de tekeningen op bord. Zo kom je tot het sprookje. - Zorg ervoor dat de woordenschat uit het liedje al aan bod komt. Welke tekening komt eerst ? Hang de tekeningen op het bord en kom zo tot het sprookje. Zorg dat de woordenschat (grootmoeder, koekjes brengen, bos, oppassen, boze wolf,…) uit het liedje al wat aan bod komt. - In het sprookje komt op het einde ook de figuur van de jager voor. (Er zijn vele versies van dit sprookje, misschien loopt het in hun versie anders af, laat hen maar vertellen). 4. BELUISTEREN VAN HET LIEDJE: 1STE LUISTERRONDE Stel gerichte vragen: - Hoeveel mensen hoor je? (twee: een man (de wolf?) en een vrouw (Roodkapje)) - Welke woorden uit de woordspin hoor je in het liedje? - Wat gebeurt er met Roodkapje? 5. INVULLEN VAN DE GATENTEKST: 2DE LUISTERRONDE - De cursisten luisteren een tweede keer naar het lied en vullen werkblad 2 in. - Stop telkens bij de woorden die de cursisten moeten invullen.
Zeg Roodkapje, waar ga jij henen?
2
6. LEESOEFENING: HET LEESBOEKJE - De cursisten krijgen een leesboekje met het sprookje van Roodkapje. Ze kunnen thuis oefenen of je kan ook samen met hen fragmenten lezen in de klas. - Idee voor minder goede lezers: een luisterboekje met het verhaal dat voorgelezen wordt. Zo kunnen ze thuis oefenen (zelfs op technisch lezen en vlotheid).
Zeg Roodkapje, waar ga jij henen?
3
BIJLAGEN
Zeg Roodkapje, waar ga jij henen?
4
Werkblad 1: De wolf. 1. Aan welke woorden denk je als je deze foto ziet? Schrijf ze hieronder:
……………………
……………………
Wolf
……………………
……………………
2. Ben jij bang van een wolf?
……………………………………………………… Waarom?
……………………………………………………… 3. Leven er in jouw land wolven?
……………………………………………………… Zeg Roodkapje, waar ga jij henen?
5
Werkblad 2: Gatentekst Roodkapje (Henny Vrienten en Fay Lovsky) Luister naar het liedje en vul de volgende woorden in : alleen, bang, bos, gang, gevangen, heen, grootmoeder, laat, op, oud, wolf Zeg Roodkapje, waar ga je heen? Zo alleen, zo ……….. Zeg Roodkapje, waar ga je ……………..? Zo …………………. Ik ga naar …………………………. koekjes brengen In het bos, in het bos. Ik ga naar grootmoeder koekjes brengen. In het ……………………………. Maar in het bos zijn wilde beesten. Pas maar op, pas maar …………… In het bos is de boze …………………... Pas maar op. Ik ben niet bang voor de boze wolf. Ik ben niet ……………………, ik ben niet bang. Ik ben niet bang voor de boze wolf, Ik ben niet bang. Nou dan moet je ’t zelf maar weten. Ga je gang, ga je ………………………... Ik ben oud genoeg om het zelf te weten. Ik ben niet bang, ik ben niet bang. Ik ben ……………. genoeg om het zelf te weten. Bye ! Kijk, Roodkapje is nu gevangen, ’t Is te laat, ’t Is te ……………………... Arm Roodkapje is nu ……………………………. ! ’t Is te laat, veel te laat!
Zeg Roodkapje, waar ga jij henen?
6
Liedje : Roodkapje (Henny Vrienten en Fay Lovsky) Zeg Roodkapje, waar ga je heen? Zo alleen, zo alleen. Zeg Roodkapje, waar ga je heen? Zo alleen. Ik ga naar grootmoeder koekjes brengen In het bos, in het bos. Ik ga naar grootmoeder koekjes brengen. In het bos. Maar in het bos zijn wilde beesten. Pas maar op, pas maar op. In het bos is de boze wolf. Pas maar op. Ik ben niet bang voor de boze wolf. Ik ben niet bang, ik ben niet bang. Ik ben niet bang voor de boze wolf, Ik ben niet bang. Nou dan moet je ’t zelf maar weten. Ga je gang, ga je gang. Ik ben oud genoeg om het zelf te weten. Ik ben niet bang, ik ben niet bang. Ik ben oud genoeg om het zelf te weten. Bye ! Kijk, Roodkapje is nu gevangen, ’t Is te laat, ’t Is te laat. Arm Roodkapje is nu gevangen ! ’t Is te laat, veel te laat!
Zeg Roodkapje, waar ga jij henen?
7