GESPREK
Ze kijkt me vragend aan je zwijgt, zegt ze, waarover zwijg je inderdaad, denk ik, waarover zwijg ik en ik begin te zoeken naar een antwoord ik kijk voorbij haar gezicht naar de muur van de muur naar het raam van het raam naar mijn handen en terug naar haar ogen ze kijkt me nog steeds aan ik hoor de stilte in haar kamer ik zou willen zeggen dat ik zwijg over mijzelf - want wie is dat RUTGER KOPLAND
INHOUDSOPGAVE RUTGER KOPLAND: GESPREK INHOUDSOPGAVE VOORWOORD JULIA BALA: OP ZOEK NAAR DE GLINSTERING IN DE OGEN JAN DIJKHUIS: PSYCHOLOOG TUSSEN PSYCHIATERS JUSTINE VAN LAWICK: GEWELD LEREN BEGRIJPEN BEHANDELEN VANACHTER DE PC – KAN DAT? LIDWIEN GEERTJENS: PSYCHOTHERAPEUT IN ONTWIKKELING GERMAIN LIETAER: ASSISTEREN BIJ NIEUW LEVEN ANNET SLAATS: DIT VAK IS GEWELDIG THERAPIE ALS VERLENGSTUK VAN DE MAATSCHAPPELIJKE NORM JAN VAN DE LANDE: LEERTHERAPIE BESTAAT NIET CHRISTA WIDLUND: OOR VOOR WAT ER IN DE ANDER LEEFT ANDRIES VAN DANTZIG: STRIJD TEGEN DE KINDERMISHANDELING ALS MAATSCHAPPIJKRITIEK PSYCHOTHERAPIE IN DE FILM – DE FILM IN PSYCHOTHERAPIE EDSEL KWIDAMA: INTERCULTURALISATIE IS WEERBARSTIG SUSAN BÖGELS: DE THERAPIE ALS INSPIRATIE WIM BRINKMAN: DE SOFA OP DE KAMER VAN DE GEDRAGSTHERAPEUT 75 JAAR NEDERLANDSE VERENIGING VOOR PSYCHOTHERAPIE DE TOEKOMST VAN HET BEROEP PSYCHOTHERAPEUT SIGMUND COLOFON
NVP
VOORWOORD De Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie bestaat 75 jaar. Het vakgebied van de psychotherapie kan, nationaal en internationaal, bogen op een rijke traditie. De NVP heeft, met vallen en opstaan, zich ingespannen de psychotherapie en het beroep psychotherapeut geaccepteerd, gewaardeerd en verankerd te krijgen. Een journalistiek relaas van de wederwaardigheden van de NVP is één van de onderdelen van dit jubileumboek. Psychotherapie is een vak ván mensen vóór mensen. In dit jubileumboek wordt een twaalftal psychotherapeuten bevraagd over een grote verscheidenheid aan onderwerpen, die allemaal met psychotherapie te maken hebben. Oud en jong, net beginnend en bijna afrondend, bestuurder, onderzoeker en pure practicus, hoopvol en teleurgesteld, allemaal verschillende mensen, met één ding gemeen: de liefde voor het vak psychotherapie. Psychotherapie lééft. Het vak ontwikkelt zich met grote snelheid. Vanuit haar fundamenten in de medische en gedragswetenschappen worden raakvlakken met neurobiologie, sociale psychologie, forensische wetenschappen verkend. Het therapeutisch proces wordt steeds verder uiteengerafeld, er worden nieuwe methoden ontdekt, en nieuwe toepassingsgebieden worden in kaart gebracht. Het zijn spannende tijden voor een vak dat door de overheid bijna ten grave gedragen was. Ter gelegenheid van het vijfenzeventigjarig bestaan van de NVP willen wij u deze inkijk in het vakgebied aanbieden. Psychotherapie: een bruisend vak met een rijke traditie, ván mensen, vóór mensen! De begeleidingscommissie van de NVP Sjoerd Colijn, Peter Dekker, Jos Govers, Renée van Rijsewijk Postscriptum Bij het ter perse gaan van dit jubileumboek kwam het droevige bericht dat op 9 november 2005 Andries van Dantzig is overleden. De NVP verliest een lid dat op nauwelijks te overtreffen wijze het belang van psychotherapie voor de geestelijke volksgezondheid kon verwoorden. Moge het in dit boek gepubliceerde interview een klein monument zijn voor zijn pioniersactiviteiten, zijn grote sociale betrokkenheid en zijn vakmanschap.
NVP
‘DE UITDAGING VOOR DE THERAPEUT IS: DE VERBORGEN KRACHT VAN MENSEN LANGZAAM VERKENNEN EN VERSTERKEN. DAT IS WAAR IK IN GELOOF.’ (JULIA BALA, 2005) OP ZOEK NAAR DE GLINSTERING IN DE OGEN De vraag die Julia Bala nog steeds inspireert, stelde ze voor het eerst toen ze misschien zeven jaar oud was. Hoe kon het, dat sommige mensen die glinstering in hun ogen kwijt leken te zijn, en geen glimlach meer hadden? En wat maakt dat sommige mensen die bijvoorbeeld de verschrikkingen van concentratiekampen meemaken, nog wél kunnen lachen? Ze vertelt het verhaal, dat eerder in een boekje gepubliceerd is, op verzoek. Toen de kleine Julia haar verbazing uitsprak over kennissen van haar ouders zonder glimlach, legden haar ouders uit dat ze ‘daar’ geweest waren. ‘Daar’, dat waren de concentratiekampen uit de Tweede Wereldoorlog. ‘Later in mijn leven kwam ik mensen tegen die ook ‘daar’ geweest waren, maar die wel hun glimlach hadden weten te behouden. Hoe kon het dat sommige mensen terugkomen zonder glimlach en sommige met? Dat is de achterliggende vraag van mijn huidige werk geworden.’ Julia Bala (1951) is een bevlogen vrouw. Tijdens het gesprek staat ze af en toe op om een boek dat haar inspireerde open te slaan of een naam op te zoeken. Zorgvuldig formuleert ze in Hongaars klinkend Nederlands haar ideeën, vertelt ze over therapie en onderzoek. Sinds 1992 werkt ze in Nederland. ‘Nederland? Wat moet ik daar doen? Moet ik naar de tulpen gaan kijken?’ vroeg ze destijds in voormalig Joegoslavië aan haar echtgenoot, die hier was uitgenodigd directeur te worden van het Theater Instituut Nederland. Zijn antwoord was kort en hevig: ‘Wil je liever hier blijven, en naar de lijken kijken?’ Julia kijkt met een glimlach terug: ‘Later zijn we dat ‘een historische vraag’ in onze relatie gaan noemen.’
ACTUELE VRAAG Julia Bala werd als psycholoog opgeleid en promoveerde in Belgrado. Ze volgde verdere opleidingen tot psychotherapeut, in onder meer psychoanalyse, transactionele analyse en systeemtherapie. Deels volgde ze die aan het Mental Research Institute in Palo Alto, Californië. Daar werd ze sterk beïnvloed door het Constructivisme, dat in die tijd gecentreerd was in Palo Alto. ‘Onze verschillende theorieën zijn interpretaties. De stellingen van de één zijn niet meer waar of juist dan die van de ander, maar ze oriënteren onze behandeling. Dat is één van de redenen dat ik later voor integratieve therapie heb gekozen.’ Eenmaal in Nederland, ging ze na enige tijd als therapeut werken in een tijdelijk opvangcentrum voor asielzoekers in Haarlem. ‘Ik werkte daar met Bosnische vluchtelingen die in concentratiekampen hadden gezeten en ernstig getraumatiseerd waren. Ik merkte dat sommigen na enige maanden wél weer die bewuste glinstering in hun ogen hadden – ondanks de verschrikkingen die ze hadden meegemaakt.’ Haar vraag bleef actueel: ‘Ik wilde weten wat het verschil maakte. Waarom sommige kinderen en gezinnen erin slagen te herstellen na
DE GRENSVERLEGGER
JULIA BALA
traumatische ervaringen, hun leven op te pakken, en andere niet. Ik ben toen begonnen om, als ik tijd had, juist te praten met de mensen die er bovenop waren gekomen. Ik heb simpelweg gevraagd: wat heeft geholpen, hoe is het gelukt. Ik ben heel veel gaan lezen over coping, hulpbronnen, veerkracht. In die tijd werden vooral de negatieve gevolgen van traumatische ervaringen onderzocht, zoals posttraumatische stressstoornis. Ik zocht juist naar het positieve: wat maakt dat een mens het doorstaat? Vanaf die tijd werd de centrale vraag in mijn werk: hoe gaat een individu, gezin, of maatschappij, om met een traumatisch verleden.’ Haar onderzoek kreeg een vervolg in een studie met collega’s Sander Kramer, Rob van Dijk en Ferko Öry naar betekenisgeving en coping bij asielzoekers. ‘We probeerden patronen van aanpassingen te ontdekken in het omgaan met meervoudige problematiek.’
INTEGRATIEVE BENADERING Nu, tien jaar later, gebruikt ze ook haar eerdere bevindingen bij het geven van therapie. Julia Bala is psychotherapeut bij De Vonk in Amsterdam, een onderdeel van Centrum ’45, het landelijk behandelings- en expertisecentrum voor getroffenen van oorlog, vervolging en geweld. Daarnaast is de methodiek omschreven in een binnenkort te verschijnen boek Als glas in lood, over de integratieve behandeling van vluchtelingenkinderen en -gezinnen, door Julia samen met Jelly van Essen geschreven. ‘In het jeugd- en gezinsteam werken we integratief. De flexibiliteit en openheid van therapie zijn belangrijk. We moeten de therapie aan kunnen passen aan de complexe, meervoudige problematiek, maar ook aan cultuurverschillen. We hebben een breed conceptueel kader; door het gebruik van een systeem- en ontwikkelingsperspectief proberen we inzicht te krijgen in de processen die vanuit de verschillende systeemniveaus de ontwikkeling van vluchtelingenkinderen en hun gezinnen belemmeren of bevorderen.’ ‘In de therapie, wanneer ik de capaciteiten voor herstel verken, zoek ik naar factoren en processen die veranderbaar zijn. Copingstrategieën en beschermende factoren, zoals zelfwaardering, interne locus of control of sociale vaardigheden hangen samen. Copingstrategieën zijn daarbij aan te leren en sommige beschermende factoren kun je ontwikkelen. Interne locus of control is een belangrijke factor die ook samenhangt met het vergroten van zelfwaardering.’ Ze vertelt over een vluchteling uit één van de ergste concentratiekampen in Bosnië, die zich in zeven dagen de plaatsing van mijnen rondom het kamp eigen maakte. ‘Daarmee had hij de illusie te kunnen ontsnappen. Zelfs de illusie van interne locus of control werkt.’ Vaak is de cumulatieve stress te groot voor een vluchtelingenkind of -gezin om er alleen uit te komen. Er is een pijnlijk verleden, mensen zijn gedwongen gemigreerd, en hebben daarbij een onzekere toekomst. Hoe geef je betekenis aan je leven als je niet mag werken, de taal niet mag leren, niet zeker weet of je mag blijven? Julia: ‘Ik zie de problematiek van vluchtelingen als existentieel. Je moet een ontwricht leven heropbouwen. Ik vraag regelmatig wat wél goed gaat. Vaak krijg ik dan een lange stilte. Maar er is altijd wel iets. Ouders hebben een reden waarom ze trots zijn op hun kind, of ik zie hoe liefdevol een vader zijn kind benadert. Van daaruit kun je verder.’
KRACHT Julia moet, naast de moeilijke, ook de indrukwekkende dingen gezien hebben. Wat maakte de meeste indruk? ‘De kracht van mensen’. Ze is lang stil als ze de woorden zoekt om te formuleren hoe een alleenstaande minderjarige vluchteling uit Sierra Leone dat liet zien. ‘Ze had verschrikkelijke dingen meegemaakt, en heel veel verliezen geleden. Ze sprak met gebogen hoofd over al die pijnlijke gebeurtenissen. Maar op een bepaald moment keek ze me aan, en zei ‘But I still have my life’. Ondanks alle verdriet, sprak er een zekere triomf uit haar stem. Je zag dat ze de kracht had om door te gaan.’ Vaak is de kracht niet meteen zichtbaar, vertelt ze. ‘Onze cliënten hebben het gevoel dat al hun hulpbronnen zijn uitgeput, dat ze niets meer voor zichzelf kunnen doen. Juist dat is de uitdaging: die verborgen kracht langzaam te verkennen en versterken. Ik denk dat dát de taak van de behandelaar is, dat is waar ik in geloof.’
DE GRENSVERLEGGER
Haar werk van nu is verbonden met haar oorspronkelijke idee in Joegoslavië over de rol van de psychotherapeut in oorlogstijd. ‘Ik dacht aanvankelijk dat mijn plek daar was, om slachtoffers van politiek geweld te helpen. Die rol vervulde ik in het begin van mijn werk hier. Dat de problematiek van vluchtelingen nog complexer is, maakt het heel zinvol. Er is vaak een samenhang van psychologische, sociale en politieke problemen. De politieke aspecten van de problemen hebben een duidelijke plek in de behandeling van getraumatiseerde vluchtelingen. Maar het is belangrijk dat de verhalen ook in een groter geheel terechtkomen, bijvoorbeeld bij mensenrechtenorganisaties. Het maatschappelijk plaatsen van problemen is onderdeel van herstel. Er is in de V.S. een oral history archive van Stevan Weine waar getraumatiseerde vluchtelingen die niet voor de gezondheidszorg kiezen, hun verhaal kunnen vertellen. Dat helpt ze verder. En niet iedereen heeft therapie nodig.’ Ze citeert de psychiater Summerfield: ‘The central question is not why some refugees became traumatised, but why the vast majority does not’. Julia ziet de rol van psychotherapie in de maatschappij op verschillende niveaus terugkomen. ‘Met onderzoek en therapie aan oorlogsslachtoffers kunnen we proberen de overdracht van traumatisering bij ouders op kinderen te voorkomen. In een groter verband heeft Ofra Ayalon in Israël therapeutische methoden ontwikkeld voor kinderen om beter om te gaan met posttraumatische en chronische stress, die ook geïmplementeerd zijn op scholen. Maar voor mij is het belangrijkste het werk van Vamik Volkan, een psychoanalyticus die een psycho-politieke benadering heeft ontwikkeld en toegepast voor het reduceren van langdurige etnische conflicten, zoals hij beschrijft in zijn boek Blood lines: From Ethnic Pride to Ethnic Terrorism. Vanuit het psychoanalytische interpretatieve kader onderzoekt hij samen met diplomaten, historici, sociologen de groot-groep dynamiek, de bewuste en onbewuste processen die de langdurige etnische conflicten in stand houden en bevordert de dialoog tussen de groepen in conflict. Een nieuwe manier van het inzetten van psychoanalytische en psychotherapeutische kennis in een breed domein. Heeft Julia Bala inmiddels antwoord op de vraag die ze jaren geleden stelde? Ze lacht, knikt. ‘Ik heb genoeg processen en factoren in kaart gebracht om het verschil te kunnen maken.’
DE GRENSVERLEGGER
‘HET GEVEN VAN PSYCHOTHERAPIE IS EEN DESKUNDIGHEID, DIE DOOR MEERDERE BEROEPEN UITGEOEFEND KAN WORDEN. MITS MEN NATUURLIJK OVER DE JUISTE OPLEIDING BESCHIKT.’ (JAN DIJKHUIS, 2005) PSYCHOLOOG TUSSEN PSYCHIATERS Jan Dijkhuis (1921) is de verpersoonlijking van een strijd die nog steeds gevoerd wordt. Als de eerste psycholoog die therapie gaf in een inrichting veroverde hij zijn plaats tussen de psychiaters. Hij speelde daarnaast een belangrijke rol in de erkenning van de psychotherapeut. Dijkhuis is oud-voorzitter en erelid van de NVP. Hij ziet er licht vermoeid uit. De dag is gevuld geweest met werklieden, en was lang en hectisch. Het huis is prachtig en groot, net als de tuin en Dijkhuis zelf. Om zijn nek een indrukwekkende Yin en Yang hanger. ‘Ik ben tot uw beschikking’, zegt hij met zware stem.
HEILOO Na zijn afstuderen als psycholoog in 1947 kon Dijkhuis uit maar liefst drie aanbiedingen kiezen. Het werd een aanstelling in de katholieke inrichting Sint Willibrord in Heiloo, waarmee hij de eerste psycholoog in een inrichting ‘in het veld’ werd. Dijkhuis: ‘Ik zou me bezighouden met testdiagnostiek, maar er werd bij gezegd: ‘kijk maar wat je verder kunt.’ Mooier kun je het natuurlijk niet hebben. Langzamerhand wilde ik me ook met de mogelijkheid tot verandering bezighouden – psychotherapie dus. Vanuit mijn werk zag ik duidelijk welke aanpak zou kunnen werken, of welk thema eens aan de orde zou moeten komen... Mondjesmaat werd geaccepteerd dat ik gesprekken ging voeren. Met collega Vaessen, psychoanalyticus, richtte ik een adolescentenafdeling op. In de opzet daarvan kwam het accent zowel te liggen op de psychotherapeutische als de orthopedagogische kant.’ Dijkhuis wilde in de geest van de tijd psychoanalyticus worden, maar zorgelijke gezinsomstandigheden maakten het hem moeilijk om zes dagen per week naar Amsterdam te gaan. Bovendien was hij inmiddels gegrepen door de ideeën van Rogers. ‘Zijn theorie over persoonlijke ontwikkeling sprak me erg aan. Het leren in vrijheid, het niet structureren van de gesprekken, ontplooiing van het zelf, begrip voor afwijkend gedrag… We hebben ook een aantal dingen samen gedaan. Later heb ik met anderen een vereniging opgericht voor Rogeriaanse therapeuten. Vanuit Heiloo gaven we ook een cursus gedragstherapie, waarvoor we Wolpe uit Amerika hebben laten komen.’ Zelf volgde hij in die tijd verschillende cursussen in groepstherapie en groepsprocessen in Amerika. ‘Het was de tijd van de flowerpower, alles was licht en leuk,’ herinnert hij zich. ‘We zaten daar voor een summercourse in een klein plaatsje. Er werd wel gekeken naar die gekken die daar maar rondliepen en huilend uit gebouwen kwamen of elkaar om de hals vlogen. Op een keer besloot iemand ‘laten we met z’n allen naar buiten gaan’. Een ander had een trompet en we vormden een lange slang die het dorp door liep. De mensen zelf liepen er ook achteraan. Dat was spannend, leuk. En ook een beetje hypeachtig.’ Terugkijkend gaat hij verder: ‘Door niet één, maar al die verschillende opleidingen te doen, heb ik in feite een aantal specialismen in mezelf ontwikkeld.’
STRIJD De stap om therapie te gaan geven in Heiloo was niet zo eenvoudig als hier misschien lijkt. ‘Ik kreeg die verantwoordelijkheid maar langzaam,’ vertelt Dijkhuis. ‘Therapie was wat psychiaters deden – al werd dat niet uitdrukkelijk gezegd. Het bleef altijd een strijd. Het werd
DE BESTUURDER
JAN DIJKHUIS
geaccepteerd, maar je bleef ook ‘anders’. We waren voortdurend bezig met het bepalen van onze positie. Daarom heb ik van meet af aan – eind jaren veertig – ook een studiegroep opgericht voor psychologen in instellingen: Het Gezelschap voor Klinische Psychologie. Het feit dat ze in Heiloo een psycholoog aannamen was maatgevend. Binnen vijf jaar hadden alle instellingen een psycholoog in dienst. Dat sloot aan bij de psychologische trend die toen overheersend was in de psychiatrie. Veelal met veronachtzaming van de biologische trend die toch mede bepalend is voor de psychiatrie als medisch vak.’ Meer dan een halve eeuw later kan Dijkhuis het geven van therapie nog steeds niet laten. ‘Ik heb een vrij grote groep van mensen die nog af en toe bellen voor een paar gesprekken. Daarnaast doe ik nog supervisie voor collega’s. Waarom? Je groeit erin, je hebt meer te bieden, bij collega’s heb ik dat gevoel vooral. Dat is vruchtbaar. Bovendien blijf ik zo een beetje in de running. Ik ben nu bijna 85; je gaat toch een beetje het contact met de maatschappij verliezen. Ik vind het ook leuk om het vak nog een beetje te blijven volgen. Maar het is niet het enige wat ik doe hoor. Ik ben ook aan het beeldhouwen geslagen.’
PRAKTIJKINSTITUUT In het pionieren als psycholoog heeft Dijkhuis onmiskenbaar plezier gehad. Na zijn inspanningen voor het vak, hield hij zich bezig met de opleiding tot klinisch psycholoog en psychotherapeut. Eind jaren zestig werd hij buitengewoon hoogleraar in de sociale aspecten van de klinische psychologie bij de vakgroep van Barendregt in Amsterdam. Er waren onder meer plannen een interfacultaire opleiding te starten, die Dijkhuis werd gevraagd deels te ontwikkelen. Omdat de samenwerking met Barendregt in bepaalde opzichten moeizaam was, was het voor Dijkhuis niet moeilijk om in 1971 te besluiten een uitnodiging van de Rijksuniversiteit Leiden aan te nemen om daar gewoon hoogleraar te worden in de klinische psychologie en de psychotherapie. Zijn werk in Heiloo gaf hij nu helemaal op. ‘Ik heb daar als voorwaarde gesteld dat er ook een praktijkinstituut kwam. Ik vind, mijn vak moet je niet geven vanuit theoretische overwegingen alleen. Dat bleek moeilijk voor elkaar te krijgen, ook al was men aanvankelijk enthousiast. Toen heb ik uiteindelijk besloten een IMP op te richten. Samen met Abraham, die hoofdassistent bij Psychiatrie was, ben ik de directie gaan voeren. Studenten moeten leren wat klinische psychologen en psychotherapeuten allemaal doen. Je hoeft natuurlijk niet alles toe te passen, maar wel gesprekken leren voeren, en die vaardigheid ook door kunnen geven.’ Dijkhuis’ aanvankelijk enthousiasme werd getemperd door de bezuinigingen begin jaren tachtig. ‘De democratisering viel weg, en ik voelde me eigenlijk erg alleen staan. Ik moest ook snijden – qua management was dat goed, maar verder natuurlijk niet leuk. Ik was blij dat ik in 1984 met emeritaat kon.’
NVP Dijkhuis bleef actief bij de ontwikkeling van de klinische psychologie. Hij was niet alleen actief binnen het NIP als voorzitter van de Sector Gezondheidszorg, maar vanaf 1984 ook voorzitter van de NVP. Hij droeg bij aan de wettelijke erkenning van de beroepen van gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut en de realisering van een postdoctorale beroepsopleiding voor klinisch psychologen. Aan de totstandkoming van de interim-registratie van psychotherapeuten door de overheid (Besluit 1986) en de regeling van psychologenberoepen in de Wet Big heeft hij in belangrijke mate bijgedragen. ‘In de periode dat ik voorzitter van de NVP was, speelde de vraag of het geven van psychotherapie een deskundigheid of een beroep was. Die vraag is tientallen jaren aan de orde geweest. Met de Wet Big op komst is er gekozen voor de erkenning van het beroep van psychotherapeut. Dat was politiek gezien een juiste keuze, maar eigenlijk vind ik psychotherapie een deskundigheid. Die met voldoende opleiding door verschillende beroepen uitgeoefend kan worden. Eigenlijk is die strijd nooit opgelost,’ gaat hij verder. ‘Ook binnen de NVP was veel verschil van mening. Tot op de dag van vandaag blijft ook onduidelijk wie de NVP zelf is – de verenigingen of NVP zelf? De specialistische verenigingen cultiveren uiteraard hun eigen inzich-
DE BESTUURDER
ten en uitgangspunten. Ga dat maar eens samenbrengen! Ik heb mezelf bij tijd en wijle wel verweten dat de NVP niet meer heeft gedaan om het vak maatschappelijk op de kaart te krijgen, maar ik vond wel dat psychotherapeuten het onderling eerst eens moesten worden over wat hen bindt.’
DIALOOG Toch blijkt Dijkhuis net zo maatschappelijk geëngageerd als kritisch. ‘Ik denk dat je individuen beter helpt als je ze in hun context laat functioneren en oog hebt voor hoe ze zich maatschappelijk bewegen en ontplooien. Dan gaat het niet alleen meer om symptoombestrijding, maar ook – en vaak meer – om persoonlijke ontwikkeling; dus moet je zorgen voor voorwaarden waaronder mensen zich kunnen ontwikkelen, persoonlijk en sociaal. Je kunt bovendien met psychotherapeutische inzichten en technieken sociale invloed uitoefenen.’ Het gaat hem om de dialoog, die zeker in de huidige multiculturele samenleving van groot belang is. ‘Je moet je bewust worden van je eigen vooringenomenheid.’ Al gelooft Dijkhuis niet dat het huidige systeem van financiering zich ervoor leent. ‘Er worden steeds meer kortdurende, symptomatische therapieën gegeven. Een typisch medisch denken, terwijl het er meer om gaat: hoe redden de mensen zich, hoe blijven ze in gesprek met zichzelf en vooral ook met anderen. Daarbij gaat het om een heel ander soort zorg. Zorg die bestaat uit het maximaliseren van de condities waaronder mensen zich kunnen ontwikkelen. Dat voor elkaar te krijgen, zou ik een ideale situatie vinden.’
DE BESTUURDER
‘PSYCHOTHERAPEUTEN DENKEN VEEL TE WEINIG POLITIEK. DAARMEE HEBBEN WE ONS LATEN MARGINALISEREN.’ (JUSTINE VAN LAWICK, 2005) GEWELD LEREN BEGRIJPEN Justine van Lawick past precies in de sfeer van het Lorentzhuis. Het mooie pand dwingt respect af, straalt kwaliteit en deskundigheid uit, maar het heeft tegelijk een creatieve en ontspannen sfeer. Samen met haar collega’s creëert ze een context van gelijkgestemde systeemtherapeuten. Justine van Lawick (1950) is van huis uit idealist. Met een aantal klasgenoten van de vrije school bedacht ze ooit een tehuis op te zetten voor gehandicapte kinderen. De een ging medicijnen studeren, de ander rechten, zijzelf koos voor de pedagogiek. Die droom is niet uitgekomen. Wel richtte ze met Leo van Dijk het Lorentzhuis op en krijgt ze nationaal en internationaal erkenning voor haar inzichten, publicaties en psychotherapeutisch werk op het gebied van geweldsproblematiek. Na haar studie sociale pedagogiek, rondde ze ook een opleiding tot klinisch psycholoog af. Een perfecte combinatie, heeft ze als gezinstherapeut ervaren. ‘Ik denk dat mensen die alleen klinische psychologie gedaan hebben, soms te weinig weten van kinderontwikkeling en kinderpsychopathologie. Als je ook een pedagogiekachtergrond hebt ben je gevoeliger voor kinderproblematiek die niet direct samenhangt met gezinsverhoudingen.’
CONTEXT Vanaf haar eerste baan in de psychiatrie in 1975 is Van Lawick ‘vrij monomaan’. ‘Ik ben altijd bezig geweest met het plaatsen van problematiek in de context waarin die zich voordoet, vaak het gezin. Ik werk systemisch. Om een klacht begrijpelijk te maken heb je die context hard nodig. Gek genoeg ervaar ik nog steeds dat het geen vanzelfsprekendheid is binnen de geestelijke gezondheidszorg. Het is niet standaard om de familie te horen en, waar geïndiceerd, bij de behandeling te betrekken. Er is een protocol, en de symptomen worden bestreden. Maar als je de context er niet bij betrekt kun je problemen verkeerd inschatten en loop je het risico dat je gemeenschapsgeld weggooit en binnen de kortste keren terug bij af bent.’ Van Lawick leerde het vak in de jaren zeventig, een tijd waarin de context de hoofdrol had. De meer medisch-biologische aanpak, die sinds de kentering van de jaren tachtig dominant is, vindt ze erg beperkend. ‘Ik kan daar wel eens moe van worden, maar tegelijk heb ik natuurlijk een werkomgeving voor mezelf gecreëerd die uiterst aangenaam is. Iedereen in het Lorentzhuis denkt net zo contextueel als ik.’
HET LORENTZHUIS Toen Van Lawick in 1983 de psychiater Leo van Dijk ontmoette, was deze net van plan een centrum te beginnen op het gebied van systeemtherapie. Voor Van Lawick kwam de vraag samen te werken precies op het juiste moment. ‘Ik werkte bij Vogelenzang (nu de Geestgronden), maar wilde er graag iets bij doen. We zijn begonnen op een verdieping in zijn huis. Ik was in Milaan geweest, Leo in Canada. We vonden het heel spannend om los van allerlei regels en de aanpak van een groot instituut onze eigen manier te ontwikkelen. We werkten volgens het Milanese model: van de eerste intake tot het eindoverleg pakten we het systemisch aan.’
DE SYSTEEMTHERAPEUT
JUSTINE VAN LAWICK
Langzamerhand kwamen er collega’s bij, en werd de overstap gemaakt naar het statige, ruime pand waar het Lorentzhuis tegenwoordig gevestigd is. Van Lawick houdt ervan achterover te leunen en te luisteren naar de bedrijvigheid in het pand. ‘Misschien heeft het Lorentzhuis niet zozeer de psychotherapie als wel de systeemtherapie geholpen op de kaart krijgen. We hebben echt een uitstraling gekregen. Hier is expertise, geldt het in de geestelijke gezondheidszorg. Er worden consulten aangevraagd, we kijken mee met collega’s. De opleiding loopt – zonder adverteren – altijd vol.’ Die uitstraling is er niet planmatig gekomen. Van Lawick gelooft wel dat het plezier van deze creatieve en innovatieve club afstraalt. Onder de lunch kan er serieus worden uitgewisseld, maar soms wordt er alleen gelachen. Er is vertrouwen en volledige gelijkwaardigheid; het coördinatorschap van het Lorentzhuis wisselt bijvoorbeeld, omdat niemand op zo’n taak zit te wachten. De twaalf praktijken zijn in principe onafhankelijk, maar dwarsverbanden zijn er te over. Naast therapieën geeft van Lawick veel supervisie en opleiding, en kiest ze voor actieve reflectie. ‘Ik vind de combinatie leuk: eenderde therapie, eenderde opleiding en supervisie en eenderde schrijven, reflectie en redactie. Ik doe al vijftien jaar redactiewerk, eerst voor Systeemtherapie en nu voor het Tijdschrift voor Psychotherapie. Alleen opleiding en reflectie vind ik ook niet genoeg: je moet voeling houden met de complexe praktijk. Daarbij is het altijd weer een avontuur om mensen te leren kennen en te begrijpen hoe het nu weer in elkaar zit.’ Als ze niet werkt is Van Lawick regelmatig te vinden op haar boerderij in Toscane. ‘Daar ben ik boerin. Even helemaal bezig met snoeien, rondstampen en in bomen klimmen. Een andere kant van me, die ik ook nodig heb. Ik kan me voorstellen dat dat later in mijn leven verschuift.’
GEWELD In de loop der jaren groeide het besef dat je niet om geweld heen kunt bij gezins- en relatietherapie. ‘Behandelingen raakten in een impasse omdat ik het geweld niet behandelde. Mensen zeggen meestal: ‘er valt overal wel eens een klap’ en ‘het gebeurt niet meer als we de problemen hebben opgelost.’ Dat wilde ik in het begin maar al te graag geloven, omdat ik het toen ook heel bedreigend en eng vond. Maar als je het geweld niet op tafel kunt krijgen en behandelen, kun je andere problemen ook niet oplossen. Het is zelfs andersom: zolang het geweld blijft bestaan is het zo onveilig dat je heel slecht problemen kunt oplossen. Pas als die veiligheid er is, kun je therapie doen.’ Van Lawick kan inmiddels goed omgaan met haar – soms zeer gewelddadige – patiënten. ‘Ik denk dat ik wel gezag uitstraal. Ik hoor vaak terug dat ik van het begin af aan wilde luisteren en het geweld echt probeerde te begrijpen. Dat ik ook hun kant wilde zien, en niet met een beschuldigend vingertje wees. Dat is de kunst. Het ís ook echt te begrijpen, binnen de context. Dat is iets heel anders dan excuseren – dat doe ik nooit. Dat wordt vaak door elkaar gehaald.’ ‘Daarnaast werk ik natuurlijk alleen met gewelddadige mensen – vergeet de vrouwen niet – die echt met me wíllen werken, en ook met de time-out methode die ik toepas. Er is ook een groep die in de forensische psychiatrie hoort. Daar kan ik in het Lorentzhuis niet mee werken. Er is gelukkig een veel grotere groep die hier wel kan veranderen.’ In de loop der jaren heeft Van Lawick steeds meer zicht gekregen op geweld van vrouwen. Uit het bekende Intomart-onderzoek uit 1997 bleek al dat het slachtofferschap bij beide seksen voorkomt. Tachtig procent van de daders is man, maar die cijfers verschuiven. ‘Vrouwen zijn gewelddadiger geworden, en dat krijgt te weinig aandacht. Na de emancipatie zijn vrouwen meer gaan meppen als ze er met woorden niet uitkwamen. Ze gebruiken ook veel psychologisch geweld, zijn goed in ondermijnen, in kwetsen. En dat kan heel diep gaan, het blijft vaak ook langer hangen dan klappen. Toch zie ik nog steeds meer gewelddadige mannen dan vrouwen. Ik zie ook dat ouders die zichzelf verbieden om een kind bijvoorbeeld even weg te zetten, psychologisch geweld gaan gebruiken. Die gaan zeggen "wat een rotkind ben je, je verpest mijn leven". Dat grijpt veel dieper in.’
DE SYSTEEMTHERAPEUT
Van Lawick was aanvankelijk verrast door de hoge cijfers met betrekking tot geweld. ‘Ik was vroeger naïever, had meer vertrouwen in de goedheid van de mens. Nu zie ik de schaduwkanten veel duidelijker. Dat is jammer, maar ook wel goed en realistisch. Ik denk dat je dat in elk vak hebt, dat het ook de levensfase is. Het is de kunst dat positieve geloof voor een deel te behouden, bijvoorbeeld dat mensen kunnen veranderen. Ik geloof dat ik daar wel in slaag. Gisteren nog, een man die zich opeens kan verplaatsen in zijn vrouw en kan reflecteren terwijl hij dat eerst niet kon … daar wordt ik heel blij van.’
POLITIEK Van Lawick is een van die therapeuten die de politiek bewust opzoekt. In 2004 schreef ze een brief aan de Tweede Kamer waarin ze de daling van het aantal zittingen hekelt. Verder doet ze vaak politieke uitspraken –‘ik heb een visie, die draag ik dus uit’– en probeert ze ook bekenden uit de politiek bij haar projecten te betrekken. ‘Binnenkort kunnen we, gesteund door een fonds van een groot bedrijf, een project voor ‘hopeloze families’ uitbreiden. Voor het bestuur daarvan benader ik politieke personen. Die moeten we gebruiken als visitekaartje naar buiten. Ik vind dat psychotherapeuten veel te weinig politiek denken. Daardoor hebben we ons erg in de marge laten drukken, terwijl zoveel onderzoek laat zien hoe effectief psychotherapie is. Ik hoop te bereiken dat psychotherapie niet verder ondermijnd wordt. Dat het een belangrijk vak blijft in de gezondheidszorg.’
DE SYSTEEMTHERAPEUT
BEHANDELEN VANACHTER DE PC – KAN DAT? ‘TRUDI, DANK VOOR JE OPMERKINGEN. JE SCHRIJFT DAT HET LIJKT ALSOF IK ME BETER VOEL WANNEER IK ZELF KAN BEPALEN WAT IK DOE. DAT VOELT ALS EEN EYE-OPENER, IK DENK DAT HET KLOPT. HET SLUIT PRECIES AAN BIJ HET GEVOEL DAT IK GELEEFD WORD, DAT IK ALLEEN MAAR DINGEN VOOR EN DOOR ANDEREN MOET DIE IK ZELF NIET WIL.’ (FRAGMENT UIT INTERNETBEHANDELING VAN WWW.INTERAPY.NL)
Geen sessie op de sofa, maar een consult vanachter de pc. Niet met luisterend oor en heldere blik de cliënt proberen in te schatten, maar op een beeldscherm lezen wat hij vindt en voelt. Zonder te zien wat hij doet, hoe hij zit. Psychische hulpverlening via internet is geen sciencefiction meer. Het aantal behandelaars dat via het wereldwijde web adviezen geeft groeit, en ook op het Nederlandse deel van internet verschijnen steeds meer therapeuten online. Via tientallen, zo niet honderden sites bieden ze hun diensten aan, variërend van een kort mailadvies tot complete behandelingen. Sommigen vragen er geld voor, anderen zien het als gratis service van de zaak. Er zijn sites voor alcoholverslaafden, depressieve tieners en slachtoffers van seksuele delicten, voor agorafoben en mensen met angst voor spreken in het openbaar. Het aanbod is immens. En de voordelen zijn groot: wachtlijsten ontbreken, het is goedkoop, anoniem en laagdrempelig en hulpzoekers kunnen online gaan op een moment dat het uitkomt. Alleen: iedereen kan een site beginnen en beloven de bezoeker van de kwellingen van zijn getormenteerde ziel te verlossen. Is de hulp wel goed? En is het mogelijk psychologische hulp te bieden zonder de cliënt direct voor je te hebben?
VLOEK Al sinds 1997 krijgt Interapy, een Amsterdams bedrijfje dat internettherapieën ontwikkelt, subsidies van het Nationaal Fonds Geestelijke Volksgezondheid om een standaard te ontwikkelen voor psychologische hulp via internet. Dit als antwoord op de wirwar van cyberhulpverleners. Inmiddels heeft het bedrijfje behandelingen ontwikkeld voor PTSS, burn-out, depressie en paniekstoornissen. Diagnostiek, behandeling, effectmeting, alles gebeurt op de site www.interapy.nl, waarop voor elke cliënt een stukje van de database is gereserveerd. Heeft iemand depressieve klachten, dan wordt hij eerst zorgvuldig gescreend met zestien genormeerde vragenlijsten, en vervolgens drie maanden lang getrakteerd op een uitgekiende reeks cognitieve gedragsinterventies. Met een tik op het toetsenbord tovert de therapeut psycho-educatie en huiswerkopdrachten tevoorschijn, van stemmingsmeters tot het uitdagen van negatieve automatische gedachten en gedragsexperimenten. Zelfs de feedback is deels voorgeprogrammeerd. ‘Interapy is completer dan alle andere internettherapieën’, zegt geestelijk vader Alfred – Freddy – Lange, hoogleraar klinische psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Behandelaar en cliënt hebben uitsluitend contact via het scherm en er wordt gewerkt volgens strikte protocollen die zijn aangepast voor gebruik op internet. Ik durf zelfs te zeggen dat ze beter zijn dan vis-à-vis.’ Een vloek in de kerk van de oude therapeutische leer. Was het niet de behandelaar zelf die de essentie vormde van zijn vak? Het tegenovergestelde is eerder het geval, meent Lange. ‘Therapeuten overschatten vaak hun eigen inbreng. Soms is het zelfs beter om een therapeut niet te zien. Hoeveel behandelaars zitten niet te glimlachen tegen een cliënt omdat ze denken dat dit stimuleert, terwijl het eerder averechts werkt?’ Wat geenszins wil zeggen, benadrukt hij, dat therapeuten bij Interapy overbodig zijn. ‘Die zijn juist heel belangrijk. En ze vinden het een fantastische methode.’
INTERNET
0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 010101010101010101010101010101010101010101010101010101010NVP0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101NVP101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010NVP010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010NVP010101010101010101010101010 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101NVP101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 101010101010101010101010101010101010101010101010NVP0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101NVP101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 10101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010NVP01010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010NVP01010101010101 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101NVP1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 010101010101010101010101010101010101010101NVP1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 10101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101NVP10101010101010101010101010 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101NVP101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010NVP010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010NVP010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 101010101010101010101010101010101NVP1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101NVP101010101010101010101010101010101010101 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101NVP1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 0101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 010101010101010101010101010101010101010101010101010101NVP1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010 1010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010
BASISBOUILLON De proef op de som. Trudi Lagestee is psychotherapeut bij Mentrum in Amsterdam, de GGZ-instelling die samen met Interapy het depressieprotocol heeft ontwikkeld. Toen ze een jaar geleden begon aan de pilot was ze sceptisch. ‘Mensen op afstand behandelen, dat kán niet, dacht ik. Het leek me een kille bedoening. Maar inmiddels ben ik kritisch enthousiast.’ Naast haar ‘gewone’ werk als individueel en groepstherapeut heeft Lagestee vijf Interapy-cliënten onder haar hoede. Twee keer per week behandelt ze hun depressie vanachter haar laptop. De voordelen zijn groot, vertelt ze. ‘Net als de cliënt kun je achter de pc gaan zitten op een moment dat het jou uitkomt. En heel belangrijk: er is ruimte voor reflectie. Je kunt even nadenken voor je feedback geeft, desnoods overleg je met een collega. Je flapt er niet zomaar wat uit, zoals je soms wel doet als je een patiënt recht tegenover je hebt. Dat maakt de kwaliteit van de interventie een stuk hoogwaardiger.’ Ook het doortimmerde stappenplan, compleet met voorgeprogrammeerde reacties, werkt verbazingwekkend goed, vindt ze. ‘Omdat alles is ingebed in het protocol, kun je niet links en rechts van de weg af raken. In een ‘normale’ therapie moet je steeds opnieuw hetzelfde uitleggen, nu snijd je vaste teksten toe op de cliënt. Dat is amazing. Vergelijk het met soep koken. Een stevige basisbouillon heb je, en daar voeg je wat goed gekozen ingrediënten aan toe. Voor de één een toefje room, voor de ander een beetje peper in z’n kont.’
OVERDRACHT Wennen was het natuurlijk wel, voor iemand die gepokt en gemazeld is in de vis-à-vis therapie. Al was het maar door het gebrek aan nonverbale informatie. Lagestee: ‘Je ziet niet hoe iemand beweegt of zit, hoort geen stem en geen intonatie. In die zin heb je minder informatie. Maar dat heeft ook z’n voordelen. Als je in de spreekkamer een cliënt van 110 kilo ziet, denk je meteen: die heeft een eetprobleem. Dat gebeurt niet als je iemand niet ziet. Het enige wat je hebt, zijn zinnen en woorden. Dat maakt deze therapie heel zuiver en to the point. Alle ruis die face-to-face kan optreden wis je uit.’ Maar het meest fascinerende vindt Trudi Lagestee de overdracht tussen cliënt en therapeut. ‘In tegenstelling tot wat ik dacht, groeit het contact met de cliënt naarmate het protocol zich verder ontvouwt. Cliënten voelen zich gesteund, gehoord en serieus genomen. Precies hetzelfde als bij een goed lopend face-to-face contact.’ De resultaten van de depressie-pilot bevestigen dat. Deelnemers beoordeelden de therapie gemiddeld met een 7.7, en de behandelaars met een 7.8. Over het contact was 78 procent tevreden. Hoge scores in vergelijking met vis-à-vis. Volgens Lange ligt dat aan de positieve toonzetting en empathie waarop behandelaars getraind worden. ‘Dat hoort basic te zijn in elke psychotherapie, maar in de opleiding wordt daar weinig aandacht aan besteed. Bij Interapy is de bejegening van de cliënt onderdeel van het protocol.’
VERBORGEN HULPVRAAG Interapy heeft een aantal zaken goed op orde, erkent Rosalinde Visser van het NIP. ‘Dat blijkt ook uit een rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Maar de vraag blijft of je als internetpsycholoog zonder face-to-face contact, alleen op basis van de gegevens die je via het internet krijgt, de klachten van de cliënt goed kunt inschatten. Je moet goed in staat zijn de wezenlijke zaken eruit te pikken. Veel hangt af van de deskundigheid en alertheid van de therapeut. Dat geldt voor iedere psycholoog, maar weegt bij internettherapie misschien nog wel zwaarder. Júist omdat het face-to-face contact ontbreekt.’ Bij Interapy wordt dit gemis opgevangen door de set genormeerde vragenlijsten, die samen de psychische toestand van de cliënt in kaart brengen. Wie ernstig depressief is, wie bepaalde medicijnen, drugs of alcohol gebruikt, wie last heeft van dissociatieve stoornissen, suïcidale neigingen of psychotische klachten, mag niet mee met de trein. Maar liefst dertig procent van de aanmelders wordt om een van deze redenen niet geaccepteerd. Toch vindt Trudi Lagestee de screening een zwakte in de Interapy-methode. ‘Er is geen uitgebreide DSM-IV intake, waarmee je een bredere diagnose kunt stellen. Onder depressieve symptomen kan bijvoorbeeld best forse borderline-problematiek schuilgaan. Dat haal je er niet uit met die vragenlijsten.’ Zelf heeft ze zo haar twijfels bij een van haar cliënten. ‘De therapie gaat moeizaam, ze doet lang over op-
INTERNET
drachten, uit zich tobberig en stelt steeds uit. Af en toe hoor ik helemaal niks. Ik ben inmiddels zo ervaren dat ik tussen de regels door lees dat er meer aan de hand is, maar een jonge therapeut ziet (leest) dat misschien niet.’ Langes nuchtere commentaar luidt dat er ‘ongelooflijk weinig’ miskleunen worden begaan. ‘We hanteren hoge cut-off scores, zoals ze vis-à-vis ook gebruikt zouden moeten worden. Niet voor niets werken diverse GGZ-instellingen al met onze screeningsmodules.’
GEEN PANACEE Screening volgens de Interapy-methode is niet het enige waar ’GGZ-instellingen vertrouwen in hebben. Een derde van de instellingen werkt inmiddels samen met het jonge therapiebedrijf, en het worden er steeds meer. Ongetwijfeld draagt de effectiviteit van de behandeling daaraan bij. ‘tachtig procent van de cliënten verbetert tot het niveau van genezing’, staat op de site te lezen. De rest verbetert licht. Daarbij speelt natuurlijke selectie wel een rol, erkent Lange. ‘Het zijn mensen die a: niet te digibeet zijn, b: gemotiveerd zijn om iets aan hun probleem te doen en c: een duidelijk omschreven klachtgebied hebben. Maar ik vind dat geen bezwaar. Voor die mensen die bereid zijn deze therapie te doen, werkt het. Meer kun je niet zeggen.’ Internettherapie is dus geen panacee. Voor bepaalde groepen is het een uitkomst, anderen kunnen toch echt beter een psychiater of psycholoog tegenover zich hebben. ‘Dat zal altijd zo blijven’, zegt Lange, die zelf overigens alleen maar face-to-face behandelt. Maar het kán dus wel, therapie zonder de cliënt te zien – waarmee het oude theoretische concept op de helling wordt gezet. ‘Een boeiend maar ook bedreigend gegeven’, aldus Lagestee.
INTERNET
‘OPLEIDEN IS NET ALS PSYCHOTHERAPIE BEÏNVLOEDEN, EN BEÏNVLOEDEN IS VERANDEREN. OM HET OPLEIDPROCES BINNEN DE PSYCHOTHERAPIE GAANDE TE HOUDEN, IS HET NODIG DAT ER IN DE OPLEIDING ZELF VOLDOENDE BEWEGING EN VERANDERING ZIT.’ (LIDWIEN GEERTJENS, 2004) PSYCHOTHERAPEUT IN ONTWIKKELING De ontwikkeling van het kind geeft een extra dimensie aan haar vak als psychotherapeut. ‘Je werkt altijd in twee sporen, dat van de pathologie en dat van de ontwikkeling.’ Ontwikkeling lijkt de rode draad in haar carrière. Niet alleen die van het kind, maar ook haar eigen veranderingsproces en dat van haar collega’s. En niet in de laatste plaats de ontwikkeling van het vak zelf. Ze was volgens de fotograaf de eerste lachende psychotherapeut die hij op de foto zette, vertelt Lidwien Geertjens (1953). Terwijl ze het zegt, verandert haar kleine mond in een brede grijns. ‘Psychotherapeuten gedragen zich vaak bloedserieus, en waarom? Natuurlijk, het is een serieus vak, maar je moet op gepaste wijze ook jezelf zijn. Toen ik net begon dacht ik dat het niet kon, lachen als therapeut. Nu maak ik met sommige cliënten grapjes, ik neem ze een beetje in de maling, of zij mij. Met anderen gaat dat niet, dat voel je aan.’ Door haar jarenlange ervaring als psychotherapeut weet ze beter wie ze zelf is en hoe ze dat kan gebruiken in een therapie. ‘Om dat te ontwikkelen is supervisie van groot belang.’
LEREN LUISTEREN Op de middelbare school besluit Lidwien Geertjens heel bewust om psychologie te gaan studeren. ‘Op de televisie zag ik een documentaire over Anton Heijboer, die toen drie vrouwen had. Is hij gek of is er iets anders aan de hand?, vroeg ik me af. Het fascineerde me mateloos waarom iemand doet wat hij doet, of zegt wat hij zegt. En waarom de één na een vreselijk leven toch redelijk gelukkig is, terwijl de ander op het eerste gezicht zonder aanwijsbare reden disfunctioneert.’ Het boeit haar nog steeds, omdat elke cliënt weer anders is en daardoor elke therapie weer nieuw. ‘Ik leer nog elke dag bij, ontwikkel me nog net zo als toen ik begon.’ Het begint in 1971 aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, waar Geertjens Klinische Psychologie studeert. Haar grote inspirator is professor Wijngaarden. Hij laat haar zien wat een gesprekstherapie voor iemand kan doen en hoe belangrijk het is daarbij goed te luisteren. ‘Wijngaarden was een bijzonder mens en een begaafde therapeut. Hij kon écht luisteren. Dan zat hij met zijn hoofd leunend in een hand, zijn ogen gesloten, om vervolgens precies de juiste vraag te stellen.’ Door Wijngaarden ontwikkelt Geertjens ook haar voorkeur voor de Rogeriaanse therapie. ‘Jung en Freud waren heel belangrijk, maar de cliëntgerichte therapie van Rogers was de basis. Tegenwoordig ligt dat anders, gebruik ik verschillende methodes naast elkaar, afhankelijk van mijn cliënt. En ook de toegenomen kennis van psychische stoornissen en ziektes speelt nu veel meer een rol.’
INTRIGERENDE GROEP Na de VU, eind jaren zeventig, kiest Geertjens in eerste instantie voor de volwassenenpsychiatrie, maar in de jaren die volgen schoolt zij zich steeds verder in de adolescententherapie, en dat wordt haar metier. Sinds 1993 werkt ze als therapeut, supervisor en opleider bij
DE OPLEIDER
LIDWIEN GEERTJENS
Fornhese in Amersfoort, op de afdeling voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie, van waaruit zij de kinder- en jeugdpsychotherapie landelijk een gezicht geeft. ‘Ik vind de adolescenten nog altijd een intrigerende groep. Het zijn kinderen, ze zijn nog volop in ontwikkeling, maar je kunt op een vrij volwassen manier met ze praten. En je hebt altijd te maken met een derde partij, het thuisfront. Dat maakt het ingewikkeld, maar ook heel interessant.’ De hulp van de ouders is noodzakelijk om de therapie van hun kind te laten slagen. Volgens Geertjens zijn kinderen zolang ze thuis wonen nog heel sterk verbonden met hun ouders en daardoor vaak heel loyaal aan hen. ‘Dan kan een kind het anders willen, maar als de ouders daar niet achter staan, schiet het niet op.’ Ook de ontwikkeling van het kind maakt haar werk extra boeiend. Die is van groot belang in de adolescententherapie. ‘Je werkt altijd met twee sporen. Terwijl de therapie loopt, staat ook de ontwikkeling van het kind niet stil. Een kind van twaalf kan nog niet alles wat een kind van zeventien kan. Daar moet een therapeut rekening mee houden. ‘Als een volwassen vrouw zich opsluit op haar kamer, haar ogen zwart krijt en naar sombere muziek luistert, stel je een andere diagnose dan wanneer het om een meisje van vijftien gaat.’
INVESTEREN IN DE TOEKOMST De kinder- en jeugdpsychotherapie zit vrij gecompliceerd in elkaar. Je moet als therapeut immers meerzijdig partijdig zijn: je bent er voor het kind, maar net zo goed voor de ouders. Daarom buigen meerdere psychologen en soms psychiaters zich erover. Dat is volgens Lidwien Geertjens een groot pluspunt van haar vakgebied. ‘Niet ik, maar collega’s praten bijvoorbeeld met de ouders van een kind. We leren veel van elkaar en sturen elkaar bij. Dat zou bij volwassenentherapie ook geen overbodige luxe zijn.’ Supervisie, opleiding en beleid zijn onderdelen van haar vak waar Geertjens zich graag hard voor maakt. Ze is sinds eind jaren tachtig betrokken bij het opzetten van verschillende opleidingen, met name op het gebied van kinder- en jeugdpsychotherapie. Momenteel is ze lid van de Kamer Gezondheidszorgpsycholoog, het College Specialismen van de Federatie van gezondheidszorgpsychologen en van verschillende opleidingscommissies op het gebied van klinische psychologie voor volwassenen, ouderen, kinderen en jeugdigen. Daarnaast is ze onder meer voorzitter en initiator van het Landelijk P-opleiders Overleg en psychotherapeut bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam. Ze bekent grinnikend dat ze wat betreft het lesgeven erfelijk is belast. Haar vader was leraar Nederlands, haar moeder doceerde wiskunde. ‘Ik wilde dus per se niet in het onderwijs, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Toen ik nog aan de VU studeerde begon ik al met lesgeven en dat is altijd gebleven. Ik vind het belangrijk, je investeert ermee in de toekomst. En er zit ook een duidelijke overlap in het vak van onderwijzer en dat van psychotherapeut. Het gaat bij beide om het begeleiden van mensen in ontwikkeling.’
HAND IN EIGEN BOEZEM Lidwien Geertjens vindt het belangrijk dat therapeuten blijven nadenken over de manier waarop ze hun vak uitoefenen, en dat ze dat binnen de instelling waar zij werken meer zouden moeten vormgeven. ‘Helaas is daar door de efficiencyslag die gemaakt wordt, steeds minder tijd en geld voor.’ De NVP had misschien meer kunnen doen om de beroepsgroep machtiger te maken en zo bepaalde veranderingen te voorkomen. Maar ze weet ook dat daar door een aantal mensen zeker veel tijd en energie in is gestoken. ‘De psychotherapeuten, ikzelf incluis, moeten ook de hand in eigen boezem steken. Misschien hadden we met z’n allen de barricaden op gemoeten, net zoals de artsen dat doen.’ Vanaf 1999 raakt Geertjens betrokken bij het opzetten van de differentiatie Kinderen en Jeugdigen binnen de nieuwe opleiding tot klinisch psycholoog. Even is het een dilemma om er aan mee te werken, want de nieuwe opleiding zou afbreuk kunnen doen aan het vak van psychotherapeut, schrijft ze in het artikel Psychotherapie: een deskundigheid in beweging in praktijk en opleiding (2004). ‘Maar door niet mee te helpen zou je het helemaal uit handen geven, dat vond ik ook zonde. Bovendien is het goed om in te zien dat ook een opleiding in ontwikkeling moet zijn om inhoudelijk te kunnen blijven veranderen. Ik sta dan ook helemaal achter de nieuwe opleiding.’
DE OPLEIDER
ONWENSELIJKE ONTWIKKELINGEN Doordat kinderen volgens de wet vanaf hun achttiende volwassen zijn, worden zij vanaf die leeftijd ook als een volwassene behandeld, en dat is volgens Geertjens zeker niet altijd goed. In de volwassenentherapie wordt nu eenmaal geen rekening meer gehouden met de ontwikkeling van een adolescent, terwijl die tot zijn 22ste kan duren. En zo zijn er meer ontwikkelingen die niet bepaald wenselijk zijn en die bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat de Jeugdzorg te veel gebureaucratiseerd is. ‘De toegang tot de geestelijke gezondheidszorg is moeilijker geworden, waardoor veel ernstige psychiatrische problematiek ten onrechte bij de Jeugdzorg terecht komt.’ Bij de ophef van de laatste tijd over de Jeugdzorg, en ook de tbs, speelt echter ook iets anders, denkt Geertjens. ‘De illusie heerst dat alles te voorkomen is, maar dat is niet zo. Mensen plegen zelfmoord, moorden, mishandelen en verwaarlozen hun kinderen. De preventie kan zeker beter, maar helemaal uitsluiten kunnen we dat nooit.’ Evident is het wel dat de bezuinigingen die nu plaatsvinden in de volwassenen gezondheidszorg, effect hebben op de Jeugdzorg en de Kinder- en Jeugdpsychotherapie. ‘Kinderen gedijen als hun ouders psychisch gezond zijn. Dat klinkt meer dan logisch en inmiddels is ook door een nieuwe tak van wetenschap, de infantary search, aangetoond dat bijvoorbeeld de hersenen van kinderen zich beter ontwikkelen als hun ouders goed functioneren.’
DE OPLEIDER
‘ONDERZOEK DOEN IN DE PSYCHOTHERAPIE IS EEN VRIJ EENZAME BEZIGHEID. DE PRACTICI LEZEN DAT SOORT PUBLICATIES ZELDEN.’ (GERMAIN LIETAER, 2005) ASSISTEREN BIJ NIEUW LEVEN De loopbaan van psychotherapeut Germain Lietaer (1939) is nauw verbonden met de Universiteit van Leuven. Hij is honkvast. Altijd gebleven bij zijn eerste liefde, zoals hij dat zegt, ‘de cliëntgericht-experiëntiële psychotherapie’. Maar daarbinnen is hij wel een vrijdenker, die bruggen bouwt. ‘Mijn tweede liefde is de integratieve therapie. Het één sluit het andere niet uit. Het is net als in een relatie. Je hebt pijlers nodig, maar de bruggen zijn ook belangrijk.’ Nog geen jaar geleden is Germain Lietaer met emeritaat gegaan. In plaats van zestig uur, werkt hij nu nog maar dertig uur per week vanuit zijn vrijstaande woning in Bertem, een voorstad van Leuven. Hij oogt relaxed. Naast hard werken, is er meer tijd gekomen voor andere zaken. Nog altijd is hij zeer enthousiast over zijn vak. Als ik hem vraag of hij lid is van de NVP, vraagt hij verwonderd of dat mogelijk is als Belgisch therapeut. Professioneel stilzitten kan hij nog niet. Er zijn nog onderzoeksresultaten die hij wil publiceren. In voorbereiding is een revisie van het Leerboek Gesprektherapie.
GOED GEKOZEN Waarom? Hoe zit het in elkaar? Als onderzoeker stelt Lietaer zich voortdurend dergelijke vragen. Maar als het hemzelf betreft, vindt hij de vraag ‘waarom bent u psychotherapeut geworden’ toch ingewikkeld. ‘Eind jaren vijftig gingen in het katholieke Vlaanderen steeds meer jongeren psychologie studeren in plaats van naar het seminarie te gaan om priester te worden, zoals tot dan gebruikelijk was. Men zegt wel eens dat de psycholoog de biechtvader of de geestelijke leider heeft vervangen. Dat heeft meegespeeld. Het motief van mensen helpen.’ Open vertelt hij dat psychotherapie hem waarschijnlijk ook trok omdat hij zelf, zeker in die tijd, nogal een geremde, angstige jongen was. ‘Mensen die zeer gezond zijn, die nooit psychologische problemen hebben gehad, zijn meestal minder geïnteresseerd in een vak als psychotherapie.’ Hij is nog steeds zeer content met zijn keuze. ‘Het is misschien wat voyeuristisch, maar je komt als therapeut in contact met wat er gebeurt achter de schermen in de levens van mensen, met de diepere lagen die soms helemaal anders zijn dan wat men aan de buitenkant ziet. Het is ook altijd mooi om mensen positief te zien evolueren. Net als een vroedvrouw assisteer je bij nieuw leven.’
CLIËNTGERICHTE PSYCHOTHERAPIE Hij is een Rogeriaan; cliëntgericht-experiëntieel, zoals dat is gaan heten. ‘De grondidee van Rogers is erin gelegen dat men vanuit empathie, echtheid en aanvaarding cliënten een veilig klimaat biedt, waarbinnen zij zichzelf kunnen terugvinden. Dat trok me meer aan dan het psychoanalytische gedachtegoed dat ik nogal abstract vond, te ver van de concrete realiteit. Bovendien was het een veel duurdere opleiding, die in die tijd haast uitsluitend toegankelijk was voor psychiaters. De werkwijze en de ideeën van Rogers daarentegen waren vrij concreet, met in zijn boeken veel voorbeelden en therapiefragmenten en een nadruk op empirisch onderzoek, hetgeen in die tijd in de
DE WETENSCHAPPER
GERMAIN LIETAER
psychoanalyse nog niet het geval was. Dat heeft wel meegespeeld in de keuze van mijn oriëntatie.’ Na het afronden van zijn doctoraat raakte hij als onderzoeker betrokken bij de opleiding klinische psychologie, die in 1964 van start was gegaan. Binnen het Centrum voor Cliëntgerichte Therapie en Counseling hield Rombauts zich vooral bezig met het onderwijs en Lietaer met onderzoek.
WISSELWERKING Lietaer ziet zichzelf op de eerste plaats als onderzoeker. ‘Maar, ‘het geloof zonder werken is dood’, zei men vroeger. Het is heel belangrijk voor me geweest dat ik wekelijks een aantal cliënten zag. Ook het opleiden van therapeuten was altijd een inspirerend onderdeel van mijn werk. Iedere week deed ik supervisie aan de hand van bandopnames van therapeutische sessies. Al was mijn eigen cliënteel eerder beperkt, toch had ik contact met een grote waaier van problematieken. Dat is stimulerend geweest voor mijn eigen evolutie. Je botst op allerhande problemen die therapeuten in opleiding hebben en tracht er een oplossing voor te vinden. Het helpt om niet vast te houden aan een orthodoxe benadering. De cliënt komt uiteindelijk eerst, niet de theorie .’
OVEREENKOMSTEN De overeenkomsten tussen de therapeutische oriëntaties zijn in de praktijk kleiner dan in de theorie beweerd wordt. Hij weet bijvoorbeeld nog goed dat het voor hem een nieuw inzicht was toen uit zijn vergelijkend onderzoek bleek dat de mate van directiviteit zoals cliënten die beleven, niet negatief correleert met empathie. ‘Cliënten konden zich tegelijk empathisch en directief behandeld voelen. Dit deed de vraag rijzen of een meer directieve houding wel zo negatief was, zoals orthodoxe Rogerianen beweerden.’ Uit vergelijkend onderzoek bleek verder dat de Rogeriaanse grondhoudingen ook in de andere richtingen door de cliënten in ongeveer even hoge mate worden beleefd. ‘Cliënten in gedragstherapie voelden zich evenzeer begrepen door hun therapeut. Het feit dat empathie niet expliciet in de theorie was opgenomen, betekende dus niet dat ze in de praktijk niet aanwezig was. Cliënten in alle bonafide richtingen voelen zich begrepen, aanvaard en hebben vertrouwen in de integriteit van hun therapeut.’ Concluderend: ‘Van de verschillende therapieën zijn de technieken en procedures anders. Maar uiteindelijk zijn dit slechts invalswegen, kanalen waarlangs cognitief-emotionele attitudes van de persoon beïnvloed en geherstructureerd worden. Grosso modo zijn de richtingen allemaal even succesvol. Er zijn eigenlijk grotere verschillen tussen therapeuten dan tussen therapeutische oriëntaties: los van de richting waartoe ze behoren, doen sommige therapeuten het beter dan andere.’
FIER Hoewel hij het wat snoeverig vindt om te zeggen, is hij er fier op dat het Leuvens Centrum voor Cliëntgericht-experiëntiële Psychotherapie en Counseling een belangrijke bijdrage heeft kunnen leveren aan de evolutie van de cliëntgerichte psychotherapie. ‘Internationaal hebben we een belangrijke rol gespeeld in de integratie van de verschillende subrichtingen van de humanistische psychotherapie. Want er zijn niet alleen de vier hoofdrichtingen. Binnen de grote paradigma’s zijn er ook nog verschillende kamers, die elk zowat de neiging hebben orthodox te zijn en weinig contact te onderhouden met de andere suboriëntaties. Hier in Leuven hebben we van begin af aan aangestuurd op het integreren van deze stromingen. Vanuit de gedachte, dat het geheel meer is dan de som der delen. Dat is wel typisch voor ons centrum.’
WETENSCHAPPELIJKE KICK Het onderzoek heeft hem altijd gemotiveerd. ‘Een belangrijk onderdeel van onderzoek bestaat erin concepten te operationaliseren. Het meten van complexe processen helpt om de theorie te verfijnen. Het geeft mij een methodologische kick als ik iets op een betrouwbare
DE WETENSCHAPPER
manier kan meten.’ Over het effect van onderzoek op de praktijk maakt hij zich echter geen illusies. ‘Therapeuten zouden zich door onderzoeksresultaten moeten laten inspireren. Maar ik u moet bekennen dat onderzoek doen in de psychotherapie een vrij eenzame bezigheid is. De practici lezen dat soort publicaties zelden’, zegt hij met een zachtmoedige glimlach op zijn gezicht. Ook vindt hij het verwonderlijk dat veel therapeuten zich niet op de hoogte houden van belangrijke vernieuwingen en recente overzichtswerken.
PROCESGERICHT ‘Ik heb vooral onderzoek gedaan naar het proces. Wat gebeurt er precies tijdens veranderingsmomenten? Wat doet de therapeut en wat gebeurt er precies in de cliënt? Dat vind ik wetenschappelijk de meest interessante vragen. Politiek-professioneel blijkt dat helaas niet belangrijk. De overheid is enkel geïnteresseerd in de vraag of het helpt en in hoeveel sessies het helpt. Deze trend is voorlopig nog sterker in Nederland dan in Vlaanderen. Ik heb de indruk dat men in Nederland in een keurslijf wordt gedwongen van protocollen met een beperkt aantal sessies en telkens moet motiveren wanneer er meer sessies nodig zijn. Ik vind empirische validatie van therapiebenaderingen zeer legitiem, maar het gebeurt bijzonder eenzijdig.’ Op basis van alle bestaande onderzoek zou hij het logischer vinden de effectiviteit van therapeuten empirisch te onderzoeken in plaats van de therapierichtingen.
ERNSTIG In België heerst er net als in Nederland geen taboe meer op het in therapie gaan. Wel gaan mensen pas in therapie als het probleem zeer ernstig is: in uiterst psychische nood. Niet om te groeien, zoals in de jaren zestig en zeventig. ‘Persoonlijk denk ik dat we een te sterk onderscheid hebben gemaakt tussen counseling en psychotherapie, wat veel te maken heeft met het onderscheid tussen eerste- en tweedelijnszorg. In feite vraagt het van de helpende persoon in hoge mate dezelfde competenties. Beide vormen van hulp zijn uiterst belangrijk. Er kan immers ook veel hulp geboden worden langs andere wegen dan via klassieke therapie. Door de nadruk die wordt gelegd op korte ingrepen en managed care, begint het onderscheid tussen counseling en psychotherapie met een grote T overigens te vervagen. Toch blijft het zo dat heel wat cliënten een langduriger therapeutisch proces nodig hebben. In Vlaanderen zie ik meer en meer een markt tot stand komen van privé-therapeutisch werk waar de ziekenkas niet tussenkomt en de cliënten zelf instaan voor de kosten. Vanuit sociaal standpunt valt dit natuurlijk te betreuren.’
DE WETENSCHAPPER
‘IK HEB DE HELE OPLEIDING MOETEN AANHOREN DAT HET VAK ZOU VERDWIJNEN.’ (ANNET SLAATS, 2005) DIT VAK IS GEWELDIG Voor sommige dingen kun je niet weglopen. Annet Slaats (1969), kind van twee psychotherapeuten, wilde na een jeugd vol zware gesprekken alles behalve zelf psychotherapeut worden. En nu is ze het toch en het is geweldig. ‘Ik vind het bijzonder dat ik een tijdje met iemand mee mag lopen.’ Eigenlijk wilde ze niet. Haar ouders zaten allebei in het vak en dat betekende elke avond zware gesprekken aan tafel. Toen de ouders van Annet Slaats uit elkaar gingen, bleef ze bij haar moeder wonen. ‘Mijn opvoeding was heel erg jaren tachtig,’ zegt ze daarover. Met een groots gebaar: ‘Ontwikkel jezelf!’ Nooit zou ze kiezen voor het vak van psychotherapeut, dacht ze toen. Maar het bloed kruipt nu eenmaal waar het niet gaan kan en inmiddels is Annet Slaats op haar plek. In de psychotherapie, na een kleine dwaling en een flinke schoolcarrière. ‘Ik wilde ‘iets’ met mensen doen, maar beslist niet mijn ouders achterna. Ik koos voor fysiotherapie, dat kwam in de buurt van wat ik wilde. Het was het niet. Een van mijn huisgenoten studeerde psychologie. Dat vond ik stiekem wel wat, maar het kón gewoonweg niet, ook al omdat ik geen vwo-diploma had.’ Het compromis kwam met de opleiding bewegingstherapie. Het papiertje werd behaald en Annet Slaats ging aan de slag als bewegingstherapeut, maar ontdekte al snel dat ze ook hierin haar ei niet kwijt kon. ‘Het ging niet diep genoeg. Ik zag wel dat er iets gebeurde, maar vaak wist ik te weinig van de achtergrond van mensen. Bovendien was er nauwelijks ruimte om ze te vragen hoe ze de oefeningen ervaren hadden.’ De optelsom was snel gemaakt. Op haar 26ste toog Annet Slaats naar Nijmegen om de studie psychologie te volgen, met als einddoel psychotherapeut worden.
HAASTWERK In het derde jaar van haar studie leken de donkere wolken zich boven haar hoofd samen te pakken. De opleiding tot psychotherapeut dreigde te worden opgeheven. Het BIG-register Psychotherapeut zou gesloten moeten worden. ‘Ik wilde koste wat het kost de opleiding tot psychotherapeut volgen én afmaken. Het werd haastwerk. Ik moest een aantal tentamens halen voor ik mocht solliciteren. Toen ik mijn laatste tentamenbriefje in mijn hand gedrukt kreeg, had ik mijn sollicitatiebrieven in de andere. Ik was welkom in Weert en in Eindhoven. Uiteindelijk koos ik voor Weert en daar werd ik later ook ‘echt’ aangenomen. Maar ik heb hoe dan ook gedurende de hele opleiding moeten aanhoren dat het vak zou verdwijnen. Uiteindelijk is dat met een sisser afgelopen.’ Annet Slaats is nu een jaar gediplomeerd psychotherapeut. In het Regionaal Centrum GGz Weert geeft ze groeps- en individuele therapie aan jongvolwassenen en volwassenen. ‘Het is een erg leuke baan. We hebben een gedreven manager en er kan veel. Na de aanvankelijke weerstand is de psychotherapeute helemaal om. Het klinkt wellicht wat dramatisch, maar het vak drukt een stevige stempel op haar leven. Ook in haar vrije tijd zoekt ze, bewust of onbewust, naar raakvlakken met haar beroep. ‘Ik kan het niet loslaten,’
DE STARTER
ANNET SLAATS
zegt Annet op verontschuldigende toon. ‘De films die ik zie hebben een link met psychologie. Hetzelfde geldt voor de boeken die ik lees. Ik ben altijd bezig met mensen en hun relaties. Mijn dochter bekijk ik als moeder, maar ook als therapeut. Als ze een nieuwe fase ingaat, denk ik: aha! Het moment waarop zij ‘ik’ zei vond ik bijna net zo belangrijk als haar geboorte. Dat was haar psychologische geboorte. Als ik haar naar de crèche breng, probeer ik de onderlinge relaties te doorgronden. Je ziet, de fascinatie voor mijn werk gaat best ver. Zo heb ik heb me bijvoorbeeld ook voorgenomen om weer te gaan hockeyen. Gewoon omdat het me leuk lijkt een teamsport te beoefenen, maar stiekem verheug ik me er natuurlijk ook op dat ik weer een nieuw groepsproces kan analyseren.’
KOETJES EN KALFJES Niet zelden wordt ze in haar vrije tijd aangesproken door iemand die even zijn hart wil luchten. De psychotherapeute biedt bijna altijd een luisterend oor. ‘Ik vind dat geen probleem. Mensen trekken naar mij toe. ‘Jij luistert zo goed’, zeggen ze dan. Waar het over gaat? Eigenlijk over alles. Over een burenruzie of over een wandeling die ze die dag hebben gemaakt. Mensen komen heus niet altijd met problemen. De keerzijde is wel dat ik het moeilijk vind om over koetjes en kalfjes te praten. Het hoeft voor mij niet allemaal serieus en moeilijk te zijn, maar het moet wel ergens over gáán. Als iemand zegt: ‘Mijn vader is net overleden, maar ik voel me prima’, denk ik: 'maak dat de kat wijs'. Daar kan ik dan niks mee. Nee, het is me nooit opgevallen dat iemand níet met me wil praten omdat ik psychotherapeut ben. Dat is wel iets wat ik heb ervaren toen ik kind was. Kinderen durfden niet bij ons te spelen omdat ze dachten dat mijn ouders door ze heen konden kijken. Mijn man zit niet in het vak. Dat is prettig. Hij spreekt me er ook op aan als ik doordraaf. Rijden we naar huis van een avondje uit, zegt hij tegen me: ‘Dát had je misschien niet moeten zeggen’.’ Annet Slaats noemt het een bevredigend vak. Het contact met de meest uiteenlopende mensen vindt ze fascinerend. Maar het meest wordt ze toch wel geraakt door het feit dat mensen haar helemaal vertrouwen. ‘Ik ben van nature erg nieuwsgierig naar mensen. Nu mag ik ze alles vragen. Dat mensen hun kwetsbaarheid met mij delen vind ik heel bijzonder… Dat ik een tijdje met iemand mee mag lopen… Elke keer opnieuw denk ik: wauw.’
ONTDAAN Dan komt het moment dat een cliënt zegt: ‘Ik kan het weer zelf’. ‘Ik vind het moeilijk om mensen te laten gaan. Als ik afscheid heb genomen van iemand die ik in een periode twee jaar heb gesproken ben ik ook altijd een beetje ontdaan. Zo’n cliënt gaat ook iets voor mij betekenen. Dan heb ik even wat tijd voor mezelf nodig. Ik durf niet te beweren dat zo iemand dan ook genezen is; geestelijke gezondheid is een continuüm. Daarom heb ik ook zoveel moeite met die beperking van het aantal sessies. Soms ben je nog niet klaar met iemand, maar moet je hem wel laten gaan. Dat doet pijn. Ik ben er op zich wel voor dat mensen hun eigen verantwoordelijkheden nemen, maar het is niet realistisch te veronderstellen dat iemand die in 36 jaar een bepaald gedrag heeft aangeleerd, daar in een half jaar van af kan komen. Begrijp me goed, ik snap dat er grenzen gesteld moeten worden en als mensen zelf iets moeten betalen is dat misschien helemaal niet zo verkeerd, maar ik vind het tragisch dat iemand die zijn hele leven al geen steun en opvang heeft gekregen op die manier wordt gestraft. Het is jammer dat er niet wat beter naar de vakmensen wordt geluisterd.’ Het moet frustrerend zijn te zien dat het steeds moeilijker wordt patiënten op een goede manier te begeleiden. Zeker als je net begonnen bent en je nog zoveel wilt bereiken. Annet beaamt dat, maar voegt er direct aan toe: ‘Ik vind het vak geweldig, dus mij jagen ze niet weg. Alternatieven voor het overheidsbeleid heb ik niet, maar ik vind wel dat ze eens naar het totaalplaatje moeten kijken. Uit onderzoek blijkt dat de kosten van met name borderline-patiënten enorm dalen zodra ze in psychotherapie komen, al dan niet ambulant. Dat zijn kosten die samenhangen met ondermeer therapie, somatische zorg, drugs- en alcoholgebruik en werkproblemen. Dan tel je niet eens het levensgeluk van mensen mee. Vooralsnog verzet ik me nog niet actief tegen het overheidsbeleid. Dat is een kwestie van tijd. Aan ambities geen gebrek. Aan tijd des te meer.’
DE STARTER
HELEMAAL LEEG Welke ambities heeft Annet Slaats binnen haar vakgebied? Hoe ziet ze zichzelf over pakweg vijftien jaar? ‘Oei, dan ben ik vijftig. Ik ben dan nog steeds psychotherapeut. Ik wil iets gaan doen met een mix van bewegingstherapie en gewone therapie. Nu ga ik al één keer in de zes weken met mijn groep de zaal in. Ik wil bekijken hoe het groepsproces zich in een zaal ontwikkelt, en wat dat allemaal betekent. En ik wil ook nog eens promoveren. Ik wil graag onderzoeken waarom bij een gebeurtenis de ene persoon de ene stoornis ontwikkelt en de andere persoon de andere. Als ik daar de vinger achter kan krijgen, zou dat heel waardevol zijn. Privé? Ik wil op den duur naar buiten. Ik wil ergens gaan wonen waar ik de ruimte heb. Ik vind de psychotherapie best een zwaar vak. Je hoort veel, bent steeds aan het analyseren en doordenken. Soms heb ik ook echt de behoefte om onderuit te zitten in een stoel en een beetje voor me uit te staren. En dan even helemaal niets doen.’
DE STARTER
THERAPIE ALS VERLENGSTUK VAN DE MAATSCHAPPELIJKE NORM WIE IN PSYCHOTHERAPIE GAAT, WIL DOORGAANS VERANDEREN. MAAR WAT GEBEURT ER ALS NIET DE PATIËNT, MAAR DE RECHTER KIEST VOOR BEHANDELING, OMDAT DE MAATSCHAPPIJ LAST HEEFT VAN DE PATIËNT? KAN ZO’N BEHANDELING OOIT EFFECT HEBBEN? FORENSISCHE PSYCHOTHERAPIE IN NEDERLAND. Pedofielen, exhibitionisten of geweldplegers: ze doen dingen die maatschappelijk gezien niet door de beugel kunnen. Diezelfde maatschappij erkent de laatste honderd jaar wel dat er psychische stoornissen bestaan die daders minder of geheel niet toerekeningsvatbaar maken, waardoor ze recht hebben op behandeling in plaats van of naast een straf. ‘De onvrede bij rechters en psychiaters om delinquenten te straffen die psychisch niet in orde waren maar niet psychotisch, bestond al vanaf het nieuwe wetboek van strafrecht in 1886,’ vertelt Hjalmar van Marle, hoogleraar forensische psychiatrie van de Erasmus Universiteit Rotterdam. ‘In 1911 werd het eerste wetsvoorstel voor de terbeschikkingstelling van de regering (tbr) in de Tweede Kamer ingediend. Wie verminderd toerekeningsvatbaar voor een misdrijf was, kon tbr krijgen, en kwam terecht in een beveiligde gesloten inrichting. Om daar verpleegd te worden zolang er recidivegevaar was.’ De wet kwam er in 1928; in 1988 veranderde de afkorting in tbs, omdat sinds die tijd niet meer de Minister van Justitie, naast de rechter, besliste over de beëindiging ervan, maar alleen nog de rechter zelf. De tbs gaat al sinds haar invoering bijna ten onder aan haar succes. De instroom van tbs’ers blijft voortdurend groter dan de uitstroom. Daarom is niet alleen het aantal klinieken uitgebreid, maar zijn ook de eisen voor terbeschikkingstelling steeds verder aangescherpt. Momenteel moet aan een drietal eisen voldaan zijn: de verdachte heeft een ernstig misdrijf gepleegd, hij of zij had last van een psychische stoornis waardoor het misdrijf hem niet of slechts gedeeltelijk toegerekend kan worden, en er bestaat vanwege de stoornis gevaar voor herhaling. Alleen de allerzwaarste delinquenten komen nog in aanmerking voor tbs. Tegenwoordig is er ook een nieuwe trend waarneembaar: delinquenten ambulant behandelen.
BUITENGESLOTEN GROEP Voor wie een strafbaar feit had gepleegd, psychisch niet in orde was maar niet ‘zwaar genoeg’ voor tbs, waren er tot de jaren negentig bitter weinig mogelijkheden. Jules Mulder, algemeen directeur van centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag, vertelt dat het hooguit mogelijk was op vrijwillige basis in therapie te gaan. Ook behandelden enkele RIAGG’s op experimentele basis veroordeelden. ‘Maar een grote groep plegers van vaak ernstige delicten werd zonder behandeling in de gevangenis gezet. Omdat de kans op herhaling klein was, of omdat het delict niet zwaar genoeg was.’ Begin jaren negentig ontstond vanuit de tbs-klinieken de trend iets met deze groep te doen. Niet alleen om patiënten te kunnen helpen, maar vooral om recidive te voorkomen. Want met name bij zeden- en geweldsdelicten bleek die zonder behandeling zeer hoog. Er werden poliklinieken opgezet, en van daaruit onafhankelijke instituten. Zoals De Waag, die in 1992 startte. Inmiddels zijn er landelijk meer dan tien poliklinieken, sommige met mogelijkheid tot deeltijd- of dagbehandeling.
BEHANDELING IN DE TBS-KLINIEK De behandeling in een tbs-kliniek is in de loop der jaren veranderd. ‘Het idee van de kliniek als therapeutische gemeenschap uit de jaren vijftig, waar men na een ‘corrigerende emotionele ervaring’ en resocialisatie de maatschappij weer in kon, bleek in de jaren tachtig onhoudbaar’, vertelt Van Marle. ‘Recidive werd niet voorkomen. Bovendien hadden tbs-gestelden geen verplichte daginvulling. Werken werd vanaf de jaren negentig een behandeldoel binnen de tbs-klinieken, zelfinzicht verdween naar de achtergrond: ’no cure, but control’. Er werden praktische cursussen gegeven, gericht op een toekomst in de maatschappij, liefst met diploma. Onderzoek toonde bovendien aan
DELINQUENTIE
++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++ ++++++++++++++++++++++++++++
dat behandelen in de maatschappij betere resultaten gaf. Als de veroordeelde kon laten zien dat de impulsiviteit van het criminele gedrag onder controle was, kon deze ‘onder de rook van de kliniek’ zelfstandig wonen, en werk en therapie krijgen binnen de structuur of muren van de kliniek.’ De behandeling in de tbs-kliniek bestaat uit verschillende onderdelen. Van Marle: ‘het basisingrediënt is een sociaaltherapeutisch klimaat. Kleine units van acht tot twaalf man, met twee of drie goed opgeleide groepsleiders. Sinds de jaren negentig werken we evidence based. Er wordt niet op klacht, maar op gedrag behandeld. Terbeschikkinggestelden krijgen, naast werk, scholing, creatieve en psychomotore therapie en recreatie, ook ‘modules’ waarin specifieke gedragsproblemen worden aangepakt. Er zijn onder meer modules psycho-educatie over agressie en seksualiteit, empathietraining, terugvalpreventie, afkickmodules en sinds kort bijvoorbeeld een module huiselijk geweld. Vaststaande interventiepakketjes die patiënten naar gelang hun gedragsstoornissen moeten volgen. Ook medicatie is een optie.’ Vrijwel alle modules bestaan uit cognitieve groepstherapie. Alleen delinquenten die niet geschikt zijn voor groepen – met bijvoorbeeld een indicatie borderline – krijgen individuele therapie. Bijvoorbeeld psychoanalytische therapie, en steeds vaker ook cognitieve gedragstherapie. Nog belangrijker dan pillen of therapie, vindt Van Marle de periode van intensieve controle nadat de tbs’er in de maatschappij verder gaat of de tbs-maatregel voorwaardelijk is beëindigd. ‘We kijken bijvoorbeeld of er geen drank of porno in huis is, en of er op een eerlijke manier geld verdiend wordt. Een soort revalidatie, die tegenwoordig eigenlijk onder de behandeling valt. In die tijd kunnen mensen ook ambulant worden behandeld wanneer dat in de voorwaarden is opgenomen.’
AMBULANTE BEHANDELING Wie na een veroordeling en eventueel een straf vrij komt onder voorwaarde van therapie, moet uiteraard wel op komen dagen. Vaak gebeurt dat wel. ‘Wij kunnen werken met een beperkte motivatie,’ vertelt Jules Mulder. ‘Die is vaak: uit de gevangenis blijven. Dan zeggen we als therapeut: dan moet je niet meer meppen. We zijn in dat opzicht een verlengstuk van de maatschappelijke norm. We leggen uit welke gevolgen bepaald gedrag heeft. Gevangenisstraf, bijvoorbeeld. Maar ook slachtofferschap bij een ander.’ Ook in de poliklinieken wordt evidence-based gewerkt. ‘We zijn gericht op het voorkomen van recidive op korte en lange termijn, dus we kijken heel praktisch hoe iemand kan veranderen. Veel is geprotocolleerd. Er zijn werkboeken, waarbij domeinen worden aangepakt waarvan de samenhang met recidive is aangetoond. Zoals, in het geval van zedendelinquenten, de manier van relaties aangaan. De ellendige achtergrond, die er vaak wel is, komt pas later ter sprake. Soms ook niet. Bij sommige mensen moet je al blij zijn als ze kunnen leren riskante situaties uit de weg te gaan. Een eerste doel is het signaal te herkennen waarna je de fout ingaat. Maar we helpen ook de omgeving te structureren, zodat er enige steun is. Patiënten die meer nodig hebben dan dagbehandeling, kunnen we doorverwijzen naar een Algemeen Psychiatrische Kliniek, al is dat maar beperkt mogelijk.’ Cognitieve gedragstherapie wordt ook in de ambulante setting het meest toegepast. Mulder: ‘Je ziet veel dat gedrag waarvan mensen wel weten dat het niet goed is, gerechtvaardigd wordt met cognities. Dat kinderen seks hebben uit echte liefde, bijvoorbeeld, of dat de wereld vraagt om geweld. Veelal in groepen – elkaar corrigeren is erg effectief – pakken we die ideeën aan, met als doel dat mensen besluiten dat ze het echt niet kunnen maken. Vervolgens zoeken we uit hoe ze altijd in riskante situaties terechtkomen, tot op het niveau van de gedachte die ze in gevaar brengt. Vanuit die analyse gaan mensen waar je verder mee kunt komen, naar cognitieve schema’s toe. Naast cognitieve en gedragstherapie komt er regelmatig traumatherapie bij, of een vorm van systeem- of partnertherapie. We hebben ook een tijd een inzichtgevende groep gehad.’
DELINQUENTIE
VERANDEREN Maar worden tbs-gestelden of delinquenten die verplicht therapie volgen ook minder gevaarlijk? Ja, want slechts tien tot twintig tbs’ers afkomstig uit de tbs-klinieken recidiveert binnen vijf jaar. Maar veranderen ze? Van Marle gelooft van niet. ‘Niet qua persoonlijkheid. Wel leren ze zich beter te beheersen of verleidelijke situaties te vermijden. We maken mensen meer geschikt voor de maatschappij door er scherpe kantjes af te hakken. Tbs is een ultimum remedium: de gemiddelde tbs’er heeft al zeven veroordelingen en op zijn minst poging tot doodslag op zijn of haar geweten. Ons paradigma van de persoonlijkheid behandelen, is veranderd in controle om recidive te voorkomen. Ik ben er dan ook voorstander van het opleggen van voorwaardelijke beëindiging op te schroeven zodat er langer gecontroleerd kan blijven. Daarbij blijft het onduidelijk waarom tbs werkt. Het is een black box. Het zou de therapie kunnen zijn, maar bijvoorbeeld ook de lange nazorg. Misschien groeien mensen zelfs alleen maar over het delinquent gedrag heen.’ Hoewel niet te verwachten is dat tbs-klinieken zullen verdwijnen, gaat de ambulante forensische psychiatrie een glorieuze toekomst tegemoet. Want behandeling buiten de kliniek – uiteraard nadat de criminele impulsiviteit onder controle is – geeft de beste resultaten. De cijfers die Jules Mulder noemt, ondersteunen dit. ‘Onze dagbehandeling blijkt een positieve verandering tot gevolg te hebben. De terugval is slechts negen procent. Ook de polikliniek voor huiselijk geweld en pedofielen kent een dergelijk percentage. Ambulante forensische psychotherapie bleek een enorm gat in de markt. Je ziet ook regelmatig in de Tweede Kamer terugkomen, dat we meer moeten doen. Er zit veel ontwikkeling in de behandeling, we moeten verder bekijken wat het beste werkt, voor wie. Dat is de uitdaging voor de komende jaren.’
DELINQUENTIE
‘MET AL DIE NEIGING TOT FUSEREN IS ER STRAKS NOG ÉÉN GESTICHT: NEDERLAND.’ (JAN VAN DE LANDE, 2005) LEERTHERAPIE BESTAAT NIET Als je Jan van de Lande (1936) met één woord zou willen omschrijven, zou het misschien ‘gezellig’ zijn. Met een stapel boeken en publicaties naast zich, heeft hij zich geïnstalleerd op het zonovergoten terras van zijn Bloemendaalse villa. Hij memoreert, legt uit, lacht en is serieus. En vooral: hij praat. ‘Ik kan de hele dag doorvertellen. Denk erom.’ Jan van de Lande herinnert zich de chirurg die hem als co-assistent vanuit de verte toeriep graag een ‘huilende galblaas’ te gaan troosten. Van de Lande, toen al goed in het voeren van gesprekken, wond zich dusdanig over het voorval op, dat het mede zijn keuze voor de psychiatrie bepaalde. Toen hij in 1964 na zijn artsexamen begon met de psychiatrie, werd hij ook meteen therapeut – in die tijd mogelijk via het IMP in Amsterdam. In 1968 was hij ‘officieel’ psychiater. Tijdens zijn werk in het Provinciaal Ziekenhuis in Bloemendaal, waar hij stage had gelopen en gevraagd was te komen werken, bouwde hij geleidelijk ook zijn eigen praktijk op, die anno 2005 nog steeds bloeit.
AMSTELLAND Al tijdens zijn opleiding raakte Van de Lande geïnteresseerd in ernstig gestoorde adolescenten. ‘Daar was nauwelijks behandeling voor,’ vertelt hij. ‘Ze kwamen met al hun specifieke problematiek op volwassenenafdelingen terecht, of in de forensische psychiatrie. Ik dacht: dan beginnen we hier toch een adolescentenafdeling? We wisten de directie te overtuigen van de noodzaak van een eigen, mooi paviljoen: Amstelland.’ Dat dat niet lang zo bleef, vond hij te verwachten – het was geen ‘leuk stel jongeren’. Ze waren psychotisch, schizofreen, zwaar depressief, agressief en konden nergens anders terecht. In 1970 werd Amstelland geopend, als een van de eerste therapeutische gemeenschappen in Nederland. Van de Lande was daar erg mee bezig, in die tijd ook als voorzitter van de Vereniging van Therapeutische Gemeenschappen. ‘Ik maakte er films over, publiceerde, had televisieoptredens en radio-interviews… je kunt het zo gek niet bedenken.’ Amstelland viel in de tijd waarin de antipsychiatrie opkwam. Van de Lande rekent zich onder hen. ‘Ik had de tijd meegemaakt dat mensen zware medicamenten toegediend kregen en vastgebonden werden. Wij waren er trots op heel weinig pillen te geven: we konden met groepstherapie en activiteiten veel meer rust brengen. Niet vreemd, want patiënten kwamen vanuit emotionele verwaarlozing in een positie waarin ze veel aandacht kregen. Als iemand onrustig was, kreeg hij de hele dag een begeleider mee. Er zijn ‘slachtoffers’ bij gevallen – het duurde ontzettend lang voor we tot medicatie overgingen. Achteraf zou je ons dat kunnen verwijten. Maar het is ontzettend moeilijk over te gaan tot iets waar je zo fel op tegen bent.’
BAVO Thuis gaf hij ondertussen ‘gewone’ psychotherapie. In 1977 begon Van de Lande een nieuwe uitdaging als geneesheer-directeur van de BAVO in Noordwijkerhout: ‘ik dacht, als ik hier op een klein stukje van het Provinciaal Ziekenhuis de revolutie kan preken, waarom zou ik dan niet proberen dat voor een heel ziekenhuis te regelen? Daar waren inmiddels twee psychotherapeutische gemeenschappen. De ontwikkelingen rond chronische patiënten spraken me het meest aan. Ik had nog meegemaakt dat er ‘slaapzolders’ waren, waarbij alle
DE REBEL
JAN VAN DE LANDE
privé-spullen in een koffer onder het bed zaten. Overdag zaten de patiënten suffig in de serre. In de BAVO wilde men mensen resocialiseren. In die plannen kon ik me aardig vinden. We hebben daar ongelofelijk veel politiek werk verzet zodat mensen in huisjes konden gaan wonen. Er moest gebouwd worden, er moesten gelden vrijkomen... Daar ben ik dus twintig jaar mee bezig geweest: het ‘afbreken’ van het vroegere gesticht.’ Na de ‘verhuizing’ van de BAVO naar Rotterdam gerealiseerd te hebben (het is 1998), werd het weer eens tijd om op te stappen voor Van de Lande. ‘Ik ben meer van de vernieuwingen, liefst een beetje rebels.’
POPULARISERING Eén van de ergernissen van Van de Lande is de neiging tot fuseren in de gezondheidszorg, wat niet verbazingwekkend is voor een man van kleinschaligheid: ‘Straks is er nog één gesticht: Nederland,’ zegt hij verontwaardigd. ‘Therapeutische gemeenschappen kosten te veel geld. Behandelingen zijn kort: hup, pillen, en er weer uit. Maar om iemand in zijn ontwikkelingsproces op een andere koers te brengen heb je één à twee jaar nodig.’ Hij ervaart wel dat een groeiende groep patiënten in de vrije praktijk bereid is het dan ‘in godsnaam’ maar zelf te betalen: ‘zij zijn ook onthutst. Daarbij is de nieuwe generatie psychiaters met biologische psychiatrie en kortdurende behandelingen opgeleid’, gaat hij verder. ‘Àls ze al voldoende therapeutisch opgeleid zijn, want cliënten om ervaring mee op te doen komen er ook steeds minder. Er zou gelegenheid moeten zijn op twee sporen te blijven denken. Maar ‘langer durende therapie wordt toch een beetje meesmuilend bekeken. ‘Is dat echt nodig?’ Ja, dat is echt nodig! En daar komen ook de veranderingen vandaan. Vind ik.’ Van de Lande heeft zich altijd sterk gemaakt voor de popularisering van de psychotherapie. Hij werkte mee aan tv- en speelfilms, zoals Kind van de Zon en Toestanden, en schreef artikelen voor de meest uiteenlopende tijdschriften. Onlangs nog, een artikel over relaties voor damesblad Joie de Vivre. ‘Die popularisering is belangrijk. Nee, niet om de maatschappij te verbeteren. Daar hou ik niet van. Het is allemaal voor het vak. Populaire artikelen heb je net zo hard nodig als al die symposia waar ik gesproken heb. Het heeft ook te maken met de manier waarop ik met psychiatrie en therapie omga. Die is relativerend en laagdrempelig. Met humor. En gezelligheid.’ Eind jaren tachtig luidde hij naar aanleiding van grootschalig Amerikaans onderzoek de Nederlandse noodklok. ‘Daar bleek uit dat in gebieden waar psychotherapie voorhanden is, minder kosten worden gemaakt dan in gebieden waar geen psychotherapie voor handen is. Ik geloof zelfs dat elke dollar besteed aan psychotherapie, drie dollar opleverde aan besparing in ziektekosten. Het onderzoek was nota bene gedaan door verzekeringmaatschappijen. Ik heb een groot stuk in de krant gezet. Discussies gehad met verzekeraars in Nederland. ‘Ja… dat zijn Amerikaanse cijfers, hè,’ zeiden ze dan. Zo dom, want ze zouden er baat bij kunnen hebben. De toenmalige staatssecretaris van Volksgezondheid heeft zelfs in de Kamer aangegeven mijn getallen serieus te nemen. Maar het is allemaal niet gebeurd. Dát vind ik nou treurig, begrijp je.’
ACHTERDOCHT Van de Lande is vooral bekend als dé therapeut van groepstherapeuten. Naast zijn patiënten heeft hij nog een klein aantal opleidelingen leerlingen. ‘Dat is geen ‘leertherapie’ maar gewoon therapie,’ zegt hij met nadruk. Het verschilt niet van wat anderen krijgen. Ik ben vrij snel begonnen gemengde groepen te maken – vier uit het vak en vier niet uit het vak. Dat was leuk, het verminderde ook de weerstand van vakgenoten om over problemen te praten. Er wordt steeds minder groepstherapie gegeven.’ Hij bladert intussen door zijn artikelen over de groep als krachtcentrale. ‘Terwijl het zó goed is!’ Toch zijn we als therapeut nog niet van hem af. Onlangs schreef hij een artikel over verlatingsangst van therapeuten, en binnenkort geeft hij een workshop over de ouder wordende therapeut. Daarnaast houdt hij nog regelmatig lezingen over therapeutische onderwerpen.
DE REBEL
Het afbouwen van zijn praktijk, nu nog vier volle dagen, doet Van de Lande maar langzaam. ‘Het is prettig patiënten te hebben. Ik wil er wel bij zijn als mensen zeggen ‘van de week is het me toch gelukt!’ Ik ben een beetje educatief, paternalistisch ingesteld. De andere kant is dat ik er zelf nog van leer. Ik moet nog steeds uitkijken om niet teveel te geven. Soms ben ik te aardig. Maar nieuwsgierigheid en achterdocht stuwen me voort. Ik denk – nu ook – ‘dat zég je nou wel, maar wat bedoel je er eigenlijk mee?’. Met dat soort achterdocht krijg je veel op gang.’ Wat meespeelt, is dat Van de Lande als therapeut in de loop der jaren in kringen terecht is gekomen die zich moeilijk laten kennen. ‘Politici, specialisten, topadvocaten, president-directeuren… Dat is interessant, want mensen die in een bepaalde positie zitten, hebben vaak veel in hun mars. Je bent kwetsbaar als bekend persoon – je kunt vastlopen in persoonlijke problematiek omdat je maar weinig naar buiten kan treden. Het zijn soms moeilijke, bijzondere gevallen waaraan ik een bijdrage kan leveren. Ik raak soms ook en passant op de hoogte van maatschappelijke ontwikkelingen. Dat stimuleert.’
DIGITALISERING Een vraag naar de toekomst van zijn praktijk brengt hem op een andere grote ergernis: ‘men moet gaan meewerken aan een centraal medisch dossier. Ik sta er niet achter. Ik ben bovendien digibeet. Dan word ik waarschijnlijk uitgesloten van vergoedingssystemen en ben ik aangewezen op mensen die het zelf kunnen betalen. Dan werk ik dus mee aan de tweedeling waar ik me mijn hele leven tegen verzet heb.’ Hij verzucht met spijt: ‘Nou ja, misschien moet ik op mijn zeventigste ook een keer zeggen: ‘laat ook maar.’ Enige weken na het gesprek vertelt van de Lande zich zojuist aangemeld te hebben als lid van het comité van aanbeveling voor een protest tegen het medische dossier, via de website DeVrijePsych. Hij wil het wel laten, maar hij kan het niet.
DE REBEL
‘INZICHTGEVENDE THERAPIE ZOU VOOR IEDEREEN BESCHIKBAAR MOETEN ZIJN.’ (CHRISTA WIDLUND, 2005) PROZA, PARTITUUR EN PSYCHOANALYSE: OOR VOOR WAT ER IN DE ANDER LEEFT Christa Widlund heeft net een stroom van interviews achter de rug – een aantal maanden geleden verscheen haar nieuwe roman De Thuiskomst. Ze vertelt serieus, afgewogen over haar werk als psychotherapeut en schrijver, en de overeenkomsten met de muziek. ‘Het heeft allemaal te maken met het zoeken naar gevoel bij de ander.’ Als het aan Christa Widlund (1945) had gelegen, was ze geen therapeut geworden, maar pianiste. Na haar opleiding psychologie (‘ik probeerde het wel leuk te vinden, maar ik vond er gewoon niks aan’) studeerde ze piano aan het conservatorium. Toen ze daar, na haar afstuderen, ging werken als docent, startte ze er tevens een praktijkje voor leerlingen met problemen. Om een goede achtergrond te hebben als therapeut, koos ze voor een degelijke psychoanalytische opleiding. Ze werd later gevraagd voor het Nederlands Psychoanalytisch Instituut in Amsterdam te gaan werken, en stopte met de praktijk op het conservatorium. In dezelfde periode begon ze met schrijven, onder het pseudoniem Anna Enquist. Vanaf 2000 deed ze dat fulltime, en begon ze haar praktijk af te bouwen. Toen in 2001 haar dochter Margit overleed, was ze een aantal jaar niet in staat te werken. Maar sinds twee jaar is ze langzaamaan weer begonnen met het opbouwen van een psychoanalytische praktijk. ‘In de tijd dat ik niet werkte, ging ik wel door met de refereergroep met collega’s. Ik deed dat al jaren. Ik merkte op een gegeven moment dat ik steeds meer mee ging praten. Ik had ideeën over problemen waar mijn collega’s op stuitten. Toen dacht ik: misschien is het weer tijd om te beginnen. Ik geloof dat mensen enorm opknappen van het uitoefenen van hun vak. Werken, je verdiepen in iets, is gezond. Merken dat je iets goed kunt, daar groeit het zelfgevoel van. Dat miste ik in die jaren dat ik niet kon werken. Of je verder iets hebt aan therapie geven in het gewone leven, voor jezelf? Nou, dat weet ik eigenlijk niet. Je hebt in de tram misschien sneller in de gaten wie er gek is. Wat ik prettig vind, is dat ik in de behandelingen en supervisies die ik nog doe, iets kwijt kan van de kennis en ervaring die ik in de loop der jaren vergaard heb. Dit is een echt ervaringsvak. Zo gaat die kennis niet verloren.’
SCHUBERT-SONATE Naast de psychoanalyse zijn er nog het schrijversschap en het pianospelen. Widlund voelt zich niet méér verbonden met het één dan het met ander: ‘Ik heb me er helemaal mee geïdentificeerd. Al heeft het schrijven, wat er als laatste bijkwam, wel een aantal jaar nodig gehad. Maar allemaal zijn het dingen van mezelf. Ik heb altijd van alles naast elkaar gedaan. Daarbij heeft het allemaal te maken met het zoeken naar gevoel bij de ander, of met het verwoorden van gevoel. In de psychotherapie probeer ik woorden te vinden voor wat de patiënt voelt. Bij een gedicht of verhaal zoek je de woorden voor wat je met de tekst wilt. Het doel is anders maar de processen zijn vergelijkbaar. Het zijn wel echt verschillende velden – ik heb ook aparte kamers. Dit is mijn spreekkamer, hiernaast heb ik mijn schrijfkamer.
DE SCHRIJVER
CHRISTA WIDLUND
Journalisten vragen vaak of ik geen enorm interessante verhalen uit de therapie kan gebruiken voor mijn schrijven. Daar heb ik werkelijk nog nooit over nagedacht. Ik vind het juist zo aardig dat je bij dat schrijven zelf iets kunt verzinnen, dat je het niet door iemand anders laat ingeven. Van de psychotherapie spreekt vooral de techniek me aan. Je moet zó alert blijven, dat het maar goed is dat een spreekuur drie kwartier duurt. Je moet op verschillende lagen in jezelf letten – wat roept iemand in je op? Is dat van mij? Moet ik dat teruggeven aan die ander? Je moet ook meevoelen met de ander, weer terug gaan naar je eigen gevoel, en dan op een hoger abstractieniveau de juiste woorden vinden. Ik vind dat leuk, net zoals ik het leuk vind een moeilijk stuk te spelen dat in één keer goed moet gaan. Die concentratie. Mijn talent ligt kennelijk in dat aanvoelen, een goed oor hebben. Psychotherapie geven is in dat opzicht net zoiets als muzikaliteit. Als je naar de partituur van een Schubert-sonate kijkt moet je ook kunnen aanvoelen – wat voelde die componist, wat wil hij hier uitdrukken. Met het schrijven doe je het juist van de andere kant, ontwerp je iemand waar je gevoelens in kunt stoppen.’
SPIEGEL Sommige inzichten van Widlund als psychotherapeut zijn in de loop der jaren veranderd. Na een traditionele psychoanalytische opleiding duurde het een paar jaar voor ze haar eigen denkwijze gevormd had. ‘In het begin van de opleiding werd je overspoeld met Freud en de oedipaliteit. Het duurde wel even voor ik doorhad: ‘daar gaat het helemaal niet om’. De interactie tussen jou en de patiënt is veel belangrijker dan al die freudiaanse ontwikkelingsfasen en theorieën – daarin ontdek je hoe iemand is. Toen ik begon, was de analyticus zelf nauwelijks aanwezig. Hij spiegelde vooral wat de patiënt vertelde. Tegenwoordig moet hij er juist als persoon zijn. Dat is bij mij extra benadrukt omdat ik in de publiciteit kwam terwijl ik ook analyse deed. Er waren interviews met mij te lezen in de krant: het was overduidelijk dat ik een persoon was. In de ouderwetse tijd had ik moeten stoppen, maar tegenwoordig komt het gewoon aan de orde. Het is het materiaal voor in de behandeling. Je kunt aan de hand van de fantasieën van de patiënt zijn gevoelens bespreken. Vroeger zag iemand misschien een stepje van het kind van de therapeut staan. Dat levert net zo goed die fantasieën op als het feit dat je succes hebt in de buitenwereld, of misschien juist een slechte boekrecensie.’ Dat een persoonlijk verdriet de manier waarop je therapie geeft verandert, gelooft Widlund niet. ‘Het zijn denk ik maar fantasieën van mensen, dat je door leed een beter mens wordt. Wat ik heb meegemaakt, tast je alleen maar aan. Er wordt niks beter. Ik heb ook totaal niet het idee dat anderen maar ‘flutproblemen’ hebben. Zo werkt het helemaal niet. Je oefent een vak uit. Je verdiept je in iemand, je vraagt je af wat er aan de hand is en hoe je iets kunt bereiken. Je bent eigenlijk heel technisch bezig met het contact. Het is heel anders dan wanneer een vriend of familielid je een groot probleem vertelt. Dat klinkt cru. Je moet natuurlijk wel meevoelen maar ook afstand nemen en ernaar kíjken. Er komt voor mij ook niks te dichtbij om te behandelen.’ Over de vraag of ze ook van haar patiënten heeft kunnen leren moet Widlund even nadenken. ‘Ik ben, in al die jaren dat ik dit vak deed, wel onder de indruk geraakt van wat mensen allemaal kunnen verdragen. Hoeveel moeite ze doen om een vorm van leven te vinden, hoe flexibel ze zijn. Ik heb daar natuurlijk heel veel over geschreven, in de korte verhalen. Het gaat daar altijd over: mensen krijgen klappen, tegenslag, en vinden toch weer een manier om door te gaan. Ik vind dat fascinerend om te zien. En ik vind het ook mooi om daar behulpzaam bij te zijn.’
DE SCHRIJVER
OPKOMEN VOOR DE THERAPIE De huidige beperking op de vergoeding voor inzichtgevende therapieën vindt Widlund zonder meer uitermate teleurstellend. ‘Inzichtgevende therapie zou voor iedereen beschikbaar moeten zijn. Ik vind het erg kortzichtig om te zeggen ‘dat zijn intensieve en dure behandelingen, dat schaffen we af, dan hebben we dat geld over.’ Op lange termijn ligt dat heel anders. Door dit soort therapieën kunnen mensen blijven werken, hoeven ze niet te scheiden, of zijn ze aardiger voor hun kinderen. Die winst valt natuurlijk niet in cijfertjes om te zetten. Daar komt bij dat langdurige behandelingen iets weg hebben van een soort groei, net zoiets als je ontwikkeling als kind. Daar zeg je ook niet van: ik ben dat gaan doen en ik ben ervan opgeknapt. Ook de verworvenheden van een therapie internaliseer je zodanig, dat je het niet altijd aanmerkt als verandering of ingreep. In die zin zakt het misschien ook weg in het geheugen, en vestig je er niet makkelijk de aandacht op als ex-patiënt. Maar ik vind het buitengewoon teleurstellend dat in al die debatten over de geestelijke gezondheidszorg dit kleine veld nooit adequaat aan de orde komt.’ Haar idealisme is in de loop der jaren minder geworden, maar Widlund heeft zich wel, sinds ze in de publiciteit komt, heilig voorgenomen het waar mogelijk op te nemen voor de psychotherapie. ‘Ook al heeft het met het interview dat ik op dat moment doe, niets te maken. Het heeft allemaal niks uitgehaald, maar ik wil dat toch blijven proberen.’
DE SCHRIJVER
‘HET ONTSTAAN VAN CLIËNTEN WORDT NIET ALS ONDERDEEL VAN HET VAK BESCHOUWD. TERWIJL DE TAAK VAN DE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG OOK ZOU MOETEN ZIJN: ZORGEN DAT ER MINDER PATIËNTEN KOMEN.’ (ANDRIES VAN DANTZIG, 2005) STRIJD TEGEN KINDERMISHANDELING ALS MAATSCHAPPIJKRITIEK Zelfs wie niets van psychotherapie weet, kent zijn naam of heeft hem op tv gezien: Andries van Dantzig (1920). Voorvechter van de rol van psychotherapie in de maatschappij, of, bekender, strijder tegen kindermishandeling. Bestuurder, schrijver van vele essays, artikelen over film, maar bovenal: gepassioneerd psychotherapeut. ‘Zal ik u eens laten zien dat ik een goede psychiater ben? U heeft trek in koffie!’ zegt van Dantzig. Het is woensdagochtend, 10.15 uur. In de keuken, hond Trix naast zich, vertelt hij wat hem al die tijd als psychiater drijft. En – belangrijker – wat het vak zo betekenisvol voor de samenleving maakt. ‘Ik las op de middelbare school de Vorlesungen van Freud,’ begint hij. ‘Een heel nieuw werkelijkheidsgebied werd op de kaart gezet: het gevoelsleven van de mens. Toen wist ik: ik word analyticus. Mensen zitten in de knoop, ze lijden en steeds blijkt dat dat ontstaat uit moeilijke relaties die ze van kind af aan op orde hebben moeten brengen. Om die knoop te ontwarren, dat is altijd fascinerend gebleven. Ik geniet nog steeds van het vak. Ik word betaald om verhalen te horen waarvoor andere mensen naar de schouwburg moeten! Vroeger had ik naast mijn bestuurswerk, ’s ochtends vroeg, voor het eten en ’s avonds laat, mijn werk als psychotherapeut. Die besturen vond ik wel leuk hoor, maar ik had het idee dat ik dat erbij deed. Mijn echte werk was psychotherapeut. Dat is altijd zo gebleven – ik heb nog steeds een aantal afspraken per week.’
BANKROETIER Van Dantzig maakte allereerst naam als directeur van het Instituut voor Multidisciplinaire Psychotherapie (IMP) te Amsterdam. Een prestigieus instituut, eind jaren zestig. ‘En dus een prestigieuze uitnodiging voor iemand met weinig bestuurlijke ervaring. Ik vond het ook wel eng om te doen,’ zegt hij. Toen de psychotherapie niet lang daarna onder de AWBZ kwam, groeiden de IMP’s enorm. In het hele land kwamen de aanvragen voor psychotherapie met duizenden binnen. We leidden mensen goed op, we stelden beroepseisen, we hadden intervisie. Het was echt een mooi instituut. En we hadden heel weinig vergadertijd.’ Met de invoering van RIAGG’s werd de psychotherapie tot ‘zover het budget het toeliet’ ingevoerd. ‘Totaal losgezongen van de werkelijkheid’, vindt hij nog altijd. Saillant detail is dat misschien dat idealisme wel mede oorzaak was van het ‘failliet’ van ‘zijn’ IMP. Met de RIAGG’s in het vooruitzicht werd psychotherapie tijdelijk gefinancierd uit de arbeidsongeschiktheidswet, en veel aanvragen om psychotherapie werden afgekeurd. Van Dantzig: ‘Wij vonden het wél nodig, en namen mensen toch in behandeling – ervan uitgaande dat we het tekort op den duur wel recht zouden trekken. Maar de dag dat de RIAGG’s werden ingevoerd, werden de IMP’s overgenomen en stonden wij dus rood. De schuld werd niet overgenomen – nog altijd vind ik dat op de grens van het fatsoenlijke, als het er niet overheen is. Ik heb
DE PIONIER
ANDRIES VAN DANTZIG
later van het hoogste bestuurlijke niveau vernomen dat het failliet ook de andere IMP’s moest intimideren, zodat ze zich niet zouden verzetten tegen de RIAGG’s… Het was natuurlijk naar om af te treden als directeur. We hadden het ook wel rond gekregen. Gelukkig mocht ik als bankroetier toch aanblijven als redacteur van het Maandblad Geestelijke Gezondheidszorg.’ Hij lacht.
OPLEIDINGEN Van Dantzig voelde zich als directeur van het IMP verantwoordelijk voor de kwaliteit van het vak. Hard nodig in een tijd van stijgende vraag. ‘Aan het IMP Amsterdam konden niet-psychiaters therapie geven, mits ze voldeden aan de opleidingseisen van de NVP. Ik heb wel collega-psychiaters die daar niet aan voldeden moeten schofferen. Pijnlijk. Maar die verantwoordelijkheid hadden we. We zijn ook een eigen opleiding gestart – ik vind het nog steeds leuk dat ik dat gedaan heb. Onze therapeuten werden getraind in alle door de NVP erkende vormen van therapie: psychoanalytische psychotherapie, groepstherapie, relatietherapie en gedragstherapie. Ze betaalden de eigen opleiding, waarvoor ze dan wel hetzelfde tarief als de psychiaters kregen. Psychotherapie was erg verzuild, de verschillende stromingen hadden niets met elkaar te maken. Dat vond ik fout. Voor het vak, en voor de patiënt. Het was mogelijk alle opleidingen te volgen – ik heb dat zelf ook gedaan.’ Later liep de poging de opleiding Psychotherapie op universitair niveau van de grond probeerden te krijgen vast. ‘Heel jammer. De psychotherapie heeft daardoor nooit een erkende plaats in de maatschappij gekregen.’
MAATSCHAPPIJ Van Dantzigs gedrevenheid wordt het meest zichtbaar als hij het heeft over de maatschappelijke consequenties van de geestelijke gezondheidszorg. Die bevlogenheid is geïnspireerd door zijn ouders, vertelt hij. ‘Sociaal-democraten, die niet aan liefdadigheid, maar aan structurele veranderingen deden. Door te strijden voor sociale voorzieningen, die er tenslotte kwamen in de jaren zestig. Er stonden wel eens vrouwen bij ons op de stoep die hun kinderen geen eten konden geven. Mijn moeder was voorzitter van het Burgerlijk Armenbestuur en ging dan kijken hoe het ervoor stond met zo’n gezin. Hielp zo’n gezin. Er was in die tijd voor veel mensen geen bron van bestaan. Ik heb dat van zo dichtbij meegemaakt dat ik van kinds af aan vond dat mijn ouders gelijk hadden. En dat vind ik nog steeds. De consequentie is dat ik vind dat ik ook gelijk heb.’ Hij geeft een geamuseerde blik. Het tekort van de geestelijke gezondheidszorg is het gebrek aan aandacht voor de maatschappelijke aspecten van problemen, stelt Van Dantzig. ‘Het ontstaan van cliënten wordt niet als onderdeel van het vak beschouwd. Terwijl de taak van de geestelijke gezondheidszorg ook zou moeten zijn: zorgen dat er minder patiënten komen. Dat loopt stuk op het feit dat het aantal zittingen beperkt is. Mijn grote bezwaar tegen de organisaties van de psychotherapie is dat die de maatschappelijke strijd niet gestreden hebben. Dat neem ik ze, ook de NVP die dit mooie boek laat schrijven, zeer kwalijk. Die visie ontbreekt. Het is onderdeel van de geneeskunde, dat hoort zo. Je gaat geen cholera genezen en het water vervuild laten. Mishandelde kinderen zijn daar een prima voorbeeld van. Ik heb me daar expres op gericht. Geestelijke gezondheidszorg krijgt geen wezenlijke maatschappelijke aandacht, maar tegen mishandelde kinderen kan niemand nee zeggen.’ Zelf zat hij in de jaren zeventig in het bestuur van de Bernard Van Leer Stichting. In de 56 landen waar Van Leer, een grote vaten- en verpakkingfabriek, gevestigd was, hield de stichting zich bezig met het inhalen van leerachterstanden bij kinderen in de Derde Wereld. ‘Ik heb daar jarenlang intensief ingezeten. Grote zakenmensen ontmoet, de wereld afgereisd. Dat was heel leuk.’
DE PIONIER
RAAK In 2000 ontstond op van Dantzigs initiatief de Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling, RAAK. De gedachte achter RAAK is dat de kinder- en jeugdzorg slecht functioneert – wat zij gemeen heeft met alle collectieve zorg – en dat in een proefregio nagegaan moet worden hoe dat komt, wat er met de bestaande middelen beter kan, en waarvoor verderstrekkende maatregelen genomen moeten worden. Als het echt lukt, komt er een structureel plan uit om het beter te laten verlopen. Over anderhalf jaar zal blijken of dat kan. ‘Want het meisje Savanna in die kofferbak, het was vooral treurig dat dat zo’n ophef maakte. Dat gebeurt elke week. Als je die gruwelijke misstanden in Nederland serieus gaat nemen, dan moet je je ernstig gaan bezinnen op de verhouding tussen gemeenschap en gezin. Alle kinderen moeten bij de zorg bekend zijn, alle ouders moeten een handreiking krijgen om hun kinderen op te voeden. Storingen kunnen vroeg gesignaleerd worden – kindermishandeling is meestal een uit de hand gelopen situatie die jaren doorziekt. De jeugdzorg kent een dubbele boekhouding. Op papier is het prachtig. Maar het functioneert niet. Wie is nou verantwoordelijk? Zo’n meisje in een kofferbak, dan staan de instanties in een cirkel naar elkaar te wijzen. Ik hoop dat RAAK het draadje is waarmee de hele trui kan worden uitgetrokken. Want vaak zal blijken dat de ouders behandeling behoeven, en zo ga je door.’ Kijkend naar de toekomst, vereist goed functioneren van psychotherapie en maatschappij een ware cultuuromwenteling, meent Van Dantzig. ‘Iedereen die in de geestelijke gezondheidszorg werkt, weet hoeveel er geestelijk geleden wordt door ‘gewone’ mensen, mensen aan wie van buiten niets te merken is. Daarvoor zouden natuurlijk maatschappelijke maatregelen moeten komen, zoals dat in de lichamelijke gezondheidszorg vanzelfsprekend is. Maar die gedachte is nog zo ver weg. We praten dan over een andere culturele omgang met menselijke relaties. En of die er ooit komt…’ Zelf heeft hij inmiddels genoeg geroepen in de wildernis over geestelijke gezondheidszorg. Hij is met de proefregio’s heel tevreden: ‘Als dat zou lukken is er misschien ook een model geschapen om de collectieve zorg efficiënter te maken. Psychotherapie is natuurlijk maar een heel klein stukje van de problemen in de geestelijke gezondheid. Maar als er niet een algemeen besef ontstaat dat er ook gezorgd moet worden dat er minder geestelijk ontspoorde mensen komen, dan helpt het allemaal niets. Dan blijft het dweilen met de kraan open.’
DE PIONIER
PSYCHOTHERAPIE IN DE FILM DE FILM IN DE PSYCHOTHERAPIE ALS HET OM HET ANALYSEREN EN BEKIJKEN VAN MENSELIJK GEDRAG GAAT, HEEFT DE MODERNE PSYCHIATRIE EEN INTERESSANTE COLLEGA: DE FILM. MAAR NIET ALLEEN MENSELIJK GEDRAG, LIEFST GRENZEND AAN HET ABNORMALE, IS EEN DANKBAAR ONDERWERP VOOR DE FILM. OOK DE THERAPEUT ZELF ZIEN WE VAAK TERUG. ANDERSOM IS ER OOK EEN TREND ZICHTBAAR: IN DE VERENIGDE STATEN WORDT DE FILM SINDS KORT GEBRUIKT IN DE PSYCHOTHERAPIE. Hollywood en de psychiatrie hebben een lange haat-liefde verhouding. Sinds de allereerste psychiatrische film Dr. Dippy’s Sanitorium uit 1906, zijn er honderden verschenen met een psychiatrisch onderwerp. Geen wonder dat de film heel wat psychotherapeuten inspireert. Andries van Dantzig had jaren een filmrubriek in het Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, er worden nog steeds regelmatig lezingen over film gehouden door psychotherapeuten, en ook in bijvoorbeeld het populair-wetenschappelijke Psychologie Magazine doen psychotherapeuten hun zegje over door hen bezochte films. Houden veel psychotherapeuten van film – die liefde lijkt op het eerste gezicht niet wederzijds. De houding van filmers tegenover psychotherapie is op zijn minst ambivalent te noemen. Niet verwonderlijk, want film als entertainment is een afspiegeling van de publieke opinie, die net zo ambivalent is. Therapie, de therapeut of de patiënt worden in films zelden realistisch weergegeven. Het beeld van het beroep is vaak gekleurd door bijvoorbeeld angst of spot. Waarschijnlijk is dat niet alleen tot onwetendheid te herleiden: organisaties als de American Psychological Association geven bijvoorbeeld gratis scriptconsultancy. Alleen: de vrij statische realiteit van een therapie of depressie heeft minder amusementswaarde dan een therapie waar de vonken vanaf vliegen, of een hevig hallucinerende schizofreen. De Belgische psychiater en psychotherapeut Anne Clara, waagt zich in een artikel over film en psychiatrie uit 2003 aan een interessante categorisering van psychiaters in de film. De eerste soort is geïnspireerd door angst. Dit type is door en door slecht, wendt zijn macht aan voor persoonlijke doeleinden en brengt daarmee niet zelden het leven van zijn patiënten in gevaar. De psychiater Hannibal Lector uit de film Silence of the Lambs (1991) is hier een voorbeeld van. Het door spot geïnspireerde type mist elk greintje gezond verstand. Zowel zijn theorieën als behandelingen zijn meestal bizar en vrijwel altijd inefficiënt. Voorbeelden zijn Richard Dreyfuss in What about Bob (1991), en in mindere mate Billy Crystal in Analyze This (1999). Het derde type, de door verlangen naar de ideale ouderfiguur geïnspireerde therapeut, is bovenmenselijk perfect. Hij geeft zich helemaal voor zijn patiënten, is warm, bescheiden, intelligent en charmant. Hij doet gesprekstherapie en komt altijd op het juiste moment met de gepaste, hoewel soms onorthodoxe techniek of interpretatie. Een voorbeeld van deze ‘te mooi om waar te zijn’-variant is Robin Williams in Good Will Hunting (1997), of Richard Gere in Final Analysis (1992).
FILM ALS THERAPIE Therapeuten komen er misschien bekaaid vanaf in de film. Maar: If you can’t beat ‘m, join ‘m. We kunnen de film exploiteren! Want de inhoud van film lijkt zich prima te lenen voor therapeutische doeleinden. Het gebruik van verhalen bij de therapie om nieuwe inzichten te krijgen, is niet nieuw. In de jaren dertig maakte de psychiater Carl Menninger al gebruik van boektherapie. De gedachte was de patiënt nieuwe inzichten te geven, en zo een gezondere levensvisie of gedragswijze te bevorderen. De tijd die we hebben om boeken te lezen is sinds de jaren dertig echter drastisch gedaald. De film heeft alvast één belangrijk voordeel: in twee uur is het verhaal verteld.
FILM
EINDE THE END FIN
De Amerikaanse therapeut Hesley, groot voorstander van cinematherapie, schrijft in een artikel uit 2000 dat op het congres van the Texas Association of Marriage and Family Therapists negentig procent van de aanwezigen wel eens film in de therapie zei te gebruiken. In De Telegraaf schrijft in hetzelfde jaar de ‘psycholoog op maandag’ Wijnberg dat ‘veel hulpverleners hun patiënten voorschrijven bepaalde boeken te lezen of films te kijken om een gezondere levensvisie of gedragswijze te bevorderen.’ Hij is er zelf één van. In cinematherapie wordt structureel gebruik gemaakt van film. Het doel is bewustwording en inzicht te bewerkstelligen, en een doorbraak in de problematiek van de cliënt. Door de film te bekijken kan de cliënt de eigen problemen, maar ook bijvoorbeeld het handelen van anderen beter begrijpen, of mogelijke nieuwe oplossingen zien. Zelfs als de film geen directe inzichten geeft, wordt het makkelijker voor de patiënt om de eigen problemen te bespreken. In een korte tijd kan een film zo een vooruitgang boeken waar normaal meerdere sessies voor nodig zijn. Volgens Ed Tan, hoogleraar Media & Entertainment aan de Universiteit van Amsterdam, kan film ons beïnvloeden omdat film inspeelt op onze aangeboren neiging te sympathiseren en van anderen te leren. ‘Fictiefilms draaien doorgaans om mensen die moeilijkheden hebben. Daar wordt je emotioneel door geraakt. Je eerste neiging is mee te voelen en te kijken of je iets kunt betekenen. Daarnaast is er een evolutionair motief om iets van de ander te leren: je wilt iemands beweegredenen begrijpen, want dat kan je van pas komen in nieuwe situaties. Dat kan film bewerkstelligen, omdat het zo dicht op de huid zit dat het moeilijk is niet mee te gaan in de illusie van echtheid. Daarbij zijn goede films zó gecomponeerd dat je benieuwd bent hoe het afloopt. Als iemand uit de moeilijkheden komt, geeft dat een prettig gevoel. Bij films waarin iemand ten onder gaat, wil je er iets van leren.’
ROLLENSPEL Maar hoe verloopt dat leerproces? Door een rollenspel te spelen, vertelt Ed Tan. ‘Je zit mensen niet alleen dicht op de huid, vaak weet je ook nog meer dan zij. Je kunt construeren waarom ze doen wat ze doen, zeggen wat ze zeggen, en je ziet ook de mogelijkheden om het anders te doen. Films met goed drama roepen de vraag op: wat vind ik hiervan? Dat betekent dat je je moet inleven. En dus nadenken over wat je zelf in deze situatie zou doen. Die reflectie over jezelf is een mogelijk therapeutisch middel. Veel mensen hebben moeite de pijnlijke dingen van het leven op zichzelf te betrekken en te durven voelen. Film nodigt uit tot die reflectie, maar dwingt niet. Je kunt af en toe bedenken ‘ach, het is maar een ander’, en je terugtrekken.’ Fictie is een psychologisch laboratorium: je kunt meegaan in een rol en kijken hoe dat bevalt. Vrijblijvende therapie dus. Het nadeel is dat je kunt laten liggen wat je eigenlijk nodig hebt, maar het grote voordeel is dat je in gebieden waar je het een beetje eng vindt, toch voorzichtig wat kunt doen. Zonder therapeut. Tan besluit: ‘Als je een film hebt gezien, net als wanneer je iemand ontmoet hebt, dan heb je je in elk geval diepgaand bezig gehouden met wat iemand beweegt en heeft doorgemaakt. Je kunt reflecteren: ‘hoe zou dit anders kunnen’, of: ‘wat verschrikkelijk, ik ben blij dat ik het niet ben.’ Als je een film samen met publiek kijkt, geeft dat volgens Tan nog een extra dimensie. ‘Als je je in een neurotische hoofdpersoon herkent, en je hoort anderen ook lachen, voel je je minder alleen. Dat kan film voorhebben op een boek. Bovendien is een film ingebed in een gemeenschap van mensen die er op dezelfde manier naar kijken. Er wordt over geschreven, je wordt overgehaald ernaar te kijken… zo’n gemeenschap is een grote steun. Groter dan die een therapeut je kan geven, denk ik wel eens: in therapie moet je het hebben van de autoriteit van één persoon.’
FILM
Ook volgens de Amerikaanse cinematherapeut Hesley veranderen patiënten omdat ze zich identificeren met één of meer filmpersonages, en daarmee mogelijkheden tot ander gedrag of de oplossing van een probleem zien waar ze nog niet op waren gekomen. Maar als je iemand met een specifiek probleem wilt helpen, moet je wel over een grote filmkennis beschikken, vindt Tan. ‘Je moet het juiste fragment weten te vinden bij een specifiek geval: een patroon dat zich herhaalt, een alternatief voor ongewenst gedrag of juist een overdrijving. Amerikanen die ik tegenkom, blijken veel meer currency te hebben aan film- en televisiefragmenten, waarschijnlijk omdat ze meer film en tv kijken. Dat zou een verklaring kunnen zijn waarom cinematherapie in Nederland niet erg is doorgedrongen.’ Hij denkt wel dat therapeuten altijd al voorbeelden uit de kunst gehaald hebben. ‘Sommigen hebben een grote repertoirekennis. Maar bij films kost dat veel tijd.’
HOOPVOL Misschien een goed excuus om vaker naar de film te gaan, en ook cliënten vaker naar de film te sturen. Films tillen ons even uit het bestaan van alledag en doen ons meeleven met helden en ellendelingen. We krijgen mogelijkheden tot nieuw gedrag en alternatieve oplossingen voor onze problemen aanreikt. Maar het belangrijkste is misschien nog wel dat films ons in contact brengen met de ervaringen van anderen, waardoor we ons minder alleen en meer hoopvol voelen. Therapie is natuurlijk meer. Maar toch, zoals Hesley ook zegt: voor de prijs van een filmkaartje of de huur van dvd – al heel aardig. …En natuurlijk zijn de films vaak onaardig tegen therapeuten. Maar aan de andere kant, was het niet in Hollywood dat men zegt: there is no such thing as negative publicity?'
FILM
‘ER WERKEN OP DIT MOMENT ONVOLDOENDE ALLOCHTONE PSYCHOTHERAPEUTEN BIJ ONS. DE KANS DAT WE VRAGEN VAN ALLOCHTONE MENSEN KUNNEN BEANTWOORDEN IN HUN CULTURELE CONTEXT, IS DAAROM NIET ZO GROOT.’ (EDSEL KWIDAMA, 2005) INTERCULTURALISATIE IS WEERBARSTIG Interculturalisatie is een weerbarstig proces. Dat zegt Edsel Kwidama, psychotherapeut, directeur van PsyQ en Antilliaan van geboorte. Hij kan het weten – hij zette zijn deuren wagenwijd open voor patiënten uit andere culturen. Nu erkent hij dat het moeilijk is de nodige kennis in relatief korte tijd over te dragen. Kwidama kiest dan ook voor de lange, maar meest praktische weg. Hulp aan allochtonen wordt op sommige plaatsen geconcentreerd en van daaruit wordt kennis getransporteerd. In 1974 vertrekt Edsel Kwidama vanuit Curaçao om in Nijmegen geneeskunde te studeren. In 1983 haalt hij zijn bul. Samen met anderen richt hij in de tussentijd een crèche op en stopt een jaar met studeren als zijn vrouw afstudeert. Zijn carrière begint bij de RIAGG in Den Haag, in eerste instantie als psychiater op de afdeling Sociale Psychiatrie, en al snel werkt hij ook met ouderen en als psychotherapeut. In de vijftien jaar dat hij inmiddels werkzaam is als psychotherapeut is er veel veranderd, vindt hij. De laatste jaren echter bekijkt Kwidama de ontwikkelingen in de geestelijke gezondheidszorg steeds meer met een managersbril, want na een lange periode als psychotherapeut besloot hij zich wat meer te gaan bemoeien met het beleid. Kwidama (1954) is nu directeur zorg van PsyQ, een nieuwe tak van de Haagse Parnassia Groep. Toen Kwidama naar Nederland ging om te studeren, was hij de enige uit het gezin van acht kinderen die de grote overtocht maakte. Zijn belangstelling voor psychotherapie vindt zijn oorsprong in dat grote gezin. Kwidama: ‘Ik heb zes zussen en een broer. We hadden het niet breed, dus we moesten alles delen. Een appel ging door zessen. Dat ‘delen’ zit diep in mij. Als ik het gevoel heb dat ik iets kan of iets voor een ander kan betekenen, dan doe ik dat. Vanuit die gedachte heb ik voor de psychiatrie gekozen. Ik wilde met mensen praten. Ik wilde weten, hoe gaat het met u in het leven? Waar wilt u naartoe? Kan ik een stukje met u meelopen? Op zó’n manier dat mensen de draad weer oppakken en weer goede stappen in hun leven maken. Ik was nieuwsgierig naar de mens in zijn totaliteit, daarom ging ik geneeskunde studeren. Ik had chirurg kunnen worden, maar dan zou ik geen contact met mensen hebben. Terwijl het mij daar juist om ging. Ik wilde ontwikkeling en verandering zien. Op andere gebieden van de geneeskunde vond ik dat niet.’ ‘Wie mijn inspirator was? Ik werd niet geïnspireerd door een van de grote mannen uit de psychiatrie. Toen ik koos voor de psychiatrie, werd Jan de Vries mijn supervisor. Een Rogeriaan van de oude stempel, of cliëntgericht psychotherapeut, zoals dat tegenwoordig heet. In zijn supervisies heeft hij mij echt de weg gewezen. Tot in de finesses heeft hij met mij de interventies doorgenomen. Hoe pak je iets aan? Is je tone of voice goed?... Dat heeft uiteindelijk ook mijn interesse voor de psychotherapie opgewekt.’
DE MANAGER
EDSEL KWIDAMA
BIJZONDER ‘In zekere zin is het een zwaar vak, maar je moet het ook niet overdrijven. Het wordt deels routine. De diagnose stellen bijvoorbeeld is op den duur een kwestie van ervaring. Ik vind het nog wel zwaar als mensen suïcidaal zijn. Of als je iemand behandelt met een zware stoornis, en je kunt niet precies inschatten of het nu wel of niet de goede kant opgaat. Jawel, ik trek iedere avond de deur met een gerust hart achter me dicht. Ik denk thuis heus nog wel eens aan mijn werk, maar ik lig er niet van wakker. Dat is wel iets wat je moet leren. De eerste vijf tot tien jaar neem je nog wel veel mee naar huis. Ik heb me aangeleerd om veel over mijn werk te praten. Ik kan iedereen aanraden om supervisies en intervisies te houden tot je ermee stopt.’ Door de jaren heen ging Kwidama gesprekken aan met honderden patiënten. Zit er tussen al deze mensen nog iemand die een bijzondere indruk op hem maakte? Kwidama glimlacht. ‘Ik denk niet zozeer aan een persoon maar aan een voorval. Ik heb een mevrouw in behandeling gehad die van Curaçao kwam, net als ik. Er is een ongeschreven regel die zegt dat je therapie voortzet in de taal waarin je begonnen bent. Wij ontmoetten elkaar in het Nederlands, terwijl we allebei van huis uit Papiaments spraken. Ik wist wel dat mensen hun emoties en ervaringen het beste naar buiten kunnen brengen in hun eigen taal. Toen de gesprekken niet liepen zijn we – zonder daar iets over te zeggen – overgestapt naar het Papiaments. Toen kwam ze wel los. Dat was iets moois. Dat iets wat je in de boeken leest in praktijk blijkt te werken.’
WEERBARSTIG ‘Als mensen hulp zoeken moet er wel een klik zijn. Ik wil ook altijd na vier bijeenkomsten evalueren. Klikt het, gaan we door? Ook voor mensen uit andere culturen moet er goede zorg beschikbaar zijn. De laatste jaren bleek dat het daar nogal aan schortte. In onze instellingen werken onvoldoende allochtone mensen als psychotherapeut. De kans dat we vragen van allochtone mensen kunnen beantwoorden in hun culturele context, is daarom niet zo groot. Wij bieden aan mensen uit Marokko en Turkije dezelfde hulp als aan die uit Friesland. Bepaalde aspecten blijven onderbelicht. Het is moeilijk hulp te bieden als je bijvoorbeeld niet weet wat de rol van de familie is, hoe er wordt gedacht over therapie, dat soort zaken. We hebben ons binnen de organisatie hard gemaakt voor interculturalisatie. We hebben voorlichting gegeven, lessen gegeven, noem maar op. Maar voorlopig zijn we tot de conclusie gekomen dat het moeilijk is de hele organisatie aan te passen aan de multiculturele zorgvraag. Wij hebben ervoor gekozen om de hulp aan allochtonen op sommige plaatsen te concentreren en van daaruit die kennis te transporteren. Dat is een lange weg, maar ik geloof daar nu meer in dan in het interculturaliseren van een hele instelling of zelfs heel Nederland. ‘Interculturalisatie is een vermoeiend proces. Ik heb me er jarenlang sterk voor gemaakt, maar het is weerbarstig. Ik vind wel dat we het op de kaart moeten houden, maar we moeten ook praktisch zijn. Ik weet dat het scheelt als je het gevoel hebt ‘dat zijn mijn mensen’. Ik was de enige zwarte in het managementteam van de instelling waar ik werkte. Ook op congressen ben ik vaak de enige. Dat is niet altijd prettig. Ik weet niet of ik me dubbel heb moeten bewijzen als therapeut. Dat is ook heel subjectief. Ik geloof van niet. In mijn werk heb ik er weinig hinder van ondervonden. Aan de telefoon horen mensen vaak niet dat ik Antilliaan ben en er is nog nooit iemand geweest die de gesprekken om die reden heeft gestopt.’
BETROKKEN Een aantal jaren terug nam de carrière van Edsel Kwidama een belangrijke wending. Naast zijn werk als psychotherapeut koos hij voor een baan als manager. ‘Buiten mijn werk had ik de neiging de leiding te nemen, maar in mijn werk niet. Toen heb ik gesolliciteerd als hoofd ambulante behandelingen van het Joris ziekenhuis in Delft. Na een fusie werd ik hoofd behandelzaken voor patiënten met langdurige zorg, voor mensen met psychosen en ernstige persoonlijkheidsstoornissen. Na een paar jaar ben ik directeur zorg voor volwassenen geworden van Parnassia.’
DE MANAGER
Onlangs kwam er een nieuwe uitdaging bij. Kwidama werd directeur zorg van PsyQ, een nieuw ‘merk’ van Parnassia. PsyQ biedt behandelingen voor mensen met klachten als depressies, eetstoornissen of psychotrauma, maar ook persoonlijkheidsstoornissen, een combinatie van somatiek en psychiatrie en seksuologische problemen. Met PsyQ is er een stukje ondernemen bij gekomen. Het is de bedoeling dat PsyQ ook buiten Den Haag programma’s gaat aanbieden. Deze nieuwe baby biedt voorlopig genoeg uitdaging voor Kwidama. Is er naast al dat ‘gemanage’ nog wel tijd om therapie te geven? Kwidama: ‘De verhouding therapeut-manager is helemaal scheef. Op maandag werk ik als psychiater, dan heb ik patiëntencontacten. Op dinsdagavond heb ik thuis een eigen praktijk. Dat doe ik al jaren. Dat is het voor wat betreft de therapie. Ik ben meer met beleid bezig dan met therapie. Dat vind ik niet vervelend, daar heb ik zelf voor gekozen. Ik vind het leuk om mensen aan te sturen en ze toch hun eigen ding te laten doen. Naast mijn werk als directeur en therapeut doe ik ook supervisie voor assistenten, ik schrijf rapporten voor justitie en ik doe de achterwacht voor crisisteams. Door de jaren heen is mijn dagbesteding er anders uit gaan zien, maar mijn betrokkenheid is niet minder geworden. Dat zal ook zo blijven tot ik ermee stop.’
DE MANAGER
‘IK ZOU WILLEN BEREIKEN DAT MET MIJN ONDERZOEK DE PRAKTIJK OOK ECHT VERBETERD KAN WORDEN, DAT HET IMPLICATIES HEEFT VOOR OPVOEDING, PSYCHOTHERAPIE OF PREVENTIE.’ (SUSAN BÖGELS, 2005) DE THERAPIE ALS INSPIRATIE Een paar dagen geleden las ze bij toeval dat de door haar bedachte ‘taak-concentratietraining’ opgenomen is in de richtlijnen voor behandeling van sociale fobie. Ze redigeerde samen met Van Oppen ‘Cognitieve therapie: Theorie en praktijk’, inmiddels een standaardwerk, en werd onlangs gevraagd zitting te nemen in een DSM-V commissie. Ze geeft therapie en supervisie, maar is ‘bovenal onderzoeker.’ Met vier kinderen, twee huizen en een meer dan voltijds baan kun je haar gerust ‘gedreven’ noemen. Als Susan Bögels (1960) eenmaal over haar werk begint te vertellen, is ze moeilijk bij te houden. De energie is bijna tastbaar. Haar verkort cv omvat 24 pagina’s. Indrukwekkend? ‘Ach, dat is in Nederland wel veel, maar in Amerika weer niet; daar begint de dag met een werkontbijt om acht uur en eindigt om 22.00 uur,’ vertelt ze bij navraag. Die Amerikaanse mentaliteit spreekt haar aan. Waarschijnlijk omdat – zoals ze zelf zegt – haar werk haar hobby is.
TAAK-CONCENTRATIETRAINING Bögels is universitair hoofddocent van de faculteit medische, klinische en experimentele psychologie van de Universiteit van Maastricht. Naast haar werk als onderzoeker geeft ze ongeveer één dag per week supervisie, en heeft ze een enkele patiënt zelf in behandeling. Haar werk als therapeut inspireert haar onderzoek, wat de therapie weer beïnvloedt. ‘Ik kom in de praktijk processen tegen die ik wil onderzoeken. Parallel daaraan ontwikkel ik een therapie. Daarmee kan ik toetsen of de theorie klopt. Vaak doen anderen dan de behandelingen en ik train en superviseer ze.’ Een recent voorbeeld is haar onderzoek naar wat angststoornissen in stand houdt. ‘Ik ben altijd erg geïnteresseerd geweest in sociale fobie, een veel voorkomende stoornis bij kinderen, maar ook bij volwassenen. Een theorie die me aansprak was dat mensen met een sociale fobie te veel vanuit de ander naar zichzelf kijken. Ze worden self-focused, krijgen dan negatieve gedachten over zichzelf en worden steeds angstiger. Die theorie heb ik onderzocht – onder meer met spiegel voor extra zelfbewustzijn – en tegelijk hebben we een training ontwikkeld die we taak-concentratietraining noemden. Een leuke en eenvoudige therapie, waarin je mensen heel eenvoudig leert zich te richten op de taak en niet op zichzelf. De training spreekt erg aan. Mensen met een sociale angststoornis voelen: zo werkt het bij mij. Ik heb het idee uit de sportpsychologie. Sporters die grote prestaties moeten leveren, worden getraind om geconcentreerd te blijven op de taak, in plaats van het publiek, vermoeidheid of zorgen. Ik las een paar dagen geleden bij toeval dat taakconcentratie in de richtlijnen staat van de behandeling van sociale angststoornissen. Dat vond ik wel een succes, ja!’
DE ONDERZOEKER
SUSAN BÖGELS
THERAPIE EN ONDERZOEK De combinatie therapie en onderzoek is in Nederland vrij bijzonder. Niet in de laatste plaats omdat het qua regelgeving vrij lastig is je in verschillende richtingen te ontwikkelen. ‘Ik denk ook dat veel mensen door het een of het ander gegrepen worden, en zich daarop richten. Ik zelf moet iets in de praktijk zíen om er onderzoek naar te doen. Daarnaast vind ik het ook leuk om met het vak bezig te zijn – uiteindelijk is het doel van al het onderzoek natuurlijk ook om patiënten beter te maken. Een klein stukje daarvan wil ik zelf blijven doen. Ik heb het geluk dat we in Maastricht een vrij unieke combinatie hebben, waarbij de RIAGG is geacademiseerd. Daardoor kon ik tot nu toe de combinatie maken en mijn registratie behouden. Maar ik ben ook wel erg gedreven. Mijn werk is mijn hobby, zeg ik altijd.’
MOEDER Misschien daarom is ook de combinatie met een gezin met vier kinderen, een huis in Maastricht en één in Amsterdam te maken. ‘Ik ben zelf ook opgegroeid in een groot gezin met een moeder die deed wat ze leuk vond, zich ontwikkelde en meer dan fulltime werkte. Ik heb het nooit als gemis ervaren dat ze niet met thee klaar zat als ik uit school kwam – eerder als vrijheid. Ik was heel trots op mijn moeder, een enorm gedreven en creatieve kunstenares. Mensen kwamen ook graag bij ons over de vloer, juist omdat we zo’n vrij en creatief gezin waren. Ik weet nog dat mijn zusje een zandmozaïek op de parketvloer had gemaakt – daar moesten we van mijn moeder allemaal omheen lopen. Die sfeer heeft me gevormd. Het was voor mij niet meer dan natuurlijk fulltime te blijven werken toen ik kinderen kreeg. Ik denk dat veel vrouwen schuldgevoelens hebben over het werken. Ik ken dat ook wel, maar bedenk dan hoe ik het als kind heb ervaren. Daarbij geloof ik dat je, als je parttime werkt, veel meer van jezelf vraagt. Je moet niet alleen op je werk meer doen in minder tijd, thuis wordt er ook nog wat van je verwacht. Je hebt een dubbeltaak. Ik heb zelf twee geweldige oppassen die ook koken, en ik heb geloof ik al tien jaar geen stofzuiger meer in handen gehad. Ik doe wel de leuke dingen – een cake bakken met de kinderen bijvoorbeeld. Ik ben op woensdagmiddag thuis. Als je fulltime werkt en dat signaal ook afgeeft aan je gezin, geeft dat meer rust dan parttime werken.’
VADER Sociale fobie was het eerste onderwerp waar Bögels zich lang mee bezig hield, maar er komen steeds meer onderwerpen bij, die vaak later weer in elkaar grijpen. Zoals de rol van vaders. Bögels vermoedt dat vaders belangrijk zijn bij het overdragen van een sociale fobie. Voor deze nieuwe onderzoekslijn werd haar net een Vidi subsidie door de Nederlandse Vereniging voor Wetenschappelijk Onderzoek toegekend. Ook in de lijn van angststoornissen, deed ze eerder vergelijkend onderzoek naar de effectiviteit van analytische therapie versus cognitieve gedragstherapie. Momenteel werkt ze met haar onderzoeksteam aan een grote studie naar de behandeling van kinderen tussen acht en achttien jaar met angststoornissen, waarbij therapie voor het kind alleen wordt vergeleken met therapie voor het hele gezin. Een andere recente interesse is mindfullnesstraining, die eigenlijk weer dicht aanhangt tegen de taak-concentratietraining.
REALITY-TV In het verlengde van haar eigen interesse voor de effectiviteit van therapieën, vindt Bögels dat er veel meer onderzocht zou moeten worden of de juiste therapieën de juiste mensen wel bereiken. ‘Therapie zou daarbij laagdrempelig moeten zijn. Het moet uit de taboesfeer. Ik denk dat we als therapeuten, onderzoekers, veel meer moeten proberen via allerlei media psychotherapie in de samenleving te krijgen. Reality-tv kan een goed hulpmiddel zijn. Er zijn opvoedingsprogramma’s waarin heel belangrijke dingen worden geleerd aan ouders, en dat bereikt de hele samenleving. Een ander voorbeeld zijn columns, bijvoorbeeld die van Annet Heffels in Margriet.’ Andere ideeën zijn onderzoek naar kosteneffectieve therapie, zodat veel mensen bereikt kunnen worden. ‘Ik ben absoluut niet tegen lange therapieën, maar een soort step-wise care, waarbij je alleen als je meer hulp nodig hebt verder gaat, lijkt me goed. Al denk ik persoon-
DE ONDERZOEKER
lijk natuurlijk dat er meer geld naar psychotherapie zou moeten gaan! Er gaat nu veel meer geld naar medische klachten, maar die blijken voor een groot deel voort te komen uit psychische klachten. Dat kan kosteneffectiever. Je kunt daarnaast door kwetsbare kinderen en hun ouders te trainen veel leed voorkomen. Uit ons eigen onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat angststoornissen beter te behandelen zijn bij acht- tot twaalfjarigen dan dertien tot achttien. En uit sociale fobie onder adolescenten komt vaak verslaving en depressie voort. Dat kun je dus door een vroege screening en interventie voorkomen.’
ONTDEKKER Het boeiendste aspect van haar werk vindt Bögels het onderzoek op nog onontgonnen terrein, en het doen van tegendraadse bevindingen. Toen zij begon met onderzoek naar sociale angststoornissen was dat nog een verwaarloosd onderzoeksgebied. Ze is nu weer vernieuwend met haar onderzoek naar de rol van vaders daarin. Uit haar studie naar de effectiviteit van analytische versus gedragstherapie, kwam verrassend genoeg dat beide op termijn even effectief zijn bij sociale angststoornissen. Ook de ontdekking van haar onderzoeksgroep dat bij jonge kinderen met angststoornissen individuele therapie veel effectiever is dan gezinstherapie, was behoorlijk tegendraads. ‘Het ontdekkingsaspect, het ingaan tegen de gevestigde orde, dat spreekt me het meest aan. Ik heb overwogen kunstenaar te worden, maar ik wilde ook onderzoek doen. Wat ik nog zou willen bereiken… Dat met mijn onderzoek de praktijk ook echt verbeterd kan worden, dat het implicaties heeft voor opvoeding, psychotherapie of preventie. Mijn persoonlijke ambitie is dat ik later geciteerd word in innovatieve ontdekkingen, om op wereldniveau mee te doen. Daarin kan ik nog een lange weg gaan.’ Ze verzucht meteen dat er nog zóveel is wat ze zou willen onderzoeken. ‘En er komen ook steeds nieuwe dingen bij. Soms tel ik angstig ‘hoeveel jaar heb ik nog tot mijn pensioen?’
DE ONDERZOEKER
‘HET ZOU BETER ZIJN ALS ER NIET OF VEEL MINDER AAN SUPERVISIE VERDIEND ZOU WORDEN, OMDAT ER DAN GEEN FINANCIËLE BELANGEN BIJ ZIJN. HET IS DAN MAKKELIJKER NIET GEMOTIVEERDE, DOMME MENSEN WEG TE STUREN.’ (WIM BRINKMAN, 2005) DE SOFA OP DE KAMER VAN DE GEDRAGSTHERAPEUT Met veel aandacht voor de methodologie en het proces dat wordt doorlopen, heeft Wim Brinkman (1936) zich ingezet voor de gedragstherapie. Zijn bijdrage leverde hem – tot zijn genoegen – een erelidmaatschap van de Vereniging van Gedragstherapie op. Maar zijn blik was wijder. Hij keek over de grenzen van het vakdomein heen en ging in psychoanalyse. In zijn negentiende-eeuwse woning in de lommerrijke wijk het Spiegel in Bussum ligt naast de voordeur een studeer- annex spreekkamer. Voor het raam staat een groot bureau vol paperassen, halverwege de kamer tegenover elkaar twee comfortabele stoelen. In de boekenkasten daarachter bevindt zich een enorme hoeveelheid boeken over uiteenlopende onderwerpen. Boeken over het vak, maar ook veel geschiedenisboeken en romans. Zo’n vijf jaar geleden is Wim Brinkman gestopt met zijn praktijk. Er komen nog wel eens cliënten. Maar het druppelt – gelukkig – minder na dan vooraf ingeschat. Hij is nu vooral bezig met het opruimen en zich afvragen of dossiers weggegooid moeten worden. Wat hij als ‘oude-mannenproblematiek’ omschrijft. Zijn idee om over dromen te schrijven blijft voorlopig nog een droom. Hij heeft nog niet de moed kunnen vatten zijn tanden erin te zetten.
TOEVAL EN GELUK Niet een welbewuste keuze, maar toeval en geluk zorgden er in feite voor dat hij psychotherapeut werd, concludeert Wim Brinkman op bijna zeventigjarige leeftijd. Tijdens zijn jeugdjaren, op de HBS-B, in Vlaardingen, wilde hij journalist worden. Dat leek hem wel een romantisch beroep. Aangetrokken door de zogenoemde rode faculteit – de politieke en sociale faculteit van de Universiteit van Amsterdam, zo genoemd omdat allerlei PvdA-prominenten daar lesgaven – trok hij in 1954 naar Amsterdam. Eerst naar de Vrije Universiteit. ‘Omdat het lot nu eenmaal bepaalde dat je daar als gereformeerde jongen ging studeren. Na drie maanden economie deserteerde ik en verkende Amsterdam verder als werkstudent. Met veel plezier. Het was ook echt nodig – ik was jong.’ In dat jaar besloot hij aan de zogenaamde sectie C van de sociaal-politieke faculteit sociale psychologie te studeren. Vijf jaar later studeerde hij af en werd staflid bij Sociale Psychologie.
ZINVOLLER ‘Er werd in die tijd nog weinig research gedaan en er was veel te onderzoeken. Ik had weinig verstand van methodologie maar las en herlas de methodologie van Adriaan de Groot en doceerde het vervolgens.’ Na een herindeling van de faculteiten kwam sociale psychologie terecht bij de interfaculteit Psychologie en zodoende kwam hij in contact met psychologen.
DE LERAAR
WIM BRINKMAN
Sociale psychologie gaf op den duur te weinig voldoening. ‘Ik had het gevoel op zee te zijn en nooit meer op een vast eiland. Er is veel materiaal, maar weinig coherente theorie. Daar werd ik zenuwachtig van.’ De vakgroep gedragstherapie was in opkomst en booming. Het behandelen van mensen met kwalen vond Brinkman zinvoller dan het onderzoek dat hij uitvoerde. ‘Zo belandde ik in het Psychologisch Laboratorium, in de groep van professor Barendregt, de schaker van weleer.’
JONGE HONDEN De nieuwsgierigheid om gedrag en storend gedrag te begrijpen was in de vakgroep groot. Er was geen fobie of probleem, of ze zetten er hun tanden in. Concreet werd bijgehouden en nagedacht over wat het opleverde. ‘We waren als jonge honden. De sfeer was uitbundig. We konden de wereld aan. En wat we niet wisten, zochten we uit.’ Alle docenten gaven therapieën en waren in therapie. Er was veel supervisie. Studenten werden in groepjes van vier tot vijf gecoacht. Die open sfeer vond Brinkman heel prettig. ‘Het was vrijheid, blijheid. Iedereen mocht bij de club komen. Met vragen kon je altijd bij collega’s binnenlopen.’ De tegenstelling met de psychoanalytici was groot: daar was de houding juist dat kennis niet gemeten kon worden. ‘Maar daar zijn we toch juist wetenschappers voor. Dat we dat uitdenken. Het is onzin dat er geen algemene uitspraken gedaan kunnen worden’, zegt de wetenschapper in hem geïrriteerd. ‘Het ging ook om prestige en macht. De verschillen waren groot. De klantengroepen waren erg anders. Bij ons, op het Psychologisch Lab, kon juist iedereen in therapie gaan. Behalve mensen die evident psychotisch waren.’
GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES Brinkman heeft altijd geschreven. Via via werd hij in de jaren zeventig gevraagd als redacteur van het Tijdschrift voor Psychotherapie. ‘Leuk werk, dat ik zo’n negen jaar heb gedaan. Heel resultaatgericht, met een hecht team van mensen als Liesbeth Ernst, Henk Wijngaarden en Hans Reijzer, die voor het tijdschrift een verbintenis – bijna een soort huwelijk – aangingen.’ Het redacteurschap zag hij als een interessante verruiming van zijn blikveld en daardoor verrijking van zijn kennis. Een ontmoeting met Hans Orlemans en Willem Haaijman op een congres leidde tot een redacteurschap van het Handboek van de Gedragstherapie. Bij de bespreking van de inhoud opperde Hans Orlemans dat hierin niet alleen maar techniek aan de orde moest komen. Al pratend ontstond het idee om het psychotherapeutisch proces te beschrijven. Deze beschrijving maakt nog altijd deel uit van het handboek. Met grote precisie, in zeer eenvoudige woorden heeft Brinkman hierin de verschillende stappen beschreven. Impliciete keuzen maakte hij hiermee expliciet, zodat therapeuten zich bewust werden van hun handelen. Hij heeft wat betreft de gedragstherapie misschien wel de communicatierevolutie van de jaren zestig handen en voeten gegeven. Zelf vindt hij zijn bijdrage echter niet bijzonder en zeker niet vernieuwend. Zijn eigen genoegen zat niet in het schrijven, maar in de cursussen die hieraan voorafgingen. Supervisiebijeenkomsten op het Psychologisch Lab samen met Ron Ramsay waar studenten uitvoerig, heel open over alle aspecten met elkaar van gedachten wisselden en leerden observeren. De aantekeningen van deze bijeenkomsten waren de bouwstenen van het ‘gedragstherapeutisch proces’. Het verbaast hem dat het hoofdstuk nog steeds relevant is. Achteraf vindt dat hij sommige zaken te makkelijk en te beknopt heeft gehouden. ‘Ik zou het nu uitgebreider en gedetailleerder beschrijven. Hoewel het dan wel langer wordt.’
IN PSYCHOANALYSE In de loop der jaren groeide het besef dat met gedragtherapie niet iedereen te helpen is. ‘We waren naïef geweest, liepen tegen klassieke problemen aan, die zich op het terrein van de psychoanalyse bevinden. Zoals verliefdheid van de cliënt. En weerstanden. Wat is weerstand? Waarom gaat een cliënt in therapie als hij weerstand heeft. Het bleek te simpel om fobieën als iets losstaands te beschouwen, het
DE LERAAR
is doorgaans een opeenstapeling van zaken.’ Met deze constateringen werd de weerstand tegen psychoanalyse minder. Uit nieuwsgierigheid om het vak verder te verkennen, ging Brinkman zelf in psychoanalyse. ‘Bij een grootheid, Huik van Leeuwen. Veel mensen vonden het vreemd.’ De ligbank in zijn werkkamer werd gaandeweg ontdekt, meesmuilend en grinnikend. ‘Alhoewel er wel enkele precedenten waren.’ Net als Van Dantzig, die hij in die tijd leerde kennen, vond Brinkman dat je als psychotherapeut van meer markten thuis moet zijn. ‘De woordenschat werd aangepast. Besmette woorden, zoals ‘overdracht’ werden gewoon.’ In zo’n acht jaar doorliep hij de opleiding psychoanalyse. Hij stapte na een conflict met twee stafleden uit het Psychoanalytische Genootschap en werd een jaar later lid van de progressieve vereniging voor Psychoanalytische Psychotherapie.
SUPERVISIE De kwaliteit van de psychotherapie gaat hem aan het hart. Hij noemt daarbij de prijs-kwaliteitverhouding. ‘Wie bepaalt dat? Het doorlopen van een cursus is geen garantie voor een goede therapeut. En: hoe blijft de therapeut scherp en gemotiveerd?’ Hij vindt dat therapie tegenwoordig te veel geld kost. ‘Daar moet je het goed voor doen. Maar daar is weinig of geen controle op. En hoe worden ongelukken vermeden?’ Hij zou wel meer controle willen hebben op uitoefening van het vak. Supervisie is voor hem daarom essentieel. ‘Het zou beter zijn als hier niet of veel minder aan verdiend zou worden, omdat er dan geen financiële belangen bij zijn. Het is dan makkelijker niet gemotiveerde, domme mensen weg te sturen.’ Zelf bracht hij dat in praktijk. Tegen onkostenvergoeding heeft hij jarenlang supervisie verzorgd bij het RIAGG te Deventer. ‘Reuze leuk werk, gemotiveerde mensen. Praten over lastige gevallen. Een perfecte manier om heel praktisch kennis en ervaring door te geven.’ Dat senioren kennis doorgeven en technieken demonstreren, zou ook meer en systematischer moeten gebeuren. Wat dat betreft ziet hij wel iets in een gildesysteem, waar jongeren van ouderen leren. Ook hamert hij op het belang van een methodische aanpak. En het goed noteren en documenteren van casussen. Want alleen door dat te doen en hierover verslag te leggen, kan er worden geleerd.
DE LERAAR
75 JAAR NEDERLANDSE VERENIGING VOOR PSYCHOTHERAPIE DEEL 1: 1930-1945 BREDER DAN PSYCHOANALYSE Het is 21 juni 1930. Een kleine groep psychiaters richt een vereniging op, die vijfenzeventig jaar later de uitgave die voor u ligt uit zal laten maken: de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie. De NVP is de eerste algemene organisatie van psychotherapeuten. Tot die tijd ontmoeten de pioniers van het vak elkaar vooral in Duitsland, waar al forums bestaan om van gedachten te wisselen over psychotherapie – onderscheiden van psychoanalyse. Onder de eerste leden van de NVP bevinden zich de coryfeeën van de psychotherapeutische psychiaters, zoals de hoogleraren Carp, Van der Horst, Bouman en Jelgersma. Voorzitter van de vereniging is J.H. van der Hoop, secretaris H.G. van der Waals. Nieuwsgierig maakt de discussie die in het – toen waarschijnlijk rokerige – vertrek heeft plaatsgevonden. In de oprichtingsakte staat als doel namelijk ‘het bevorderen van de ontwikkeling van de psychotherapie’. Het ‘dienen van de belangen van psychotherapeuten’, dat aanvankelijk ook als doel is geformuleerd, is – duidelijk op het laatste moment – met een pen doorgestreept. Gaat het om de ontwikkeling van de psychotherapie of de psychotherapeut?
GELEERD GEZELSCHAP De NVP is niet de eerste vereniging die in die tijd wordt opgericht. Psychiaters, of eigenlijk: zenuwartsen, zoals ze dan nog worden genoemd, wisselen vanaf 1913 regelmatig kennis uit. In 1917 ontstaat hieruit de Nederlandse Vereniging van Psychoanalyse. In het academische Leiden ontstaat in 1920 een lokaal studiegezelschap. Opvallend is dat vrijwel alle leden van de NVP ook lid zijn van de Nederlandse Vereniging van Psychoanalyse, en meer dan de helft is ook lid van de Duitse Allgemeine Aerztliche Gesellschaft für Psychotherapie. In 1927 ontstaat de Nederlandse Vereniging voor Psychologie. In 1928 wordt in Amsterdam het eerste Medisch Opvoedkundig Bureau (destijds Consultatiebureau voor Moeilijke Kinderen) opgericht. Er is duidelijk behoefte om met elkaar van gedachten te wisselen over de psyche.
ONBEWUSTE In 1930 heeft de kerk in Nederland nog veel te zeggen. Protestanten, katholieken en gereformeerden leven elk in een eigen samenleving met door de kerken voorgeschreven regels en gewoonten. Het geloof wordt bovendien geacht voor ‘het geestelijke’ te zorgen, en elke overtuiging heeft dan ook haar eigen inrichting voor zwakzinnigen en gekken. De zorg voor hen is zaak van de medici. Verklaringen voor geestesziekten worden in de medische sfeer en armoedige sociale omstandigheden gezocht. Freud heeft de kerkelijke grondvesten met zijn Traumdeutung in 1900 evenwel behoorlijk doen schudden. Hij heeft veranderingen in gang gezet door te zoeken naar verklaringen in de sfeer van het gevoelsleven van de mens, en daarin het onbewuste een rol te geven. Dertig jaar na publicatie is er nog volop discussie over zijn theorie – niet in de laatste plaats door zijn eigen bemoeienis. In Wenen heeft Freud een organisatie rond zijn persoon opgebouwd met ook internationale vertakkingen. Freud is meer dan een naam: een aantal Nederlandse psychiaters kent hem persoonlijk of is bij hem in analyse geweest. De Leidse psychiater Jelgersma toont zich in 1914 tijdens college openlijk voorstander van Freuds theorieën. Dat draagt bij aan de erkenning van de psychoanalyse.
1930-1945
PSYCHOTHERAPIE WAS EEN ACTIVITEIT VOOR ERUDIETE INTERNATIONAAL GESCHOOLDE MEDICI.
ANALYTICI EN NIET-ANALYTICI Er is veel enthousiasme voor de theorie en behandelwijze van Freud – maar misschien nog wel meer weerstand. Die komt met name van de kerken, die ‘hun’ terrein, ‘de geest’, op wel zeer brute wijze aangevallen zien. Katholieken wijzen psychotherapie en zeker psychoanalyse af. Protestanten worstelen met de concurrentie van de zielenherder en de psychotherapeut. Vooral Freud en zijn psychoanalyse moeten het ontgelden. ‘Wie werkelijk katholiek is, kan geen psychoanalyticus zijn volgens de theorieën van Freud’, schrijft een bisschop. Freuds theorie van het driftleven is niet bepaald het favoriete onderwerp van de kerk. Mede gevoed door de houding van de kerken, zijn de toenmalig zenuwartsen óf voor óf tegen Freud, ongeacht of ze analyticus zijn of nietanalyticus. Deze strijd woedt ook hevig in 1930, het jaar dat de NVP wordt opgericht. Hoogleraar psychiatrie Jelgersma gaat dan met emeritaat en over zijn opvolging is veel discussie: analytici zien graag dat deze post weer door een analyticus wordt ingenomen, zodat het Freudiaanse bolwerk gehandhaafd zal blijven. Het wordt een niet-analyticus, de katholieke Carp, lid van de NVP. Het is waarschijnlijk geen toeval dat de NVP juist in deze tijd is opgericht. De NVP is een neutraler forum dan de Vereniging voor Psychoanalyse, die in het oprichtingsjaar van de NVP al zo’n dertien jaar bestaat. Opvallend is dat analytici lid en zelfs oprichters zijn van dit studiegenootschap. In de jaren dertig worden daarnaast steeds meer gesprekken gevoerd door niet-medici, ofwel leken, zoals dat in die tijd heet. De gesprekken wijken in aard, setting en frequentie af van de door Freud nauwkeurig omschreven psychoanalytische behandeling.
EEN ELITAIRE BEDOENING Zowel psychotherapie als de NVP zijn nog een elitaire bedoening in de jaren dertig. Alleen zenuwartsen die psychotherapie beoefenen mogen lid worden, en de meeste leden worden gevraagd. In 1940 wordt in Amsterdam het Instituut voor Medische Psychologie (IMP) opgericht, met als primair doel het aanbieden van psychotherapie aan het minder draagkrachtige deel van de bevolking door gekwalificeerde artsen-psychotherapeuten, in een ambulante setting. Later worden er ook in andere steden IMP’s opgericht. De keuze voor financieel laagdrempelige zorg pakt in de praktijk slecht uit: de beter opgeleide cliënten zijn sterk oververtegenwoordigd bij de IMP’s en de gewenste doelgroep wordt niet bereikt. Wel is de keuze voor een grote doelgroep een stap op weg naar erkenning. Psychotherapeuten hebben nu een eigen instituut van waaruit de psychotherapeutische zorg wordt gecoördineerd. Bovendien geeft het IMP de eerste aanzet tot een zelfstandige opleiding tot psychotherapeut, door opleidingen en cursussen te geven.
1946 – 1965
DEFINITIES PSYCHOTHERAPIE Carp: ‘Psychotherapie is geestelijke beïnvloeding van in eenigerlei opzicht geesteszieke persoonlijkheden met het kennelijke doel genezing of verlichting van het lijden te bewerkstelligen.’ (1939) Westerman Holstijn: ‘Van psychotherapie mag men pas spreken, als er, gebaseerd op de kennis van de dieptepsychologische verhoudingen in de neurotische psyche, verhoudingen die tot in het organische toe volgbaar zijn, een systematische behandelingswijze gevolgd wordt, met kennis van de andere mogelijkheden en van de gevaren van de indicaties voor de verschillende gevallen.’ (1938)
1946 – 1965
DEEL 2: 1946 – 1965 ZOEKTOCHT NAAR ERKENNING Tijdens de oorlogsjaren ligt de ontwikkeling van het vak grotendeels stil. Na de oorlog bestaat de NVP uit 75 leden, waarvan de meesten elkaar kennen. In verenigingsverband wordt informeel met elkaar van gedachten gewisseld. De NVP is, mede door de ballotage, nog steeds een besloten club, waar op wetenschappelijk niveau van gedachten wordt gewisseld. Medici – het uitoefenen van de psychotherapie is immers beperkt tot medici met de specialisatie psychiatrie – worden op uitnodiging lid. In de medische opleiding is echter nagenoeg geen aandacht voor psychotherapie of zelfs psychologie. De discussie die hierover ontstaat brengt de NVP er in 1947 toe een advies op dit terrein uit te brengen.
OPLEIDINGSADVIES Dit advies bestaat erin om psychologie op te nemen als bijvak in de studie medicijnen, al vóór het kandidaats. Ten tweede zouden na het kandidaats psychoanalytische psychologie en psychopathologie als verplicht vak ingevoerd moeten worden. Ook benadrukt de vereniging dat assistenten kennis en ervaring met psychotherapie bijgebracht moet worden. In het advies wordt ook de deur op een kier gezet voor psychotherapie door niet-medici. ‘Gezien de steeds toenemende vraag naar psychotherapie is het gevaar niet denkbeeldig dat deze in hoofdzaak in handen zal komen van leeken, omdat er niet genoeg medici voor het specialisme beschikbaar zijn. Het lijkt ons daarom wenschelijk op den duur onder bepaalde omstandigheden ook aan niet-medici met een bepaalde opleiding (wij denken hierbij in de eerste plaats aan hiervoor begaafde psychologen) toe te staan, de psychotherapie onder toezicht van een medischen psychotherapeut uit te oefenen.’
TOELATING ‘LEKEN’ In het verlengde hiervan wordt ook de toelating van leken tot congressen bediscussieerd. Voorstanders verwijzen naar Amerika, waar steeds meer niet-artsen tot de beroepsgroep behoren. De Amsterdamse hoogleraar Van der Horst zegt in die tijd: ‘Het is beter te spreken over niet-artsen en niet-psychotherapeutische artsen, want sommige zogenaamde leken zijn beter toegerust voor de psychotherapie dan vele artsen.’ Tegenstanders benadrukken het belang van het medisch denken. De NVP neigt naar psychiatrie: ‘Psychotherapie ressorteert onder de Psychiatrie’ is het uiteindelijke standpunt. In 1946 wordt door de Nederlandse Vereniging voor Psychoanalyse een afzonderlijk instituut opgericht, het ‘Psychoanalytisch Instituut’ (PAI), bedoeld voor de opleiding van analytici. Dit instituut krijgt ook een hulpverleningsfunctie binnen de Amsterdamse AGGZ. Dit betekent concurrentie voor de IMP’s, maar is gunstig voor de patiënten, die daarmee meer mogelijkheden hebben om kosteloos psychotherapie te krijgen. In het licht van de professionalisering van het beroep is het echter helemaal niet zo gunstig. Een tweede opleiding kan immers het signaal afgeven van verdeeldheid binnen het vak, en dat getuigt niet van professionaliteit.
MATERIËLE ERKENNING Tegelijkertijd worden er eisen gesteld in de materiële sfeer, en wordt de wenselijkheid van registratie aan de orde gesteld. Er wordt advies gevraagd over het tarief. Het streven is een vergoeding van maximaal achthonderd gulden per jaar (tachtig zittingen), en bij bijzondere gevallen een overschrijding. Probleem is dat de rayoncommissie Ziekenfonds bestaat uit betrekkelijk vage deskundigen, namelijk
1946 – 1965
IN DE JAREN VIJFTIG WAS DE INTERESSE VOOR DE WETENSCHAPPELIJKE PSYCHOLOGIE IN DE SAMENLEVING STERK IN OPKOMST.
‘deskundig geachte psychiaters’, zonder dat men precies weet wie hiertoe mogen worden gerekend. Als er bovendien over psychotherapie wordt nagedacht door de beleidsmakers, is er voor hen maar één groep deskundigen: de psychiaters. In 1950 wordt de honorering van psychotherapie afgewezen wegens de slechte financiële toestand van het ziekenfondswezen. Ook de verzuiling werkt de erkenning en uitbouw van psychotherapeutische voorzieningen tegen. De Ziekenfondsraad bestaat voor een groot deel uit katholieken, die onwelwillend tegenover psychotherapie staan. Zelfs de paus laat zich uit over ‘zenuwziekte’, die hij als uitsluitend lichamelijk ziet, en die bij de katholieke patiënt uiteraard alleen door een katholiek zenuwarts kan worden behandeld. In december 1950 verschijnt een overheidsrapport dat zeer ver gaat in de steun voor psychotherapie; een eerste succes voor de psychotherapeuten. Het rapport blijkt jaren later echter in een la te zijn verdwenen. Drie jaar later volgen de eerste besprekingen met de Ziekenfondsraad: is het gewenst om ziekenfondsverzekerden psychotherapie te verstrekken? In vele discussies wordt aan de orde gesteld hoe gehonoreerd en georganiseerd moet worden. De discussie sleept zich voort en pas in 1959 komt de eerste overeenkomst voor honorering van kortdurende behandeling tot stand, officieel voor een proefjaar.
MEER DIFFERENTIATIE Het psychotherapeutisch aanbod breidt zich na de oorlog uit. Er komen meer therapeuten en het aantal patiënten neemt jaarlijks toe. Nieuwe behandelvormen worden geïntroduceerd, in het bijzonder kortdurende therapieën. De hoogleraar Rümke heeft net na de oorlog grote invloed op de ontwikkeling van het vak. Hij leidt het nieuwe tijdperk in, dat in het teken staat van meer differentiatie van de psychotherapie. Rümke acht het onmogelijk dat een psychiater al het psychologische werk even goed doet als een psycholoog. Anderzijds lijkt het hem ook onmogelijk dat de psycholoog zonder psychiater werkt. Hij vindt dat de psychiater zijn kliniek moet openstellen voor niet-medici. De psychologen winnen dus terrein bij de differentiatie die in gang is gezet.
ALGEMENE VOORZIENING Tot 1963 zijn er slechts twee IMP’s in Nederland, in Amsterdam en in Utrecht. Daarna breidt het aantal psychotherapeutische instituten zich uit; in 1967 zijn het er vijf. Psychotherapie begint langzamerhand gewoner te worden. De bij IMP's werkzame psychologen en psychiaters noemen zich psychotherapeut en worden gelijk gehonoreerd. De instituten hebben ook een eigen opleiding tot psychotherapeut. De inbedding in het medische beroep is echter nog steeds vanzelfsprekend.
1946 – 1965
DEFINITIE PSYCHOTHERAPIE Rümke: ‘Het laten afreageren van spanningen in een gesprek of een reeks gesprekken noem ik psychotherapie.’ (1954)
1946 – 1965
IN DE SCHIJNWERPERS DOORDRINGEN IN DE MEDISCHE WERELD Op 1 januari 1967 wordt de eerste psycholoog toegelaten tot de NVP: Jos Dijkhuis, directeur van het IMP te Utrecht. Een niet onbelangrijke gebeurtenis, want de NVP is in toenemende mate het instituut dat bijvoorbeeld de opleidingseisen van de psychotherapeut beheerst en beschermt. Als het om financiering gaat, is het NIP, de organisatie van psychologen, echter de vereniging die onderhandelt met de Ziekenfondsraad. Dat komt omdat het NIP een veel grotere organisatie is. En bij die onderhandelingen betrekt het NIP de NVP niet. Het NIP staat in die tijd, in vergelijking met de NVP, meer open voor andere beroepsgroepen. Blankstein, vooraanstaand lid van de NVP, maar ook lid van de commissie Psychotherapie van het NIP, stelt voor ‘ook te ijveren voor de belangen van andere groepen, bijvoorbeeld maatschappelijk werkers’. De NVP vindt maatschappelijk werkers niet in het beroep passen.
ZELFSTANDIG DISCIPLINE Er wordt veel gedaan om de psychotherapie als zelfstandige discipline of beroep te vestigen. Er vindt discussie plaats over de eigenheid van de psychotherapie: is de psychotherapie een eigen discipline of eerder een methode? De meningen lopen uiteen, maar voor de erkenning is het natuurlijk veel handiger van een vak te blijven spreken. Jan Dijkhuis zegt in een interview: ‘Ik vind zelf dat psychotherapie meer een deskundigheid is. Maar ik heb erg meegewerkt aan de politiek van een beroep te ontwikkelen omdat dat de manier was om gesprekken te hebben met de overheid.’
TITELBESCHERMING In 1973 komt de ‘Commissie-de Vreeze’, ofwel de Staatscommissie Medische Beroepsuitoefening, tot een officiële definitie van psychotherapie (zie onder). Het begrip psychotherapie is door psychologen en psychiaters gezamenlijk gedefinieerd – een duidelijke erkenning richting psychologen. Psychologen krijgen titelbescherming. Voor psychotherapeuten is dit wel voorgesteld, maar het medisch tuchtrecht wordt niet op hen van toepassing verklaard. In hetzelfde jaar overleggen NIP en NVP over registratie. De algemene mening is dat er wel geregistreerd moet worden, maar dat men niet verplicht is lid van een vereniging te zijn. Met het rapport van de Commissie-De Vreeze krijgen de psychologen toegang tot het medische bolwerk. Echter, een gelijke behandeling – inclusief bijvoorbeeld toegang tot het tuchtrecht – van psychologen en psychiaters is nog ver te zoeken. En daarmee het vormen van een eenheid binnen de psychotherapie.
EXPLOSIEVE VRAAG Vanaf 1965 stijgt de vraag naar psychotherapie explosief. De eerste oorzaak is dat de Algemene Bijstandswet (ABW) van kracht is geworden, waaruit de IMP’s vanaf die tijd gefinancierd worden. Deze landelijke financieringsvorm geeft een blijk van erkenning door de overheid van het belang van psychotherapie. Daarnaast ontstaat er onder beter opgeleiden steeds meer interesse voor de meest uiteenlopende vormen van psychotherapie – misschien wel omdat de nieuwe vrijheid ook persoonlijke vragen oproept, al dan niet ingegeven door het geloof. Ook is de psychotherapeut met psychologische achtergrond in opkomst. Met de financiering blijft het goed gaan. Vanaf 1967 wordt psychotherapie als ziekenfondsverstrekking gebruikelijker. Psychotherapeuten lijken in aanmerking te komen voor structurele zelfstandige financiering, en mogen bovendien meer zittingen declareren. ‘De bomen groeiden de hemel in,’ zegt Dries van Dantzig hierover in een interview. Hij zorgt als directeur van het IMP Amsterdam voor heel wat werk voor psychotherapeuten.
1965 – 1979
PSYCHIATRIE EN PSYCHOTHERAPIE WAREN IN DE JAREN ZEVENTIG ONDERWERP VAN MAATSCHAPPELIJKE DISCUSSIE.
WILDGROEI Begin jaren zeventig krijgt de NVP meer macht. De centrale vragen rond de psychotherapie-opleiding leveren geschillen op die binnen de muren van de NVP worden uitgevochten. Een continu strijdpunt is of in de opleiding ook een leertherapie verplicht gesteld kan worden. Aan het lidmaatschap van de NVP worden duidelijkere en meer formele eisen gesteld. Er komt een puntensysteem, waarbij bijvoorbeeld kennis van slechts één vorm van therapie onvoldoende punten oplevert om lid te kunnen worden. Ook wordt het ‘screenen van cursussen’ geïnitieerd. Bepaalde cursussen geven recht op een bepaalde hoeveelheid punten en met voldoende punten kan men lid worden. In 1974 richt de NVP het Tijdschrift voor Psychotherapie op. Daar worden de verschillende therapeutische scholen vormgegeven. Een professie in oprichting krijgt vorm. Er is ook vakinhoudelijk strijd. De mensen die op ministeries en in adviesraden de plaats bepalen van het beroep in opkomst, moeten ervan uit kunnen gaan dat de opleidingen en werkzaamheden kwaliteit hebben. Het is aan de NVP beroepsbeoefenaren en specialistische verenigingen te erkennen of uit te sluiten.
VERBREDING VAN HET VAK Tot 1976 is de belangrijkste ontwikkeling in het vak die van uitbreiding en verdieping. Na de psychiaters worden de psychologen geaccepteerd, aanvankelijk allemaal analytici. Later melden zich steeds meer beroepsgroepen, en ook andere methoden dan psychoanalyse raken erkend, zoals groepstherapie, gedragstherapie, Rogeriaanse therapie en gezinstherapie. Ook het aantal psychotherapeuten stijgt sterk, en in 1975 zijn er acht IMP’s tegenover twee in 1946. Talrijke andere ambulante geestelijke gezondheidszorginstellingen geven ook psychotherapie. De opleiding wordt meer en meer gestandaardiseerd en ook de aansluiting met de universiteit wordt gezocht. Er worden pogingen gedaan om tot een interfacultaire opleiding te komen, die uiteindelijk stranden.
NEGATIEF IN DE MEDIA Rond 1976 is er een duidelijke ommekeer. De ontwikkeling van het vak is tot dan in handen gebleven van therapeuten, die weliswaar diverse achtergronden hebben, maar wel erkenning weten af te dwingen in de vorm van honorering. Rond 1976 worden psychotherapeuten van een marginale groepering in de geestelijke gezondheidszorg tot een belangrijke kern. Het maatschappelijk belang – en de hoeveelheid geld die nodig is voor therapie – wordt zichtbaar. Met als gevolg dat andere groeperingen en instanties zich in de ontwikkeling van het vak gaan mengen. ‘Ziekenfondsen erkennen en betalen psychologen en agogen niet als psychotherapeutische geneesheren, terwijl ze daarvoor een grondiger opleiding hebben gehad dan psychiaters. Zij worden daardoor schandelijk gediscrimineerd ten opzichte van de zenuwartsen, die door hun vaak onbehoorlijke hoge honoreringen en salariëringen de volksgezondheid toch al zoveel geld kosten.’ Deze stellingname van Frank van Ree in het Vakbondsblad van Ambtenaren, doet de schijnwerpers op de psychotherapie richten. Mak en Schrameijer, freelance journalisten van de Groene Amsterdammer, gaan op onderzoek uit en publiceren in 1976 een artikel over psychotherapie. Het artikel is een pleidooi voor psychotherapie: ‘Het is een misverstand om psychotherapie enkel te zien als een middel om mensen te verdoven, af te leiden van maatschappelijke conflicten. Die flauwekul moet bij deze maar eens definitief de wereld uit: een goede therapie maakt mensen zelfbewuster, steviger, beter toegerust voor maatschappelijke conflicten en veranderingsprocessen’. Maar het artikel is ook buitengewoon kritisch over de rituele en dure intake, de manier van organiseren en de afstemming. De kritiek richt zich op de IMP-en. ‘Zoals ze zich nu presenteren, doen de IMP-en zich voor als opgeblazen kikkers. Laten ze maar gewoon doen, dan zijn ze al gek genoeg.’ Psychotherapeuten zijn geen geuzen meer, maar een uitdijende groep mensen die een bepaald type arbeid verricht in een eigen instituut.
1965 – 1979
DEFINITIES PSYCHOTHERAPIE DE OFFICIËLE DEFINITIE ‘Psychotherapie is het op wetenschappelijke verantwoorde wijze behandelen door een deskundige die daarvoor is opgeleid van patiënten, in die zin dat zij hulp behoeven voor psychische moeilijkheden, conflicten en stoornissen, door middel van het op methodische wijze vestigen, structureren en hanteren van een relatie ten einde die psychische moeilijkheden, conflicten of stoornissen op te heffen of verminderen.’ (1968)
DEFINITIE PSYCHOTHERAPIE (AFSTAND NEMEND VAN HET MEDISCH DENKEN) Blankstein: ‘Psychotherapie is voor mij: – het aangaan van een meer of minder geëxpliciteerd contract – tussen de cliënt of het cliëntsysteem met problemen van psychische aard (gedragsmoeilijkheden, emotionele problemen, conflicten) en een beïnvloedingsdeskundige – met het oogmerk om met behulp van psychologische middelen, in het bijzonder het op methodische wijze vestigen, structureren en hanteren van de hulpverleningsrelatie door deze deskundige – niet alleen de betreffende psychische problemen op te heffen of althans te verminderen, maar ook door de mogelijkheden voor zelfrealisering voor de betrokken cliënten te vergroten en daarmee hun beslissingsvrijheid, hun keuzemogelijkheden te vermeerderen.’ (1976)
1965 – 1979
DEEL 4: 1980-1995 BREDE TOEGANKELIJKHEID FINANCIËLE ERKENNING Vanaf 1980 wordt psychotherapie – voornamelijk gegeven vanuit de IMP’s – uit de AWBZ gefinancierd. Een officiële erkenning op financieel gebied, maar met een aanzienlijk nadeel: de Ziekenfondsraad, die de gelden van de AWBZ beheert, bepaalt dat er budgetfinanciering komt. IMP’s moeten volgens de raad prioriteiten stellen, wachtlijsten aanleggen en cliënten selecteren. De raad vindt het niet meer in de tijd passen dat een instelling die gefinancierd wordt met gemeenschapsgeld, zonder controle van buitenaf kan functioneren. Daarnaast spelen de opkomende ideeën over gezondheidsvoorziening per regio (later vormgegeven in RIAGG’s) een rol. Wel is psychotherapie ook in de ogen van het publiek ‘reguliere zorg’ geworden – ‘iets wat besproken wordt in de Tweede Kamer’. De maatschappij erkent eindelijk dat het gaat om centrale behoeften en waarden van het sociale systeem.
NOTA-VERHAGEN De zich professionaliserende psychotherapeuten krijgen eind jaren zeventig ook steun binnen de regering. De Hoofdinspectie voor de Geestelijke Volksgezondheid stelt een Werkgroep Psychotherapie in, die zich bezighoudt met allerlei vragen rond therapie in de samenleving. Uiteindelijk komt deze in 1981 met het rapport-Verhagen. Dit rapport geeft psychotherapeuten bestaansrecht door ze een gedetailleerde opleiding voor te schrijven en eisen aan de therapeut te stellen (persoonlijke geschiktheid, volgen van leertherapie en wetenschappelijke vorming). De opleidingen gaan vallen onder het Centraal Orgaan Opleidingen Psychotherapie (COOP), een landelijke instantie die voorwaarden, eisen en normen stelt aan de opleiding. Psychotherapie moet worden uitgevoerd in een Organisatorisch Eenheid voor Psychotherapie (OEP), waarbij de indicatie voor psychotherapie door een indicatieteam gesteld moet worden. Het rapport wordt grotendeels overgenomen door de regering. Een triomf, maar geen totale triomf: psychotherapie wordt een deskundigheid genoemd, geen beroep. In weerwil van het standpunt van het rapport wordt de ‘specifieke deskundigheid’ psychotherapie – zoals het vak in het veld altijd is gezien – niet erkend in verband met de Wet BIG, die in die tijd nog op afhandeling wacht. Deze Wet BIG is in hetzelfde jaar voor het eerst serieus besproken binnen een NVP-vergadering. Men vindt dat het beroep op universitair niveau in het curriculum moet worden opgenomen. Er wordt besloten te streven naar erkenning van de psychotherapie in de wet BIG als basisberoep én als specialisme. Dat laatste is nooit gelukt, maar lijkt weer een optie nu, anno 2005, het BIG-register psychotherapeut behouden blijft.
RIAGG’S Op 1 januari 1983 zijn de Regionale Instellingen voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg (RIAGG’s) een feit. De overheid heeft daartoe in 1977 besloten. Er komt per regio één instelling met een totaalpakket aan Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg (AGGZ) – voorzieningen waarin dus niet alleen de IMP’s, maar ook bijvoorbeeld de Medisch Opvoedkundig Bureaus, Sociaal-psychiatrische diensten en Bureaus voor Levens- en Gezinsvragen vallen. Uitsluitend deze RIAGG’s worden gefinancierd. Het idee achter de vorming van 59 regio’s van 150.000 tot 300.000 inwoners is, dat iedereen in Nederland zo toegang heeft tot de ambulante geestelijke gezondheidszorg. Aan de andere kant moeten de RIAGG’s tegenwicht bieden aan de conservatieve klinieken, en ambulante zorg bieden, waarin de patiënt zelf keuze heeft. De psychotherapeuten verzetten zich sterk tegen het verlies van hun eigen instituut en hun zelfstandigheid. Vermindering van de mogelijkheden therapie te geven wordt met de opkomst van de RIAGG’s alom gevreesd. Elf van de zeventien aangesloten IMP’s zeggen,
1980-1995
BEGIN JAREN TACHTIG NOG WAS PERSOONLIJKE GROEI EEN BELANGRIJKE DOELSTELLING VOOR PSYCHOTHERAPIE.
in een poging de overheid te beïnvloeden, hun lidmaatschap op van de Nederlandse Vereniging voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg (NVAGG). Dit is de uitvoerder van de RIAGG-vorming. Ze verenigen zich in een strijd om zelfstandig te kunnen blijven. De RIAGG-vorming is bovendien niet gunstig voor vrijgevestigde psychotherapeuten met een psychologieachtergrond. Ze krijgen alleen een vergoeding als ze binnen een RIAGG werken. Wel kunnen ze via de ‘verlengde arm-constructie’ onder toezicht van een psychiater therapie geven in diens vrijgevestigde praktijk. Later (in 1994) zal deze vervangen worden door de ‘door of vanwege RIAGG-constructie’, waarbij de RIAGG’s als tussenpersoon gaan fungeren. Met het Besluit Zorgaanspraken AWBZ krijgen de vrijgevestigde therapeuten sinds 2004 rechtstreekse vergoeding.
DE NVP EN HET COOP 1986 is een jaar van omslag. De psychotherapie is nu echt geprofessionaliseerd. Er is een regeringsstandpunt over psychotherapie, een registratieregeling voor psychotherapeuten, waarvan het ministerie van WVS toezichthouder is, en subsidie voor de basisopleiding psychotherapie. Het postdoctorale opleidingsinstituut RINO en opleidingsorgaan COOP zijn geïnstalleerd en de RIAGG’s, waarin psychotherapie een plaats krijgt, zijn tot ontwikkeling gekomen. De NVP heeft een belangrijke rol in het totstandkomen van het Centraal Orgaan Opleidingen Psychotherapie (COOP). Er zijn veel besprekingen tussen NVP en overheid over de toekomstige psychotherapieopleiding, het niveau, de organisatie en de financiering. Ook binnen het veld wordt veel gediscussieerd. De psychotherapeuten bereiken veel, maar tegen een prijs. De NVP is bijvoorbeeld niet erg enthousiast over het uiteindelijke resultaat. Het vereiste opleidingsniveau is lager dan dat van de eerste pioniers en ook de beloning valt tegen. De psychotherapeuten zijn minder autonoom dan ze voor ogen hadden; ze kunnen immers niet meer in hun eigen instituut, het IMP werken, maar moeten samenwerken met anderen in de RIAGG's.
1980-1995
DEFINITIES PSYCHOTHERAPIE Deenen: ‘Elke methodische handeling die gericht is op het veranderen van gedrag, ongeacht of het door wie dan ook wel of niet als probleemgedrag wordt ervaren of benoemd, is therapie.’(1986) Van Kalmthout: ‘Een intensief professioneel contact tussen psychotherapeut en cliënt, dat is gericht op een aandachtige exploratie van symptomen, klachten en/of psychische problemen, tegen de achtergrond van de levensloop van de cliënt en gericht op wat traditioneel in de psychotherapie wordt omschreven als persoonlijkheidsverandering, in tegenstelling tot symptoombehandeling.’(1993)
1980-1995
DEEL 5 DE PERIODE 1995 – 2005 VREES VOOR HET EINDE VAN HET BEROEP WET BIG Op 1 april 1998 treedt de Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (BIG) in werking voor psychotherapeuten. In de wet worden handelingen voorbehouden aan daartoe bevoegde beroepsbeoefenaren, om te voorkomen dat door ondeskundig handelen de patiënt onaanvaardbare risico’s loopt. In de Wet BIG kent de overheid dus een status toe aan de deskundigheid van de psychotherapeuten, door die als basisberoep te erkennen. Tevens formuleert zij nu de opleidingseisen voor het beroep. De deskundigheid psychotherapeut wordt ook erkend, als vaardigheid binnen een beroep. Deze wordt dus meer geformuleerd door de beroepsgroep zelf. Elke psychotherapeut die aan de gestelde opleidingseisen voldoet, kan worden opgenomen in het BIG-register. Bovendien vallen de therapeuten nu onder het tuchtrecht.
OPLEIDING Ten tijde van de Wet BIG is de overheid opeens een belangrijke speler geworden in het formuleren van opleidingseisen voor psychotherapeuten. De voorzet is wel door de beroepsgroep zelf gegeven: de leidraad voor de opleidingseisen in de Wet BIG is het ‘besluit inzake registratie van psychotherapeuten’ en de opgedane praktijkervaringen met dit besluit. Dit vloeit deels voort uit de rijke opleidingstraditie van de NVP. De overheid volgt de psychotherapeuten kennelijk in hetgeen zij ontwikkeld hebben. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) bepaalt dat de zes Regionale Instituten voor Nascholing en Opleiding in de geestelijke gezondheidszorg (RINO’s) als enige reguliere opleidingsinstellingen voor psychotherapeuten worden erkend. De Wet BIG heeft tot resultaat dat een universitaire opleiding noodzakelijk is geworden om toegelaten te worden tot de opleiding voor psychotherapeut. Daarmee wordt de instroom tot het beroep kleiner, en dus beter reguleerbaar. Maatschappelijk werkers bijvoorbeeld vallen nu buiten het beroep psychotherapeut. De Wet BIG levert niet de verwachte opheldering van het deskundigheidsniveau op waarop de psychotherapeuten hoopten. De wet heeft slechts de beroepen die er zijn opgetekend, maar de onderlinge verhoudingen worden niet aangegeven. Als gevolg van de Wet BIG besluit bovendien het NIP een aparte positie in te nemen. Zij strijdt voor de erkenning van de ‘klinisch psycholoog’.
PANIEK In het fin-de-siècle wordt het beroep van psychotherapeut onverwachts volledig op de helling gezet. Nog in hetzelfde jaar dat de Wet BIG in werking is getreden, kondigt minister Borst van VWS aan dat ze overweegt de beroepenstructuur te herzien. Daarbij zou het zojuist ingestelde register op termijn weer verdwijnen. De aanleiding van de nieuwe bezinning op de positie van de psychotherapeut zijn studies naar de verschillende disciplines in de Geestelijke Gezondheidszorg, met name het rapport ‘Beroepen in beweging’ van Hutschemaekers en Neijmeijer. Deze studies laten een overlap zien tussen klinisch psychologen, psychotherapeuten en psychiaters. Negentig procent van de klinisch psychologen is bijvoorbeeld tevens psychotherapeut. Het doel van de Wet BIG om de beroepenstructuur helderder te maken, is volgens het rapport niet bereikt. Voorstel is dan ook, het basisberoep psychotherapeut te laten vervallen, en de psychotherapeuten onder te brengen bij de specialistische beroepen psychiater en klinisch psycholoog. Onverwachte erkenning voor de klinisch psychologen.
1995 – 2005
IN DE JAREN NEGENTIG WERD KOSTENBEHEERSING HET CENTRALE THEMA IN DE GEZONDHEIDSZORG. OOK DE PSYCHOTHERAPIE ONDERVOND DAARVAN DE EFFECTEN.
De paniek onder de psychotherapeuten is groot. Van alle kanten en door alle soorten psychotherapeuten wordt protest aangetekend in de vorm van brieven, artikelen en essays. Het Maandblad Geestelijke Volksgezondheid wijdt een themanummer aan reacties op het rapport (‘Beroepen’ 1999), waarin het een aantal sleutelpersonen in en rondom het beroepenveld vraagt te reageren. Er komt een beeld uit naar voren van beroepsgroepen die elkaar intensief bezighouden met discussies over terreinafbakening. Het lijkt te gaan om macht: NIP, psychiatrie en NVP strijden om de titel van psychotherapeut. Niet verwonderlijk, omdat psychotherapeut nog steeds als beroep én als een deskundigheid binnen een beroep gezien wordt. In de vakbladen wordt na het genoemde themanummer weinig aandacht meer besteed aan de materie. Pogingen om tot een oplossing te komen, spelen zich voornamelijk af tussen de overheid en de beroepsgroepen, en tussen de beroepsgroepen onderling. Teleurstellend genoeg bundelen de verschillende psychotherapeuten niet hun krachten, om gezamenlijk protest te voeren.
LANGDURIGE BEHANDELINGEN In de herfst van 2003 wordt een maatregel aangekondigd om alle vergoedingen voor psychotherapie terug te brengen van negentig naar dertig zittingen. Het is voor het eerst dat de overheid ingrijpt in instituten, die dan ook heftig protesteren omdat zij hun bestaansrecht in gevaar zien. Na een intensieve lobby van NVP, NVVP, GGZ Nederland, het Nederlands Psychoanalytisch Instituut en de NVPsychiatrie besluit de minister enkele maanden later de maatregel aan te passen. Het aantal vergoede zittingen voor enkelvoudige problematiek wordt gesteld op vijfentwintig, dat voor persoonlijkheidsstoornissen op vijftig. Er wordt een uitzonderingspositie gecreëerd voor langdurige psychoanalytische behandelingen, met als voorwaarde dat deze in het budget van het instituut passen en binnen het protocol plaatsvinden.
REGISTER BLIJFT In januari 2005 gaan de eerste geruchten dat de overheid toch overweegt het BIG-register voor psychotherapeuten open te houden. Nog maar kort geleden werd het op termijn opheffen van het register onontkoombaar geacht. De minister noemt een ‘mengeling van pragmatische en structurele redenen’ waarom opheffing moeilijk is, en het instandhouden van het register zelfs voordelen biedt. Dit roept gemengde reacties op onder de psychotherapeuten. Er is waardering voor het feit dat psychotherapie een behandelmethode wordt genoemd die past in een gedifferentieerd behandelaanbod. Anderzijds worden ook argumenten genoemd die weinig met de inhoud van het vak te maken hebben, bijvoorbeeld dat het sluiten van het register hoge uitvoeringslasten met zich mee zou kunnen brengen en ook juridische bezwaren kent. Er gaan stemmen op dat er wordt gedoeld op schadeclaims door psychotherapeuten die niet aan de opleidingseisen voldoen die nodig zijn om in het register van de klinisch psychologen te worden ingeschreven.
TOEKOMST De toekomst van het vak psychotherapeut is nog steeds onzeker. De stuurgroep Modernisering Opleidingen Beroepsuitoefening buigt zich anno 2005 opnieuw over de toekomst van het beroep. Wel ontving de NVP recent het verzoek zich te verdiepen in herregistratie, wat erop wijst dat de overheid het register wil laten voortbestaan. Alle reden niet af te wachten, maar door te gaan tot de psychotherapie ook de status van specifieke deskundigheid heeft. De recente ontwikkelingen laten zien dat protest wel degelijk resultaat heeft. De geschiedenis van de NVP gaat een nieuw tijdperk in.
1995 – 2005
DEFINITIES PSYCHOTHERAPIE Artikel 27 van de Wet BIG, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: ‘Het onderzoeken en het volgens bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMVB) aan te wijzen methoden beïnvloeden van stemmingen, gedragingen en houdingen van een persoon met een psychische stoornis, afwijking of klacht, teneinde deze te doen verdwijnen of verminderen.’ (1993) Werkgroep Integratieve Psychotherapie: ‘Het op deskundige wijze doelbewust toepassen van klinische methoden en attitudes die gebaseerd zijn op algemeen aanvaarde psychologische principes met als doel mensen bij te staan in het veranderen van hun gedrag, cognities, emoties en/of persoonlijkheidskenmerken in de richting die door betrokkenen wenselijk wordt geacht.’ (2001)
Deze tekst is voor een aanzienlijk deel gebaseerd op het boek van H.M. Reijzer (1993) Naar een nieuw beroep. Psychotherapeut in Nederland.
1995 – 2005
DE TOEKOMST VAN HET BEROEP PSYCHOTHERAPEUT VISIE VAN DE VOORZITTER VAN DE NVP ‘Het recente besluit van de overheid om het BIG-register Psychotherapeut open te houden, betekent beslist niet dat het beroep in de toekomst geen gevaar meer loopt. Een nieuwe commissie heeft de opdracht gekregen zich over de beroepenstructuur in de gezondheidszorg te buigen. Door de onzekere toekomst in de afgelopen jaren werden de meeste psychotherapieopleidingen tijdelijk opgeschort en zijn er even geen subsidies beschikbaar voor opleidingsplaatsen. Inmiddels zijn er gelukkig wel weer opleidingen van start gegaan, maar de indruk bestaat dat beleidsmedewerkers van GGZ-instellingen menen dat het beroep achterhaald is. Bij het vervullen van vacatures lijken klinisch psychologen de voorkeur te genieten boven psychotherapeuten. De NVP voert een actief beleid om te voorkomen dat het beroep uit de praktijk verdwijnt. Het beleid is ook gericht op het stimuleren van de eigen identiteit van de psychotherapeut. Niet alleen als basisberoep maar vooral ook als specialisatie in het beroepenveld van de GGZ. Hiervoor zijn goede argumenten. Psychotherapie is een effectieve behandelmethode. Weinig verstrekkingen in de gezondheidszorg zijn zo grondig onderzocht als de psychotherapie. Op zich is dat geen reden om psychotherapie als een officieel erkend beroep in de GGZ te handhaven. Specifieke behandelmethoden en -technieken zouden immers ook door andere disciplines kunnen worden uitgevoerd. Maar psychotherapie kan niet enkel opgevat worden als een verzameling behandelmethoden, gebaseerd op verschillende theoretische referentiekaders of empirisch geverifieerde behandeltechnieken. Minstens zo belangrijk is het behandelproces waarin cliënt en therapeut een samenwerkingsrelatie aangaan. De psychotherapeut is bij uitstek deskundig in het professioneel hanteren van een relatie die middel is tot verandering. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat dit aspect van de behandeling – ook wel als therapeutische alliantie of werkrelatie omschreven – een aanzienlijk deel van het behandelresultaat bepaalt. Globale schattingen, gebaseerd op wetenschappelijke gegevens, gaan ervan uit dat het meer dan vijftig procent van het totale behandeleffect kan uitmaken. Deze essentiële vaardigheid vraagt om langdurige training. In wezen onderscheidt de opleiding tot psychotherapeut zich hierin van andere opleidingen in de GGZ, waarbij deze veel minder nadruk krijgt of zelfs ontbreekt. De NVP zal zich de komende jaren inspannen om het specialistische deel van de opleiding te ontwikkelen. Het ligt voor de hand dat dit in nauwe samenwerking met de specialistische psychotherapieverenigingen zal plaatsvinden. De opleidingen van de erkende verenigingen zullen dan ook een substantieel deel van de specialisatie gaan uitmaken. Naast de huidige specialisaties dient men ook open te staan voor nieuwe ontwikkelingen. Maar het spreekt voor zich dat het unieke aspect van het beroep, het hanteren van de therapeutische relatie, een nadrukkelijk accent zal gaan krijgen.’ AREND VEENINGA
NVP
COLOFON DEZE UITGAVE IS GEMAAKT IN OPDRACHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VOOR PSYCHOTHERAPIE TER ERE VAN HET 75-JARIG BESTAAN VAN DE VERENIGING. OPDRACHTGEVER: BEGELEIDINGSCOMMISSIE JUBILEUMBOEK (SJOERD COLIJN, PETER DEKKER, JOS GOVERS EN RENÉE VAN RIJSEWIJK) CONCEPT & PRODUCTIE: NATALIE HANSSEN [DE ZAAK HANSSEN] TEKSTEN: AMBER VAN RIJN (BEHANDELEN VANACHTER DE PC - KAN DAT) WILMA STRAATHOF (ASSISTEREN BIJ NIEUW LEVEN, DE SOFA OP DE KAMER VAN DE GEDRAGSTHERAPEUT) RAQUEL MOURIK (DIT VAK IS GEWELDIG, INTERCULTURALISATIE IS WEERBARSTIG) DEIRDRE ENTHOVEN (PSYCHOTHERAPEUT IN ONTWIKKELING) NATALIE HANSSEN (ALLE OVERIGE TEKSTEN) VORMGEVING & GRAPHICS: POUL MOUSTEN SØRENSEN [POMOSO DESIGN] FOTOGRAFIE THERAPEUTEN: LENNAERT RUINEN GEDICHT: RUTGER KOPLAND.DIT GEDICHT IS OP VERZOEK GESCHREVEN TER GELEGENHEID VAN HET 75 JARIG JUBILEUM VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VOOR PSYCHOTHERAPIE (NVP). RUTGER KOPLAND IS HET PSEUDONIEM VAN R.H. VAN DEN HOOFDAKKER, EMERITUS HOOGLERAAR IN DE BIOLOGISCHE PSYCHOLOGIE. HIJ IS OOK ROGERIAANS THERAPEUT, EN WAS JARENLANG LID VAN DE NVP EN REDACTIELID VAN HET TIJDSCHRIFT VOOR PSYCHOTHERAPIE. CARTOON IN ‘75 JAAR NEDERLANDSE VERENIGING VOOR PSYCHOTHERAPIE’: HERMAN FOCKE. VERSCHENEN IN: DE BAZUIN, 81 (1998), NR. 8 (17 APRIL) STRIP: PETER DE WIT DRUK: VEENMAN DRUKKERS OPLAGE: 2005 EERSTE DRUK, 5.500 EX. MET DANK AAN: HANS REIJZER, THIJS DE WOLF, WILMA STRAATHOF ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN. NIETS UIT DEZE UITGAVE MAG VERVEELVOUDIGD OF OPENBAAR GEMAAKT WORDEN OP ENIGERLEI WIJZE ZONDER TOESTEMMING VAN DE PRODUCENT.