2009 – Jürgen ‘Zo ver stappen? Ik dacht dat ze zot waren. Ik denk dat nog altijd.’ Jürgen stapte in 2009 in 4 maanden van Tildonk naar Santiago de Compostela met begeleider Bieze en een stapgenoot( Nicolas genoemd in dit interview nvdr) … Ik vond dat die mensen van Oikoten zot waren. Ik denk dat eigenlijk nog altijd. Zo ver stappen? Waarom is dat nodig? Maar het is wel tof. En mooi. En toch is het zot. Voor mezelf zou ik het nooit doen. Ik zou het wel graag doen als begeleider. … Ik zat in Everberg voor een gewapende overval. Al na tweemaanden kreeg ik het voorstel om zo’n tocht te doen. Hoe rapper ik daar buiten was, hoe beter. De mensen van Everberg hadden er het volste vertrouwen in: mijn begeleidsters Annelies en Vanessa, de cipiers en Sylvie, de psychologe die het had voorgesteld. Ik dacht dat ze zot waren. En mijn familie dacht hetzelfde over mij. Zo’n tocht? Er was bijna niemand die geloofde dat ik dat ging doen. Ze dachten allemaal dat ik zou weglopen zodra ik de grens over was. Ik twijfelde zelf ook. Mijn eerste bedoeling was om weg te lopen. Dat was mijn enige gedachte. Ik was van plan om aan die tocht te beginnen, gewoon om buiten te geraken. En dan weg te lopen. Dat heb ik uiteindelijk niet gedaan omwille van mijn vriendin. En omdat mijn zoontje op komst was. Dat heeft me van gedacht doen veranderen. Want als ik zou weglopen, zou ik daarna terug binnen vliegen. Aanvankelijk mocht ik niet mee. Ze hadden iemand anders gevonden die meer gemotiveerd was. Maar uiteindelijk had die beslist om het toch niet te doen. En dan hebben ze mij opgebeld en ik mocht mee. De mensen van Oikoten zijn naar Everberg gekomen. Dimi was projectleider. De kennismaking met mijn begeleider Bieze verliep goed – toen kende ik hem nog niet zo goed, hé. Zelf twijfelde ik toen nog altijd wat ik ging doen: gaan lopen of niet. Wat we tijdens de voorbereiding deden? Onze zak klaarmaken. Schoenen halen. Kleren passen. Materiaal sorteren. Kijken wat je wel of niet moet meenemen. We kregen alle informatie die we nodig hadden. In Tildonk viel het goed mee. Speciale sfeer toch, echte vrienden. Ik had ook meteen een goed contact met Nicolas, de andere jongere die meeging. En we zijn ook een beetje gaan stappen. Eerst naar Biez, daar zijn we twee, drie dagen gebleven. Daar hebben we dan een paar keer een toer gewandeld en ook een tweedaagse. En dan zijn we terug naar Tildonk gestapt om alles klaar te maken voor het vertrek. Voor het vertrek was er nog een afscheidsfeestje met alle begeleiders en een paar begeleidsters. Dat was wel goed. Mijn familie was er niet en mijn vriendin ook niet. Die nam me die overval nog altijd kwalijk. 1
... de tocht … Ik was 17 jaar. Ik had schrik dat ik het niet zou halen. We zijn in de winter vertrokken. Maar de eerste dag viel al heel goed mee. De tweede dag was minder, we waren verdwaald. En de derde dag was het heel laat voor we toekwamen. Maar alles verliep goed. In de tent slapen was geen probleem. Met koken hield ik me niet bezig, dat deden Bieze en Nicolas. Ik kuiste op en waste af. Ook het stappen ging goed, ik heb geen zere voeten gehad. Soms deed mijn achillespees een beetje pijn, maar niet vaak. Helemaal op het einde had ik wel last van mijn knie. Ik ben twee dagen voor het einde van de tocht moeten stoppen. Met Nicolas klikte het. Op de rustdagen gingen we samen uit, we amuseerden ons. Aan drugs deden we niet, maar we dronken al wel eens iets - soms zelfs wat te veel. Maar dat was niet echt een goed idee, want de dag nadien moest je terug stappen. Met Nicolas heb ik nooit problemen gehad. Soms hadden we wel eens ruzie, bijvoorbeeld over wie de potten of andere zaken moest dragen. Maar dat was alles. Met Bieze had ik wel problemen. Wij hadden continu ruzie. Hij stak alles op mij. Dat stopte niet. Ik stapte veel alleen en ik belde ook vaak naar mijn vriendin. Dat kon hij niet verdragen. Bijna al mijn zakgeld ging op aan telefoontjes – en naar sigaretten, we rookten een pakje per dag. Ik belde mijn vriendin elke dag. Of ik stapte zo snel mogelijk door om ergens in een internetcafé te kunnen mailen. Soms lukte dat niet, dat was rot. Los van haar was er niets. Ik schreef ook elke dag een brief. En ik kreeg heel veel post van haar. Ik had veel heimwee. (stilte) In het begin niet, toen hadden we nog ambras. Ik was van plan haar los te laten, er definitief mee te stoppen en in Gent te gaan wonen. Dat heeft zowat een maand geduurd. Maar toen heeft zij de eerste stap terug gezet en is alles goed gekomen. Inmiddels was mijn zoontje ook geboren. Volgens Oikoten was het bijna onmogelijk dat een jongere een tocht kan volhouden als hij met zijn gedachten continu thuis zit. Terwijl ik met mijn gedachten eigenlijk meer thuis zat dan dat ik op tocht was. Het mooiste onderweg vond ik de Pyreneeën. De rest van Frankrijk is ook wel mooi, maar je moet dan bijna elke dag door een stad of zo, dat is toch anders. Maar de Pyreneeën … dat is pas echte schoonheid. Die bergen! Veel beter dan ervoor. Daar begon ik voor mezelf echt alles op een rijtje te zetten. De Pyreneeën was ook het zwaarste stuk van de tocht, maar dat kwam door die discussies met Bieze. Op den duur was ik het beu en wilde ik stoppen, maar de eerste keer heb ik het toch niet gedaan en heb ik het zo gelaten. De tweede keer wou ik écht stoppen, ik was er echt zeker van. Overigens was ik toen ook overtuigd dat ik er klaar voor was om mijn leven thuis terug in handen te nemen. Er is toen een crisisbezoek geweest vanuit België en ze wilden me meenemen. De rechtbank zei: ‘Kijk, die tocht gaat niet meer. Dus moet je terug binnen’. Ze wilden me terug binnensteken in Ruiselede of in Everberg, of gelijk waar. Dimi zei toen ook: ‘Je kan niet meer verder stappen. We hebben een ticket gekocht.’ Maar ik wilde verder. Ik wilde niet terug binnen. Ik had geen andere keuze dan op mijn tanden te bijten. Tenminste, als ik nog mocht van Dimi. Ik heb toen het geluk gehad dat Nicolas uit zijn schulp gekomen is. Hij heeft mij heel erg verdedigd tegenover mijn 2
begeleider. En toen zijn ze beginnen twijfelen. Toen hebben we alles uitgepraat en ik mocht blijven. Dat was anderhalve maand voor we aankwamen. Tijdens onze tocht zijn er ook een paar mensen komen meestappen, dat was tof. Annelies bijvoorbeeld, de begeleidster uit Everberg die mijn achterban was. Minder tof was de Italiaanse filmploeg die een paar keer kwam meestappen. Zij maakten een documentaire. Die film toont hoe ik me toen voelde, hoe het met mij was, hoe die tocht verlopen is. Maar wij moesten dan telkens doen wat zij zegden en dat begon op mijn zenuwen te werken. Eigenlijk moesten we doen alsof. Ze stelden continu vragen en vroegen altijd hetzelfde, dat irriteerde me. Als je wil weten hoe ik me toen voelde, moet je die film maar eens bekijken. In Spanje volgden we de noordelijke route. Daar kwamen we vaak andere pelgrims tegen. We zijn eens mensen tegengekomen die 80 kilometer per dag stapten! En een Nederlander die met zijn fiets en zijn hond op weg was naar Santiago en daarna ging die ook terug met de fiets. De laatste maand was er ook een vrouw – een Duitse of een Engelse, ik weet het niet – die met ons is mee gestapt tot in Santiago. En kort voor het einde, toen we in Lugo waren, waren er een keer pelgrims die aan Bieze verteld hebben dat ze ons in de stad gezien hadden. Normaal gezien konden wij daar nog niet zijn, maar we hadden die dag de bus genomen. Dat is dus per toeval uitgekomen. Wij kampeerden die avond aan de rand van de stad en Bieze ging toen nog een pintje drinken. Hij is die pelgrims dan op café tegenkomen en die konden ons precies beschrijven. Ze noemden ons ‘de twee wankelaars’ - dat kwam door die zware rugzakken, wij waggelden als een eend. Als wij de straat overstaken, duurde dat minstens vijf minuten. En zo wist Bieze dus dat wij daar overdag al geweest waren. In die immens grote stad! Lugo is groter dan Antwerpen! Maar wij vielen op. Dat was overigens niet de eerste keer dat we iets deden dat niet mocht. Voordien hadden we ook al een paar keer gelift – op welke tocht gebeurt dat niet? En we hadden ook eens ooit een fiets gestolen. Maar daar kan je niks mee doen met zo’n zware rugzak. Teveel drinken mocht ook niet en normaal gezien deden wij dat niet. Dat hadden we ons van in het begin van de tocht voorgenomen en uiteindelijk hebben we dat ook volgehouden. Maar toen het einde in zicht kwam, mocht je er wel eens eentje drinken, vond ik. Toen ben ik wel een keer of twee, drie dronken geweest - die avond in Lugo ook, we hadden toen nog een paar flessen in onze rugzak van het achterbanbezoek. En een andere avond hebben we eens vier flessen cider opgedronken. Dat is wel lekker. We waren zeer dronken die avond. Ik kan dus zeggen dat ik op tocht cider heb leren drinken. Pas een week voor het einde dacht ik: ‘Ik ben er bijna’. Ik heb toen een keer 35 kilometer op een voormiddag gedaan. Ik had gehoord had dat het daar een grote stad was en ik wou er een internetcafé vinden. En dan Santiago. Daar was die filmploeg weer en dan moesten we weer precies doen wat zij wilden. We mochten niet waggelen, maar moesten gewoon, schoon stappen. En af en toe stoppen om eens rond te kijken. Ik ben wel een keer of vijf aangekomen voor ze het goed vonden. Het moest allemaal perfect zijn en dat begon op mijn zenuwen te werken. Dat heb ik hen die avond ook gezegd. Bovendien wordt in die documentaire het einde van mijn tocht helemaal verkeerd voorgesteld. Ik ben twee dagen voor Santiago moeten stoppen omdat ik last had van mijn knie. Ik mocht niet meer stappen van de dokter. Zij hebben daarvan gemaakt dat ik zelf wilde stoppen omdat ik zogezegd 3
vond dat ik die tocht niet goed gedaan heb. Dat is een beetje vreemd, hé? Twee dagen voor het einde ga je toch niet stoppen met de tocht? Ik heb dat achteraf ook gezegd, maar die documentaire was in Italië al uitgekomen. Door die twee extra rustdagen ben ik uiteindelijk vier dagen in Santiago geweest in plaats van twee. Dat was wel een toffe stad. En het was voor mij ook het hoogtepunt van mijn tocht: de trein op en terug naar huis. Thuis komen was wel heel spannend. Ik zag mijn vriendin terug op de receptie en kon voor het eerst mijn kind vasthouden.
… na de tocht … Dat het na de toch goed loopt, is niet vanzelfsprekend. Nicolas bijvoorbeeld zat na een maand terug binnen. Bij mij is het gelukkig anders gelopen. Ik heb er meteen werk van gemaakt om te zorgen dat al mijn papieren in orde waren. Op het tweede achterbanbezoek hadden we al afgesproken dat ik na de tocht op Begeleid Zelfstandig Wonen zou gaan. Ik ben begonnen met een kamertje, nadien ben ik in een appartement getrokken. Dat was in Kortrijk. De meeste verhuurkantoren willen niet verhuren aan mensen die geen inkomen hebben. Je moet eigenlijk werk hebben of een deftig OCMW-loon. Maar ik had geen werk, ook al was dat de bedoeling. Maar het lukte niet. Ik heb meer dan een jaar zonder werk gezeten. En om te kunnen stempelen, moest ik eerst een paar jaar werken. Dus moest ik een beroep doen op het OCMW. De sociale dienst hielp naar een woning zoeken, maar dat heeft toch een jaar geduurd. Toen kreeg ik telefoon en zegden ze: ‘Je kan in Gullegem gaan wonen als je wil, je mag het gaan bekijken’. We hebben dat gedaan en binnen de twee dagen zijn we verhuisd. Sinds januari wonen we samen. We zijn officieel samenwonend. Er was ook een sociaal assistent die me opvolgde, maar daar ben ik toen mee gestopt. Pas toen ik naar Gullegem verhuisd was, heb ik werk gevonden. Eerst heb ik in de horeca gewerkt, dan bij het OCMW, en dan bij een gewone firma in isolatie. Sindsdien heb ik nooit langer dan enkele weken zonder werk gezeten. Ik ben vroeg gestopt op school en ik heb dus geen diploma. Maar als je moeite doet om werk te vinden, dan lukt het wel. Ook al is het niet altijd gemakkelijk. Onlangs heb ik opnieuw een maand zonder werk gezeten. Van die overval heb ik niets meer gehoord, maar er lopen wel nog een aantal rechtszaken tegen mij. Tot een jaar na de tocht ben ik een stuk of dertig keer moeten voorkomen voor allerhande feiten van vroeger. Van alles en nog wat. Ik ben een paar keer naar de rechtbank geweest, een paar keer ook niet. Daardoor word ik momenteel eigenlijk dubbel gestraft. Tja, als je gaat werken kan je niet continu een dag verlof nemen om weer eens een halve dag in de rechtbank te gaan zitten. Ik moet dus elke maand nog dingen afbetalen, maar ik beslis zelf hoeveel ik betaal per maand. Ik ben tevreden hoe mijn leven loopt. Ik heb alles wat ik moet hebben. Ik heb mijn vriendin en mijn zoontje. Ik ben veel bezig met die twee aquariums hier. En ik werk graag in mijn garage aan brommers en aan de auto. 4
… terugblik … Ik denk nog veel terug aan de tocht. Soms vallen me gewoon herinneringen te binnen. Of ik herken op tv een dorp of zo, dat gebeurt nog redelijk veel. Als ik een documentaire zie over een of ander gebied in Frankrijk of Spanje, dan komt dat allemaal terug naar boven. Vooral aan de Pyreneeën heb ik goede herinneringen. We zijn van plan om deze zomer op vakantie te gaan naar het zuiden van Frankrijk en daarna door te rijden naar Santiago. We mogen drie dagen bij Willy blijven logeren. Ik wil ook graag de tocht eens opnieuw doen. Als mijn vriendin meewil doe ik het samen met haar, anders zonder haar. Maar eigenlijk zou ik het graag doen als begeleider van Oikoten. Ik zou andere jongeren zeker aanraden om zo’n tocht te doen. Maar ze moeten dat zelf beslissen, natuurlijk. Veel foto’s heb ik niet, maar de herinneringen zitten in mijn hoofd. Die tocht heeft me veranderd, zeker weten. Hoe ik precies veranderd ben, weet ik zelf niet altijd. Maar mijn vriendin zegt dat. Ik heb alleszins leren nadenken. Gewoon stappen en denken – ik had niks anders te doen. Ik dacht na over wat ik wou doen en over hoe ik de dingen zou aanpakken. Voor de tocht dacht ik veel minder na. Als ik iets wilde doen dan deed ik het, en wilde ik het niet dan deed ik het niet. Dan veegde ik er mijn kl… aan. Nu denk ik erover na. Ik praat erover. Pas dan doe ik iets. Ik heb mezelf leren kennen. Ik heb bijvoorbeeld ook geleerd dat ik meer nadenk, als ik alleen ben. Dat ik iemand ben die graag op zichzelf is. Dat ik eigenlijk graag alleen werk, aan mijn auto’s bijvoorbeeld. Voor de tocht verklaarde mijn familie me zot dat ik die tocht ging doen. En na de tocht waren ze wel opgelucht dat ik was aangekomen, maar was het meteen van: ‘Hoe lang zal het duren vooraleer hij weer binnen zit?’ Mijn ouders kunnen niet verdragen dat ik zo goed bezig ben. Ze denken dat alles wat ik nu bereikt heb, allemaal op een illegale manier is bereikt. Ik heb met niemand van mijn familie nog contact. Met mijn ouders niet, mijn tante niet meer, mijn nonkels niet meer, mijn vader niet … Die is alleen geïnteresseerd als hij een bak bier krijgt. En mijn mama ken ik niet. Dat is ook niet nodig. Het belangrijkste voor mij was dat ik na de tocht niet meer opgesloten zou zitten. Ik ben gehecht aan mijn vrijheid. Zeker ook voor mijn zoontje. Door de tocht is mijn relatie met mijn vriendin heel erg veranderd. Dat het tussen ons is goed gekomen, is misschien wel het belangrijkste van de tocht.
Hoe het was als vent, vier maanden alleen op reis, zonder lief? Daar ga ik niet over beginnen. (lacht)
5