Zakboekje communicatie hulpverlening allochtonen Communiceren met patiënten van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse afkomst Deze uitgave is tot stand gekomen op initiatief van het Integraal Kankercentrum West te Leiden (IKW), het Regionaal Patiënten en Consumenten Platform Den Haag en omstreken (RPCP-DH e.o.) en het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) te Woerden. Met dank voor hun medewerking aan de totstandkoming van de inhoud van deze uitgave: Marokkaanse Vereniging El Ouahda Schilderswijk, Stichting Yasmin, Steunpunt Antillianen en Arubanen, Stichting Euroconsult Allochtonen, Treize Emancipatieprojecten, Turkse Vereniging Molenwijk en Zorgcentrum A.H.S. Transvaal, alle gevestigd te Den Haag. J. Avezaat (huisarts te Den Haag), V. Basdew (arts in opleiding), H. Mudde (COS Haaglanden & West-Nederland), J. van Rens (huisarts te Den Haag). M. Drewes, P. van Haastrecht, R. Raghoebier, allen NIGZ, Woerden. Deze uitgave is mogelijk gemaakt met zorgvernieuwingsgelden van de Provincie Zuid-Holland, Den Haag. 1e druk, Woerden, oktober 2001 2e, gewijzigde druk, oktober 2003 4e, gewijzigde druk, mei 2008
C
V
Colofon
Voorwoord
Zakboekje communicatie hulpverlening allochtonen Communiceren met patiënten van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse afkomst
De provincie Zuid-Holland wil een bijdrage leveren aan de ondersteuning van hulpverleners in de zorg, die regelmatig werken met allochtone cliënten. Taal- en cultuurverschillen tussen hulpverleners en hun allochtone cliënten blijken nog regelmatig te leiden tot verwarring en onbegrip, terwijl in deze relaties juist helderheid en begrip van groot belang zijn. Dit boekje, ontwikkeld met steun van de provincie, is bedoeld als handreiking aan hulpverleners. Het omvat een weergave van de culturele kenmerken van diverse allochtone groepen, met onder andere aanbevelingen om de communicatie tussen hulpverleners en allochtone cliënten goed te laten verlopen. Het legt uit vanuit welke overwegingen mensen uit andere culturen denken, spreken en handelen. Daarmee kan het een bijdrage leveren in het voorkomen van onnodige misverstanden.
Tekst: Redactie:
Walstra Communicatieadvies, Oegstgeest Geert Boevink (RPCP-DH e.o.), Wendy Duchenne-Van den Berge (IKW), René Stegerhoek (NIGZ), Fatma Alakay (NIGZ), Loes Singels (NIGZ) Illustraties: Jeroen Schol, Eindhoven Uitgave: Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) 1e druk: oktober 2001 4e, gewijzigde druk: mei 2008 Vormgeving: De Vormers, Utrecht Drukwerk: Ipskamp, Enschede ISBN: 90-6928-237-2
Bestelwijze: Zakboekje communicatie hulpverlening allochtonen is verkrijgbaar bij het NIGZ, Postbus 500, 3440 AM Woerden, telefoon: (0348) 43 76 06 (klantenservice); fax: (0348) 43 76 66; e-mail:
[email protected]. Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of microfilm, digitaal of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het NIGZ, Postbus 500, 3440 AM Woerden.
Het Integraal Kankercentrum West in Leiden (IKW), het Regionaal Patiënten en Consumenten Platform Den Haag en omstreken (RPCP-DH e.o.) en het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) stelden dit boekje samen. Ik hoop dat de communicatie tussen hulpverleners en allochtone cliënten hierdoor zal verbeteren en wens u veel leesplezier. Loes H.M. van Ruijven-van Leeuwen Gedeputeerde Zorg en Ouderenbeleid Zuid-Holland (t/m juni 2003) Den Haag, oktober 2001
© NIGZ, Woerden, 2001-2008
2
3
V
Voorwoord bij de vierde druk
Dit is alweer de vierde druk van het Zakboekje communicatie hulpverlening allochtonen. De eerste versie van dit boekje is in 2001 onder de titel Gesprekken zonder grenzen gezamenlijk ontwikkeld door het NIGZ, het Integraal Kankercentrum West in Leiden en het Regionaal Patiënten en Consumenten Platform Den Haag en omstreken. Het succes van het boekje leidde tot een tweede, gewijzigde druk (onder de nieuwe titel) in oktober 2003,tot een derde druk in maart 2004 en tot een vierde,gewijzigde druk in mei 2008.
Dit zakboekje is een eenvoudig instrument om u op de hoogte te brengen van hoe allochtone patiënten het bezoek aan arts, ziekenhuis en verpleeghuis ervaren. Wij hopen dat u de kennis kunt inzetten om uw contact met de allochtone patiënt te vergemakkelijken. Woerden, april 2008 Jan Huurman directeur a.i. NIGZ
Er was behoefte aan een aanvulling en actualisering van de vorige drukken. Vanaf de tweede druk uitgebreid aandacht besteed aan de Ramadan. Ook is een kleine lijst met Turkse en Arabische woorden opgenomen. In deze vierde druk zijn de informatie en doorverwijsmogelijkheden verder geactualiseerd. Het NIGZ vindt het belangrijk dat de communicatie tussen (allochtone) patiënten en hulpverleners zo goed mogelijk verloopt. Daarom besteedt het NIGZ uitgebreid aandacht aan het overbruggen van communicatieverschillen tussen autochtonen en allochtonen. Daartoe ontwikkelt het NIGZ allerlei materialen en cursussen (zie www.nigz.nl).
4
5
I
6
Inhoud
Doel van deze uitgave
10
Over het gebruik
12
Communicatie met allochtone patiënten
14
Algemeen Taal Omgaan met ziekte en behandeling
14 19 22
Turkije en Marokko
26
Afkomst Taal • Turkije • Marokko Religie: islam • Oorsprong • Islamitische visie op leven, dood en sterven • Het gebed • Reinheid • Besnijdenis • De imam • Het islamitische gezin • Voeding
26 26 26 26 28 28 29 29 30 30 30 31 32
De (traditionele) Turkse en Marokkaanse patiënt • Algemeen • Omgaan met ziekte en behandeling • De vrouwelijke patiënt • Verzorging op de afdeling • Stervensrituelen • Bijzonderheden
33 33 35 38 40 42 42
Suriname
44
Afkomst Taal Religie: hindoeïsme • Oorsprong • Hindoeïstische visie op leven en dood • Religieuze toewijding • Pandit • Kasten • Voeding Religie: winti • Oorsprong • Bonuman/bonuvrouw • Wisiman • Winti in Nederland
44 44 45 45 45 46 46 47 47 48 48 48 49 49
De (traditionele) Surinaamse patiënt (algemeen)
49
7
De Surinaamse hindoe-patiënt • Omgaan met ziekte en behandeling • De vrouwelijke patiënt • Verzorging op de afdeling • Stervensrituelen De creoolse patiënt • Omgaan met ziekte en behandeling • De vrouwelijke patiënt • Verzorging op de afdeling • Stervensrituelen De Javaans-Surinaamse patiënt
50 50 51 52 52 53 53 54 54 55 56
Nederlandse Antillen en Aruba
57
Afkomst Taal Religie • Brua Omgaan met ziekte en behandeling De vrouwelijke patiënt Stervensrituelen
57 57 59 59 60 61 62
Allochtone cliënten in de thuiszorg
63
Algemeen Taal Rol van de hulpverlener
63 64 64
Belangrijke feesten voor moslims
67
• Ramadan
8
Belangrijke feesten voor hindoes
75
IJsbrekertjes
76
Nuttige adressen
78
Verder lezen
82
Bronvermelding
84
67
9
D
Doel van deze uitgave
De gezondheidszorg in Nederland komt in toenemende mate in contact met niet-westerse patiënten: arbeidsmigranten, mensen uit voormalige overzeese gebieden, asielzoekers en vluchtelingen. Hoewel veel van deze nietwesterse patiënten steeds beter de Nederlandse taal beheersen, gaat de communicatie tussen hulpverleners en deze patiënten vaak ongewild en onbedoeld gepaard met ‘ruis’: de één begrijpt niet goed wat de ander zegt of bedoelt. Taalproblemen kunnen hiervan de oorzaak zijn, maar vaak leiden vooral sociale en culturele verschillen tot misverstanden.
Dit boekje is een gemeenschappelijke uitgave van het IKW, het RPCP Den Haag e.o. en het NIGZ. Het is geschreven voor hulpverleners in de gezondheidszorg met als doel om een aantal veel voorkomende struikelblokken in de communicatie met allochtone patiënten zichtbaar te maken, onder meer door iets te vertellen over de verschillende culturen die ‘het spreekuur bezoeken’. De initiatiefnemers hopen dat hierdoor meer begrip ontstaat voor het denken en doen van allochtone patiënten. Meer begrip betekent meer kwaliteit van zorg voor deze patiënten. Zorg die, gemeten naar de normen van de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO), nu vaak niet optimaal is.
Cultuur en sociale context bepalen in belangrijke mate onze blik op de wereld en hoe wij signalen uit onze omgeving interpreteren. Zeker waar het gaat om de sterk persoonlijk gebonden reactie op een ernstige ziekte en de behandeling hiervan, worden de verschillen tussen de westerse en nietwesterse culturen duidelijk zichtbaar én voelbaar in de medische, verpleegkundige en verzorgende praktijk van alledag. Noch voor de patiënt, noch voor de hulpverleners is het makkelijk om daarmee om te gaan. Hulpverleners zien hun werkdruk stijgen. Patiënten lopen te lang door met klachten en weten niet waar ze hulp kunnen vragen. Of patiënten gaan ‘shoppen’: andere – niet goed gekwalificeerde - hulpverleners inschakelen en keren later toch terug bij de reguliere hulpverleners. Dit komt de medische behandeling en verzorging van de patiënt niet ten goede.
10
11
O
Over het gebruik
In deze uitgave staan vier groepen patiënten centraal met als gemeenschappelijke kenmerken de vergrijzing en mede daardoor een toename van chronische ziekten zoals kanker, hart- en vaatziekten en diabetes. Het gaat om oudere (eerste) generaties Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen.
naslagwerk over de diverse culturen. Het risico bestaat dat cultuurkenners de informatie ervaren als beperkt, te zwartwit of stigmatiserend. Deze uitgave kan vanwege haar doelstelling en omvang geen recht doen aan de verschillende stromingen, de veelzijdigheid en de diepere achtergrond van de diverse culturen en religies.
Om praktische redenen is ervoor gekozen om de informatie over Turken en Marokkanen samen te voegen tot één hoofdstuk. Tussen deze twee bevolkingsgroepen bestaan veel verschillen, maar, als het gaat om de onderwerpen in deze uitgave, ook veel overeenkomsten. Waar verschillen relevant zijn, worden deze besproken. De informatie over de islam kan ook van pas komen bij de behandeling van traditionele, islamitische patiënten uit andere landen dan Turkije en Marokko.
Dit boekje moet vooral praktisch bruikbaar zijn. De basisgedachte is: wat meer voorkennis en inzicht in de achtergrond van allochtone patiënten kunnen tot een beter begrip leiden en zo een bijdrage leveren aan de kwaliteit van zorg en de kwaliteit van leven van allochtone patiënten. Het accent ligt vooral op gedrag, gewoonten en gebruiken die afwijken van wat wij in onze westerse cultuur doorgaans gewend zijn.
Net als bij oudere Nederlanders speelt religie een belangrijke rol bij oudere, vaak meer traditioneel levende allochtone patiënten. Om deze reden wordt per groep telkens apart aandacht besteed aan de religieuze achtergrond van deze patiënten en de invloed hiervan op het dagelijks leven. Waar dit functioneel is, wordt apart aandacht besteed aan de vrouwelijke patiënt.
Hiermee is zeker niet gezegd dat alles altijd voor alle patiënten uit een bepaalde groep geldt. Evenals iedere Nederlandse patiënt is iedere allochtone patiënt uniek. Om de tekst leesbaar te houden wordt meestal de persoonsaanduiding ‘hij’ gebruikt. Het spreekt vanzelf dat ‘hij’ gelijkwaardig is aan ‘zij’.
Dit boekje beoogt niet dat hulpverleners zich diepgaand oriënteren op de achtergrond van hun patiënten. Het is bedoeld als ‘zakboekje’; beslist niet als een gedetailleerd
12
13
C
Communicatie met allochtone patiënten
Als gesprekspartners een verschillende culturele achtergrond hebben, ontstaan er al snel misverstanden. Een manier om deze zoveel mogelijk te voorkomen en die binnen alle culturen werkt, is: goed kijken en goed luisteren. Kijk naar het uiterlijk van de patiënt en let hierbij ook op non-verbale vormen van communicatie (houding en gezichtsuitdrukking; bijvoorbeeld ontevredenheid of angst). Let bij het luisteren op openingen voor nieuwe vragen aan de patiënt over zijn klachten, of over zaken die hem bezighouden. Algemeen • Wie met allochtone patiënten te maken heeft, moet proberen zijn eigen culturele bril af te zetten en zich te verplaatsen in de (cultureel bepaalde) manier van denken en waarnemen van de patiënt. Zet eventuele vooroordelen opzij, zie de patiënt bovenal als een gelijkwaardig mens, toon belangstelling en stel vragen. Uiteraard is het geen vereiste dat alle hulpverleners helemaal thuis zijn in andere religies en culturen. Het gaat om bewustzijn van het feit dat de westerse cultuur ons handelen en denken bepaalt. Gedrag dat in onze ogen vreemd is, wordt beter verklaarbaar als gekeken wordt naar de (culturele) achtergrond van de allochtone patiënt. • Sommige artsen voelen zich onzeker bij het stellen van vragen aan een allochtone patiënt, bijvoorbeeld omdat ze denken dat bepaalde vragen in andere culturen niet gesteld mogen worden, of omdat ze bang zijn dat een
14
Zet je eigen culturele bril af.
15
bepaalde vraag niet goed of discriminerend overkomt. Vraag echter rustig wat gevraagd moet worden en vraag altijd door bij opmerkingen, gedragingen of non-verbale signalen die u niet onmiddellijk begrijpt. De vragen die de meeste informatie opleveren beginnen met ‘wat’, ‘wanneer’, ‘hoe’, ‘hoeveel’, ‘waar’ of ‘waarom’. Bij vragen die de patiënt met ‘ja’ of ‘nee’ zou kunnen beantwoorden, bestaat het risico dat de patiënt niet ontkennend durft te antwoorden. • Laat u niet van de wijs brengen door het gegeven dat sommige allochtone patiënten moeite hebben met de houding van de artsen in Nederland ten opzichte van patiënten. Zij stellen het niet zo op prijs dat de arts hen bij het hele proces wil betrekken, bij het bespreken van klachten en stellen van de diagnose. Zij zien de arts als autoriteit en verwachten van hem een snelle diagnose en medicatie. Op de vraag ‘Hebt u zelf een idee waar uw klachten vandaan komen?’ kan het antwoord komen: ‘Dat weet ik niet, u bent de arts.’ Probeer duidelijk te maken dat u meestal veel informatie nodig hebt om de patiënt goed te kunnen behandelen. • Benadruk bij de patiënt en zijn familie dat de arts (en een eventueel bij het gesprek aanwezige tolk) een beroepsgeheim heeft, wat betekent dat de arts niets mag verder vertellen zonder toestemming van de patiënt.
16
• Allochtone patiënten uiten in onze ogen hun lichamelijke klachten wel eens overdreven. Dit is geen aanstellerij, maar een manier om de klachten te benadrukken, vooral als de patiënt over weinig kennis van het eigen lichaam blijkt te beschikken of moeite heeft om in het Nederlands duidelijk te maken wat er aan de hand is. Daarnaast komt het feit dat wij sommige gedragingen overdreven vinden ook voort uit onze eigen ‘nuchtere’ cultuur. • Over het algemeen is in niet-westerse culturen een groot deel van de familie bij de behandeling betrokken, bijvoorbeeld bij het wassen, omdat de familie de zieke zelf niet wil belasten met de ernst van zijn ziekte. De arts doet er goed aan bij zijn allochtone patiënt te informeren welke gezins- of familieleden als vertrouwenspersonen in het proces betrokken (moeten) worden en wanneer dat het beste kan gebeuren. • Mannelijke patiënten hebben soms moeite met vrouwelijke hulpverleners, vrouwelijke patiënten soms met mannelijke. (Dit verschijnsel komt ook bij Nederlandse patiënten voor.) Hiervoor kunnen verschillende oorzaken zijn. Soms is het wenselijk en mogelijk om aan wensen van de patiënt tegemoet te komen, bijvoorbeeld als het gaat om een traditionele vrouwelijke patiënt. Maar in eerste instantie mag van allochtone patiënten verwacht worden dat zij de arts of verpleegkundige accepteren, of deze nu man is of vrouw. Het voordeel van een vrouwelijke
17
hulpverlener bij een traditionele, vrouwelijke patiënt die geen Nederlands spreekt, is dat zij diverse non-verbale manieren heeft om de vrouw bij te staan en haar medeleven te laten zien: bijvoorbeeld haar even bij de schouders vasthouden. Dit is heel waardevol bij de verwerking van een moeilijke boodschap. • Als de echtgenoot is meegekomen om het woord te doen voor een vrouwelijke patiënt en overheersend is, kan de arts hem vragen even weg te gaan. Van een arts zal hij dit verzoek accepteren. Ook de aanwezigheid van een vrouwelijke tolk helpt om de vrouw zo goed mogelijk te begeleiden. • Met afspraken en tijd kan in andere culturen anders worden omgegaan. Nederlanders raken vaak geïrriteerd als een afspraak niet precies wordt nagekomen. Het kan daarom goed zijn om aan de allochtone patiënt heel expliciet te vertellen waar en wanneer deze wordt verwacht en om het belang van het op tijd komen te benadrukken. • De namen van allochtone patiënten worden vaak vanaf het eerste contact verkeerd gespeld en uitgesproken. Hoewel dit begrijpelijk is, getuigt het van respect voor de patiënt als zijn naam correct wordt gespeld en zo goed mogelijk wordt uitgesproken. Dit zal zijn houding jegens artsen, verpleegkundigen en andere hulpverleners ten goede komen.
18
Taal • Taal is een belangrijk middel om voelen en handelen op gang te brengen. Een allochtone patiënt voelt zich vaak onzeker als hij iets niet goed heeft begrepen. Ook is het voor hem vaak moeilijk om in een vreemde taal alle gedachten en gevoelens te verwoorden. Een Nederlandse patiënt kan daardoor op een arts gemotiveerder overkomen dan een allochtone patiënt die de taal minder goed beheerst. • Ga ervan uit dat ‘ja’ niet altijd ons ‘ja’ betekent. Voor Nederlanders betekent het instemmen, het ermee eens zijn, de boodschap begrijpen. In veel andere culturen betekent ‘ja’ dat het contact kan worden voortgezet. Ook zal de patiënt vaak ‘ja’ zeggen uit beleefdheid, omdat hij gewend is een arts niet tegen te spreken. Stel open vragen of vraag de patiënt in eigen woorden na te vertellen wat u hebt proberen over te brengen. • Houd zinnen kort en duidelijk. Ga niet gebrekkig Nederlands spreken en voorkom stemverheffing. Gebruik zo weinig mogelijk bijzinnen. • Gebruik geen moeilijke woorden zoals ‘aangeboren’, ‘erfelijk’, ‘antibiotica’ of ‘infectie’. Gebruik geen vakjargon. In geval van medicijngebruik is het beter te zeggen: neem uw medicijnen in voor of na het eten in plaats van voor of na de maaltijd.
19
• Gebruik geen spreekwoorden en gezegden. Deze leiden veelal tot verwarring, omdat allochtonen ze vaak niet kennen. • Zet een tolk in bij gesprekken met patiënten met wie de communicatie moeilijk verloopt, zeker als het gaat om gecompliceerde informatie. Er is een landelijk tolk- en vertaalcentrum waarmee het ziekenhuis vooraf afspraken kan maken. Is de verwachting dat het gesprek emotioneel wordt, dan is het beter dat de tolk niet ‘een stem door de telefoon’ is, maar een mens die persoonlijk aanwezig is. Een vrouwelijke tolk wordt vrijwel altijd geaccepteerd. (Zie ook Tolk- en Vertaalcentrum, p. 78). • Geef bij de motivatie voor de aanwezigheid van een tolk aan dat deze voor u als hulpverlener ook belangrijk is: ‘Ik wil u graag goed begrijpen.’
• Om communicatieproblemen te voorkomen of op te lossen en de patiënt begrijpelijke voorlichting te geven, kunt u ook een een Allochtone Zorgconsulent inschakelen. Ze kunnen werken in een ziekenhuis, gezondheidscentrum of groepspraktijk. De hulp- of zorgverlener kan een patiënt die meer voorlichting nodig heeft doorverwijzen naar deze zorgconsulent. Allochtone zorgconsulenten kunnen ook helpen bij klachtverheldering, communicatie over de diagnose of behandelmogelijkheden. Dit kan gebeuren in een driegesprek tussen patiënt, zorgverlener en voorlichter. Daarnaast geven Vetc’ers zelfstandig individuele voorlichting of groepsvoorlichting. Voor meer informatie kunt het dossier Allochtonen en Gezondheid raadplegen op www.nigz.nl
• Schakel bij voorkeur een tolk van het Tolk- en Vertaalcentrum in. Dit is een officiële tolk (met geheimhoudingsplicht). Aan het gebruik van niet-officiële tolken zoals familieleden of kennissen kleven nadelen, zoals het risico dat zij incorrect of onvolledig vertalen. Voor kinderen komt daar nog het probleem bij dat ze vaak van school worden gehouden om te tolken.
20
21
Omgaan met ziekte en behandeling • Allochtone patiënten hebben vaak weinig kennis van het menselijk lichaam. Toch is het nodig, zeker bij chronische ziekten, om hen uitleg te geven. Bespreek met eenvoudige woorden de klachten, de oorzaken, de gevolgen en de behandeling zelf. Het kan helpen om daarbij gebruik te maken van duidelijk en goed opgebouwd beeldmateriaal. • Bij de uitleg over de behandeling (en medicatie) is het belangrijk om te benadrukken dat deze gericht is op genezing of op verlichting van de klachten. Dit komt de therapietrouw ten goede, evenals de motivatie om te komen voor volgende onderzoeken en vervolgconsulten.
• Bij de behandeling van chronische klachten is het belangrijk om duidelijk te maken dat de patiënt zijn medicijnen continu moet innemen en dat hij niet genezen is als de klachten even weg zijn.
• Stress kan voor zowel Nederlandse als allochtone patiënten een belangrijke oorzaak zijn van lichamelijke klachten. Oorzaken van stress zijn voor de laatste groep onder andere aanpassingsproblemen, heimwee, werkloosheid, discriminatie. Hoewel de meeste allochtone patiënten wel bekend zijn met de psychische component van lichamelijke klachten, zijn zij toch niet altijd gelukkig met de psychosomatische verklaring van klachten. Lichamelijk onderzoek wordt, zeker door oudere patiënten, als een erkenning van het probleem gezien. Een arts kan hiermee het vertrouwen van de patiënt winnen. Ook worden medicijnen vaak beschouwd als autorisatie van het ziek zijn.
• Vaak weet men niet dat therapieën en medicijnen bijwerkingen kunnen hebben. Bereid de patiënt hierop voor. Geef tegelijkertijd aan dat genezing of verlichting van de klacht het doel van de behandeling is.
• Allochtone patiënten (jong en oud, goed opgeleid en ongeschoold) maken soms tegelijkertijd gebruik van traditionele geneeswijzen. Hierbij spelen bovennatuurlijke en spirituele zaken een belangrijke rol.
• Ben er als hulpverlener attent op dat patiënten soms medicijnen met elkaar uitwisselen en dat ze elkaar ‘advies’ geven hierover. Dit komt zowel bij ouderen als jongeren voor.
22
• De vraag of bepaalde ziekten in de familie voorkomen, is voor een allochtone patiënt vaak moeilijk te beantwoorden. De ziektegeschiedenis van de familie is vaak niet bekend. Ook is men meestal niet vertrouwd met het begrip ‘erfelijkheid’, met ziektes en bijbehorende ziektebeelden en met het vaststellen van de doodsoorzaak bij overlijden. Voorbeelden van vragen die de arts meer duidelijkheid kunnen geven in de familie-anamnese zijn: Wat kon uw vader nog toen hij doodging? En zijn vader? Waar had hij last van? Kon hij alles nog zelf doen? Had hij pijn?
23
De behoefte aan deze geneeswijzen is des te groter als mensen hun eigen situatie als zeer dreigend ervaren en angstig zijn. Het is goed om allochtone patiënten expliciet te vragen of zij ook andere therapieën volgen, net zoals aan Nederlandse patiënten gevraagd wordt of zij tegelijkertijd gebruikmaken van een alternatieve behandeling. Hierdoor ontstaat meer openheid en kan bekeken worden op welke wijze een combinatie van reguliere en traditionele therapie mogelijk is. Voor de patiënt is dit heel waardevol. Een traditionele genezer is soms in staat om de leemte te vullen die kan bestaan tussen de westerse geneeskunde en de belevingswereld van de allochtone patiënt, met name als het gaat om de geestelijke verzorging. Overigens zal iedereen die in de praktijk werkt uit eigen ervaring weten dat de behoefte aan een alternatieve therapie niet uniek is voor allochtone patiënten.
de vraag waar de patiënt wil sterven en waar hij begraven wenst te worden. Als hij terug wil naar zijn vaderland, moet hij hiervoor tijdig maatregelen treffen. De meeste vliegmaatschappijen vervoeren geen mensen die ernstig ziek zijn.
• In de westerse samenleving raken we er steeds meer aan gewend openlijk te praten over het (naderende) einde van het leven, stervensbegeleiding, dood en rouw. In allochtone culturen rust op dit thema een groter taboe. Hulpverleners kunnen zich het beste bescheiden opstellen. Vraag wat de patiënt en zijn familie verwachten, kijk of en hoe aan bepaalde wensen kan worden voldaan. Dit voorkomt ‘missers’, waarbij hulpverleners met de beste bedoelingen de plank volledig mis slaan. Eén onderwerp dat bijzondere aandacht verdient, is
24
25
T
Turkije en Marokko
Afkomst • Veel Turken en Marokkanen die in de jaren zestig en zeventig als goedkope arbeidskracht naar Nederland kwamen, zijn afkomstig van het arme platteland, waar veel laaggletterdheid is. Dit geldt vooral voor Marokko. De nieuwkomers, die tegenwoordig in het kader van gezinshereniging en/of gezinsvorming naar Nederland komen, zijn vaak beter opgeleid. • Turkije is iets meer op het westen georiënteerd dan Marokko. Dit komt door de invloed die Kemal Atatürk aan het begin van de vorige eeuw op het land heeft gehad. Hij heeft onder andere de scheiding tussen kerk en staat bewerkstelligd. Taal Turkije • Turken spreken Turks of Koerdisch. De schrijftaal is Turks. Koerden komen overwegend van het platteland, Turken zijn meer afkomstig uit de stad. In de grensgebieden met Armenië, Syrië en Irak spreekt men ook Armeens, Suryani en Arabisch. Marokko • Marokkanen spreken Berber of Marokkaans Arabisch. Mannen spreken veelal Marokkaans Arabisch, vrouwen uit de steden ook. Vrouwen uit de bergen spreken Berber. De schrijftaal is standaard Arabisch. Marokkanen
26
Leg bij de kennismaking het initiatief bij uw patiënt.
27
uit de grote steden zijn hoger opgeleid en beheersen standaard Arabisch. Zij zijn meer op het westen georiënteerd. Een aantal Marokkanen beheerst ook Frans en/of Spaans. Religie: islam • Het overgrote deel van de Turken en Marokkanen is islamitisch. Er zijn verschillen in interpretatie van de religie (vergelijkbaar met de verschillen binnen het christendom). • De islam is meer dan een godsdienst. Door het grote aantal rituele en sociale voorschriften beïnvloedt de islam de gehele manier van leven van een moslim. In hoeverre iemand zich aan de voorschriften houdt, verschilt per individu. In Marokko zijn er naast de islam vele andere, eeuwenoude gebruiken die de cultuur en het dagelijks leven beïnvloeden. In Turkije is het Alevitisme een sterke (liberaler ingestelde) minderheid, waartoe globaal twintig procent van de bevolking wordt gerekend. Oorsprong • In het jaar 610 kreeg Mohammed, een Arabier die in Mekka woonde, in de maand ramadan een visioen. Hij hoorde de stem van de aartsengel Gabriël (Jibraïl). De woorden die Mohammed toen en de jaren daarna geopenbaard kreeg, staan opgetekend in de Koran.
28
• De geboden in de Koran lijken veel op de tien geboden uit het Oude Testament. Daarnaast staan er voorschriften in de Soenna (handleidingen en uitspraken van Mohammed). Moslimgeleerden stelden op basis van de Koran en de Soenna de moslimwet samen, de Sharia. Islamitische visie op leven, dood en sterven • Islam betekent ‘overgave aan de wil van Allah’. Een moslim gelooft dat Allah alles heeft voorbeschikt en dat alles wat een mens overkomt een bedoeling heeft. De mens is wel zelf verantwoordelijk voor de manier waarop hij de mogelijkheden benut die Allah voor hem heeft geschapen. Ook is de mens verplicht er zelf alles aan te doen om gezond te blijven. Wordt hij desalniettemin toch ernstig ziek, dan is dat zijn (door Allah bepaalde) lot. • Het tijdstip van de dood heeft Allah al lang geleden bepaald. De dood is het begin van een volgend leven, in de hemel of de hel. Op de ‘dag van het Oordeel’ moet de mens verantwoording over zijn leven afleggen aan Allah. Twee engelen zullen de moslim in zijn graf ondervragen over zijn geloof en over zijn daden. Daarna zal Allah beslissen of iemand naar de hemel gaat of naar de hel. Allah beschikt; niet de mens. De mens moet bescheiden zijn.
29
Het gebed • Een moslim bidt vijf keer per dag, op vaste momenten, met het gezicht naar Mekka. Dit mag in de moskee, maar ook op een andere plek. De moskee roept op tot gebed door middel van de geloofsbelijdenis: ‘Ik getuig dat er geen andere God is dan Allah en Mohammed is zijn profeet.’ Bidden gebeurt met de schoenen uit en vrouwen moeten hun hoofd bedekken. Marokkaanse moslims bezoeken een Arabische moskee, Turken een Turkse. Reinheid • In het leven van moslims is reinheid heel belangrijk. Na elk toiletbezoek is een kleine wasbeurt nodig. Ook voor het gebed moet de moslim rein zijn. • Alles wat uit het lichaam komt, zoals sperma en menstruatie-bloed, beschouwt een moslim als zeer onrein. Na geslachtsgemeenschap en menstruatie is een grote wassing (dus inclusief de intieme delen) een van de voorschriften voor reinheid. Bij de kleine wassing, te verrichten voor het rituele gebed, wast men de handen, spoelt men de mond, reinigt men de neus, wast men het gezicht en onderarmen, veegt over het hoofd en wast oren en voeten. • Veel moslims scheren regelmatig hun schaamhaar en okselhaar af.
30
Besnijdenis • Islamitische jongens worden in Marokko besneden tussen nul en vier jaar, in Turkije tussen vijf en tien jaar. Nadat een jongen is besneden, maakt hij deel uit van de mannengemeenschap. Vanaf hun tiende jaar worden jongens door mannen opgevoed. De imam • De imam is de voorganger. Hij fungeert als leider van de moslimgemeenschap en geeft advies en uitleg over de islamitische wetten en zeden. Meestal is hij verbonden aan een bepaalde moskee. Op vrijdagmiddag houdt de imam een preek. • De imam sluit huwelijken, leidt begrafenissen, neemt nieuwe gelovigen aan en verricht rituele handelingen tijdens de ramadan. Hij kan worden ingeschakeld bij problemen in het gezin of binnen de gemeenschap, gaat op ziekenbezoek, begeleidt stervenden en is aanwezig bij het wassen van een overleden mannelijke moslim. Het islamitische gezin • Voor de moslim is het gezins- en familieleven heel belangrijk. • In de traditionele Turkse en Marokkaanse opvoeding is het individuele belang ondergeschikt aan het groeps-
31
belang. Velen van de oudere generatie hebben niet geleerd op te komen voor zichzelf. Ze zijn niet gewend om ‘nee’ te zeggen, ook niet als ze iets niet begrijpen. • In het traditionele islamitische gezin staat de man aan het hoofd van het gezin. Hij is kostwinner, communiceert met de buitenwereld en beschermt de eer van de familie. Hij is degene die tot taak heeft de vrouw kennis bij te brengen, onder meer op het gebied van godsdienst. Het gedrag van de man moet vriendelijk en zacht zijn. Dit verandert momenteel: vrouwen gaan steeds meer werken en krijgen mede daardoor een andere positie in de familie. • In het traditionele islamitische gezin is de vrouw verantwoordelijk voor de verzorging van het gezin en voor de opvoeding. Zij moet haar man vertrouwen en trouw zijn. In nieuwe generaties islamitische gezinnen neemt ook de vader steeds meer verzorgings- en opvoedingstaken op zich.
• In Nederland is de autoriteit van de Turkse of Marokkaanse man vaak niet zo vanzelfsprekend meer. Het komt voor dat de vader zijn gezin is ontwend, omdat hij er vaak jarenlang gescheiden van heeft geleefd. Dit kan leiden tot conflicten. Conflicten ontstaan ook zodra de kinderen Nederlandse waarden en normen mee naar huis nemen. Voeding • Moslims mogen geen varkensvlees eten. Verder mogen zij alleen vlees eten van dieren die ritueel geslacht zijn. Het is verboden om vlees te eten van dieren die op een natuurlijke manier zijn gestorven. • Volgens de islam is het drinken van alcohol verboden, omdat de mens helder moet kunnen denken. Niet iedere moslim houdt zich aan dit verbod.
• De kinderen moeten respect hebben voor hun ouders, vrolijk zijn, hun best doen en hun ouders verzorgen als deze oud zijn. Broers en zussen moeten goed voor elkaar zorgen. De jongere kinderen moeten respect hebben voor hun oudste broer en zuster. Andere familieleden, buren en mensen die in huis werken moeten met liefde en respect worden behandeld.
32
33
De (traditionele) Turkse en Marokkaanse patiënt Algemeen • Vooral oudere patiënten kunnen sterk gehecht zijn aan de traditionele, islamitische levensstijl. Dit komt voort uit onzekerheid over en angst voor de ‘vreemde’ cultuur in Nederland. Hun kinderen zijn vaak meer vertrouwd met de Nederlandse taal en cultuur. Dit verschijnsel is vergelijkbaar met de situatie van Nederlanders die na de oorlog emigreerden naar Canada of Nieuw-Zeeland en op oudere leeftijd sterk gehecht kunnen zijn aan de Nederlandse cultuur. • Elkaar een hand geven terwijl je volkomen vreemd voor elkaar bent, wordt soms om religieuze redenen niet op prijs gesteld. Met name bij contacten tussen een man en een vrouw kan dit een probleem zijn. Als er onduidelijkheid bestaat bij het kennismaken, is het goed om niet zelf de hand uit te steken, maar de patiënt het initiatief te laten nemen. • De Turkse of Marokkaanse patiënt kan soms dwingend of directief overkomen. Meestal komt dit doordat hij het Nederlands onvoldoende beheerst en bijvoorbeeld geen hulpwerkwoorden kent. ‘U moet dat doen’ klinkt anders dan ‘Wilt u dit voor mij doen?’ Een andere intonatie kan ook een dwingende indruk maken, terwijl dit vaak niet zo is bedoeld. • De dwingende toon van Turkse en Marokkaanse patiënten kan ook voortkomen uit onbegrip over de manier 34
waarop in de westerse geneeskunde het diagnostisch proces verloopt en de wijze waarop onze gezondheidszorg is georganiseerd. Patiënten kunnen het gevoel hebben dat de arts niets aan hun klachten doet en blijven weg. Bij het eerste contact met de patiënt is het belangrijk hierover duidelijk te zijn. Geef ook non-verbaal aan dat u de patiënt serieus neemt (houding, aankijken). • De patiënt kan moeite hebben met de kortdurende consulten van Nederlandse artsen en is niet gewend direct ter zake te komen. In zijn beleving moet een arts eerst een praatje maken en meer tijd uittrekken voor het gesprek dan in Nederland gebruikelijk is. • Patiënten antwoorden vaak alleen op de medische vragen die de arts stelt. Zij zullen niet zo snel zelf met een opmerking of een vraag komen. Op de vraag van de arts of er verder nog vragen zijn, reageren zij bijvoorbeeld niet of nauwelijks. Dit hoeft niet te beteken dat de patiënt alles begrijpt. Dat de patiënt er het zwijgen toe doet, kan voortkomen uit bescheidenheid, taalproblemen of beide. Een voorbeeld van de wijze waarop de arts kan kijken of de informatie begrepen is, vormt de navertelmethode: ‘Ik heb u heel veel verteld. Het is nu genoeg. De volgende keer praten we verder. Voordat u weggaat wil ik graag van u weten of ik duidelijk ben geweest. Kunt u mij vertellen hoe u uw medicijnen moet innemen?’
35
• Soms zal de patiënt als tolk een van de kinderen meenemen. Dit kan tot moeilijke situaties leiden, bijvoorbeeld als er bij de moeder onderzoeken gedaan moeten worden en het kind in de wachtkamer moet wachten of als het (nog) niet de bedoeling is dat een kind te horen krijgt dat zijn vader ernstig ziek is en spoedig zal sterven. In deze situaties is het beter om ervoor te zorgen dat een tolk aanwezig is. Ook kan het zijn dat het kind de taal van de ouders minder goed beheerst, omdat het (grotendeels) in Nederland is opgegroeid. Daarom kan het dus zijn dat het niet goed in de vreemde taal kan vertalen wat de Nederlandse hulpverlener zegt. • Sommige Turkse en Marokkaanse patiënten zijn in hun eigen land gewend geweest om de kosten van een (dure) arts in een privé-kliniek zelf te betalen. In deze privéklinieken vinden allerlei onderzoeken plaats, vaak veel sneller dan in Nederland, en wordt relatief veel medicatie voorgeschreven. Deze patiënten kunnen dwingend overkomen en eisen van de Nederlandse arts dat deze hen direct van hun klachten afhelpt. Van de arts wordt verwacht dat deze snel een diagnose stelt en medicatie voorschrijft, zoals in Turkije en Marokko gebruikelijk was. Omgaan met ziekte en behandeling • De islamitische patiënt gelooft dat alles wat met gezondheid en ziekte te maken heeft, door Allah is bepaald. Hij zoekt de oorzaak van zijn ziekte vooral in het lichamelijke en wil er niet makkelijk aan dat ook psychische klachten 36
ziek kunnen maken. Hij wil een lichamelijk onderzoek en een geneesmiddel dat hem beter maakt. Uiteraard zijn er, evenals bij Nederlandse patiënten, tal van psychische problemen die zich uiten in lichamelijke klachten: heimwee, werkomstandigheden, aanpassingsproblemen, discriminatie, opvoedingsproblemen, enzovoorts. • Lichamelijk onderzoek is een erkenning van klachten. Turkse patiënten stellen bijvoorbeeld het opmeten van de bloeddruk en röntgenonderzoek op prijs. • Mensen die afkomstig zijn van het platteland kunnen geloven in de macht van kwade geesten, ‘het boze oog’ en zwarte magie. Zij doen een beroep op een traditionele genezer om de kwade krachten in te tomen. Zo kan een ‘hoca’ (Turks) of een ‘fqi’ (Marokkaans) verzen lezen uit de Koran of een amulet met koranverzen maken, dat de zieke vervolgens op zijn borst draagt. Een amulet is erg belangrijk en mag door een arts of verpleegkundige nooit zomaar worden afgedaan. Tegen het boze oog wordt een blauwe kraal gedragen, die bij de geboorte aan een kind wordt gegeven. • Inwendig en rectaal onderzoek, rectaal de temperatuur opnemen en het gebruik van zetpillen beschouwt men als onrein. • De afname van bloed kan op weerstand stuiten. Bloed is een teken van levenskracht en men denkt soms dat de hoeveelheid bloed in het lichaam op kan raken. 37
Leg uit dat het lichaam bloed zelf weer aanmaakt, net zoals haar en nagels. • Sommige Marokkanen denken in termen van ‘koude’ ziekten, als gevolg van vocht, kou, wind, tocht, slechte lucht. Door het kille klimaat in Nederland zijn zij bang voor ‘koude’ ziekten, die in hun beleving kunnen leiden tot ernstige ziekten zoals hartklachten, verlamming en impotentie. • In het ziekenhuis kan de vastenmaand ramadan problemen geven. Ga na hoe de patiënt omgaat met de ramadan en kijk hoe bijvoorbeeld een dieet of de inname van medicijnen kan worden aangepast. Hoewel zieken volgens de Koran het vasten op een later moment mogen inhalen, willen patiënten zich soms toch houden aan de ramadanvoorschriften. Naast voedsel weigeren zij bijvoorbeeld ook medicijnen tussen zonsopgang en zonsondergang. Voor ernstig zieke patiënten leidt dit tot een extra risico. Als de patiënt zich door de arts niet laat overtuigen van het belang van medicatie, is het te overwegen om een beroep te doen op de imam (zie ook het hoofdstuk Ramadan, p. 67). • Als dank brengen Turken en Marokkanen soms een cadeau mee voor de hulpverlener. Het is moeilijk om hiervoor een algemeen advies te geven. Niet aannemen wordt vaak als een belediging beschouwd (zeker wanneer het om zelfgemaakte presentjes gaat); wel aannemen kan bij de gever de verwachting wekken dat hij recht heeft op een betere behandeling. Bij twijfel: neem het cadeau niet aan. 38
Uw patiënte spreekt vaak over de ‘buurvrouw’, terwijl het eigenlijk over haar zelf gaat.
39
De vrouwelijke patiënt • De opvoeding van traditionele Turkse en Marokkaanse vrouwen staat in het teken van bescheidenheid. Zij bedekken hun lichaam zoveel mogelijk, ook hun hoofd. • In traditionele Turkse gezinnen gaat een zoon na te trouwen bij zijn ouders wonen. Zijn vrouw valt dan onder het gezag van zijn moeder. Het hebben van meerdere kinderen wordt erg belangrijk gevonden. Men vindt het erg als een vrouw niet zwanger kan worden. Soms krijgt een vrouw zelf de schuld van haar kinderloosheid. Het bij de ouders inwonen komt momenteel veel minder voor dan vroeger. • Vrouwen hebben grote behoefte aan informatie over anticonceptie. Geboorteregeling is toegestaan. Zowel onder Turkse als Marokkaanse vrouwen neemt het gebruik van het spiraaltje en de pil toe. • Veel vrouwen zijn niet gewend over zichzelf te praten. Als zij aangeven dat ‘hun buurvrouw klachten heeft’ zullen zij meestal zichzelf bedoelen. In beginsel is het goed om hierin mee te gaan en in te gaan op de klachten van de buurvrouw. In een latere fase, als er meer vertrouwen is, wordt het mogelijk om directer te praten. • Veel (oudere) Turkse en Marokkaanse vrouwen in Nederland zijn niet zo geïntegreerd als hun man. Vaak is een vrouw haar man pas vijf tot tien jaar later gevolgd naar Nederland. Tijdens zijn afwezigheid heeft zij in Turkije of Marokko een redelijk zelfstandig bestaan 40
opgebouwd. Eenmaal hier gekomen, verblijft ze noodgedwongen thuis en is de kans groot dat ze vereenzaamt. Ze spreekt geen Nederlands, mist haar familie, de relatie met haar man is veranderd. Het kan zijn dat hij zijn traditionele rol weer opeist. Haar kinderen verkeren vaak buitenshuis. Als zij buitenshuis werkt, is dit in sectoren die lichamelijk veel van haar eisen, zoals de tuinbouw, de visverwerkende industrie en de schoonmaaksector. Dit zware werk kan tot lichamelijke klachten leiden. Doordat zij op het werk vaak voornamelijk contact heeft met vrouwen uit dezelfde cultuur, leert ze geen Nederlands en raakt ze niet snel vertrouwd met de Nederlandse cultuur. Daardoor blijft er een kloof bestaan tussen haar en de Nederlandse samenleving en blijft ze eenzaam. Dit wordt des te moeilijker op het moment dat zij (ernstig) ziek wordt. • Gemengde verpleging (man-vrouw), maar ook gemengde patiëntenkamers worden meestal als niet prettig ervaren. Verzorging op de afdeling • Omdat moslims zich wassen na elk toiletbezoek, is het handig als er voor hen een fles water op het toilet staat. • Omdat een niet-moslim een moslim niet rein mag maken in de religieuze betekenis, wast de patiënt het liefst zichzelf. Gaat dit niet, dan zal hij het liefst gewassen willen worden door een moslim, bijvoorbeeld een familielid. Is dit ook niet mogelijk, dan zal een man gewassen willen worden door een man, een vrouw door een vrouw. 41
• De maaltijden en de tijdstippen waarop deze in het ziekenhuis worden verstrekt verschillen sterk van wat de Turkse en Marokkaanse patiënt gewend is. Zij zijn gewend om later op de avond nog een uitgebreide maaltijd te nuttigen. Vaak willen patiënten etenswaren van thuis hebben en eten op het vertrouwde tijdstip. Als er geen medische of andere bezwaren zijn, is dit een overweging om op in te gaan, zeker omdat op elke verpleegafdeling tegenwoordig een koelkast en magnetron aanwezig zijn. • Voor de religieuze patiënt is het belangrijk dat hij kan bidden. Laat hem aan het begin zien in welke ruimte dit kan. Misschien is er al een aparte gebedsruimte of is er een plek die voor het bidden kan worden vrijgemaakt. • Oudere patiënten kunnen zich eenzaam voelen. Zij kunnen vaak niet lezen of schrijven, spreken niet of nauwelijks Nederlands en missen hun muziek. Het kan helpen als er een andere patiënt op de kamer ligt die de moedertaal spreekt. Stervensrituelen • Na het overlijden van wordt de moslim onder leiding van de imam gewassen. Een imam zal niet een overleden vrouw wassen; dat gebeurt door de partner of door een vrouw. Nadat het lichaam is gewassen wordt het afgelegd en in een wit gewaad gewikkeld.
42
• De regel om binnen 24 uur begraven te worden, wordt vaak in geval van het begraven worden in het land van herkomst niet gehaald. Bijzonderheden • De mensen die afkomstig zijn van het platteland zijn vaak gewend hun biologische ritme te volgen. Zij kunnen zich moeilijk verplaatsen in onze manier van omgaan met tijd. Hierdoor verschijnen zij dan op een ander tijdstip in het ziekenhuis dan afgesproken. Goede informatie hierover van tevoren, desnoods uitgetekend (een klok), kan problemen met afspraken of bezoektijden voorkomen. • Soms is de exacte leeftijd van de patiënt niet bekend. Dit komt voort uit de andere gewoonten ten aanzien van geboorteaangifte in het moederland. Ook is het bekend dat mannen die als arbeidsmigrant naar Nederland kwamen destijds een lagere leeftijd hebben opgegeven. Patiënten kunnen dus ouder zijn dan zij zeggen of dan staat aangegeven in hun papieren. Soms is iemand in werkelijkheid tien jaar ouder. • Het sociale leven van mannen speelt zich voor een deel af in het koffiehuis of bij de moskee. Voor vrouwen speelt het sociale leven zich meestal binnenshuis af, maar ze zijn inmiddels ook steeds meer betrokken bij activiteiten buitenshuis, zoals in moskeeën of buurthuizen.
43
S
Suriname
Afkomst • Indianen vormen de oorspronkelijke bevolkingsgroep van Suriname. Er zijn nog tal van andere bevolkingsgroepen bijgekomen. De belangrijkste zijn Hindoestanen en Creolen. Zij maken samen ruim 75% van de bevolking uit. Hindoestanen zijn hindoe of moslim en oorspronkelijk vooral afkomstig uit India. De overwegend christelijke Creolen bestaan uit stadscreolen (in Paramaribo) en boslandcreolen (bosnegers). Andere groepen zijn Javanen (moslims), Chinezen en Europanen. • De vestiging van Surinamers in Nederland verliep in verschillende fasen: • tot 1950 kwamen er goed opgeleide Surinamers naar Nederland (deze groep is meestal goed geïntegreerd); • tussen 1950 en 1975 vond er vooral emigratie met studiedoeleinden en arbeidsmigratie plaats; • na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 kwamen veel Surinamers om politieke redenen naar Nederland; • in het kader van gezinshereniging is er nog steeds immigratie. Taal • Nederlands is de officiële voertaal, maar voor de meeste Surinamers is het de tweede taal. Van de vele talen in Suriname zijn de talen van de creolen (Sranantongo) en de hindoes (Sarnami) de belangrijkste. Sranantongo
44
wordt door iedereen gebruikt als verschillende culturen met elkaar communiceren. Ouderen spreken niet altijd Nederlands. Ook analfabetisme komt voor. Religie: hindoeïsme Oorsprong • De basis voor het hindoeïsme is duizenden jaren geleden gelegd. De godsdienst is mede gevormd door de vele invloeden van vreemde, oude volkeren en kent vele rituelen, waaronder het brengen van offers. De belangrijkste geschriften zijn de veda’s. De hoogste god is Brahm. Brahm is de drie-eenheid van Brahma (de schepper), Vishnu (de hoeder) en Shiva (de vernieuwer). Een stukje van Brahm is in ieder mens aanwezig, in de vorm van ‘atma’. Dit is het diepste innerlijk van de mens, vergelijkbaar met het begrip ‘ziel’. • Het hindoeïsme kent twee stromingen. De grootste is de Sanatan Dharm (traditioneel, orthodox). De andere, kleinere, stroming is de Arya Samaj (vrij progressief, geen beeldenverering en geen geestenbezwering). Hindoeïstische visie op leven en dood • Hindoes zien de dood als een moment waarop de ziel het aardse lichaam verlaat en op weg gaat naar een wedergeboorte (reïncarnatie). Het lichaam moet na de dood worden gecremeerd. Hierdoor kan de ziel sneller reïncarneren.
45
• De ziel wordt een aantal keren wedergeboren. Het einddoel van reïncarnatie is dat de ziel verlost wordt (moksja) en overgaat naar de hoogste ziel (Brahm). De ziel kan dit bereiken door zich te wijden aan kennis en liefde en door onbaatzuchtig gedrag. Hoe snel de verlossing komt, is afhankelijk van de daden in een mensenleven (karma). Alle daden in het heden hebben effect op de staat waarin de ziel wordt wedergeboren. Verdraagzaamheid, matigheid en reinheid zijn belangrijke plichten. Religieuze toewijding • Persoonlijke religieuze toewijding is erg belangrijk. Daarom is er thuis vaak een tempeltje ingericht met beeldjes van goden, die versierd worden met bloemen. In het tempeltje wordt speciaal voedsel geofferd en worden de voorouders vereerd. Een religieuze hindoe bidt ’s ochtends en ’s avonds. Veel hindoes nemen ’s ochtends en ’s avonds een bad om hygiënische en religieuze redenen. Pandit • Een pandit is een priester en geestelijke begeleider. Hij kent alle geschriften, houdt religieuze diensten, legt huisbezoeken af, geeft raad, is bemiddelaar en geeft steun aan zieken en stervenden. • Elk gezin heeft zijn vaste pandit. Eens per jaar komt deze de negatieve invloeden binnen het gezin of de relatie verdrijven door middel van een offerdienst.
46
Kasten • Het kastenstelsel is in India officieel afgeschaft, maar heeft daar wel nog veel invloed. Voor hindoes in Nederland speelt het kastenstelsel een veel minder grote rol. Voeding • Omdat hindoes geloven in reïncarnatie is alles wat leeft heilig. Daarom zijn veel hindoes vegetariër. Vegetarische hindoes eten ook geen eieren, omdat een ei het begin is van nieuw leven. Zij drinken wel melk en eten kaas. • Hindoes die niet vegetarisch zijn, eten over het algemeen geen rundvlees. De gedachte hierachter is dat een dier dat melk geeft (en dus goed is voor de mens) niet gedood mag worden. Sommige niet-vegetarische hindoes eten schapen- en varkensvlees, andere eten alleen vlees van kleine dieren (vis, kip). Sommige hindoes onthouden zich op op een bepaalde dag in de week van dierlijke producten. Dit is een vorm van bezinning en vaak ingegeven door de voedingsvoorschriften die in bepaalde stromingen gelden. • De voeding van hindoes in Nederland verschilt verder niet zoveel van de Nederlandse voeding. Wel zijn er een paar Surinaamse accenten: wit brood, bij de lunch frisdrank, bij het avondeten rijst of roti (een soort pannenkoek), weinig groente (kousenband, paksoi of amsoi) en veel kruiden (zoals kerrie). Veel hindoes eten met hun handen.
47
Religie: winti Oorsprong • Voor creolen is winti belangrijk. Winti betekent ‘wind’ en is een overkoepelend begrip voor de natuurgeesten en geesten van overledenen die volgens winti overal aanwezig zijn. Winti stamt uit Afrika en kenmerkt zich door rituelen, witte en zwarte magie, dans en trance. Door de tijden heen zijn de oorspronkelijke Afrikaanse wintigebruiken vermengd met invloeden uit andere religies, bijvoorbeeld van indianen en hindoes. Bonuman/bonuvrouw • De rituelen worden uitgevoerd door de bonuman of -vrouw, een centrale figuur binnen winti. Deze is helderziend en helpt bij medische, sociale en (tegenwoordig ook) psychische klachten. De bonuman is dokter, priester en psycholoog tegelijk en fungeert als medium tussen de mens en de goden en geesten van voorouders. Hij of zij ontvangt van de voorouders adviezen bij ziekten in de familie en werkt met allerlei, vaak effectieve, huismiddeltjes die van planten en kruiden zijn gemaakt (oso-dresie). Verder kan de bonuman helpen als iemand ‘een winti heeft’. Dit betekent dat deze persoon bezeten is door een natuurgeest of de geest van een dode voorouder (jorka). De bonuman zoekt contact met de geest om de persoon te verlossen.
48
• Bij ziekte kan de bonuman beoordelen wat de ‘kra’ ontbeert. Dit is het diepste, door de goden bij de geboorte meegegeven, innerlijk van de mens en de motor van het leven. • Ook de lukuman of wintiman kan bij ziekte een diagnose stellen, echter niet genezen. Wisiman • De wisiman gebruikt zwarte magie om iemand kwaad te doen, bijvoorbeeld ziek te maken. Dit gebeurt op verzoek van (jaloerse) anderen, die hem hiervoor betalen. Om beter te worden is witte magie nodig van de bonuman. Winti in Nederland • De laatste jaren bestaat er onder Surinamers in Nederland grote belangstelling voor winti. Veel Surinamers, ongeacht hun religieuze achtergrond, geloven in winti en hebben baat bij winti-behandelingen. De traditionele Surinaamse patiënt (algemeen) • Zowel voor hindoes, creolen als moslims kan zwarte en witte magie een belangrijke rol spelen. Zeker bij psychische klachten als beven en stuiptrekken kan de hulp van een Surinaamse traditionele genezer, een bonuman, zinvol zijn.
49
• Enkele Surinaamse begrippen: • nara: vage buikklachten • kowroe-dresie (uitgesproken als karoe): kruidendrank van maïs om de darmen te reinigen, onder andere gebruikt bij nara • trefoe: voedselallergie. Een allergische reactie op bepaalde voedingsmiddelen wordt ‘treef’ genoemd. • Hoewel de gezondheidszorg in Suriname op Nederlandse leest is geschoeid, is de relatie tussen artsen en patiënten anders. In Suriname heeft de arts meer gezag. Surinaamse patiënten zien de houding van Nederlandse artsen soms als een uiting van onzekerheid. • Omdat de gezondheidszorg in Suriname de laatste jaren achteruit is gegaan, is een toename merkbaar van Surinaamse patiënten die naar Nederland komen. Ook komt het voor dat Surinamers hier medicijnen vragen voor hun familieleden in Suriname. De Surinaamse hindoe-patiënt Omgaan met ziekte en behandeling • Ziekte is, zoals alles in het leven, onlosmakelijk verbonden met het karma van de mens (alle daden in een mensenleven). Door trouw te zijn aan zijn religie, hoopt de hindoe dat de goede goden hem beschermen tegen kwade, ziekmakende krachten.
50
• Sommige hindoes geloven in magische krachten. Ook kennen zij hun eigen medicijnmannen, (omstreden) geestenbezweerders en priesters (de pandit). In Nederland volgen hindoes in de regel de Nederlandse behandelmethoden. Daarnaast kunnen zij baat hebben bij behandeling door een hindoe-hulpverlener, waarbij mystiek een belangrijke rol speelt. Hindoes die hiertoe overgaan, zijn vaak tegelijkertijd bij meerdere hindoehulpverleners onder behandeling. Om de diagnose te stellen putten hindoe-hulpverleners informatie uit dromen van de patiënt en gebruiken zij astrologie. • Sommige hindoe-behandelmethoden staan al beschreven in de veda’s, de heilige boeken. Het uitgangspunt is dat ziekte veroorzaakt wordt door zondige handelingen uit het verleden en eventueel uit een vorig leven. Offers zijn nodig om de goden gunstig te stemmen en genezing te vragen. Ook kan worden geprobeerd genezing te verkrijgen door de kwade krachten te bezweren. Hierbij krijgt de zieke tegelijkertijd geneeskrachtige kruiden toegediend. De vrouwelijke patiënt • In de traditionele hindoeïstische cultuur wordt van de vrouw verwacht dat zij zich bescheiden opstelt. Onder hindoes in Nederland is dit aan het veranderen. Vrouwen en meisjes komen steeds meer voor zichzelf op. Hierdoor kunnen binnen families ernstige generatieconflicten ontstaan.
51
Verzorging op de afdeling • Hindoes wassen zich vaak twee keer per dag, om hygiënische en religieuze redenen. • Het kan zijn dat de patiënt behoefte heeft aan een aparte gebedsruimte. Als deze niet aanwezig is in het ziekenhuis, kan misschien een ruimte worden vrijgemaakt. Ook kan een hindoe-priester (pandit) de patiënt tot steun zijn. • In Nederlandse ziekenhuizen kan de uitvoering van rituele handelingen problemen geven, bijvoorbeeld als het gaat om het brengen van vuuroffers. Stervensrituelen • De verzorging en begeleiding van een stervende hindoe wordt meestal geheel overgenomen door de naaste familie en de pandit. Het lichaam van een overledene zal meestal door de familie zelf, soms door de verpleging worden verzorgd. In het laatste geval zal de familie aanwezig willen zijn, samen met de pandit. • De overledene krijgt traditionele kleding aan. Dit gaat vergezeld van het uitspreken van mantra’s (religieuze spreuken die met gebaren gepaard gaan). Het lichaam wordt in de kist gelegd met de handen op de buik. De familie zit rond de kist en bidt voor de zielerust van de overledene. In tegenstelling tot vroeger zijn tegenwoordig ook vrouwen bij de crematie aanwezig.
52
• Als zijn vrouw overlijdt scheert de man volgens de officiële traditie (binnen de Sanatan Dharm) zijn hoofd kaal. Soms doen de zoons dit ook. Overlijdt de man, dan moeten zijn zoons hun hoofdhaar, snor en baard afscheren. Tegenwoordig gebeurt het scheren niet meer zo vaak. De crematie of begrafenis wordt begeleid door de pandit. De creoolse patiënt Omgaan met ziekte en behandeling • Veel creoolse patiënten zoeken de verklaring voor ziekte van lichaam en geest in de krachten van goden en geesten van de voorouders en in zwarte magie. • Voor Nederlandse artsen en verpleegkundigen is het lastig om de uitingsvormen van winti te herkennen en te interpreteren. Het is bij de behandeling van creoolse patiënten dan ook van groot belang dat de Nederlandse artsen en verpleegkundigen zich oriënteren op winti en een goede samenwerking nastreven met een bonuman én omgekeerd. Met name de trance waarin een patiënt kan verkeren, wordt door Nederlandse hulpverleners niet goed herkend. Het gevolg kan zijn dat de patiënt ten onrechte wordt opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. • Enkele begrippen die horen bij de winti-geneeskunst • wassie: het rituele bad als afsluiting van de diagnose door de bonuman. Met de wassie worden alle problemen weggewassen.
53
• winti-pré: een nachtelijk feest ter afsluiting van de behandeling, waarbij een van de aanwezigen in trance raakt. De duur van de trance varieert van een paar minuten tot een paar dagen. Van de persoon die in trance verkeert, beven hoofd, armen en benen. Na de trance volgt een diepe slaap, waaruit hij of zij opgewekt ontwaakt. Omdat het in Nederland lastig is om de juiste kruiden en een voor de winti-pré geschikte locatie te vinden, reizen creoolse patiënten hiervoor het liefst naar Suriname af. De vrouwelijke patiënt • De moeder en oma hebben vaak een overheersende positie. De onderlinge band is zeer hecht. De rol van de vader/man is marginaal. Soms hebben mannen bij meerdere vrouwen kinderen. De seksuele moraal is, met name voor mannen, tamelijk vrij in vergelijking met die van Nederlanders. • Kinderen krijgen wordt erg belangrijk gevonden. Vrouwen zonder kinderen worden als zielig beschouwd. In de jongere generaties gezinnen zijn de opvattingen aan het veranderen en speelt het krijgen van kinderen een minder prominente rol. • Sommige creolen beschouwen een menstruerende vrouw als onrein. Zij mag dan niet koken.
54
Verzorging op de afdeling • Wassen is niet alleen een hygiënische, maar ook een met zingen en bidden gepaard gaande rituele handeling, bedoeld om de geest rein te houden. Men gebruikt speciale kruiden en na het wassen olie en crème. • De voeding van creolen komt op veel punten overeen met de Nederlandse voedingsgewoonten. Wel gebruiken zij meer kruiden. Veel creolen eten geen varkensvlees en ongeschubde vis. Dit gebruik stamt uit de slaventijd. Slaven legden een verband tussen de spijswetten van hun joodse meesters, die ook geen varkensvlees en ongeschubde vis aten, en het feit dat zij nooit lepra kregen. Stervensrituelen • De stervensrituelen zijn afhankelijk van de mate waarin men in winti gelooft. Er is een groot verschil tussen boslandcreolen en stadscreolen. Stadscreolen zijn meestal lid van een christelijke kerk, waarin elementen van winti zijn opgenomen (zoals aflegrituelen). • Sterven gebeurt in het bijzijn van de familie. Na de dood worden spiegels en schilderijen afgedekt of omgedraaid (vroeger ook in Nederland een bekend gebruik). Dit om te voorkomen dat de geest van de overledene zichzelf ziet. • Volgens de creoolse traditie wordt het dode lichaam door speciale wassers gewassen en gekist. Dit duurt ruim twee uur. Omwille van de zielenrust van de overledene gaat dit
55
Nederlandse Antillen en Aruba
gepaard met zang, dans en speciale (offer)rituelen. De familie en vrienden nemen daarna afscheid. Hierbij geven of zeggen zij iets persoonlijks. Daarna wordt een nacht bij de dode gewaakt, tot vijf uur in de ochtend. Op dat moment verlaat de ziel het dode lichaam. De begrafenis wordt geleid door een priester of een dominee. Na afloop wassen alle aanwezigen hun handen en gezicht. De officiële rouwperiode, die zich kenmerkt door soberheid, is na veertig dagen voorbij. Bij boslandcreolen duurt de rouwperiode zes maanden.
Afkomst • De Nederlandse Antillen bestaan uit Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten (de Bovenwindse Eilanden) en Bonaire en Curaçao (de Benedenwindse Eilanden). Aruba hoort sinds 1986 officieel niet meer bij de Nederlandse Antillen. De bewoners van deze kleine eilanden verenigen enkele tientallen nationaliteiten in zich, die zich onderling weer hebben gemengd. Mensen kunnen dus een heel verschillende achtergrond hebben en veel gebruiken en tradities zijn familiegebonden. De familieband is hecht.
De Javaans-Surinaamse patiënt • De Javaans-Surinaamse patiënt is meestal islamitisch. Het gaat vaak om bescheiden mensen, die het Nederlands niet zo goed beheersen. Hun geloof is verweven met oude tradities van vóór de islam. Er zijn twee stromingen: de oostbidders en de westbidders. De westbidders, waar de meeste Javaanse Surinamers toe behoren, bidden naar het westen omdat vanuit Java gezien Mekka in het westen ligt.
Taal • Nederlands is de officiële taal, maar niet de omgangstaal. De spreektalen zijn Papiamento, Engels, Portugees en Spaans. Veel mensen die wel Nederlands verstaan, hebben vaak toch problemen met de essentie van de boodschap. Nederlandse woorden hebben daar vaak net een andere betekenis dan in Nederland. Daarnaast is er een groep die de Nederlandse taal helemaal niet of slecht beheerst. Het is goed om bij gecompliceerde gesprekken een tolk in te schakelen.
• De oostbidders wijzen volgens de islamitische leer het bestaan en de verering van geesten af. De westbidders doen wel aan geestenverering en hebben een priester die zich ook bezighoudt met genezing en mystiek. Een grote rol speelt de ‘kejawèn’, een mengsel van animisme (geloof in geesten), boeddhisme en hindoeïsme. • In een Nederlands ziekenhuis zullen Javaans-Surinaamse patiënten de islamitische regels volgen.
56
N
• Hulpverleners moeten alert zijn op het gegeven dat een Antilliaanse of Arubaanse patiënt de indruk kan wekken dat hij de boodschap begrijpt, terwijl dit in werkelijkheid niet zo is. Het is goed om controlevragen te stellen. Vraag bijvoorbeeld aan de patiënt om in zijn eigen woorden te herhalen welke medicijnen hij krijgt en waarom.
57
Religie • De meeste Antillianen en Arubanen hebben een christelijke achtergrond (katholiek, protestant, evangelisch). Daarnaast zijn er joden, islamieten en hindoes. Brua • In het dagelijks leven speelt ‘brua’ een belangrijke rol. Letterlijk betekent het ‘in verwarring brengen’. Brua is een overkoepelend begrip voor een aantal (negatieve) elementen uit een oude natuurgodsdienst, waarvan het merendeel door katholieke kolonalisten verboden werd. Het meest bekend zijn zwarte magie en het boze oog. Met gelooft dat hiermee iemand opzettelijk schade kan worden toegebracht. In de context van brua worden soms beladen uitspraken gedaan die een verwensing uitdrukken, zoals ‘je zal wel zien wat er met je gebeurt’. • De invloed van brua op de manier van denken en voelen strekt zich uit tot alle lagen van de bevolking en alle generaties, maar niet iedereen zal openlijk voor zijn geloof willen uitkomen. Een directe vraag hierover aan een patiënt kan op weerstand stuiten. Brua ondergaat de laatste jaren allerlei nieuwe invloeden door de komst op de Antillen van migranten uit Zuid-Amerika.
58
Omgaan met ziekte en behandeling • Over het algemeen schaamt men zich voor ziekte, vooral als het gaat om een ziekte die diep ingrijpt in het dagelijks leven. Voorbeelden zijn geestesziekten, ziekten die een verminking tot gevolg hebben, aids en kanker. Met name geestesziekten worden vaak direct in verband gebracht met brua. Ziekte wordt soms ook gezien als straf. Een Antilliaans gezegde luidt: ‘Zoals je leeft, zal je ook aan je einde komen.’ • Het kan zijn dat men naast de reguliere behandeling een alternatieve therapie volgt, waarbij onder meer gebruik wordt gemaakt van kruiden. Zo is er de ‘curioso’, de kruidendokter die met behulp van kruiden en andere natuurlijke middelen mensen kan genezen. De laatste jaren wordt de benaming curioso niet meer zo vaak gebruikt. Brua speelt hier overigens geen rol. (Dit in tegenstelling tot de rol van winti in Suriname, waarbij witte magie wordt aangewend om de invloed van zwarte magie te stoppen.) Voor de alternatieve genezers bestaan verder geen aparte termen. • De meeste Antillianen en Arubanen kijken op tegen een arts. Zij zien het voorschrijven van medicijnen als erkenning van hun probleem. Bij het voorschrijven van slechts een ‘gewoon’ middel als paracetamol bestaat de kans dat de patiënt zich niet serieus genomen voelt.
59
De vrouwelijke patiënt • De vrouw is de spil van het gezin. Vaak heeft zij kinderen van meerdere mannen en vervult zij de rol van opvoeder alleen. • Vrouwelijkheid is belangrijk (evenals mannelijkheid bij de mannen). Dit uit zich onder meer in het belang dat wordt gehecht aan het krijgen van kinderen. • Er heerst een taboe op ongewenste kinderloosheid. Hetzelfde geldt voor intimiteit en seksualiteit. Een vrouw die een behandeling of operatie aan haar geslachtsorganen moet ondergaan, zal dit meestal geheim willen houden voor de mannen en vrouwen in haar omgeving. Als een vrouw samen met een familielid of een vriendin een arts bezoekt, kan deze gewoonte tot een moeilijke situatie leiden.
Stervensrituelen • Doden worden in Nederland begraven of op de Antillen of Aruba. • De stervensrituelen zijn van Afrikaanse, Indiaanse of christelijke oorsprong en alle familie- of groepsgebonden. Hulpverleners kunnen dan ook het beste vragen naar de wensen van de individuele patiënt en zijn familie en kijken in hoeverre het mogelijk is om hierin tegemoet te komen.
• Voor hulpverleners is het belangrijk dat zij bij slechtnieuwsgesprekken altijd prioriteit geven aan het (op een tactische wijze) overbrengen van de boodschap, ook als op het onderwerp een taboe rust.
60
61
Allochtone cliënten in de thuiszorg
A
Ernstig zieke, allochtone patiënten zullen er meestal de voorkeur aan geven thuis te sterven. Het voordeel voor de patiënt is dat er alle rust en ruimte is voor rituelen en emoties. De familie zal de zorg voor het zieke familielid op zich willen nemen, inclusief de zorg voor rituele handelingen. In de praktijk blijkt er vaak een kloof te ontstaan tussen het aanbod van de thuiszorg en de zorgvraag, voorkomend uit taalproblemen en cultuurverschillen. Vaak ontstaan misverstanden al bij de intake- en indicatiestelling, die meestal (nog) geheel is gebaseerd op de zorgvraag van autochtone cliënten. Hierna volgen enkele algemene praktische adviezen. Meer gedetailleerde informatie kunt u vinden in het rapport Thuiszorg voor terminale patiënten met een Turkse of Marokkaanse achtergrond, door F. de Graaff e.a. (zie literatuurlijst achterin) Algemeen • Meer dan bij autochtone cliënten is de rol van de hulpverlener aan allochtone cliënten die van voorlichter en assistent bij het technische proces. De familie wil meestal zoveel mogelijk zelf regelen en doen. • Allochtonen hebben soms moeite met het feit dat buitenstaanders hulp verlenen. Dit geldt voor huishoudelijke zorg meer dan voor medische zorg. Soms zal de familie het contact vroegtijdig beëindigen, omdat het gezin de zorg bij nader inzien liever helemaal zelf regelt.
62
63
Taal • Als de cliënt helemaal geen Nederlands spreekt, kunnen oudere kinderen misschien optreden als tolk. Meestal is het beter om een professionele tolk in te schakelen. Dit geldt zeker voor het eerste contact. Door taalproblemen kan het enige tijd kosten om het vertrouwen van de cliënt en zijn familie te winnen. Rol van de hulpverlener • Toon respect voor de cliënt en voor zijn huis, bijvoorbeeld door te vragen hoe hij bepaalde dingen gedaan wil hebben. Hulpverleners zijn te gast en kunnen zich het beste bescheiden opstellen. • Een open opstelling helpt om in westerse ogen vreemde handelingen of rituelen te begrijpen. Informeer belangstellend naar het hoe en waarom. • Waar Nederlandse hulpverleners zich inzetten om ouderen mobiel te houden en een zo actief mogelijke rol te laten spelen in de samenleving, zijn andere culturen meer geneigd om ouderen te ontzien en een ‘gerespecteerde’ plek te geven. Het is goed om hier rekening mee te houden. • Als de cliënt aangeeft erg gesteld te zijn op zijn privacy, ga hier dan in mee. Dring nooit iets op.
64
Weet u zeker dat uw patiënt u begrepen heeft?
65
Belangrijke feesten voor moslims
• Respecteer gastvrijheid. Turken en Marokkanen zijn gewend om gasten, ook hulpverleners, te ontvangen met eten en drinken. Accepteer wat aangeboden wordt, maar laat altijd iets over als teken dat u niet gekomen bent voor het eten of het drinken. Neem zo mogelijk iets kleins of iets mee naar huis en legt uit dat u al net gegeten heeft.
B
• Suikerfeest: hiermee wordt de ramadan afgesloten. Na een bezoek aan de moskee wordt er uitgebreid en vooral zoet gegeten. Het suikerfeest duurt drie dagen en wordt met familie en vrienden gevierd. • Offerfeest of schapenfeest: een groot feest waarmee wordt herdacht dat Ibrahim (Abraham) na verschijning van de aartsengel Jibraïl (Gabriël) op het laatste nippertje niet zijn zoon hoefde te offeren, maar een schaap. Bij dit feest wordt bij voorkeur een schaap geofferd, waarvan tweederde wordt weggeven aan arme mensen. Het offerfeest vindt ruim twee maanden na de ramadan plaats. Ramadan In de gezondheidszorg bestaan altijd veel vragen over de ramadan. Daarom wordt hier wat uitvoeriger op de ramadan ingegaan. Wat is ramadan? Ramadan is de negende maand van de islamitische kalender. Het is de heiligste maand van het moslimjaar. In de maand ramadan zijn de openbaringen van de Koran begonnen. De Koran is de levensgids voor moslims. Gedurende de ramadan is het voor gelovigen verplicht om te vasten. De vasten is een van de vijf zuilen of grondslagen van de islam. Tijdens de vasten leest men veel in de Koran en worden er extra nachtelijke gebeden verricht.
66
67
Wanneer begint de ramadan? De ramadan begint bij het verschijnen van de nieuwe maan. In afwijking van ‘ons’ zonnejaar is het moslimjaar een maanjaar en verschuift de datum waarop de vasten begint ieder jaar tien of elf dagen naar voren. De juiste datum is te vinden aan het eind van dit hoofdstuk. Wanneer eindigt de ramadan? De ramadan duurt 29 of 30 dagen en eindigt met het suikerfeest (Turks) of het Eid-al-Fitr (Marokkaans). Voor wie geldt de vastenplicht? De vastenplicht geldt voor iedere volwassen moslim die in het bezit is van zijn verstandelijke vermogens, zowel mannen als vrouwen. Meestal doet men mee vanaf de puberteit. In Nederland wonen ongeveer 800.000 moslims. Ruim een half miljoen moslims nemen deel aan de vasten tijdens de ramadan. Wat houdt de vasten in? Vanaf de eerste dageraad tot zonsondergang mag men niet eten, drinken, roken of geslachtsverkeer hebben. Wat betekent de vasten voor moslims? In de ramadan leert de mens liefde en barmhartigheid kennen. Voor gelovige moslims is de ramadan een tijd van bezinning, waarin hen gevraagd wordt meer te bidden en na te denken. Ze ondervinden wat het is om honger te hebben en
68
om niet alles te kunnen krijgen waar je zin in hebt. Ze leren dat je met wat minder ook best kunt leven. Vasten is dus meer dan een beperking van eten en drinken alleen. Het is ook een ‘zuivering’ en ‘ontlasting’ van het lichaam en een bezinning op je daden en je omgang met de medemens. Moslims vasten om het welbehagen van Allah te winnen en om een religieuze plicht te vervullen, waardoor ze hopen gezegend te worden. Het vasten versterkt ook de geloofsgemeenschap. In de hele wereld vasten moslims in deze maand. Vasten en eten De vastenperiode geldt alleen voor de uren vanaf zonsopgang tot zonsondergang. Na zonsondergang eet men vaak een vrij lichte maaltijd (iftar). De iftar bestaat vaak uit een aantal dadels, soep (voor Marokkanen meestal harirasoep) en vruchtensap. Daarna volgt het gebed. Vervolgens eet men een warme maaltijd. Een half tot een heel uur voor de dageraad eet men weer een vrij lichte maaltijd (sahur). In principe zorgt men voor een gezonde en verantwoorde voeding. Wie zijn vrijgesteld van de vastenplicht? Vrijgesteld van de vastenplicht zijn onder meer: • zieken • ouden van dagen die niet meer in staat zijn om te vasten • vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven, als vasten tenminste de eigen gezondheid of die van het kind schaadt
69
• vrouwen die ongesteld zijn of last hebben van kraambloedingen • reizigers • kinderen die de puberteit nog niet hebben bereikt (vanaf ongeveer tien jaar beginnen kinderen wel al een beetje mee te doen). Als men daartoe in staat is, dient men de verzuimde dagen later in te halen. Wie de verzuimde vastendagen niet kan inhalen, zoals chronisch zieken en ouden van dagen, dient een losprijs te geven ten behoeve van de armen. Soms is deze geldelijke verplichting een reden om toch maar aan de vasten mee te doen. De Koranteksten die de mogelijkheid van uitzonderingen op de vastenplicht beschrijven, kunt u vinden op de website van het NIGZ. Deze teksten zijn beschikbaar in het Turks, Arabisch, Farsi, Somalisch en Nederlands. Zie www.nigz.nl. Deze teksten worden voor de Ramadan op de site geplaatst. Vasten en gezondheid Voor gezonde mensen en de meeste (chronische) patiënten is vasten over het algemeen niet gevaarlijk. Wanneer de vasten ziekte veroorzaakt of verergert, is men vrijgesteld. De vastenperiode is een goed moment om mensen aan te sporen tot gezond gedrag, bijvoorbeeld om te stoppen met roken.
70
Gedurende de vasten hebben veel mensen last van brandend maagzuur. Ook heeft men gedurende de eerste dagen vaak last van de zogenaamde ‘first of ramadan hoofdpijn’, die wordt veroorzaakt door een abrupte reductie van vocht-, koolhydraat- en coffeïneconsumptie. Misselijkheid en een algemeen gevoel van onbehagen zijn frequent voorkomende symptomen. Vasten en geneesmiddelen Uit de praktijk blijkt dat zestig tot tachtig procent van de moslims een risicovolle mate van therapieontrouw aan de dag legt tijdens de ramadan. Therapieontrouw is deels onopzettelijk, uit onwetendheid of onzekerheid aangaande de dispensatieregeling, deels opzettelijk, uit vroomheid of vanwege groepsdruk. Voor risicopatiënten kunnen de bijvoorbeeld de toedieningfrequentie en -vorm van de geneesmiddelentherapieën worden aangepast. Vasten en diabetes Voor diabetespatiënten die alleen een voedingsadvies volgen, hoeft vasten meestal geen probleem te zijn. Diabetespatiënten die geneesmiddelen gebruiken, moet in principe worden geadviseerd niet te vasten. Dit geldt vooral bij diabetes type 1, zwangerschap bij diabetes, zwangerschapsdiabetes, cardiovasculaire en neurologische diabetes, infecties bij diabetes en ongecontroleerde diabetes type 2.
71
Als type-1-diabetespatiënten toch wensen te vasten, moet de geneesmiddeldosering worden aangepast. Hierbij valt te denken aan een enkele en verlaagde dosis kortwerkende insuline die vlak voor de maaltijd na zonsondergang wordt toegediend. Als twee doses noodzakelijk blijken, kan tweederde van de gebruikelijke dosis (kortwerkend en/of middellang werkend) na zonsondergang worden toegediend en eenderde (kortwerkend) vóór de maaltijd voor zonsopgang. Ook voor type-2-diabetespatiënten die wensen te vasten, moet de geneesmiddeldosering worden aangepast. Bij voorkeur worden slechts kortwerkende orale antidiabetica gebruikt. De algemene richtlijn is dat de dosering moet worden omgedraaid bij een gebruik van twee doses per dag. Indien één dosis per dag wordt gebruikt, moet deze nu naar de maaltijd na zonsondergang worden verschoven. Indien drie doses worden gebruikt, moet, naast de omdraaiing van ochtend- en avonddoses, de middagdosis aan de avonddosis worden toegevoegd. Voor zowel type-1- als type-2-diabetespatiënten geldt het advies dat zij overdag extra water moeten drinken, hetgeen ook een belemmering is om aan het vasten deel te nemen. Vasten en hart- en vaatziekten Voor patiënten met geringe tot matige hoge bloeddruk en overgewicht is vasten mogelijk. Voor patiënten met ernstige hoge bloeddruk en hartklachten wordt vasten afgeraden. Vasten en neurologische en psychiatrische aandoeningen
72
Zowel therapietrouwe patiënten als patiënten die hun chronische onderhoudsmedicatie (deels) stoppen tijdens de ramadan kunnen negatieve gevolgen ondervinden van een afwijkende farmacokinetiek. Het gevolg is dat zij een ‘rebound’-effect krijgen en/of acute episoden met fatale afloop. In veel gevallen is de onderhoudsdosis overdag noodzakelijk. Deze patiënten moeten zorgvuldig worden voorgelicht over hun veranderde fysiologie en kunnen soms eenvoudig worden ingesteld op geneesmiddelen die eenmaal per dag na zonsondergang kunnen worden gebruikt. Vasten en pijnbestrijding Veel patiënten met reumatoïde artritis die overdag geen geneesmiddelen gebruiken lijden onnodig veel pijn. Instelling op orale geneesmiddelen in een toedieningsvorm met vertraagde afgifte of middelen met een langere halfwaardetijd is vaak mogelijk, zodat deze in één dosis na zonsondergang gebruikt kunnen worden. Vasten en respiratoire aandoeningen Tijdens de ramadan zijn veel ziekenhuisopnamen het gevolg van acute exacerbaties omdat veel patiënten met name hun orale medicatie niet gebruiken. In veel gevallen is een wijziging, of liever instelling, op inhalatiegeneesmiddelen mogelijk. Hierbij valt te denken aan een (tijdelijke) verhoging van de dosering van inhalatiecorticosteroïden. Er zijn verschillende opvattingen over de vraag of inhalatiegeneesmiddelen wel of niet de vasten verbreken.
73
Belangrijke feesten voor hindoes
Vasten en migraine Voor patiënten met migraine wordt vasten afgeraden. Vasten en mondhygiëne Tandheelkundige behandelingen kunnen gemakkelijk voor of na de ramadan worden gepland. De verzorging van het gebit kan voor en na de maaltijden plaatsvinden. Dit hoeft niet overdag te gebeuren. Het tandenpoetsen verbreekt de vasten niet: men hoeft het water waarmee men de mond spoelt niet in te slikken. Websites met meer informatie: www.nigz.nl www.ramadan.nl www.maroc.nl www.kennis-centrum-islam.nl
B
• Het nieuwjaarfeest, Holi Phagwa, vindt plaats in het voorjaar en wordt om die reden ook wel lentefeest genoemd. Dit is het feest van de overwinning van het goede op het kwade. Een centraal element van Holi is het offervuur. Als dank voor een goede oogst werd vroeger een deel van het graan geofferd. • Het Divalifeest, of lichtjesfeest, vindt plaats in oktober/november. Ook dit feest symboliseert de overwinning van het goede op het kwade, van het licht op de duisternis. Op deze dag nemen hindoes een ritueel bad, waarna ze nieuwe of schone kleren aantrekken. In de vooravond ontsteekt men lichtjes in huis. Vaak wordt van tevoren het huis goed schoongemaakt en worden oude ruzies bijgelegd.
Data ramadan Doordat de islamitische kalender een maankalender is met jaren van (circa) 354 dagen, valt de ramadan niet steeds op dezelfde data van de Gregoriaanse kalender. In de lijst hieronder staat een aantal data aangegeven, waarop de ramadan begint. 1 september 2008; 22 augustus 2009; 11 augustus 2010; 1 augustus 2011; 20 juli 2012; 9 juli 2013; 28 juni 2014; 18 juni 2015; 6 juni 2016; 27 mei 2017; 16 mei 2018; 6 mei 2019; 24 april 2020; 13 april 2021; 2 april 2022
74
75
76
maa tkàllàksj sjnoe smiejtùk? blaa zjmiel blèttie sjwiejà wàsj brietie toerzjmaan? b’slaamà tsùnnà sjwiejà glis gilsie
Marokkaans laabès? tfàddùl min fàdlùk moehiem sjifaa sjoekràn sàlaamoe àlèjkoem mùziejèn! wàsj fhèmtie?
Vier uitspraakregels 1 Spreek langzaam en duidelijk. Om u hierbij te helpen staan er bij de Turkse uitspraak gedachtenstreepjes tussen de lettergrepen. 2 De klemtoon ligt op de lettergreep waar een streepje onder staat. 3 Het accent op de klinkers a , o , e en u geeft aan dat het korte, gesloten klinkers zijn zoals in pad of vlam, pot of pond, pet of klem, put of hulp. 4 De g wordt uitgesproken als de Franse g van garçon of de Engelse g van good.
ò-toe-roe-noez
Maak u niet bezorgd Naam, uw - ? Niets te danken Ogenblikje, ’n – Tolk, wilt u een –?
mè-ràk èt-mè-jien ies-mie-niez nè? rie-dzjaa è-dè-riem bier dàkie-ka tèr-dzjuu-màn ies-ter-mie-sie-niez guu-lè guu-lè bier-àz bèk-lè-jien
Tot ziens Wachten, wilt u even – ? Zitten, gaat u – (meneer) Zitten, gaat u – (mevrouw)
Nederlands Alles goed? Alstublieft (als je iets geeft) Alstublieft (als je iets vraagt) Belangrijk Beterschap Dankuwel Goedendag Goed zo! Hebt u het begrepen?
Turks ie-jie mie-sie-niez ? boe-joe-roen luut-fèn eu-nèm-lie gètsj-miesj òl-soen tè-sjèk kuur-è-dè-riem mèr-ha-ba aa-fè-riem! àn-là-dù-nùz mù ?
IJsbrekertjes zijn sociale contactwoorden. U kunt als hulpverlener de eerste stap doen en het ijs breken. U hoeft hiervoor geen Turks of Marokkaans te leren. U hebt deze woorden ook niet nodig bij elk gesprek met een migrant. Maar ijsbrekertjes zijn soms heel nuttig om spanning of onzekerheid weg te nemen.
De eerste woorden voor een gesprek met Turkse en Marokkaanse migranten
IJ IJsbrekertjes
77
N
Nuttige adressen
Artikel 1 (Landelijke bureau Rassendiscriminatie) Gebouw De Weenahof, Schaatsbaan 512, 3013 AR Rotterdam. Telefoon: (010) 201 02 01, fax: (010) 201 02 22, email:
[email protected], www.art1.nl Forum, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling Landelijk expertisecentrum werkzaam op het brede terrein van de multiculturele samenleving. Postbus 201, 3500 AE Utrecht. Telefoon: (030) 297 43 21, fax: (030) 296 00 50, email:
[email protected], www.forum.nl. Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) Postbus 30460, 2500 GL Den Haag. Telefoon: (070) 373 73 73, fax: (070) 310 65 30, email:
[email protected], www.knmp.nl. Mammarosa. Informatie over borstkanker en allochtone vrouwen. E-mail:
[email protected], www.mammarosa.nl Moslim Informatie Centrum (MIC) Beeklaan 207, 2562 AE Den Haag. Telefoon: (070) 361 44 63 Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) Postbus 500, 3440 AM Woerden. Telefoon: (0348) 43 76 00, fax: (0348) 43 76 66, email:
[email protected], www.nigz.nl.
78
Op deze site vindt u nuttige informatie over gezondheidsvoorlichting aan allochtone doelgroepen, bijvoorbeeld over de voorlichting eigen taal en cultuur (VETC), en tips en publicaties over communicatie met (allochtone) patiënten. Kijk op Dossier Allochtonen en gezondheid. Nederlands Centrum Buitenlanders (NCB) Postbus 638, 3500 AB Utrecht. Telefoon: (030) 239 49 59, fax: (030) 236 45 46, e-mail:
[email protected], www.ncbnet.nl. Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) Postbus 3231, 3502 GE Utrecht. Telefoon: (030) 282 35 00, fax: (030) 282 35 01, email:
[email protected], www.nhg.org. Stichting Forsa Zuid-Holland - (Steunpunt Antillianen en Arubanen). M. Nijhofflaan 2, 2624 ES Delft. Telefoon: (015) 262 66 44, fax (015) 262 66 44. Stichting Islamitisch Begrafeniswezen. Administratief contact: Munsters Administratie, drs. Jeroen A. Munsters, Kruisstraat 142, 5612 CM, Eindhoven. Telefoon 030 619292766. www.stichtingibw.nl Stichting Landelijke Federatie Welzijnsorganisaties voor Surinamers Nieuwe Koekoekstraat 111 (na afspraak), Postbus 520, 3500 AM Utrecht. Telefoon/fax 030-2723978.
79
Stichting Pharos Steunpunt Gezondheidszorg Vluchtelingen, Postbus 13318, 3507 LH Utrecht. Telefoon: (030) 234 98 00, fax: (030) 236 45 60, e-mail:
[email protected], www.pharos.nl
tie en advies een beroep doen op de zorgconsulent in hun regio. Het telefoonnummer van het Service Center Uitvaarten van Monuta/NCU is: 0800 023 0550, email:
[email protected], www.monuta.nl.
Stichting Yasmin Educatief Cultureel Centrum voor allochtone vrouwen. Brouwersgracht 2a, 2512 ER Den Haag Telefoon: (070) 363 15 38, fax: (070) 310 65 70, email:
[email protected], www.stichtingyasmin.nl.
Vereniging van Integrale Kankercentra (VIKC) Postbus 19001, 3501 DA Utrecht. Telefoon: (030) 23 43 780, fax: (030) 234 36 32. Internet: www.ikc.nl. Op deze site vindt u de negen Integrale Kankercentra in Nederland.
Tolk- en Vertaalcentrum (TVCN) Schakel bij twijfel over de Nederlandse taalbeheersing van uw gesprekspartner een professionele tolk in. Het Tolk- en Vertaalcentrum heeft duizend tolken en vertalers in honderd talen. Aanvragen en reserveren, directe tolkhulp en gereserveerde telefonische tolkhulp is op te vragen, 24 uur per dag, 7 dagen per week via het centrale telefoonnummer 088 – 255 52 22. Vertalingen zijn te regelen via de afdeling Vertalingen van het Tolk- en Vertaalcentrum, Postbus 1565, 5602 BN Eindhoven. Telefoon: (088) 255 52 50, fax: (088) 255 52 51, email:
[email protected], www.tcvn.nl. Inzet voor gezondheidszorginstellingen wordt vergoed door het ministerie van VWS; particulieren moeten de kosten zelf betalen.
Vilans Kenniscentrum voor de zorg Postbus 8228, 3593 RE Utrecht (030) 7892300 www.vilans.nl Op deze site vindt u informatie over interculturalisatie in de zorg Zorgbelang Nederland (voorheen LOREP) In deze organisatie zijn de regionale Zorgbelangorganisaties (RPCP’s) verenigd. Postbus 2250, 3500 GG Utrecht. Telefoon: (030) 299 19 70, fax: (030) 293 71 93, email:
[email protected], www.zorgbelang-nederland.nl.
Uitvaartorganisatie Monuta/NCU is een landelijk opererende uitvaartorganisatie die gespecialiseerd is in de verzorging van uitvaarten van allochtonen. Hulpverleners kunnen voor meer informa80
81
V
Verder lezen
Bedaux, T., N. Dahhan, P. Jansen en R. Smulders (1997), Kwaliteitszorg voor allochtonen: een handreiking voor de praktijk, NCB, Utrecht Booy, E., M. Rundervoort en J. Staarman (1996), Kleurrijk verplegen en verzorgen, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten Bot, M. (1998), Een laatste groet: Uitvaart- en rouwrituelen in multicultureel Nederland, M. Bot, Rotterdam Es, D.F. van (2000), De migrant als patiënt: een oriëntatie voor hulpverleners in de gezondheidszorg, 2e gewijzigde druk, Elsevier Gezondheidszorg, Maarssen Graaff, FM. de, Hasselt. T.J. van, Francke, A.L. (2005). Thuiszorg voor terminale Turkse en Marokkaanse patiëntenErvaringen en opvattingen van naasten en professionals NIVEL, Utrecht. 117 pag. NIVEL bestelcode: W 2.66 Prijs: € 10,- ISBN: 9069057212 Haveman, H.B. en P. Uniken Venema (red.) (1996), Migranten en gezondheidszorg, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten Hoffer, C.B.M. (1994), Islamitische genezers en hun patiënten: gezondheidszorg, religie en zingeving, Het Spinhuis, Amsterdam Ruis, E. en Bosker, L. (2007): Elkaar begrijpen helpt. Communicatieboekjes voor zorg- en hulpverleners met woordenlijsten en pictogrammen van begrippen en situa82
ties die belangrijk zijn in de zorg rondom anderstaligen ouderen. In het Arabisch, Chinees, Hindoestaans, Spaans, en Turks. NIGZ, Woerden. Zie: www.nigz.nl/winkel Schaik, P. van, e.a. (red.) (1999), Nederland Wereldland: feesten, rituelen en gebruiken van veel culturen in Nederland, Planplanproducties, Amsterdam Stephen, H.J.M. (1995), Winti en hulpverlening: een bijdrage aan de gezondheidszorg in multicultureel Nederland, H.J.M. Stephen, Amsterdam Vice Versa (2000), Een toegankelijk ziekenhuis voor Marokkaanse ouderen: ervaringen met het pilotproject Vice Versa in Arnhem, Osmose, Arnhem Visser, M. en A. de Jong (1999), Cultuur en zorg: een interculturele benadering van zorg in de verpleging, Coutinho, Bussum Werkgroep Interculturele Verpleging (1999), Cultureel passende zorg in de praktijk: consultatie als middel, Elsevier/ De Tijdstroom, Maarssen Zuurmond, J. en K. Stronks (2005) Arts van de Wereld. Patiëntenperspectief. Bohn, Stafleu en Van Loghum, ISBN 9031346594. Meer informatie via www.zonmw.nl Zwart, H. en C. Hoffer (1998), Orgaandonatie en lichamelijke integriteit: een analyse van christelijke, liberale en islamitische interpretaties, Damon, Best
83
B
Bronvermelding
Coolen, K., Cultuurverschillen in de thuiszorg. Verpleegkunde Nieuws, nr. 1, 2001 Crul, B.V.M., De dokter en de allochtone oncologische patiënt. Medisch Contact, jrg. 53, nr. 25, p. 850 Duchenne, W., G.F.A. Kalsbeek en M.S. Vos, Hoe zal ik het zeggen?, Integraal Kankercentrum West, 1999
Scharwätter, W.H. en J.F. van Laarhoven, Communiceren met allochtone patiënten. Medisch Contact, jrg. 55 (2000), nr. 21, p. 784 Schut, H., Thuiszorg allochtonen vraagt vooral praktische voorlichting. Nursing, oktober 1997, p. 64 Slutzky, M., Rouwrituelen bij allochtonen. TvV 9, september 2000
Es, D. van, De migrant als patiënt, De Tijdstroom, Utrecht, 1995 Graaff, F. de, Zorg aan buitenl“anders”, NIGZ, Woerden, 1997
Sperna Weiland, J. (red.), Antwoord, Meulenhof, Amsterdam, 1975
Groen, J., Rouwrituelen.Verpleegkunde Nieuws, 19 december 1996, p. 48
Symbiose, Verzorging van terminale patiënten met een moslimachtergrond, Symbiose, 1999
Groeneveld, A., Terminale thuiszorg. Tijdschr. v. Huisartsgeneeskunde, jrg. 11, nr. 11 (1994), p. 707
Teunissen, T., Zorg allochtone cliënt schiet doel voorbij. Zorgvisie 2000, p. 24
Kalmeijer-Mesker, C., Hamstra-Bletz, L., Wolters, W., Communicatie met Turkse en Marokkaanse patiënten in het ziekenhuis, Landelijk Centrum GVO, Utrecht, 1995 Menges, L.J., Zorg voor medelanders. IKR-bulletin, jrg.19 (1995), nr. 2 en 3, p. 18 NIGZ, ramadan 1998/1999, NIGZ, Woerden, 1998
84
85
N
Notities
86
Notities
N
87
N
Notities
88