ZAAKVAKMETHODEN Achtergrondinformatie over de methode
Praktische handvatten zoals deze methode analyse zijn te vinden op www.taalpilots.nl en www.rekenpilots.nl. Zie voor algemene toelichting en conclusies het B-deel. De rubriek ‘implementatiekoffer’ bevat alle informatie en handreikingen die in het kader van de Kwaliteitsagenda Primair Onderwijs worden ontwikkeld om het onderwijs in de basisvaardigheden te verbeteren.
A. ANALYSE METHODE - Wijzer door de tijd (2e editie)
Uitgeverij Noordhoff
Algemene omschrijving Wijzer door de tijd is een methode voor geschiedenis voor groep 1 tot en met 8. Het voldoet aan de nieuwe kerndoelen: de tien tijdvakken worden chronologisch aangeboden. De leerstof is hierbij concentrisch geordend: de leerlingen doorlopen de tien perioden tweemaal. In groep 5 maken ze aan de hand van een kenmerkend aspect kennis met alle tijdvakken. In de groepen daarna worden deze verder uitgediept. In de groepen 6 tot en met 8 worden per jaar zes tijdvakken behandeld.
Materialenoverzicht voor leerkracht en leerlingen
Materialenoverzicht
De materialen voor de leerkracht van groep 5 tot en met groep 8
Handleiding per jaargroep in een grote klapper: - algemeen deel - lesbeschrijvingen met voorleesverhalen - kopieerbladen van: woordenlijsten, samenvattingen, toetsen, herhalingsopdrachten, verdiepingsopdrachten, extra herhaling van de gehele lesstof Digibordsoftware
ANALYSE METHODE
Wijzer door de tijd (2e editie)
M
analyse
De materialen voor de leerlingen van groep 5 tot en met groep 8
Leerlingenboek Werkboek Antwoordenboek Tijdbalkboekje (groep 6-8) Computerprogramma Spellendozen (groep 6-8)
Opbouw van een lesblok (vanaf groep 5) Het standaardprogramma van elke jaargroep bestaat uit zes hoofdstukken (waarin één tijdvak centraal staat) van elk vier basislessen die afwisselend leerkrachtgebonden en zelfstandig te verwerken zijn. Naast de basislessen zijn er zes toetslessen met samenvattingen. Daarnaast kunnen de basislessen worden aangevuld met zes lessen verdiepings- of herhalingsstof in de vorm van thema- of terugbliklessen, en drie extra lessen voor het herhalen van alle geleerde stof. Les 1 (introductieles) Deze les opent in het leerlingenboek met een grote illustratie en een inleidende tekst. Op de volgende twee bladzijden wordt het onderwerp verder uitgewerkt aan de hand van foto's, kaarten en tekeningen. De leerkracht bespreekt de les in het leerlingenboek met de kinderen. De ‘praatvragen’ bieden daarbij aanknopingspunten voor discussie. De kinderen verwerken de stof van les 1 zelfstandig in het werkboek. Les 2 (topografieles) In les 2 staan de kaartvaardigheden centraal. De kinderen oefenen deze vaardigheden zelfstandig door middel van opdrachten in het werkboek. Daarna oefenen ze de topografie met de blinde kaarten in het topoboek of met het computerprogramma. Les 3 (kennisles) Les 3 in het leerlingenboek vormt de theoretische onderbouwing van het onderwerp. Net als in les 1 bespreekt de leerkracht deze les met de groep. De kinderen raken vertrouwd met de standaardbegrippen van het thema. Ze verwerken de theorie zelfstandig in het werkboek. Les 4 (toepassingsles) Les 4 kunnen de kinderen zelfstandig doorlopen. Hierbij passen ze de leerstof uit les 2 en 3 toe. Ze lezen de tekst in het leerlingenboek en maken de opdrachten in het werkboek. Door een duidelijke verwijzing in het werkboek kunnen de kinderen zelfstandig overstappen naar het topoboek of het computerprogramma. Daarin herhalen ze de topografie van het thema met toepassingsvragen Aandacht voor taalstimulerende factoren in de methode Woordenschat: - De methode geeft per les een overzicht van vaktaalbegrippen. - De vaktaalbegrippen worden d.m.v. typografie (bv. onderstreept, vet, met kleur) uitgelicht in de leerlingteksten. - Illustraties bij de tekst zijn ondersteunend om de vaktaalbegrippen te begrijpen. - In de lesbeschrijving worden aanwijzingen gegeven voor de uitleg van vaktaalbegrippen. - De methode gaat uit van een herhaald aanbod van de vaktaalbegrippen. - Er is een woordenlijst beschikbaar voor de leerlingen.
Lezen: - De methode heeft er oog voor dat de leesteksten aansluiten bij het leesniveau van de leerlingen. - De methode schenkt aandacht aan begrijpend leesstrategieën. 2
M
analyse
Mondelinge communicatie: - De methode heeft oog voor het interactief benaderen van een onderwijsleergesprek. - De methode geeft aanwijzingen voor samenwerking tussen leerlingen.
Taalzwakke leerlingen: - De methode geeft aanwijzingen voor pre-teaching. - Er zijn (audio-visuele) materialen beschikbaar die de zwakke lezer ondersteunen. Denk aan teksten op cd of filmpjes bij de lessen, al dan niet via het digibord. - De methode biedt ook niet-talige verwerkingsopdrachten aan.
Puntentoekenning: 0 de methode voldoet hier niet aan 1 de methode voldoet hier enigszins aan 2 de methode voldoet hier goed aan
Taalstimulerende factor
Score
Toelichting
Overzicht vaktaalbegrippen per les
2
In elke lesbeschrijving is een rijtje met sleutelbegrippen opgenomen (in de linkerkolom van de lesbeschrijving). Volgens Wijzer door de tijd zijn ‘sleutelbegrippen’: algemene, niet aan tijd gebonden termen, die zich onderscheiden van specifieke begrippen en namen.
Typografische uitlichting van vaktaalbegrippen
0
De sleutelbegrippen worden niet door middel van kleurgebruik of lettertype duidelijk aangegeven in de leesteksten. In de samenvattingen zijn belangrijke begrippen ook niet gemarkeerd.
Ondersteunende illustraties
2
De illustraties passen goed bij de tekst. Ze helpen om de tekst beter te begrijpen, en soms specifiek om bepaalde woorden te begrijpen. Vaak hebben de illustraties onderschriften.
Aanwijzingen voor uitleg vaktaalbegrippen
0
In de lesbeschrijvingen worden geen aanwijzingen gegeven voor de uitleg van de sleutelbegrippen. Soms wordt één van de sleutelbegrippen voor de leerkracht uitgelegd in de lesbeschrijving.
Herhaald aanbod vaktaalbegrippen
0
De handleiding zegt hierover: “Sleutelbegrippen worden in elke les aangebracht en regelmatig herhaald.” In de lesbeschrijvingen hebben we echter geen herhaling van de begrippen kunnen vinden.
Woordenlijst voor leerlingen
2
Bij elke basisles is een kopieerblad met een woordenlijst voor leerlingen: lastige woorden. Deze woorden komen gedeeltelijk overeen met de sleutelbegrippen. De woorden worden uitgelegd d.m.v. een korte omschrijving en zomogelijk ook met een tekening. 3
M
analyse
Taalstimulerende factor
Teksten op niveau
Score 2
Toelichting
De teksten zijn opgedeeld in korte stukjes met een eigen kopje. De teksten in het leerlingenboek zijn afwisselend verhalend en informatief. De informatieve tekstjes zijn duidelijk onderscheiden van de verhalende teksten doordat ze in een gekleurd kader staan. Soms is een tekst zowel verhalend als informatief. Door kleurgebruik wordt dit onderscheid helder (zwarte tekst is informatieve tekst en blauwe tekst is verhalende tekst). In de leerlinggebonden lessen lezen de leerlingen deze teksten zelfstandig. In de leerkrachtgebonden lessen lezen ze de teksten samen met de leerkracht. Alle leesteksten in het leerlingenboek zijn op hun leesbaarheid gecontroleerd met de CLIB-leesindex van Cito.
Aandacht voor begrijpend leesstrategieën
1
Er worden geen aanwijzingen gegeven voor het gebruik van leesstrategieën. Het enige dat we hebben kunnen vinden, is de opmerking “Wijs de leerlingen erop dat er ook in de afbeeldingen veel informatie te vinden is.” Informatie afleiden uit afbeeldingen bij de tekst kan helpen om de tekst beter te begrijpen en is daarmee een begrijpend leesstrategie.
Aandacht voor interactieve onderwijsleergesprekken
1
In de leerkrachtgebonden lessen vinden klassikale gesprekken plaats. Er worden hierbij geen aanwijzingen gegeven om dit op een interactieve manier te doen. Wel staan er in de lesbeschrijvingen van de verhaallessen vragen opgenomen die de leerkracht kan stellen over het verhaal.
Aanwijzingen voor samenwerking
0
De basislessen kunnen worden aangevuld met verdiepingsopdrachten voor de kinderen die de toets goed of voldoende hebben gemaakt. Veel van deze verdiepingsopdrachten lenen zich er goed voor om uit te voeren in tweetallen of groepjes. De methode geeft hier echter geen aanwijzingen voor.
Aanwijzingen voor pre-teaching
1
In de algemene handleiding wordt geadviseerd om de woordenlijst vóór de les door te nemen met de kinderen met taalachterstand. In de lesbeschrijvingen is dit ook telkens als aandachtspunt opgenomen: ‘Neem met de taalzwakke kinderen van tevoren de begrippen van de woordenlijst door.’
Ondersteunende audio-visuele materialen
1
Er is software met o.a. moeilijke woordenspelletjes en verwijzingen naar de 4
M
analyse
Taalstimulerende factor
Score
Toelichting
Niet-talige verwerkingsopdrachten
2
beeldbank. Er zijn geen audio-cd’s. De digibordsoftware bestaat uit doorbladerbare werkboeken en leerlingenboeken, oefenopdrachten, animaties, begrippenlijsten, tijdlijnen, links naar andere websites. De leerkracht kan ook zelf bronnen toevoegen. Er zijn extra lessen met herhalingsstof voor leerlingen die de basisstof onvoldoende beheersen en nog moeite hebben met bepaalde opdrachten. De methode zegt hierover: “Omdat dit vaak kinderen zijn die moeite hebben met taal, wordt de basisstof herhaald via opdrachten die aan de illustraties in het leerlingenboek zijn gekoppeld. Op deze wijze verwerken de kinderen de basisstof nog eens op visuele wijze.” Als de leerling het antwoord niet weet, zal hij of zij vervolgens toch in de tekst moeten kijken. Elke basisles geeft suggesties voor extra activiteiten die in de regel speels en creatief van aard zijn. Dit biedt taalzwakkere leerlingen de gelegenheid om ook op een minder talige manier met de leerstof bezig te zijn. De basislessen kunnen verder worden aangevuld met verdiepingsopdrachten voor de kinderen die de toets goed of voldoende hebben gemaakt. De methode stelt voor om kinderen die eerst de herhalingsopdrachten hebben gemaakt, aansluitend een minder tijdrovende verdiepingsopdracht te geven. Er zijn verschillende typen verdiepingsopdrachten: creatieve opdrachten (tekenen en schilderen en handvaardigheid en knutselen), een interview of onderzoek houden, een verslag, verhaal of werkstukje maken, informatie opzoeken en verwerken, informatie opzoeken en verwerken met de computer, puzzels en spelen. Vooral de creatieve opdrachten en de puzzels en spelen bieden taalzwakkere kinderen de gelegenheid om ook op een minder talige manier met de leerstof bezig te zijn.
5
M
analyse
B. ANALYSE METHODE – Toelichting en conclusies
Zaakvakmethoden
Analyses van zaakvakmethoden met het oog op taalverwerving Het doel van een zaakvakmethode is dat leerlingen kennis opdoen van een bepaald zaakvakgebied, bijvoorbeeld aardrijkskunde of geschiedenis. Als kinderen niet taalvaardig genoeg zijn, zullen ze moeite hebben om de kennisdoelen te behalen. Het werken met een zaakvakmethode vergt namelijk veel taalvaardigheden. Kinderen moeten kunnen omgaan met moeilijke woorden, moeten schriftelijke teksten kunnen begrijpen en moeten informatie kunnen afleiden uit gesprekken. De ene zaakvakmethode heeft meer oog voor de taalontwikkeling van kinderen dan de andere. De landelijke werkgroep Taalpilots heeft een zevental zaakvakmethoden gescreend op taalstimulerende factoren (zie paragraaf hieronder). We hebben hiervoor een aantal veelgebruikte methoden bekeken en de materialen voor de groepen 5 tot en met 8 geanalyseerd. Een school die één van de geanalyseerde methoden gebruikt, kan zo vrij eenvoudig zien welke onderdelen goed zitten in de methode en welke niet. De onderdelen die gescoord zijn met een 0 of 1 vergen extra aandacht van de leerkracht. Scholen die een methode gebruiken die niet geanalyseerd is, kunnen aan de hand van het overzicht van taalstimulerende factoren en de voorbeeldanalyses zelf hun eigen methode onder de loep nemen. De volgende methoden zijn bekeken door de werkgroep:
Zaakvak Aardrijkskunde
Geobas versie 4
Hier en daar versie 2
Geschiedenis
Bij de tijd versie 2
Wijzer door de tijd versie 2
Natuuronderwijs
Leefwereld versie 2
Natuurlijk
Geïntegreerde zaakvakmethode
De grote reis
De keuze voor bovenstaande methoden is gebaseerd op het gebruik ervan in het basisonderwijs. We hopen met deze analyses veel scholen in Nederland een handje te helpen om taalbewuster met hun zaakvakonderwijs om te gaan. Recent zijn een aantal zaakvakmethoden verschenen die we hier niet onvermeld willen laten, omdat deze methoden aandacht hebben voor de taalontwikkeling. Het gaat om: Naut (Natuur en techniek), Brandaan (Geschiedenis) en Meander (Aardrijkskunde) van uitgeverij Malmberg. Speciaal ten behoeve van taalzwakkere kinderen zit er een taalkatern in de handleiding van alle drie de methoden, geschreven door het taaladviescentrum ETOC. Daarin staan tips voor de leerkracht om taalzwakke kinderen te helpen, zoals praktische ideeën voor leestaken, schrijftaken, het omgaan met moeilijke woorden en uitbreiding van de woordenschat.
6
M
analyse
De blauwe planeet (Aardrijkskunde), Speurtocht (Geschiedenis) en NatuNiek (Natuur en techniek) van uitgeverij ThiemeMeulenhoff. ThiemeMeulenhoff heeft ook het ETOC gevraagd om vorm te geven aan de taalcomponent binnen de methode. Volgens de uitgever is er een helder taalbeleid met extra aandacht voor begrippen en luister-, lees- en schrijfstrategieën.
TAALSTIMULERENDE FACTOREN
Zaakvakmethoden
Woordenschat De methode geeft per les een overzicht van vaktaalbegrippen. Als in de lesbeschrijving een overzicht van vaktaalbegrippen wordt gegeven, is snel te zien om welke begrippen het gaat in de les. Dit bevordert dat de leerkracht ook daadwerkelijk aandacht besteed aan die vaktaalbegrippen. De vaktaalbegrippen worden door middel van typografie (bv. onderstreept, vet, met kleur) uitgelicht in de leerlingteksten. Als de moeilijke begrippen waar het om draait in de lessen er visueel worden uitgelicht voor de leerlingen, vallen ze meer op. Hoe meer aandacht besteed wordt aan de begrippen, hoe beter ze zullen worden onthouden. Illustraties bij de tekst zijn ondersteunend om de vaktaalbegrippen te begrijpen. Ondersteunende illustraties bieden de leerlingen veel informatie om de tekst en bepaalde begrippen uit de tekst beter te begrijpen. In de lesbeschrijving worden aanwijzingen gegeven voor de uitleg van vaktaalbegrippen. Dit bevordert dat de leerkracht ook daadwerkelijk aandacht besteed aan de semantisering van de begrippen. De methode gaat uit van een herhaald aanbod van de vaktaalbegrippen. Om woorden te onthouden moeten woorden vaker terugkomen. Kinderen leren de betekenis van een woord pas echt kennen, nadat de betekenis op meerdere manieren en met veel herhaling duidelijk is gemaakt. Er is een woordenlijst beschikbaar voor de leerlingen. Dit stimuleert dat leerlingen zelf actief op zoek gaan naar de betekenis van onbekende woorden. Lezen De methode heeft er oog voor dat de leesteksten aansluiten bij het leesniveau van de leerlingen. Dit betekent dat de tekst niet te lang moet zijn en liefst opgedeeld in kortere stukjes. Het niveau van een tekst kan bepaald worden volgens de zogenaamde CLIB-formule van Cito. De CLIB (Cito LeesIndex Basisonderwijs) is een index voor de vaardigheid begrijpend lezen van kinderen en voor de begrijpelijkheid van teksten. De methode schenkt aandacht aan begrijpend leesstrategieën. Kinderen zullen teksten beter begrijpen als ze leesstrategieën toepassen. Dit leren ze bij begrijpend lezen. Bij de zaakvakken moeten ze echter ook veel teksten lezen en wordt het toepassen van strategieën pas echt functioneel. Leerlingen zullen over het algemeen niet uit zichzelf de geleerde strategieën toepassen buiten de begrijpend leeslessen om. Ze zullen hierop moeten worden gewezen door de leerkracht. 7
M
analyse
Mondelinge communicatie De methode heeft oog voor het interactief benaderen van een onderwijsleergesprek. Leerlingen leren meer als ze actief betrokken zijn bij een gesprek. Wanneer kinderen namelijk veel praten over de vakinhoud, gaan ze de begrippen actief gebruiken. De leerkracht kan hiervoor zorgen door de leerlingen veel ruimte te bieden voor eigen inbreng en de leerlingen op elkaar te laten betrekken. De methode geeft aanwijzingen voor samenwerking tussen leerlingen. Door samenwerking leren kinderen veel van elkaar. Hun mondelinge taalontwikkeling wordt gestimuleerd omdat kinderen duidelijk moeten kunnen maken wat ze bedoelen en naar anderen moeten luisteren. Uit onderzoek blijkt dat samenwerking vooral werkt in kleine groepjes. Er zijn bepaalde coöperatieve werkvormen die ervoor zorgen dat álle leerlingen een inbreng hebben en gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het eindproduct. Taalzwakke leerlingen: De methode geeft aanwijzingen voor pre-teaching. Met taalzwakke leerlingen de tekst vast voorbereiden door vooral aandacht te besteden aan de moeilijke woorden. Er zijn (audio-visuele) materialen beschikbaar die de zwakke lezer ondersteunen. Denk aan teksten op cd of filmpjes bij de lessen, al dan niet via het digibord. Ondersteunende audio-visuele materialen helpen leeszwakke leerlingen om de tekst beter te begrijpen. Als een kind technisch de teksten niet aankan, is hij/zij erg gebaat bij de teksten op cd zodat hij de teksten kan beluisteren en dus niet gehinderd wordt door zijn/haar tekortschietende leestechniek. Hierdoor kan hij/zij toch de inhoud van de tekst tot zich nemen. Filmpjes bij de lessen helpen leeszwakke leerlingen ook om de inhoud beter te vatten. Leeszwakke leerlingen steken in het algemeen veel meer op door beelden dan door teksten. Werken met een digibord heeft als grote voordeel dat de leerkracht woorden, belangrijke zinnen of tekstgedeeltes in de tekst kan arceren of een kleurtje kan geven. De leerkracht kan hiermee laten zien hoe hij of zij een tekst verwerkt en kan de aandacht op bepaalde woorden of tekstgedeeltes richten. De methode biedt ook niet-talige verwerkingsopdrachten aan. Vooral voor taalzwakke leerlingen werkt het vaak beter om meer praktisch dan theoretisch bezig te zijn. Deze leerlingen steken vaak meer op door een praktische verwerking zoals het uitvoeren van een proefje of een excursie dan door het luisteren en lezen en het mondeling en schriftelijk beantwoorden van vragen. Voor elke taalstimulerende factor kan een methode 0, 1 of 2 punten scoren: de methode voldoet hier niet aan de methode voldoet hier enigszins aan de methode voldoet hier goed aan
8
M
analyse
ENKELE CONCLUSIES
Zaakvakmethoden
Conclusies Zaakvakmethoden verschillen in de mate waarin ze oog hebben voor taalvaardigheden. Een algemene tendens is dat de nieuwere zaakvakmethoden minder talig zijn. Barrières als ingewikkelde instructietaal, moeilijke teksten of moeilijke woorden worden zoveel mogelijk ondervangen door bepaalde aanpassingen. Zo worden de teksten bewust kort gehouden en wordt er veel gewerkt met beeldmateriaal om uit te sluiten dat kinderen vastlopen doordat ze de teksten niet begrijpen. Je kunt op twee manieren tegen deze ontwikkeling aankijken: 1. Met de nieuwe zaakvakmethoden kunnen de kinderen goed werken aan de doelen op het kennisgebied omdat ze zo min mogelijk gehinderd worden door te moeilijke taal. 2. De taalontwikkeling van de kinderen wordt op deze manier niet gestimuleerd, waardoor er geen sprake is van een win-win-situatie waarin kinderen zowel werken aan hun kennisontwikkeling als aan hun taalontwikkeling. Als leerkrachten de zaakvakken zien als een betekenisvolle context om ook aan taalontwikkeling te werken, zullen ze zelf moeten zorgen voor transfer van begrijpend leesstrategieën, voor het voeren van interactieve gesprekken of voor een systematische woordenschatdidactiek. Wat ook opvalt is dat veel methoden geen algemene handleiding voor de leerkracht meer hebben, er vanuitgaande dat ook leerkrachten tegenwoordig niet meer lezen. Verder zie je dat in de nieuwe methoden uiteraard nieuwe media in de lessen worden betrokken. Kinderen moeten bijvoorbeeld informatie opzoeken op internet en er zijn mogelijkheden om te werken met het digibord. Deze ontwikkeling biedt mogelijkheden voor een interactieve invulling van de lessen, maar daar zal de leerkracht wel zelf voor moeten zorgen. De methoden geven hier nauwelijks aanwijzingen voor. Concluderend kunnen we zeggen dat de geanalyseerde methoden allen in meer of mindere mate taalbewust zijn. In een taalbewuste zaakvakmethode staat een kennisgebied of meerdere kennisgebieden en vakspecifieke doelen van deze kennisgebieden centraal, maar de methode probeert barrières als ingewikkelde instructietaal, moeilijke teksten of moeilijke woorden te ondervangen door didactische aanpassingen. In een taalbewuste zaakvakmethode zijn de leesteksten goed afgestemd op het leesniveau van de leerlingen en worden leerlingen geholpen bij het omgaan met moeilijke woorden. Als we willen dat de zaakvakmethode de leerlingen ook verder helpt in hun taalontwikkeling, zal de methode aandacht moeten besteden aan transfer van begrijpend leesstrategieën, een systematische woordenschatdidactiek en het voeren van interactieve gesprekken. Dan kunnen we spreken van een taalgerichte methode. Zo’n methode poogt heel expliciet taal- en zaakvaklessen te integreren. Geen van de geanalyseerde methoden is in onze ogen een taalgerichte methode. Tips voor leerkrachten om taalbewuster en taalgerichter met de zaakvakmethode om te gaan: Lees de handleiding Er worden in de handleiding soms handige aanwijzingen gegeven voor het toepassen van begrijpend leesstrategieën, omgaan met moeilijke woorden of aandacht voor taalzwakke leerlingen, die niet in de lesbeschrijvingen zijn uitgewerkt. Zorg voor herhaling van de vaktaalbegrippen Als de methode hierin niet voldoende voorziet, zorg er dan zelf voor dat de woorden regelmatig terugkomen.
9
M
analyse
Zorg voor transfer van de begrijpend leesstrategieën Maak de leerlingen elke les erop attent dat ze de strategieën die ze geleerd hebben tijdens begrijpend lezen, nu ook kunnen toepassen. Als de leerlingen tijdens begrijpend lezen met een stappenplan werken, kunnen ze dit stappenplan ook toepassen bij het lezen van de teksten uit de zaakvakmethode. Lees moeilijke teksten voor Het is van belang dat de leerlingen niet gehinderd worden door te zwakke leesvaardigheid waardoor ze de tekst niet begrijpen. Wij raden daarom aan om deze leerlingen de tekst voor te lezen en om met de leerlingen over de tekst te praten. Sla vooral de mondelinge activiteiten niet over en maak ze zoveel mogelijk interactief Leerlingen leren meer als ze actief betrokken zijn bij een gesprek. De leerkracht kan hiervoor zorgen door de leerlingen veel ruimte te bieden voor eigen inbreng en de leerlingen op elkaar te laten betrekken. Als de methode weinig mondelinge activiteiten biedt, voeg ze dan zelf toe en zorg hierbij dat de leerlingen uitgelokt worden tot nadenken. Stimuleer samenwerking Voor kinderen die moeite hebben met taal, is het goed mogelijk om in tweetallen de tekst te laten lezen. Eventueel verwerken zij de vragen ook samen. Het werken met tweetallen werkt bij jongere kinderen productiever dan met groepjes van drie of vier. Het voordeel van het werken met tweetallen is, dat kinderen elkaar heel goed de betekenis van begrippen kunnen uitleggen zonder de hulp van de leerkracht. Gebruik het digibord Indien een digibord aanwezig is, gebruik het dan ook. Niet alleen voor de filmpjes en ander beeldmateriaal, maar ook om vaktaalbegrippen visueel uit te lichten. Geef taalzwakke leerlingen kopieën van teksten Maak voor de taalzwakke leerlingen kopieën van de teksten zodat ze kunnen aanstrepen, onderstrepen, arceren e.d. in de tekst. Dit helpt voor een beter tekstbegrip. Doe vooral ook de keuze- of extra activiteiten Deze activiteiten zijn vaak van praktische aard. Taalzwakke leerlingen kunnen op deze manier op een niet-talige manier met de lesstof bezig zijn. Zorg voor pre-teaching Neem met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door.
Colofon De Analyse Methode zaakvakken Wijzer door de tijd (2e editie) Marieke Tomesen en Annemieke Pecht (Expertisecentrum Nederlands) is een uitgave van Projectbureau Kwaliteit. Het Projectbureau Kwaliteit draagt zorg voor de uitvoering van spoor 3 en 4 van de Kwaliteitsagenda PO Scholen voor morgen. Dit gebeurt onder verantwoordelijkheid van de PO Raad en samen met het Ministerie van OCW.
Postbus 85246 3508 AE Utrecht e-mail
[email protected] www.schoolaanzet.nl 10