WWZ-monitor regio Utrecht Deel 3: Opzet nulmeting en monitor
In opdracht van Bestuur Regio Utrecht en Provincie Utrecht
Anke Kilian-Polhuijs Beatrijs Jansen René Schulenberg Johan van Iersel
Mei 2008
RIGO Research en Advies BV De Ruyterkade 139 1011 AC Amsterdam telefoon 020 522 11 11 telefax 020 627 68 40 http://www.rigo.nl
Rapportnummer: 96520
Inhoudsopgave 1
INLEIDING
1
1.1
INLEIDING
1
2
AANPAK NULMETING
3
2.1
INLEIDING
3
2.2
HET BEGRIPPENKADER
3
2.3
INVENTARISATIE VAN HET AANBOD
5
2.4
SCHATTINGEN
7
3
NAAR EEN MONITOR
11
3.1
INLEIDING
11
3.2
DOELSTELLINGEN
11
3.3
GEBRUIKSWAARDE EN DRAAGVLAK
12
3.4
STAND EN VERANDERING
12
3.5
INFORMATIESTROMEN
13
BIJLAGEN
R I G O
15
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
INLEIDING
1 Inleiding 1.1
Inleiding Gedurende het afgelopen jaar is door de BRU en de Provincie Utrecht gewerkt aan de nadere uitwerking van het beleid op het gebied van wonen met zorg. RIGO heeft bij dit traject op verschillende manieren in verschillende fasen een ondersteunende rol gespeeld. Onder meer is door RIGO zowel de behoeftekant als de aanbodkant cijfermatig in kaart gebracht. Dit rapport maakt onderdeel uit van een serie van drie rapporten. In het eerste deel worden de resultaten van een inventarisatie van het aanbod op regionaal niveau gepresenteerd. Hierbij wordt tevens de relatie gelegd met een eerder door RIGO uitgevoerde behoefteraming,1 waardoor inzicht wordt geboden in de opgaven op regionaal niveau. In het tweede deel wordt de vergaarde informatie op gemeentelijk niveau gepresenteerd, op een dusdanige wijze dat de gemeenten (en andere partijen) concrete houvast wordt geboden bij het opzetten van beleid. De eerste twee delen zijn zoals gezegd gebaseerd op een door RIGO opgestelde behoefteraming en uitgevoerde inventarisatie. Het is de intentie om in de toekomst het vergaarde beeld met regelmaat te actualiseren (en waar nodig te verbeteren), zodat er wordt gekomen tot een monitor. In dit derde deel geeft RIGO – mede op basis van haar ervaringen die zijn opgedaan tijdens de nulmeting - een advies over de verdere opzet van een dergelijke monitor. Dit derde deel kent de volgende opbouw: 9
In het tweede hoofdstuk wordt de methodische opzet van de nulmeting (waar deze betrekking heeft op de inventarisatie van het aanbod) nader toelicht;
9
Het derde hoofdstuk bevat een advies over hoe te komen tot meer structurele monitoring;
9
De bijlage geeft een overzicht van de informatie die bij gemeenten en Corporaties is opgevraagd.
voetnoot 1
Wonen met Welzijn en Zorg in het BRU-gebied, Behoefte, aanbod en opgave. RIGO 2007.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
1
AANPAK NULMETING
2 Aanpak nulmeting 2.1
Inleiding In dit rapport spreken we over de nulmeting als zijnde de uitgevoerde inventarisatie van het aanbod aan wonen, welzijn en zorg. Feitelijk maakt echter ook de in een eerder stadium uitgevoerde raming van de behoefte en kwantitatief aanbod aan zorg onderdeel uit van de nulmeting. Voor een nadere toelichting op de hierbij gehanteerde methode van dit eerdere onderzoek wordt verwezen naar de rapportage.2 In dit hoofdstuk gaan we nader in op de wijze waarop het aanbod aan wonen in kaart is gebracht. De directe aanleiding voor deze inventarisatie was dat uit de eerdere studie bleek dat hier een belangrijke blinde vlek in de informatievoorziening zat, met name waar het gaat om de geschiktheid (en aanpasbaarheid) van woningen. Door deze lacune was het niet mogelijk vragen te beantwoorden als: wat is de stand van zaken? Wat zijn de opgave? Waar moet op worden bijgestuurd? Etc. Bij deze nulmeting zijn de volgende stappen uitgevoerd: 1
Vaststellen begrippenkader;
2
Uitvoeren inventarisatie bestaand aanbod;
3
Bijschattingen in bestaande registraties.
In het vervolg van dit hoofdstuk wordt per stap de gevolgde aanpak toegelicht.
2.2
Het begrippenkader In de wereld van wonen met zorg worden veel verschillende definities gehanteerd. Omdat het onderzoeksmatig, maar ook beleidsmatig, van belang is te werken met heldere eenduidige definities is begonnen met de opzet van een begrippenkader. Hier is er door RIGO voor gewaakt dat het begrippenkader voldoet aan (1) de inhoudelijke criteria en (2) de onderzoeksmatige criteria. De opdrachtgevers hebben
voetnoot 2
Wonen met welzijn en zorg in het Bru gebied. Behoefte, aanbod en opgave. RIGO, maart 2007.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
3
4 AANPAK NULMETING
erop toegezien dat het kader ook voldoet aan (3) de beleidsmatige criteria (bruikbaarheid, draagvlak etc.). In bijgaand tekstkader staat het uiteindelijk vastgestelde begrippenkader weergegeven. Het gehanteerde begrippenkader Zelfstandige woning Een afzonderlijke wooneenheid voor één huishouden. Dit kan zowel een geschakelde woning, twee-onder-één-kap, vrijstaand of appartement/flat zijn. Binnen de verzameling zelfstandig wonen valt de geclusterde zelfstandige wooneenheid (bijv. Focuswoningen, woning in woonzorgcomplex). Nultredenwoning Een nultredenwoning is een woning die traploos te bereiken is en waar alle primaire voorzieningen (slaapkamer, woonkamer, toilet, badkamer en keuken) gelijkvloers liggen. De woning ligt op de begane grond of is per lift bereikbaar. Een nultredenwoning kan een benedenwoning , appartement, bungalow, patiowoning of eengezinswoning met alle primaire ruimtes op de begane grond zijn. Het begrip nultredenwoning is in dit onderzoek op twee manieren gebruikt:
1
het totaal aantal nultredenwoningen;
2
nultredenwoningen die geschikt zijn voor bewoners met geringe beperkingen bij het lopen, die als hulpmiddelen eventueel wandelstok of kruk gebruiken. Dit is exclusief de aanpasbare en rolstoelgeschikte nultredenwoningen.
Aanpasbare woning Een aanpasbare woning is een woning die tegen geringe kosten (< 10.000 euro) rolstoelgeschikt te maken is. Het kan gaan om een nultredenwoning of om eengezinswoningen (in dat geval moet een traplift worden geplaatst). De woning is voldoende groot om de primaire ruimtes (woonkamer, hoofdslaapkamer, badkamer, toilet en keuken) rolstoelgeschikt te maken of is volgens Woonkeur gebouwd. Potentieel geschikte woning Een potentieel geschikte woning is een niet nultreden eengezinswoning, die geschikt is voor mensen die met een rollator of stok lopen. De bad- en slaapkamer liggen op dezelfde verdieping en zijn groot genoeg. In de badkamer is ruimte voor een wastafel, toilet, douche en opklapbaar douchezitje of verrijdbare douchestoel. In de slaapkamer moet naast een bed 90 centimeter ruimte zijn voor een zorgverlener. Er zijn geen trap of treden bij de entree van de woning. Rolstoelgeschikte woning Een rolstoelgeschikte woning is een woning die met de rolstoel toegankelijk/zonder belemmeringen te bereiken is en waarvan de primaire ruimtes rolstoeldoorgankelijk zijn: bereikbaar en bruikbaar voor bewoners in een standaardrolstoel. Levensloopbestendige woning Een woning die geschikt is om tot op hoge leeftijd te blijven wonen. Wij verstaan hieronder:
1
aanpasbare nultredenwoningen;
2
potentieel geschikte eengezinswoningen;
3
rolstoelgeschikte woningen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
AANPAK NULMETING
2.3
Inventarisatie van het aanbod Nadat in samenspraak met de opdrachtgevers het begrippenkader is vastgesteld, is gestart met de inventarisatie van het aanbod. Hierbij zijn voor ‘wonen’ en ‘zorg en welzijn’ twee verschillende sporen doorlopen.
2.3.1
Welzijn en zorg Bij het aanbod aan welzijn en zorg is de bebouwde infrastructuur voor de regio in kaart gebracht. Dit geldt voor welzijn (buurthuizen, ontmoetingscentra), zorg (woonzorgcomplexen, verzorgingshuizen, verpleeghuizen, kleinschalige woonvormen en overige zorginfrastructuur) en gezondheidszorg (huisartsen en gezondheidscentra). De gemeenten zijn gevraagd een aangeleverd format in te vullen voor de welzijnsen zorgvoorzieningen op adresniveau. In bijlage 4 is een overzicht opgenomen van de functies. Om verschillende redenen konden de meeste gemeenten dit overzicht niet (digitaal) leveren en is de informatie via internet, gemeentegidsen en het adresboek VVZS achterhaald. Hierna is een databestand opgebouwd waarmee ook via een geografisch informatiesysteem analyses gemaakt konden worden. De zorg- en welzijnsvoorzieningen zijn onderscheiden in haal- en brengfuncties, waarna het (fictief) afzetgebied kon worden bepaald. De dekking van welzijns- en zorgvoorzieningen in buurten waar veel ouderen wonen, of waar veel ouderen zouden kunnen wonen vanwege de geschiktheid van de woningvoorraad, is op gemeentelijk niveau weergegeven. De algemene conclusies hieruit komen terug in het regionale verhaal. De kwaliteit van de welzijnsactiviteiten en de zorg is hiermee niet zichtbaar gemaakt, wel de aanwezigheid ervan. Voor de brengfuncties voor zorg is een straal van 1 km aangehouden. Voor de haalfuncties welzijn en zorg 300 meter.
2.3.2
Wonen Hierboven is al aangegeven dat het aanbod aan woonruimten in intramurale setting vrij goed op basis van registraties in beeld is te brengen (al ontbreekt inzicht in de kwaliteit van het aanbod). Op het punt van zelfstandig wonen is gewerkt met een tweetrap: 1
Als eerste zijn relevante registraties van gemeenten en corporaties opgevraagd (WOZ-bestand van de gemeenten en WoningWaardering-gegevens van de corporaties);
2
Daar waar deze registraties niet volledig dekkend waren, zijn waarden bijgeschat.
De tweede stap wordt in de volgende paragraaf besproken. Hier bespreken we de aanpak bij en resultaten van de inventarisatie. De aanpak De gemeenten en corporaties zijn door het BRU op de hoogte gebracht van de start van het onderzoek, de verantwoordelijkheid voor de medewerking van deze partij-
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
5
6 AANPAK NULMETING
en lag bij de BRU. RIGO heeft aan de hand van een door de BRU aangeleverde lijst van contactpersonen de mensen telefonisch op de hoogte gesteld van de inhoud en planning van het onderzoek. Voor de aan te leveren gegevens heeft RIGO twee formats opgesteld, een voor de gemeenten en een voor de corporaties. In de bijlage zijn beide formats opgenomen. In de begeleidingscommissie is overeengekomen om voorafgaand aan het traject van informatieverzameling en de analyse van data een pilot uit te voeren. Deze pilot vond plaats in IJsselstein en gaf als uitkomst dat er bij de gemeente en de corporatie voldoende informatie beschikbaar was om de nulmeting van de WWZmonitor uit te kunnen voeren. Begin november 2007 is een informatiebijeenkomst gehouden voor alle gemeenten en corporaties in het BRU-gebied, waarvoor RIGO een brede genodigdenlijst heeft samengesteld. In deze informatiebijeenkomst is een toelichting gegeven op het onderzoek en de uitgevoerde pilot. De gemeenten en corporaties is expliciet gevraagd of het mogelijk zou zijn de gevraagde gegevens binnen korte tijd (voor eind van het jaar 2007) aan te leveren. Er werd aangegeven dat dit zeker niet zonder moeilijkheden zou gaan omdat de gegevens door verschillende gemeentelijke afdelingen geleverd zouden moeten worden en dat de Afdeling Belastingen (WOZ-bestand) rond de jaarwisseling een piekbelasting kent. Later bleek het digitaal aanleveren van gegevens een probleem op te leveren. Van de kant van RIGO is steeds gezocht naar maatwerk bij de informatievraag aan de gemeenten en corporaties. Waren gevraagde gegevens niet direct voorhanden, dan werd nagegaan hoe en wat er wel geleverd kon worden en op welke manier RIGO daarin kon bijstaan. Tijdens de informatiebijeenkomst waren er relatief weinig contactpersonen van corporaties. Deze mensen zijn nadien door RIGO veelvuldig benaderd met de vraag om gegevens voor dit onderzoek aan te leveren. De bestanden die door corporaties zijn aangeleverd verschillen qua vorm en inhoud erg van elkaar. Rigo heeft hieruit een totaal bestand gegenereerd, waarmee de analyses zijn uitgevoerd. De informatieverzameling bleek dermate moeilijk dat het onderzoek vertraging opliep. Lacunes Tijdens de uitvoering van de inventarisatie bleken er aanzienlijke hiaten in de bestanden te bestaan: 9
Bijna alle WOZ-bestanden zonder woningsoort, woningtype.
9
Een enkel WOZ-bestand zonder bouwjaar en inhoud.
9
WOZ-waarden voor slechts 50% van de huur en 45% van de koop bekend.
9
Geen onderscheid huur en koop in WOZ-bestanden.
9
Geen onderscheid in woningen en wooneenheden. Hierdoor is bijv. een aantal focuswoningen onder één adres meegenomen in het bestand. Op het totaal van 250.000 woningen is dit te verwaarlozen en in de aantallen beschermd en verzorgd wonen zijn deze wooneenheden wel meegeteld.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
AANPAK NULMETING
9
Geen gegevens over particuliere huur en door het ontbreken van de varabele huur/koop in de WOZ-bestanden, niet te scheiden van de vrije sector koop.
9
Voor de huurwoningen is gebruik gemaakt van corporatiebestanden, waardoor van bepaalde belangrijke variabelen informatie beschikbaar werd. Op het totaal van 250.000 woningen is de celvulling van de belangrijke variabelen als volgt:
9
o
aanwezigheid lift bekend bij 25 %;
o
oppervlakte slaapkamer bekend bij 9%;
o
oppervlakte badkamer bekend bij 15 %;
o
de beschikbare gegevens over rolstoelgeschiktheid zijn nihil en deels onbetrouwbaar (zonder sluitende definities).
Gemeenten beschikken niet over digitale en sluitende informatie over eerder ingrijpend aangepaste woningen.
Concreet betekent dit dat op basis van de vergaarde informatie: 9
Bij acht gemeenten geen uitsplitsing is te maken naar koop en huur.
9
Bij vier gemeenten geen uitsplitsing mogelijk is naar eengezins- en meergezinswoningen (Houten, Maarssen, Nieuwegein en Vianen).
9
In Maarssen geen informatie bekend is over het bouwjaar van de woningen.
9
Van drie gemeenten (Bunnik, Houten, Maarssen) is het woningtype slechts van een beperkt aantal huizen bekend (bijvoorbeeld appartement met/zonder lift, patiowoningen).
Uiteindelijk is het voor geen enkele gemeente mogelijk gebleken om op basis van registraties de totale voorraad aan geschikte woningen in kaart te brengen. Hierdoor is extra nadruk komen te liggen op de tweede stap: het bijschatten van de ontbrekende gegevens.
2.4
Schattingen Zoals gezegd heeft de inventarisatie onder gemeenten en corporaties tegenvallende resultaten opgeleverd. Bijgevolg is een groot aandeel van de gegevens geschat. Bij deze schattingen is telkens zo veel mogelijk geleund op de resultaten van de inventarisatie. Deze registraties zijn immers lokaal specifiek, terwijl de schattingen plaatsvinden op basis van landelijke referentiegegevens. Dit betekent ook dat de schattingen – net als de inventarisatie – zijn uitgevoerd op het laagste schaalniveau: dat van de individuele woning. Vervolgens zijn – bij de presentatie - de resultaten van deze bijschattingen geaggregeerd tot wijk-, buurten gemeentelijk niveau. Voor het kenmerk ‘nultreden’ en het kenmerk ‘aanpasbaar’ is een specifieke schattingsprocedure gevolgd. Deze procedures worden in het vervolg van deze paragraaf nader opschreven.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
7
8 AANPAK NULMETING
Schattingsprocedure nultreden Om te bepalen hoeveel woningen per wijk of gemeente nultredenwoningen zijn is gebruik gemaakt van schattingen op basis van landelijke referentiegegevens uit de Kwalitatieve Woning Registratie 2000 (KWR) van VROM. Uit eerder onderzoek is gebleken dat op basis van het bouwjaar en de inhoud van woningen voor een belangrijk deel voorspeld kan worden of een woning al dan niet een nultredenwoning is, met andere woorden of alle primaire voorzieningen (slaapkamer, woonkamer, toilet, badkamer en keuken) gelijkvloers liggen en de woning op de begane grond ligt of per lift te bereiken is. In dit onderzoek zijn drie bouwjaarcategorieën onderscheiden, tot 1965, van 1965 tot 1980 en vanaf 1980. Daarnaast zijn drie inhoudscategorieën onderscheiden, tot 250 m3 tussen 250 m3 en 300 m3 en vanaf 300 m3. Samen vormen deze twee indelingen negen (drie maal drie) categorieën woningen. Vervolgens is op basis van het KWR in elk van deze negen categorieën bepaald hoeveel procent van de nultredenwoningen voldoet aan de bovengenoemde voorwaarden voor nultredenwoningen. Om de betrouwbaarheid van de schatting te vergroten kan vervolgens ook een onderscheid tussen een- en meergezinswoningen en huur- en koopwoningen worden gemaakt. De negen categorieën zijn daarom nog verder onderverdeeld binnen deze vier extra categorieën. Daarmee komt het totaal aantal categorieën, waarbinnen, op basis van de KWR, bepaald is hoeveel procent van de woningen een nultredenwoning is op 36. Voor woningen waarbij zowel bekend is of een woning een één- of meergezinswoning en een huur- of koopwoning is, kan dus op basis van één van deze 36 categorieën bepaald worden hoe groot de kans is dat een woning een nultredenwoning is. Voor de woningen waarvoor niet bekend is of het een eengezins- of meergezinswoning is, moet gebruik gemaakt worden van één van de eerste negen genoemde categorieën (dus enkel op basis van de inhoud en het bouwjaar). Op basis van deze landelijke percentages is van alle woningen in het BRU-gebied waarvan inhoud en bouwjaar bekend zijn, de kans weergegeven dat een woning een nultredenwoning is. Opgeteld naar bijvoorbeeld wijk- of gemeenteniveau geven deze kansen weer hoe groot het verwachte aantal nultredenwoningen per wijk of gemeente is. Schattingsprocedure aanpasbaar nultreden Om vast te stellen hoeveel woningen per wijk of gemeente aanpasbaar zijn is allereerst gezocht naar de woningen waarbij voldoende kenmerken bekend zijn om de woning een aanpasbare woning te noemen. Bij aanpasbare woningen (tegen geringe kosten aan te passen) is het voornaamste dat de hoofdslaapkamer en de badkamer van voldoende afmeting zijn. Gezocht wordt naar woningen met een slaapkamer van tenminste 13,3 m2 en een badkamer van tenminste 4,6 m2. Deze gegevens waren maar voor een klein deel van de woningvoorraad beschikbaar. We hebben daarom gebruik gemaakt van landelijke kengetallen (KWR). Deze kengetallen gaan alleen over aanpasbare nultredenwoningen. Onze cijfers over aanpasbare woningen gaan daarom voor bijna 100% over nultredenwoningen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
AANPAK NULMETING
Gezocht is naar woningen woningen die aan de bovengenoemde kenmerken voldoen, dit aantal is bijgeschat met de verzameling meergezinswoningen met lift en met een inhoud groter dan 250 m3 en bouwjaar na 1980, plus meergezinswoningen groter dan 250 m3 met bouwjaar na 1998, plus alle eengezinswoningen met een inhoud van 350 m3 met bouwjaar na 1965. Wanneer een woning aan één van deze voorwaarden voldoet definiëren we deze woning als aanpasbare woning, wanneer een woning niet aan één van deze voorwaarden voldoet definiëren we deze woning als niet-aanpasbare woning. Wanneer voor een woning de gegevens van de indicatoren in de voorwaarden niet beschikbaar zijn, dan wordt een kans berekend of de woning aanpasbaar is. Hiervoor is dezelfde methode gebruikt als bij het bepalen van de kans of een woning een nultredenwoning is. Wanneer de kansen dat woningen aanpasbaar zijn worden opgeteld bij het aantal woningen waarvan we, op basis van de voorwaarden, zeker weten dat deze aanpasbaar zijn, geeft dit per wijk- of gemeenteniveau weer hoeveel aanpasbare woningen er zijn.
Potentieel geschikte woningen Om de voorraad potentieel geschikte eengezinswoningen te ramen, is gebruik gemaakt van gegevens over bouwjaar en m3. Hierbij zijn recent ontwikkelde kengetallen toegepast, die hieronder 3
zijn weergegeven. Per categorie woning de kans berekend dat deze geschikt is voor mensen die lopen met een stok of rollator. Dit percentage woningen is bestempeld als potentieel geschikt. Een voorbeeld: huur eengezinswoningen van na 1980 met een inhoud van 250-300 m3 hebben een kans van 40% dat ze potentieel geschikt zijn. Als hiervan 100 woningen zijn, zijn er 40 meegeteld als potentieel geschikt.
Kengetallen potentieel geschikte huur eengezinswoningen Tot 250m3
250-300 m3
>= dan 300 m3
Tot 1965
0%
5%
5%
1965- 1980
15%
25%
25%
1980 en later
40%
40%
75%
Kengetallen potentieel geschikte koop eengezinswoningen Tot 300 m3
300 - 350 m3
>= dan 350 m3
Tot 1965
15%
20%
30%
1965- 1980
15%
60%
90%
1980 en later
70%
70%
90%
voetnoot 3
Bron: Laagland Advies.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
9
NAAR EEN MONITOR
3 Naar een monitor 3.1
Inleiding In dit drieluik is verslag gedaan van de nulmeting van de WWZ-monitor voor de BRU. De belangrijkste meerwaarde van deze nulmeting is dat voor het eerst op regionale schaal integraal het aanbod aan (in meer of mindere mate) geschikte woningen in kaart is gebracht. Hiermee is een belangrijke blinde vlek in de informatievoorziening gedicht. Bij monitoren gaat het uiteraard niet om een eenmalige inventarisatie. Het is de intentie op structurele wijze de behoefte en het aanbod aan wonen met zorg in kaart te gaan brengen. In dit hoofdstuk bespreken we – mede op basis van onze ervaringen gedurende de nulmeting - de mogelijke ontwikkelrichtingen op dit front.
3.2
Doelstellingen Het verzamelen van informatie is zelden een doel op zich. Bij monitoring ligt het doel vaak in de sfeer van (tussen)tijdse evaluatie en/of verantwoording. Ook bij de monitor WWZ is dit geval. De doelstelling is een vinger aan de pols te houden op het gebied van de ontwikkelingen van de behoefte en het aanbod op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Bij een beleidsveld in ontwikkeling heeft monitoring vaak ook een nevendoelstelling: Er wordt beoogd eenheid van taal bereiken. Zeker op het terrein van wonen met zorg is dit geen eenvoudige opgave. Aan begrippen als nultredenwoningen, verzorgd wonen, aanpasbare woningen etc. worden in het land vele uiteenlopende invullingen gegeven. Zelfs binnen gemeenten kan er nog spraakverwarring zijn. Bij deze WWZ-monitor speelt het bereiken van eenheid van taal dan ook een belangrijk rol. Op dit punt is bij de nulmeting een flinke stap gezet, maar RIGO verwacht dat er op dit punt nog meer te winnen valt. Net als in andere regio’s hebben wij gemerkt dat gemeenten en corporaties bij het labelen van de woningen verschillende meetlatten hanteren.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
11
12 NAAR EEN MONITOR
Bij het nader uitwerken van de monitor moet hier uiteraard rekening mee worden gehouden. Dit kan bijvoorbeeld door een standaard format te hanteren.
3.3
Gebruikswaarde en draagvlak Ten behoeve van deze nulmeting is op een laag schaalniveau een uitgebreid databestand opgebouwd met vele mogelijkheden. In deel 1 en 2 zijn enkele voorbeelden gegeven van de wijze waarop deze informatie door gemeenten en corporaties benut kan worden. Het gaat hier zoals gezegd om voorbeelden, bij de definitieve monitor kan meer maatwerk worden aangebracht. De gegevens zouden bijvoorbeeld via internet beschikbaar kunnen worden gesteld, tezamen met enkele analyse-tools. Een dergelijke site kan gelaagd worden opgebouwd, zodat bijvoorbeeld voor een willekeurige bezoeker alleen de totalen beschikbaar zijn terwijl een corporatie de gegevens van haar eigen bezit tot in detail kan inzien (en aanpassen). Uiteindelijk zijn de gemeenten en de corporaties niet alleen de belangrijkste leveranciers van gegevens, maar ook de belangrijkste gebruikers. Ten minste: zo zou het moeten zijn. Tijdens de inventarisatie voor deze nulmeting is bij RIGO de indruk gerezen dat niet elke gemeente en corporatie zichzelf als gebruiker zag, maar eerder als gegevensleverancier. Nu de gegevens verzameld zijn, is het zaak dit soort gevoelens weg te nemen door hen op maat gegevens aan te bieden.
3.4
Stand en verandering Vaak geldt dat zodra het startpunt via een nulmeting in kaart is gebracht, bij vervolgmetingen alleen de veranderingen/mutaties in kaart worden gebracht. Ook bij deze monitor is het aan te bevelen bij vervolgmetingen te focussen op de veranderingen c.q. het geboekte resultaat. Daarnaast geldt dat er ruimte moet zijn om de standmeting te verbeteren. Voor veel gemeenten en corporaties kwam het informatieverzoek voor deze nulmeting wellicht wat te vroeg. Corporaties zijn nog druk bezig om hun bezit in kaart te brengen en ook voor gemeenten is monitoring op dit terrein relatief nieuw. Als er nieuwe (betrouwbaardere) standgegevens beschikbaar komen, is het gewenst dat deze worden toegevoegd. Bij de opzet van deze monitor is ervoor gekozen de woningvoorraad op het laagste schaalniveau (adresniveau) in beeld te brengen. Per woning zijn enkele kenmerken achterhaald op basis waarvan het mogelijk is de woning te labelen (bijvoorbeeld als nultreden). Daar waar deze kenmerken niet beschikbaar waren, zijn ze door RIGO bijgeschat. RIGO kan als basis voor een monitor een bestand op adresniveau aanleveren met de kenmerken die bekend zijn. De ontbrekende gegevens kunnen in de loop der tijd aangevuld worden. Deze ‘bottum up’ aanpak maakt de monitor flexibel en hiermee is het mogelijk verschillende definities en classificatiesystemen naast elkaar te hanteren. Het is hierbij dus niet nodig dat de verschillende actoren exact gelijke begrippen hanteren. Zolang de gehanteerde begrippen eenduidig zijn en duidelijk is waar de verschillen zitten, kunnen verschillende definities (in de
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
NAAR EEN MONITOR
monitor en de beleidspraktijk) naast elkaar bestaan. Kenmerken kunnen aan definities gehangen worden. De kenmerken die Portaal benoemd heeft, bieden een goede basis. Ook als er voor de hele regio voor een classificatiesysteem wordt gekozen, zoals bijvoorbeeld het sterrensysteem of pictogrammensysteem, kan de monitor hierop eenvoudig worden toegespitst. Op basis van geregistreerde kenmerken kunnen woningen immers in verschillende categorieën worden ingedeeld. Uiteraard is het ook mogelijk de woningen te labelen, zonder dat de achterliggende kenmerken (die leiden tot het label) geregistreerd worden. Dit heeft echter als nadeel dat bij aanpassing van de definitie van het label de volledige woningvoorraad opnieuw moet worden gelabeld. Naast het monitoren van de voorraad (het aanbod) kan ook gekeken worden naar de recente nieuwbouw en de plannen voor de toekomst. Het in beeld brengen van de voorraad is het belangrijkste aangezien alleen aan de hand daarvan een relatie gelegd kan worden met de vraag. Toch is het ook van belang om het labelen van de nieuwbouw niet uit het oog te verliezen. RIGO voert bijvoorbeeld een monitor zorgwoningen uit voor de provincie Noord-Holland. Hier wordt alle nieuwbouw geclassificeerd naar woonvorm (o.a. geclusterd, zelfstandig) en de toegankelijkheid (sterrensysteem). Dit kan op redelijk eenvoudige wijze aangezien gemeenten ieder jaar de nieuw opgeleverde woningen aan het CBS opgeven. RIGO vraagt de gemeenten via een internetapplicatie aan te geven hoe het zit met de woonvorm en toegankelijkheid van deze woningen. Inzicht in de nieuwbouw is van belang om te relateren aan de beleidsdoelstellingen die geformuleerd worden voor een bepaalde periode. Monitoring van de nieuwbouw dient dus in de toekomst geïntegreerd te worden in de hier beschreven voorraadmonitor. Een stap verder kan zijn om ook de plannen voor de toekomst in beeld te brengen. Dit zou bijvoorbeeld geïntegreerd kunnen worden in de monitor woningbouwcapaciteit van de Provincie. Ook daar zal dan eerst een afstemming moeten plaatsvinden over te hanteren definities.
3.5
Informatiestromen Voor elke monitor geldt dat het streven zou moeten zijn de informatieverzameling zo efficiënt mogelijk vorm te geven. In veel gevallen wordt de grootste efficiëntie bereikt als wordt aangehaakt bij bestaande informatiestromen. In het geval van de WWZ-monitor is dit in het BRU vooral het jaarlijkse woningmarktonderzoek. Gemeenten en corporaties leveren voor dit onderzoek jaarlijks informatie en het ligt voor de hand deze informatiestroom wat uit te breiden. Te beginnen bij het jaar 2007 zijn voor het planaanbod nieuwbouwwoningen extra kenmerken van de woningen gevraagd, onder andere of het om zorgwoningen (gelabeld). Een andere relevante informatiestroom zijn de woningmutaties die gemeenten jaarlijks moeten doorgeven aan het CBS. Het gaat hierbij om de mutaties op adresniveau. Het is een – relatief – beperkte moeite voor gemeenten om (bijvoorbeeld) bij een gereedmelding van een nieuwbouwwoning direct aan te geven of de woning rolstoelgeschikt of nultreden is.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
13
14 NAAR EEN MONITOR
Behalve dat de gegenereerde informatie terechtkomt bij beleidsmakers, zou het ook een goede zaak zijn als woningzoekenden goede informatie krijgen over het geschikte woningaanbod. Hiervoor is het dus ook nodig, dat dit zorgvuldig in kaart wordt gebracht. Naast fysieke kenmerken van de woning, gaat het ook om omgevingskenmerken (zoals afstand tot winkels en openbaar vervoer) en de beschikbaarheid van zorg- en welzijnsdiensten. Op regioniveau zou hiervoor aansluiting gevonden kunnen worden bij het woningverdelingsysteem en voor gemeenten bij de WMO-loketten.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
BIJLAGEN
Bijlagen Informatievraag gemeenten Format gegevens uit het WOZ-bestand Variabelen Invoer STRAAT
straatnaam
NR
huisnummer
LT
toevoeging of letter
POSTCODE
4 cijfers 2 letters
PLAATS
gemeentenaam
EIGENDOMSVORM
huur of koop
WONINGTYPE
Eengezins of meergezins Rijwoning, vrijstaand, 2/1 kapper,
WONINGSOORT
portiekwoning, galerijwoning, etc.
BWJR
Bouwjaar
WOZWAARDE
WOZ waarde in euro's prijspeil 2007
INHOUD
kubieke meters (m3)
In de gemeente IJsselstein is een pilot uitgevoerd. Hierin is gebleken dat de basis van het WOZ-bestand op huisadres van essentieel belang is. Met deze bron is het mogelijk een volledig overzicht te krijgen van de bestaande voorraad. Verder is het mogelijk om op adresniveau gegevens vanuit andere bestanden te koppelen. Met andere bestanden bedoelen wij dan de bestanden die door corporaties zijn aangeleverd of bestanden die door de gemeente zelf zijn opgebouwd. Omdat het adres (postcode en huisnummer) als een soort sleutel fungeert, kunnen eventuele dubbeltellingen worden voorkomen. Omdat het hier gaat om gegevens die onder de vigerende Privacywet vallen heeft Rigo Research en Advies een verklaring afgelegd dat de gegevens uitsluitend voor dit onderzoek zullen worden gebruikt en dat in de resultaten geen privacygevoelige informatie naar buiten zal worden gebracht.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
15
16 BIJLAGEN
Informatievraag locaties zorg- en welzijnsvoorzieningen functies Locaties kleinschalig geclusterd fokuswoningen begeleid wonen Locaties wonen en zorg verzorgingshuis verpleeghuis Woon- zorgcentrum Locaties zorg gezondheidscentrum zorgpost zorgsteunpunt zorgloket huisarts huisartsenpraktijk overige locaties zorg ……. Locaties welzijn wijkservicepunt activiteitencentrum buurtcentrum ontmoetingscentrum overige locaties welzijn …….
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
BIJLAGEN
Informatievraag corporaties Variabelen
Invoer
ID
postcode + huisnummer + toevoeging (zonder spaties)
Straat
straatnaam
Huisnummer
getal
Huisnummer toev
toevoeging
Postcode
4 cijfers 2 letters
Soort woning
Meergezins:portiekwoning, galerijwoning, maisonettewoning, bovenwoning, benedenwoning; Eengezins: tussenwoning, hoekwoning, vrijstaande woning
Kale huur (€)
euro's prijspeil 2007
Servicekosten (€)
euro's prijspeil 2007
Lift
ja / nee
Gelijksvloers
alle gebruiksruimten gelijkvloers ja /nee
Aantal_woonlagen
aantal
Aantal kamers
aantal
Opp woning (m2)
vierkante meters
Opp woonkamer
vierkante meters of lengte x breedte
Opp keuken
vierkante meters of lengte x breedte en elke volgende keuken
Opp badkamer
vierkante meters of lengte x breedte
Bad
aanwezigheid ligbad in badkamer ja / nee
Opp slaapkamer 1
vierkante meters of lengte x breedte
Opp slk2
vierkante meters of lengte x breedte
Opp slk3
vierkante meters of lengte x breedte
Opp slk4
vierkante meters of lengte x breedte
Opp slk5
vierkante meters of lengte x breedte
Opp slk x
voor elke volgende slaapkamer
Toilet 1
aantal in de woning
Toilet 2
apart toilet (niet in de badkamer) ja / nee
Rolstoelx
Rolstoelgeschikt en/of uitgaven voor rolstoelgeschiktheid opgenomen in WWS-punten ja / nee
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
17
18 BIJLAGEN
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V