Voorl-Def
Transitiearrangement Regio Zuidoost Utrecht 1.
Inleiding
Voor u ligt het transitiearrangement jeugdzorg van de gemeenten van de regio Zuidoost Utrecht. De vijf gemeenten van de regio Zuidoost Utrecht – Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist – werken voor diverse taken in het sociaal domein al enige jaren samen. De vijf colleges hebben in mei 2013 formeel besloten om samen te werken op het gebied van de decentralisaties in het sociaal domein. De vijf gemeenten trekken samen op om invulling te geven aan de nieuwe verantwoordelijkheden in het kader van de transitie jeugdzorg. Niet alleen omdat dit bij een aantal vormen van jeugdhulp moet, maar vooral omdat regionale samenwerking gewenst is. De vijf gemeenten hebben gezamenlijk de uitgangspunten van dit transitiearrangement opgesteld. Deze uitgangspunten zijn door de vijf gemeenteraden vastgesteld. De colleges van B&W hebben dit transitiearrangement in oktober 2013 vastgesteld, na overleg met zorgaanbieders, bureau jeugdzorg Utrecht en de huidige financiers. De gemeenten moeten hun transitiearrangement voor 31 oktober 2013 ter toetsing voorleggen bij de Transitiecommissie stelselherziening jeugd (TSJ). De TSJ beoordeelt de transitiearrangementen op basis van een landelijke opgestelde checklist. Deze checklist is opgenomen in bijlage 2. De concrete uitwerkingen volgend op dit regionale transitiearrangement zullen in de vijf gemeenteraden worden besproken bij de behandeling van het concept beleidsplan jeugd in december 2013. Daarbij komt aan de orde: de inhoud, de invulling van het nieuwe jeugdstelsel, en vraagstukken rondom sturing en bekostiging. De voorbereiding van het transitiearrangement door de gemeenten van regio Zuidoost Utrecht staat niet op zichzelf. Dit transitiearrangement is tot stand gekomen vanuit een gezamenlijk proces met gemeenten uit vijf andere regio’s uit de provincie Utrecht (zie bijlage 3). De samenwerking tussen de regio´s is zeer gewenst omdat de schaal van de afzonderlijke regio’s niet voldoende is voor het oppakken van een aantal jeugdzorgopgaven. Dit transitiearrangement is daarom onderverdeeld in een bovenregionaal en een regionaal arrangement. In twee gezamenlijke voorbereidingsdagen is door gemeenten met zorgaanbieders (zie bijlage 1) gesproken over de opzet en invulling van de arrangementen. Zorgaanbieders hebben ook schriftelijke vragen van gemeenten beantwoord. Dit transitiearrangement is uiteindelijk voorgelegd aan de zorgaanbieders en bureau jeugdzorg Utrecht (hierna zorgaanbieders), voordat dit arrangement naar TSJ verzonden is. Aan alle zorgaanbieders is gevraagd of zij de in dit arrangement ontwikkelde beleidslijn onderschrijven en mee willen werken aan de uitwerking hiervan volgens de in dit arrangement beschreven proces. Voor de reacties verwijzen wij u naar bijlage 4.
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
1
Voorl-Def Gemeenten en zorgaanbieders hebben elkaar in het gezamenlijk gelopen proces beter leren kennen en daarmee is dit proces een belangrijke opmaat naar een goede samenwerkingsrelatie. Deze relatie is van groot belang om gezamenlijk de transitie en een transformatie te realiseren. De gespreksronden en de samenwerking tot nu toe geven voldoende aanleiding om met vertrouwen deze uitdaging aan te gaan. Leeswijzer In dit document staan de intenties tussen gemeenten en zorgaanbieders op bovenregionaal niveau (hoofdstuk 3) en op regionaal niveau (hoofdstuk 4) weergegeven. Hoofdstuk 2 is een algemeen deel met daarin de vermelding van een aantal algemene uitgangspunten.
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
2
Voorl-Def
2.
Algemeen deel
2.1 Vooraf Dit transitiearrangement bestaat uit een regionaal arrangement en een bovenregionaal arrangement. In dit hoofdstuk behandelen we een aantal thema’s dat betrekking heeft op beide delen van het transitiearrangement. Achtereenvolgens komen aan de orde: reikwijdte van dit transitiearrangement, financiën, voorbehouden, noodzakelijke infrastructuur, schaalkeuze, frictiekosten, koppeling met het landelijk arrangement, transformatieagenda en aantallen in Zuidoost Utrecht. In 2013 en 2014 worden door gemeenten en provincie al de eerste stappen gezet om de gewenste vernieuwing vorm te geven. Deze afspraken zijn opgenomen in de Provinciale experimenteerregeling voor 2013 en in het Provinciale Uitvoeringsprogramma 2014. Met dit arrangement zijn niet alle onderwerpen voor een succesvolle transitie volledig uitgewerkt. Wij beschouwen dit arrangement dan ook als een tussenstap in het transitie- en transformatieproces. 2.2 Reikwijdte van dit arrangement
•
De uitgangspunten en intenties in dit arrangement hebben betrekking op alle jeugdhulp in 2015, van 1 januari tot en met 31 december.
•
Uitzondering hierop is de pleegzorg, waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn vanaf 1 januari 2015. Pleegzorg wordt gegarandeerd tot 18 jaar en alle lopende trajecten zullen worden gecontinueerd.
•
Dit arrangement heeft betrekking op cliënten die op 31-12-2014 in zorg zijn (zittende cliënten), op cliënten die op 31-12-2014 een aanspraak op zorg hebben, maar deze zorg op dat moment nog niet krijgen (wachtlijstcliënten) en op nieuwe cliënten.
•
Zorgaanbieders kunnen geen rechten ontlenen aan dit arrangement.
•
De Utrechtse regio’s Food Valley, Zuidoost Utrecht, Utrecht Stad, Utrecht West, Lekstroom en Eemland hebben gezamenlijk een deel van hun regionale arrangement opgesteld. Wanneer wij spreken over bovenregionale samenwerking betreft dit dan ook deze zes regio’s.
2.3 Financiën De invoering van de Jeugdwet gaat gepaard met kortingen. In de meicirculaire 2013 is een toelichting gegeven op het macrobudget en de bijbehorende verdeling over de individuele gemeenten. De verdeling geeft een beeld, maar voor inwerkingtreding van de nieuwe Jeugdwet staat nog niet alles vast. In de meicirculaire 2014 wordt het definitieve bedrag per gemeente voor 2015 bekend op basis van de dan meest recente gegevens en de nog te nemen besluiten. In deze meicirculaire worden gemeenten ook nader geïnformeerd over de budgetten per gemeente op basis van de objectieve verdeling, welke geleidelijk van kracht zal zijn vanaf 2016. Het is mede om die reden nu niet mogelijk budgetafspraken te maken. Wij zijn van mening dat bekendmaking van het definitieve budget in mei 2014 veel te laat is en tot grote risico’s leidt voor de instandhouding van de infrastructuur en het beperken van de frictiekosten. Wij dringen er bij het Rijk op aan snel duidelijkheid te verschaffen. Op grond van de nu beschikbare informatie constateren wij dat er een aanzienlijk verschil is tussen de totale budgetopgave door de Utrechtse zorgaanbieders (€ 258 mln) en het budget in de meicirculaire 2013 (€ 226 mln.). De afwijking bedraagt circa 13%. In een gesprek met het ministerie van VWS is gebleken dat er een aantal fouten is gemaakt in de berekening van het budget uit de meicirculaire
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
3
Voorl-Def 2013. Wij gaan ervan uit dat deze fouten worden gecorrigeerd, zodat er een betrouwbare basis ontstaat voor gemeenten en zorgaanbieders om de continuïteit van zorg te waarborgen. Daarnaast zullen wij met de zorgaanbieders bekijken of de aangeleverde informatie correct is. Vanwege de bovengenoemde financiële onzekerheden, zijn wij in deze fase nog niet in staat om realistische afspraken te maken over budgetten. Wij gaan daarom uit van percentages van het ‘netto besteedbare’ gemeentelijke budget. Dit is het budget wat gemeenten ontvangen voor Jeugdhulp minus een aantal noodzakelijke kosten (zie onder). De percentages die wij hebben gehanteerd in het overleg met de zorgaanbieders dienen voor ons als een richtsnoer bij het enerzijds aangeven wat nodig is voor de continuïteit van zorg en anderzijds voor het vrijspelen van middelen voor het transformatieproces. Het is wenselijk het budget dat de gemeenten in de meicirculaire 2014 voor de zorg voor jeugd ontvangen, volledig beschikbaar te houden voor de uitvoer van de zorg voor jeugd. De opbouw van het beschikbare budget is als volgt: Huidig budget
106,8%
Landelijke korting in 2015 t.o.v. huidige budget
6,8%
Budget 2015
100%
Indicatie landelijke voorzieningen en uitvoeringskosten
4% - 10%
Beschikbaar voor transitiearrangement (bovenregionaal en regionaal deel)
96% - 90%
Onder de uitvoeringskosten worden verstaan de kosten die de ambtelijke organisatie maakt om uitvoering te geven aan haar taken en verantwoordelijkheden op het gebied van beleidsontwikkeling, inkoop, monitoring en verantwoording. Randvoorwaarde voor beheersbaar houden van uitvoeringskosten is dat uitvoering wordt ondersteund door landelijke afspraken over administratie en registratie. In de onderstaande tabel een overzicht van de door zorgaanbieders opgegeven kosten voor de uitvoering van de taken die in 2015 onder de Jeugdwet vallen. Dit betreft het totaal voor de zes regio’s. Totale kosten Utrechtse regio’s 2012
Zorgcategorie Preventie Generalistische ondersteuning Specialistische ondersteuning Residentiële hulp Gezinsvervanging Crisis Jeugdzorg AMHK JB/JR Totaal
Kosten € 11,985,647 € 16,122,043 € 85,113,268 € 93,038,786 € 13,721,466 € 6,119,149 € 3,690,540 € 28,581,670 € 258,372,569
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
4
Voorl-Def 2.4 Voorbehouden Dit transitiearrangement bevat uitgangspunten en intenties van de colleges en zorgaanbieders bij de voorbereiding van de transitie jeugdzorg. De in dit transitiearrangement opgenomen intenties en uitgangspunten zijn gemaakt met inachtneming van de volgende voorbehouden: • Definitieve vaststelling van een toereikend budget voor 2015, inclusief ruimte voor beïnvloedbare kosten zoals landelijke voorzieningen, uitvoeringskosten bij gemeenten en reserveringen voor vrijgevestigden of PGB’s. • Een gelijkblijvende zorgvraag (peil 2012). • Het daadwerkelijk inwerkingtreden van en de invulling die gegeven wordt aan de Jeugdwet. • De afspraken intenties en uitgangspunten met betrekking tot jeugdbescherming en jeugdreclassering worden gemaakt gelden onder voorbehoud van certificering van deze uitvoerende partijen. • De afspraken intenties en uitgangspunten die zijn besproken met aanbieders van jeugdzorg gelden, worden gemaakt onder voorbehoud dat deze aanbieders voldoen aan die kwaliteitseisen in de Jeugdwet en de AMvB die op voorhand toetsbaar zijn. Het gaat er om dat aanbieders voorzien in een effectieve en laagdrempelige klachtenbehandeling, medezeggenschap, systematische kwaliteitsbewaking en in een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling. • Beschikbaarheid van voldoende gecertificeerde instellingen in 2015. • De gemeenteraad van de betreffende gemeente zullen in 2014, als de rijksbegroting m.b.t. jeugdzorg bekend is, het budget voor jeugdzorg vaststellen. • Juistheid en volledigheid van de door de aanbieders aangeleverde cijfers. 2.5 Noodzakelijke infrastructuur Met de voortzetting van samenwerking met alle bestaande zorgaanbieders in 2015 zijn alle zorgvormen in principe gegarandeerd. Daarnaast sluiten we de toetreding van nieuwe zorgaanbieders niet uit. Zie hiervoor ook de paragraaf “Reikwijdte van dit arrangement”. 2.6 Schaalkeuze De gemeenten in de regio Zuidoost Utrecht willen de uitvoering van de jeugdhulp zo veel mogelijk op lokaal niveau, in de directe leefomgeving van het gezin, uitvoeren. Er zijn veel vormen van jeugdhulp. Een groot aantal van deze vormen kan vanuit efficiency en financiële overwegingen beter regionaal of bovenregionaal worden gecontracteerd. Het onderstaande overzicht geeft de verdeling van geclusterde jeugdzorgopgaven weer zoals deze is overeengekomen. Geclusterde jeugdzorgopgaven
Lokaal
Regionaal Bovenregionaal
Preventie, signalering, vroeginterventie en toeleiding
U,C U,C U U U U U U
C C U,C U U
Generalistische ondersteuning Specialistische ondersteuning Residentiële hulp Gezinsvervanging Crisisdienst Meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) Jeugdbescherming/ jeugdreclassering
U
U,C U,C U,C U,C U,C U,C
U=Uitvoering C=Contractering
NB: De specialistische ondersteuning zal deels binnen het bovenregionale en deels binnen het regionale arrangement gaan vallen. De precieze verdeling moet nog vastgesteld worden. Binnen het regionale gedeelte is er ruimte om lokaal afspraken over de inrichting van de daadwerkelijke zorg te maken, waarbij we uitgaan van de kaders zoals deze in dit regionale arrangement staan omschreven.
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
5
Voorl-Def
2.7 Frictiekosten De Utrechtse gemeenten willen samen met de huidige zorgaanbieders en bureau Jeugdzorg vanuit de inhoud de vernieuwingsopdracht uitvoeren en de bezuinigingen realiseren. Met inzet van 100% van het beschikbare budget op 1 januari 2015 zal gestuurd worden op het bieden van continuïteit van zorg voor alle kinderen (ook nieuwe instroom) bij de huidige zorgaanbieders. Dit is alleen mogelijk als ingezet wordt op de vernieuwing en verder voorgesorteerd wordt op krimp door de zorgaanbieders. Hiermee kunnen frictiekosten worden voorkomen. De Utrechtse gemeenten willen met de zorgaanbieders de vernieuwingsopdracht in een zodanig tempo realiseren dat dit de zorgaanbieders maximaal de mogelijkheid biedt om hun organisaties hierop aan te passen en te voorkomen dat de continuïteit van organisaties in het geding komt. Dit vraagt van zowel gemeenten als zorgaanbieders dat zij zich in 2014 al volledig zullen inzetten om vernieuwing te faciliteren en waar mogelijk te realiseren. Gemeenten financieren de frictiekosten die optreden niet. De bovengenoemde afspraken over percentages per zorgcategorie moeten organisaties voldoende armslag bieden om zorgcontinuïteit te leveren voor zittende en wachtende cliënten. Aanname is dat het ook voldoende is om onnodige frictiekosten te voorkomen. In de komende maanden zullen wij met de zorgaanbieders afspraken maken over de impact van deze afspraken. Daarbij zullen wij ook met zorgaanbieders bespreken of het mogelijk is om frictiekosten te beperken door bijvoorbeeld detacheringsconstructies. Tot slot vragen wij aandacht voor de vastgoedkosten. Dat speelt nu al door de ambulantisering van de zorg en de onverkoopbaarheid van vastgoed. Wij doen een appèl op huidige financiers en het Rijk om daar verantwoordelijkheid in te nemen en het nu op te pakken en niet over te hevelen naar 2015. Met de zorgaanbieders is besproken dat zij hun frictiekosten zoveel mogelijk beperken. Voor zorgaanbieders is het in beeld brengen van de frictiekosten op dit moment lastig omdat er nog veel onzekerheden zijn rondom budget en landelijke afspraken. Zij hebben ook behoefte aan een meerjarig perspectief. Echter, het transitiearrangement richt zich op 2015. Er moet eerst duidelijkheid zijn voor zorgaanbieders wat hun aandeel wordt in de gewenste zorgketen, voordat zij hier meer over kunnen aangeven. 2.8 Koppeling met landelijke afspraken Voor zover de cliënten uit de regio’s specialistische jeugdzorg ontvangen die valt onder het landelijk transitiearrangement, gelden de voorwaarden van dat arrangement. De VNG heeft berekend dat ongeveer 2,2% van het toekomstig budget beschikbaar gehouden moet worden door de regiogemeenten (en op welke wijze dit verrekend wordt) om aan de verplichtingen die voortvloeien uit het landelijk arrangement te voldoen. 2.9 Transformatieagenda Dit transitiearrangement is opgesteld om de grote lijnen aan te geven en heeft het karakter van een intentieovereenkomst. Het arrangement richt zich naast het organiseren van zorgcontinuïteit en de daarvoor benodigde infrastructuur ook op vernieuwing. Die vernieuwing is gericht op een beweging naar de voorkant. Om de gewenste beweging, de bekostiging en de sturing daarop gestructureerd en gedragen door te zetten en uit te voeren is een Transformatieagenda nodig. De uitwerking en uitvoering van de transformatieagenda is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten en zorgaanbieders.
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
6
Voorl-Def Proces Wat Opstellen Transformatieagenda
Actiehouder Gemeenten en zorgaanbieders
Wanneer Dec 2013
Afspraken maken over organisatie voor uitvoeren transformatie agenda (wie, doet wat?) Uitvoeren Transformatie agenda Arrangementen bespreken met raden / raden informeren Afspraken transitiearrangementen opnemen in UVP 2014 Uitwerking contractering, bekostiging, sturing en verantwoording Monitoren en evalueren van de effecten van de transitie Voldoende aannemelijk maken dat de zorg aan de voorkant op orde is Helderheid over budget Afspraken maken om frictiekosten te beperken Vormgegeven samenwerking cliënt (vertegenwoordigers), zorgaanbieders en gemeenten
Gemeenten en zorgaanbieders
Dec 2013
Gemeenten en zorgaanbieders Colleges
2014 November / december
Provincie
Dec 2013
Gemeenten (eventueel samen met zorgaanbieders)
Besluitvorming eind 2013, begin 2014
Gemeenten samen met Zorgaanbieders Gemeenten
2014-2015
Rijk Zorgaanbieders
Zo snel mogelijk Dec 2013
Gemeenten, zorgaanbieders en cliëntvertegenwoorders
Najaarsconferentie, november 2013
2014
Inhoudelijk Wat
Actiehouder
Wanneer
De zorg aan de voorkant op orde brengen en houden Realiseren van generalistische teams Realiseren van een schil van specialistisch advies en consultatiefunctie Realiseren van de SAVE aanpak voor alle gemeenten
Gemeenten en zorgaanbieders
2014
Realiseren van kennisbehoud en kennisontwikkeling bij de professionals Uitzoeken van verschillen in informatie uitvraag en landelijk afgegeven budget Uitwerken thema’s als regie bij het gezin, kwaliteit, omgaan met klachten, vertrouwenspersoon, benutten van bestaand cliënt participatie vormen.
Gemeenten Zorgaanbieders en gemeenten
2014
Bureau Jeugdzorg ism WSG, Leger des Heils en het SGJ en gemeenten Zorgaanbieders
2014
Gemeenten, zorgaanbieders en zorgkantoor / verzekeraars
2013
Gemeenten, zorgaanbieders en cliëntvertegenwoorders
Februari 2014
2014
2.10 Aantallen in Zuidoost Utrecht De gegevens in onderstaande tabel zijn afkomstig uit de recente bewerkingen van zorggebruikgegevens door SCP en CBS. Zij lenen zich voor landelijke en regionale vergelijking. Ze zijn echter niet altijd identiek aan eigen overzichten die bij de gemeenten beschikbaar zijn, vanwege gemaakte definitiekeuzes. De gegevens dienen niet gebruikt te worden als objectief cijfermateriaal. Deze tabel is
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
7
Voorl-Def opgenomen om de grote lijn van de omvang van de jeugdzorgtaak in het verleden te illustreren. De kolom met percentages geeft aan welk gedeelte van de jeugdpopulatie gebruik maakt van een bepaald type zorg. Door de regionale en landelijke percentages met elkaar te vergelijken ontstaat een beeld van relatieve zorgbehoefte naar jeugdzorg in de regio Zuidoost Utrecht. De aantallen en percentages in de kolommen tellen in de meeste gevallen niet op naar een totaal.
Via BJZ
Provinciaal gefinancierde Jeugdzorg Jeugd en Opvoedhulp 2011 Jeugdzorg zonder verblijf Jeugdzorg met verblijf Pleegzorg Geaccepteerde meldingen BJZ Gemelde kinderen AMK* Jeugdbescherming Jeugdreclassering ZVW Jeugdzorg* Jeugd GGZ 1e lijn* Jeugd GGZ 2e lijn zonder verblijf* Jeugd GGZ 2e lijn met verblijf* Totaal AWBZ jeugdzorg Plus-Gesloten jeugdzorg
Regio Zuidoost Utrecht Nederland Aantal Clienten Percentage Aantal Clienten Percentage 865 2,1 99.450 2,8 540 1,3 65.565 1,9 155 0,4 31.690 0,9 185 0,4 15.570 0,4 185 0,4 18.305 0,5 560 1,4 56.135 1,6 200 0,5 28.850 0,8 495 1,2 46.070 1,3 120 0,3 16.290 0,5 2.995 7,2 248.305 7,2 1.055 2,5 60.540 1,8 2.025 4,9 196.105 5,7 60 0,1 3.960 0,1 765 1,9 82.400 2,4 5 0,012 1.680 0,048
* Bron: SCP/CBS. * data uit 2010, overig 2011
Tabel 2: Aantal cliënten in zorg (uit: Startfoto regio Zuidoost, NJI, 2013)
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
8
Voorl-Def
3
Bovenregionaal arrangement
3.1 Algemeen Zoals reeds in de inleiding aangegeven bestaat dit transitiearrangement uit een regionaal arrangement en uit een bovenregionaal arrangement. In dit hoofdstuk staan de intenties tussen gemeenten en zorgaanbieders op bovenregionaal niveau: van de gemeenten uit de vijf samenwerkende regio’s. 3.2 Bovenregionale uitgangspunten Gemeenten en zorgaanbieders hebben een gezamenlijke opgave om betere zorg voor jeugd met minder middelen te realiseren. Zorg zal meer ingezet gaan worden in de eigen leefomgeving van de cliënt, waardoor minder zwaar maar kortere en bestendigere zorg kan worden ingezet. De samenwerkende gemeenten hanteren hierbij de volgende uitgangspunten. Verbetering cliëntpositie • cliënt centraal stellen • inzetten op ‘eigen kracht’ van de cliënt en zijn/haar omgeving • regie zoveel mogelijk bij het cliënt/gezin • waarborgen van de kwaliteit en veiligheid voor de cliënt • vraaggericht werken • ondersteuning in eigen huis/leefomgeving Meer ruimte en verantwoordelijkheid professional • vertrouwen op de kennis- en expertise van de professional • professional in buurtteam/wijkteam meer handelingsvrijheid geven • differentiëren onder andere op basis van kosten, risico, type hulpvragen en specialisme • sturen op de ‘wat’ en niet op het ‘hoe’ Effectievere organisatie • verbinding met het lokale niveau (contact met thuissituatie, buurtteam, CJG, gemeente) • uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één aanspreekpunt’ • integrale aanpak bij meervoudige problematiek • behoud continuïteit specialistische zorg en kennis voor hele specifieke doelgroepen Doelmatigheidswinst en budgetbeheersing • van curatie naar preventie • 1e lijn is leidend • zorg zo kort en licht als verantwoord in de 2e lijn • versterken van prikkel tot uitstroom & minder instroom • uitgaan van compensatiebeginsel: wat kan je zelf en wat kan je omgeving Op alle terreinen geldt dat er voldoende ruimte moet zijn voor innovatie. Sleutel tot het realiseren van de zorginhoudelijke vernieuwing is dichterbij brengen en integraler maken van zorg voor jeugd, waarbij aangesloten wordt bij 0-de en eerste lijn (verder generalistische teams of wijkteams/buurtteams). Een groot deel van het budget moet kunnen worden ingezet ten behoeve van generalistische zorg in de buurt/wijk en minder ten behoeve van de duurdere specialistische, zwaardere vormen van zorg. In het realiseren hiervan spelen de teams een spilfunctie. Ten behoeve van het functioneren van de generalistische teams (wijkteams/buurtteams) onderkennen instellingen dat in de tweede ring om de teams heen specialistisch advies en consult gerealiseerd moet worden. Immers de teams kunnen niet alles en zij moeten daarom zorgen voor doorverwijzing als de zorgvraag hun competenties te boven gaat. In geval van twijfel zal het team deskundigen uit de tweedelijnszorg consulteren. Daarnaast zullen de teams, als de veiligheid van het kind in het geding is, nauw samenwerken met deskundigen op het terrein van jeugdbescherming.
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
9
Voorl-Def
De sturing en financiering van de generalistische teams (wijkteams/buurtteams) en de specialistische ondersteuning zal uitgewerkt moeten worden. Dit wordt door de zorgaanbieders en gemeenten vormgegeven. 3.3
Inhoudelijke uitgangspunten
A. Jeugd-GGZ Gemeenten zetten in op versterking van de 'voorkant' (gewoon opvoeden en basiszorg) en minder instroom in de specialistische zorg. Deze lijn sluit aan op de hoofdlijn uit het bestuurlijk akkoord GGZ 2013-2014. Dat wil zeggen dat het concept van de BasisGGZ bijdraagt aan een vermindering van cliënten instroom van 20% in de specialistische GGZ. De wijze waarop de 'voorkant' wordt versterkt, zal lokaal en regionaal verschillen. Tegelijk is er de wens van gemeenten om de specialistische ondersteuning, vooral datgene wat bovenregionaal wordt ingevuld, beter te laten aansluiten op de lokale zorginfrastructuur. Daarvoor hebben gemeenten en zorgaanbieders financiële ruimte nodig. In het vrij besteedbare budget van gemeenten wordt een balans gezocht door percentages toe te wijzen voor het bieden van de noodzakelijke continuïteit van zorg en de gewenste inhoudelijke vernieuwing van zorg (zie tabel paragraaf Financieel Kader). Gemeenten en zorgaanbieders hebben nadrukkelijk met elkaar gedeeld dat het een gezamenlijke opgave en verantwoordelijkheid is om de infrastructuur te continueren van de specialistische zorg. Het kan niet zo zijn dat cliënten tussen 'wal en schip' raken en de noodzakelijke specialistische zorg niet meer bovenregionaal beschikbaar is. De gemeenten verwachten dat met deze uitgangspunten het proces met zorgaanbieders met vertrouwen kan worden voortgezet om de zorginfrastructuur te borgen en het leveren van zorg te garanderen aan de cliënten die in zorg zijn op 31-12-2014, de cliënten die op de wachtlijst staan en de instroom van nieuwe cliënten in 2015. B. Provinciale Jeugdzorg De vernieuwing die we willen inzetten, zoals in de inleiding beschreven, heeft onmiddellijk invloed op het bovenregionale deel van de provinciale jeugdzorg. De vernieuwing moet vormgeven aan een veel krachtiger, gevarieerder en breder inzetbaar aanbod van jeugdzorg in de wijken, dichtbij het gezin. Als dit beschikbaar is, hoeft er minder snel doorverwezen te worden naar de gespecialiseerde zorg en zullen er vooral veel minder kinderen uit huis geplaatst hoeven te worden. Alle partijen onderschrijven de visie dat het beter is zoveel mogelijk kinderen in de eigen natuurlijke omgeving te laten (ook met behandeling), zolang als dat mogelijk is. Mocht er toch een uithuisplaatsing nodig zijn, dan heeft, waar mogelijk, een plaatsing in een pleeggezin of gezinsvervangende situatie de voorkeur. De afbouw van gespecialiseerde zorg, ten gunste van zorg in de wijken, is al enige tijd geleden ingezet, onder regie van de provincie. De afspraken over de inzet van de door de provincie geïntroduceerde “experimenteerregeling” zijn hier een goed voorbeeld van. Er is nog onduidelijkheid over de precieze benodigde vorm en omvang van de capaciteit in de toekomst. Maar om de ombouw van zorg naar de wijken/gemeenten mogelijk te maken, zal de beweging van afbouw van voornamelijk residentiële zorg in 2014 en 2015 verder worden doorgezet. Hieronder staan alle bovenregionale provinciale zorgcategorieën benoemd waarover wij met zorgaanbieders hebben gesproken: • Residentieel - 80% handhaven, andere deel ombouwen Met het voorstel om in 2015 80% van het budget te handhaven, willen we financiële ruimte creëren om meer (ambulante) zorg in de wijken beschikbaar te krijgen. Daarbij verwachten we dat na 2015 de capaciteit verder afgebouwd kan worden. Met het handhaven van de 80% in 2015 willen we ook rekening houden met de bedrijfseconomische aspecten van de instellingen. We denken dat het op deze wijze haalbaar is de organisatie “in de lucht” te houden, zodat de zorgcontinuïteit voor de huidige cliënten gegarandeerd kan worden. Het percentage geldt per instelling. Instellingen zijn echter vrij om tot sectorbrede afspraken te komen die gezamenlijk optellen tot 80% van de residentiële zorg.
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
10
Voorl-Def • Gezinsvervanging (pleegzorg) - handhaven Gezinshuizen en gezinsvervanging vallen niet onder deze afspraken voor de residentiële zorg, omdat zij worden gezien als een goed alternatief voor de residentiële zorg. De gemeenten willen deze zorg zoveel mogelijk in stand wil houden. • Crisiszorg - handhaven Spoedeisende zorg betreft een noodzakelijke voorziening, zeker in tijden van grote veranderingen. Dit wensen wij te continueren. De zorgvorm crisis 24-uur zou in de toekomst onder SAVE kunnen vallen (zie punt Bureau Jeugdzorg). Samen met de aanbieder constateren wij dat crisiszorg niet intersectoraal aangeboden wordt. We koesteren de gedeelde ambitie tot intersectorale samenwerking (waardoor winst wordt geboekt qua efficiency én effectiviteit – die wens tot samenwerking beperkt zich overigens niet alleen tot de zorgvorm crisis!). Daarmee gaan we op korte termijn met aanbieders aan de slag. • Bureau Jeugdzorg – AMK/Jeugdbescherming/Jeugdreclassering: 95% handhaven Bureau Jeugdzorg Utrecht (BJU) zal de zorgvormen AMK, Jeugdbescherming, Jeugdreclassering, zorgmeldingen professionals, casemanagement dwang, crisis 24-uur en toeleiding jeugdzorg-plus per 2015 vormgeven als SAVE-teams (samen werken aan veiligheid). Onder voorbehoud dat deze organisatie ook de vereiste certificering verkrijgt. Deze teams vormen één gezicht per gezin, voor het hele dwang en drang kader. SAVE werkt gebiedsgericht in een wijk of gemeente en is een vast aanspreekpunt voor het CJG of de wijkteams. Door de inzet van het CJG/wijkteams in combinatie met een SAVE-functie in de wijk, voorzien we een daling van het aantal AMK/zorgmeldingen en justitiële maatregelen. De verwachting is dat dit vanaf 2015 tot en met 2017 jaarlijks met 5% zal zijn. Dat is overigens een winst die alleen geboekt worden door te werken met dezelfde werkwijze en een provinciale schaalgrootte. In dit concept zal BJU als hoofdaannemer optreden en samenwerken met het Leger des Heils, de WSG en het SGJ. Daarnaast heeft BJU, om gemeenten ruimte te bieden voor vernieuwing, haar organisatie geflexibiliseerd, zowel op het gebied van huisvesting als personeel (huurcontracten eindigen per 2015 en er wordt zoveel mogelijk met tijdelijke medewerkers gewerkt). Dat betekent dat gemeenten zonder frictiekosten naar eigen inzicht vorm kunnen geven aan wat nu de verwijs- en toegangsfuncties zijn (zie voor deze vormen het regionale deel). Randvoorwaarden voor deze afspraken Om bovengenoemde afspraken te kunnen onderschrijven, stellen de instellingen van de provinciale jeugdzorg wel randvoorwaarden: 1. Zij kunnen en willen alleen meewerken aan deze ombouw, als de verschillende gemeenten en regio’s voldoende aannemelijk kunnen maken, dat zij de zorg aan de voorkant ook daadwerkelijk op orde gaan brengen. Dat wil zeggen, dat gemeenten in 2015 goede ambulante jeugdzorg in de vorm van wijk- of buurtteams hebben georganiseerd, op zodanige wijze dat de instroom in de residentiële zorg afneemt en kinderen ook eerder terug kunnen naar huis, met waar nodig stevige nazorg door het wijk- of buurtteam. 2. De regio’s (gemeenten) en de zorgaanbieders maken, naast dit transitiearrangement ook afspraken maken over een bovenregionale “transformatie-agenda” ten behoeve van de ombouw van residentieel naar meer en betere ambulante zorg aan de voorkant. Het doel van deze agenda is concrete verdieping op een aantal thema’s in een gezamenlijk proces tussen vertegenwoordigers van gemeenten en zorgaanbieders. Thema’s die t.b.v. de residentiële zorg samen verder uitgewerkt moeten worden zijn o.a.: • Zorgvormen (differentiatie: welke varianten/ specialisaties gaan schuil achter benoemde vormen?) • Doelgroepen (differentiatie: welke relevante doelgroepen zijn te onderscheiden?) • Intersectorale samenwerking (met als doel efficiency- en effectiviteitswinst) • Cluster/domein samenwerking (afspraken rond zorgvormen/categorieën) • Personeel (flexibilisering, detachering, mens-volgt-werk) Hier zal de komende maanden in werkgroepen aan gewerkt worden, zodat er begin 2014 meer zicht is op de betekenis voor de inkoop en financiering.
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
11
Voorl-Def C. Kinderen met een beperking (KmB) In de gesprekken tussen de gemeenten en zorgaanbieders wordt de beweging die gemeenten willen maken ook door de sector KmB gedeeld. Daarbij geven de zorgaanbieders aan dat deze beweging al is ingezet, er in de afgelopen jaren forse besparingen zijn gerealiseerd en al is voorgesorteerd op krimp van hun organisaties. Tegelijk geven zorgaanbieders aan dat zij verdere mogelijkheden zien om deze beweging te realiseren In de gesprekken is nader verkend wat het maken van de beweging vraagt. Helder is dat lokaal en regionaal de 'voorkant' zal worden versterkt, maar dat er verschillen zijn. Van belang is dat de specialistische ondersteuning, ook datgene wat bovenregionaal wordt ingevuld, beter gaat aansluiten op de lokale zorginfrastructuur. Verkend is wat het werken met generalistische teams vraagt van de instellingen voor KmB en van relatie van de instellingen met de professionals in de teams. De idee van het vormen van en voorzien in een specialistische advies en consultatiefaciliteit in de ring om de teams heen werd gezien als een goede mogelijkheid. In de gesprekken was bij instellingen voor KmB veel commitment voor de beweging. Tegelijk was duidelijk dat om dit met de budgetten die beschikbaar komen ook echt te kunnen realiseren een grote bezuinigingsslag noodzakelijk is, waarbij alle partijen belang hechten aan het borgen van de basiszorginfrastructuur (het leveren van zorg aan de cliënten die in zorg zijn op 31-12-2014 en de cliënten die op de wachtlijst staan, en ook kunnen zorg dragen voor de instroom van nieuwe cliënten in 2015). Bij wijze van richtsnoer is gesproken over 20% ruimte creëren voor de vernieuwing en 80% van het beschikbare budget inzetten ten behoeve van het in stand houden van de basiszorginfrastructuur. Een aantal functies (zoals crisisopvang) blijft van essentieel belang voor het waarborgen van verantwoorde zorg en moet dan ook in stand blijven. Daarnaast willen de gemeenten onderzoeken of de mogelijkheden voor pleegzorg aan kinderen met een beperking uitgebreid kunnen worden. Op dit moment is het niet duidelijk welke budgetten hiermee gemoeid zijn, wel achten de gemeenten het van belang dat deze functies gezinsvervanging, bij voorkeur in de vorm van pleegzorg in stand blijven. Gemeenten gaan over de uiteindelijke budgetverdeling, de nadere vormgeving van de zorginfrastructuur zoals de specialistische consultatie en adviesfaciliteit met de KmB – zorgaanbieders, graag verder in gesprek na afronding en indiening van het regionale transitiearrangement.
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
12
Voorl-Def
3.4 Samenvattend Op basis van de gesprekken met zorgaanbieders hebben wij de intentie bij de toekomstige vaststelling van het beleid en budget voor 2015 onderstaande percentages te hanteren per zorgcategorie. Uitgangspunt is het in 2014 aan de gemeente toe te kennen budget voor de zorg voor jeugd, minus de benodigde landelijke kosten en uitvoeringskosten. Dit percentage is een uitdrukking van de beweging en vernieuwing die wij bij zorgaanbieders constateren. Prov
KmB
GGZ
Preventie
Zie figuur 1 in paragraaf 2.3
Zie figuur 1 in paragraaf 2.3
Zie figuur 1 in paragraaf 2.3
Geneneralistische ondersteuning
Zie figuur 1 in paragraaf 2.3
Zie figuur 1 in paragraaf 2.3
Zie figuur 1 in paragraaf 2.3
80%
80%
80%
Residentieel
80%
80%
80%
Gezinsvervanging
100%
100%
Nvt
Crisis opvang
100%
100%
100%
AMK
100%
Nvt
Nvt
JB/JR (Wettelijke taken)
95%
Nvt
Nvt
Specialistische voorzieningen
1
1
Voor de generalistische voorzieningen is het mogelijk dat regio’s hier andere of aanvullende afspraken over hebben gemaakt met zorgaanbieders.
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
13
Voorl-Def
4.
Regionaal Transitiearrangement Regio Zuidoost Utrecht
4.1 Inleiding In dit hoofdstuk staan de intenties tussen gemeenten uit de regio Zuidoost Utrecht en de zorgaanbieders. Het regionale transitiearrangement voor de regio Zuidoost Utrecht betreft de volgende jeugdzorgopgaven: preventie, signalering, vroeginterventie en toeleiding, generalistische ondersteuning en een deel van de specialistische ondersteuning (zie paragraaf 2.6 schaalkeuze). Belangrijk om te constateren is dat op het moment van opstellen van dit transitiearrangement er in de regio Zuidoost Utrecht nog een aantal belangrijke beleids- en inrichtingskeuzes in voorbereiding is. Hierdoor bleek het niet wenselijk om de afspraken in dit transitiearrangement te koppelen aan allocatie van zorg in de regionale en lokale infrastructuren en aan concrete bedragen. In het algemeen deel hebben we hier reeds aandacht aan besteed. 4.2 Budgetprognoses Regio Zuidoost Utrecht Voor de regio Zuidoost Utrecht zijn er vanuit meerdere bronnen gegevens beschikbaar over het aantal kinderen in zorg en het geraamde beschikbare budget. Hieronder presenteren wij in tabel 1 een aantal budgetverwachtingen voor het jaar 2015. De tabel bevat gegevens uit de meicirculaire 2013, de prognose van het SCP en de uitvraag bij zorgaanbieders over het jaar 2012 (augustus/september 2013). De gegevens uit de meicirculaire en de prognose van het SCP zijn ramingen van het macrobudget. De bedragen in de kolom van uit de uitvraag betreffen totaalbedragen op basis van door zorgaanbieders aangeleverde cijfers over hun omzet. De tabel illustreert dat de beschikbare budgetverwachtingen voor het jaar 2015 op dit moment nog behoorlijk van elkaar verschillen. We constateren dat de verschillen tussen opgegeven bedragen door zorgaanbieders en geraamde macrobudgetten voor gemeenten groot zijn en zowel voor gemeenten als zorgaanbieders een hoog financieel risico met zich meebrengen. Anderzijds is er op dit moment ruimte voor nuancering van deze verschillen, omdat het definitieve budget per gemeente pas in mei 2014 bekend wordt gemaakt. Hierin zullen diverse wijzigingen en aanvullingen opgenomen zijn, die nu nog niet meegenomen zijn in de ramingen. En ook het resultaat van de uitvraag van de zorgaanbieders is nog aan wijzigingen onderhevig. NB. De genoemde getallen in tabel 1 betreffen totaalbudgetten zorg voor jeugd voor de regio Zuidoost Utrecht en hebben dus niet alleen betrekking op de bedragen die betrekking hebben op dit regionale arrangement. Financiering Eindtotaal
Meicirculaire (mei 2013) SCP (2013) Uitvraag (2012) € 35.705.190 € 32.215.680 € 38.139.678
Tabel 4: Budgetprognoses 2015 (okt 2013)
In de preambule van dit arrangement is toegelicht hoe gemeenten en zorgaanbieders omgaan met het verschil in cijfers vanuit de verschillende beschikbare bronnen. 4.3 Beleidsuitgangspunten Zuidoost De gemeenten in de regio Zuidoost Utrecht werken sinds 2012 intensief samen aan de voorbereiding van de transitie van de jeugdzorg per 1 januari 2015. Momenteel is er een gezamenlijk regionaal beleidsplan zorg voor jeugd in de maak, dat eind dit jaar in concept wordt voorgelegd aan de vijf lokale gemeenteraden. Het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) heeft de gemeenten hierin ondersteund door het ontwikkelen van scenario’s voor de inrichting van de regionale en lokale infrastructuur en door het opstellen van één regionale en vijf lokale startfoto’s. Hierin staan naast het algemene beeld over de gezondheid van de jeugd in de regio ook gegevens over specifieke vormen van jeugdzorg. Waaronder de gegevens uit de tabel in paragraaf 2.10. De gemeenten in Zuidoost Utrecht hebben de gezamenlijke beleidsuitgangspunten ten behoeve van dit arrangement door de gemeenteraden vast laten stellen. Deze staan hieronder genoemd. De centrale maatschappelijke ambitie voor de zorg voor onze jeugd sluit aan bij de ambitie voor het huidige jeugdbeleid van de vijf gemeenten in de regio Zuidoost Utrecht:
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
14
Voorl-Def
Kinderen in de regio Zuidoost Utrecht groeien gezond en veilig op en kunnen zich daarbij maximaal ontwikkelen en ontplooien. Deze centrale ambitie willen we ook op lange termijn handhaven. We willen, dat de kinderen in Zuidoost Utrecht zich naar vermogen kunnen ontwikkelen tot zelfbewuste en zelfstandige (jong)volwassenen. Bij de transformatie van de zorg voor de jeugd hanteren de gemeenten de volgende uitgangspunten: • • • • • •
Het kind staat centraal vanuit het principe één gezin één plan één regisseur (waar mogelijk sociaal domein breed); De veiligheid van het kind wordt zoveel als mogelijk gewaarborgd; De ondersteuning is mensgericht en stimulerend; De ondersteuning is gericht op het versterken van de eigen kracht en die van de omgeving (familie, wijk, school) en daarmee de professional als coach; Ouders en jeugdigen bepalen (waar mogelijk) de zorg en professionals werken vraaggericht; Er ontstaat een verschuiving van zwaardere naar lichtere zorg - waar mogelijk- en naar preventie.
Naast deze inhoudelijke uitgangspunten kennen de gemeenten de volgende meer procesmatige uitgangspunten voor het omgaan met de aanbieders: • Keuzevrijheid maar onnodige overlap in de zorginzet voorkomen; • Een compleet aanbod in de regio waar ouders en kinderen toegang toe hebben; • Niet uitgaan van gemeentegrenzen, een zorgvrager mag ook gebruik maken van zorg elders, zolang we de coördinatie lokaal kunnen organiseren; • Proactieve houding, actief meedenken over het zorgaanbod, vraag van de cliënt staat centraal; • Focus op de zorg die er vervuld moeten worden in plaats van instellingsbelang: de gemeenten gaan uit van de benodigde functies en expertise en kijken vervolgens wie dat het beste kan uitvoeren. 4.4 Resultaten uit overleg met zorgaanbieders Zoals in de preambule en inleiding (hoofdstukken 1 en 2) al is aangegeven hebben gemeenten, zorgaanbieders en huidige financiers in september gesprekken gevoerd over de invulling van dit transitiearrangement. Daarnaast hebben aanbieders nog aanvullende schriftelijke vragen ontvangen en beantwoord. Hieruit komen diverse aandachtpunten en voorstellen naar voren, die we hieronder uitwerken in de thema’s zorginhoudelijk, randvoorwaardelijk en procesmatig. Zorginhoudelijke voorstellen Uit de constructieve gesprekken en reacties van aanbieders op schriftelijke vragen komen zorginhoudelijke voorstellen naar voren op de volgende vier hoofdlijnen: • Voorstellen om de adequate zorg eerder op de goede plek te krijgen door middel van triage en vroegdiagnostiek. Huisartsen spelen hierin een belangrijke rol vanwege hun verwijsfunctie naar zwaardere zorg. Het is belangrijk dat huisartsen goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden van jeugd- en opvoedhulp binnen de gemeente en in de regio en dat er overleg is tussen de huisartsen en de toeleidingsfunctie in het lokale en/of regionale veld. • Voorstellen om hulp te verkorten en te verlichten. • Voorstellen om behandeling, zorg en ondersteuning op te vangen in het lokale veld, met behulp van specialistische expertise. • Voorstellen voor een snelle integrale aanpak sociaal domein breed. De voorstellen sluiten aan bij de beweging die al sinds een aantal jaren is ingezet, zowel in de provinciale jeugdzorg als de J-GGZ en de JVB/KMB (kinderen met beperking). Aanbieders geven aan dat de mate waarin vernieuwing en ombuigingen te realiseren zijn onder meer afhangen af van de stand van zaken van die beweging en de mogelijkheden van de doelgroep. Het is de uitdaging voor gemeenten en zorgaanbieders om de ingezette beweging te continueren, te versterken en verbreden. Hierin is in 2014 ook al een belangrijke rol weggelegd voor de huidige financiers. Zij kunnen sturen op deze vernieuwing vanuit hun opdrachtgeverschap en wijze van financiering. De provincie Utrecht doet dit in 2013 en 2014 door middel van de experimenteerregeling en de uitvoeringsjaarplannen.
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
15
Voorl-Def Randvoorwaardelijke aandachtspunten Zorgaanbieders en gemeenten constateerden in de gesprekken dat om de gewenste zorginhoudelijke verbeterslagen te maken er lokaal voorwaarden gecreëerd moeten worden om de opgave te kunnen realiseren. Deze onderstaande aandachtspunten hebben betrekking op de lokale infrastructuur: • Kwaliteit. Om lokaal meerdere typen problematiek en meer cliënten op te kunnen vangen, is het nodig om het huidige lokale veld hierop voor te bereiden. Dit kan door nieuwe kwaliteitscriteria in te zetten op een gerichte ontwikkeling. • Capaciteit. Om lokaal meerdere typen problematiek en meer cliënten op te vangen is ook meer expertise nodig in het lokale veld. • Organisatie. Het nieuwe samenspel tussen het lokale veld en de huidige aanbieders van zorg voor jeugd vereist dat dit op een goede, en voor iedereen herkenbare manier wordt georganiseerd. Voorbeelden zijn: toeleiding en coördinatie van zorg. Huisartsen hebben in de jeugdwet een belangrijke rol voor doorverwijzing. Om de kosten in de hand te houden, is het belangrijk en verplicht dat gemeenten en huisartsen goede afspraken hierover maken. • Versterken lokale initiatief. Het is de uitdaging voor de zorgaanbieder om aan te sluiten op bestaand lokaal collectief aanbod en vrijwilligerswerk en dit te versterken. Hierbij moet overprofessionalisering van de lokale infrastructuur voorkomen worden. Dit vraagt naast nieuwe kennis en vaardigheden ook het kunnen toepassen van de nieuwe rol, het bijbehorende gedrag en de opstelling van alle professionals. Naast de bovenstaande randvoorwaardelijke aandachtspunten delen de zorgaanbieders een aantal zorgpunten met betrekking tot de transitie. Deze staan hieronder. • Zorgaanbieders vinden dat de transitie niet moet leiden tot nieuwe schotten en grote verschillen tussen gemeenten onderling en tussen regio’s voor wat betreft de wijze van financiering, administratieve lasten en verantwoordingsystematiek. • Zorgaanbieders geven aan dat het voor hen een uitdaging is om enerzijds generalistisch lokaal te werken en anderzijds specialistische kennis te behouden. Voor het borgen van specialistische deskundigheid is volgens zorgaanbieders belangrijk om het op het juiste schaalniveau te organiseren. Procesmatige aandachtpunten Om de bovenstaande zorginhoudelijke en randvoorwaardelijke aandachtspunten op te kunnen pakken, is het noodzakelijk dat gemeenten en zorgaanbieders een gezamenlijk en helder vervolgproces afspreken. Dit proces willen de gemeenten in Zuidoost Utrecht in samenspraak met zorgaanbieders – lokaal en (boven-) regionaal – inrichten. Aandachtspunten bij de inrichting van dit proces zijn: • Prioritering binnen de opgave: Er is een veelheid aan onderwerpen die in korte periode opgepakt moet worden. Het maken van gezamenlijke keuzes over de volgorde waarin en intensiteit waarmee dingen worden opgepakt, brengt focus aan en voorkomt dat organisaties en hun medewerkers overbelast worden. • Een manier vinden om met de veelheid aan actoren om te gaan: Gemeenten krijgen te maken met meer aanbieders dan in het verleden, zorgaanbieders krijgen te maken met meer opdrachtgevers (gemeenten). Voor de voortgang in het proces is het nodig om tempo te behouden en tegelijkertijd iedereen goed aangesloten te houden. • Besef van onderlinge samenhang en afhankelijkheid: De transitie en transformatie betekenen een nieuwe inrichting van het stelsel op verschillende niveaus (rondom de cliënt, in de lokale infrastructuur ed.). In dit stelsel opereert niemand alleen en is er altijd sprake van wederzijdse afhankelijkheden. In de vormgeving van het proces dient rekening gehouden met het feit dat de ene ontwikkeling de ander beïnvloedt. • Rekening houden met het vinden van oplossingen voor de financiële knelpunten, die een verschuiving naar het lokale veld in de weg staan: De landelijke evaluatie van de huidige jeugdwet in 2009 heeft aangetoond dat sprake is van een verkokerd jeugdveld, waarbij de verschillende wijzen van financiering samenwerking in de weg staan. De transitie gaat enerzijds gepaard met een korting waardoor er minder middelen beschikbaar zijn, anderzijds is er de kans de beperkingen door financiële schotten weg te nemen. Hiermee moet zo vroeg mogelijk mee begonnen worden. • Blijven monitoren en delen wat de effecten zijn van de afspraken die we in dit transitiearrangement met elkaar maken: Dit transitiearrangement is een weergave van het gewenste beeld in 2015 op basis van de huidige kennis. De komende maanden zal er echter veel gaan gebeuren en zal er ook veel nieuwe
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
16
Voorl-Def informatie vrijkomen. Het is zaak om het transitiearrangement te blijven toetsen op basis van het voortschrijdende inzicht. 4.5 Hoofdlijnen regionale arrangement regio Zuidoost Utrecht. Gemeenten en zorgaanbieders komen in dit regionale transitiearrangement de onderstaande hoofdlijnen overeen. Hierover worden procesafspraken gemaakt. Budget en financiën - De gemeenten uit Utrecht Zuidoost bestemmen het vrij besteedbare budget (zie hoofdstuk 2, paragraaf financiën voor toelichting) voor de zorg van dit regionale gedeelte van het arrangement in 2015 ook daadwerkelijk aan deze taken. Het betreft de taken: preventie, signalering, vroeg interventie en toeleiding, generalistische ondersteuning en een deel van de specialistische ondersteuning. De gemeenten hebben de intentie om van dit vrij besteedbare budget 80% te bestemmen aan de instellingen om vanaf 1 januari 2015 ten minste het volgende te kunnen doen: o Het continueren van zorg aan zittende cliënten die afkomstig zijn uit de regio Zuidoost Utrecht. o Danwel om zorg te kunnen leveren aan cliënten uit Zuidoost Utrecht die vanuit de wachtlijst 2014 in 2015 toegeleid worden naar de zorg waar ze aanspraak op maken. o Het kunnen opvangen van instroom van nieuwe cliënten. Over de wijze van de inzet van die 80% maken gemeenten en zorgaanbieders nadere afspraken in het kader van inrichting van het lokale veld en zorgvernieuwing. De resterende 20% van het beschikbare budget voor zorg uit dit regionale arrangement zal dus ook zorg worden ingekocht. Daarbij gebruiken gemeenten deze ruimte om de gewenste vernieuwing te kunnen doorvoeren. Zorgvernieuwing over de gehele linie is uiterst noodzakelijke om enerzijds de inhoudelijke transformatie vorm te geven en anderzijds budgettair uit te komen. Door deze intentie wordt in 2015 niet alleen de continuïteit van zorg gewaarborgd maar kunnen organisaties ook nieuwe cliënten laten instromen. Hierdoor krijgen de zorgaanbieders niet te maken met een sterke terugloop van volume en hebben ze ook voldoende mogelijkheden om hun frictiekosten te beperken. -
Gemeenten en zorgaanbieders onderkennen dat er vanaf 2015 minder geld voor zorg beschikbaar is dan nu het geval. Het ombouwen van de bestaande inrichting naar een nieuwe is noodzakelijk om in 2015 met minder middelen voldoende kwantiteit en kwaliteit te kunnen blijven bieden. De gemeenten en zorgaanbieders zullen actief blijven zoeken naar slimme en efficiënte oplossingen. Gemeenten en zorgaanbieders onderkennen hierbij dat vormgeving van zorg en het aanpassen van de bedrijfsvoering twee verschillende onderwerpen zijn.
-
Woonplaatsbeginsel. De nieuwe Jeugdwet bevat het zogenaamde woonplaatsbeginsel, dat inhoudt dat de gemeente financieel verantwoordelijk is voor de ondersteuning, hulp en zorg van alle jeugdigen van wie degene die het gezag heeft over de jeugdige in de gemeente verblijft. Uitgangspunt voor dit arrangement is financiering op basis van woonplaatsbeginsel. Wanneer op 1 januari 2015 de zorg voor jeugdigen gecontinueerd wordt, is het in de wet opgenomen artikel met betrekking tot het woonplaatsbeginsel leidend in de bekostiging van de zorg voor jeugdigen. Uit de uitvraag bij aanbieders bleek dat zorgorganisaties het woonplaatsbeginsel op verschillende manieren toepassen. Deze toepassingen wijken vaak nog af van de inhoud van de formulering zoals deze in de concept jeugdwet is opgenomen. Gemeenten en zorgorganisaties onderkennen dat het gebrek aan eenduidigheid op dit punt financiële onzekerheid met zich meebrengt en ze streven er dan ook naar dit beginsel per 2015 wel eenduidig toe te passen. Gezien het relatief grote aantal instellingen in de regio Zuidoost Utrecht is het eenduidig en correct toepassen van het woonplaatsbeginsel een belangrijk aandachtspunt.
Zorgvernieuwing - De gemeenten en zorgaanbieders in de regio Zuidoost zetten in 2014 in op een gezamenlijke stapsgewijze zorgvernieuwing, waardoor er in 2015 zo veel mogelijk preventief en vroegtijdig kan worden geregeld. Zorgaanbieders bereiden hun organisaties zo voor, dat hun professionals niet alleen onderdeel uitmaken van de lokale infrastructuur, maar ook dat gezamenlijke ambities bereikt worden. De zorgvernieuwing is onderdeel van de nadere afspraken die gemeenten en
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
17
Voorl-Def zorgaanbieders maken over de wijze van de inzet van de 80% waarvan de gemeenten de intentie hebben die te willen bestemmen (zie onder het kopje budget en financiën) voor zorg. In 2013 en 2014 wordt al geoefend met het versterken van het preventieve voorveld. In september zijn in alle gemeenten pilots gestart. Hierin wordt geëxperimenteerd met het inzetten van tweedelijns zorg. Een aanname in de pilots is dat, door het inzetten van tweedelijns jeugdzorg in het preventieve voorveld, kinderen minder snel doorstromen naar zware jeugdzorg. De pilots hebben een looptijd van een jaar. De inhoudelijke en financiële leerpunten uit deze pilots worden gebruikt bij het verder vormgeven van het lokale veld vanaf 2015. De gemeenten stellen in 2014 inkoopvoorwaarden op waarmee de zorgvernieuwing gericht vormgegeven en gemonitord kan worden. In de paragraaf ‘Resultaten uit overleg met zorgaanbieders’ hebben we reeds de generieke aandachtspunten bij het onderwerp zorgvernieuwing weergegeven. Toeleiding - De taken ‘Toeleiding hulp’ en ’Zorgmelding en professionals’, dienen door de nog te vormen wijkteams/ CJG+/generalistische teams uitgevoerd te gaan worden, waar nodig met consultatie en diagnostiek vanuit de specialistische zorg. In 2014 moet overdracht van de kennis en expertise, om deze taken uit ten kunnen voeren, plaatsvinden, zodat de taken in 2015 verantwoord uitgevoerd kunnen worden inclusief kwaliteitswaarborg. Vrijgevestigden - Voor de vrijgevestigden wordt als groep een deel van het beschikbare budget gereserveerd. De gemeenten in de regio Zuidoost Utrecht organiseren in het najaar van 2013 een informatiebijeenkomst voor de vrijgevestigden. De vrijgevestigden zijn daarmee geen betrokken partij in dit transitiearrangement, maar er wordt wel rekening met hen gehouden. Overig - MEE ondersteunt mensen met een beperking en is partner van de CJG’s in de regio Zuidoost Utrecht. Omdat de transitie jeugdzorg ook voor een deel gaat over kinderen met een beperking, hebben de gemeenten uit de regio Zuidoost Utrecht ook met MEE gesproken. Echter, MEE voert op dit moment geen zorgvormen uit die onder jeugdzorg vallen, en daarom wordt dit transitiearrangement niet met MEE gesloten.
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
18
Voorl-Def
Bijlage 1: Zorgaanbieders Organisatie
Organisatie
Abrona Agathos, onderdeel van Leliezorggroep Altrecht Amerpoort Bartimeus Bosman GGZ Bureau Jeugdzorg Utrecht Comenius De Bascule De Geheime Tuin De Rading De Waag GGZ centraal GGZ Heuvelrug Humanitas DMH Indigo Intermetzo Inzowijs Karakter Leger des Heils Lijn 5
Lindenhorst-Almata Molemann Mental Health Opvoedpoli en Care-Express Utrecht Pluryn - De Hoenderloo Groep Pluryn - Hoenderloogroep Psymens Zorggroep Reinaerde s Heeren Loo Stichting De Barrage Stichting Eleos Stichting gereformeerd Jeugdwelzijn Stichting Parlan jeugd en opvoedhulp Stichting Taalhulp Timon Trajectum-Novum UMC Victas Virenze WSG Zandbergen Vrijgevestigden
Bovenstaande tabel is een lijst met zorgaanbieders die op het moment van vaststellen van dit transitiearrangement bekend waren bij de gemeenten en waarvan bekend is dat zij momenteel cliënten afkomstig uit onze regio in hulp hebben. Deze lijst is daarmee hoogstwaarschijnlijk niet compleet, aangezien zich nog steeds aanbieders bij de gemeenten melden.
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
19
Voorl-Def
Bijlage 2: Checklist 1 2
3 4 5 6 7 8
9 10
11
12
13 14 15 16 17 18
Het arrangement heeft in ieder geval betrekking op het jaar 2015 Het arrangement heeft betrekking op cliënten die op 31-12-2014 in zorg zijn en op cliënten die op 31-12-2014 een aanspraak op zorg hebben, maar deze zorg op dat moment nog niet krijgen Het arrangement heeft betrekking op alle zorg waarvoor gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk worden Het arrangement heeft betrekking op zorgaanbieders, uitvoerders van jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering en activiteiten van het AMK Het arrangement heeft betrekking op maatregelen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering en de activiteiten van het AMK De afspraken over continuïteit van pleegzorg in het arrangement kennen geen maximumduur Het arrangement geeft aan hoe en bij wie de toeleidingsfuncties met ingang van 2015 zijn belegd Het arrangement geeft aan of bestaande aanbieders de zorg aan “zittende cliënten” in 2015 met de voorgenomen budgetten van gemeenten zullen continueren Het arrangement geeft aan hoe gemeenten de zorgcontinuïteit van “wachtlijstcliënten” realiseren Het arrangement geeft aan welk budget gemeenten in 2015 voornemens zijn aan te wenden per aanbieder, per type zorg en voor hoeveel jeugdigen en trajecten (hierbij kan rekening worden gehouden met het onderscheid in hulpaanbieders, zoals beschreven in de uitwerking van de arrangementen die is bijgevoegd bij de brief van de Staatssecretaris van VWS van 26 juni jl.) Het arrangement bevat een inventarisatie van de frictiekosten per aanbieder
Het arrangement omvat een onderbouwing van de frictiekosten per aanbieder op basis van de door de gemeenten aangegeven plannen over zorginkoop per 1-12015 Uit het arrangement blijkt op welke wijze en in hoeverre de frictiekosten worden beperkt Het arrangement is opgesteld na goed overleg met de huidige financiers en de relevante aanbieders Het arrangement is opgesteld door de samenwerkende gemeenten in een regio De regio die een arrangement heeft opgesteld stemt overeen met de indeling die aan de VNG is aangereikt Het arrangement is op bestuurlijk niveau in de regio vastgesteld Het arrangement is uiterlijk 31 oktober 2013 door de TSJ ontvangen
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
Ja Ja
Ja Ja Ja Ja Ja, regionaal Reactie aanbieders is gevraagd Ja, regionaal Ja
Geborgd in proces afspraken. Ja
Ja Ja Ja Ja Ja Ja
20
Voorl-Def
Bijlage 3: Gemeenten Gemeente Regio Eemland Gemeente Amersfoort Gemeente Baarn Gemeente Bunschoten Gemeente Eemnes Gemeente Leusden Gemeente Soest Gemeente Woudenberg Regio Foodvalley Gemeente Renswoude Gemeente Rhenen Gemeente Veenendaal Regio Lekstroom Gemeente Houten Gemeente IJsselstein Gemeente Lopik Gemeente Nieuwegein Gemeente Vianen Regio Utrecht Gemeente Utrecht Regio Zuidoost Gemeente Bunnik Gemeente De Bilt Gemeente Utrechtse Heuvelrug Gemeente Wijk bij Duurstede Gemeente Zeist Regio Utrecht West Gemeente Montfoort Gemeente Oudewater Gemeente Ronde Venen Gemeente Stichtse Vecht Gemeente Woerden Gemeente Weesp (Noord-Holland) Gemeente Wijde Meeren (Hoord-Holland)
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
21
Voorl-Def
Bijlage 4: Reacties zorgaanbieders Later aanvullen
2013-10-11 Transitiearrangement zuidoost_vs na BWO
22