Behavioural and Societal Sciences Van Mourik Broekmanweg 6 2628 XE Delft Postbus 49 2600 AA Delft
TNO-rapport TNO 2012 R10397
www.tno.nl
Economische Verkenningen Regio Utrecht
T +31 88 866 30 00 F +31 88 866 30 10
[email protected]
Datum
20 augustus 2012
Auteur(s)
Walter Manshanden Thijmen van Bree Elmer Rietveld Olaf Koops Frans van der Zee
Exemplaarnummer Oplage Aantal pagina's Aantal bijlagen Opdrachtgever Projectnaam Projectnummer
78 (incl. bijlagen) 2
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, foto-kopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor opdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belang-hebbenden is toegestaan. © 2012 TNO
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
2 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Samenvatting
Vraagstelling De kernvraag in dit project is in welke mate de economie van de provincie Utrecht is gegroeid op de lange termijn en welke bedrijfstakken een bijzondere rol aan die economische ontwikkeling hebben geleverd. Vervolgens is de vraag in welke mate topsectoren en speerpunten (sleutelbedrijfstakken in het beleid van de regio Utrecht) aan de gebleken economische ontwikkeling hebben bijgedragen. De analyse is uitgevoerd aan de hand van de ontwikkeling van toegevoegde waarde. Daarnaast is naar werkgelegenheid gekeken, arbeidsproductiviteit en gemiddelde bedrijfsgrootte. De provincie Utrecht ontwikkelde in het verleden zeer gunstig: een Global Economy groeipad op de lange termijn De provincie Utrecht heeft op de lange termijn een fors hogere groei laten zien dan Nederland als geheel op de lange termijn. Gedurende drie decennia groeide de toegevoegde waarde van de provincie Utrecht circa 0,7 tot 1,2 procent sneller dan Nederland als geheel. De provincie Utrecht groeide eveneens sneller dan NoordBrabant, namelijk gemiddeld 0,2 procent per jaar over de periode 1971-2006, en 0,9 procent sneller dan de Randstad over de genoemde periode. Terugslag 2001-2006, herstel daarna De economie van de provincie Utrecht is niet onkwetsbaar. De economie van de provincie Utrecht groeide tussen 1996 en 2011 gemiddeld weliswaar boven het landelijke gemiddelde, maar kende een flinke groeiachterstand tussen 2001 en 2006. Per saldo lijkt deze terugval te zijn veroorzaakt door een crisis in de bouw (getuige de economische ontwikkeling in zowel de sectoren bouw als onroerend goed), en de consumptie (detailhandel en horeca). Dit zijn sectoren die van de binnenlandse markt afhankelijk zijn. Het lijkt erop dat de groei die in gang was gezet door overmatige kredietverlening in de jaren 1996-2001, in de provincie Utrecht wegzakte door het knappen van de internet zeepbel. De periode na 2006 liet echter weer herstel zien. Bijdrage van sectoren aan structurele economische ontwikkeling van de provincie Utrecht: vier belangrijke bedrijfstakken in de dienstverlening De analyse wees uit dat er vier bedrijfstakken voor Utrecht van groot belang zijn – deze zijn omvangrijk, overgeconcentreerd in de provincie Utrecht en hebben een hoge groei:
informatie en communicatie; specialistische zakelijke diensten; financiële diensten en groothandel.
De sector cultuur/sport/recreatie is ook overgeconcentreerd in de provincie Utrecht, heeft er een hoge gemiddelde jaarlijkse groei van de toegevoegde waarde, maar is er bescheiden in omvang. Bedrijfstakken waarin de regio niet gespecialiseerd is, maar die er wel een hoge groei vertonen zijn de zorg en nutsbedrijven (energie, water en afvalbeheer).
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
3 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Rol van topsectoren en speerpunten in de provincie Utrecht beperkt Topsectoren en ook de speerpunten zijn over het algemeen ondervertegenwoordigd in de provincie Utrecht. Alle topsectoren, op creatieve industrie na, hebben een geringer aandeel in de Utrechtse economie dan in geheel Nederland. Voor de creatieve industrie geldt echter dat de aandelen in de Randstad en Noord-Brabant hoger zijn. Wel zijn er enige topsectoren en speerpunten die van absoluut belang zijn voor de provincie Utrecht. Dat zijn agro&food, hightech systemen en materialen, creatieve industrie, logistiek, en de extra topsector bouw. Voorts hebben de speerpunten duurzaamheidseconomie en gezondheidseconomie een substantiële omvang in de provincie Utrecht. Qua groei springen voor de provincie Utrecht de creatieve industrie en de duurzaamheidseconomie er positief uit ten opzichte van de referentieregio’s. Andere topsectoren met de relatief hoogste groei in Utrecht zijn: creatieve industrie, hightech systemen/materialen, en water. De essentie is dat andere bedrijfstakken dan de topsectoren van belang zijn voor de Utrechtse economie. Anders gezegd, de Utrechtse economie heeft een comparatief voordeel voor andere sectoren dan de topsectoren. Bedrijfsomvang: veel grote bedrijven in Utrecht, ook toenemende kleinschaligheid Het is voorts gebleken dat in Utrecht de bedrijven in snel tempo kleiner worden. De gemiddelde bedrijfsgrootte is er gehalveerd tussen 1996 en 2011. Dit geldt voor bijna alle sectoren, behalve de overheid en de financiële instellingen. De schaalverkleining treedt juist op in de voor Utrecht belangrijke sectoren. Echter, in absolute zin zijn er in Utrecht nog altijd relatief meer grote bedrijven gevestigd (groter dan 100 werkzame personen) dan in Nederland. Niettemin is de beweging in Utrecht duidelijk: veel meer kleine bedrijven. Hernieuwde groei in de gemeente Utrecht: agglomeratievoordeel Het proces van schaalverkleining lijkt een ruimtelijke dimensie te hebben binnen Utrecht. Gebleken is dat in recente jaren – 2006-2011 – de groei van Utrecht als geheel weliswaar terugkeert naar het pad van voor de sterke terugval over de jaren 2000-2005, maar dat het ruimtelijk patroon wijzigt. De economische ontwikkeling is na 2005 veel meer op de gemeente Utrecht gericht. Dit heeft mogelijk een relatie met de gebleken schaalverkleining in Utrecht. Er zijn in absolute zin veel kleine bedrijven bijgekomen, en het is mogelijk dat de juist de stedelijke omgeving van Utrecht een voordeel biedt voor kleinschalige bedrijven: ruimtebeperking speelt geen rol, aangevuld door lage transactiekosten en transportkosten door onderlinge nabijheid. Kleine bedrijven zijn afhankelijk van netwerkvoordelen (‘economies of scope’ in plaats van ‘economies of scale’). Vijf kansrijke sectoren in 2020 voor de provincie Utrecht In de projectie voor 2020 op basis van door het CPB gegeven groeicijfers per sector, en het feit dat de provincie Utrecht een Global Economy scenario heeft doorlopen de afgelopen decennia, komen we op de volgende sectoren die van belang zijn. Onder de veronderstelling van de groei per sector in een GE scenario van het CPB, blijkt dat de volgende sectoren aan belang winnen in de Utrechtse economie tot 2020:
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
4 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Informatie en communicatie (12,2 procent in 2020) Vervoer en opslag (4,4 procent in 2020) Groothandel (8,7 procent in 2020) Detailhandel (5 procent in 2020) Financiële diensten (9,4 procent in 2020)
Topsectoren en speerpunten in 2020: bescheiden extra bijdrage enige topsectoren Dit zijn andere sectoren dan de topsectoren of de speerpunten. Gezondheidseconomie en duurzaamheidseconomie hebben ruwweg dezelfde aandelen in Utrecht in 2020. Van de topsectoren hebben agro/food, hightech systemen en materialen, logistiek en creatieve industrie substantiële en toenemende aandelen in de Utrechtse economie. Het totale belang van de topsectoren is voor de Utrechtse economie echter niet bijzonder. Maximale groeipotentie hoog. Het Global Economy scenario is Utrecht gunstig gezind De maximale groeipotentie van de Utrechtse economie komt op 4,1 procent per jaar tussen 2011 en 2020. Dit lijkt een onwaarschijnlijk hoog getal in de huidige context, maar vloeit voort uit een combinatie van twee veronderstellingen: sectorale groei in een CPB scenario die in verhouding is verhoogd tot de maximale gemiddelde groei die Utrecht in de periode na 1990 over zeven jaar heeft ondervonden. Door productiviteitsstijgingen die in het GE scenario zijn aangenomen, is de extra vraag naar werkgelegenheid geringer: deze is in het GE scenario voor 2020 gemiddeld 0,7 procent per jaar. Bij een groei van het brp in het GE scenario van 2,9% per jaar impliceert dat een productiviteitstoename van 2,2 procent per jaar. Geen wijziging van beleid: wat als? Agglomeratievorming, kleinere bedrijven en relatief stijgende grondprijzen mogelijk Een vraag is wat er met de Utrechtse economie gebeurt als er geen verandering van het ingezette beleid is. Nu zijn toekomstvoorspellingen ijdel; scenario’s dienen als verkenningen voor de lange termijn en voorspelmodellen dienen als instrumenten voor de korte termijn. Niettemin is de meest basale aanname over de toekomst de volgende: de comparatieve voordelen zullen verder ontwikkelen in de richting die ze al gedaan hebben. Datgene waar een regio in is gespecialiseerd door relatieve kostenvoordelen, waarbij elke regio een unieke combinatie heeft, verandert niet snel. Dat betekent dat de industrie verder achterblijft bij de rest van de economie, en dat informatie & communicatie, groothandel, financiële en specialistische zakelijke diensten verder blijven ontwikkelen. Duidelijk is dat er een schaalverkleining gaande is die juist deze sectoren raakt. Dat betekent dat de ruimtelijke condities anders worden, en daarmee de lokatie-eisen. Vanuit deze achtergrond wordt de groei in de gemeente Utrecht na 2006 begrijpelijk. Het houdt in dat agglomeratievoordelen een groter belang hebben in de ontwikkeling van de economie van Utrecht en dat de gemeente Utrecht relatief belangrijker wordt. Bij niets doen zal de ruimte in de gemeente Utrecht schaarser worden, hetgeen te zien zal zijn in (relatief) hogere grondprijzen
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
5 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Inhoudsopgave
1.1 2 2.1
Samenvatting
2
Inleiding Aanpak
6 7
2.2 2.3 2.4 2.5
De economie van Utrecht anno 2012 9 Economische ontwikkeling Utrecht in vergelijking met Nederland, referentieregio’s en Europese regio’s 9 Conclusies economische ontwikkeling Provincie Utrecht 30 Specialisatie van de regionale economie van de provincie Utrecht 32 Economisch belang van Speerpunten en Topsectoren voor Utrecht 42 Conclusies 47
3 3.1 3.2 3.3
De provincie Utrecht in 2020 Scenario keuze Prognose sectoren tot aan 2020 Prognose Speerpunten en Topsectoren tot en met 2020
49 49 51 54
4
Conclusies
58
Bijlage 1: Statistische bijlage
63
Bijlage 2: Afbakening Topsectoren en Speerpunten
74
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
6 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Inleiding De Taskforce Innovatie Regio Utrecht (TFI) en de Kamer van Koophandel MiddenNederland willen met het oog op beleid meer inzicht krijgen in de robuustheid van de economische prestaties van de Utrechtse economie. Een achterliggende doelstelling is om een discussie over de economische toekomst van de regio in gang te brengen tussen belangrijke stakeholders in de provincie Utrecht. Hierbij spelen landelijke topsectoren, getrokken door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) en focusgebieden of speerpunten waar de provincie Utrecht sterk op inzet, een belangrijke rol. De vraag is of door middel van gericht beleid de economische prestaties van (top)sectoren in de provincie Utrecht kunnen worden versterkt (zoals groei in toegevoegde waarde of nieuwe bedrijvigheid). Hiertoe is inzicht benodigd in: -
de economie van Utrecht anno 2012 en de groeipotenties richting 2020 alle topsectoren of speerpunt sectoren in de provincie Utrecht en hun groeipotenties richting 2020.
Hiertoe hebben TFI en KvK Midden-Nederland gezamenlijk opdracht gegeven aan TNO om een economische verkenning voor de regio Utrecht op te stellen. De vraagstelling is als volgt geformuleerd: Wat zijn de belangrijke en kansrijke (top)sectoren in de provincie Utrecht, nu en in 2020, en wat is de groeipotentie van de economie van de provincie Utrecht en van de belangrijke en kansrijke (top)sectoren? Daarbij zijn de volgende deelvragen geformuleerd: 1. Hoe presteren verschillende (top)sectoren ten opzichte van elkaar en ten opzichte van andere regio’s? 2. Welke (top)sectoren in de provincie Utrecht dragen het meeste bij aan de economische ontwikkeling anno 2012? 3. Wat is het verwachte belang van de (top)sectoren in 2020 in de provincie Utrecht? 4. Wat is de maximale groeipotentie van de economie van de provincie Utrecht en van de belangrijke en kansrijke (top)sectoren in 2020? 5. Wat gebeurt er met de economie van de provincie Utrecht in 2020 als we niets doen (dat is: geen verandering van het ingezette beleid)?
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
7 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
1.1
Aanpak Op verzoek van TFI en KvK Midden-Nederland heeft TNO kwantitatief onderzoek verricht aan de hand van de indicatoren toegevoegde waarde (brp in basisprijzen), werkgelegenheid, en aantal vestigingen. De analyse van de uitgangspositie van de economie van de provincie Utrecht: een economische ‘foto’ anno 2011 en een analyse van de historische economische ontwikkeling over de periodes 1970-2006 en 1996-2011 is gebaseerd op de meest recente gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS); in het bijzonder de Nationale Rekeningen, Arbeidsrekeningen en Regionaal Economische Jaarcijfers (REJ). Daarnaast hebben TFI/KvK Midden-Nederland data over banen en vestigingen uit het Provinciaal Arbeidsplaatsenregister Utrecht (PAR) beschikbaar gesteld. Aanvullend is nog gebruik gemaakt van LISA2011. De economische ontwikkelingen in de provincie Utrecht, en hierbinnen de stadsgewesten en steden Amersfoort en Utrecht, zijn vergeleken met het Nederlandse gemiddelde en de referentieregio’s provincie Noord-Brabant, de Randstad, en enkele grootstedelijke regio’s in Europa. Voor het tweede deel van het onderzoek dat betrekking heeft op de groeipotenties tot aan het jaar 2020 is gebruik gemaakt van scenarioanalyse. Deze is geënt op de bestaande CPB-scenario’s (de zogenaamde WLO-scenario’s). De analyse van focusgebieden en speerpunten in de provincie Utrecht is gebaseerd op de afbakening die door TFI/KvK Midden-Nederland wordt gehanteerd en aan TNO beschikbaar is gesteld. Voor de landelijke topsectoren is waar mogelijk aangesloten bij de door het CBS, Agentschap NL en Topteams vastgestelde afbakeningen. Voor enkele topsectoren bestaat een dergelijke gecoördineerde afbakening nog niet. In die gevallen is door TNO een eigen afbakening gekozen, zoveel mogelijk in lijn met eerder onderzoek uit 2011, in opdracht van Agentschap NL. Er is getracht om dubbeltellingen (overlap tussen topsectoren) zoveel mogelijk te voorkomen. Hierbij zijn enkele, in zekere zin arbitraire, keuzes gemaakt door de onderzoekers. Een gedetailleerd overzicht van de afbakening van topsectoren en speerpunten is opgenomen in bijlage 2. Toelichting variabelen: Toegevoegde waarde in basisprijzen: dat is de omzet minus het intermediaire verbruik exclusief kostprijsverhogende belastingen en subsidies Werkgelegenheid: Het CBS hanteert de begrippen arbeidsvolumes, werkzame personen en banen. Het arbeidsvolume registreert letterlijk het aantal gewerkte uren, het begrip werkzame personen drukt het aantal mensen uit dat werkt, en banen geven het aantal posities op de arbeidsmarkt. Bij de berekening van de arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde gedeeld door arbeidsvolume) wordt dan ook uitgegaan van het arbeidsvolume. Bij de bespreking van de werkgelegenheid op hoofdlijnen wordt uitgegaan van werkzame personen (bijvoorbeeld in de internationale vergelijking). Echter, om de topsectoren en speerpunten en om de ontwikkeling van het aantal vestigingen in beeld te brengen, is het gebruik van PAR/LISA noodzakelijk. Het voordeel van deze bron is het detail, het nadeel is dat deze niet vergelijkbaar is met het begrip werkzame personen van het CBS. Per tabel over werkgelegenheid is vermeld of het begrip werkzame personen van het CBS is gebruikt, of de werkgelegenheid volgens PAR/LISA is gegeven.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397 Economische Verkenningen Regio Utrecht
8 / 79
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
9 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
2
De economie van Utrecht anno 2012
2.1
Economische ontwikkeling Utrecht in vergelijking met Nederland, referentieregio’s en Europese regio’s De kernvraag is hoe hoog de groei van de toegevoegde waarde van Utrecht is geweest in het verleden en aan welke bedrijfstakken, waaronder topsectoren en speerpunten, dat is toe te schrijven. Dit hoofdstuk geeft antwoord op deze vraag. Dat wordt gedaan door eerst de totale toegevoegde waarde van de provincie Utrecht te beschouwen op de lange termijn (vanaf 1971). Vervolgens wordt dat voor de periode 1996-2011 uitgevoerd, en worden ook deelregio’s en deelperioden beschouwd. Daarna volgt een internationale vergelijking. Vervolgens wordt de aandacht verlegd naar sectoren: eerst alle sectoren, optellend tot het totaal van de provincie Utrecht. Dan levert inzicht op in de vraag aan welke sectoren Utrecht zijn economische ontwikkeling heeft te danken en waar de regio sterk in is. Dan volgt een soortgelijke analyse, maar dan met topsectoren en speerpunten. Topsectoren en speerpunten zijn selecties van bedrijfstakken en tellen niet op tot het totaal van de regio. Dit levert conclusies op over de mate waarin topsectoren en speerpunten bijdragen aan de economische groei van de provincie Utrecht. De analyse vindt in hoofdzaak plaats aan de hand van de ontwikkeling van de toegevoegde waarde; werkgelegenheid en arbeidsproductiviteit worden ook beschouwd. Er zal bijzondere aandacht worden geschonken aan het aantal vestigingen en de bedrijfsgrootte met het licht op de tegenwoordige schaalverkleining in het productieproces.
2.1.1
Economische groei: ontwikkeling toegevoegde waarde: ontwikkelingen periode 1971-2006 en 1996-2011 De provincie Utrecht is op de lange termijn ten opzichte van Nederland, de provincie Noord-Brabant en de Randstad zonder meer een economisch succesvolle regio. Indien het bruto regionaal product (brp), ofwel de som van alle toegevoegde waarde, van deze regio’s in 1970 op 100 wordt gesteld (zie figuur 2.1), is duidelijk zichtbaar dat Utrecht in 2006 de hoogste indexwaarde heeft bereikt. De Randstad ontwikkelde zich enigszins trager dan Nederland. Het brp van de provincie NoordBrabant heeft een met de provincie Utrecht vergelijkbare ontwikkeling van het brp, alleen is deze wat minder uitbundig dan die van de provincie Utrecht. Opvallend in de ontwikkeling van het brp van de provincie Utrecht is de groeiversnelling in de jaren negentig, gevolgd door een terugval na 2000. Deze versnelling gevolgd door een terugval is ook in de ontwikkeling van de andere regio’s zichtbaar, maar in Utrecht is deze uitgesprokener.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
10 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht Figuur 2.1 Lange-termijn economische ontwikkeling Nederland, provincie Utrecht en de referentieregio’s Noord-Brabant en Randstad (1970-2006)
Ontwikkeling toegevoegde waarde (bbp/brp in basisprijzen), index 1970=100
Bron: CBS, bewerking TNO
Tabel 2.1
Historische groei toegevoegde waarde naar regio
Gemiddelde groei in % per decennium,1971-2006* 197119712006 1981
19811991
19912001
20012006
Gemiddelde groei in % Provincie Utrecht
3,2
3,2
3,1
4,2
1,1
Provincie Noord-Brabant
3,0
2,4
3,6
3,6
1,8
Randstad
2,3
1,6
2,4
3,0
2,0
w.v. Noordvleugel
2,3
1,5
2,4
3,2
2,3
w.v. Zuidvleugel
2,2
1,7
2,5
2,9
1,5
Nederland
2,5
2,5
2,4
3,0
1,7
Groeiverschil Utrecht – Nederland
0,7
0,7
0,7
1,2
-0,6
* De laatste periode is korter dan 10 jaar (2001-2006) Bron: CBS, bewerking TNO
De gemiddelde jaarlijkse groei van het brp van de provincie Utrecht ligt op de lange termijn, dat wil zeggen de periode 1971-2006, op 3,2 procent per jaar. Dat van Nederland ligt over deze periode op 2,5 procent. Het verschil in groei van de toegevoegde waarde tussen Utrecht en Nederland is 0,7 procent, hetgeen hoog is. De gemiddelde jaarlijkse groei per decennium laat een interessant patroon zien. De maximale groei van de provincie Utrecht bedroeg gemiddeld 4,2% procent over de jaren 1991-2001, terwijl Nederland niet boven een groeicijfer van 3%, overigens in hetzelfde decennium, uitkwam. De score van Utrecht ligt ook boven die van de referentieregio’s Randstad en Noord-Brabant, hoewel het verschil met NoordBrabant niet zo heel groot is.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
11 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Opvallend is dat tussen 1971-2001 het groeipad van Utrecht consequent beter is dan dat van Nederland, en beweegt het positieve groeiverschil zich tussen de 0,7 en 1,2 procent per jaar. De jaren 2001-2006 laten een heel ander patroon zien. Dan loopt de gemiddelde jaarlijkse groei van Utrecht plotseling achter ten opzichte van Nederland. Het verschil is behoorlijk (-0,6 procent) en is een breuk met de decennia ervoor. De provincie Utrecht valt over de jaren 2001-2006 ook terug ten opzichte van de Randstad; het brp van Utrecht groeit dan gemiddeld 0,9 procent per jaar trager dan de gehele Randstad. De provincie Noord-Brabant maakt, anders dan de Randstad, een vergelijkbare terugval door. Deze breuk is van belang. We bezien hier nog slechts de totale groei van het brp op de lange termijn. Hiermee karakteriseren we de regionale economie van Utrecht en kiezen we een scenario voor het toekomstige groeipad van de provincie Utrecht. Omdat de kernvraag van dit project is welke (top)sectoren bijdragen aan het huidige en toekomstige groeipad van de provincie Utrecht, is het van belang te achterhalen of deze breuk in het groeipad een sectorale dimensie heeft. Deze analyse komt later aan de orde. In het volgende gaan we eerst verder in op de ontwikkeling van het brp over de periode 1996-2011 en de verschillende deelregio’s in de provincie Utrecht. Figuur 2.2 Economische groei Nederland, provincie Utrecht en referentieregio’s
Gemiddelde jaarlijkse groei toegevoegde waarde (bbp/brp in basisprijzen) in %, 1996-2011
Bron: CBS, bewerking TNO
Over de jaren 1996-2011 volgt het groeipad van de provincie Utrecht natuurlijk in grote lijnen dat van de nationale economie, maar zijn twee duidelijke afwijkingen zichtbaar. De eerste afwijking is dat gedurende de late jaren negentig van de vorige eeuw de provincie Utrecht een duidelijk positieve groeispurt doormaakte; een groeispurt die door de provincie Noord-Brabant wordt benaderd. Die van de provincie Utrecht is het krachtigst. In 1998 beliep de groei van het bruto regionaal product er tussen de zeven en acht procent, hetgeen uitzonderlijk hoog is. De tweede afwijking is de al eerder opgemerkte diepe terugval van de provincie Utrecht tussen 2001-2006. In de sectorale analyse zal hier verder aandacht aan
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
12 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
worden geschonken: welke sectoren droegen bij aan de sterke groei over 19962001 en welke bedrijfstakken lieten het afweten tussen 2001 en 2006?
Tabel 2.2 Economische groei naar deelperiode en regio, 1996-2011
Omvang toegevoegde waarde (bbp/brp in basisprijzen )in 2011 en ontwikkeling 1996-2011 Omvang mln euro
in %
Nederland
528.991
100
2,2
3,7
1,7
1,2
Randstad
245.032
46,3
2,4
4,0
2,0
1,3
77.517
14,7
2,4
4,3
1,8
1,2
44.861
8,5
2,5 t.o.v. provincie
5,0
1,1
1,4
8,5
1,8
5,2
1,1
-0,9
9.248 20,6
2,7
6,2
1,3
0,7
27.994 62,4
2,6
4,7
1,3
1,9
1,8 t.o.v. Stadsgewest
4,3
-0,7
1,8
Provincie Noord-Brabant Provincie Utrecht
w.v. Utrecht West w.v. Stadsgewest Amersfoort w.v. Stadsgewest Utrecht
3.808
Gemiddelde jaarlijkse groei in % 19961996200120062011 2001 2006 2011
w.v. Zuidoost-Utrecht
3.811
Amersfoort
5.255 56,8
3,1
5,9
2,1
1,4
16.383 58,5
2,5
3,9
0,8
2,7
Utrecht (gemeente)
8,5
Bron: TNO op basis van CBS en LISA/PAR 2011
Na de buitengewoon gunstige periode tussen 1996-2001 (zie hiervoor tabel 2.2), waarin de provincie Utrecht met een cijfer van 5% flink harder groeide dan de Nederlandse economie, vertraagde de groei in de provincie Utrecht zodanig dat de economische ontwikkeling tussen 2001-2006 niet alleen minder uitbundig was dan de groei van zowel de Randstad als Noord-Brabant, maar deze ook onder de landelijke trend kwam te liggen. Hierbij tekenen we aan dat de landelijke groei flink vertraagde in deze periode. Uit figuur 2.1 viel al op te maken dat er in feite een schokgolf door de gehele Nederlandse economie ging, getuige de dip die voor elke regio kan worden waargenomen in de index van de toegevoegde waarde. Deze terugslag lijkt een correctie te zijn op een periode van uitbundige groei, welke onder andere samenvalt met het knappen van de internetzeepbel. Het is aannemelijk dat hierin ook een overwaardering in de economie een rol speelde. Na een correctie tussen 2001-2006 waarbij lucht uit de economie werd geperst, herstelde de economie zich in elke regio zich. Echter, het feit dat de provincie Utrecht harder werd geraakt dan Nederland als geheel en de referentieregio’s Noord-Brabant en de Randstad duidt op een relatief grotere conjunctuurgevoeligheid van de regionale economie en deze gevoeligheid heeft waarschijnlijk een sectorale achtergrond.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
13 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Economische groei naar deelregio Uit de verschillende deelperiodes tussen 1996 en 2011 blijkt een geografische verschuiving van de toename van het brp. In de periode van hoge groei tussen 1996 en 2001 was de economische ontwikkeling redelijk gelijkmatig verdeeld over alle stadsgewesten binnen de provincie. Het stadsgewest Amersfoort kende hierbij de hoogste economische groei, maar Utrecht West groeide sneller dan het stadsgewest Utrecht. In de 5-jaarsperiode daaropvolgend, waarin de groeivertraging optrad, verandert dit beeld. De economische ontwikkeling concentreert zich dan in de twee grootste stedelijke kernen van de provincie (stadsgewesten Amersfoort en Utrecht). De hoge groei van het stadsgewest Amersfoort hangt waarschijnlijk samen met een relatief snellere groei die samenhangt met stedelijke uitbreiding. De economische massa bevond zich immers ook toen al binnen het stadsgewest Utrecht. Recent zet deze trend van verstedelijking van de economie verder door. Met name dankzij de bovengemiddelde groei in het stadsgewest Utrecht tussen 2006-2011 groeide de provincie Utrecht als geheel weer harder dan Nederland en de referentieregio’s Noord-Brabant en de Randstad. Anno 2011 is het vooral de gemeente Utrecht die de kar trekt voor wat betreft de economische groei. Stadsgewest Utrecht heeft in 2011 naar schatting een aandeel van ruim 62% in de totale toegevoegde waarde (brp in basisprijzen) van de provincie Utrecht. Ook was tussen 2006-2011 de economische groei in zowel Stadsgewest Utrecht als de gemeente Utrecht flink hoger dan de groei rond Amersfoort. Hiermee lijkt aan de uitbreidingsgroei van het stadsgewest Amersfoort tussen 2006-2011 een einde gekomen te zijn en de huidige concentreert de huidige economische groei zich in toenemende mate in de gemeente Utrecht. Economische groei in internationaal perspectief Als de groei van het brp van de provincie Utrecht wordt vergeleken met het totaal van 20 grootstedelijke regio’s in Europa (zie tabel 2.3), dan valt op dat Utrecht het over de gehele periode 1996-2011 beter deed. Het brp van de provincie Utrecht nam jaarlijks met gemiddeld 2,5% toe; dat van het totaal van de 20 grootstedelijke regio’s met gemiddeld 2,2%. In de internationale vergelijking zien we echter eveneens de terugslag in de economie van de provincie Utrecht over de jaren 2001-2006; dan groeit de economie van Utrecht gemiddeld 1,1%, en het totaal van de grootstedelijke regio’s met 2%. Daarentegen waren de jaren 1996-2001 zeer sterk met een groeigemiddelde voor de provincie Utrecht van 5%, 1,7% procent meer dan het gemiddelde van het totaal van de Europese grootstedelijke regio’s (3,3%).
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
14 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht Tabel 2.3 Economische groei provincie Utrecht internationaal vergeleken
Omvang toegevoegde waarde (bbp/brp in basisprijzen) in 2011 en ontwikkeling naar deelperiode, 1996-2011 2011 1996-11 1996-2001 2001-06 Mrd euro Gemiddelde groei in %
Parijs Londen Ruhrgebied Milaan Madrid Vlaamse Ruit Frankfurt/Main Barcelona Rome Berlijn Hamburg Stockholm München Wenen Dublin Kopenhagen Lissabon Utrecht (prov) Praag Boedapest Totaal regio's Nederland (mld)
2006-11 2009-11
2011
556,7 516,8 347,4 252,4 178,7 160,0 156,2 133,7 125,2 124,7 113,8 107,4 100,1 89,3 68,9 59,5 59,0 44,9 36,4 33,6
2,4 3,2 1,5 0,7 3,1 1,9 1,7 2,2 1,2 1,5 1,6 4,0 2,0 1,9 4,1 1,1 2,0 2,5 4,6 3,4
3,1 5,1 1,7 1,8 5,4 2,8 2,5 3,9 2,1 0,8 2,7 4,8 4,3 2,6 8,2 2,3 3,9 5,0 4,5 4,2
1,6 3,2 1,0 0,9 3,2 1,9 1,0 2,8 1,5 0,8 0,9 3,7 1,2 2,2 5,1 1,0 1,9 1,1 6,1 5,5
2,7 1,2 1,8 -0,7 0,8 1,0 1,5 -0,2 0,0 3,0 1,2 3,7 0,6 0,8 -0,7 -0,2 0,2 1,4 3,3 0,6
3,9 2,3 4,1 0,7 0,5 1,7 3,2 -0,3 1,5 4,4 2,9 6,4 2,3 2,1 -1,2 0,9 0,1 1,5 4,3 2,3
4,1 1,9 3,4 0,7 1,2 2,1 3,5 0,0 1,4 5,2 3,4 7,4 2,1 2,8 -2,3 2,3 -1,0 2,2 3,0 3,2
3.264,9
2,2
3,3
2,0
1,3
2,5
2,6
529,3
2,2
3,7
1,7
1,2
1,7
1,4
3,0
2,2
0,7
1,9
1,6
EU 27 (mld) 11.315,4 1,9 Bron: Eurostat/OECD/bewerking TNO
Nederland loopt achter over de jaren 2009-2011, en in Utrecht treedt dat enigszins sterker op. De provincie Utrecht loopt in de voorlopige cijfers over 2009-2011 een vol procent achter op het totaal van de 20 Europese grootstedelijke regio’s. De internationale vergelijking laat een soort herhaling zien van de correctie in de periode 2001-2006, die volgde op de gunstige jaren 1996-2001. Na een relatief gunstige conjunctuur over de jaren 2006-2011, valt de groei van de toegevoegde waarde weer behoorlijk terug onder het gemiddelde van het totaal van de regio’s in de jaren 2009-2011. Deze internationale vergelijking versterkt de conclusie dat de economie van de provincie Utrecht relatief conjunctuurgevoelig is en bijvoorbeeld sterk reageerde op de overmatige kredietverlening over de jaren 1996-2001. Iets dergelijks geldt ook voor de neergang over de jaren 2009-2011. In deze periode worden in algemene zin vooral de consumptieve bestedingen, de huizenmarkt en, aanverwant, de vastgoedsector en bouw geraakt.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
15 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht Figuur 2.3 De provincie Utrecht t.o.v. de 20 grootstedelijke regio’s in Europa
Positie provincie Utrecht op basis van gemiddelde jaarlijkse groei van het brp, 2009-2011
Bron: Eurostat/OECD/bewerking TNO
2.1.2
Werkgelegenheidsontwikkeling en arbeidsproductiviteit Nationaal en regionaal perspectief De ontwikkeling van de werkgelegenheid in de provincie Utrecht kent op hoofdlijnen hetzelfde patroon als de economische groei; gemiddeld over de gehele periode 1996-2011 lag de werkgelegenheidsgroei in de Provincie Utrecht boven de werkgelegenheidsontwikkeling in de Randstad, de provincie Noord-Brabant en het landelijk gemiddelde. Tevens is de werkgelegenheidsontwikkeling tussen 20012006 (met name in de tweede helft van deze 5-jaarsperiode) ook duidelijk minder gunstig geweest in vergelijking met de referentieregio’s en de landelijke trend. Uit de werkgelegenheidsontwikkeling van de stadsgewesten binnen de provincie Utrecht blijkt daarnaast, net als bij de economische groei, het proces van verstedelijking van de Utrechtse economie. Na een meer gelijke regionale verdeling van de werkgelegenheidsontwikkeling binnen de provincie Utrecht tussen 1996 en 2001, zijn het in de laatste onderzoeksperiode (2006-2011) de stadsgewesten Amersfoort en Utrecht die een snellere groei van de werkgelegenheid
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
16 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
registreerden. Een verschil ten opzichte van de brp-groei is dat de werkgelegenheid in Amersfoort sneller groeit dan in de gemeente Utrecht. Figuur 2.4 Werkgelegenheidsgroei in de provincie Utrecht en referentieregio’s
Gemiddelde jaarlijkse groei in % van het aantal werkzame personen*, 1995-2011
* Werkzame personen (CBS-begrip). Bron: TNO op basis van CBS en LISA/PAR 2011
Tabel 2.4 Werkgelegenheidsgroei naar regio
Omvang in 2011 en ontwikkeling aantal werkzame personen (CBS-begrip) 1996-2011 Omvang 2011
Gemiddelde jaarlijkse groei in % 19961996200120062011 2001 2006 2011
X1000
in %
Nederland
8.668
100
1,1
2,5
0,3
0,7
Randstad
3.948
45,5
1,3
2,8
0,2
1,0
Provincie Noord-Brabant Provincie Utrecht
1.316
15,2
1,4
3,0
0,4
0,9
1,3
3,2
-0,1
0,9
728
w.v. Utrecht West w.v. Stadsgewest Amersfoort
9,9
1,1
4,2
-1,2
0,4
156 21,5
1,6
3,9
0,1
0,7
w.v. Stadsgewest Utrecht
427 58,7
1,3
2,6
0,2
1,1
w.v. Zuidoost-Utrecht
72 10,0 1,3 t.o.v. Stadsgewest
4,0
-0,9
0,9
Amersfoort
88 56,3
2,1
3,9
0,7
1,8
241 56,5
1,1
1,9
-0,3
1,6
Utrecht (gemeente)
72
8,4 t.o.v. provincie
Bron: TNO op basis van CBS en LISA/PAR 2011
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
17 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht Tabel 2.5 Werkgelegenheidsgroei naar regio
Omvang in 2011 en ontwikkeling aantal werkzame personen (PAR-LISA begrip) 1996-2011 Omvang 2011
Gemiddelde jaarlijkse groei in % 19961996200120062011 2001 2006 2011
X1000
in %
Nederland
8.065
100
1,5
3,3
0,4
1,0
Randstad
3.450
42,8
1,7
3,6
0,4
1,2
Provincie Noord-Brabant Provincie Utrecht
1.246
15,5
1,5
3,1
0,4
0,8
2,1
5,0
0,1
1,3
672
59
8,3 t.o.v. provincie
w.v. Utrecht West w.v. Stadsgewest Amersfoort
8,7
2,0
5,4
-0,2
0,9
145 21,6
2,3
5,2
0,6
1,2
w.v. Stadsgewest Utrecht
402 59,8
2,0
4,8
-0,1
1,5
9,9 2,0 t.o.v. Stadsgewest
4,8
0,3
0,9
w.v. Zuidoost-Utrecht
67
Amersfoort
83 57,3
2,9
5,4
1,2
2,1
226 56,3
1,9
4,2
-0,7
2,0
Utrecht (gemeente)
Bron: TNO op basis van CBS en LISA/PAR 2011
Internationaal perspectief De ontwikkeling van het aantal werkzame personen in de provincie Utrecht is in vergelijking met de 20 Europese grootstedelijke regio’s relatief hoog. Gemiddeld over de hele onderzoeksperiode 1996-2011 ligt de werkgelegenheidsgroei in de provincie Utrecht hoger dan het totaal van de Europese regio’s. Alleen deelperiode 2001-2006 vormt hierop een uitzondering. Deze hogere groei van de werkgelegenheid in Utrecht is echter niet onverdeeld positief. Het betekent ook dat de groei van de Utrechtse economie relatief arbeidsintensief is. Dat hoeft nog niet nadelig voor de welvaart te zijn, maar het kan betekenen dat de economie groeit op basis van inzet van relatief meer mensen, en niet op basis van meer arbeidsproductiviteit (slimmer en beter). Ook voor Nederland als geheel geldt dat in vergelijking met de Europese stedelijke regio’s en de EU-27, de groei van de werkgelegenheid relatief hoog is geweest, zeker over de jaren 1996-2001. Een relatief hoge werkgelegenheidsgroei is dus niet zozeer een unieke Utrechtse karakteristiek, maar meer algemeen geldend voor de Nederlandse economie.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
18 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht Tabel 2.6
Werkgelegenheidsontwikkeling provincie Utrecht vergeleken met de 20 grootstedelijke Europese regio’s
Aantal werkzame personen* in 2011 en ontwikkeling naar deelperiode, 1995-2011 2011 1996-11 1996-2001 2001-06
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Madrid Barcelona Berlijn Frankfurt/Main Rome Vlaamse Ruit Hamburg Lissabon München Wenen Stockholm Boedapest Praag Dublin Kopenhagen Utrecht (Prov) Totaal regio's Nederland EU 27
dzd Gemiddelde groei in % 8.004,5 0,6 1,0 5.879,8 0,8 1,7 5.579,4 0,5 1,4 3.892,3 0,8 1,2 3.052,0 3,2 7,0 2.479,3 2,1 4,6 2.365,1 0,4 -0,2 2.200,8 0,5 1,4 2.071,7 1,6 1,3 1.938,6 0,8 1,1 1.693,5 0,8 1,2 1.652,5 0,6 2,1 1.318,5 0,9 2,0 1.212,9 0,9 1,0 1.112,6 0,9 1,8 1.016,2 1,1 1,8 914,0 0,9 0,0 805,8 2,5 5,5 768,9 0,8 2,0 728,3 1,3 3,2
2006-11 2009-11 2011
0,8 0,3 -0,2 1,5 3,7 3,1 -0,1 -0,2 2,3 0,5 0,1 0,1 0,0 0,6 -0,2 1,8 1,8 3,2 -0,1 -0,1
0,2 0,3 0,4 -0,4 -0,9 -1,3 1,3 0,3 1,1 0,7 1,1 -0,2 0,7 1,2 1,1 -0,1 0,9 -1,2 0,4 0,9
0,3 0,8 -0,2 -0,5 -0,6 -1,0 0,8 -0,2 1,0 0,6 0,6 -0,4 0,1 1,4 1,4 0,8 0,2 -1,1 -0,4 0,3
0,9 0,8 -0,7 0,2 1,2 0,7 0,1 -0,8 1,5 0,7 0,0 0,0 -0,4 1,3 1,7 1,1 1,0 1,4 1,1 0,9
48.686,7
1,0
1,8
0,9
0,2
0,1
0,5
8.668,1
1,1
2,5
0,3
0,6
0,0
0,3
225.453,9
0,6
0,9
0,7
0,2
0,2
0,5
* Werkzame personen volgens het CBS-begrip
Bron: Eurostat/OECD/bewerking TNO
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
19 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Arbeidsproductiviteit Uit tabel 2.7 blijkt dan ook dat de toename van de arbeidsproductiviteit in Nederland lager is dan de groei van de arbeidsproductiviteit in het totaal van de twintig Europese regio’s (dat is het gewogen gemiddelde van de 20 grootstedelijke regio’s) en het gemiddelde voor de EU-27. Nu kent Nederland sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw een beleid dat relatief sterk gericht is op integratie van mensen op de arbeidsmarkt gezien het grote arbeidsaanbod, onder andere door parttime werken en lage groei van de loonkosten. Dit beleid lijkt nog steeds door te werken. Anderzijds is een lagere arbeidsproductiviteitsontwikkeling kenmerkend voor een diensteneconomie, zoals Nederland gekenschetst kan worden. Immers: voor een diensteneconomie is het minder makkelijk om de productiviteit te verhogen door te investeren in machines en dergelijke. Als onderdeel van de Nederlandse economie geldt ditzelfde voor de provincie Utrecht. De vergelijking met referentieregio’s in het buitenland leert dat de groei van de arbeidsproductiviteit in Utrecht enigszins geringer is dan die van de gekozen referentieregio’s in het buitenland. Wel is het zo dat het niveau van de arbeidsproductiviteit (de voortgebrachte toegevoegde waarde per voltijdsbaan) zowel in Nederland als in de provincie Utrecht boven het gemiddelde van de 20 Europese stedelijke regio’s en de EU-27 ligt.
Tabel 2.7 Arbeidsproductiviteit provincie Utrecht in internationaal perspectief
Arbeidsproductiviteit: berekend als omvang toegevoegde waarde (in constante prijzen 2008) per fte in 2011 en ontwikkeling 1995-2011 2011 1996-11 1996-2001 2001-06 2006-11 2009-11 2011 Dzd euro/fte Gemiddelde groei in % Provincie Utrecht 79,5 1,4 1,8 1,6 0,7 1,3 1,3 Totaal Europese regio's 73,1 1,6 1,9 1,4 1,4 2,3 2,7 Nederland EU 27
78,6 52,6
1,3 1,6
1,3 2,2
1,8 1,8
0,8 0,8
1,9 1,7
Bron: Eurostat/OECD/bewerking TNO
Uit figuur 2.5 blijkt vervolgens de arbeidsproductiviteitsontwikkeling van de provincie Utrecht tussen 1995 en 2011, in vergelijking met Nederland en de binnenlandse referentieregio’s Noord-Brabant en de Randstad. Hieruit blijkt dat de arbeidsproductiviteit van Utrecht qua niveau relatief hoog is, maar dat de ontwikkeling met name in de Randstad een steiler verloop kent. Aangezien de provincie Utrecht deel uitmaakt van diezelfde Randstad, betekent dit dat de productiviteitsontwikkeling in andere delen van de Randstad (waartoe de Provincie Zuid-Holland, Metropoolregio Amsterdam, inclusief Almere en Lelystad behoren) sneller verliep. Dit patroon is ongeveer vanaf het jaar 2001 zichtbaar.
1,3 1,6
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
20 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht Figuur 2.5 Ontwikkeling arbeidsproductiviteit naar regio, 1995-2011
Berekend als toegevoegde waarde (in constante prijzen) per fte, in duizend euro
Bron: TNO op basis van CBS en LISA/PAR 2011
2.1.3
Ontwikkelingen naar sector in de provincie Utrecht Toegevoegde waarde naar sector In 2011 dragen de zorg, informatie/communicatie en financiële dienstverlening het meeste bij aan het brp van de provincie Utrecht. Deze drie bedrijfstakken zijn met elk bijna 10 procent goed voor bijna 30 procent van de gehele regionale toegevoegde waarde. Iets kleinere bedrijfstakken met aandelen in het totale brp van 7 tot 8 procent zijn de groothandel, onroerend goed en specialistische zakelijke diensten (een nieuw onderscheiden bedrijfstak in de SBI2008, waartoe o.a. advocaten, ingenieurs, architecten en reclamebureaus behoren) (zie tabel 2.8). Qua groei bezien we eerst de gehele periode 1996-2011. De bedrijfstakken met een hoog aandeel in de gehele economie en een bovengemiddelde groei (deze leveren dus een grote bijdrage aan de groei) zijn achtereenvolgens de groothandel, informatie en communicatie, financiële diensten en specialistische zakelijke diensten. Nu zijn dit bedrijfstakken die het in Nederland betrekkelijk goed deden. Dat geldt niet voor de specialistische zakelijke dienstverlening. Voor Nederland als geheel gold hiervoor geen bovengemiddelde groei, terwijl dit in zowel Utrecht, Noord-Brabant als de Randstad wel zo was. Hier lijkt dus sprake van een bepaalde ruimtelijke concentratie van de groei te zijn. Een dergelijk patroon geldt ook voor de groei van de sector vervoer en opslag, echter in het nadeel van de provincie Utrecht. In Nederland als geheel, Noord-Brabant en de Randstad groeide de sector vervoer- en opslag over de periode 1996-2011 harder dan gemiddeld. In Utrecht was de groei van deze sector precies op het niveau van het gemiddelde. De centrale ligging van Utrecht in Nederland werkt kennelijk niet door in het voordeel van deze bedrijfstak.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
21 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht Tabel 2.8 Economische groei naar sector in de Provincie Utrecht
Omvang toegevoegde waarde (brp in basisprijzen) in 2011 en ontwikkeling 1996-2011 Omvang 2011
Gemiddelde jaarlijkse groei in %
mln euro in % 1996-2011 1996-2001 2001-2006 2006-2011
Landbouw, bosbouw en visserij
316
0,7
1,3
-0,6
1,8
2,8
.
.
.
.
.
.
Industrie
2.971
6,6
1,0
3,9
-1,0
0,0
Energie, water en afvalbeheer
1.138
2,5
5,0
0,3
9,1
5,7
Bouwnijverheid
2.618
5,8
2,1
4,4
-0,3
2,2
Groothandel
3.588
8,0
3,1
6,6
3,5
-0,6
Detailhandel
2.071
4,6
2,1
3,9
3,1
-0,7
Vervoer en opslag
1.622
3,6
3,2
9,0
1,2
-0,4
713
1,6
0,5
1,5
-1,2
1,1
Informatie en communicatie
4.245
9,5
6,3
17,2
1,9
0,5
Financiële dienstverlening
4.154
9,3
2,9
5,7
2,0
1,1
Onroerend goed
3.500
7,8
2,2
4,4
-0,6
2,8
Specialistische zakelijke diensten
3.321
7,4
3,3
6,7
0,0
3,2
Overige zakelijke diensten
2.828
6,3
0,0
4,3
-2,4
-2,0
Overheid
3.169
7,1
2,1
2,5
1,1
2,7
Onderwijs
2.528
5,6
0,7
-0,6
0,2
2,5
Gezondheids- en welzijnszorg
4.450
9,9
2,8
1,1
3,3
4,0
Cultuur, sport en recreatie
681
1,5
6,9
15,4
2,8
2,9
Overige diensten
942
2,1
2,5
3,3
2,7
1,5
44.854 100
2,5
5,0
1,1
1,4
Delfstoffenwinning
Horeca
Totaal
Bron: TNO op basis van CBS en PAR 2011
In de ontwikkeling van het totale brp werd eerder een snelle groei gevolgd door een grote terugval opgemerkt. De cijfers over sectorale groei naar deelperiode geven een verder beeld. Het blijkt dat in de periode van de terugval, 2001-2006 de bedrijfstakken die het over de gehele periode goed presteerden, het ook dan relatief goed doen. Een paar bedrijfstakken trekken de gemiddelde groei van het brp van de regio Utrecht over de jaren 2001-2006 flink omlaag: dat zijn industrie, de bouw, detailhandel, horeca, onroerend goed en de overige zakelijke diensten. Op de industrie na is er een gemeenschappelijke noemer achter deze sectoren: de mindere kredietverlening die de bouw en de consumentenbestedingen raakt. Hierdoor wordt ook de overige zakelijke dienstverlening geraakt (het uitzendwezen). Een sector die in de laatste zes jaar een bovengemiddelde groei registreerde is de specialistische zakelijke dienstverlening. Echter, de groei van groothandel en vervoer en opslag vlakt af in Utrecht. Een feitelijke oorzaak is niet bekend. Per saldo lijkt in de provincie Utrecht sprake te zijn van een sterkere oriëntatie op groothandel, financiële diensten, specialistische zakelijke diensten, en informatie & communicatie.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
22 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Werkgelegenheid naar sector Anno 2011 zijn de zorg (106,1 duizend) en detailhandel (74 duizend) de bedrijfstakken met het grootste aantal werkzame personen (definitie werkzame personen volgens CBS) in de provincie Utrecht (Tabel 2.9a). Daarachter volgen de overige zakelijke diensten (62,9 duizend) en de specialistische zakelijke diensten (59,3 duizend). Dan volgt een grote middenmoot van bedrijfstakken met om en nabij de 40-50 duizend werkzame personen. Vooral in samenhang met de snelle werkgelegenheidsgroei in de hoek van cultuur, sport en recreatie blijkt dat de consumentendienstverlening (detailhandel plus horeca) van belang is. Het cultuur-historische karakter van de steden Utrecht en Amersfoort, centraal gelegen in het land en nabij natuur zijn factoren die bijdragen aan de aantrekkelijkheid van de woonomgeving en de bestedingen die hieruit voortvloeien. Deze bestedingen komen ten goede aan deze bedrijfstakken. Tabel 2.9a Werkgelegenheidsgroei naar sector in de Provincie Utrecht
Omvang in 2011 en ontwikkeling aantal werkzame personen (CBS-begrip), 1996-2011 Omvang 2011 Gemiddelde jaarlijkse groei in % 1996199620012006x1000 in % 2011 2001 2006 2011
Landbouw, bosbouw en visserij
8,9
1,2
3,3
6,4
2,5
1,0
.
.
.
.
.
.
43,7
6,0
-1,6
0,0
-3,5
-1,2
3,9
0,5
-3,1
0,2
-6,6
-2,6
Bouwnijverheid
41,3
5,7
1,2
3,1
-0,5
1,0
Groothandel
43,4
6,0
-0,1
2,9
-1,3
-1,8
Detailhandel
74,0 10,2
1,3
2,7
-0,2
1,4
Vervoer en opslag
25,2
3,5
-0,3
2,2
-3,5
0,5
Horeca
22,5
3,1
2,9
4,3
1,0
3,4
Informatie en communicatie
44,8
6,1
2,8
8,0
-0,9
1,5
Financiële dienstverlening
32,9
4,5
0,8
4,6
-0,4
-1,8
Delfstoffenwinning Industrie Energie, water en afvalbeheer
Onroerend goed Specialistische zakelijke diensten
5,7
0,8
2,1
2,7
2,8
0,7
59,3
8,1
3,5
8,0
0,8
2,0
Overige zakelijke diensten
62,9
8,6
0,3
5,8
-1,7
-3,0
Overheid
42,1
5,8
1,2
0,8
0,9
1,9
Onderwijs
45,0
6,2
1,8
2,0
1,5
1,8
106,1 14,6
2,7
2,0
3,3
2,7
Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, sport en recreatie
15,2
2,1
4,6
4,7
4,2
4,9
Overige diensten
51,5
7,1
1,6
-0,1
1,0
3,9
Totaal
728
100
1,3
3,2
-0,1
0,9
Bron: TNO op basis van CBS 2011
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
23 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
De zorg en cultuur, sport en recreatie kenden ook in de referentieregio’s de snelste werkgelegenheidsgroei over de periode 2006-2011. Tevens hebben detailhandel en de zorgsector ook in alle referentieregio’s een groot aandeel in de totale werkgelegenheid. De provincie Noord-Brabant onderscheidt zich met een duidelijk groter aandeel van de industrie in de totale werkgelegenheid. Voor de volledigheid is ook de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de provincie Utrecht op basis van PAR/LISA gegeven (Tabel 2.9b). Tabel 2.9b Werkgelegenheidsgroei naar sector in de Provincie Utrecht
Omvang in 2011 en ontwikkeling aantal werkzame personen (PAR/LISA-begrip), 1996-2011 Omvang 2011 Gemiddelde jaarlijkse groei in % 1996199620012006x1000 in % 2011 2001 2006 2011
Landbouw, bosbouw en visserij
8,3
1,2
3,7
7,6
3,2
0,4
Delfstoffenwinning
0,0
0,0
-8,0
-6,5
17,1
-28,9
38,0
5,6
-1,2
1,3
-3,2
-1,6
3,1
0,5
-2,5
0,8
-6,4
-1,7
Bouwnijverheid
40,2
6,0
1,5
4,8
-0,6
0,5
Groothandel
51,2
7,6
0,3
3,9
-1,2
-1,7
Detailhandel
68,6 10,2
1,6
3,6
-0,1
1,4
Vervoer en opslag
26,4
3,9
0,2
3,4
-3,4
0,7
Horeca
23,9
3,6
2,5
5,5
0,3
1,9
Informatie en communicatie
45,9
6,8
3,9
11,0
-1,2
2,3
Financiële dienstverlening
29,8
4,4
1,2
6,0
-0,1
-2,0
5,5
Industrie Energie, water en afvalbeheer
Onroerend goed Specialistische zakelijke diensten
0,8
2,2
4,2
3,2
-0,6
76,1 11,3
4,6
10,1
0,7
3,4
Overige zakelijke diensten
27,3
4,1
1,8
7,4
-2,1
0,3
Overheid
36,3
5,4
1,5
2,4
1,0
1,1
Onderwijs
50,2
7,5
2,4
3,9
1,2
2,1
106,5 15,9
3,5
4,3
3,3
2,8
Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, sport en recreatie
15,5
2,3
5,7
8,3
3,5
5,5
Overige diensten
19,1
2,8
2,6
2,6
1,2
4,1
671,8
100
2,1
5,0
0,1
1,3
Totaal
Bron: TNO op basis van CBS 2011
Arbeidsproductiviteit naar sector De groei van de arbeidsproductiviteit is in de provincie Utrecht grosso modo dezelfde als die in Nederland met een groei van gemiddeld 1,3% per jaar. In het absolute niveau is weinig verschil: in Nederland lag de toegevoegde waarde per arbeidsjaar op 78,6 duizend, in Utrecht lag deze op 79,5 duizend euro in 2011. De arbeidsproductiviteitsgroei is behoorlijk hoog in de sector energie/water/ afvalbeheer; de stijging van de energieprijzen kan hier debet aan zijn. Verder is de arbeidsproductiviteitsgroei hoog (boven het provinciale totaalcijfer van 1,4 procent
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
24 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
per jaar) in de industrie, energie/water, groothandel, vervoer/opslag, informatie/ communicatie en financiële diensten. Dit zijn bedrijfstakken die door kapitaalintensivering, kennisintensiteit en door inzet van ICT tot een hogere toegevoegde waarde per arbeidsjaar komen. Dit zijn ook bedrijfstakken die de concurrentie op wereldmarkten voelen. Daardoor ondervinden ze voortdurend een prikkel om slimmer en beter te werken. In de detailhandel ligt de toename van de arbeidsproductiviteit op het provinciaal gemiddelde van 1,4 procent. In de overige, overwegend dienstverlenende bedrijfstakken, ligt de toename van de arbeidsproductiviteit op een lager niveau. Een toename van de vraag leidt in deze bedrijfstakken in relatief hoge mate tot een toename van de vraag naar arbeid. Het is opvallend dat de specialistische zakelijke diensten niet tot een snellere groei van de arbeidsproductiviteit komt. Deze bedrijfstak die het moet hebben van de hoogwaardige inzet van arbeid, slaagt er niet in slimmer en beter te werken, zoals de informatie en communicatie dat bijvoorbeeld kan. De productiviteit in de Randstad is hoger dan in geheel Nederland en NoordBrabant. Dit vloeit voort uit agglomeratievoordelen. In agglomeraties zijn de kosten van arbeid, kapitaal en grond hoger; concurrentie om deze productiefactoren drijft de arbeidsproductiviteit op. Algemeen is een totale groei van de arbeidsproductiviteit van 1,4 procent per jaar gemiddeld laag; de internationale vergelijking liet dat ook zien. Een puur economische verklaring is een relatief gebrek aan innovatie (ongeacht het soort innovatie) dan wel dat de factor arbeid relatief goedkoop is. Dat laatste is mogelijk een gevolg van het Nederlandse arbeidsmarktbeleid uit de jaren tachtig van de vorige eeuw, dat is gericht op verhoging van de arbeidsparticipatie. Door dit beleid werd het grote arbeidsmarktaanbod uit die periode weggewerkt. Dit beleid is echter een relatieve rem op de inzet van extra kapitaal, technologie en innovatie. Dat laatste is zichtbaar aan een achterblijvende toename van de arbeidsproductiviteit. Een aanvullende dan wel alternatieve verklaring kan worden gevonden in de sectorstructuur. Een regio met meer dienstverlening zal grosso modo een lagere groei van de arbeidsproductiviteit kennen dan een regio met relatief meer industrie; in de laatste zijn de mogelijkheden om extra kapitaal in te zetten groter. Een sterk accent van de industriële structuur op diensten leidt ertoe dat de mogelijkheid door investeringen in machines de productiviteit te verhogen gelimiteerd is. Industriële activiteit kan dat veel beter, en dat is in Utrecht weinig aanwezig. In de dienstensector kan de productiviteit worden verhoogd door hoogwaardiger kennis en door inzet van ICT. In een bedrijfstak als de zorg is dat niet zo goed mogelijk; de arbeidsproductiviteit is daar dan ook in absolute zin laag en het niveau groeit over de jaren heen niet hard.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
25 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Tabel 2.10 Arbeidsproductiviteit Provincie Utrecht
Omvang arbeidsproductiviteit* in 2011 en ontwikkeling 1996-2011 Omvang 2011 Gemiddelde jaarlijkse groei in % x1000 199619962001euro/fte 2011 2001 2006 Landbouw, bosbouw en visserij Delfstoffenwinning Industrie Energie, water en afvalbeheer Bouwnijverheid Groothandel Detailhandel Vervoer en opslag Horeca Informatie en communicatie Financiële dienstverlening Onroerend goed Specialistische zakelijke diensten Overige zakelijke diensten Overheid Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, sport en recreatie Overige diensten Totaal
20062011
44,4 . 75,0
-1,5 . 2,7
-5,9 . 4,2
-0,4 . 2,8
2,0 . 1,3
308,2 67,4 93,9 41,8 76,2 50,7 105,5 143,1 732,6
8,4 1,0 3,5 1,4 3,9 -1,7 3,2 2,3 0,4
0,1 1,3 4,1 2,0 7,4 -2,0 7,6 1,5 2,0
16,8 0,6 5,2 3,6 5,1 -1,3 3,0 2,7 -3,2
8,9 1,2 1,3 -1,4 -0,6 -1,7 -0,9 2,9 2,6
67,8 66,6 81,3 69,7 59,2 59,4 38,7
-0,2 -0,1 1,0 -0,9 0,1 2,0 0,4
-1,4 -1,0 1,8 -2,6 -1,2 8,6 2,4
-0,5 -0,1 0,4 -0,9 0,1 -0,6 1,7
1,3 1,0 0,7 0,7 1,5 -1,7 -3,0
79,5
1,4
1,8
1,6
0,7
* Berekend als voortgebrachte toegevoegde waarde (in constante prijzen) per voltijdsbaan Bron: TNO op basis van CBS en PAR2011
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
26 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
2.1.4
Schaalgrootte
Wanneer de ontwikkeling van de gemiddelde bedrijfsgrootte (aantal werknemers gedeeld door het aantal bedrijfsvestigingen), ontstaat globaal inzicht in de schaalgrootte van bedrijfstakken. De opkomst van de zelfstandige zonder personeel wordt hiermee in beeld gebracht en de mate waarin dit ruimtelijk of sectoraal varieert. Dit is belang, omdat in de economie schaalvoordelen een belangrijke rol wordt toebedeeld in de productie van goederen en diensten. Schaalvoordelen houden lagere kosten per extra eenheid product in. Juist de opkomst van veel kleine bedrijven, zoals de ZZP-er in de bouw, staat feitelijk haaks op deze ontwikkeling. Het voordeel van kleine bedrijven, vaak eenpersoonsbedrijven, is dan ook waarschijnlijk niet gebaseerd op extra schaalvoordeel, maar op ‘economies of scope’: netwerkvoordelen. In een moderne economie wordt welvaart verkregen uit relatief kleinschalige behoeftes, die specifiek op de vraag van de klant zijn toegesneden. Maatwerk, productdifferentiatie en –variatie en specifieke kennis zijn doorslaggevend en de informatie over vraag en aanbod vindt plaats via specifieke netwerken om vraag en aanbod met elkaar in contact te brengen. De ZZP-er in de bouw verkrijgt zijn opdrachten doorgaans van andere bedrijven in de keten via uitbesteding. De uitbestedende bedrijven houden geen arbeidsreserve aan, maar zetten fluctuaties in de vraag weg via bij kleinere bedrijven en flexibele ZZP-ers. Het risico van de conjunctuur wordt zo bij kleinere bedrijven aan het einde van de keten gelegd (de ‘sweatshop’). Dit werkt in meer bedrijfstakken zo: in de vormgeving en creatieve industrie treedt dit ook op. Meubelfabrieken hebben zo de keuze tussen de designers in dienst nemen of de zelfstandige designer te vragen, die zijn ontwerpen moet zien te verkopen. De meubelindustrie heeft zo een groot aanbod van ontwerpers, intern danwel extern. In andere industrieën wordt design juist niet uitbesteed in verband met exclusiviteit en geheimhouding (de autoindustrie, militaire luchtvaart). Door het belang van netwerken in productieketens speelt nabijheid in ruimtelijke clusters een essentiële rol voor kleine bedrijven; daar komen hun opdrachten vandaan. Ook kennen zij elkaar, voor het aannemen van grotere projecten, zodat zij kunnen samenwerken (bijvoorbeeld: een consortium van aannemende bedrijven bij een bouwproject). Vertrouwen is hierbij belangrijk en dat wordt bewerkstelligd door ‘face-to-face’ kontakt, niet dagelijks, maar de mogelijkheid om dat tegen lage kosten te realiseren. Dit verlaagt niet alleen transportkosten, maar ook transactiekosten (informatiekosten en het opstellen en uitoefenen van een contract in het geval van inkoop/uitbesteding op de markt). Deze nabijheid is in steden optimaal – daar kan de ontmoetingsfunctie uitgeoefend worden. Behalve nabijheid is de ruimtebehoefte van kleine bedrijven en ZZP-ers minimaal, zeker in de dienstensector. Thuiswerken en ICT volstaat al; door hun schaal is ruimte geen beperking, zoals bij een grote internationale consultancy. Stedelijke milieu’s bieden zo de ruimte voor werken aan huis en de ontmoetingsfunctie. Zulke ruimtelijke condities verklaren mede de opkomst van de creatieve industrie in Amsterdam in de jaren negentig. In dit project bezien we in hoeverre de bedrijfstakken in Utrecht kleinschaliger zijn geworden en in welke bedrijfstakken dat optrad. In tabel 2.11 is de ontwikkeling van het aantal bedrijfsvestigingen in de provincie Utrecht weergegeven, tezamen met het gemiddeld aantal banen per vestiging in 1996 en 2011.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
27 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht Tabel 2.11 Ontwikkeling aantal vestigingen in de provincie Utrecht
Omvang in 2011 en groei aantal vestigingen per bedrijfstak, 1996-2011 Banen per Gemiddelde jaarlijkse groei aantal Omvang 2011 vestiging vestigingen in % 1996199620012006aantal in % 1996 2011 2011 2001 2006 2011 Landbouw, bosbouw en visserij Delfstoffenwinning Industrie Energie, water en afvalbeheer Bouwnijverheid Groothandel Detailhandel Vervoer en opslag Horeca Informatie en communicatie Financiële dienstverlening Verhuur en handel van onroerend goed Specialistische zakelijke diensten Verhuur en overige zakelijke diensten Openbaar bestuur en overheidsdiensten Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, sport en recreatie Overige diensten Totaal
3.140 2 3.539 145 9.006 5.998 11.775 1.973 3.153 7.260 1.163 1.016 24.622 4.968 253 5.409 10.510 6.074 5.364
3 0 3 0 9 6 11 2 3 7 1 1 23 5 0 5 10 6 5
4 7 17 38 10 10 6 24 7 14 18 6 5 9 101 17 16 5 5
3 1 11 22 4 9 6 13 8 6 26 5 3 5 143 9 10 3 4
7,3 4,7 2,0 1,2 6,9 1,2 1,5 4,1 2,0 9,4 -1,0 3,5 8,6 5,5 -0,9 6,8 6,7 9,9 4,6
10,3 0,0 2,8 6,3 9,9 2,2 0,1 5,8 2,0 15,7 2,4 6,1 11,2 7,6 -2,1 5,4 2,8 10,2 2,2
5,7 32,0 0,8 -2,6 4,7 1,0 1,8 2,5 1,6 3,2 -2,8 1,5 5,6 3,0 -1,2 5,3 5,2 7,7 4,9
5,8 -12,9 2,5 0,1 6,1 0,6 2,5 4,2 2,3 9,7 -2,5 2,8 9,1 6,1 0,7 9,9 12,1 11,7 6,6
105.370
100
10
6
5,3
5,6
3,6
6,6
Bron: PAR 2011, bewerking TNO
Uit tabel 2.11 valt op te maken dat er in vrijwel alle sectoren sprake is van schaalverkleining; financiële diensten en de overheid zijn een uitzondering. Het gemiddeld aantal banen per vestiging in 2011 is lager dan in 1995 (6 tegen 10, praktisch een halvering van de gemiddelde bedrijfsgrootte). Een relatief snel optredende schaalverkleining zien we in de bouw, informatie en communicatie, specialistische zakelijke dienstverlening, cultuur, sport en recreatie en onderwijs en gezondheidszorg. Deze bedrijfstakken laten de snelste groei van het aantal vestigingen zien. Dit duidt op de opkomst van ZZP-ers en eenmanszaken (er zijn verschillende juridische vormen voor eenmanszaken). Advocaten, accountants, architecten, ingenieurs, vormgevers en reclamemakers, alle onderdeel van de specialistische zakelijke dienstverlening, hebben een gezamenlijk aandeel van 23% van alle bedrijfsvestigingen in de provincie Utrecht. Dit hoge aandeel in het totaal aantal vestigingen geeft al aan dat het in deze grote dienstensector veelal kleine bedrijven actief zijn; met in 2011 gemiddeld 3 banen per vestiging. Ook in de sector cultuur, sport en recreatie (en daarbinnen met name in de kunsten, sportaccommodaties en sportverenigingen) kwam de gemiddelde vestigingsgrootte in 2011 op 3 werknemers. De informatie en communicatie heeft iets grotere bedrijven met gemiddeld 6 werknemers.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
28 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Schaalgrootte onderwijs De schaalgrootte van de sector onderwijs wordt wat vertekend door ‘overig onderwijs’ zoals zeilscholen en rijscholen en kleine dienstverleners aan het onderwijs. Deze worden in de nieuwe standaard bedrijfstakindeling (SBI2008) tot de sector onderwijs gerekend en trekken vanwege hun gering aantal banen per vestiging het gemiddelde omlaag. In het primair onderwijs nam het aantal banen juist toe tot gemiddeld 20 banen per vestiging in 2011. In het voortgezet onderwijs en hoger onderwijs was de gemiddelde vestigingsgrootte in 2011 respectievelijk 46 banen en 114 banen.
Deze bedrijfsactiviteiten, die voor een deel ook behoren tot de creatieve industrie, hebben met elkaar gemeen dat zij zich bij voorkeur in elkaars nabijheid vestigen vanwege intensieve zakelijke relaties waarbij snelle communicatie van belang is. Hierbij is de meest geschikte locatie een stadscentrum, zodat voldoende aantrekkelijke voorzieningen nabij zijn. Zeker voor bedrijven gericht op cultuur en recreatie geldt dat de consumptie van de diensten voor een belangrijk deel ook in stadscentra plaatsvindt. Door de kleinschaligheid en vooral ook het opkomende belang van zelfstandigen, raken alternatieve werkplekken als café’s en verzamelgebouwen met flexwerkplekken steeds meer in trek. Op termijn heeft deze ontwikkeling ook gevolgen voor de vraag naar kantoorruimte in de oude stijl. Grote kantoorgebouwen aan de rand van de stad zullen, door de ontwikkeling naar steeds meer kleine bedrijven in informatie- en communicatiediensten, specialistische zakelijke diensten en de meer creatieve diensten, waarschijnlijk steeds minder in trek raken. De vastgoedportefeuille van de provincie Utrecht zal daarom in de toekomst beleidsmatige aandacht vragen. Binnen de provincie Utrecht lenen de historische binnensteden van Amersfoort en Utrecht zich bij uitstek als vestigingslocatie voor dergelijke kleinschalige dienstverleners. Met het toenemende belang van de specialistische zakelijke diensten in de economie van de provincie Utrecht, kan verklaard worden waarom de economische groei de laatste jaren steeds meer is gaan concentreren in de stadsgewesten Amersfoort en Utrecht. Kleinere bedrijven zoeken juist deze stedelijke vestigingsmilieu’s op en mijden de bedrijfsterreinen buiten de stad dan wel grote kantoren aan de snelweg. Met hogere groeicijfers van toegevoegde waarde en werkgelegenheid tussen 2006 en 2011 in vergelijking met Amersfoort, lijkt vooral de gemeente Utrecht momenteel de grootste aanzuigende werking te hebben op de kleinschalige dienstverleners.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
29 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Grootteklasse In het voorgaande is de aandacht gericht op gemiddelde bedrijfsomvang; een blik op de verschillende grootteklassen kan de beelden nuanceren omdat gemiddelde bedrijfsgrootte onafhankelijk is van de verdeling over verschillende grootteklassen. Geheel verschillende grootteklasse-verdelingen kunnen eenzelfde gemiddelde opleveren (bijvoorbeeld 1000 kleine bedrijven en 10 zeer grote bedrijven, en 1010 bedrijven met een gemiddelde omvang geven beide eenzelfde gemiddelde bedrijfsgrootte). Tabel 2.12 Verdeling grootteklassen in 2011, aandelen Utrecht en Nederland tellen afzonderlijk op tot 100% (horizontale percentering) Bedrijven verdeeld op basis van aantal werkzame personen per bedrijf, benadering SBI 2008 obv SBI1995
Micro (0-1)
Klein (2-10)
Midden (11-100) Ut NL
Groot (>100) Ut NL
Ut.
NL
Ut.
NL
12
12
77
62
11
20
0
6
Industrie
5
3
11
10
38
33
46
54
Energie
1
1
4
2
16
13
79
84
% Landbouw
1
2
6
8
54
39
39
51
17
18
17
22
35
42
31
18
Groot- en detailhandel
7
7
27
33
41
41
25
19
Vervoer en opslag
4
3
8
11
26
33
61
53
Water en afvalbeheer Bouwnijverheid
4
4
30
35
56
51
10
11
12
17
10
18
21
28
57
37
2
3
6
14
12
22
80
61
Onroerend goed
11
12
25
29
40
40
25
19
Ov. Zakelijke dvl.
26
23
18
22
28
30
28
24
Openbaar bestuur
10
8
21
19
31
30
38
44
Onderwijs
0
0
0
1
10
14
90
86
Gezondheidszorg
8
5
5
7
42
50
45
39
Horeca Informatie/communicatie Financiële instellingen
6
4
10
11
27
24
57
61
Overige dienstverlening
32
26
17
23
35
36
16
16
Huishoudens
21
29
24
35
32
24
24
13
Cultuur, sport en recreatie
Bron: TNO op basis van CBS en LISA 2011
De verdeling naar grootteklasse laat een beeld zien dat in tegenspraak lijkt met het beeld dat voortvloeit uit de ontwikkeling van het gemiddeld aantal werkzame personen per bedrijf. Dat leverde het beeld op dat bedrijven gemiddeld kleiner worden en wel in een hoog tempo. Dat zegt nog niets over de huidige absolute verdeling. Die laat zien dat in Utrecht in de meeste bedrijfstakken meer grote bedrijven aanwezig zijn dan in Nederland. In de voor Utrecht relevante bedrijfstakken, namelijk groothandel (opgeteld bij detailhandel door de gebruikte SBI 1995), informatie/communicatie, zakelijke diensten en financiële instellingen heeft Utrecht relatief meer grote bedrijven dan Nederland, en juist minder kleine
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
30 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
bedrijven. Dat geldt ook voor andere bedrijfstakken, zoals vervoer en opslag en bouwnijverheid. De Utrechtse economie heeft ten opzichte van Nederland relatief veel grootbedrijf. Dat sluit niet uit dat de gemiddelde bedrijfsgrootte in Utrecht tegelijkertijd fors is afgenomen over de periode 1995-2011, juist ook in de voor Utrecht belangrijke bedrijfstakken.
2.2
Conclusies economische ontwikkeling Provincie Utrecht
De provincie Utrecht heeft op de lange termijn een fors hogere groei laten zien dan Nederland als geheel op de lange termijn. Gedurende 3,5 decennia groeide de toegevoegde waarde van de provincie Utrecht 0,7 tot 1,2 procent sneller dan Nederland als geheel. De provincie Utrecht groeide eveneens sneller dan NoordBrabant, namelijk gemiddeld 0,2 procent per jaar over de periode 1971-2006, en 0,9 procent sneller dan de Randstad over de genoemde periode. Qua arbeidsproductiviteitsgroei heeft Utrecht net als geheel Nederland (en ook Noord-Brabant en de Randstad) feitelijk een achterblijvende positie in vergelijking met de rest van Europa. De arbeidsproductiviteitsgroei is hoog in een paar sectoren: industrie, energie, groothandel, vervoer & opslag, en informatie & communicatie. Voor wat betreft de arbeidsproductiviteitsgroei moet Utrecht het hebben van deze bedrijfstakken, waarvoor het slechts in twee gevallen (groothandel en I&C) een comparatief voordeel heeft. De rest van de bedrijvigheid in Utrecht heeft een betrekkelijk arbeidsintensief groeipad. Om rijker te worden zonder al te veel extra inzet van werknemers, gaat het om scholing en kapitaalintensivering. De laatste is vooral in de industrie mogelijk, en die is niet sterk aanwezig in Utrecht. Over de jaren 1996-2011 heeft de provincie Utrecht een schokgolf in de ontwikkeling van de toegevoegde waarde: een zeer hoge groei over de jaren 19962001, gevolgd door een stevige terugval over de jaren 2001-2006. Deze schokgolf vertroebelt het beeld enigszins, omdat deze een sectorale dimensie heeft. De terugval wordt met name door de industrie, bouw, onroerend goed, detailhandel en horeca veroorzaakt. Over deze jaren tastte de conjuncturele neergang van 20012002 vooral de bouwsector en de bestedingen door huishoudens aan. De extra hoge groei de Utrechtse economie is kennelijk in de jaren 1996-2001 voor een groot deel gebaseerd geweest op de impuls die vanuit de bouw (nieuwbouw woningen en vastgoed) uitging. Tevens lijkt dit gepaard te zijn gegaan met optimistische consumenten door waardestijgingen van woningen. De internationale vergelijking versterkt de conclusie dat de economie van de provincie Utrecht conjunctuurgevoelig is, en sterk reageert op de overmatige kredietverlening over de jaren 1995-2000 en op het knappen van de internetzeepbel. Iets dergelijk geldt ook voor de neergang over de jaren 2009-2011; consumptie, vastgoed en bouw lijken te worden geraakt. Binnenlandse factoren (vraaguitval) domineren het beeld, en stuwende en/of exporterende bedrijfstakken compenseren onvoldoende.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
31 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
De provincie Utrecht kent relatief veel grootbedrijf. Niettemin is zichtbaar dat er een forse schaalverkleining gaande is. De gemiddelde bedrijfsgrootte is gehalveerd; er zijn zeer veel kleinere bedrijven bijgekomen in Utrecht. De Utrechtse economie is per saldo een krachtig groeiende regio over de afgelopen jaren. De terugval 2001-2006 leert dat de economie van Utrecht ook zwakheden kent. De regio is conjunctuurgevoelig en is relatief sterk van de binnenlandse markt afhankelijk (zie volgende paragrafen).
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
32 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
2.3
Specialisatie van de regionale economie van de provincie Utrecht
2.3.1
Economische structuur en specialisatie Regio’s blinken doorgaans uit in een beperkt aantal economische activiteiten. Welke dat zijn is een uitkomst van vele factoren zoals de aanwezigheid van grondstoffen, geschoold personeel, toegang tot kapitaal, infrastructuur, de historie, overheidsingrijpen en de geografische ligging. Daarnaast spelen relatieve productiekosten van goederen en diensten een rol: de kosten in vergelijking met de productiekosten in andere regio’s. Hieruit blijkt het comparatief voordeel van een regio. Deze kenmerken bepalen het unieke economische profiel van een regio (het specialisatiepatroon). Een hoge mate van specialisatie in een bepaalde sector drukt relatief kostenvoordeel en een sterke concurrentiepositie voor de regio uit. De basis voor een analyse van de specialisatie van de provincie Utrecht vormt het aandeel dat elke sector heeft in de totale toegevoegde waarde. Deze aandelen worden vervolgens vergeleken met de rest van de Nederlandse economie. Op deze manier blijkt waarmee de provincie Utrecht in essentie het geld verdient. De uitkomsten van deze analyse vormen tevens de opmaat naar paragraaf 2.2.2 waarin de specialisaties van de provincie Utrecht worden verbijzonderd naar de steden Amersfoort en Utrecht. Daarmee wordt inzicht verkregen in de geografische spreiding van sectoren die in de provincie Utrecht sterk vertegenwoordigd zijn en blijkt voorts in hoeverre de twee grootste steden van de provincie een uniek economisch profiel hebben. Sectorale aandelen in de totale toegevoegde waarde zijn voor de provincie Utrecht in vergelijking met Nederland, de Randstad en de provincie Noord-Brabant weergegeven in figuur 2.6. Het betreft de stand in 2009; het meest recente jaar waarvoor het CBS waargenomen sectorale cijfers per regio beschikbaar heeft (de jaren 2010 en 2011 zijn voorlopig). De economie van de provincie Utrecht onderscheidt zich ten opzichte van de Nederlandse economie op de volgende karakteristieken: Een relatief sterke focus op commerciële en niet-commerciële dienstverlening, waaronder de gezondheidszorg, het onderwijs, banken en verzekeringen, ingenieursbureaus etc. (specialistische zakelijke diensten) en informatie/ communicatie. Hiermee kan de structuur van de Utrechtse economie met recht een diensteneconomie worden genoemd. Met dit profiel is de provincie Utrecht een relatief sterk op het binnenland gerichte economie (zie bijgaande kader ‘Export naar sector’). Daarnaast onderscheidt Utrecht zich door een relatief hoog opgeleide beroepsbevolking.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
33 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Export naar sector Dit blijkt uit de export naar bedrijfstak (zie bijlage x). Indien de nationale exportquotes worden geprojecteerd op de productiewaarde per sector in Utrecht, verkrijgen we een totaalwaarde voor de export van Utrecht. Dan blijkt dat Utrecht 16 procent van de omzet uit de export haalt, terwijl dat nationaal 22 procent is. Het verschil wordt veroorzaakt door twee bedrijfstakken: in Utrecht is minder industrie aanwezig, en juist de industrie exporteert relatief veel. Daartegenover is in Utrecht juist een grote informatie & communicatiesector aanwezig, en die exporteert juist relatief weinig. Dit leidt ertoe dat de Utrechtse economie als geheel fors minder dan nationaal het geval is omzet op buitenlandse markten behaalt, dus relatief meer op de binnenlandse markt is georiënteerd. Dit is wel gebaseerd op een projectie van nationale exportquotes op de Utrechtse economie. Projectie nationale exportaandelen per sector op de Utrechtse productiewaarde per sector, 2011 Productie NL
Landbouw, bosbouw en visserij Delfstoffenwinning Industrie Energie, water en afvalbeheer Bouwnijverheid Groothandel Detailhandel Vervoer en opslag Horeca Informatie en comm. Financiële dienstverlening Onroerend goed Spec.zakelijke diensten Overige zakelijke diensten Overheid Onderwijs Gezondheidszorg Cultuur, sport en recreatie Overige diensten Huishoudens Totaal Exportquote totaal Utrecht
Bron: CBS/bewerking TNO
Export quote
Productie Utrecht
Export (geraamd)
Mln euro 26.274 27.128 283.031 38.076 11.810 86.687 120.988 55.358 18.573 53.919 64.875 58.853 68.825 49.007 65.677 32.297 63.168 11.272 11.460 2.165
% 2 2 25 3 1 8 11 5 2 5 6 5 6 4 6 3 5 1 1 0
Als % 39% 54% 54% 4% 3% 10% 2% 28% 10% 22% 20% 2% 21% 3% 1% 3% 1% 11% 2% 2%
Mln Euro 813 9 10.122 2.424 217 7.383 10.813 3.215 1.298 8.458 8.038 4.831 6.482 4.691 5.273 3.032 5.364 1.273 1.314 198
% 1 0 12 3 0 9 13 4 2 10 9 6 8 6 6 4 6 1 2 0
Mln euro 316 5 5.505 105 6 748 167 892 132 1.887 1.625 107 1.375 162 77 91 28 137 21 4
1.149.443
100
22%
85.248
100
13.390 16%
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
34 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht Figuur 2.6 Economische structuur op basis van toegevoegde waarde
Procentueel aandeel van elke sector in de totale toegevoegde waarde in 2009
Bron: CBS, bewerking TNO (met behulp van PAR/LISA2011)
Verschillen in sectorale aandelen, zoals uit figuur 2.6 bijvoorbeeld al duidelijk blijkt voor informatie/communicatie in het voordeel van de provincie Utrecht, maar nog meer als het gaat om de industrie in Noord-Brabant, geven al een eerste aanwijzing voor regionale specialisaties. Deze komen echter nog duidelijker naar voren wanneer de cijfers vanuit figuur 2.6 worden uitgedrukt in een index, de zogenaamde specialisatie index (of Balassa-index). Om deze zo zuiver mogelijk te berekenen wordt de provincie Utrecht vergeleken met ‘overig Nederland’ (Nederland minus de provincie). Op die manier is er geen sprake van dubbeltelling. Figuur 2.7 geeft de specialisatiegraad van de provincie Utrecht weer voor elke sector, in samenhang met de economische groei (toegevoegde waarde) over de periode 1995-2011 en de absolute omvang van elke sector in 2011. De economische groei is weergegeven ten opzichte van de Y-as, waarbij de horizontale stippellijn de gemiddelde economische groei van de gehele provincie uitdrukt. De x-as geeft de specialisatiegraad weer. Dit is een indexcijfer dat berekend is door het aandeel van een sector in de provinciale economie te delen door het aandeel dat deze sector heeft in de rest van Nederland. Om de spreiding grafisch wat beter te kunnen uitdrukken is de uitkomst vermenigvuldigd met 100. De verticale stippellijn geeft zodoende de sectorstructuur van ‘Overig Nederland’ (elk sectoraal aandeel is daarvoor op 100 gesteld).
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
35 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht Figuur 2.7 Economische groei per sector en specialisatie van de Provincie Utrecht
Specialisatie o.b.v. toegevoegde waarde 2009, provincie Utrecht in vergelijking met ‘Overig Nederland’
Bron: TNO op basis van CBS en LISA/PAR 2011
Een positie rechts van deze verticale stippellijn geeft derhalve een relatieve oververtegenwoordiging in de provincie Utrecht weer, oftewel specialisatie. Omgekeerd betekent een positie ter linkerzijde dat de provincie Utrecht minder uitblinkt in deze bedrijfsactiviteiten, vergeleken met de rest van Nederland. Samen met de gemiddelde groei ontstaan er nu vier kwadranten in de figuur. Op basis van de positie die een sector inneemt in een van deze vier kwadranten kan nu bepaald worden waarin de provincie Utrecht een sterke concurrentiepositie heeft. Sectoren met een bovengemiddelde economische groei én waarin de provincie gespecialiseerd is liggen in het kwadrant rechtsboven.
informatie- en communicatiediensten, specialistische zakelijke diensten, financiële diensten, groothandel en cultuur, sport en recreatie. Specialistische zakelijke diensten en informatie & communicatie hebben bovendien een groot aandeel het brp van 2011, zoals blijkt uit de omvang van de bollen. Hiermee is duidelijk dat deze sectoren een sleutelpositie hebben in de economie van de provincie. groothandel en financiële diensten. Beide sectoren zijn in omvang (voortgebrachte toegevoegde waarde in 2011) ook groot, maar behoren niet tot de zeer snelle groeiers. Hun economische groei ligt wel boven het gemiddelde van de provincie tussen 1995 en 2011.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
36 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Cultuur, sport en recreatie: De sector cultuur, sport en recreatie is een verzameling van een aantal activiteiten: - Kunsten (kunstenaars, podia en theaters) - Culturele uitleencentra (kunstuitleen, bibliotheken), dierentuinen en natuurparken - Loterijen en kansspelen - Sport en recreatie (sportaccommodaties, sportverenigingen en vermaak zoals kermis en pretparken)
In overige zakelijke diensten zoals goederenverhuur, beveiliging en uitzendbureaus heeft de provincie Utrecht in vergelijking met de rest van Nederland ook een specialisatie. Vanwege een economische groei onder het gemiddelde, waardoor deze sector zich in het kwadrant rechtsonder in de figuur bevindt, neemt deze specialisatie echter af (zie ook figuur 2.8). Dit is in feite de keerzijde van de snelle opkomst van de meer specialistische en kennisintensievere commerciële dienstensector. Grote bedrijfstakken in de regio zoals de zorg, bouw en detailhandel, dragen flink bij aan de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid in de provincie Utrecht. Hun omvang en groei zijn feitelijk in proportie tot de omvang van de bevolking in de provincie Utrecht en hebben daarom geen uitgesproken sterke of zwakke positie. Dergelijke bedrijfstakken hebben een regionaal verzorgingsgebied en daarom is de afzet en omvang proportioneel met de bevolking. Omdat er veel mensen werk vinden zijn ze wel van belang voor de provincie Utrecht, maar een belang dat voor andere regio’s even groot of vergelijkbaar is. Het kwadrant linksonder in de figuur herbergt sectoren waar de provincie geen duidelijk concurrentievoordeel heeft. Los van de economische groei beneden het gemiddelde, vinden deze bedrijfsactiviteiten hoofdzakelijk elders in het land plaats. Zo is de industrie veel sterker vertegenwoordigd in Noord-Brabant; de provincie Utrecht heeft geen concurrentievoordeel voor de industrie. In andere Nederlandse regio’s is dat voordeel groter; de provincie Utrecht is duidelijk een diensteneconomie. Dit is een belangrijk gegeven om het belang van enkele topsectoren en speerpunten te duiden. Vanwege de oververtegenwoordiging van industrie in Brabant, zal die regio automatisch ook een groter belang hebben in de nationale topsector Hightech systemen en materialen. Daarentegen zal de provincie Utrecht, gezien de lage specialisatiescore en relatief kleine omvang van de landbouw, weinig primaire productie in de landelijke topsector Agro & Food hebben. Nu bestaat de topsector Agro & Food ook uit gerelateerde handelsactiviteiten (onderdeel van de groothandel). Groothandel is in de provincie Utrecht juist wel relatief sterk geconcentreerd. Naast primaire productie in de voedingsmiddelenindustrie (verscholen in de grote bol van industrie), zal het economisch belang van Agro en Food dus hoofdzakelijk uit de gerelateerde handelsactiviteiten bestaan. Met het specialisatiepatroon van de provincie Utrecht in het achterhoofd, kan het economisch belang van topsectoren en speerpunten beter in context worden geplaatst.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
37 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Verandering van het specialisatiepatroon Veranderingen in de economische structuur vinden geleidelijk plaats. Daarom zal de specialisatie van de provincie Utrecht anno 2012 ook niet veel verschillen van de stand in 2009, zoals in de figuren is weergegeven. Daarentegen kunnen in vergelijking met 1995 wel verschuivingen worden waargenomen (zie figuur 2.8). Snelle groei van enkele sectoren binnen de provincie betekent daarbij automatisch een lagere specialisatiescore van andere sectoren. Het zijn immers twee zijden van dezelfde medaille: het bruto regionaal product (ofwel de totale toegevoegde waarde). Tevens spelen economische ontwikkelingen (sectorale groei) in andere delen van het land een belangrijke rol. Verhuizingen van bedrijven zijn hierbij het bewijs van regionale concurrentievoordelen. Figuur 2.8 Verandering specialisatiepatroon Provincie Utrecht
Verandering in indexpunten: stand 2009 vergeleken met 1995
Bron: TNO op basis van CBS en LISA/PAR 2011
De iets afgenomen specialisatie van de provincie Utrecht in informatie- en communicatiediensten, ondanks dat deze sector een van de snelst groeiende sectoren in de provincie is, wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door relatief snellere groei elders in het land. Dit geeft aan dat Utrecht niet als enige een sterke positie heeft; er zijn ook relatief sterke concurrerende regio’s. In deze analyse kunnen we niet aangeven welke regio’s dat zijn. Meer in het oog springende veranderingen in de specialisatie van de provincie zijn de toename van cultuur, sport en recreatie en de specialistische zakelijke diensten. Deze verbetering van de Utrechtse concurrentiepositie gaat duidelijk ten koste van de (minder kennisintensieve) overige zakelijke diensten. Het is bekend dat de beroepsbevolking in de provincie Utrecht in vergelijking met andere regio’s relatief hoog opgeleid is. De economische structuur beweegt zich dus ook in deze richting met het toegenomen belang van de meer kennisintensieve specialistische diensten.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
38 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Binnen de sector cultuur, sport en recreatie groeiden de kunsten relatief snel. Hiertoe behoren naast kunstenaars ook podia en theaters. Aldus heeft de provincie Utrecht een voorsprong weten op te bouwen op onderdelen van de creatieve industrie. In absolute omvang gemeten nam het onderdeel sport en recreatie (sportaccommodaties en sportverenigingen en daarnaast activiteiten gericht op ‘vermaak’) toe. Dit sluit aan bij het karakter van de provincie Utrecht als consumptie en recreatie regio, aansluitend bij het relatief hoogwaardige woonmilieu van de provincie, zowel de nabijheid van werkgelegenheidsconcentraties in de Randstad (en Schiphol) als de nabijheid van het Groene Hart, de recreatieplassen en de Veluwe.
2.3.2
In focus: Informatie & Communicatie en specialistische zakelijke diensten
In het voorgaande is uitgegaan van de 20 sectoren zoals het CBS die hanteert voor de regionale statistiek. Niettemin is de vraag wat onder sommige sectoren schuilgaat aan kleinere bedrijfstakken; de sectoren zijn optellingen van een waaier aan, weliswaar overeenkomstige, bedrijvigheid. Dit is gedaan voor twee sectoren: informatie/communicatie en specialistische zakelijke diensten. Figuur 2.9 Toename toegevoegde waarde en specialisatie van informatie/communicatie naar subsectoren, Provincie Utrecht
10%
B aneng roei 1996-2011
8%
B eheer van c omputerfac .en overige IT dvl.
Diens ten informatie
6% R adio en tv 4%
A dvis ering IT
S oftwarebedrijven 2% Telec ommunic atie
0% 0 -2% -4%
100
200
300
400
Uitgeverijen S pe c ia lisa tie g ra a d (NL = 100) 2011 L ag e re s pe c ialis atie
Bron: TNO op basis van CBS en LISA/PAR 2011
Hog e re s pe c ialis atie
500
600
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
39 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht Figuur 2.10 Toename toegevoegde waarde en specialisatie van specialistische zakelijke diensten naar subsectoren, Provincie Utrecht
12% Des ign, fotografie, vertaalbureaus
B aneng roei 1996-2011
10%
Holdings en managementadvies bureaus
8% R ec lame en marktonderz oek
6% 4%
A rc hitec ten-, ingenieurs bureaus
J uridis c he diens ten en adminis tratie
2% 0% 0
50
100
150
200
250
S pe c ia lisa tie g ra a d (NL = 100) 2011 L ag e re s pe c ialis atie
Hog e re s pe c ialis atie
Bron: TNO op basis van CBS en LISA/PAR 2011
De sector informatie & communicatie bestaat uit de volgende bedrijfsklassen: Uitgeverijen Radio & TV Telecommunicatie Softwarebedrijven Advisering op het gebied van informatietechnologie Beheer van computerfaciliteiten en overige IT-dienstverlening Diensten op het gebied van informatie In de provincie Utrecht zijn het vooral de advisering op het gebied van informatietechnologie en het beheer van computerfaciliteiten en overige ITdienstverlening waarin de provincie een uitgesproken comparatief voordeel heeft. Deze twee bedrijfsklassen vertonen een hoge groei en hebben een zeer duidelijke overconcentratie in de provincie Utrecht. Voor software bedrijven, een relatief grote bedrijfsklasse, geldt dat deze groot is, met een redelijk hoge groei, maar niet zo’n uitgesproken overconcentratie heeft. In radio/TV en uitgeverijen heeft de provincie Utrecht geen bijzondere positie. Kortom, de conclusie over informatie/ communicatie betreft voornamelijk het deel informatie. De sector specialistische zakelijke diensten bestaat uit de volgende bedrijfsklassen: Juridische diensten en administratie Holdings en managementadviesbureaus Architecten-, ingenieursbureaus e.d. Research Reclamewezen en marktonderzoek Design, fotografie, vertaalbureaus
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
40 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Voor de specialistische zakelijke diensten geldt dat Utrecht een duidelijk comparatief voordeel heeft in holdings en managementadviesbureaus, architecten-, ingenieursbureaus e.d. en research. Voor de overige bedrijfsklassen in deze sector is de positie meer gemiddeld.
2.3.3
Economische groei en specialisatie van Amersfoort en Utrecht Aan de hand van hun economisch profiel kan vervolgens de specialisatie van de steden Amersfoort en Utrecht worden afgeleid en hiermee worden bepaald in hoeverre de sectoren waarin de provincie Utrecht een concurrentievoordeel heeft, zijn geclusterd in deze steden. De sectorstructuur van Amersfoort en Utrecht is hiertoe afgezet tegen de structuur van ‘Overig Provincie Utrecht’, oftewel de provincie minus de stad in kwestie. Hierbij zij opgemerkt dat de totale economie van de gemeente Utrecht ongeveer een factor 3 groter is dan die van Amersfoort (zie tabel 2.13). Als zodanig concentreert de economische productie van de provincie Utrecht zich anno 2011 duidelijk meer in de gemeente Utrecht dan in Amersfoort. Dit geldt voor elke sector. Wel verschilt de mate van concentratie van elke sector in de gemeente Utrecht aanzienlijk. Zo huisvest Utrecht ongeveer 19% van de industrie (het laagste aandeel) en ruim 59% van de financiële diensten (hoogste aandeel). Tabel 2.13 Economische omvang Amersfoort en Utrecht
Toegevoegde waarde in 2011 en aandeel in provincie Utrecht Omvang 2011 in mln euro Provincie Utrecht
44.861
Amersfoort Utrecht
5.255 16.383
Aandeel in provincie (als %)
11,7 36,5
Bron: TNO op basis van CBS en PAR 2011
De specialisatiefiguren voor Amersfoort en Utrecht brengen verschillen in het relatieve belang van elke sector in de totale stedelijke economie aan het licht. Zo blijkt dat Amersfoort naar verhouding meer geld verdient met specialistische zakelijke diensten dan de gemeente Utrecht. Deze dienstensector is goed voor ruim 10% van de totale toegevoegde waarde die in Amersfoort wordt voortgebracht, terwijl dit in de gemeente Utrecht ‘slechts’ zo’n 7% is. Voor de provincie Utrecht als geheel is dit aandeel ongeveer 7,4%. Zodoende kent de gemeente Utrecht een score op de specialisatie-index die lager is dan 100, terwijl Amersfoort juist de hoogste specialisatiescore kent in deze specialistische diensten. Dit neemt niet weg nog altijd een aanzienlijk deel van de specialistische zakelijke diensten in Utrecht is gevestigd. Deze lagere specialisatiescore is ook het gevolg van de duidelijke overconcentratie van financiële diensten in Utrecht.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
41 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht Figuur 2.11 Economische groei per sector en specialisatie van Amersfoort
Specialisatie o.b.v. toegevoegde waarde 2009, Amersfoort in vergelijking met ‘Overig provincie Utrecht’
Bron: TNO op basis van CBS en LISA/PAR 2011
Figuur 2.12 Economische groei per sector en specialisatie gemeente Utrecht
Specialisatie o.b.v. toegevoegde waarde 2009, gemeente Utrecht in vergelijking met ‘Overig provincie Utrecht’
Bron: TNO op basis van CBS en LISA/PAR 2011
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
42 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
2.4
Economisch belang van Speerpunten en Topsectoren voor Utrecht De provincie Utrecht richt zich in haar beleid op een viertal speerpunten. Daarnaast spelen ook voor Utrecht de nationaal benoemde topsectoren een belangrijke rol (zie o.m. Bedrijfslevenbrief, februari 2011). In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de economische ontwikkelingen op deze speerpunten en de topsectoren. De door Utrecht in benoemde speerpunten zijn: Gezondheidseconomie Creatieve economie Life sciences Duurzaamheidseconomie De economische betekenis van Speerpunten en Topsectoren is afhankelijk van de afbakening die wordt gekozen. De definities zijn in bijlage 2 opgenomen. We tekenen aan dat duurzaamheidseconomie is gedefinieerd vanuit potentie: het betreft een compilatie van bedrijfstakken waarvan verwacht kan worden dat er in de toekomst winst op het gebied van duurzaamheid behaald kan worden. De overige sectoren zijn gedefinieerd vanuit een sectoraal idee: het zijn bedrijfstakken die een overeenkomstig product of dienst produceren. De gekozen afbakening voor nationale topsectoren is zoveel mogelijk in overeenstemming met de afbakening zoals die is overeengekomen tussen het CBS, de topteams en Agentschap NL. Voor de Topsectoren Agro & Food, Life Science & health, Hightech Systemen en materialen en Chemie kon gebruik worden gemaakt van een dergelijke vastgestelde afbakening. Voor Agro & Food is hierbij de brede definitie gekozen, naast primaire landbouwproductie en verwerkende levensmiddelenindustrie omvat deze ook enkele specifieke groot- en detailhandelssectoren en overige gerelateerde gedetailleerde bedrijfsactiviteiten. De reden hiervoor is hoofdzakelijk dat het door de opdrachtgever beschikbaar gestelde bronbestand met arbeidsgegevens (PAR) een slechte dekking heeft binnen de land- en tuinbouwsector. Voorts is, bij wijze van grove benadering, de omvang van concerndiensten en holdings weergeven voor de topsector Hoofdkantoren. De mate waarin deze benadering recht doet aan de werkelijkheid hebben wij niet onderzocht. Ten slotte is de extra topsector Bouw opgevat als de volledige bouwnijverheid zoals deze gedefinieerd is in de bedrijfstakclassificatie (SBI2008). Vergelijking provincie Utrecht met de Randstad: De regionale vergelijking van de provincie Utrecht met de Randstad en NoordBrabant bevat een versluierend element: de provincie Utrecht is onderdeel van de Randstad. Dit betekent dat de cijfers van Utrecht en de Randstad per definitie dichter bij elkaar liggen. Als er dan wel een afwijking is tussen de Randstad en Utrecht, duidt dit op een opvallend verschil tussen de rest van de Randstad en de provincie Utrecht.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
43 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht Tabel 2.14 Omvang Speerpunten en Topsectoren
Omvang op basis van toegevoegde waarde in 2011in miljoen euro Utrecht
Randstad
Noord Brabant
Nederland
x1000
in %
x1000 in % x1000 in %
x1000
in %
Gezondheidseconomie
6.213
13,9
32.555
13,3
8.355 10,8
75.195
14,2
Creatieve industrie
1.403
3,1
9.159
3,7
2.690
3,5
14.283
2,7
Life Sciences
1.020
2,3
6.029
2,5
1.771
2,3
13.745
2,6
11.383
25,4
56.141
22,9 15.862 20,5 112.241
21,2
2.807
6,3
17.000
6,9
5.051
6,5
40.808
7,7
Tuinbouw en uitgangsmaterialen
309
0,7
2.545
1,0
204
0,3
4.645
0,9
Hightech systemen en materialen
2.815
6,3
16.352
6,7
5.472
7,1
39.509
7,5
Speerpunten
Duurzaamheidseconomie Topsectoren Agro & Food (brede definitie)
Energie
331
0,7
3.037
1,2
1.110
1,4
20.066
3,8
Logistiek
1.180
2,6
8.971
3,7
2.756
3,6
18.117
3,4
Creatieve industrie
1.403
3,1
9.161
3,7
2.691
3,5
14.288
2,7
Life Sciences & Health
255
0,6
1.326
0,5
424
0,5
3.250
0,6
Chemie
190
0,4
2.401
1,0
1.545
2,0
7.164
1,4
Water
298
0,7
2.816
1,1
603
0,8
5.387
1,0
70
0,2
907
0,4
209
0,3
1.076
0,2
2.618
5,8
12.642
5,2
4.946
6,4
28.033
5,3
100 528.991
100
Concerndiensten en holdings Bouwsector Totaal economie
44.861
100 245.032
100 77.517
Bron: TNO op basis van CBS en PAR/LISA 2011
Speerpunten De gekozen speerpunten van de regio Utrecht laten qua aandeel in de totale economie een gemengd beeld zien. Duurzaamheidseconomie is relatief duidelijk groter dan landelijk; er zijn in de provincie Utrecht ten opzichte van Nederland relatief veel bedrijfstakken die een bijdrage kunnen leveren aan een duurzame economie. Dit betekent dat er zowel milieuwinst kan worden behaald, als dat er bedrijfstakken zijn die een bijdrage kunnen leveren aan een duurzame economie. Naast de ‘duurzaamheidseconomie’ heeft het speerpunt creatieve industrie een groter aandeel in de economie van Utrecht. De creatieve industrie heeft echter in de Randstad (Metropoolregio Amsterdam) en Noord-Brabant (vormgeving in Eindhoven) een hoger aandeel. Hoewel de creatieve industrie is oververtegenwoordigd in Utrecht ten opzichte van Nederland, is deze positie niet bijzonder, gezien de hogere aandelen in de Randstad en Noord-Brabant. Alleen het aandeel duurzaamheidseconomie is in de provincie Utrecht groter dan in de referentieregio’s. Het aandeel van de gezondheidseconomie is in de provincie Utrecht wel groter dan in de Randstad en Noord-Brabant, maar is kleiner dan in geheel Nederland. Life
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
44 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
sciences, een qua omvang beperkter speerpunt, heeft ten opzichte van Nederland evenmin een bijzondere positie in de provincie Utrecht. Topsectoren Topsectoren maken in totaal circa 25-30% van de gehele Nederlandse economie uit. Voor veel topsectoren geldt dat het aandeel van die sectoren in de provincie Utrecht lager ligt dan in dan de Randstad en Noord-Brabant. Agro&Food is een substantiële topsector in Utrecht met een aandeel van 6,3 procent van de gehele economie, maar dit aandeel is lager dan in geheel Nederland (7,7 procent). In de Randstad en Noord-Brabant is dit aandeel ook lager dan landelijk. Deze topsector groeide in de Randstad het snelst (oa Aalsmeer en het Westland). Tuinbouw en uitgangsmaterialen is landelijk een kleine topsector (0,9 procent van de gehele economie), in Utrecht is het 0,7 procent. In Noord-Brabant is deze topsector verwaarloosbaar klein (0,3 procent). In Noord Brabant groeide deze bedrijfstak het snelste tussen 1996 en 2011. High-tech systemen en materialen heeft landelijk een aandeel van 7,5 procent; in Noord-Brabant en de Randstad is dat enigszins lager, en in de provincie Utrecht het laagst (6,3 procent). Deze topsector heeft in Utrecht de hoogste groei (3,3 procent) ten opzichte van de referentieregio’s. Energie betreft landelijk 3,8 procent van de toegevoegde waarde, in Utrecht is het 0,7 procent van het brp. In de referentieregio’s is het wat hoger, maar ook lager dan landelijk. De groei van de toegevoegde waarde van deze sector is laag geweest in alle regio’s. Logistiek is met 2,6 procent van het brp in Utrecht ook lager dan landelijk en de referentieregio’s. Deze sector vertoonde op zich een behoorlijke toename van de toegevoegde waarde in Utrecht, maar groeide in Noord-Brabant en de Randstad sneller. Creatieve industrie heeft een aandeel van 3,1 procent van het brp in Utrecht; dat is hoger dan landelijk. In de referentieregio’s is het hoger: 3,7 procent in de Randstad en 3,2 procent in Noord-Brabant. Deze topsector groeide in Utrecht het sneller dan in Noord-Brabant en de Randstad. Life Sciences & Health is een kleine topsector, maar heeft in Utrecht met 0,6 procent een groter aandeel dan de referentieregio’s en even hoog als Nederland. In Noord-Brabant groeide topsector deze het snelst. Chemie is met 0,4 procent van het brp in Utrecht het minst vertegenwoordigd van de onderzochte regio’s. Deze topsector groeide in Noord-Brabant het snelst. Water is eveneens een kleine topsector, en is met 0,7 procent van het brp evenzeer het minst vertegenwoordigd in de provincie Utrecht. Deze topsector groeide in Utrecht het snelst ten opzichte van de referentieregio’s. Kortom, geen enkele van de topsectoren is in Utrecht het sterkst vertegenwoordigd. Alleen in creatieve industrie heeft Utrecht een hoger aandeel in het brp dan Nederland, maar voor deze topsector geldt dat de aandelen in het brp van de referentieregio’s hoger is. Sectoren buiten de topsectoren om zijn van belang voor Utrecht: dat zijn de eerder genoemde bedrijfstakken uit de sectorale analyse: Informatie en communicatie technologie Specialistische zakelijke diensten Groothandel
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
45 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Financiële diensten Cultuur, sport en recreatie
Voor zover er overlap is met de topsectoren, sluit alleen de topsector Creatieve industrie aan bij de gevonden succesvolle sectoren in de provincie Utrecht. De creatieve industrie bestaat namelijk uit componenten die afkomstig zijn uit informatie/communicatie, specialistische zakelijke diensten en cultuur/ sport/recreatie. Indien de creatieve industrie naar onderdelen wordt bekeken, is de groei van deze sector toe te schrijven aan de subsector kunsten en cultureel erfgoed. De twee andere subsectoren media & entertainment industrie en creatieve zakelijke diensten vertoonden in het verleden een gematigde groei (zie bijlage 1, tabel B1.5).
Tabel 2.15 Economische groei Speerpunten en Topsectoren
Gemiddelde jaarlijkse groei toegevoegde waarde, 1996-2011 Utrecht
Randstad
Brabant
NL
%
%
%
%
Gezondheidseconomie
2,8
2,8
2,7
2,9
Creatieve industrie
4,0
3,5
2,9
3,1
Life Sciences
2,6
4,5
5,2
5,3
Duurzaamheidseconomie
3,2
2,9
2,6
2,1
Agro & Food (brede definitie) Tuinbouw en uitgangsmaterialen Hightech systemen en materialen
2,0
2,8
0,3
3,0
0,8
5,8
11,1
6,7
2,6
2,9
1,5
2,6
Energie
0,8
0,4
0,7
-1,2
Logistiek
2,9
3,3
3,8
2,5
Creatieve industrie
4,0
3,5
2,9
3,1
Life Sciences & Health
4,5
2,5
3,8
3,6
Chemie
0,7
0,6
2,4
1,4
Water
2,1
0,4
1,9
0,4
Concerndiensten en holdings
5,0
5,3
0,8
-1,1
Bouw
2,1
1,2
0,8
0,9
Totaal economie
2,5
2,4
2,4
2,2
Speerpunten
Topsectoren
Bron: TNO op basis van CBS en PAR/LISA 2011
Net als in omvang laat speerpunt Duurzaamheidseconomie zien dat het terecht door de regio Utrecht als zodanig is omschreven. De jaarlijkse gemiddelde groei van dit speerpunt is met 3,2% tussen 1996 en 2011 het hoogst van alle regio’s. In tegenstelling tot het aandeel laat speerpunt Creatieve Industrie zien dat Utrecht hier
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
46 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
een bijzondere positie in heeft. Het groeicijfer is met afstand het hoogst van allemaal. Gezondheidseconomie laat qua groei over alle regio’s een homogeen beeld zien. Afsluitend is het gedefinieerde Life Sciences speerpunt in Utrecht een duidelijke achterblijver in vergelijking met groeicijfers van dit speerpunt van Randstad, Noord-Brabant en Nederland. De topsectoren laten in Utrecht qua groei een vergelijkbaar beeld zien met de aandelen in de economie. Er zijn naast de creatieve industrie twee opvallende uitzonderingen: Hightech Systemen en Materialen en Water. Deze topsectoren zijn in de regio Utrecht de afgelopen jaren duidelijk harder gegroeid dan in de andere regio’s.
Vestigingen Enige topsectoren hebben een grote hoeveelheid vestigingen: agro&food (meer dan zesduizend), hightech systemen en materialen (bijna 7000), logistiek (ruim 1500) en de creatieve industrie spant de kroon met bijna 12,5 duizend vestigingen. In de extra topsector bouw vinden we praktisch precies 9 duizend vestigingen. In de overige topsectoren is het aantal vestigingen fors lager.
Tabel 2.16
Aantal vestigingen in de provincie Utrecht voor speerpunten en topsectoren, en ontwikkeling gemiddelde bedrijfsomvang
Aantal vestigingen in 2011 en ontwikkeling gemiddelde bedrijfsomvang, 1996-2011 Vestigingen banen per vestiging Aantal Aandeel 1996 2011 Speerpunten Gezondheidseconomie 12.515 11,9 13 9 Creatieve industrie 12.408 11,8 4 2 Life Sciences 704 0,7 32 25 Duurzaamheidseconomie 24.185 23,0 10 5 Topsectoren Agro & Food (brede definitie) Tuinbouw & Uitgangsmaterialen Hightech syst.& materialen Energie Logistiek Creatieve industrie Life Sciences & Health Chemie Water Concerndiensten & Holdings Bouw Utrecht totaal Bron: PAR 2011, bewerking TNO
6.221 474 6.835 30 1.584 12.408 90 127 431
5,9 0,4 6,5 0,0 1,5 11,8 0,1 0,1 0,4
8 6 14 152 21 4 130 25 12
10 3 6 30 12 2 33 19 5
48 9.006
0,0 8,5
6 10
33 4
105.370
100
10
6
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
47 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Voor de speerpunten en topsectoren geldt dat de vier speerpunten een groot aandeel in het totaal van de vestigingen in de regio heeft (bijna 50 procent van het totaal aantal vestigingen in de provincie Utrecht. Vooral duurzaamheidseconomie heeft een groot aandeel – maar heeft dat ook voor toegevoegde waarde. Met name de creatieve industrie, maar ook en gezondheidseconomie, heeft een substantieel aandeel vestigingen in de gehele economie van Utrecht met bijna 12 procent. De creatieve industrie draait het meest op kleinschaligheid. De gemiddelde bedrijfsgrootte is er het laagst: twee personen in 2011. In 1995 waren het er nog vijf; meer dan een halvering derhalve. Duurzaamsheidseconomie is breed gedefinieerd als alle bedrijfstakken waar duurzame innovaties plaats kunnen vinden (zoals bouw, energie, transport, zie bijlage 2). In de meeste topsectoren is de gemiddelde schaalomvang gedaald; alleen in agro & food is een bescheiden toename zichtbaar – we interpreteren dit als een constante schaalomvang (het kan door toevallige fluctuatie zijn veroorzaakt). Echter, in alle andere topsectoren zien we forse afnames in de gemiddelde schaal. Voor topsectoren waar de ZZP-er bekend is, verrast het niet: de gemiddelde bedrijfsomvang in de bouw en de eerder genoemde creatieve industrie nam af. In de energie is het opvallend. Door de kapitaalintensiteit van de sector – opwekking van energie vergt grote en kostbare installaties – zien we een afname van de gemiddelde bedrijfsgrootte. Wellicht wordt dit veroorzaakt door technologische vernieuwing en institutionele veranderingen: we denken aan de opkomst van zonnecellen, alternatieve en duurzame kleinschalige energieopwekking en meer marktwerking. In de logistiek zijn er mogelijk meer zelfstandige transporteurs bijgekomen, maar wat de verdere daling van de gemiddelde bedrijfsgrootte in de chemie en de watersector drijft vergt een nadere verklaring.
2.5
Conclusies
Concluderend zijn de volgende sectoren van belang voor de Utrechtse economie:
Informatie/communicatie; specialistische zakelijke diensten; financiële diensten en groothandel.
Deze sectoren hebben een hoge groei, zijn omvangrijk en hebben een hoge specialisatiegraad in Utrecht. De sector cultuur/sport/recreatie is ook overgeconcentreerd in de provincie Utrecht, heeft er een hoge gemiddelde jaarlijkse groei van de toegevoegde waarde, maar is absoluut gezien klein. Bedrijfstakken waarin de regio niet gespecialiseerd is, maar die er wel een hoge groei vertonen, zijn de zorg en nutsbedrijven (energie, water en afvalbeheer). Topsectoren en ook de speerpunten zijn over het algemeen ondervertegenwoordigd in de provincie Utrecht. Alle topsectoren, op creatieve industrie na, hebben een geringer aandeel in de Utrechtse economie dan in geheel Nederland. Voor de creatieve industrie geldt echter dat de aandelen in de Randstad en Noord-
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
48 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Brabant er hoger zijn. De provincie Utrecht heeft zodoende voor enkele topsector een uniek voordeel. Er zijn drie topsectoren die een serieuze bijdrage hebben geleverd aan de groei van de toegevoegde waarde van de provincie Utrecht: dat zijn high-tech systemen en materialen, logistiek en creatieve industrie. Deze drie topsectoren hebben in Utrecht een hogere groei dan het gemiddelde van de regio en hoger dan de groei van die topsector in Nederland. De toegevoegde waarde van de creatieve industrie groeide in Utrecht het sneller dan in Nederland, de Randstad en Noord-Brabant. Wel zijn er enige topsectoren en speerpunten die van absoluut belang zijn voor de provincie Utrecht. Dat zijn agro&food, hightech systemen en materialen, creatieve industrie, logistiek, en de extra topsector bouw. Voorts hebben de speerpunten duurzaamheidseconomie en gezondheidseconomie een substantiële omvang in de provincie Utrecht. Qua groei springen voor de provincie Utrecht de creatieve industrie en de duurzaamheidseconomie er positief uit ten opzichte van de referentieregio’s. Andere topsectoren met een relatief hoge groei in Utrecht zijn: de al genoemde creatieve industrie, hightech systemen/materialen en logistiek. De essentie is dat andere bedrijfstakken dan de topsectoren van belang zijn voor de Utrechtse economie. Anders gezegd, de Utrechtse economie heeft een comparatief voordeel voor andere sectoren dan de topsectoren.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
49 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
3
De provincie Utrecht in 2020
3.1
Scenario keuze In dit hoofdstuk gaan we in op de economische structuur van de provincie Utrecht in 2020. In het bijzonder gaat het dan om de sectorstructuur, de positie van de topsectoren en de positie van de door Utrecht gekozen speerpunten. Dit doen we door de sectorale groeicijfers te nemen van een toekomstscenario van het CPB en die op de sectoren te projecteren. Namelijk, voor 2020 is de ontwikkeling van de toegevoegde waarde en het aantal banen per sector volgens de CPB scenario’s beschreven. De in 2006 gepubliceerde studie Welvaart en Leefomgeving (WLO) van het CPB biedt een handvat met vier scenario’s. De vier verschillen op twee kerneigenschappen van een economie: in de mate van invloed van de overheid en mate van internationale interactie danwel wereldhandel. Het CPB gaf in de WLO studie vier scenario’s: Global Economy, Transatlantic Market, Strong Europe en Regional Communities. Het Global Economy toekomstscenario geeft de meest uitbundige groei van de welvaart weer, het Regional Communities scenario geeft de minste welvaartstoename weer. De vraag luidt welk scenario voor de regio Utrecht als “business as usual” mag worden beschouwd. Op basis hiervan kiezen we een BAU plus en een BAU minus. Figuur 3.1 Groei BRP provincie Utrecht en Nederland, 1970-2011
Bron: CBS/bewerking TNO Het blijkt dat de Utrechtse economie sinds 1990 jaarlijks met gemiddeld 2,9% is gegroeid. Kiezen we een langere tijdshorizon (vanaf 1970) dan is deze jaarlijkse gemiddelde groei nog hoger. De provincie Utrecht heeft zich in het verleden ontwikkeld in een tempo dat we als ‘Global Economy’ mogen aanduiden. De scenario’s hebben namelijk de volgende groeicijfers per WLO-scenario:
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
50 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Global Economy: Transatlantic Market: Strong Europe: Regional Communities:
2,9% 2,2% 1,8% 1%
De provincie Utrecht groeide over de periode 1971-2006 met gemiddelde 3,2% per jaar. Dat is hoger dan het gemiddelde van het GE-scenario (2,9%). Derhalve is voor de toekomst het Global Economy scenario aangenomen. Dit betekent dat voor de toekomst tot 2020 het ‘business as usual scenario’ (BAU) overeenkomt met de groeiverwachting van het WLO scenario ‘Global Economy’ (GE). Hiermee is de regio een uitzondering: voor veel regio’s gelden op dit moment minder positieve scenario’s. Veelal wordt het “Transatlantic Market” (TM) scenario aangenomen als plausibel toekomstscenario, omdat dit een gematigder groei geeft; een groeipad zoals we dat ook voor Nederland in het verleden hebben gezien. Duidelijk is dat Nederland zich meer op het niveau van Transatlantic market of Strong Europe beweegt. Behalve een BAU kiezen we een BAU-plus scenario en een BAU-min scenario. Voor het BAU-min scenario kiezen we het Transatlantic market scenario. Afsluitend wordt volgens een bovengemiddeld scenario gekeken naar de gerealiseerde groei in de regio Utrecht sinds 1985. De zeven beste jaren, de zeven jaren waarin de hoogste groei is gerealiseerd, zijn gezocht om de maximale gerealiseerde groei te bepalen. Het blijkt dat de provincie Utrecht tussen 1988 en 1994 gemiddeld het hardst is gegroeid, fors harder dan de cijfers volgens het GE scenario en de langjarige gemiddelden voor Utrecht. Tussen 1990-2011 is dat 4,1 procent gemiddeld; het verschil tussen het GE als BAU scenario (2,9 procent) en 4,1 procent is derhalve 1,2 procent. Het BAU-plus is derhalve een groei van 4,1 procent van de toegevoegde waarde per jaar tot en met 2020. Wegen van sectorale structuur effecten De scenario’s van het CPB zijn uitgedrukt in negentien sectoren. Deze sectoren komen redelijk overeen met de indeling van de huidige regionale CBS classificaties van economische sectoren. De link tussen de CPB sectoren uit de scenario’s met de speerpunten en topsectoren is minder eenduidig. Een voorbeeld, de topsector water bestaat voor circa 25% uit banen uit CPB/WLO sector “openbare nutsbedrijven” en voor 60% van de toegevoegde waarde van diezelfde sector. In de ontwikkeling van topsector water worden zulke percentages meegenomen. De CPB ontwikkelingen in openbare nutsbedrijven zijn dus voor 25 procent van toepassing op de banenontwikkeling van topsector water. De verwachte ontwikkeling van toegevoegde waarde in openbare nutsbedrijven bepaalt vervolgens voor 60 procent de ontwikkeling van de toegevoegde waarde in topsector water. De door het CBP gegeven sectorale groeicijfers zijn aangepast (geschaald) om op het totaalcijfer van 2,9% groei van de toegevoegde waarde te komen.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
51 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
3.2
Prognose sectoren tot aan 2020 Het is goed om terug te keren naar de groeiverwachting per sector die het CBS hanteert in de regionale statistiek. Deze indeling komt nagenoeg overeen met de sectoren waarvoor het CPB zijn toekomstscenario’s heeft gemaakt. Het CPB verwacht voor de sectoren vervoer & opslag, informatie/communicatie, groothandel, detailhandel en financiële diensten een relatief sterke groei van de toegevoegde waarde in het Global Economy scenario. Duidelijk is ook te zien dat krimp in economische omvang niet aan de orde is voor nagenoeg alle sectoren (op delfstoffenwinning na, maar deze bedrijfstak heeft in Utrecht een verwaarloosbare omvang). Op basis hiervan mogen we aannemen dat Utrecht het relatief hoge groeitempo volhoudt voor de periode tot en met 2020; het zijn precies die sectoren die in het GE scenario een hoog groeipad vertonen en ook de sectoren zijn die ofwel een comparatief voordeel hebben (zoals informatie & communicatie), dan wel in absolute zin belangrijk zijn (detailhandel). Tabel 3.1
Groeipotentie van sectoren in de Provincie Utrecht op basis van het CPB, Global Economy scenario, toegevoegde waarde
Global Economy scenario = (BAU), BAU plus en BAU min (Transatlantic Market) Gemiddelde jaarlijkse groei in % BAU
Landbouw, bosbouw en visserij
< BAU
> BAU
1,2
0,2
1,7
-3,7
-3,9
-2,8
Industrie
2,4
1,9
3,4
Energie, water en afvalbeheer
1,9
1,2
2,7
Bouwnijverheid
2,2
0,3
3,1
Groothandel
3,8
2,4
5,4
Detailhandel
3,8
2,4
5,4
Vervoer en opslag
5,1
3,9
7,2
Horeca
2,5
2,2
3,6
Informatie en communicatie
5,8
5,4
8,1
Financiële dienstverlening
3,0
2,5
4,3
Verhuur en handel van overige goederen
1,3
0,9
1,9
Specialistische zakelijke diensten
2,3
2,2
3,2
Verhuur en overige zakelijke diensten
1,9
1,6
2,7
Openbaar bestuur en overige diensten
1,3
0,8
1,9
Onderwijs
1,3
0,8
1,9
Gezondheids- en welzijnszorg
2,8
1,8
4,0
Cultuur, sport en recreatie
2,5
2,2
3,6
Overige diensten
2,5
2,2
3,6
Totaal economie Bron: CPB, bewerking TNO
2,9
2,2
4,1
Delfstoffenwinning
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
52 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Door de verwachte verschillende sectorale groeicijfers in het GE scenario verandert de samenstelling van de sectorstructuur van Utrecht. De door het CPB gegeven groeicijfer per sector is opgevat als een groeipotentie. Vervolgens is deze groei op de sectoren van de Utrechtse economie geprojecteerd, zodanig dat de totale groei op 2,9% komt. Tabel 3.2
Sectoren als percentage van de gehele economie, 2011 en 2020 in het Global Economy scenario, alsmede het verschil tussen 2020 en 2011.
2011
2020
Verschil
-0,1 0,0 -0,3 -0,2 -0,3 0,7 0,4 0,8 0,0 2,7 0,1 -1,0 -0,4 -0,5 -0,9 -0,7 -0,1 0,0 -0,1
% Landbouw, bosbouw en visserij Delfstoffenwinning Industrie Energie, water en afvalbeheer Bouwnijverheid Groothandel Detailhandel Vervoer en opslag Horeca Informatie en communicatie Financiële dienstverlening Verhuur en handel van onroerend goed Specialistische zakelijke diensten Verhuur en overige zakelijke diensten Openbaar bestuur en overige diensten Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, sport en recreatie Overige diensten
0,7
0,6
6,6 2,5 5,8 8,0 4,6 3,6 1,6 9,5 9,3 7,8 7,4 6,3 7,1 5,6 9,9 1,5 2,1
6,3 2,3 5,5 8,7 5,0 4,4 1,5 12,2 9,4 6,8 7,0 5,8 6,2 4,9 9,9 1,5 2,0
Totale economie
100
100,0
Bron: TNO op basis van CBS/CPB
Onder de veronderstelling van de groei per sector in een GE scenario van het CPB, blijkt dat de volgende sectoren aan belang winnen in de Utrechtse economie tot 2020:
Informatie en communicatie (12,2 procent in 2020) Vervoer en opslag (4,4 procent in 2020) Groothandel (8,7 procent in 2020) Detailhandel (5 procent in 2020) Financiële diensten (9,4 procent in 2020)
De verschuivingen in sectorstructuur zijn verder marginaal. Sectoren die aan relatief belang afnemen zijn onroerend goed, openbaar bestuur en onderwijs. Absoluut groeien zij natuurlijk wel. Grosso modo is het vooral de sector informatie/communicatie die fors toeneemt in de provincie Utrecht. De provincie heeft een comparatief voordeel voor deze bedrijfstak, en omdat het CBP deze bedrijfstak een hoge groei toebedeelt in het GE-scenario, wordt het aandeel van deze sector in Utrecht fors groter. Voor de andere bedrijfstakken zijn de relatieve
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
53 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
veranderingen beperkter. Ook voor de groothandel, waarvoor Utrecht eveneens een comparatief voordeel heeft, wordt de provincie relatief belangijker. Financiële diensten, waarvoor Utrecht eveneens een comparatief voordeel heeft, blijft als sector nagenoeg constant. Voor specialistische zakelijke diensten is er een relatieve achteruitgang. Werkgelegenheid Ten opzichte van de verwachte ontwikkeling van de toegevoegde waarde is de verwachte ontwikkeling van de werkgelegenheid beperkter; het verschil is de arbeidsproductiviteit. Toegenomen productiviteit door de inzet van kapitaalgoederen zorgt voor daling van de werkgelegenheid in industrie en landbouw. Deze sectoren zijn vertegenwoordigd in meerdere speerpunten en topsectoren. De rol van menselijke interactie laat zich zien in de ontwikkeling van verhuur en handel van overige goederen en vooral gezondheids- en welzijnszorg. In deze sectoren is het moeilijk om de rol van mensen te vervangen door automatiseringsprocessen, waardoor werkgelegenheid meer in pas blijft met de ontwikkeling van de toegevoegde waarde. Tabel 3.3
Groeipotentie van sectoren in de Provincie Utrecht op basis van het CPB, Global Economy scenario, werkgelegenheid
Prognoses ontwikkeling werkgelegenheid naar sector (CBS/SBI2008) Gemiddelde jaarlijkse groei in % BAU
< BAU
> BAU
Landbouw, bosbouw en visserij
-2,7
-2,8
-2,0
Delfstoffenwinning
-6,1
-5,7
-4,4
Industrie
-0,8
-0,5
-0,7
Energie, water en afvalbeheer
0,6
0,1
1,0
Bouwnijverheid
0,9
-0,6
1,4
Groothandel
0,7
0,7
1,1
Detailhandel
0,7
0,7
1,1
Vervoer en opslag
0,8
0,3
1,3
Horeca
0,9
0,1
1,4
Informatie en communicatie
1,0
-0,1
1,5
Financiële dienstverlening
0,9
0,2
1,4
Verhuur en handel van overige goederen
1,1
0,2
1,7
Specialistische zakelijke diensten
0,6
-0,1
0,9
Verhuur en overige zakelijke diensten
1,0
0,2
1,5
Openbaar bestuur en overige diensten
-0,2
-0,3
-0,2
Onderwijs
-0,2
-0,3
-0,2
Gezondheids- en welzijnszorg
1,6
1,2
2,4
Cultuur, sport en recreatie
0,9
0,1
1,4
Overige diensten
0,9
0,1
1,4
Totaal economie Bron: CPB, bewerking TNO
0,7
0,3
1,0
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
54 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Robuustheidsanalyse verschillende WLO scenario’s Voor de projectie van de economische groei van 2020 is gebruik gemaakt van WLO scenario’s Global Economy (GE) en Transantlantic Markets (TM) Bij het gebruik van deze WLO scenario’s rijst de vraag: hoe verschuiven de verhoudingen tussen hoofdsectoren indien één van de overige twee WLO scenario’s zou zijn gekozen? Hoe verschuiven de structuren in de economie? Hoe verandert bijvoorbeeld het aandeel van ICT of logistiek in het totaal indien een ander scenario wordt gekozen? Om de orde van grootte van deze structuurveranderingen te duiden is het voldoende om te kijken naar de resulterende structuurverschillen tussen het BAU (GE) scenario en het < BAU (TM) scenario. De verschillen bedragen veelal slechts procentpunten achter de komma. Er kunnen aldus geen significante structuurverschillen worden verwacht bij het gebruik van andere WLO scenario’s, waarmee de prognoses voor 2020 robuust te noemen zijn.
3.3
Prognose Speerpunten en Topsectoren tot en met 2020 Door de sterke economische ontwikkeling van regio Utrecht zijn ook de verwachtingen voor de komende acht jaar (negen jaar gerekend vanaf het basisjaar 2011) gunstig. De verwachte ontwikkeling van drie van de vier speerpunten ligt opvallend genoeg onder de geraamde ontwikkeling van de totale Utrechtse economie. Alleen de creatieve industrie laat een hogere groeiverwachting zien. Tabel 3.4
Economische groei (brp) Speerpunten Provincie Utrecht
Omvang 2011
Gemiddelde jaarlijkse groei in %
mln euro
in %
19962011
BAU 2020
< BAU 2020
> BAU 2020
Totaal Gezondheidseconomie
6.213
13,9
2,8
2,7
1,9
3,9
Totaal Creatieve industrie
1.403
3,1
4,0
3,6
3,4
5,1
Totaal Life Sciences Totaal Duurzaamheidseconomie
1.020
2,3
2,6
2,7
2,0
3,9
11.383
25,4
3,2
2,4
1,8
3,4
Totaal economie
44.861
100
2,5
2,9
2,2
4,1
Bron: TNO op basis van CBS en PAR 2011
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
55 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht Tabel 3.5
Omvang Speerpunten Provincie Utrecht, aandelen in 2011 en 2020 per scenario
2011
BAU 2020
mln euro in %
mln euro
in %
< BAU 2020 mln in euro %
> BAU 2020 mln in euro %
Totaal Gezondheidseconomie
6.213 13,9
7.880 13,6
7.344 13,5
8.748 13,5
Totaal Creatieve industrie
1.403
3,1
1.923 3,3
1.890 3,5
2.189 3,4
1.020
Totaal Life Sciences
2,3
1.298 2,2
1.220 2,2
1.441 2,2
Totaal Duurzaamheidseconomie
11.383 25,4
14.045 24,2
13.322 24,4
15.330 23,7
Totaal economie
44.861
58.023 100
54.507 100
64.610 100
100
Bron: TNO op basis van CBS en PAR 2011
De aandelen van de speerpunten zullen de komende acht jaar naar verwachting weinig veranderen. De structuren van de speerpunten zijn dusdanig divers dat er geen grote verschuivingen zijn waar te nemen. Slechts het aandeel van de heterogene “duurzaamheidseconomie” neemt met ruim een procentpunt af in alle scenario’s. De verschillen tussen de scenario’s zijn ook zeer klein als het gaat om veranderingen in aandeel: nooit meer dan enkele tienden van procentpunten.
Tabel 3.6
Economische groei Topsectoren in de Provincie Utrecht
Omvang 2011 mln euro Agro & Food (brede definitie)
Gemiddelde jaarlijkse groei in %
in % 1996-2011
BAU
< BAU
> BAU
2.807
6,3
2,0
3,1
2,4
4,6
Tuinbouw en uitgangsmaterialen
309
0,7
0,8
1,5
0,8
2,4
Hightech systemen en materialen
2.815
6,3
2,6
3,7
3,5
5,5
331
0,7
0,8
2,0
1,2
2,7
Logistiek
1.180
2,6
2,9
5,2
3,9
7,2
Creatieve industrie
Energie
1.403
3,1
4,0
3,6
3,4
5,3
Life Sciences & Health
255
0,6
4,5
2,4
2,2
3,7
Chemie
190
0,4
0,7
2,5
1,9
3,4
Water
298
0,7
2,1
2,1
1,3
3,3
44.861
100
2,5
2,9
2,2
4,1
Totaal economie
Bron: TNO op basis van CBS en PAR 2011
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
56 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht Tabel 3.7
Economische ontwikkeling topsectoren in de Provincie Utrecht, aandelen in 2011 en 2020
2011 mln euro in % Agro & Food (brede definitie)
BAU mln in euro %
< BAU mln euro
in %
> BAU mln in % euro
2.807
6,3
3.688
6,4
3.475
6,4
4.207
6,5
Tuinbouw en uitgangsmaterialen
309
0,7
354
0,6
332
0,6
383
0,6
Hightech systemen en materialen
2.815
6,3
3.918
6,8
3.836
7,0
4.558
7,1
Energie
331
0,7
395
0,7
369
0,7
421
0,7
Logistiek
1.180
2,6
1.863
3,2
1.665
3,1
2.206
3,4
Creatieve industrie
1.403
3,1
1.923
3,3
1.895
3,5
2.233
3,5
Life Sciences & Health
255
0,6
316
0,5
310
0,6
354
0,5
Chemie
190
0,4
236
0,4
225
0,4
257
0,4
Water
298
0,7
360
0,6
335
0,6
399
0,6
Totaal economie
44.861
100 58.023
100 54.507 100,0 64.610 100,0
Bron: TNO op basis van CBS en PAR 2011
Hightech systemen, Logistiek, Creatieve Industrie en Life sciences & Health zullen de komende jaren naar verwachting in belang toenemen in de Utrechtse economie. Tabel 3.8
Totale werkgelegenheidsgroei (PAR) Speerpunten en Topsectoren in de Provincie Utrecht
Omvang in 2011, aandeel in regionale economie en groei 1995-2011 Omvang 2011
Gemiddelde jaarlijkse groei in %
x1000
in %
1996-2011
BAU
< BAU
> BAU
Speerpunten Gezondheidseconomie
116
17,2
2,9
1,8
1,4
2,5
Creatieve industrie
25
3,7
4,3
1,1
0,3
1,5
Life Sciences
18
2,6
2,0
1,3
0,9
1,9
119
17,8
2,8
1,0
0,2
1,5
61
9,0
1,7
1,3
1,1
1,8
Tuinbouw en uitgangsmaterialen
1
0,2
0,7
-1,0
-1,1
-0,4
Hightech systemen en materialen
Duurzaamheidseconomie Topsectoren Agro & Food (brede definitie)
41
6,1
1,5
0,9
0,3
1,2
Energie
1
0,1
-6,4
1,3
0,7
1,7
Logistiek
19
2,9
-0,1
1,6
1,1
2,1
Creatieve industrie
25
3,7
4,3
1,1
0,3
1,6
Life Sciences & Health
3
0,4
1,2
5,6
5,3
5,9
Chemie
2
0,4
-1,4
-0,4
-0,1
-0,3
Water
2
0,3
-1,9
1,5
0,4
2,0
672
100
2,1
0,7
0,3
1,0
Totaal economie Bron: PAR 2011, bewerking TNO
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
57 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
De ontwikkeling van de werkgelegenheid laat over het geheel lagere groeiverwachtingen zien dan de toegevoegde waarde. Verhoging van de productiviteit, gemeten in output per werknemer, zal de komende jaren door bedrijven meer dan ooit worden nagestreefd. In sectoren waar menselijke interactie centraal staat zal de productiviteit minder sterk toenemen. Hier kunnen technologie, automatisering en innovatieve kapitaalgoederen minder bijdragen aan productiviteit. Dit vertaalt zich in relatieve grotere groei in werkgelegenheid in de gezondheidseconomie, creatieve industrie logistiek, water en life sciences. Werkgelegenheidscijfers PAR De hier gepresenteerde werkgelegenheidscijfers zijn volledig gebaseerd op het PAR. De totale omvang verschilt van die van het aantal werkzame personen volgens het CBS-begrip, zoals in voorgaande onderdelen is gebruikt. Dit komt door definitieverschillen tussen beide bronnen. Voor de structuur en ontwikkeling heeft dit echter vrijwel geen gevolgen.
Groeipotentieel sectoren in relatie tot speerpunten en topsectoren De groeipotenties van bedrijfstakken in de topsectoren, die het resultaat zijn van groeipotentie van alle sectoren in het GE scenario, werken voordelig door in de sectorstructuur van de provincie Utrecht. Precies die sectoren die in Utrecht een comparatief voordeel hebben, hebben ook in de sectorale projectie van het GE scenario een hoge groei: groothandel (3,8 procent), informatie & communicatie (5,8 procent), specialistische zakelijke diensten (2,3 procent) en financiële diensten (3 procent). De groei die voor specialistische zakelijke diensten wordt aangenomen is nog betrekkelijk gering. Daarnaast is er ook een hoge groei verondersteld voor de logistiek en de detailhandel, bedrijfstakken waar Utrecht geen comparatief voor in heeft, maar die er wel omvangrijk zijn. De veronderstelde hoge sectorale groeicijfers werken in veel mindere mate door in de topsectoren. Nu zijn voor de topsectoren nooit door het CPB groeicijfers verondersteld – deze zijn in dit project samengesteld uit de gegeven groeicijfers per sector – maar het lijkt erop dat er weinig overlap tussen de succesvolle sectoren in een GE scenario en de topsectoren en de speerpunten. Dit leidt ertoe dat de topsectoren slechts een gemiddelde groei meekrijgen, op logistiek na. Dat is de enige topsector die vanuit de aanname van het GE scenario een hoge groei verkrijgt. In mindere mate geldt dat voor high-tech systemen en materialen. De conclusie dat de topsector high tech systemen en materialen in de projectie voor 2020 enigszins opvalt in Utrecht vloeit hieruit voort. Daarnaast is er alleen voor creatieve industrie enige positieve doorwerking. De hoge groeipotentie van informatie & communicatie werkt voor de creatieve industrie positief door.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
58 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
4
Conclusies De kernvraag in dit project is in welke mate de economie van de provincie Utrecht is gegroeid op de lange termijn en welke bedrijfstakken een bijzondere rol aan die economische ontwikkeling hebben geleverd. Vervolgens is de vraag in welke mate topsectoren en speerpunten (sleutelbedrijfstakken in het beleid van de regio Utrecht) aan de gebleken economische ontwikkeling hebben bijgedragen. De analyse is uitgevoerd aan de hand van de ontwikkeling van toegevoegde waarde. Daarnaast is naar werkgelegenheid gekeken (werkzame personen), arbeidsproductiviteit en gemiddelde bedrijfsgrootte. De beoordeling van de economische ontwikkeling van de provincie Utrecht is uitgevoerd door een internationale vergelijking te maken. Utrecht is hierbij in het perspectief geplaatst van de twintig grootstedelijke regio’s die het kader van de Randstad Monitor vormen. Dit is alleen voor de totale toegevoegde waarde, werkgelegenheid en arbeidsproductiviteit gedaan. De sectorale analyse is gedaan door Utrecht te vergelijken met Nederland, de provincie Noord-Brabant en de Randstad. Tevens is de provincie Utrecht naar onderdelen vergeleken; namelijk de gemeente Utrecht en Amersfoort. De provincie Utrecht heeft op de lange termijn een fors hogere groei laten zien dan Nederland als geheel op de lange termijn. Gedurende drie decennia groeide de toegevoegde waarde van de provincie Utrecht circa 0,7 tot 1,2 procent sneller dan Nederland als geheel. De provincie Utrecht groeide eveneens sneller dan NoordBrabant, namelijk gemiddeld 0,2 procent per jaar over de periode 1971-2006, en 0,9 procent sneller dan de Randstad over de genoemde periode. Qua arbeidsproductiviteitsgroei heeft Utrecht net als geheel Nederland (en ook Noord-Brabant en de Randstad) feitelijk een achterblijvende positie in vergelijking met de rest van Europa. De arbeidsproductiviteitsgroei is hoog in een paar sectoren: industrie, energie, groothandel, vervoer & opslag, en informatie & communicatie. Voor wat betreft de arbeidsproductiviteitsgroei moet Utrecht het hebben van deze bedrijfstakken, waarvoor het slechts in twee gevallen (groothandel en I&C) een comparatief voordeel heeft. De rest van de bedrijvigheid in Utrecht heeft een betrekkelijk arbeidsintensief groeipad. Om rijker te worden zonder al te veel extra inzet van werknemers, gaat het om scholing en kapitaalintensivering. De laatste is vooral in de industrie mogelijk, en die is niet sterk aanwezig in Utrecht. Over de jaren 1996-2011 heeft de provincie Utrecht een schokgolf in de ontwikkeling van de toegevoegde waarde: een zeer hoge groei over de jaren 19962001, gevolgd door een stevige terugval over de jaren 2001-2006. Deze schokgolf vertroebelt het beeld enigszins, omdat deze een sectorale dimensie heeft. De terugval wordt met name door de industrie, bouw, onroerend goed, detailhandel en horeca veroorzaakt. Over deze jaren tastte de conjuncturele neergang van 20012002 vooral de bouwsector en de bestedingen door huishoudens aan. De extra hoge groei de Utrechtse economie is kennelijk in de jaren 1996-2001 voor een groot deel gebaseerd geweest op de impuls die vanuit de bouw (nieuwbouw woningen en vastgoed) uitging. Tevens lijkt dit gepaard te zijn gegaan met optimistische consumenten door waardestijgingen van woningen.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
59 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Indien we deze schokgolf wegfilteren door alleen de gehele periode 1996-2011 te beschouwen, zien we de bedrijfstakken waar Utrecht ten opzichte van Nederland een comparatief voordeel in heeft. Dat is bepaald aan de hand van de relatieve concentratie van de sector in Utrecht ten opzichte van Nederland, de absolute omvang van de sector en de gemiddelde jaarlijkse groei van de sectoren over de jaren 1996-2011. Het maakt namelijk uit of een grote of een kleine sector een snelle groei vertoont, en maakt ook uit of een sector in Utrecht snel groeit, maar wellicht buiten Utrecht nog sneller. Deze analyse wees uit dat er vier bedrijfstakken voor Utrecht van goot belang zijn – zij zijn omvangrijk, overgeconcentreerd en vertoonden een hoge groei: informatie en communicatie; specialistische zakelijke diensten; financiële diensten en groothandel. De sector cultuur/sport/recreatie is ook overgeconcentreerd in de provincie Utrecht, heeft er een hoge gemiddelde jaarlijkse groei van de toegevoegde waarde, maar is er bescheiden in omvang. Bedrijfstakken waarin de regio niet gespecialiseerd is, maar die er wel een hoge groei vertonen zijn de zorg en nutsbedrijven (energie, water en afvalbeheer). Topsectoren en ook de speerpunten zijn over het algemeen ondervertegenwoordigd in de provincie Utrecht. Alle topsectoren, op creatieve industrie na, hebben een geringer aandeel in de Utrechtse economie dan in geheel Nederland. Voor de creatieve industrie geldt echter dat de aandelen in de Randstad en NoordBrabant er hoger zijn. Wel zijn er enige topsectoren en speerpunten die van absoluut belang zijn voor de provincie Utrecht. Dat zijn agro&food, hightech systemen en materialen, creatieve industrie, logistiek, en de extra topsector bouw. Voorts hebben de speerpunten duurzaamheidseconomie en gezondheidseconomie een substantiële omvang in de provincie Utrecht. Qua groei springen voor de provincie Utrecht de creatieve industrie en de duurzaamheidseconomie er positief uit ten opzichte van de referentieregio’s. Andere topsectoren met een relatief hoge groei in Utrecht zijn: de al genoemde creatieve industrie, hightech systemen/materialen, logistiek, water, agro&food, en de extra topsector bouw. De essentie is dat andere bedrijfstakken dan de topsectoren van belang zijn voor de Utrechtse economie; anders gezegd, de Utrechtse economie heeft een comparatief voordeel voor andere sectoren dan de topsectoren. De enige overlap tussen de sectoren die in Utrecht succesvol zijn en de topsectoren, is de creatieve industrie. Elementen uit de creatieve industrie zijn te vinden in die sectoren waarvoor Utrecht een comparatief voordeel heeft: dat is informatie en communicatie, specialistische zakelijke diensten en cultuur, sport en recreatie. Echter, die overlap is niet bijzonder sterk: de provincie Utrecht heeft bijvoorbeeld geen bijzondere positie in de uitgeverijen en Radio & TV, de onderdelen uit de sector informatie & communicatie die deel zijn van de creatieve industrie. Indien de creatieve industrie naar onderdelen wordt bekeken, is de groei
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
60 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
van deze sector toe te schrijven aan de subsector ‘kunsten en cultureel erfgoed’. De twee andere subsectoren media & entertainment industrie en creatieve zakelijke diensten vertoonden in het verleden een gematigde groei. Het is voorts gebleken dat in Utrecht de bedrijven in snel tempo kleiner worden. De gemiddelde bedrijfsgrootte is er gehalveerd tussen 1995 en 2011. Dit geldt voor bijna alle sectoren, behalve de overheid en de financiële instellingen. De schaalverkleining treedt juist ook op in de voor Utrecht belangrijke sectoren. Echter, in absolute zin zijn er in Utrecht nog altijd relatief meer grote bedrijven gevestigd (groter dan 100 werkzame personen) dan in Nederland. Niettemin is de beweging in Utrecht duidelijk: veel meer kleine bedrijven. Opvallend is de schaalverkleining in de energie; het zijn weliswaar niet veel bedrijven, maar kennelijk leiden technologische vernieuwing en institutionele verandering tot nieuwe dynamiek in deze branche. Het proces van schaalverkleining lijkt een ruimtelijke dimensie te hebben binnen Utrecht. Gebleken is dat in recente jaren – 2006-2011 – de groei van Utrecht als geheel weliswaar terugkeert naar het pad van voor de sterke terugval over de jaren 2001-2006, maar dat het ruimtelijk patroon wijzigt. De economische ontwikkeling is na 2006 veel meer op de gemeente Utrecht gericht. Dit heeft mogelijk een relatie met de gebleken schaalverkleining in Utrecht. Er zijn in absolute zin veel kleine bedrijven bijgekomen, en het is mogelijk dat de juist de stedelijke omgeving van Utrecht een voordeel biedt voor kleinschalige bedrijven: ruimtebeperking speelt geen rol, aangevuld door lage transactiekosten en transportkosten door onderlinge nabijheid. Kleine bedrijven zijn afhankelijk van netwerkvoordelen (‘economies of scope’ in plaats van ‘economies of scale’). Kleine bedrijven functioneren in productienetwerken, en zijn ze afhankelijk van opdrachten van grotere uitbestedende bedrijven. Voor logistiek en bouw speelt het voordeel van een stedelijke omgeving niet – deze bedrijven hebben ook als ze klein zijn ruimte en bereikbaarheid nodig. Deze zullen eerder aan de buitenkant van een stad gevestigd zijn. Echter, bedrijfstakken als creatieve industrie en de informatie en communicatietechnologie, en de specialistische zakelijke diensten zijn meer op de transactionele economie in binnensteden aangewezen. In de projectie voor 2020 op basis van door het CPB gegeven groeicijfers per sector, en het feit dat de provincie Utrecht een Global Economy scenario heeft doorlopen de afgelopen 20 jaar, komen we op de volgende sectoren die van belang zijn. Uitgaande van de groei per sector in een GE scenario van het CPB, blijkt dat de volgende sectoren aan belang winnen in de Utrechtse economie tot 2020:
Informatie en communicatie (12,2 procent in 2020) Vervoer en opslag (4,4 procent in 2020) Groothandel (8,7 procent in 2020) Detailhandel (5 procent in 2020) Financiële diensten (9,4 procent in 2020)
Dit zijn andere sectoren dan de topsectoren of de speerpunten – deze beide worden niet wezenlijk belangrijker voor de economie van Utrecht. Topsectoren die van groter belang worden in Utrecht zijn: creatieve industrie, hightech systemen en materialen, logistiek en Life Sciences & Health.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
61 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Tabel 4.1
Speerpunten en sectoren in de provincie Utrecht, als aandeel van de gehele economie, 2011 en 2020 in een Global Economy scenario
2011 mln euro
BAU 2020 = Global Economy in %
mln euro
in %
Totaal Gezondheidseconomie
6.213
13,9
7.880
13,6
Totaal Creatieve industrie
1.403
3,1
1.923
3,3
Totaal Life Sciences
1.020
2,3
1.298
2,2
11.383
25,4
14.045
24,2
Tuinbouw en uitgangsmaterialen
2.807
6,3
3.688
6,4
Hightech systemen en materialen
309
0,7
354
0,6
2.815
6,3
3.918
6,8
331
0,7
395
0,7
Creatieve industrie
1.180
2,6
1.863
3,2
Life Sciences & Health
1.403
3,1
1.923
3,3
Chemie
255
0,6
316
0,5
Water
190
0,4
236
0,4
44.861
100
58.023
100
Totaal Duurzaamheidseconomie Agro & Food (brede definitie)
Energie Logistiek
Totaal economie (mln euro)
Bron: TNO obv CBS/CPB Gezondheidseconomie en duurzaamheidseconomie hebben ruwweg dezelfde aandelen in Utrecht in 2020. Van de topsectoren hebben agro/food, hightech systemen en materialen, logistiek en creatieve industrie substantiële en toenemende aandelen in de Utrechtse economie. Het belang van de topsectoren is voor de Utrechtse economie echter niet bijzonder in vergelijking met Nederland. Vanuit het GE scenario krijgt de provincie Utrecht een groei mee die gunstig is voor de sectoren waar Utrecht een comparatief voordeel in heeft. Daarentegen krijgen de topsectoren en de speerpunten juist een beperkte groei vanuit die veronderstelling; dat geldt niet voor logistiek en hightech systemen en materialen. Daarnaast is er alleen voor creatieve industrie enige positieve doorwerking vanuit de groeipotenties per bedrijfstak. De hoge groeipotentie van informatie & communicatie werkt voor de creatieve industrie positief door. De maximale groeipotentie van de Utrechtse economie komt op 4,1 procent per jaar tussen 2011 en 2020. Dit lijkt een onwaarschijnlijk hoog getal in de huidige context, maar vloeit voort uit een combinatie van twee veronderstellingen: sectorale groei in een CPB scenario die in verhouding is verhoogd tot de maximale gemiddelde groei die Utrecht in de periode na 1990 over zeven jaar heeft ondervonden. Dat is 4,1 procent. Door productiviteitsstijgingen die in het GE scenario zijn aangenomen, is de extra vraag naar werkgelegenheid geringer: deze is in het GE scenario voor 2020 gemiddeld 0,7 procent per jaar. Bij een groei van de toegevoegde waarde van 2,9% per jaar impliceert dat toename van de arbeidsproductiviteit van 2,2% per jaar. Internationaal is dat een mooi gemiddelde.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
62 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Een vraag is wat er met de Utrechtse economie gebeurt als er geen verandering van het ingezette beleid is. Nu zijn toekomstvoorspellingen ijdel; scenario’s dienen als verkenningen voor de lange termijn en korte termijn modellen dienen als instrumenten om iets over de nabije toekomst te zeggen, en zelfs dat is moeilijk en soms onmogelijk. Niettemin is de meest basale aanname over de toekomst de volgende: de comparatieve voordelen, zoals die zijn bepaald, zullen verder ontwikkelen in de richting die ze al volgen. Datgene waar een regio in is gespecialiseerd door relatieve kostenvoordelen, waarbij elke regio een unieke combinatie heeft, verandert niet snel. Dat betekent dat de industrie verder achterblijft bij de rest van de economie, en dat informatie & communicatie, groothandel, financiële en specialistische zakelijke diensten verder blijven ontwikkelen. Echter, wat is veranderd is de relatieve schaal. Duidelijk is dat er een schaalverkleining gaande is die juist deze sectoren raakt. Dat betekent dat de ruimtelijke condities anders worden, en daarmee de lokatievoordelen en -eisen. Vanuit is deze achtergrond wordt de groei in de gemeente Utrecht na 2006 begrijpelijk. Het houdt in dat agglomeratievoordelen een groter belang hebben in de ontwikkeling van de economie van Utrecht en dat de gemeente Utrecht relatief belangrijker wordt. Bij niets doen zal de ruimte in de gemeente Utrecht schaarser worden, hetgeen mogelijk te zien zal zijn in (relatief) hogere grondprijzen.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
63 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Bijlage 1: Statistische bijlage Sectorale ontwikkelingen in de Randstad, Noord-Brabant en Nederland
Tabel B1.1 Economische groei (brp) naar sector in de Randstad Omvang toegevoegde waarde (brp in basisprijzen) in 2011 en ontwikkeling 19962011 Omvang 2011 mln euro
Landbouw, bosbouw en visserij Delfstoffenwinning Industrie Energie, water en afvalbeheer
Gemiddelde jaarlijkse groei in %
in % 1996-2011 1996-2001 2001-2006 2006-2011
3.192
1,3
0,7
0,8
1,1
0,1
873
0,4
-1,2
3,7
-3,2
-4,1
21.355
8,7
1,0
2,2
1,4
-0,6
5.810
2,4
2,0
-1,1
2,2
5,1
Bouwnijverheid
12.642
5,2
1,2
3,9
-0,2
0,0
Groothandel
23.770
9,7
4,7
6,2
6,1
1,8
Detailhandel
10.455
4,3
2,0
4,6
2,0
-0,3
Vervoer en opslag
13.218
5,4
3,4
7,1
2,4
0,7
4.499
1,8
0,8
3,2
-1,4
0,7
Informatie en communicatie
16.871
6,9
6,6
14,0
5,5
0,8
Financiële dienstverlening
18.623
7,6
3,0
2,4
4,8
2,0
Onroerend goed
20.191
8,2
2,0
3,8
0,4
1,7
Specialistische zakelijke diensten
19.054
7,8
3,9
5,8
1,0
5,0
Overige zakelijke diensten
15.572
6,4
0,4
4,8
-0,4
-3,0
Overheid
18.142
7,4
1,9
2,8
0,9
1,9
Onderwijs
12.081
4,9
0,7
-0,4
0,2
2,2
Gezondheids- en welzijnszorg
22.362
9,1
2,9
1,8
3,0
3,8
Cultuur, sport en recreatie
2.460
1,0
1,9
5,0
1,5
-0,6
Overige diensten
3.863
1,6
1,3
3,5
0,5
-0,1
245.032 100,0
2,4
4,0
2,0
1,3
Horeca
Totaal
Bron: TNO op basis van CBS en PAR 2011
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
64 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Tabel B1.2 Economische groei (brp) naar sector in Noord-Brabant Omvang toegevoegde waarde (brp in basisprijzen) in 2011 en ontwikkeling 19962011 Omvang 2011 mln euro
Landbouw, bosbouw en visserij
Gemiddelde jaarlijkse groei in %
in % 1996-2011 1996-2001 2001-2006 2006-2011
1.002
1,3
0,6
-0,9
-1,6
4,4
68
0,1
-4,9
-2,5
-7,5
-4,6
14.065
18,1
1,3
4,0
1,6
-1,8
Energie, water en afvalbeheer
2.345
3,0
1,4
-1,4
7,3
-1,3
Bouwnijverheid
4.946
6,4
0,8
3,3
-2,0
1,1
Groothandel
6.260
8,1
4,3
7,1
4,5
1,3
Detailhandel
4.003
5,2
2,7
6,5
1,2
0,6
Vervoer en opslag
3.393
4,4
3,7
7,6
3,7
0,0
Horeca
1.370
1,8
1,6
4,3
-0,6
1,1
Informatie en communicatie
2.700
3,5
4,8
14,3
-0,5
1,4
Financiële dienstverlening
3.302
4,3
4,5
6,4
5,4
1,7
Onroerend goed
7.086
9,1
2,4
3,5
1,0
2,8
Specialistische zakelijke diensten
4.814
6,2
4,6
5,4
2,0
6,3
Overige zakelijke diensten
4.176
5,4
1,8
5,6
1,9
-1,9
Overheid
5.028
6,5
2,1
2,7
1,1
2,5
Onderwijs
3.807
4,9
1,4
0,7
0,5
3,0
Gezondheids- en welzijnszorg
7.327
9,5
3,3
2,3
3,3
4,3
682
0,9
3,0
5,0
2,0
2,1
1.144
1,5
1,2
2,5
-0,3
1,5
77.517 100,0
2,4
4,3
1,8
1,2
Delfstoffenwinning Industrie
Cultuur, sport en recreatie Overige diensten Totaal
Bron: TNO op basis van CBS en PAR 2011
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
65 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Tabel B1.3 Economische groei (brp) naar sector in Nederland Omvang toegevoegde waarde (brp in basisprijzen) in 2011 en ontwikkeling 19962011 Omvang 2011 mln euro
Landbouw, bosbouw en visserij
Gemiddelde jaarlijkse groei in %
in % 1996-2011 1996-2001 2001-2006 2006-2011
9.250
1,7
1,6
1,2
1,6
2,1
Delfstoffenwinning
20.571
3,9
-1,2
-1,5
-2,6
0,6
Industrie
66.516
12,6
1,8
2,9
2,1
0,5
Energie, water en afvalbeheer
14.154
2,7
2,1
1,7
3,8
0,9
Bouwnijverheid
28.033
5,3
0,9
3,7
-0,8
-0,3
Groothandel
46.123
8,7
5,5
7,7
5,5
3,2
Detailhandel
24.343
4,6
2,2
4,2
1,7
0,6
Vervoer en opslag
24.596
4,6
2,4
4,6
2,0
0,6
8.682
1,6
0,6
4,7
-1,2
-1,6
Informatie en communicatie
25.797
4,9
6,6
15,2
3,8
1,2
Financiële dienstverlening
29.544
5,6
3,3
3,2
4,6
2,2
Onroerend goed
44.172
8,4
1,6
3,1
0,7
0,9
Specialistische zakelijke diensten
31.635
6,0
1,4
4,8
-0,3
-0,3
Overige zakelijke diensten
28.313
5,4
3,2
6,7
1,7
1,3
Overheid
38.017
7,2
1,7
2,5
1,1
1,5
Onderwijs
25.140
4,8
0,6
0,7
0,4
0,6
Gezondheids- en welzijnszorg
51.970
9,8
3,3
2,6
3,3
3,9
Cultuur, sport en recreatie
4.393
0,8
1,9
4,5
1,9
-0,6
Overige diensten
7.740
1,5
0,9
3,1
-0,5
0,1
528.991 100,0
2,2
3,7
1,7
1,2
Horeca
Totaal
Bron: TNO op basis van CBS en PAR 2011
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
66 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Speerpunten naar bedrijfsklassen Tabel B1.4 Economische groei (brp) Speerpunt Gezondheidseconomie Provincie Utrecht Omvang in 2011, aandeel in regionale economie en groei 1996-2011
Omvang 2011
Gemiddelde jaarlijkse groei in % 199619962001mln euro in % 2011 2001 2006
20062011
Cure
1.699
3,8
2,8
0,4
2,9
5,1
Care
1.721
3,8
2,1
0,2
3,7
2,3
Preventie
143
0,3
3,1
1,8
3,0
4,6
Welzijn/jeugdzorg
484
1,1
2,5
2,7
2,1
2,8
Afgeleide/indirecte activiteiten
2.167
4,8
3,6
4,4
1,5
5,0
Totaal Gezondheidseconomie
6.213 13,9
2,8
1,9
2,6
4,0
44.861 100
2,5
5,0
1,1
1,4
Totaal economie
Bron: TNO op basis van CBS en PAR 2011
Tabel B1.5 Economische groei (brp) Speerpunt Creatieve industrie Provincie Utrecht Omvang in 2011, aandeel in regionale economie en groei 1995-2011
Omvang 2011
Gemiddelde jaarlijkse groei in % 1996199620012006mln euro in % 2011 2001 2006 2011 Kunsten en cultureel erfgoed
440
1,0
7,4
14,7
2,9
5,0
Media en entertainmentindustrie
530
1,2
3,4
9,3
2,8
-1,5
Creatieve zakelijke dienstverlening
433
1,0
2,3
3,9
0,7
2,5
1.403
3,1
4,0
8,5
2,2
1,5
44.861 100
2,5
5,0
1,1
1,4
Totaal Creatieve industrie Totaal economie
Bron: TNO op basis van CBS en PAR 2011
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
67 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Tabel B1.6 Economische groei (brp) Speerpunt Life Sciences Provincie Utrecht Omvang in 2011, aandeel in regionale economie en groei 1996-2011
Omvang 2011
Gemiddelde jaarlijkse groei in % 199619962001mln euro in % 2011 2001 2006
20062011
Rode lifesciences
593
1,3
2,4
1,9
2,3
2,9
Groene lifesciences
195
0,4
1,5
3,6
-0,1
1,2
Witte/blauwe lifesciences
232
0,5
4,1
-0,2
6,6
6,2
1.020
2,3
2,6
1,9
2,5
3,3
44.861 100
2,6
5,1
1,1
1,8
Totaal Life Sciences Totaal economie
Bron: TNO op basis van CBS en PAR 2011
Tabel B1.7 Economische groei (brp) Speerpunt Duurzaamheidseconomie Provincie Utrecht Omvang in 2011, aandeel in regionale economie en groei 1996-2011
Omvang 2011
Gemiddelde jaarlijkse groei in % 1996199620012006mln euro in % 2011 2001 2006 2011 Energie
212
0,5
-1,6
-7,7
1,9
1,2
Mobiliteit
751
1,7
2,7
6,5
1,2
0,5
Milieu
851
1,9
6,9
5,1
9,8
5,8
Bouw
1.915
4,3
2,2
4,0
1,0
1,6
Gebouwbeheer
3.172
7,1
2,5
5,3
-0,9
3,2
Kennis
2.045
4,6
4,2
9,0
0,3
3,5
Financials
2.438
5,4
4,2
5,9
2,8
4,1
Totaal Duurzaamheidseconomie
11.383 25,4
3,2
5,5
1,2
3,1
Totaal economie
44.861 100
2,5
5,0
1,1
1,4
Bron: TNO op basis van CBS en PAR 2011
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
68 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Tabel B1.8 Economische groei (brp) Topsectoren in de Provincie Utrecht Omvang in 2011, aandeel in regionale economie en groei 1996-2011
Omvang 2011
Gemiddelde jaarlijkse groei in % 1996199620012006mln euro in % 2011 2001 2006 2011 Agro & Food (brede definitie)
2.807
6,3
2,0
2,2
1,9
1,8
Tuinbouw en uitgangsmaterialen
309
0,7
0,8
0,5
0,5
1,3
Hightech systemen en materialen
2.815
6,3
2,6
13,0
-4,1
-0,3
331
0,7
0,8
-2,8
1,2
4,2
Logistiek
1.180
2,6
2,9
9,4
0,7
-1,1
Creatieve industrie
1.403
3,1
4,0
8,5
2,2
1,5
Life Sciences & Health
255
0,6
4,5
2,9
-2,6
13,9
Chemie
190
0,4
0,7
3,7
0,6
-2,1
Water
298
0,7
2,1
-0,7
3,1
3,9
70
0,2
5,0
15,1
-3,4
4,2
2.618
5,8
2,1
4,4
-0,3
2,2
44.861 100
2,5
5,0
1,1
1,4
Energie
Concerndiensten en holdings Bouwsector Totaal economie
Bron: TNO op basis van CBS en PAR 2011
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
69 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Tabel B1.9 Totale werkgelegenheidsgroei (PAR) Speerpunten en Topsectoren in de Provincie Utrecht Omvang in 2011, aandeel in regionale economie en groei 1996-2011
Omvang 2011 Gemiddelde jaarlijkse groei in % 1996199620012006x1000 in % 2011 2001 2006 2011 Speerpunten Gezondheidseconomie
116
17,2
2,9
3,7
2,9
2,3
Creatieve industrie
25
3,7
4,3
7,1
1,7
4,2
Life Sciences
18
2,6
2,0
4,0
0,4
1,6
119
17,8
2,8
6,7
0,2
1,7
61
9,0
1,7
3,1
0,1
2,0
Tuinbouw en uitgangsmaterialen
1
0,2
0,7
5,2
-1,2
-1,8
Hightech systemen en materialen
41
6,1
1,5
9,5
-4,7
0,1
Energie
1
0,1
-6,4
-2,3
-13,2
-3,3
Logistiek
19
2,9
-0,1
3,8
-3,8
0,0
Creatieve industrie
25
3,7
4,3
7,1
1,7
4,2
Life Sciences & Health
3
0,4
1,2
6,2
-1,9
-0,5
Chemie
2
0,4
-1,4
1,1
-1,7
-3,7
Water
2
0,3
-1,9
-0,8
-3,2
-1,8
Concerndiensten en holdings
2
0,2
6,4
18,7
-2,7
4,4
40
6,0
1,5
4,8
-0,6
0,5
672 100,0
2,1
5,0
0,1
1,3
Duurzaamheidseconomie Topsectoren Agro & Food (brede definitie)
Bouwsector Totaal economie Bron: PAR 2011, bewerking TNO
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
70 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Tabel B1.10 Totaal aantal vestigingen Speerpunten en Topsectoren in de Provincie Utrecht Aantal vestigingen in 2011, gemiddeld aantal banen per vestiging en groei aantal vestigingen 1996-2011 Omvang 2011
Banen per vestiging Gemiddelde jaarlijkse groei in %
aantal in %
1996
2011 1996-2011 1996-2001 2001-2006 2006-2011
Gezondheidseconomie
12.515 11,9
13
9
5,6
2,5
4,5
9,7
Creatieve industrie
12.408 11,8
4
2
9,5
12,4
5,7
10,6
0,7
32
25
3,6
2,4
3,1
5,4
24.185 23,0
10
5
7,6
10,3
5,2
7,3
Speerpunten
Life Sciences
704
Duurzaamheidseconomie Topsectoren Agro & Food (brede definitie)
6.221
5,9
8
10
0,8
0,1
0,8
1,4
Tuinbouw en uitgangsmaterialen
474
0,4
6
3
5,0
8,6
4,0
2,5
Hightech systemen en materialen
6.835
6,5
14
6
7,1
11,5
3,8
6,2
30
0,0
152
30
4,3
2,4
5,0
5,5
1.584
1,5
21
12
3,8
4,8
2,1
4,4
12.408 11,8
4
2
9,5
12,4
5,7
10,6
Energie Logistiek Creatieve industrie Life Sciences & Health
90
0,1
130
33
10,9
20,4
6,3
6,7
Chemie
127
0,1
25
19
0,4
-0,7
0,3
1,7
Water
431
0,4
12
5
3,5
6,6
2,0
2,0
48
0,0
6
33
-4,6
-1,5
-14,3
2,7
9.006
8,5
10
4
6,9
9,9
4,7
6,1
105.370
100
10
6
5,3
5,6
3,6
6,6
Concerndiensten en holdings Bouwsector Totaal economie
Bron: PAR 2011, bewerking TNO
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
71 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Speerpunten en Topsectoren in Nederland, de Randstad en Noord-Brabant Tabel B1.11 economische groei (brp) Speerpunten en Topsectoren in Nederland Omvang in 2011, aandeel in regionale economie en groei 1996-2011
Omvang 2011 x1000
Gemiddelde jaarlijkse groei in % 1996199620012006in % 2011 2001 2006 2011
Speerpunten Gezondheidseconomie
75.195
14,2
2,9
2,6
2,9
3,2
Creatieve industrie
14.283
2,7
3,1
7,4
2,3
-0,2
Life Sciences Duurzaamheidseconomie
13.745
2,6
5,3
2,7
2,5
11,0
112.241
21,2
2,1
4,2
1,3
0,9
Topsectoren Agro & Food (brede definitie)
40.808
7,7
3,0
4,1
2,1
2,9
Tuinbouw en uitgangsmaterialen
4.645
0,9
6,7
7,2
4,0
9,0
Hightech systemen en materialen
39.509
7,5
2,6
5,2
1,4
1,3
Energie
20.066
3,8
-1,2
-4,1
-2,6
3,2
Logistiek
18.117
3,4
2,5
4,8
2,1
0,5
Creatieve industrie
14.288
2,7
3,1
7,4
2,3
-0,2
Life Sciences & Health
3.250
0,6
3,6
4,7
5,5
0,6
Chemie
7.164
1,4
1,4
1,9
2,3
0,1
Water
5.387
1,0
0,4
1,0
0,1
0,0
Concerndiensten en holdings
1.076
0,2
-1,1
1,7
2,2
-6,9
28.033
5,3
0,9
3,7
-0,8
-0,3
528.991 100,0
2,2
3,7
1,7
1,2
Bouwsector Totaal economie
Bron: TNO op basis van CBS en LISA 2011
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
72 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Tabel B1.12 economische groei (brp) Speerpunten en Topsectoren in de Randstad Omvang in 2011, aandeel in regionale economie en groei 1996-2011
Omvang 2011 x1000
Gemiddelde jaarlijkse groei in % 1996199620012006in % 2011 2001 2006 2011
Speerpunten Gezondheidseconomie
32.555
13,3
2,8
2,4
2,7
3,3
Creatieve industrie
9.159
3,7
3,5
5,9
3,9
0,9
Life Sciences
6.029
2,5
4,5
0,9
4,3
8,4
56.141
22,9
2,9
4,5
1,7
2,5
17.000
6,9
2,8
3,6
2,2
2,6
Tuinbouw en uitgangsmaterialen
2.545
1,0
5,8
7,0
4,2
6,2
Hightech systemen en materialen
Duurzaamheidseconomie Topsectoren Agro & Food (brede definitie)
16.352
6,7
2,9
5,2
0,6
2,8
Energie
3.037
1,2
0,4
-2,9
-3,2
7,7
Logistiek
8.971
3,7
3,3
7,0
2,4
0,5
Creatieve industrie
9.161
3,7
3,5
5,9
3,9
0,9
Life Sciences & Health
1.326
0,5
2,5
1,1
6,0
0,6
Chemie
2.401
1,0
0,6
2,4
0,7
-1,2
Water
2.816
1,1
0,4
-0,3
0,3
1,1
907
0,4
5,3
10,1
7,7
-1,7
12.642
5,2
1,2
3,9
-0,2
0,0
245.032 100,0
2,4
4,0
2,0
1,3
Concerndiensten en holdings Bouwsector Totaal economie
Bron: TNO op basis van CBS en LISA 2011
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
73 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Tabel B1.13 Economische groei (brp) Speerpunten en Topsectoren in Brabant Omvang in 2011, aandeel in regionale economie en groei 1996-2011
Omvang 2011 Gemiddelde jaarlijkse groei in % 1996199620012006x1000 in % 2011 2001 2006 2011 Speerpunten Gezondheidseconomie
8.355
10,8
2,7
2,4
2,6
3,2
Creatieve industrie
2.690
3,5
2,9
8,1
0,2
0,5
Life Sciences
1.771
2,3
5,2
0,7
2,2
13,0
15.862
20,5
2,6
3,9
2,0
1,9
5.051
6,5
0,3
2,9
0,5
-2,3
Tuinbouw en uitgangsmaterialen
204
0,3
11,1
13,1
4,0
16,5
Hightech systemen en materialen
5.472
7,1
1,5
5,3
1,7
-2,4
Energie
1.110
1,4
0,7
-5,2
9,3
-1,6
Logistiek
2.756
3,6
3,8
7,8
4,0
-0,3
Creatieve industrie
2.691
3,5
2,9
8,1
0,2
0,5
424
0,5
3,8
4,3
1,6
5,7
1.545
2,0
2,4
5,2
4,3
-2,2
Water
603
0,8
1,9
4,0
-3,4
5,3
Concerndiensten en holdings
209
0,3
0,8
-0,9
-0,2
3,4
4.946
6,4
0,8
3,3
-2,0
1,1
77.517 100,0
2,4
4,3
1,8
1,2
Duurzaamheidseconomie Topsectoren Agro & Food (brede definitie)
Life Sciences & Health Chemie
Bouwsector Totaal economie
Bron: TNO op basis van CBS en LISA 2011
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
74 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Bijlage 2: Afbakening Topsectoren en Speerpunten Topsectoren De topsectoren zijn sectoraal afgebakend volgens de meest recente en 1 beschikbare definities in de SBI2008-indeling . Het CBS is in opdracht van het Agentschap NL bezig met een nul-meting van topsectoren en heeft hiervoor in 2 overleg met de Topteams een definitie vastgesteld voor 4 van de 9 topsectoren . Ondanks dat de SBI een vrij gedetailleerde classificatie is, blijkt dat we niet alle bedrijven in de juiste topsector kunnen indelen. Zo zijn er bijvoorbeeld bedrijven die in een topsector thuishoren, ook al ligt de hoofdactiviteit van het bedrijf daar niet. Ook zijn er topsectoren die niet volledig afgebakend kunnen worden via de SBI, omdat de bedrijven binnen de topsectoren over veel verschillende bedrijfstakken verdeeld zijn. Voor meer informatie over de SBI-indeling zie: http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/classificaties/overzicht/sbi/default.htm Vier van de negen topsectoren blijken geheel op basis van de SBI afgebakend te kunnen worden. Hierover is overeenstemming bereikt met de topteams. Hier volgt een overzicht van de betreffende topsectoren en de daarbij horende SBI-codes : - Agro&food (brede afbakening) Primaire productie, SBI-codes: 0111, 0113, 0140, 0150, 0161, 0162, 0163, 0170, 03 Verwerkende levensmiddelenindustrie, SBI-codes: 10, 11 Groot- en detailhandel, SBI-codes: 4611, 4621, 4623, 4624, 463, 4661, 46682, 4711, 472, 4781, 56 Overig, SBI-codes: 2015, 2020, 2830, 2893, 72111, 72191 - Life science & health Farmacie, SBI-code: 2110, 2120 Medische instrumenten, SBI-code: 2660, 3250 Onderzoek, SBI-code: 72112, 72193 - High tech systemen en materialen Metaalindustrie, SBI-code: 24, 252, 253, 254, 255, 256, 2573, 2591, 2593, 2594, 2599, 3311 Vervaardiging van machines en apparaten, SBI-code: 26, 27, 28, 3250, 3312, 3313, 3314, 3319, 332 Vervaardiging van transportmiddelen, SBI-codes: 2211, 2229, 2910, 29201, 2931, 2932, 302, 303,
1
Voor meer informatie over de SBI-indeling zie:
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/classificaties/overzicht/sbi/default.htm 2
Zie http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/5487FAE3-FCDD-45CA-9CB4D099BF2B7300/0/120420monitortopsectorennulmetingfase1mw.xls
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
75 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
304, 309, 3316, 3317 Overig, SBI-codes: 6201, 72192, 7112, 71202 - Chemie Aardolieverwerking, SBI-codes: 1910, 19201, 19202 Chemische industrie, SBI-codes: 2011, 2012, 2013, 20141, 20149, 2015, 2016, 2017, 2020, 2030, 2041, 2042, 2051, 2052, 2053, 2059, 2060 Rubber- en kunststofindustrie, SBI-codes: 2211, 2219, 2221, 2222, 2223, 2229 Voor de overige vijf topsectoren maken we gebruik van de studie ‘De economische verwevenheid van topsectoren in Nederland (TNO, 2011) die TNO in opdracht van Agentschap NL heeft uitgevoerd. Topsectoren zijn in deze studie gedefinieerd aan de hand van werkgelegenheidsgegevens op het meest gedetailleerde niveau bedrijfstakkenniveau van de SBI’93-indeling. Er is zoveel mogelijk aangesloten op de afbakening zoals deze in de adviesrapporten van de topteams is vastgesteld, maar wijkt op een aantal punten af om dubbeltellingen te voorkomen. De gehanteerde indelingen uit deze studie zijn met behulp van schakelschema’s tussen de SBI’93 bedrijfstakindeling en de SBI2008 bedrijfstakindeling vertaald naar de SBI2008 indeling.
- Tuinbouw en uitgangsmaterialen SBI2008nr SBI_2dig SBInaam
011301 011901 012 013 0161 0164 02 1032 1039 108502 4622
01 01 01 01 01 01 02 10 10 10 46
Teelt van groenten en champignons Bloementeelt Teelt van meerjarige gewassen Teelt van sierplanten Dienstverkening voor de akker- en of tuinbouw Behandeling van zaden voor vermeerdering Bosbouw Vervaardiging van fruit- en groentesap Verwerking van groente en fruit (niet tot sap en maaltijden) Vervaardiging van bereide groentemaaltijden Groothandel in bloemen en planten
- Energie SBI2008nr SBI_2dig SBInaam
0610 0620 0910
06 06 09
35
35
Winning van aardolie Winning van aardgas Dienstverlening voor de winning van aardolie en aardgas Productie en distributie van en handel in elektriciteit, aardgas, stoom en gekoelde lucht
NB: exclusief petrochemie.
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
76 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
- Logistiek SBI2008nr SBI_2dig SBInaam
4920 494 4950 50201 50202 50401 50402 50403 5121 52 53
49 49 49 50 50 50 50 50 51 52 53
Goederenvervoer per per spoor Goederenvervoer over de weg Vervoer via pijpleidingen Vracht en tankvaart Zee- en kustsleepvaart Binnenvaart vracht Binnenvaart tank Binnenvaart (sleep en duwvaart) Goederenvervoer door de lucht Opslag en dienstverlening voor vervoer Post en koeriers
- Creatieve industrie SBI2008nr SBI_2dig SBInaam 90011
90 Beoefening van podiumkunst
90012
90 Producenten van podiumkunst
90041
90 Theaters en schouwburgen
9003 91022
90 Schrijven en overige scheppende kunst 91 Kunstgalerieën en -expositieruimten
7990
79 Informatieverstrekking op het gebied van toerisme
9002
90 Dienstverlening voor uitvoerende kunst
94993
94 Steunfondsen (niet op het gebied van welzijnszorg)
94994
94 Vriendenkringen op het gebied van cultuur, fanclubs
9103
91 Monumentenzorg
91011
91 Openbare bibliotheken
91012
91 Kunstuitleencentra
91019
91 Overige culturele uitleencentra en openbare archieven
91021
91 Musea
5912 59112
59 Facilitaire activiteiten voor film- en televisieproductie 59 Productie van televisieprogramma’s
6010
60 Radio-omroepen
6020
60 Televisie-omroepen
5813
58 Uitgeverijen van kranten
5814
58 Uitgeverijen van tijdschriften
6321
63 Persagentschappen Overige dienstverlenende activiteiten op het gebied van 63 info
6329 74201
74 Fotografie
5913
59 Distributie van films en televisieproducties
5914
59 Bioscopen
59111
59 Productie van films (geen televisiefilms)
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
77 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
5920
59 Maken en uitgeven van geluidsopnamen
5811
58 Uitgeverijen van boeken
5819
58 Overige uitgeverijen (niet van software)
5821
58 Uitgeverijen van computerspellen
5829
58 Overige uitgeverijen van software
90013
90 Circus en variété
93211
93 Pret- en themaparken
93212
93 Kermisattracties
7410
74 Industrieel ontwerp en vormgeving
7111
71 Architecten
7021
70 Public relationsbureaus
7311
73 Reclamebureaus
7312
73 Handel in advertentieruimte en -tijd
8230
82 Organiseren van congressen en beurzen
NB: Afbakening wijkt af van focusgebied Creatieve industrie van de Provincie Utrecht door 5829 (overige uitgeverijen van software): deze wordt in de topsector wel mee genomen. - Water SBI2008nr SBI_2dig SBInaam
3011 3012 36 37 4291 43999
30 30 36 37 42 43
Scheepsbouw (geen sport- en recreatievaartuigen) Bouw van sport- en recreatievaartuigen Winning en distributie van water Afvalwaterinzameling en -behandeling Natte waterbouw Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw
Focusgebieden De TFI draagt zorg voor het creëren van een regionale kennisinfrastructuur, waarbij innovatie zich optimaal kan ontwikkelen en de samenwerking tussen kennisinstellingen, het bedrijfsleven en de overheid wordt versterkt. Dit resulteert in concrete innovatieprojecten op het gebied van Life sciences, Gezondheidseconomie en medische technologie, Creatieve industrie, Duurzaamheid, en Innovatief Ondernemerschap.De focusgebieden zijn hierbij door de TFI afgebakend en aangeleverd aan TNO. Deze gebieden zijn breed gedefinieerd, breder dan de topsectoren. - Gezondheidseconomie Direct Cure – Ziekenhuizen: 86101, 86102, 86103 Cure - Curatieve zorg zonder overnachting: 86221, 86921 Cure - Gezondheidsondersteunende diensten: 86924, 86925
TNO-rapport | TNO 2012 R10397
78 / 79
Economische Verkenningen Regio Utrecht
Cure – Praktijken: 4773, 8621, 86222, 86231, 86232, 86911, 86912, 86913, 86919 Care - Verpleging en verzorging: 8710, 87302 Care – Gehandicaptenzorg: 8720 Care – GGZ: 86104 Care – Thuiszorg: 88101 Preventie - Instellingen voor preventie: 86922, 86923 Welzijn/Jeugdzorg – Welzijn: 87902, 88102, 88103, 88992, 88993, 88999 Welzijn/Jeugdzorg – Jeugdzorg: 87301, 87901, 88991 Indirect Afgeleid – Onderzoek: 72112, 72119, 7220 Afgeleid – Technologie: 2110, 2120, 3092, 32501, 32502 Afgeleid – Handel: 46436, 46461, 46462, 46695, 47292, 47741, 47742, 47782 Afgeleid - Wellness, sport en (zorg)toerisme: 93111, 96022, 9604 Afgeleid - Advies/belangen: 86929 Afgeleid - Wonen en zorg: 68201
- Creatieve industrie Zie hiervoor de topsector Creatieve Industrie, met uitzondering van 5829 (overige uitgeverijen van software)
- Life Sciences Rode life sciences SBI-codes :2110, 212001,325022,32501, 2660, 32509, 331303, 331902, 332303, 332902, 46461, 721121, 721931, 86101, 862214, 86924, 85111, 85152, 85171. Groene life sciences SBI-codes: 012, 013, 014, 0164, 0162, 72111, 72113, 72191, 72193, 75 Witte/blauwe life sciences SBI-codes: 36, 37, 72199
- Duurzaamheidseconomie Energie SBI-codes: 2711, 2720, 35111, 35112, 35113, 3512, 3514, 4222, 4313 Mobiliteit SBI-codes: 3020, 3092, 4212, 45111, 45112, 45191, 4910, 4920, 4931, 4932, 49391, 49392, 49393 Milieu SBI-codes: 3600, 3700, 3811, 3821, 3832, 3900, 4221, 91041, 91042 Bouw SBI-codes: 4110, 4120, 4299, 4321, 43221, 43222, 4329, 4333, 4334, 4339 7732
TNO-rapport | TNO 2012 R10397 Economische Verkenningen Regio Utrecht
Gebouwbeheer SBI-codes: 68201, 68203, 68204, 6831, 6832, 8110 Kennis SBI-codes: 69101, 69102, 70221, 70222, 7111, 7112, 72112, 72191, 72192, 72199, 7220 Financials SBI-codes: 6411, 64191, 64192, 64193, 64194, 64301, 64302, 64303, 6491, 64921, 64922, 64923, 64924, 6499, 65301, 65302, 65309
79 / 79