Regio’s voor economische verandering NL
Innoveren via het regionaal beleid van de EU 2006
INHOUD
EWOORD VOORAF
1
INLEIDING
2
Innoverende regio’s
2
Onderzoek en innovatie in de Europese regio’s in kaart brengen
2
Regionaal beleid van de EU ter ondersteuning van onderzoek en innovatie
4
2007-2013 — Verbeterde synergieën met andere EU-beleidsonderdelen, -instrumenten en -instellingen
8
15 INNOVERENDE PROJECTEN
10
• Vitoria-Gasteiz, Spanje — Infrastructuren van uitmuntendheid
10
• Dublin, Ierland — Een nieuwe technologische wind voor de „Keltische draak”
11
• Sunne, Zweden — Ontwerp een verpakking voor mij
12
• Henegouwen, België — Een biovijver om een regio nieuw leven in te blazen
13
• Samsø, Denemarken — Een eiland dat open staat voor wind, zon en nieuwe ideeën
14
• Liverpool, Verenigd Koninkrijk — Academisch label voor digitale MKB’s
15
• Graz, Oostenrijk — Bruggen naar de toekomst in de ’Stad van Kennis’
16
• Oulu, Finland — Octopus, een verreikend ’mobiel’ project
17
• Algarve, Portugal — De Algarve heeft innovatie in zicht
18
• Interregionaal project, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Noorwegen, Spanje — Intelligentie delen
19
• Besançon, Frankrijk — Groter denken door het oneindig kleine te bestuderen
20
• Debrecen, Hongarije — Cryptografie, een sleutel tot ontwikkeling
21
• Eindhoven, Nederland — Doeltreffend openbaar vervoer? Phileas gaat de uitdaging aan
22
• Sicilië, Italië — Sicilië digitaliseert zijn imago
23
• Berlijn, Duitsland — Op zoek naar licht
24
GLOSSARIUM
25
Contacten Europese Commissie, directoraat-generaal Regionaal beleid Eenheid 01 — Voorlichting en communicatie Thierry Daman Tervurenlaan 41, B-1040 Brussel Fax +32-(0)2 296 60 03
[email protected] http://ec.europa.eu/comm/dgs/regional_policy/index_en.htm © Europese Gemeenschappen, 2006 Reproductie met bronvermelding toegestaan. Gedrukt in België Foto’s (pagina’s): Mike St Maur Sheil (2, 8, 9, 11, 12, 13, 15, 16, 17, 19, 20, 22, 24), Basque government (10), Samsø Energy office (14), PRESS (18), KRIPTO project- Hungary (21), Martin Lambert (23). Cover: Opleiding radarnavigatie in de afdeling Mariene Wetenschappen in Cádiz, Andalucía ©CEC: DG REGIO / Mike St Maur Sheil Verantwoordelijke uitgever: Thierry Daman, Europese Commissie, Directoraat-generaal Regionaal beleid De tekst van deze publicatie is niet juridisch bindend. Dit magazine wordt gedrukt op kringlooppapier
WOORD VOORAF
De EU investeert minder in onderzoek en innovatie dan haar belangrijkste concurrenten. Volgens de meest recente officiële gegevens bedraagt de algemene onderzoeksinspanning van de EU 1,96 % van het BBP, ten opzichte van 2,59 % voor de Verenigde Staten, 3,12 % voor Japan en 2,91 % voor ZuidKorea. Als Europa niet innovatiever wordt, kan het zijn doelstelling om in 2010 de meest dynamische en concurrerende wereldeconomie te worden niet behalen. Onderzoek en innovatie dragen bij tot economische en productiviteitsgroei en scheppen werkgelegenheid. Innovatieve industrieën nemen meer hooggeschoolde mensen in dienst en betalen hun meer. Tussen 1997 en 20 02 bedroeg de werkgelegenheidsgroei 11,9 % voor hoogtechnologische sectoren en 16,2 % voor kennisintensieve diensten, vergeleken met 8,1 % voor de werkgelegenheid als geheel. Doeltreffende groei- en innovatiestrategieën moeten worden aangevuld met op maat gesneden plaatselijke en regionale strategieën, ontworpen door plaatselijke en regionale autoriteiten. Daarbij moeten alle relevante deelnemers bij de sociale en economische ontwikkeling betrokken zijn. Alleen op deze manier kan de strategie voor groei en werkgelegenheid van de Unie volledig worden bereikt. Innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen, toegang tot kapitaal voor innovatie, het belang van clusters en nabijheid, plaatselijke innovatiecentra en programma’s voor startende bedrijven — deze stimulansen van groei van binnenuit kunnen het meest doeltreffend worden bereikt op regionaal niveau waarbij men ook rekening houdt met de Europese dimensie. De ongelijkheden tussen de regio’s in de EU met betrekking tot onderzoek, investeringen en innovatie zijn significant. Twee derde van de uitgaven voor onderzoek worden gedaan in slechts drie lidstaten. Dit zijn Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Tevens geven de meeste lidstaten het grootste deel van hun onderzoeksbudget uit in de regio van de hoofdstad. De negen regio’s die het meest spenderen aan onderzoek gaven in 2002 in totaal 51 miljard EUR, oftewel 25 % van de totale uitgaven van de EU, uit. Slechts 21 van de 254 regio’s behalen de doelstelling van 3 % voor uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling in verhouding tot het BBP, hetgeen een belangrijke doelstelling van de strategie voor groei en werkgelegenheid van de Unie is. Het regionaal beleid van de EU heeft deze ongelijkheden in het verleden aangepakt en het zal dit in de toekomst in toenemende mate blijven doen. Tussen 2000 en 2006 gaven de structuurfondsen ongeveer 10,5 miljard EUR uit aan onderzoeksinfrastructuur, projecten, innovatieoverdracht en opleiding van onderzoekers. Deze investeringen werden gedaan in de meest kansarme regio’s van Europa of in de regio’s die structurele en economische veranderingen ondergaan. In de periode 2007-2013 streven het regionaal beleid van de EU en de structuurfondsen ernaar de investeringen in onderzoek en innovatie op te voeren en te verbeteren. Bovendien zal worden getracht de synergieën met andere beleidsonderdelen en instrumenten van de EU te versterken. In dit opzicht zal prioriteit gegeven worden aan het financieren van de versterking van de samenwerking tussen bedrijven en overheidsonderzoek door de totstandbrenging van regionale en transregionale clusters aan te moedigen. In het bijzonder zal dit gebeuren door het bevorderen van kleine en middelgrote ondernemingen en door capaciteitsopbouw in onderzoek te ondersteunen, inclusief informatie- en commun icatietechnologieën, onderzoeksinfrastructuur en menselijk kapitaal. In deze brochure staan enkele van de uitdagingen die Europa, haar regio’s en het regionaal beleid van de EU zullen moeten aangaan in het kader van de volgende generatie van structuurfondsprogramma’s. Daarnaast werden een aantal van de beste werkwijzen en projecten uit de huidige periode geselecteerd om aan tonen hoe het regionaal beleid in de praktijk innovatie oplevert. Ik hoop dat de lezer deze brochure nuttig zal vinden en iets zal opsteken over de mogelijkheden die regio’s en het regionaal beleid van de EU bieden om het concurrentievermogen van de Europese economie aan te zwengelen door verder te bouwen op het innovatiepotentieel van de regio’s.
Danuta Hübner, Europees commissaris voor regionaal beleid
1
INLEIDING
Innoverende regio’s Economische groei is steeds meer gekoppeld aan de capaciteit van regionale economieën om te veranderen en te innoveren. Daarom moeten aanzienlijke inspanningen worden geleverd voor het creëren van een omgeving die onderzoek, ontwikkeling en innovatie aanmoedigt en zo de overgang naar een kenniseconomie vergemakkelijk t. Regionale onderzoek s- en innovatieactiviteiten hebben een aanzienlijke invloed op de structurering van de Europese onderzoekscapaciteit als geheel. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren via de organisatie en ontwikkeling van onderzoeksinfrastructu ur, gespecialiseerde uitrusting en voorzieningen en via koppelingen met zones van industriële ontwikkeling en de ondersteuning van clusters. Tevens kan men dit via de ontwikkeling en ondersteuning van uitmuntendheidscentra, de oprichting van wetenschapsen technologieparken en door het aanmoedigen van mobiliteit van onderzoekers, partnerschappen tussen onderwijs- en opleidingsinstellingen en plaatselijke, op technologie gebaseerde startende bedrijven tot stand brengen.
Deze rol zal worden benadrukt door nauwere banden met de Lissabon-agenda en door een meer strategisch partnerschap tussen Europa en zijn regio’s in de periode 2007-2013. Onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie staan centraal bij een geslaagde regionale ontwikkeling.
Gegevenstransmissie door middel van lasertechnologie, Besançon, Frankrijk
Onderzoek en innovatie in de Europese regio’s in kaart brengen
In het verleden waren ingrepen ter ondersteuning van de regionale ontwikkeling voornamelijk gebaseerd op de verstrekking van kapitaal en ondersteuning voor f ysieke infrastructuur. Meer recent economisch onderzoek wijst echter uit dat het verbeteren van „kennis” en het vergroten van de technologieverspreiding op regionaal niveau één van de meest efficiënte routes naar economische groei zou kunnen zijn. De voorbije tien jaar weerspiegelde het regionaal beleid van de EU steeds meer deze benadering. Regionale innovatie kan systematisch gebeuren wanneer een aantal factoren zich in de geografische „nabijheid” bevinden. Dit begint evenwel te veranderen dankzij de vooruitgang op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën. Niettemin blijft geografische nabijheid één van de krachtigste factoren die het innovatieproces ten gunste v a n i nte l l e c t u e l e , co m m e r c i ë l e e n fi n a n c i ë l e uitwisselingen beïnvloedt. In dit opzicht zijn regio’s belangrijk omdat zij de ruimtelijke basis vormen voor groeperingen van marktdeelnemers die aan onderzoek en innovatie doen. Die zijn bekend geworden onder de naam „clusters”, en worden vaak beschouwd als de belangrijkste stimulansen van regionale ontwikkeling. Voor een efficiënte clustering zijn multisectorale koppelingen en organisaties met verschillende profielen nodig. In zijn meest geslaagde vorm combineert clustering industrie, gouvernementele en nietgouvernementele organisaties, samen met een aantal kennisspecifieke spelers (universiteiten, onderzoekscentra, wetenschaps- en technologieparken en „technopolen”, innovatieagentschappen die optreden als diensten-, bekwaamheids- en verspreidingscentra).
Ongeacht de indicator bevestigen de statistieken over onderzoek, ontwikkeling (O&O) en innovatie de grote ongelijkheden tussen EU-lidstaten en regio’s. In 2004 gaven slechts twee lidstaten en 21 regio’s 3 % of meer van hun BBP uit aan O&O-uitgaven. Dit percentage is het streefdoel, zoals vastgelegd in de Lissabonstrategie. Sinds 2001 bleef het gemiddelde percentage in de EU hangen op 1,9 %. De private sector is de belangrijkste bron van O&O-financiering. De overheid staat op de tweede plaats met 35 %. De rest is afkomstig van andere binnen- en buitenlandse bronnen. Twee derde van de O&O-uitgaven wordt uitgegeven in slechts drie lidstaten en in de meeste landen zijn deze uitgaven geconcentreerd in de hoofdstedelijke regio’s. Niveaus onder de 1 % zijn te vinden in de meeste regio’s in Zuid-Europa en in de nieuwe lidstaten. Om onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie op het gehele grondgebied van de EU in kaart te brengen is een aanzienlijke hoeveelheid gegevens uit verschillende gebieden nodig. De belangrijkste indicator zoals die in 2002 is bepaald door de Europese top van Barcelona is een O&O-intensiteit van 3 % die moet worden bereikt tegen 2010 (= verhouding van O&Ouitgaven tot BBP). Deze wordt gemeten op regionaal niveau. De bijgevoegde kaart illustreert de gegevens voor 2002. Eurostat, het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen, verzamelt een bredere waaier aan O&O-gegevens op basis van Verordening (EG) nr. 753/2004 van de Commissie en een methodologie voor O&O-statistieken wordt overeengekomen op internationaal niveau. Naast de intensiteit van O&O zijn er tevens regionale EU-gegevens beschikbaar aangaande de structuur van O&O-financiering, personele middelen in wetenschappen en technologie, octrooiaanvragen voor hoogtechnologische producten en werkgelegenheid in hoogtechnologische bedrijven en kennisintensieve dienstensectoren.
Op het niveau van regio’s kunnen synergieën tussen verschillende EU-beleidsonderdelen het best worden geëxploiteerd om de capaciteit tot innoveren te vergroten. Het regionaal beleid en zijn instrumenten spelen hierin een belangrijke rol door het tempo van de overgang van de minder welvarende regio’s van Europa van traditionele naar kennisgebaseerde economieën, te versnellen.
2
Volgens de meest recente ramingen van Eurostat (1) was het bedrag aan publieke en private uitgaven voor O&O in EU25 195 miljard EUR in 2004, vergeleken met 250 miljard EUR in de Verenigde Staten, 120 miljard EUR in Japan en 16 miljard EUR in China. In de EU-15 werd 191,1 EUR, of iets meer dan 98,1 % van de uitgaven van de EU uitgegeven, en 62 % van het totaal in slechts drie lidstaten: Duitsland (55 miljard EUR), Frankrijk (36 miljard EUR) en het Verenigd Koninkrijk (30 miljard EUR). De intensiteit van O&O boven het streefdoel van 3 % werd echter alleen waargenomen i n Zwe d e n (3,74 %) e n Finland (3,51 %). Ondanks een groeipercentage van 2,7 % voor O&O-uitgaven tijdens de periode 20012004 in nominale termen bleef de verhouding tussen BBP en O&O-uitgaven op een EU-gemiddelde van 1,9 % tijdens deze jaren. De belangrijkste stijgingen in nominale termen werden op gete kend in Estland (19 % ) , Cy p r u s (18 % ) , Litouwen (14 %) en Spanje (13 %).
ACORES
P
Uitgaven voor O&O (R&D) als percentage van het BBP
MADEIRA
Alle sectoren — 2002 — NUTS 2
P 0 25
0 100
CANARIAS
EU−25 = 1,9; EU−15 = 2,0 (Eurostat-ramingen) > = 3,0 > = 1,9 - < 3,0 > = 1,0 - < 1,9 < 1,0 Gegevens niet beschikbaar
E
0
100
GUADELOUPE
DE22, DE27, ES63: vertrouwelijke gegevens FR9, IE, UK: NUTS1 DE, NL, PT: 2001. IT, LU: 2000. EL, UK: 1999. AT: 1998
F MARTINIQUE
0
25
Statistische gegevens: Eurostat-database: REGIO © EuroGeographics, for the administrative boundaries Cartografie: Eurostat — GISCO, 03/2005
F REUNION
F
0
20
0
20
GUYANE
F
0
100
CYPRUS
0
50
MALTA
0
0
De struc tuur van O & O financiering is zeer uiteenlopend tussen de EU25-landen onderling. De bedrijven nemen het grootste deel voor hun rekening, met gemiddeld 54 %. Nochtans was in 11 landen, meestal nieuwe lidstaten, overheidsfinanciering de belangrijkste financieringsbron van O&O-activiteit. De financiering door bedrijven was bijzonder hoog in 3 landen: Luxemburg, Finland en Duitsland. Zij hebben reeds de tweede Lissabondoelstelling behaald, namelijk dat twee derde van de O&O-uitgaven moet worden gefinancierd door het bedrijfsleven.
100
500 km
regio’s behalen momenteel de doelstelling van 3 % of meer voor O&O-uitgaven met betrekking tot het BBP. Deze bevinden zich in Duitsland (11 regio’s), Finland (3), Frankrijk, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk (telken 2 regio’s), Nederland, Zweden en de Tsjechische Republiek (telkens 1 regio). Braunschweig (7,1 %) staat aan de top van de acht regio’s die een O&Ointensiteit van meer dan 3 % optekenen. Daarmee doet de regio het beter dan Pohjois-Suomi (4,2 %), East of England (3,9 %), Střední Čechy (3,5 %), Wenen en Île-de-France (3,4 %). In de zuidelijke en oostelijke EU-regio’s wordt een zeer klein percentage van het BBP uitgegeven aan O&O.
De regionale ongelijkheden in O&O-uitgaven binnen de lidstaten zijn aanzienlijk. In de meeste lidstaten waarvoor geregionaliseerde gegevens beschikbaar zijn, wordt tussen een derde en twee derde van de nationale toelagen uitgegeven in het hoofdstedelijk gewest (2). De negen belangrijkste regio’s voor O&Ouitgaven in Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk alleen gaven 51 miljard EUR of 25 % van de totale EU-uitgaven in 2002 uit. Slechts 21 van de 254
(1) Eurostat (2006): R&D expenditure in Europe. Statistics in focus 06/2006, Luxemburg. (2) Eurostat (2005): Regions: Statistical Yearbook 2005, Luxemburg, blz. 87.
3
10
Regionaal beleid van de EU ter ondersteuning van onderzoek en innovatie Tussen 2000 en 2006 zullen de structuurfondsen zo’n 10,5 miljard EUR hebben uitgegeven aan onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie. 97 % van deze steun wordt verleend via het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). 70 % van deze investering wordt uitgevoerd in doelstelling 1-regio’s (gedefinieerd door een BBP per hoofd van minder dan 75 % van het EU-gemiddelde), terwijl de rest wordt uitgegeven in regio’s die structurele en economische veranderingen ondergaan („doelstelling 2”). De huidige ondersteuning door de structuurfondsen voor onderzoek en innovatie kan men onder vier aandachtsgebieden plaatsen: ● onderzoeksprojecten, gebaseerd in universiteiten en onderzoeksinstituten, ontvangen zo’n 26 % van de totale investering (ongeveer 2,7 miljard EUR); ● onderzoeks- en innovatie-infrastructuur zoals openbare faciliteiten, maar ook centra voor technologieoverdracht en star terscentra, ontvangen iets meer dan 25 % van het totaal, ongeveer 2,8 miljard EUR; ● innovatie - en technologieoverdracht en totstandbrenging van netwerken en par tnerschapp en tussen b edrijven en /of onderzoekscentra ontvangen ongeveer 37 % van het totaal (ongeveer 3,6 miljard EUR); ● opleiding voor onderzoekers krijgt zo’n 3 % van het totaal (ongeveer 350 miljoen EUR). Dit soort projecten geniet ondersteuning via het Europees Sociaal Fonds (ESF).
●
versterken van de capaciteitsopbouw van O&O, met inbegrip van informatie- en communicatietec hnologie ën, onder zoek sinfrastruc tuur en menselijk kapitaal op gebieden met aanzienlijk groeipotentieel.
D e co m mu nau t a i re s t r ate g is ch e r i cht sn o e re n identificeren ook vier prioriteiten voor het vergemakkelijken van innovatie en het bevorderen van ondernemerschap: ●
regionaal onderzoek, technologische ontwikkeling, innovatie en het onderwijsaanbod doeltreffender en beter toegankelijk maken voor bedrijven, vooral MKB’s, bijvoorbeeld door centra van uitmuntendheid op te richten, hoogtechnologische MKB’s samen te brengen rond onderzoeks- en technologische instellingen, of door regionale clusters te ontwikkelen en op te richten rond grote bedrijven;
●
verlenen van diensten ter ondersteuning van bedrijven om ondernemingen, en in het bijzonder MKB’s, in staat te stellen hun concurrentievermogen te vergroten en meer internationaal te gaan werken, vooral door de kansen te grijpen die door de interne markt worden gecreëerd. Diensten aan bedrijven moeten prioriteit geven aan de e xploitatie van s y nergie ën (bijv. technologieoverdracht, wetenschapsparken, ICTcommunicatiecentra, star terscentra en aanver wante diensten, samenwerking met clusters) en meer traditionele ondersteuning bieden op het gebied van management, marketing, technische ondersteuning, rekrutering en andere professionele en commerciële diensten;
●
verzekeren van de volledige exploitatie van de Europese sterke punten op het gebied van ecoinnovaties. Eco-innovaties moeten worden gestimuleerd, samen met de verbetering van de werkwijzen van MKB’s via de invoering van milieubeheerssystemen. Door momenteel hierin te investeren zullen de bedrijven in de EU in de nabije toekomst in een sterke positie verkeren als andere regio’s de noodzaak van die technologieën inzien. Dit is een gebied met een duidelijk verband met het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie;
●
bevorderen van ondernemerschap, ve r g e m a k ke l i j ke n v a n d e o p r i c h t i n g e n ontwikkeling van nieuwe bedrijven, en bevorderen v a n s p i n - o u t- e n s p i n - o ff - b e d r i j ve n v a n onder zoek sinstellingen of bedrijven door gebruikmaking van een waaier aan technieken (bijvo orb e eld b ewus tmak ing ; maken van prototypes; onderwijs en de verlening van bestuurlijke en technologische ondersteuning aan ondernemers in spe).
Daarnaast ondersteunde het EFRO tussen 2002 en 2006 ongeveer 180 „Innovative Actions Programmes”, die dienst doen als laboratoria van ideeën voor kansarme regio’s. De volgende drie thema’s kwamen aan bod: kennisgebaseerde regionale economieën en te ch n o l o g is ch e i n n ov ati e ; e - Eu ro p e R e g i o : d e informatiemaatschappij en regionale ontwikkeling; en regionale identiteit en duurzame ontwikkeling. De communautaire strategische richtsnoeren voor het cohesiebeleid, die de periode 2007-2013 bestrijken, streven naar het verbeteren van kennis en innovatie voor groei. Wat het opvoeren en verbeteren van de investeringen in onder zoek en technologische ontwikkeling betreft, identificeren de richtsnoeren vier prioriteiten voor investeringen: ● versterken van de samenwerking tussen bedrijven en tussen bedrijven en openbareonderzoeks-/hogeronderwijsinstellingen door de ondersteuning van de oprichting van regionale en transregionale clusters van uitmuntendheid; ● ondersteunen van onderzoeks- en innovatieactiviteiten in MKB’s en MKB’s toegang geven tot diensten inzake onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie in door de overheid gefinancierde instellingen; ● ondersteunen van regionale grensoverschrijdende en transnationale initiatieven bedoeld ter versterking van de samenwerking op het gebied van onderzoek en capaciteitsopbouw op prioritaire gebieden van het onderzoeksbeleid van de EU;
4
Een nieuwe structuur voor het cohesiebeleid 2007-2013 Om de verschillende ontwikkelingsniveaus tussen de regio’s aan te pakken zijn de investeringen van de structuurfondsen in onderzoek en innovatie gedifferentieerd. Voor beide gebieden verklaart de nieuwe verordening voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) de volgende maatregelen geschikt voor de periode 2007-2013.
Regio’s die onder de doelstelling „convergentie” vallen Onderzoek en technologische ontwikkeling, innovatie en ondernemerschap, met inbegrip van het versterken van de capaciteiten inzake onderzoek en technologische ontwikkeling, en de integratie ervan in de Europese onderzoeksruimte, met inbegrip van infrastructuren; hulp aan O&O, met name in kleine en middelgrote ondernemingen (MKB’s) en aan technologieoverdracht; verbetering van verbanden tussen MKB’s, tertiair onderwijs, onderzoeksinstellingen en onderzoeks- en technologiecentra; ontwikkeling van bedrijfsnetwerken; publiek-private partnerschappen en clusters; steun voor de verlening van bedrijfs- en technologiediensten aan groepen MKB’s; en het stimuleren van ondernemerschap en financiering van innovatie voor MKB’s via instrumenten voor financiële engineering.
Innovatie en de kenniseconomie, via steun aan de oprichting en versterking van efficiënte regionale innovatiesystemen die in staat zijn de technologiekloof te dichten, en die rekening houden met plaatselijke behoeften, en in het bijzonder:
●
stimuleren van ondernemerschap, in het bijzonder door de economische exploitatie van nieuwe ideeën te vergemakkelijken, en door de oprichting van nieuwe bedrijven te stimuleren door gepaste instellingen voor tertiair onderwijs en onderzoek en bestaande bedrijven;
●
creëren van instrumenten voor financiële engineering en voorzieningen voor starterscentra die gunstig zijn voor de capaciteit inzake onderzoek en technologische ontwikkeling van MKB’s en voor het aanmoedigen van ondernemerschap en de oprichting van nieuwe bedrijven, vooral kennisintensieve MKB’s.
Krachtens de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” en in het kader van grensoverschrijdende, transnationale en interregionale programma’s kan het EFRO de totstandbrenging en ontwikkeling van wetenschappelijke en technologische netwerken, en de verbetering van regionale capaciteiten inzake O&O en innovatie ondersteunen. De acties kunnen de volgende zaken omvat ten: de totstandbrenging van netwerken tussen gepaste instellingen voor tertiair onderwijs en onderzoek en MKB’s; koppelingen om de toegang tot wetenschappelijke kennis en technologieoverdracht tussen O & O voorzieningen en internationale centra van O&Ouitmuntendheid te verbeteren; samenbrengen van instellingen voor technologieoverdracht; en ontwikkeling van gezamenlijke instrumenten voor financiële engineering gericht op het ondersteunen van O&O in MKB’s.
Regio’s die onder de doelstelling „regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid” vallen
●
●
verbeteren van regionale capaciteiten inzake OTO en innovatie die rechtstreeks gekoppeld zijn aan doelstellingen inzake regionale economische ontwikkeling door industrie- of technologiespecifieke bekwaamheidscentra te bevorderen; door industrieel OTO, MKB’s en technologieoverdracht te bevorderen; door techn ologievoorspellingen en internationale benchmarking van het beleid ter stimulering van innovatie te ontwikkelen; en door de samenwerking tussen bedrijven en een gezamenlijk beleid inzake onderzoek en technologische ontwikkeling en innovatie te ondersteunen;
Bovendien kan het Europees Sociaal Fonds (ESF) projecten ondersteunen die de aanpasbaarheid van werknemers, ondernemingen en ondernemers vergroten door bijvoorbeeld levenslang leren en meer investeringen in personele middelen door ondernemingen, vooral MKB’s, en werknemers, het ontwerp en de verspreiding van innovatieve en meer productieve vormen van werkorganisatie te bevorderen. In het kader van de doelstelling „convergentie” ondersteunt het ESF mogelijk ook acties tot uitbreiding en verbetering van de investering in menselijk kapitaal, in het bijzonder door de tenuitvoerlegging van hervormingen in onderwijsen opleidingssystemen, een grotere participatie aan onderwijs en opleiding doorheen de hele levenscyclus en de ontwikkeling van menselijk potentieel in onderzoek e n i n n ov at i e te b evo r d e r e n , m e t n a m e d o o r postuniversitaire studies en opleiding van onderzoekers.
stimuleren van innovatie en ondernemerschap in alle sectoren van de regionale en plaatselijke economie door de invoering van nieuwe of verbeterde producten, processen en diensten d o o r M K B ’s te o n d e r s te u n e n ; d o o r bedrijfsnetwerken en -clusters te ondersteunen; door de toegang tot financiën door MKB’s te verbeteren; door samenwerkingsnetwerken tussen ondernemingen en gepaste instellingen voor tertiair onderwijs en onderzoek te bevorderen; door de toegang van MKB’s tot diensten ter ondersteuning van bedrijven te vergemakkelijken; en door de integratie van schonere en innovatieve technologieën in MKB’s te ondersteunen;
5
Structuurfondsen 2007-2013: 308 miljard EUR voor groei en werkgelegenheid
Reserveren van de structuurfondsuitgaven: steun aan onderzoek en innovatie en de informatiemaatschappij
De strategie voor groei en werkgelegenheid zal centraal staan in het cohesiebeleid, de grootste bron van EUinvesteringen. Tussen 2007 en 2013 zal 308 miljard EUR beschikbaar zijn om de agenda’s voor regionale groei te ondersteunen en om meer en betere banen te scheppen. 82 % van het totaal zal gaan naar de „convergentie”regio’s, waarin het BBP per hoofd minder dan 75 % van het EU-gemiddelde bedraagt. Ongeveer 15 % van de structuurfondsen zal, krachtens doelstelling „regionaal co n c u r r e nt i e ve r m o g e n e n w e r kg e l e g e n h e i d ”, g e co n ce ntre e rd z ij n o m inn ov ati e, duur z am e ontwikkeling, betere toegankelijkheid en opleidingsprojecten in de overblijvende regio’s te ondersteunen. Ten slotte is nog eens 2,4 % beschikbaar vo or grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking. Dit valt onder de doelstelling „Europese territoriale samenwerking”. Verwacht wordt dat de meest getroffen regio’s tot 10 % zullen groeien en dat als gevolg daarvan meer dan 2,5 miljoen nieuwe banen beschikbaar zullen komen.
Onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO), innovatie en ondernemerschap OTO-activiteiten in onderzoekscentra OTO-infrastructuur (met inbegrip van fysieke installatie, instrumenten en snelle computernetwerken die onderzoekscentra met elkaar verbinden) en centra van uitmuntendheid in een specifieke technologie Technologieoverdracht en verbetering van de samenwerkingsnetwerken tussen kleine bedrijven (MKB’s), tussen deze en andere bedrijven en universiteiten, alle soorten instellingen voor postsecundair onderwijs, regionale autoriteiten, onderzoekscentra en wetenschappelijke en technologische polen (wetenschaps- en technologieparken, technopolen enz.) Bijstand aan OTO, vooral in MKB’s (inclusief toegang tot OTO-diensten in onderzoekscentra) Geavanceerde ondersteuningsdiensten voor bedrijven en groepen van bedrijven
Hoe zal deze investering worden beheerd? Op basis van de verordeningen inzake de structuurfondsen, die gemeenschappelijke regels voor de fondsen en het beheer vastleggen en zorgen voor „communautaire strategische richtsnoeren voor het cohesiebeleid”, die in de hele Gemeenschap de nadruk leggen op de doelstellingen van de agenda inzake groei en werk, bereiden lidstaten en regio’s nationale strategische referentiekaders en nationale en regionale operationele programma’s voor. Deze nationale en regionale operationele programma’s leggen de nadruk op strategieën en interventiegebieden die nodig zijn om de regionale ontwikkeling te stimuleren. Nationale en regionale autoriteiten, die allebei samenwerken met de diensten van de Commissie over de strategische followup en kwesties zoals de selectie, controle en evaluatie van grote projecten, doen de uiteindelijke projectselectie. Bepaalde uitgavendoelstellingen zijn overeengekomen om de doelstellingen van de agenda inzake groei en werk na te streven. In geval van de doelstelling „convergentie” is het streefdoel 60 %, en in geval van de doelstelling „regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid” is het streefdoel 75 % van de totale beschikbare financiering die moet worden „gereserveerd” voor interventies ter ondersteuning van onderzoek en innovatie, de informatiemaatschappij, duurzame ontwikkeling, energie-efficiëntie enz.
Bijstand aan MKB’s ter bevordering van milieuvriendelijke producten en productieprocessen (introductie van doeltreffend milieubeheerssysteem, goedkeuring en gebruik van technologieën ter preventie van verontreiniging, integratie van schone technologieën in stevige productie) Investeringen in bedrijven die rechtstreeks betrokken zijn bij onderzoek en innovatie (innovatieve technologieën, oprichting van nieuwe bedrijven door universiteiten, bestaande OTO-centra en -bedrijven enz.) Andere investeringen in bedrijven Andere maatregelen ter stimulering van onderzoek en innovatie en ondernemerschap in MKB’s
Informatiemaatschappij Telefooninfrastructuren (inclusief breedbandnetwerken (*)) Informatie- en communicatietechnologieën (toegang, veiligheid, interoperabiliteit, risicopreventie, onderzoek, innovatie, e-content enz.) Informatie- en communicatietechnologieën (TEN-ICT) Diensten en toepassingen voor de burger (e-health, e-government, e-learning, e-inclusion enz.) Diensten en toepassingen voor MKB’s (e-commerce, opleiding en onderwijs, networking enz.) Andere maatregelen ter verbetering van de toegang tot en het efficiënte gebruik van ICT door MKB’s Uittreksel uit de lijst van gerichte uitgaven Bron: ontwerp-algemene verordening, bijlage IV; (*) alleen van toepassing op de doelstelling „convergentie”.
6
EU-25: Convergentie en regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheidsregio’s, 2007-2013
Convergentieregio’s „Phasing-out” regio’s „Phasing-in” regio’s Concurrentievermogen en werkgelegenheidsregio’s
Op basis van gegevens over het BBP per hoofd beschikbaar in april 2005 en van de overeenkomst over de financiële vooruitzichten van december 2005
7
© EuroGeographics Association for the administrative boundaries
2007–2013: Verbeterde synergieën met andere EU-beleidsonderdelen, -instrumenten en -instellingen Tijdens de periode 2007-2013 zal worden gestreefd naar synergieën tussen de ondersteuning van het regionaal beleid van de EU voor onderzoek en innovatie en het beleid van andere EU-instrumenten en -instellingen, voornamelijk het zevende kaderprogramma voor onderzoek, de initiatieven van de Europese Investeringsbank in samenwerking met het directoraat-generaal Regionaal beleid van de Europese Commissie, het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (KCI) en het EU-beleid inzake concurrentievermogen en overheidssteun. Het huidige kaderprogramma loopt tot eind 2006 met een begroting van 20 miljard EUR voor de jaren 20032006. Het nieuwe zal een begroting hebben van ongeveer 54 miljard EUR en zal voor het eerst het zevende kaderprogramma voor onderzoek (FP7) hebben gesynchroniseerd met de financiële vooruitzichten van de EU voor 2007-2013. Het FP7 zal worden georganiseerd in vier programma’s met verschillende doelstellingen: ● samenwerking: ondersteunen van samenwerking tussenuniversiteiten,deindustrie,onderzoekscentra en overheden om leiderschap te verwerven op belangrijke wetenschappelijke en technologische gebieden; ● ideeën: een Europese onderzoeksraad zal worden opgericht om creativiteit en uitmuntendheid te stimuleren door basisgrensonderzoek van individuele teams die concurreren op Europees niveau te financieren; ● mensen: opleiding, mobiliteit en carrièreontwikkeling door versterkte „Marie Curieacties” zullen streven naar de ontwikkeling en versterking van de „human resources” voor het Europees onderzoek; ● bekwaamheden: de onderzoeks- en innovatiecapaciteit in heel Europa moet worden versterkt door de onderzoeksinfrastructuren te coördineren en te ontwikkelen en door regionale, onderzoeksgedreven clusters, MKB’s, een nauwere relatie tussen de wetenschap en de samenleving, en de ontwikkeling van internationale samenwerking te ondersteunen.
ondernemingen en de regionale autoriteiten bij te betrekken. Wat de actie „Onderzoekspotentieel van convergentieregio’s” betreft, streeft het voorstel van FP7 e r naar d e ve r we ze n lij k i n g v a n h e t vo ll e di g e onderzoekspotentieel van de uitgebreide Unie te stimuleren. Dit probeert men tot stand te brengen door het onderzoekspotentieel in de convergentieregio’s te ontsluiten en te ontwikkelen. Daarenboven wil men de bekwaamheden van de onderzoekers versterken, opdat dezen op een succesvolle wijze zouden kunnen deelnemen aan onderzoeksactiviteiten op EU-niveau. De in dit kader ondersteunde acties zullen behoeften en kansen identificeren voor het versterken van de onderzoekscapaciteiten van opkomende en bestaande centra van uitmuntendheid in convergentieregio’s. Dankzij de structuurfondsen zullen deze kansen mogelijk worden opgevuld.
Synergieën met de tussenkomsten van het regionaal beleid van de EU zullen in het bijzonder voortkomen uit het programma „Bekwaamheden” en zijn acties „Onderzoeksin frastructuren”, „Onderzoek ten behoeve van de MKB’s”, „Regio’s voor kennis” en „Onderzoekspotentieel van convergentieregio’s”. Op het gebied van onderzoeksinfrast ructuren streeft het FP7 ernaar de beste onderzoeksinfrastr ucturen in Europa te optimaliseren en nieuwe onderzoeksi nfrastructuren van pan-Europees belang helpen tot stand te brengen. Wat MKB’s betreft bestaat het voorstel van FP7 erin de innovatiecapaciteit van MKB’s en hun bijdrage tot de ontwikkeling van nieuwe, technologiegebaseerde producten en markten te versterken. Dit tracht men te verwezenlijken door hen te helpen onderzoek uit te besteden, hun onderzoeksinspanningen op te voeren, hun netwerken uit te breiden, de onderzoeksresultaten beter te exploiteren en technologische knowhow te verwerven. Krachtens het initiatief „Regio’s voor kennis” stelt FP7 voor het onderzoekspotentieel van de Europese regio’s te versterken, in het bijzonder door in heel Europa de ontwikkeling van regionale „onderzoeksgedreven clusters” aan te moedigen, door er universiteiten, onderzoekscentra,
Centrum voor technisch onderzoek en technische ontwikkeling in Steyr, Oostenrij
Het directoraat-generaal Regionaal beleid van de Europese Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) hebben onlangs twee nieuwe initiatieven gelanceerd voor de periode tussen 2007 en 2013 — Jaspers en Jeremie. Allebei streven zij ernaar de begunstigde landen te helpen de structuur- en cohesiefondsen te absorberen. Het initiatief „Joint Assistance for Preparing Projects in European Regions (JASPERS)” is een technische bijstandsfaciliteit, die lidstaten en regio’s zal helpen kwalitatief hoogstaande projecten voor te bereiden met het oog op financiering door de structuur- en cohesiefondsen. JASPERS zal bestaan uit een team van vijftig deskundigen die worden geleid vanuit de hoofdzetel van de EIB in Luxemburg. De belangrijkste gebieden voor JASPERS-bijstand betreffen de vervoers- en energie-infrastructuur (met inbegrip van trans-Europese netwerken), energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen en in het bijzonder de beoordeling van publiek-private partnerschappen in dit opzicht.
8
Het initiatief „Joint European Resources for Micro to Medium Enterprises” (JEREMIE) zal de toegang van MKB’s tot financiën verbeteren. Lidstaten en regio’s zullen de mogelijkheid hebben het beheer van financiële engineering en financieringsprogramma’s voor MKB’s uit te besteden aan het Europees Investeringsfonds (EIF). De producten zullen actief vermogen, risicokapitaal, garanties, leningen en technische bijstand omvatten. Dat zal een multiplicatoreffect van de EU-fondsen teweegbrengen door gebruik te maken van automatisch hernieuwde financiële producten in plaats van subsidies. Het EIF zal, samen met nationale en regionale autoriteiten, op maat gesneden programma’s ontwerpen. Deze zullen variëren van startende bedrijven die zich bezighouden met biotechnologie tot middelgrote ondernemingen die actief zijn in meer traditionele sectoren.
● ●
en communicatietechnologieën in bedrijven, administraties en openbare diensten; het Europese programma voor intelligente energie. De tenuitvoerlegging van het programma voor ondernemerschap en innovatie zal gedeeltelijk wo r d e n b e h e e r d d o o r h e t EI F, te n e i n d e privékapitaal te verstrekken aan MKB’s die op zoek zijn naar 200 000 tot 2,5 miljoen EUR.
Voor de periode 2007-2013 zal het beleid van de EU inzake concurrentie en overheidssteun worden herzien om een doeltreffende concurrentie op de eenheidsmarkt te verzekeren en Europa in staat te stellen zijn concurrentievermogen op de wereldmarkten te verbeteren. Een kader voor onderzoek en innovatie zal ernaar streven om voor het eerst de mislukkingen van de markt aan te pakken die de levering van innovatie verhinderen.
In het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek zijn de EIB en de Europese Commissie ook bezig met de voorbereiding van nieuwe manieren om de hefboom van EU-subsidies te verbeteren wanneer zij gecombineerd worden met EIB-leningen. Een RiskSharing Finance Facility (RSFF) wordt voor dit doel in het leven geroepen. Krachtens de RSFF zal de EIB subsidies van de Gemeenschap gebruiken, samen met haar eigen fondsen, om een gedeelte van de risico’s te dekken die worden geassocieerd met projecten die een hoger risicoprofiel hebben. Andere gebieden van samenwerking met de Europese Commissie betreffen de tenuitvoerlegging van overeenkomsten over een Europ ese b enadering van het financieren van technologienetwerken en -programma’s waarbij ICTcontent en -applicaties horen en het creëren van synergieën ter ondersteuning en financiering van Europese audiovisuele projecten.
Het kader zal regels vaststellen voor: ● het creëren van stimulansen voor bedrijven om zich meer in te laten met grensoverschrijdende samenwerking, teneinde te komen tot een echte Europese onderzoeksruimte; ● aanmoedigen van publiek-private partnerschappen om kennis beter te vertalen in nieuwe producten en diensten; ● zorgen voor meer rechtszekerheid voor onderzoeksinstellingen zonder winstoogmerk. Wanneer zulke organisaties financiering krijgen is het niet altijd duidelijk of dit neerkomt op overheidssteun. De nieuwe regels moeten dit verduidelijken en zowel contractueel onderzoek als onderzoek zonder winstoogmerk de kans geven te gedijen op een gelijk speelveld.
De beweegreden van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie ( KCI ) is concurrentievermogen een centrale plaats te geven op de Europese politieke agenda en van Europa een aantrekkelijkere plaats te maken om te investeren. Dit kan gebeuren door het ondernemersinitiatief te stimuleren en een produc tieve omgeving te creëren waar innovatiecapaciteit kan groeien en ontwikkelen. Voortgaande op de aanbevelingen van de voorjaarstop van 2003 stelde de Europese Commissie een begroting van 3,62 miljard EUR en het kaderprogramma voor als de belangrijkste juridische basis waarin alle communautaire actiesophetgebiedvaninnovatieenconcurrentievermogen worden samengebracht. Het zal het samenhangend kader verstrekken voor alle communautaire acties die ten uitvoer zijn gelegd op het gebied van ondernemerschap, MKB’s, industrieel concurrentievermogen, innovatie, ontwikkeling en gebruik van ICT, milieutechnologieën en intelligente energie.
FORTH: ontwikkelen van laserbehandeling voor het reinigen van historische gevels, Griekenland
Zo zouden de nieuwe regels inzake overheidssteun lidstaten in staat stellen enige steun te verlenen aan innovatieve startende bedrijven om de financieringskloof te dichten waarmee zij tijdens hun eerste jaren te maken krijgen. Hierdoor zouden MKB’s de kans krijgen diensten te kopen van innovatietussenpersonen en om innovatieclusters te ondersteunen.
Het voorgestelde kaderprogramma wordt gestructureerd rond drie hoofdactiviteiten: ● het programma voor ondernemerschap en innovatie, dat voornamelijk op MKB’s gericht is; ● het ICT-beleidsondersteuningsprogramma, ter ondersteuning van het aannemen van informatie-
9
15 INNOVERENDE PROJECTEN
Infrastructuren van uitmuntendheid De oprichting, over de hele regio, van een hoogstaande, allesomvattende technologische infrastructuur, legt de basis voor de uitdrukking van Baskisch dynamisme in vele vormen, via een uitgebreid netwerk waarvan de vertakkingen zich uitstrekken tot veel verschillende gebieden.
De uitgevoerde acties zijn talrijk, gevarieerd en vaak ver fijnd. De inves teringen s treven ernaar e en allesomvattende regionale O&O-infrastructuur te ontwikkelen en omvatten bouw, renovatie, modernisering en uitrusting. Algemene onderzoeksprojecten worden op verzoek opgericht en gespecialiseerde programma’s per technologiesector streven ernaar de regionale actoren concurrerender te maken. Er zijn ook internation alisatieprojecten om deelnemers te helpen de kansen van de Europese en internationale markt aan te grijpen.
Baskenland is, met zijn gediversifieerd industrieel weefsel en hoog niveau van academische en beroepsopleiding, één van de meest vooraanstaande regio’s in Spanje op het gebied van investeringen in O&O. Toen de Baskische regering in 1997 het Baskisch Netwerk voor wetenschap, technologie en innovatie (SARETEK) oprichtte, was het doel ervan het volledig benutten van zijn potentieel. De doelstelling is te voldoen aan de vraag en tegelijkertijd bedrijven een plaatselijk beschikbare technologie te garanderen die allesomvattend is en een hoge mate van uitmuntendheid laat zien. Dit alles gebaseerd op specialisatie en nauwe samenwerking tussen de partners. Het EFRO cofinanciert zowel infrastructuurinvesteringen als pilootprojecten.
Er zijn veel voorbeelden van projecten die mogelijk zijn gemaakt door de infrastructuren en diensten van het netwerk. Eén voorbeeld daarvan is de coöperatieve vennootschap Ikerlan. Die heeft, in samenwerking met het Lawrence Berkeley Laboratory in Californië, een modulaire brandstofcel voor de gecombineerde productie van elektriciteit en warmte ontwikkeld, met toepassingen voornamelijk in de huisvestingssector. Ook vermeldenswaardig is de ontwikkeling door de Inasmet-stichting, die op basis van de resultaten van een Europees luchtvaartproject een nieuw productieproces voor een titaniumcomponent heeft ontwikkeld. Voor dat materiaal heeft het autobedrijf Ferrari belangstelling getoond, omdat het verantwoordelijk is voor de industriële deugdelijkheid in de fabriek. Ondertussen we r k t h e t „Ce ntre fo r V isu al I nte r a c ti o n an d Communication Technologies” (VICOMtech) samen met Europese en Zuid-Koreaanse onderzoekscentra aan het project „Intelligent Manufacturing Systems” dat ontworpen is om de veiligheid van gegevens door het hele fabricageproces te garanderen.
De verscheidenheid aan deelnemers is groot: ongeveer 30 technologiecentra, universitaire onderzoeksinstellingen (de vier universiteiten van Baskenland, namelijk Navarro, Deusto, Mondragón en San Sebastián), sectorgebaseerde onderzoekscentra, centra voor bedrijfsinnovatie en ontwikkeling, certificatie-instellingen, testinstellingen en publieke, private en gemengde onderzoeksorganisaties. Tot nog toe zijn er meer dan 75 deelnemers, die verbonden zijn aan „clusters” in specifieke sectoren, terwijl twaalf „toezichthoudende” technologiecentra — Ceit, Inasmet, Ikerlan, Gaiker, Labein, Robotiker, Tekniker, Leia, ESI, Fatronik, Cidetek en VICOMtek — het hart van het netwerk vormen.
Project: Infrastructuren ten behoeve van het Baskisch technologi enetwerkcentrum Programma: Doelstelling 2 (2000-2006) Totale kostprijs: 76 830 898 EUR Bijdrage van de EU: 38 415 449 EUR Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) Contact Iñaki Beristain Directeur Economie en planning Baskische regering Calle Donostia — San Sebastián 1 E-01001 Vitoria-Gasteiz Tel. (34) 945 01 90 62/Fax (34) 945 01 90 62
[email protected] http://www.saretek.net/pub/index.htm Nieuwe onderzoeksinfrastructuur in Baskenland, Vitoria-Gasteiz
10
Een nieuwe technologische wind voor de „Keltische draak” Ierland mag dan wel een eiland zijn, vandaag is het een centrum voor de intensieve ontwikkeling van geavanceerde technologieën. Dat is deels te danken aan de nationale programma’s die de EU heeft gefinancierd op dit gebied. Deze krijgen een nieuwe steun in de rug om ervoor te zorgen dat ze beter aangepast zijn aan de industriële behoeften van het land.
In samenwerking met een Ierse supermarkt, eerste programma ter wereld dat gebruikmaakt van DNA om het dier te identificeren dat het vlees levert.
In 1973 was Ierland de armste lidstaat van de Europese Gemeenschap. Vandaag is het één van haar meest welvarende leden, met een BBP per hoofd dat in 2002 132,7 % van het gemiddelde in de EU-25 bedroeg. Dit opmerkelijke succesverhaal is deels te danken aan het doeltreffende gebruik van de structuurfondsen. Eén van de prioriteiten was de ontwikkeling van geavanceerde technologieën. Die heeft een belangrijke rol gespeeld in de modernisering van het land en heeft het gered uit het isolement van zijn afgelegen ligging. Begin jaren negentig werden, op initiatief van de Ierse regering, de Programmes in Advanced Technologies (PATs) gelanceerd. Zij zijn tot stand gebracht als par tnerschap tussen Enterprise Ireland (het overheidsagentschap voor plaatselijke initiatieven), de industriële sector en universitaire instellingen. Het doel was het ont wikkelen van een kennisbasis voor technologieën van strategisch belang. Sindsdien hebben de PATs een brede waaier aan opdrachten uitgevoerd via centra die door Enterprise Ireland, de eigenaar, zijn opgericht binnen de universiteiten. Deze centra helpen de Ierse industrie toegang te krijgen tot academische vaardigheden via technologieoverdrachten en sectorgebaseerde netwerken. Bovendien helpen ze industriëlen bij het zoeken naar contrac ten en productontwikkeling, geven hun advies in het kader van „service level agreements” en financieren toegepaste onderzoeksactiviteiten.
kunnen werken met industriële uitdagingen „in real time”. Vandaar het gebrek aan reactiviteit van de PATs in de aanwezigheid van deze opkomende te chn o l o g i e ë n . M e t deze nieuwe benadering zijn het de universiteiten die verantwoordelijk Etiket bevat DNA-traceerbare details van zijn voor de werking van oorsprong van product de centra. De steun van Enterprise Ireland ligt aan de basis van overeenkomsten die zijn gesloten met individuele centra voor de verlening van specifieke diensten, zoals opleiding, seminars, O&O-diensten of oproepen tot het indienen van voorstellen voor de concurrentiële financiering van onderzoeksprojecten. „Technologische platforms” zullen ook worden opgericht om een betere concentratie van financiering van de behoeften van de industrie aan te moedigen. Deze financiering neemt een steeds grotere rol in toegepast onderzoek op zich. Drie van deze platforms worden momente el op eratione el op de gebie den van biotechnologie, informatietechnologie en industriële technologieën. Het project heeft het mogelijk gemaakt de flexibiliteit en kwaliteit van de PATs te vergroten, en op die manier in te gaan op de bekommernissen van de regering voor betere commerciële resultaten voor overheidsinvesteringen.
Project: Programmes in Advanced Technologies (PATs) Programma: Doelstelling 1 (2000-2006) Totale kostprijs: 232 000 000 EUR Bijdrage van de EU: 76 000 000 EUR Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) Contact Michael Leahy
Het project, dat in 1999 tot stand werd gebracht, wordt momenteel gecofinancierd door het EFRO. Het streeft ernaar de toekomstige ontwikkeling van de PATs te beheren door hun industriële effect en hun bijdrage tot de Lissabonstrategie te versterken. Eén gevolg van het economisch succes van Ierland was dat nieuwe technologieën met groot potentieel zich hebben ontwikkeld buiten de PATs. Daardoor kregen de centra het moeilijk onderzoekers aan te werven, die hogere lonen kunnen eisen in de privésector, waar zij bovendien
Enterprise Ireland Glasnevin, Dublin 9 Ireland Tel. (353-1) 808 26 62/Fax (353-1) 808 26 62
[email protected] http://www.enterprise-ireland.com/
11
15 INNOVERENDE PROJECTEN
Ontwerp een verpakking voor mij Toen Tetra Pak zich in 1992 in Sunne vestigde greep het dorp de kans om zich om te vormen tot een centrum van deskundigheid in de grafische en verpakkingsindustrieën. Daarvoor deed het een beroep op de lokale school en ging het samenwerken met lokale ondernemingen en de academische sector. De plaatselijke economie en arbeidsmarkt zijn daar zeer goed bij gevaren.
doorslaggevende factor voor ons,” benadrukt Eva Lovén, van Flexmed Digital.
Flexmed Digital, een nieuwe digitale drukkerij, koos ervoor een bedrijf op te richten in Sunne. Dit is een dorp met 14 000 inwoners in het district Värmland, dichtbij de Noorse grens, 400 km van Stockholm en ver verwijderd van andere besluitvormingscentra. Alles begon met slechts twee personeelsleden plus een grote investering in een nieuwe machine. Iedereen is het erover eens dat het Ideum complex zeer aantrekkelijk is. Het is een uit hout en glas opgetrokken gebouw, verscholen tussen de berken aan de oevers van de rivier de Fryken. Bovendien maak t Ideum deel uit van Broby Grafiska, een internationaal bekende school die gespecialiseerd is in drukken, verpakkingsontwerp en technologieën voor grafische vormgeving in multimedia. Broby Grafiska voert zijn onderwijsactiviteiten uit in samenwerking met de „Packaging Arena”. Dat is een netwerk van bedrijven die hun oorsprong hebben in de traditionele industrieën (papier, grafische industrieën) en binnen een breed panel van partners dat ook de gemeente, de Universiteit Karlstad en het Zweeds Instituut voor Flexografie omvat. „De nabijheid van deze onderwijsomgeving was de
In deze context is Ideum meer dan een gebouw. Het is een concept. Het is verwezenlijkt in 2001-2002 met de steun van het EFRO e n b ie dt e e n mi x v an func tionaliteit, stijl en hoogtechnologische sfeer. Het bevat 25 units voor starterscentra voor bedrijven, vergaderzalen, aula’s en laboratoria. In één daarvan staat een enorme machine voor het maken van monsters. Ze vervaardigt Centrum voor O&O, onderwijs en verpak k ingsprotot ypes bedrijfsontwikkeling, verbonden aan de vo o r d e b e l a n g r i j k s te druktechniek die bekendstaat als industrieën van de regio. „flexography for packaging”. Hoewel niet alle MKB’s rechtstreeks iets te maken hebben met verpakking, bereikt Ideum geleidelijk aan zijn doelstelling. Het belooft een deskundigheidscentrum voor deze groeiende sector, een broeikas voor innovatie en het hart van een bedrijvencluster te worden. „Ideum heeft reeds een enorme stimulans gegeven aan onze ontwikkeling en wij zien hoe aantrekkelijk het is voor ondernemers die een voetje voor willen hebben in de verpakkingsindustrie,” aldus Anna B l o o m q uis t , verantwoordelijke voor onderhandelingen met kandidaatondernemers. Niettemin bood Sunne aanvankelijk slechts een beperkte industriële basis, namelijk het restant van een roemrijk verleden, en was er van O&O geen sprake. Dat begon te veranderen toen de belangrijke groep Tetra Pak in 2002 een drukkerij neerzette in het dorp. De gemeente, die haar kans schoon zag, besliste dat Tetra Pak in staat moest zijn voluit te profiteren van de plaatselijke deskundigheid en de plaatselijke school begon zich te specialiseren in drukkerij en ontwerp. In 1999 werd de school in tweeën gesplitst en werd Broby Grafiska een afzonderlijke entiteit. Vandaag barst het Ideum complex al uit haar voegen en er bestaan plannen om dit uit te breiden. Het aantal banen in de grafische industrie in Sunne is gestegen van 125 in 1992 naar 600 in 2003 en 800 in 2005. Van de 296 Zweedse gemeenten staat Sunne momente el op de 22e plaat s vo or zijn bedrijfsvriendelijke klimaat.
Project: Deskundigheidscentrum voor O&O, onderwijs en bedrijven Programma: Doelstelling 2, 2000-2006 (jaar 2001) Totale kostprijs: 4 400 000 EUR Bijdrage van de EU: 2 100 000 EUR Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) Contact Per Branzén Projectleider Broby Grafiska Utbildning 37 S-686 80 Sunne Tel. (46-565) 179 00/Fax (46-565) 179 01 per.branzen@brobygrafiska.se http://www.brobygrafiska.sunne.se
12
Een biovijver om een regio nieuw leven in te blazen De Belgische regio Henegouwen nieuw leven inblazen door de kenniseconomie te koppelen aan biotechnologie: dat is de doelstelling van het Biopole-project in Charleroi. Het toont zijn bekwaamheid om de drive voor innovatie over te brengen van de universiteit naar de onderneming.
74,9 % van het gemiddelde in de EU-15 in 2002 en de jeugdwerkloosheid is hier bijzonder hoog (38,4 % in 2003). Als men dus een economische heropleving wil, moet deze nieuwe kennis worden vertaald in activiteiten die werkgelegenheid creëren. Het is een feit waarvan de Biopool van Charleroi — met zijn 500 vaste personeelsleden, die binnenkort worden versterk t met nieuwe onderzoekers die zijn toegewezen aan lopende projecten — zich maar al te goed bewust is.
De aanzet kwam er eind jaren negentig, toen de ULB (de Université Libre de Bruxelles) in de regio een campus opende. Het Instituut voor Biologie en Moleculaire Geneeskunde (IBMM), het hart van de Biopool Charleroi (ULB), werd gebouwd en uitgerust, met de aanvankelijke hulp van het EFRO, op de Aéropole-site van Charleroi als een campus gewijd aan biotechnologie. Het doel was een blijvende technologie- en economische pool te ontwikkelen via de gebundelde inspanningen van openbare, ziekenhuis-, industriële en financiële partners. Ad-hoconderzoek sprogramma’s zouden worden gelanceerd om de essentiële kennis voor bedrijfstoepassingen van biotechnologie te ontwikkelen, in het bijzonder op het gebied van diagnostiek, farmacie en klinisch onderzoek. Tegen 1999 had het IBMM — vandaag de thuisbasis van zo’n 250 onder zo eker s – de top van de ULB wetenschappers verwelkomd. Vervolgens werd de droom al snel werkelijkheid toen de eerste biotechnologiebedrijven, zoals Euroscreen of Henogen, in de omgeving van de Biopool verschenen. In 2001 maakte verdere EFRO-financiering voor de verwerving van nieuwe uitrusting en ook — naast de materiële investeringen — voor onderzoeksprojecten, het mogelijk de ontbrekende schakel in het innovatieproces te leggen: BioVallée. De veertig onderzoekers in deze O&Oinstelling houden zich uitsluitend bezig met de validatie van onderzoeksresultaten en de vertaling ervan naar bedrijfsinnovaties op basis van uitgeprobeerde en uitgeteste technologieën. Dit geldt vooral voor farmacogenomica (de studie van het effect van het g e n e tis ch p ro fi e l o p d e d o e l t re ff e n d h e i d v a n geneesmiddelen) en genetische manipulatie. Op deze manier heeft BioVallée reeds geholpen bij het oprichten, door een proces van spin-offs, van bedrijven zoals DNA Vision, dat zich bezighoudt met genetische analyse.
Minerva Centre, BRC-centrum voor onderzoek naar biotechnologie, Université Libre de Bruxelles in Charlero
Project: ULB Charleroi Biopole Programma: Doelstelling 1 Henegouwen 1994-1999 en doelstelling 1 Henegouwen „overgangssteun” 2000-2006 Totale kostprijs: 22 310 417 EUR (1994-1999) en 16 822 372 EUR (2000-2006) Bijdrage van de EU: 11 155 209 EUR (1994-1999) en 8 411 186 EUR (2000-2006)
Naast gezondheid is biotechnologie ook bestemd om een diepgaande verandering teweeg te brengen op andere activiteitengebieden, van het milieu tot cosmetica en kleinhandel. Zo zijn er tests ontwikkeld om sporen van varkensvlees te vinden in gehakt dat wordt aangeprezen als „zuiver rundsgehakt ”, of om de oorsprong van zalm te b ep alen. D e ze technieken, die behoren tot het allerbeste van wat de wetenschap te bieden heeft, verlaten pas nu de vooraanstaande laboratoria. In deze regio bedraagt het BBP per hoofd slechts
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) Contactpersonen Catherine Mathot Waals Gewest, directoraat Europese programma’s Tel. (32-81) 81 33 39 39/Fax (32-81) 33 37 44
[email protected] Charles Bricman BioVallée ASBL Tel. (32-71) 37 85 00
[email protected] http://www.ulb.ac.be/ibmm/home.html
Onderzoek aan het Minerva-centrum
13
15 INNOVERENDE PROJECTEN
Een eiland dat open staat voor wind, zon en nieuwe ideeën 100 % hernieuwbare energie! Door deze uitdaging aan te gaan is het eiland Samsø van plan het concrete voorbeeld te geven van een plan om de CO2-uitstoot te verminderen. Het wil dit verwezenlijken door grootschalig gebruik van wind- en zonne-energie. Andere regio’s van Europa zullen mee profiteren van de verwezenlijkingen ervan. Het project wilde „energie” van een hele gemeenschap mobiliseren.
aanzienlijk economisch voordeel op. Naast hulpmiddelen voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie, geïnspireerd door de concrete ervaring van plaatselijke projecten, zal de academie cursussen en seminaries aanbieden met betrekking tot het proces van de overgang naar hernieuwbare energie. Dankzij de geschreven studies van deelnemers, hun kennis van de situatie en het beleid in- Nørreskijte — Windmolen op het land zake hernieuwbare energie in hun regio, zal de academie in staat zijn voor elk van hen een actieplan te schetsen, als een eerste stap naar 100 % hernieuwbare energiebronnen. Vervolgens zal het mogelijk zijn dit plan verder te ontwikkelen via een onlinenetwerk. Daar zal men vragen kunnen stellen aan de deelnemers en zal men informatie en verslagen kunnen verkrijgen over alle bijbehorende projecten.
Samsø, een eiland met 4 000 inwoners dat ten zuiden van de stad Århus gelegen is, wil zijn volledige behoefte aan elektriciteit en verwarming dekken met hernieuwbare energie, terwijl een windmolenpark op zee zal helpen de behoefte aan energie te voorzien voor het vervoer op het eiland. Het „Energieplan voor hernieuwbare energie”, dat is opgesteld in 1997, toonde aan dat er oplossingen bestaan om deze enorme uitdaging het hoofd te bieden. Me n kan d e d o e ls te llin g all e e n b e reiken m et medewerking van de bevolking. Met het oog hierop richtten burgers in 1997 de Energie- en milieuvereniging van Samsø op. Ze wilden de bewoners van het eiland informeren en bewust maken. Dankzij deze vereniging, de plaatselijke raad, de Vereniging van boeren en de Kamer van koophandel, is in 1998 het Energiebedrijf van Samsø opgericht om de tenuitvoerlegging van het Energieplan te coördineren. In 2002 volgde dan de beslissing om een Energieacademie op te richten in Samsø. Die academie moet gebruikmaken van de verworven knowhow om de creatie van werkgelegenheid te stimuleren, terwijl het eiland een welkomsthaven wordt voor Deense en Europese onderzoekers die actief zijn op het gebied van hernieuwbare energie. Te g e l i j k e r t i j d l a n c e e r d e d e g e m e e n t e e e n ontwikkelingsstrategie waarin hernieuwbare energie één van de belangrijkste troeven vormt van het eiland. Nog voordat de academie haar deuren opent, trekt Samsø jaarlijks duizend mensen aan die beroepshalve bezig zijn met milieu. Ook studenten en „groene” toeristen vinden hun weg naar het eiland. Al deze bezoekers leveren een
De gebouwen van de academie zelf, die zijn verbouwd met hulp van het EFRO, vormen een voorbeeld van ecologische architectuur. Het ontwerp van de gebouwen, die gelegen zijn in een grasachtig gebied waar kustmoerassen waren en die gebouwd zijn op palen om de biotoop te respecteren, is gebaseerd op het gebruik van natuurlijke materialen die de vochtigheid en warmte regelen. Er is een minimaal waterverbruik, men gebruikt zonnepanelen voor verwarming en elektriciteit (ook opgewekt door windenergie), er zijn energiebesparende technologieën, er is sortering van het afval in acht categorieën enz. In de enorme open binnenruimte vinden de bezoekers heel wat voorzieningen, waaronder kantoortuinen, tentoonstellingsruimten, vergader- en studiezalen en een bibliotheek.
Project: Energieacademie van Samsø Programma: Doelstelling 2 (2000-2006) Looptijd: januari 2005 — december 2006 Totale kostprijs: 1 648 647 EUR Bijdrage van de EU: 405 405 EUR Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) Contactpersoon Søren Hermansen Manager/Energieadviseur Museumsvej 1 DK-8305 Samsø Tel. (45) 86 59 23 22/Fax (45) 86 59 23 11
[email protected]
14
Academisch label voor digitale MKB’s In hartje Liverpool schenkt een starterscentrum met academische wortels het leven aan nieuwe bedrijven. Hun innovatieve ideeën voor digitale industrie profiteren vervolgens van de internationale bekendheid van de John Moores University.
om van Liverpool het digitale middelpunt van het Noordwesten van Engeland te maken. DigitalINC wint zowel aan geloofwaardigheid als stabiliteit omdat het deel uitmaakt van het ICDC binnen de John Moores University. Het opent ook deuren naar bedrijven die anders niet zouden samenwerken. Onze opstartende bedrijven komen met innovatieve ideeën, maar als het erop aankomt om de ideeën te verkopen aan grote bedrijven zoals BNFL (British Nuclear Fuels), is de reputatie van de universiteit een belangrijke troef.”
Merseyside, een oud en wegkwijnend havengebied, kampt met hardnekkige problemen. Het heeft één van de hoogste werkloosheidscijfers van het land (6,5 % in 2003, onder wie 37,3 % langdurig werklozen). Steun voor innovatieve bedrijven in groeisectoren is bijgevolg een grote prioriteit voor de regio. DigitalINC, mede gefinancierd door het EFRO en het Northwest Regional Development Agenc y (NWDA), is het grootste starterscentrum voor de digitale industrie van het Verenigd Koninkrijk. Het is eveneens één van de hoekstenen van het project „Digital Academy”, dat de nadruk legt op digitale innovatie voor het onderwijs, de informatiemaatschappij, hulp aan MKB’s en onderzoek. Het International Centre for Digital Content (ICDC) beheert de Digital Academy zelf. Het ICDC vormt een onderdeel van de John Moores University, gelegen in het centrum van Liverpool. Het ICDC beschouwt steun aan opstartende bedrijfjes als de best mogelijke manier om leefbare bedrijven op te richten. Ze geven hun niet alleen werkruimte, maar ook een echte startbaan in de vorm van efficiënte diensten en uitrusting. Dit in elk stadium van de rit: prelancering, lancering en initiële ontwikkelingsstadia. De steun duurt drie jaar, met een leefbaarheidsevaluatie van het bedrijf na de eerste drie maanden, gevolgd door mentorschap. DigitalINC is gehuisvest in een speciaal ontworpen gebouw en heeft een team van specialisten die actief zijn op verscheidene gebieden, waaronder bedrijfsplannen, marketing, administratie, financiële kaders en makelarij. Alle bedrijven denken in dezelfde richting en hun activiteiten zijn compatibel. Zij werken aan gezamenlijke projecten die wederzijds voordelen opleveren, waardoor het klimaat van samenwerking versterkt.
Project: The Digital Academy Programma: Doelstelling 1 (2000-2006) Totale kostprijs: 35 017 000 EUR
Sinds de lancering in april 2002 heeft DigitalINC ongeveer twintig bedrijven ondersteund. Sommige hebben prestigieuze prijzen gewonnen in sectoren zoals grafisch ontwerp, lesgeven op afstand, animatie en games, marketingconsultancy en veiligheidssystemen. Enkele voorbeelden zijn Eek Films (digitale animatie), Abacor Ltd (elektronische betaalsystemen voor lonen), Taecanet (onlinelesgeven), Splinter (ontwerp van bedrijfslabels, multimediaproducten voor de onderwijsen sociale sector), Neat 3D (3D-beeldvorming) enz.
Verkennen van de digitale technologie, vooral op het gebied van ontwerp en communicatie
Bijdrage van de EU: 9 775 000 EUR Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) Contactpersoon Peter Leather Business and Incubation Manager Liverpool John Moores University 2nd Floor Faraday House Liverpool Digital Edge Lane Liverpool L7 9NJ Tel. (44-151) 907 29 29/Fax (44-151) 907 29 00
„Onze doelstelling”, zegt Peter Leather, één van de managers van ICDC, „is
[email protected] http://www.icdc.org.uk
15
15 INNOVERENDE PROJECTEN
Bruggen naar de toekomst in de „Stad van Kennis” In een vervallen buurt van de stad Graz slaat de „Stad van Kennis” bruggen tussen economie en technologie binnen een netwerk van innovatieve activiteiten. Dat biedt een breed spectrum aan diensten voor het samenbrengen van initiatieven en het oprichten van bedrijven.
gezondheid — van een „cluster” van onderling nauw verbonden activiteiten en het aanmoedigen van de oprichting van innovatieve opstartende bedrijven. De site van dit ondernemingscentrum is zeer zorgvuldig gekozen. Het ligt dichtbij de Technische Hogeschool en Roche Diagnostics, een modelonderneming in GrazWest. Ondernemers en netwerkontwikkelaars profiteren van deze ligging door de synergie die eruit voortvloeit, en ook door de reeks diensten (advies, investeringssteun, technologieoverdracht enz.) die wordt aangeboden door het Centrum ter ondersteuning van MKB’s tijdens de startfase. Afgestudeerden van de technische school vinden de „Stad van Kennis” ook nuttig voor het creëren van activiteiten: op de brug tussen kennis en economie is tweerichtingsverkeer mogelijk. Naast de eigenlijke bouw van het ondernemingscentrum omvatte het project ook de aankoop en verhuur van panden, beheerd door het Agentschap ter bevordering van het bedrijfsleven in Stiermarken, aan bedrijven. De
Graz is met 230 000 inwoners de op één na grootste stad van Oostenrijk. Door haar geografische ligging heeft de stad altijd al gefungeerd als een brug tussen Centraal- en Zuidoost-Europa. Met haar drie universiteiten heeft ze ook belangrijke wetenschappelijke troeven. In het westen van de stad wordt een uitgestrekte industriële gordel (750 hectare, 32 000 inwoners) echter gekenmerkt door een territoriale onevenwichtigheid tussen de behoeften van de industrie en die van een residentieel gebied. Er bestaat hier een gebrek aan diversiteit in de economische ac tiviteiten en er is een slechte stadsplanning, met alle sociale problemen van dien. Het Urban II-programma wil van Graz-West een modern activiteitencentrum maken dat gericht is op de kenniseconomie. Tegelijkertijd betrekt men de bevolking bij het nemen van beslissingen en het ondernemen van planningsacties. Daarmee wil men evenwicht brengen tussen de economische, sociale en milieubehoeften. Eén van de projecten die in deze context is verwezenlijkt, en dat bekendstaat als de „Stad van Kennis”, behelst de oprichting van een innovatief ondernemingscentrum. Het doel daarvan is het ontwikkelen — vooral op het gebied van biomedische technologie en biotechnologieën toegepast op de menselijke
Project: Stad van Kennis Looptijd: 2002 — oktober 2004 Programma: Urban II „Urban_Link Graz-West” Renovatie van het district Graz-West
Totale kostprijs: 4 200 570 EUR Bijdrage van de EU: 200 000 EUR
allesomvattende aard van het project, de zorgvuldige selectie van kandidaat-bedrijven volgens welbepaalde doelstellingen en een architecturaal ontwerp dat functioneel, stijlvol en milieuvriendelijk is, zijn allemaal gunstig voor de „Stad van Kennis” — die in oktober 2004 is ingehuldigd — in haar opdracht als ontwikkelingspool voor de hele regio.
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) Contactpersoon Dr. Alexander Frestl Sylvia Trattner-Jakob Stad Graz, afdeling Stadsplanning, ontwikkeling en bouw Beheersautoriteit Urban II Graz Europaplatz 20 A-8020 Graz Tel. (43-316) 872-4210/Fax (43-316) 872-4209
[email protected] http://www.urban-link.at
16
Octopus, een verreikend „mobiel” project In de snel evoluerende sector van de mobiele telecommunicatie springt Octopus eruit als een netwerk met een unieke mogelijkheid om te anticiperen op innovatie. Dit gebeurt door zijn leden de kans te geven te profiteren van de meest recente technologieën voordat zij commercieel verkrijgbaar zijn.
TeliaSonera en Oulun Puhelin, die de onlinetoegang verschaffen, Oulu Poly technic, dat technische ondersteuning en opleiding geeft, Oulu Innovation Ltd, dat gebouwen en uitrusting ter beschikking stelt van leden, en de stad Oulu, die de beheersautoriteit van Octopus vormt. Tegen de geplande voltooiing van het project (2004) maakte Octopus het mogelijk om een reeks nieuwe toepassingen te ontwikkelen, het gebruik van mobiele technologieën uit te breiden tot dunbevolkte regio’s van het uiterste noorden van Finland, tientallen vaste banen te scheppen en honderden studenten op te leiden. Op die manier droeg het bij tot de voltooiing van 150 universitaire of polytechnische eindverhandelingen. Dat waren allemaal goede redenen om het project met nog eens twee jaar te verlengen in een bovendien meer internationale context. Aan het eind van deze verlenging wil Octopus zich omvormen tot een bedrijf.
O uli, gele gen in het meest ontwikkelde gebied van noordelijk Finland, is het hart van een uitmuntende pool in mobiele telecommunicatie. Het is de bron van e e n „ m o b i l i te i t s c u l tuur” die in de voorste gelederen van de innovatie staat. Gezien deze context hoeft het nauwelijks te verbazen dat opeenvolgende vergaderingen tussen de vertegenwoordigers van sectorbedrijven, de stad Oulu en onderwijsen onderzoeksinstellingen in 2002 leidden tot Octopus-project gevestigd in een gesloten het Oc topus-projec t. omgeving van mobiele telefoonoperatoren Het doel van het prowaarin bedrijven hun nieuwe technologie en ject is het onderzoeken uitrusting op een echt netwerk kunnen uittesten e n o n t w i k ke l e n v a n toepassingen en diensten van mobiele telecommunicatie. Octopus is niet zomaar een netwerk. Het verschilt van de commerciële operatoren omdat het in essentie een „gesloten” netwerk is van betalende abonnees. Tot nog toe telt het meer dan veertig bedrijven en instellingen, evenals heel wat studenten. Daardoor kan Octopus zijn leden — waar zij zich ook bevinden – de meest geavanceerde technische mogelijkheden bieden. Zij kunnen genieten van het allernieuwste onderzoek, zelfs voordat de toepassingen verkrijgbaar zijn. Op die manier kunnen bedrijven innovatieve producten creëren, kunnen onderzoekers nieuwe wegen verkennen en kunnen studenten gebruikmaken van echte diensten in plaats van laboratoriumsimulaties. Centraal in het project staat een platform voor de ontwikkeling van en het experimenteren met de meest recente generaties van mobiele systemen. Op basis hier van verstrek t Oc topus zijn leden gespecialiseerde ondersteuning – deskundigheid, advies, planning – die in de realiteit toegang mogelijk maakt tot technologische innovaties. Dit gebeurt binnen een nationaal netwerk waarin duizenden terminals simultaan kunnen aansluiten op het netwerk. In ruil daarvoor stellen de leden hun eigen vaardigheden ter beschikking van Octopus voor de ontwikkeling van het project. Ook vermeldenswaardig zijn de diensten voor bedrijven op het gebied van communicatie, opleiding, financiering en de marketing van resultaten. Octopus exploiteert ook een netwerk dat openstaat voor partners en potentiële klanten. De belangrijkste partners zijn de constructeur Nokia, die de technologie aanlevert, de mobiele operatoren
Project: Octopus-netwerk Programma: Doelstelling 2 (2002-2004) Totale kostprijs: 1 830 428 EUR Bijdrage van de EU: 709 000 EUR Contactpersoon Markku Pikkarainen Programme manager Elektroniikkatie 6 FIN-90750 Oulu Tel. (358-8) 551 30 05/Fax (358-8) 551 36 27 E-mail: markku.pikkarainen@octo.fi Internet: http://www.octo.fi
17
15 INNOVERENDE PROJECTEN
De Algarve heeft innovatie in zicht De Algarve, een streek die in belangrijke mate afhankelijk is van kusttoerisme, wil innovatie een belangrijke plaats geven. Daarvoor wil het de hulp inroepen van onderzoekers en ondernemers. Het tracht zo een gemeenschappelijk front te vormen om de uitdagingen van het concurrentievermogen aan te gaan. Het Regionaal Centrum staat aan het roer.
Tussen 1995 en 2002 was de jaarlijkse groei van de Algarve (4,9 %) de hoogste in Portugal. Dat is heel wat meer dan het nationale gemiddelde (3,1 %). De ontwikkeling van de regio wordt echter tegengehouden door een gebrek aan motivatie voor innovatie. Dat wordt weerspiegeld in het beperkte aantal s a m e nwe r k in gsp roj e c te n tuss e n b e d r ij ve n e n onderzoeksinstellingen. Vandaar dat men in 2003 beslist heeft om aan de universiteit van de Algarve het Regionaal Centrum voor innovatie van de Algarve (CRIA) op te richten. Dat is één van de projecten onder het INOAlgarveregionaal programma van innovatieve acties. De doelstellingen zijn het bevorderen van innovatie, het overdragen van technologieën, het bezielen van netwerken en het ondersteunen van initiatieven. Dit zijn middelen om een „innovatiecultuur” te creëren, die nauwere contacten en tweerichtingstransfers tussen ondernemers en onderzoekers of studenten zullen aanmoedigen. Het project wordt gepromoot door vier partners: de universiteit van de Algarve (UALG), die onderzoeksdeskundigheid heeft op gebieden met een toekomst, het Comité voor coördinatie en regionale ontwikkeling van de Algarve ( CCD R ) , e e n g e d e ce ntr alis e e rd e ins t antie die verantwoordelijk is voor overheidsinvesteringen, en twee instanties uit de particuliere sector, de Regionale Vereniging van jonge ondernemers (ANJE) en de Ondernemersvereniging van de Algarve (NERA).
Ria Formosa: mariene hulpbronnen in de Algarve
Aan het eind van fase 1 (2003-2004) kon het CRIA een aantal initiatieven op zijn naam schrijven die reeds een hefboomeffect hebben op het regionaal concurrentievermogen. De eerste Innovatiebeurs van de Algarve, in maart 2004, was een paradepaardje voor de universiteit en andere onderzoekscentra. Bovendien was het een kans om de universiteit en de bedrijven bewust te maken van de vooruitzichten die het consortia biedt door samen te werken aan projecten in verband met tachtig onderzoeksonderwerpen. Uit een ideeënwedstrijd voor het oprichten van bedrijven werden twaalf projecten geselecteerd, waar van drie voor voedingsmiddelen uit de agrovoedingssector, één voor geavanceerde informatietechnologiediensten, twee voor gezondheidstechnologieën, vier voor het milieu en twee voor oceaanwetenschappen. De oprichting van een ondersteuningskantoor ter bevordering van industrieel eigendom (GAPI) binnen de UALG heeft de regio een cruciaal hulpmiddel aangereikt voor de ontwikkeling en juridische bescherming van hun innovaties. Twee ondernemingscentra ter ondersteuning van opstartende MKB’s zijn opgericht op de campus: één voor dienstenactiviteiten, het andere voor de industrie.
Project: Regionaal Centrum voor innovatie van de Algarve (CRIA) Programma: Doelstelling 1 (2000-2006) Looptijd (fase 1): november 2003 – november 2004 Totale kostprijs (fase 1): 545 100 EUR Bijdrage van de EU (fase 1): 436 080 EUR Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO)
Ten slotte zal het plan om een technologiecentrum op te richten op de UALG -site, waar zowel onderzoeksinstellingen als bedrijven welkom zullen zijn, zorgen voor de noodzakelijke logistieke functies en innovatie stimuleren op vier gebieden – biotechnologie, biomedische technologie, mariene hulpbronnen en intelligente systemen. Tegelijkertijd zal het 300 tot 400 banen creëren. Naast het INOAlgarve-programma zal een tweede stadium van het CRIA-project (2004-2007) de behaalde resultaten verder ontwikkelen en ze verankeren in een blijvend kader.
Contactpersoon Tiago Santos Regionaal Centrum voor innovatie van de Algarve (CRIA) Universiteit van de Algarve Gambelas-campus, paviljoen A5 P-8000 Faro Tel. (351) 289 80 00 97/Fax (351) 289 80 00 98
[email protected] http://www.ualg.pt/jornal/
18
Intelligentie delen Voor de zeven regio’s, gelegen in de vier windstreken van Europa, die deelnemen aan het STRATINCinterregionaal samenwerkingsproject, is de strategische intelligentie, die wordt ontwikkeld binnen ondernemingsclusters, essentieel voor het versterken van innovatiecapaciteiten. De interregionale aanpak heeft het mogelijk gemaakt om op dit vlak gemeenschappelijke hulpmiddelen te ontwikkelen op Europese schaal. en kennis en goede werkwijzen verspreiden. Dat moet de toegang tot die methoden en hulpmiddelen vergemakkelijken voor MKB’s en O & O ( R D ) , vo o r al in de me er k a n s a r m e r e g i o ’s ( C e n t r a a l Macedonië, Tenerife en Murcia, die allemaal vallen onder doelstelling 1 van het Structuurfonds).
De doeltreffendheid van een innovatiesysteem is afhankelijk van de reactiecapaciteit van de vele betrokken actoren. De taak van de regionale autoriteiten bestaat erin de soepelheid van hun relaties te verzekeren door hen bewust te maken van het feit dat innovatie meer is dan wetenschap en technologie alleen: om commercieel succes te hebben zijn ook innovatieve managementmethoden nodig. Deze worden bereikt via netwerking en de gegroepeerde activiteiten van bedrijven binnen clusters. Door vertrouwen en een geest van initiatief en samenwerking te wekken, zijn deze laatste echte netwerken van collectieve intelligentie, gericht op innovatie.
Hiertoe is STRATINC een brede waaier aan activiteiten gestart: identificeren van de strategische informatiebehoeften in verschillende regio’s, samenvatten van de resultaten, regionale sectorgebaseerde workshops, een vergelijkende studie van bestaande Houtindustrie, Lotharingen IT-hulpmiddelen, de totstandbrenging van sectorgebaseerde pilotplatforms voor het ver zamelen, analyseren en delen van strategische informatie en de productie van een methodologische gids voor het implementeren van een systeem van strategische monitoring. Dat alles moet leiden tot de ontwikkeling van een proactieve benadering die bedoeld is om een echte versterking van innovatieve capaciteiten en het concurrentievermogen van bedrijven, clusters en partnerregio’s teweeg te brengen.
Met deze doelstellingen in het achterhoofd maakt het STRATINC-consortium gebruik van de rijke ervaring van zijn leden, om de manieren en middelen te onderzoeken om clusters te ontwikkelen. Daarbij concentreert het zich op vijf sectoren: hout in Lotharingen, de agrovoedingssector in Murcia en Tenerife, nieuwe materialen in Rijnland-Noord-Westfalen, informatie- en communicatietechnologieën in Centraal-Macedonië en biotechnologieën voor de gezondheid in Oslo. Naast de Regionale Raad van Lotharingen, die verantwoordelijk is voor de algemene coördinatie van het project, zijn de andere STRATINC-partners het Agentschap voor regionale ontwikkeling van Murcia, de Noordelijke Unie van Tenerife, het Centrum voor innovatie en technologie (ZENIT GmbH, Duitsland), het Algemeen Secretariaat van de regio Centraal-Macedonië en de Technopool van Oslo. Als gevolg van deze interregionale aanpak moet het project het mogelijk maken om op Europees niveau kennis te verwerven met betrekking tot de behoeften van MKB’s en clusters in deze verschillende sectoren en regio’s. Het moet ook rekening houden met de verschillen in technologische ontwikkeling en cultuur. Vervolgens zal men gemeenschappelijke strategische intelligentiemethoden en -hulpmiddelen ontwikkelen
Project: Strategische intelligentie en innovatieve clusters (STRATINC) Looptijd: augustus 2003 – februari 2006 Programma: Interreg IIIC „West Programming Zone” Totale kostprijs: 1 625 221 EUR Bijdrage van de EU: 767 167,75 EUR Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) Contactpersoon Pierre Bourgogne Regionale Raad van Lotharingen Tel. (33) 387 33 60 65/Fax (33) 387 33 60 40 pierre.bourgogne-lorraine.fr http://www.e-innovation.org/stratinc/
Wijnnetproject: ontwikkelen van wijnculturen in Tenerife
19
15 INNOVERENDE PROJECTEN
Groter denken door het oneindig kleine te bestuderen Met nanotechnologieën overschrijdt Franche-Comté de grenzen van „micro”, terwijl het door Interregsamenwerking de grens met Franstalig Zwitserland overschrijdt. Deze twee zusterregio’s, de pioniers van het zeer kleine, bundelen hun krachten om de grote kwesties aan te pakken: een toekomstige industriële revolutie, een uitdaging en een kans voor Europa.
Interreg I en II. Interreg II maakte het niet alleen mogelijk een intelligente intestinale microcapsule te ontwikkelen, het legde ook de behoefte bloot aan een blijvende basis voor samenwerk ing, bovenop de contrac tuele overeenkomsten met hun onvermijdelijke budgettaire onzekerheden. Het was deze benadering die heeft geleid tot het LEA. Dat werd in 2003 gevolgd door het LEAMicrotechnic, een zeer groot project onder Interreg III en met dezelfde partners: de twee universiteiten van Franche-Comté (Besançon en Belfort- Montbéliard), de Nationale Hogeschool voor mechanica en microtechnologie, het Centrum voor overdracht van microtechnologie en, aan Zwitserse kant, de Universiteit van Neuchâtel, de Federale Polytechnische School van Lausanne en het Zwitsers Centrum voor elektronica en microtechnologie.
Al meer dan 200 jaar zijn de tradities van horloge- en klokkenmakerij van Franche - Comté – de meest geïndustrialiseerde van de Franse regio’s – samen met het aanpalende Franstalige Zwitserland, de pioniers van „microtechnieken”, met toepassingen op andere gebieden van micromechanica zoals brillen, schroeven en moeren. Na de crisis van de jaren zeventig in de horloge- en klokkenmakerindustrieën en door de huidige concurrentie in verscheidene sectoren, duikt de regio vandaag dieper in het zeer kleine. Hoewel de innovatieve nanotechnologieën – die zich bezighouden met de structuur en het gedrag van materie op moleculair en atoomniveau – nog in hun kinderschoenen staan, is het de bedoeling dat ze een enorme impact hebben, zowel praktisch als economisch, in elke sector. Daniel Courjon, vicepresident van het European Associated Laboratory in Microtechnics (LEA), is ervan overtuigd dat „hun toepassing, op nanomaterialen bijvoorbeeld, vergelijkbaar zal zijn met de overgang van kleren gemaakt uit dierenhuiden naar de weeftechnieken.” Als „laboratorium zonder muren” zorgt het LEA voor structuren die teams uit verscheidene Europese landen in staat stellen hun middelen te delen voor het verwezenlijken van een gezamenlijk onderzoeksprogramma. Het Frans-Zwitserse LEA is de vrucht van de grensoverschrijdende programma’s
Project: Consolidatie en ontwikkeling van het LEA Microtechnic (ILEA)
Ontwerpen van een systeem om kleine lagers te maken voor gebruik bij precisiemachines, horloges en microdrives
Programma: Interreg IIIA Frankrijk/Zwitserland
De doelstelling is drieledig: het bewustzijn voor gemeenschappelijke uitdagingen voor de Jura-regio vergroten, wetenschappelijke projec ten tussen grensregio’s ondersteunen en, ten slotte, initiatieven aanmoedigen zoals „Ateliers d’Arc & Senans” (jaarlijkse bijeenkomsten tussen onderzoekers, doctoraalstudenten en industriëlen) en de zomerschool „Hoogtepunten in microtechnologie” (geavanceerde internationale cursussen voor doctoraalstudenten, postdoctoraalstudenten en ingenieurs). De acht wetenschappelijke projecten die zijn goedgekeurd (SYNCOPE, SAIRI, MOSGAM, PROMMOD, MEDIMA, MICROPUCE, CRISLAR, NANOTOOL) bestrijken alle sectoren van de microtechnologie – microproductie, microrobotica, nano-instrumenten, nano-optica – waarvan de toepassingen gaan van de elektronenmicroscoop tot de hantering van ovocyten, met inbegrip van microfabrieken en insectenrobots.
Looptijd: januari 2004 — december 2007 Totale kostprijs: 1 799 000 EUR Bijdrage van de EU: 396 800 EUR Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) Contactpersoon Daniel Courjon Vicepresident van het Geassocieerd Europees Laboratorium Universiteit van Franche-Comté 16, route de Gray F-25030 Besançon Cedex Tel. (33) 381 66 64 15/Fax (33) 381 66 64 23
[email protected] http://lea-microtechnique.org/
20
Cryptografie, een sleutel tot ontwikkeling Het KRIPTO-onderzoeksproject, dat volledig gebaseerd is op het intellectueel kapitaal van de prestigieuze universiteit van Debrecen, brengt de cryptografie buiten de faculteitsmuren. Het wil innovatieve software ontwikkelen om de veiligheid van computergegevens in een reeks toepassingen te versterken. Op die manier draagt het tegelijkertijd bij tot de ontwikkeling van de regio.
Met zijn 26 000 studenten en 1 700 professoren is de universiteit van Debrecen, de tweede stad van Hongarije, één van de grootste onderwijsinstellingen van het land. Het is bovendien een zeer befaamd wetenschappelijk centrum. De Faculteit computerwetenschappen, die nog maar pas haar formele bestaan heeft verworven, is de vrucht van 20 jaar programmeercursussen. Ze bestaat momenteel uit vijf departementen met een jaarlijkse instroom van 250 studenten. De verscheidenheid en het niveau van de opleidingen in informatietechnologieën worden geïllustreerd door de recente beslissing om de eerste cursus ontwerp te introduceren. De cursus is volledig compatibel met de EU-normen op dit gebied, met als gevolg dat de studenten kunnen profiteren van academische mobiliteit in het kader van de Europese hogeronderwijsruimte. Dit enorme intellectuele potentieel blijft grotendeels onontgonnen, ondanks het feit dat het een cruciale troef is voor de economische en sociale ontwikkeling van de regio Eszak-Alföld, waarvan het BBP per hoofd in 2002 slechts 37,7 % was van het gemiddelde in de EU-25 (vergeleken met 58,6 % voor Hongarije als geheel). Om de opgedane kennis en knowhow om te zetten in technische ver wezenlijk ingen en economische activiteiten stichtte de universiteit in 2004 het KRIPTOonderzoeksbedrijf, dat gespecialiseerd is in cryptografisch onderzoek en de toepassingen ervan op het gebied van informatietechnologie.
Promoten van het KRIPTO-project tijdens een recente wetenschappelijke conferentie (¹) Bewerking die het mogelijk maakt om, op grond van een wiskundige functie, een boodschap van variabele grootte om te zetten in een boodschap van vaste grootte, met het oog op de authentificatie en opslag ervan. (²) Statistisch willekeurig en essentieel onvoorspelbaar aantal, ondanks het feit dat het gegenereerd is door een wiskundig algoritme.
Een eerste stadium van het project, dat in februari 2005 werd gelanceerd, behelst de ontwikkeling van twee prototypes van innovatieve software die gerelateerd zijn aan twee technologische processen die essentieel zijn voor cryptografie en dus voor de veiligheid van computergegevens: een nieuwe „mengelmoes”-functie die module(¹) genereert, en een nieuwe generator van pseudowillekeurige getallen(²). Vervolgens is het doel het ontwikkelen, op basis van deze prototypes, van verkoopbare sof t ware om de veiligheid van e government, e - commerce, onlinebankieren, elektronische handtekeningen en gebruikersidentificati esystemen te vergroten. Dit zijn allemaal gebieden van strategisch belang voor het Europees concurrentievermogen.
Project: KRIPTO — Cryptografisch onderzoek en applicaties Programma: Doelstelling 1 (2004-2006) Looptijd: februari 2005 – augustus 2006 Totale kostprijs: 100 000 EUR Bijdrage van de EU: 70 000 EUR Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) Contactpersoon Ziggy Kovacs Directeur Verkoop en marketing
Het KRIPTO-onderzoeksproject, een zuivere spin-off van academische kennis, heeft het niet alleen mogelijk gemaakt programmeurs van hoog niveau van de universiteit aan te werven, maar geeft studenten ook de kans om aan hun activiteiten deel te nemen. Het doel van de promotoren is om van de regio Eszak-Alföld een Europees bekwaamheidscentrum te maken op het gebied van informatietechnologieën.
HU-4029 Debrecen, Csapó u. 42. B.ép. III/5 Tel. (36) 52 42 96 00/Fax (36) 52 34 86 40
[email protected] http://www.kripto.hu
21
15 INNOVERENDE PROJECTEN
Doeltreffend openbaar vervoer? Phileas gaat de uitdaging aan Phileas, genoemd naar het beroemde personage in het werk van Jules Verne, brengt nieuwe en innovatieve oplossingen om te voldoen aan de behoefte aan openbaar vervoer in stedelijke gebieden. Het stimuleert de rol van het openbaar vervoer en vormt tegelijkertijd een nationaal en Europees voorbeeld van doeltreffende mobiliteit met respect voor het milieu.
De route in kwestie ligt in de „westelijke corridor”, een zone van nieuwe activiteiten, gelegen tussen het Centraal Station en de luchthaven van Eindhoven. Woningen, kantoren, winkels en vrijetijdsvoorzieningen, de volledige waaier aan stedelijke functies is langs deze corridor te vinden. Phileas is speciaal ontworpen om hier een flexibel verkeer te verzekeren. Het project bestaat uit drie onderdelen: een speciale busstrook met elektronische geleiding, de Phileas-voertuigen en maatregelen om het openbaar vervoer aantrekkelijker te m a k e n . D e z e m a a t r e g e l e n o mv a t t e n h o g e r e parkeerkosten in het stadscentrum, het bouwen van kwalitatief hoogstaande vervoersfaciliteiten in de „Meerhoven VINEX”-zone, het „Transferium” (dat de Phileas-lijn verbindt met de A2-snelweg), fietsrekken/stallingen en bedrijfsvervoer.
Phileas: ontwikkeling van een computergestuurd bussysteem waarbij men gebruikmaakt van voertuigen die worden aangedreven met LPG en opgeslagen elektriciteit
Eén van de uitdagingen van de stedelijke ontwikkeling is, naast de beperkte bouwruimte, het te drukke verkeer en alle problemen van dien. Dit geldt vooral voor dichtbevolkte agglomeraties zoals Eindhoven in NoordBrabant. De doelstellingen van de publieke en private partners die betrokken zijn bij het Phileas-project voor kwalitatief hoogstaand openbaar vervoer zijn: de situatie rechtzetten, de bevordering van het openbaar vervoer en de organisatie van vrij stromend verkeer, gekoppeld aan een ad-hocbeleid voor het verbeteren van beschikbare sites.
De Phileas-verbinding naar Meerhoven en Veldhoven is het eerste deel in een netwerk dat zich uiteindelijk zal uitstrekken tot de hele regio. Langs de route zullen bushokjes en een kwalitatief hoogstaande uitrusting in herkenbare stijl de rol van het openbaar vervoer in de stad benadrukken. De platforms aan de bushaltes moeten ervoor zorgen dat er geen verandering van niveau is bij het op- of afstappen, en met het elektronisch geleidingssysteem zal het stoppen en starten zacht verlopen. De aanwezigheid van een bestuurder aan boord verzekert niettemin de aanpak van onvoorziene omstandigheden. De frequentie (om de 15 minuten) en snelheid (minder dan 25 minuten tussen het stadscentrum en de luchthaven) zullen de slechte reputatie van het openbaar vervoer naar het verleden verwijzen.
Project: Demonstratieproject voor kwalitatief hoogstaand openbaar vervoer, regio Eindhoven
De Phileas-bussen zelf zijn een combinatie van een ultramodern ont werp en van veel comfor t met airconditioning en een zee aan ruimte voor bagage, buggy’s en rolstoelen. Dankzij de brede deuren kunnen ook gehandicapten gemakkelijk meereizen. De bussen worden aangedreven door LPG-motoren die 90 % minder verbruiken dan een gewone bus en door batterijen waardoor ze kor te afstanden kunnen overbruggen zonder vervuiling. Ten slotte krijgen de passagiers precieze informatie over vertrektijden, routes, haltes en reistijden.
Programma: Zuidoost Noord-Brabant Stimulus Programma: (Doelstelling 2) Looptijd: 1999-2004 (verlengd tot 2006) Totale kostprijs: 96 000 000 EUR Bijdrage van de EU: 9 000 000 EUR Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) Contactpersoon T. H. Dijk Senior consultant for Traffic and Public Transport Samenwerkingsverband Regio Eindhoven Postbus 985, 5600 AZ Eindhoven Tel. (31-40) 259 45 75/Fax (31-40) 259 45 40
[email protected] http://www.phileas.nl
22
Sicilië digitaliseert zijn imago In het hart van de Etnavallei, op een wetenschaps- en technologiesite met wereldfaam, is een groep jonge onderzoekers en ingenieurs van Siciliaanse universiteiten bezig met de ontwikkeling van digitale beeldvormi ngsapplicaties met als doel een grote impact te hebben op de werkgelegenheid.
Uitzicht over de Etnavallei
Catania, Palermo en Messina, die gericht is op de behoeften van de industrie. De innovatieve waarde van hun activiteiten blijkt uit het aantal octrooien dat geregistreerd is, de wetenschappelijke artikelen en de resultaten die zijn voorgesteld op grote internationale congressen. „Wat mij het meest trof bij deze ervaring,” aldus Alessandro Capra van de onderzoeksgroep, „is het verschil tussen academisch onderzoek en het onderzoek uitgevoerd op het gebied van ondernemingen, waarbij theoretische kennis moet worden gecombineerd met praktische resultaten en waar alles wordt bekeken in het licht van een mogelijk product.”
Sicilië, met een BBP per hoofd van slechts 71,3 % van het gemiddelde van de EU-25 in 2002, blijft kampen met grote socio-economische moeilijkheden en een hoge werkloosheid (20,1 % in 2003), vooral bij jonge mensen (53,5 %) en vrouwen (28,9 %). Daarvan is langdurige werkloosheid goed voor 67 % van het totaal. In het kader hiervan is het creëren van stabiele en geschoolde banen één van de belangrijkste doelstellingen van een innovatief project. Het project wil de regio ook concurrerender maken in een groeisector: digitale beeldvorming en de applicaties er van in consumentenproducten. Het project, dat steun krijgt van het EFRO, behelst het verbeteren van de kwaliteit en stabiliteit van digitale beelden en de codering ervan met het oog op de transmissie via verscheidene soorten uitrusting, zoals mobiele telefoons, videocamera’s van de nieuwe generatie, printers enz.
De toepassing van resultaten zal van start gaan, zodra het werk aan de M6-fabriek, waar de nieuwe producten zullen worden ontwikkeld, voltooid is. Dit zal nieuwe banen opleveren, terwijl STMicroelectronics de kans krijgt zijn marktpositie te versterken.
D e S TM i cro e l e c tro ni c s - g ro e p, e e n ze e r grote hoogtechnologische multinational, zet zich nu al vele jaren met zijn volle gewicht achter technologische innovatie, vooral op gebieden waar een sterke ondersteuning de economische activiteiten kan aanmoedigen. Eén van de geavanceerde onderzoekssites van het bedrijf ligt in Catania, in de Etnavallei. Met een wetenschappelijke en technische staf van meer dan 1 200 personen heeft de STM-site in Catania een pool van deskundigheid. Deze pool is één van de beste ter wereld voor het vervaardigen van microchips die essentieel zijn voor geavanceerde elektronische systemen en voor het o nt w ik ke l e n v a n p ro cess e n e n p ro du c te n o p wereldniveau.
Project: Hardware-/softwaresysteemarchitectuur voor beelden Programma: Nationaal operationeel programma voor onderzoek, doelstelling 1 (2000-2006) Totale kostprijs: 2 245 507,27 EUR Bijdrage van de EU: 1 122 753,635 EUR Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) Contactpersoon Dr.ssa Claudia Galetti Ministerie van Onderwijs, Universiteiten en Onderzoek
In deze context is het team van jonge onderzoekers en ingenieurs van de Imaging Research Group de uitdaging aangegaan om dit zeer risicovolle industrieel project te ontwikkelen. Ondanks de risico’s had het veel mogelijke succesfactoren, waaronder een nauwe samenwerking tussen dit grote bedrijf, academische kringen en het plaatselijke produc tieweefsel. Een andere, niet onbelangrijke troef, is de zorgvuldige voorbereiding en stevige motivatie. Deze is teweeggebracht dankzij de geavanceerde opleiding aan de universiteiten van
Ufficio 7 Piazza J. F. Kennedy, 20 I-00144 Rome Tel. (39) 06 58 49 73 71/Fax (39) 06 58 49 76 68
[email protected] http://www.st.com
23
15 INNOVERENDE PROJECTEN
Op zoek naar licht In Berlijn-Adlershof ontwikkelt een centrum van wetenschappelijke en technische uitmuntendheid een nieuwe bron van elektronische straling met zeer hoge helderheid, die vele toepassingen in fundamenteel onderzoek mogelijk zal maken en de regio enorme voordelen zal opleveren.
Het project wordt gecofinancierd door het EFRO en omvat. Voorafgaand aan het bouwen van de eigenlijke installaties, zijn onderzoeks- en ontwerpactiviteiten uitgevoerd door een team onderzoekers, dit gedurende een periode van drie en een half jaar. Hun activiteiten
Vanaf begin jaren tachtig heeft zich in het wetenschaps-, technologie- en mediapark (WISTA) in Berlijn-Adlershof een centrum ontwikkeld rond de BESSY (1)- en vervolgens BESSY II-synchrotron. Een project voor een nieuwe synchrotron-stralingsbron met hoge helderheid en ultrakorte impulsen, die gebruikmaakt van een vrijeelektronenlaser (FEL). Ze zal een grote toename van de prestaties van BESSY II mogelijk maken, met een helderheid van ongeveer een miljard keer groter dan die welke momenteel wordt verkregen. De FEL-toepassingen, bedoeld voor fundamenteel onderzoek, zullen gaan van de waarneming van fysieke verschijnselen tot het ontwerp van nanomaterialen, halfgeleiders, micro-elektronica, klimatologie, chemie, biologie, farmacie en geneeskunde. Zij zullen nieuwe horizonten openen voor de wetenschappelijke gemeenschap van Berlijn, en ook voor het Europees onderzoek. Professor Eberhard Jaeschke, lid van het BESSY-management, legt uit: „De FEL zal niet alleen zorgen voor een grote toename van de helderheid. Zijn bijzondere polarisatie-eigenschappen zijn van belang om bijvoorbeeld aan te tonen hoe de magnetische geheugens van de toekomst kunnen worden gebouwd, of hoe celmembranen werken enz. Zijn extreme lichtintensiteit zal ons in staat stellen om zelfs de allerkleinste sporen van luchtvervuiling in het laboratorium te analyseren. Wat veroorzaakt het broeikaseffect of het probleem met de ozonlaag? Dit instrument zal de mogelijkheden verbeteren om al deze verschijnselen te begrijpen.”
Bessy — Berlijn, elektronenopslagring voor synchrotronstraling
zullen technisch ontwerp, computersimulaties en de ontwikkeling van een supergeleidende versnellerstructuur omvatten. Een klimaat van nauwe samenwerking en een zeer geïntegreerde benadering vormen de eerste garanties voor succes. Zodra de nodige financiële middelen zijn verkregen van de federale autoriteiten, zal het project worden uitgevoerd door de belangrijkste partners: het WISTA, het Hahn-Meitner Instituut (HMI), het Max-Born Instituut (MBI) en Deutsches Elektronen Synchrotron (DESY). Bij de inbedrijfstelling van deze voorziening, vanaf 2010, zullen 175 banen worden gecreëerd op de site en zal de positie van BerlinAdlershof als wetenschappelijke en technische aantrekkingspool aanzienlijk worden versterkt.
Project: BESSY II Free Electron Laser Programma: Doelstelling 1 (2000-2006) Totale kostprijs: 5 319 240 EUR Bijdrage van de EU: 1 802 300 EUR Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) Contactpersoon Dr. Markus Sauerborn, Dr. Heike Henneken Public Relations BESSY GmbH Albert-Einstein-Straße 15 D-12489 Berlijn Tel. (49-30) 63 92 29 99/Fax (49-30) 63 92 29 90
[email protected] http://www.bessy.de
(1) BESSY: Berliner Elektronenspeicherring-Gesellschaft für Synchrotronstrahlung. Een synchrotron is een ring van verscheidene tientallen tot verscheidene honderden meter omtrek waarin elektronen met een grote snelheid circuleren.
24
GLOSSARIUM
C I P : t i j d e n s d e p e r i o d e 2 0 0 7-2 013 z a l h e t kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie drie hoofdactiviteiten hebben: het programma voor ondernemerschap en innovatie; het ICT-beleidsond ersteuningsprogramma; het programma Intelligente energie. Meer informatie : ht tp : //ec.europa.eu / enterprise/enterprise_policy/cip/index_en.htm
FP7: tussen 20 07 en 2013 rekent het zevende kaderprogramma voor onderzoek (FP7) op een begroting van 54,6 miljard EUR, georganiseerd in vier programma’s over samenwerking, ideeën, mensen en bekwaamheden. Met name het laatste geeft de regio’s meer kansen om deel te nemen. Meer informatie: http:// cordis.europa.eu/fp7/home.html
Cohesiefonds: de draagwijdte van het Cohesiefonds, dat van toepassing is op lidstaten met een bruto nationaal inkomen van minder dan 90 % van het communautair gemiddelde, is de cofinanciering van trans-Europese netwerken (TEN) op het gebied van vervoer en milieu, met inbegrip van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. Voor de periode 2007-2013 zal 61,56 miljard EUR beschikbaar zijn voor het Cohesiefonds in het kader van programma’s beheerd door de lidstaten. Meer informatie: http://ec.europa.eu/comm/regional_policy/index_ en.htm
G e ï n t e g r e e r d e r i c h t s n o e r e n vo o r g r o e i e n werkgelegenheid : bij de b eoordeling van de verwezenlijkingen tot 2004 van de Lissabonstrategie, besliste de Europese Raad in het voorjaar van 2005 om de gemeenschappelijke inspanningen opnieuw te focussen op groei en werkgelegenheid. De geïntegreerde richtlijnen omvatten 23 acties en de bestuurscyclus tussen 2005 en 2008 omvat een reeks structurele indicatoren en jaarlijkse voortgangsverslagen over nationale hervormingsprogramma’s. Acties nr. 12 en nr. 13 van de richtlijnen betreffen de „investering in O&O” en het „vergemakkelijken van innovatie en de opname van ICT”.
CSG: de communautaire strategische richtsnoeren voor cohesie definiëren een indicatief kader voor de interventies van de structuurfondsen. De Raad en het Europees Parlement zullen, op basis van een voorstel van de Europese Commissie, de CSR voor de periode 2007-2013 goedkeuren voor eind 2006. Meer informatie: http://ec.europa.eu/comm/regional_policy/index_ en.htm
i2i: via zijn initiatief „Innovatie 2010” heeft de EIB (Europese Investeringsbank) sinds 2000 leningen verstrekt voor innovatieve investeringsprojecten. Meer informatie: http://www.eib.org/site/index.asp?designation=i2i IRC: vandaag vergemakkelijken 71 Innovation Relay Centres, die sinds 1995 worden ondersteund door de Europese Commissie, innovatie en transnationale technologische samenwerking in Europa met een reeks gespecialiseerde diensten ter ondersteuning van bedrijven. Meer informatie: http://irc.cordis.lu
EFRO: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling is – samen met het Cohesiefonds en het Europees Sociaal Fonds – één van de drie financiële instrumenten van het cohesiebeleid van de EU en de belangrijkste financiële bron om het eigen potentieel van regio’s te ontwikkelen. Het EFRO kan bijdragen tot de financiering van productieve investering, ondernemerschap, vervoer en milieu-infrastructuur, onderzoek en technologische ontwikkeling, innovatie, de informatiemaatschappij, duurzame ontwikkeling en andere onderwerpen. De specifieke prioriteiten van de EFRO-steun worden gedefinieerd in het kader van meerjarenprogramma’s die gezamenlijk worden beheerd door de Commissie en d e l i d s t a te n e n d e r e g i o ’s . M e e r i n f o r m a t i e : http://ec.europa.eu/comm/regional_ policy/index_en.htm
KnowReg: pilotactie die in 2003 door het Europees Parlement werd geïntroduceerd ter ondersteuning van experimentele „Regio’s van kennis”-acties op regionaal niveau. Meer informatie: http://cordis.europa.eu/era/ knowreg.htm NSRF: bij het programmeren van de structuurfondsinter venties moeten de lidstaten een nationaal strategisch referentiekader voorstellen. Dat zorgt ervoor dat de interventies overeenstemmen met de communautaire strategische richtlijnen voor het cohesiebeleid. OTOI: onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie
EIS: op basis van een reeks van 26 indicatoren meet de European Innovation Scoreboard innovatieprestaties i n d e h e l e Eu r o p e s e U n i e . M e e r i n f o r m a t i e : http://trendchart.cordis.lu E R I K : E u r o p e a n R e g i o n s K n ow l e d g e - b a s e d Innovation Network wordt gecofinancierd door het DG Regionaal beleid van de Europese Commissie in het kader van de innovatieve acties van het EFRO. Meer informatie: http://www.eriknetwork.net
Programma’s Innovatieve acties: tussen 2002 en 2006 ondersteunde het EFRO ongeveer 180 „programma’s Innovatieve acties” die dienst deden als laboratoria van ideeën voor kansarme regio’s. Dit was onder de volgende drie thema’s: kennisgebaseerde regionale economieën en technologische innovatie; e-EuropeRegio: de informatiemaatschappij en regionale ontwikkeling; en regionale identiteit en duurzame ontwikkeling. Meer informatie: http://ec.europa.eu/ comm/regional_policy/ innovation/index_en.htm
ESF: het Europees Sociaal Fonds, dat in 1957 is opgericht, is één van de drie cohesie-instrumenten en de belangrijkste Europese bron van financiële steun om inzetbaarheid en human resources te ontwikkelen. Meer informatie: http://ec.europa.eu/employment_social/ esf2000/introduction_en.html
RSFF: in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek zijn de EIB en de Europese Commissie bezig met de voorbereiding van nieuwe manieren om de hefboom van EU-subsidies te verbeteren wanneer zij gecombineerd worden met EIB-leningen. Men heeft een Risk-Sharing Finance Facility in het leven geroepen voor dit doel.
25
KN-68-05-187-NL-C
Inforegio Voor een overzicht van het regionaal beleid van de EU, kijk op de Inforegio-website:
http://ec.europa.eu/regional_policy
[email protected]
ISBN 92-894-9711-4