WP 1.1 Behoeftenonderzoek digitaal erfgoed bij erfgoedexperts Algemene informatie
Kern van dit rapport: Werkpakket 1: Nieuwe erfgoedbeleving Deeltaak 1: Behoeftenonderzoek digitaal erfgoed bij erfgoedexperts Resultaat: In kaart brengen behoeften erfgoedexperts en aanbevelingen met het oog op het ontwikkelen van de demonstrator Auteur: Joke Beyl (SMIT) Datum: 09/11/2007 Communicatie/feedback in verband met dit rapport via: Joke Beyl
[email protected]
1
Inhoudstabel Algemene informatie ....................................................................................................1 Inhoudstabel................................................................................................................2 Inleiding ......................................................................................................................3 1.
2.
Resultaten per focusgroep......................................................................................4 1.1.
Erfgoedcellen...................................................................................................4
1.2.
Musea ...........................................................................................................12
1.3.
Archieven en documentatiecentra ...................................................................22
1.4.
Koepelverenigingen .......................................................................................32
1.5.
Lokaal erfgoed...............................................................................................43
1.6.
Erfgoedsites ..................................................................................................51
Overzicht van de resultaten per deelproject...........................................................60 2.1.
2.1.1.
Erfgoedcellen...........................................................................................60
2.1.2.
Musea .....................................................................................................60
2.1.3.
Archieven en documentatiecentra .............................................................61
2.1.4.
Koepelverenigingen..................................................................................62
2.1.5.
Lokaal erfgoed .........................................................................................63
2.1.6.
Erfgoedsites ............................................................................................64
2.2.
3.
Communicatielaag .........................................................................................60
Mobiele erfgoedontsluiting ..............................................................................65
2.2.1.
Erfgoedcellen...........................................................................................65
2.2.2.
Musea .....................................................................................................67
2.2.3.
Archieven en documentatiecentra .............................................................69
2.2.4.
Koepelverenigingen..................................................................................70
2.2.5.
Lokaal erfgoed .........................................................................................72
2.2.6.
Erfgoedsites ............................................................................................74
Conclusie ............................................................................................................77 3.1.
Communicatielaag .........................................................................................77
3.2.
Mobiele erfgoedontsluiting ..............................................................................78
3.3.
Tot slot .........................................................................................................80
2
Inleiding In deze deliverable worden de resultaten ontplooid van de focusgroepgesprekken die gehouden werden met experts afkomstig uit het brede erfgoedveld. Deze gesprekken vonden in september 2007 plaats met vertegenwoordigers van volgende erfgoedsectoren: erfgoedcellen, musea, archieven en documentatiecentra, koepelverenigingen, lokaal erfgoed en tot slot erfgoedsites. Deze focusgroepgesprekken vormen een wezenlijk onderdeel van de deeltaak ‘Behoeftenonderzoek digitaal erfgoed’ binnen Werkpakket 1, waarbij de onderzoeksgroep SMIT gesprekken gevoerd heeft met Vlaamse erfgoedexperts en de onderzoeksgroep MICT de Vlaamse erfgoedbezoeker bevraagd heeft. Deze deliverable spitst zich toe op de behoeften van de erfgoedexpert. In eerste instantie wordt per focusgroep weergegeven wat de visie en opinies zijn van de gesprekspartners betreffende enerzijds het creëren van een communicatielaag over verschillende databanken afkomstig uit zowel de sector van het roerend, onroerend als immaterieel erfgoed, heen en anderzijds het ontsluiten van erfgoed aan de hand van een mobiel digitaal toestel zoals bijvoorbeeld een PDA. Voor wat betreft de communicatielaag werden zowel de knelpunten als de mogelijke meerwaarde van de creatie hiervan achterhaald. Voor de mobiele erfgoedontsluiting werd nagegaan wat volgens de bevraagde experts aandachtspunten, knelpunten, meerwaarde en ten slotte wensen zijn. Aandachtspunten verwijzen hierbij naar de zaken die volgens de bevraagde experts belangrijk zijn in het kader van mobiele erfgoedontsluiting. Wensen verwijzen naar hetgeen de experts graag mogelijk zouden zien indien men over ongelimiteerde middelen zou beschikken. De analyse van deze standpunten wordt in dit hoofdstuk aangevuld met citaten afkomstig uit de respectievelijke focusgroepen. Dit omdat een gevatte uitspraak vaak meer zegt dan een loutere omschrijving. Het biedt bovendien een kader waarbinnen de resultaten van de gesprekken kunnen geplaatst worden. Vervolgens wordt de informatie die resulteerde uit de verschillende individuele focusgroepgesprekken gebundeld per deelproject, zijnde enerzijds de creatie van een communicatielaag en anderzijds de ontsluiting van erfgoed via een mobiel digitaal toestel. Hiermee trachten we een handig overzicht te bieden van de voornaamste resultaten per erfgoedsector. Dit leidt ons dan tot een algemene conclusie betreffende de visie van de verschillende erfgoedexperts op dit Erfgoed 2.0 – project. Dit dient als een geheel van aanbevelingen in het achterhoofd gehouden te worden bij de ontwikkeling van de demonstrator.
3
1. Resultaten per focusgroep
1.1.
Erfgoedcellen
Vertegenwoordigde instellingen/organisaties:
Erfgoedcel Antwerpen Erfgoedcel Brugge Erfgoedcel Brussel Erfgoedcel Gent Erfgoedcel Hasselt Erfgoedcel Waasland
Resultaten: Communicatielaag KNELPUNTEN Er bestaat volgens de experts een zekere weerstand van sommige instellingen om bepaalde zaken online te plaatsen doordat er hieromtrent bij sommige van deze instellingen een zekere angst aanwezig is. Er is bovendien nog heel wat werk op het vlak van het registreren van collecties. Dit wordt gezien als één van de basisknelpunten. Men verklaart dit ondermeer door het feit dat er sprake is van een gebrek aan tijd en personeel om objecten te beschrijven of omdat het geen prioriteit is. Het beschrijven van objecten is immers zeer tijds –en arbeidsintensief. Ook op het vlak van het digitaliseren zelf heeft men nog heel wat werk voor de boeg. Auteursrechten worden slechts éénmaal vermeld in die zin dat er geen éénduidigheid over bestaat. Een ander probleem is het feit dat men ook samenwerkt met niet-professionelen. Dit is een tijdsintensieve oefening zo stelt men aangezien deze privé-personen vaak over waardevolle zaken beschikken maar wantrouwig staan tegenover het meegeven van hun materiaal om het bijvoorbeeld te laten digitaliseren. Voorts stelt men dat het niet is omdat mensen bereid zijn om mee te werken aan een bepaald project, dat ze akkoord gaan met het feit dat hun materiaal ook voor andere toepassingen of databanken gebruikt wordt. Het afstemmen van databanken kan ook vastlopen in de beschrijving van objecten. Een archief heeft immers totaal andere velden nodig dan een museum of archeologische dienst, zo oordelen de experts. Iedereen heeft immers andere noden waardoor
4
bijvoorbeeld een centrale databank als de Cultuurdatabank toch niet volledig werkt zoals men het zou willen. MEERWAARDE Heel veel verschillende erfgoedinstellingen werken met hun eigen systeem. Hierdoor bestaan er verschillende systemen naast mekaar die niet met elkaar communiceren. Soms zit men zelfs in één instelling met twee verschillende systemen te werken. Het voordeel van een dergelijke communicatielaag is juist de mogelijkheid tot communicatie en een gezamenlijk ontsluiten van verschillende collecties. Andere voordelen die verbonden zijn aan een dergelijke communicatielaag zijn ondermeer het feit dat er sprake is van slechts één interface, dat de gebruiker onverwachte zaken kan tegenkomen aangezien men niet steeds weet wat zich waar bevindt, dat men niet meer elke instelling individueel hoeft te bevragen om dan vervolgens te zien wat eruit komt en dat objecten afkomstig uit verschillende databanken aan elkaar gelinkt worden. Men is er dan ook van overtuigd dat dit de gebruiker veel tijd zal besparen. Deze bekomt veel meer treffers en komt te weten waar hij wat kan vinden zonder dat hij daarvoor verschillende invalshoeken moet nemen zoals nu wel het geval is. “Ik denk dat het ook een meerwaarde is dat je zo op een soort intuïtieve manier kan zoeken waardoor je verbanden vindt waar je misschien zelf niet had aan gedacht. Dat als je bijvoorbeeld een trefwoord ingeeft, dat je dan linken vindt die er bij aansluiten. En dan kan je dieper graven en misschien heel andere dingen vinden dan waaraan je had gedacht. Linken die je zelf nog niet had gelegd, maar die door het systeem op een intuïtieve wijze worden aangegeven.” Mobiele erfgoedontsluiting AANDACHTSPUNTEN De experts vinden het belangrijk dat een mobiele gids gebruiksvriendelijk is en makkelijk te gebruiken. Bovendien moet de gebruiker steeds de mogelijkheid hebben om het toestel af te zetten, te pauzeren, door te spoelen of terug te keren indien de informatie te veel wordt of indien men beseft dat men te veel met het toestel zelf bezig is in plaats van met de tentoongestelde objecten. Men zou de mogelijkheid moeten hebben om net zoals op een website vrij heen en weer te surfen in plaats van één logische volgorde te moeten volgen. Daarnaast dient informatie gelaagd aangeboden te worden. De experts vinden het belangrijk dat de instelling een algemeen verhaal biedt als rode draad en daarnaast geïnteresseerden de mogelijkheid geeft om hier dieper op in te gaan en vervolgens terug in te pikken op het algemene verhaal. De informatie moet ook aangepast zijn aan de doelgroep, of het nu gaat om kinderen, jongeren, volwassenen, senioren en inspelen op diens leefwereld. Bovendien vergt het ook een andere aanpak indien het de bedoeling is een mobiel toestel te gebruiken voor een stadswandeling of daarentegen voor een bezoek aan een museum of erfgoedsite. 5
Men acht het daarnaast ook belangrijk dat er gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die geboden worden door mobiele toestellen als bijvoorbeeld een PDA. Dit betekent dat informatie vergezeld dient te worden van beeld –en geluidsfragmenten. Bovendien zou er geen sprake mogen zijn van éénrichtingsverkeer. De gebruiker moet de mogelijkheid hebben om te interageren met de geboden informatie. Hierbij wordt door één van de experts wel de bedenking gemaakt dat er nood is aan controle indien bezoekers in de mogelijkheid gesteld worden om zelf bijdragen aan te leveren voor dat deze zaken effectief in het mobiele toestel opgenomen worden. Tot slot zou een dergelijk systeem ook moeten inspelen op gegevens van de bezoeker zoals diens interesses. Een ander aandachtspunt is het feit dat het gebruik van een mobiel digitaal toestel niet automatisch impliceert dat andere manieren van erfgoedontsluiting hierdoor opzijgeschoven worden. “Ik denk dat dat ook de bedoeling is en ik vind ook dat je het één het ander niet mag laten uitsluiten. Het is niet omdat je zo’n route met een PDA gaat ontwikkelen, dat je daarnaast ook geen andere informatie voorziet voor mensen die dat dan niet hebben of willen gebruiken. Ik denk dat dat belangrijk is, die complementariteit. Dat het gewoon iets extra is, maar niet hét alleszaligmakende.” De kern is immers waar men het over heeft. Hoe men deze boodschap dan overbrengt is niet het allerbelangrijkste. Uiteindelijk draait het om de inhoud, zo stelt één van de experts. Hiermee bedoelt men echter niet dat er niet dient nagedacht te worden over de wijze waarop informatie overgebracht wordt. Zo acht men het belangrijk dat mobiele digitale erfgoedontsluiting iets extra brengt zodat het geen veredelde audiogids is waarmee men in een stad rondloopt, maar dat de gebruiker bijvoorbeeld beelden en geluidsfragmenten krijgt van hoe iets er vroeger uitzag. Indien men niet op dergelijke mogelijkheden inspeelt, brengt het niet veel extra vergeleken met een brochure zo besluit men. Voor één van de experts dient er zeker aandacht te gaan naar het effectief aanbieden van bepaalde zaken aan de gebruiker via het mobiele toestel in plaats van deze gewoon te laten kiezen uit een reeks items. Men moet zaken suggereren, de bezoeker wijzen op mogelijke routes doorheen een stad en op zaken die de moeite waard zijn om te bekijken en te bezoeken. Het gaat erom de bezoeker een uitgewerkt traject aan te bieden. Eén van de andere bevraagde experts wil dit echter nuanceren. Eigenlijk zou men beide moeten aanbieden, zijnde uitgewerkte thema’s en uitgestippelde routes vanwege de erfgoedinstelling/organisatie enerzijds en anderzijds de bezoeker de keuzemogelijkheid bieden om willekeurig door een stad te lopen en suggesties te ontvangen die inspelen op diens locatie waarbij de gebruiker zelf kan beslissen of hij de informatie al dan niet wenst te raadplegen. “Ja, ik vind dat hoe meer mogelijkheden de bezoeker heeft hoe beter. Dan sluit je niks uit. Mij lijkt het interessant om een meer voorgekauwde route te hebben, maar dan ook die zijsprongetjes wanneer je dan ter plekke bent dat je dan door middel van GPS nog informatie krijgt van je bent hier geweest, dat kan je misschien ook nog interesseren. Dus net zoals ik daarnet zei met die zoekinterface, dat als je met één zoekwoord zoekt dat je dan meteen intuïtief verschillende verbanden krijgt. Dat is zeker 6
nuttig omdat je er vaak zelf niet aan denkt als gebruiker of als bezoeker. Of het gewoon niet weet.” Bovendien vindt men dat de bezoeker ook de mogelijkheid zou moeten hebben om op voorhand via de website zelf een traject uit te stippelen dat dan gedownload kan worden op een PDA. Dit laatste is dan weer iets dat volgens één van de experts afhankelijk is van de doelgroep. Voor mensen die een stad kennen is het interessant dat ze hun route zelf kunnen samenstellen, maar voor toeristen die de afstand niet kennen van punt A naar punt B is dit veel moeilijker. Vandaar de nood aan voorgekauwde informatie. KNELPUNTEN De experts zijn er zich van bewust dat het gebruik van een PDA een bepaalde groep mensen kan uitsluiten van de geboden erfgoedinformatie, namelijk diegenen die minder onderlegd zijn in het omgaan met nieuwe media. Men stelt dan ook dat het vooral de jongere generaties zijn die hiermee overweg zullen kunnen. Hierop komt echter meteen reactie. Volgens één van de aanwezige experts kent het gebruik van mobiele media een evolutie. Dit gaat immers verbeteren. Toch stelt men dat de bezoeker op dit ogenblik nog niet verwacht dat erfgoed op een dergelijke mobiele wijze ontsloten wordt. Het zal wel evolueren, zo argumenteert één van de experts, maar men ziet toch geen plotse ommekeer tijdens de volgende twee jaar. Dit betekent echter niet dat men er niet moet op inspelen, zo besluit men. Een andere gesprekpartner ziet het als volgt. Diegenen die deze technologie kennen en uitgeprobeerd hebben op een erfgoedsite, gaan waarschijnlijk wel hoge verwachtingen hebben ten opzichte van andere erfgoedinstellingen. Maar dit zijn volgens deze expert diegenen die voorlopen op anderen en redelijk kritisch zijn. Toch nuanceert men dit. De erfgoedsites waar nu al een permanente PDA-rondleiding aangeboden wordt zijn eerder uitzonderingen. Bezoekers gaan er naartoe vanwege een nieuwsgierigheid die opgewekt is door een goede promotiecampagne. Maar dit betekent niet, zo stelt een expert, dat ze de aanwezigheid van een PDA ook verwachten als ze een andere erfgoedinstelling gaan bezoeken. Misschien binnen vijf of tien jaar, maar nu ziet men dat nog niet gebeuren. Bovendien is men er van overtuigd dat veel oudere bezoekers een audiogids al meer dan voldoende vinden en niet echt zitten te wachten op een PDA. Bepaalde knelpunten situeren zich ook aan de kant van de erfgoedinstellingen zelf, zo oordeelt men. Sommige instellingen zijn klaar om te werken met deze technologie, maar andere zijn dat niet. “Dat zal heel enorm variëren van instelling tot instelling. Er zijn er die bij wijze van spreken nog hun eerste stappen moeten zetten in de publiekswerking. De vraag is of het hele verhaal van A tot Z door de erfgoedinstellingen zelf wordt uitgevoerd of dat ze een kader krijgen aangereikt, of het gecoördineerd wordt.” De experts zien het dan ook als een stap voorwaarts indien instellingen een kader zouden aangereikt krijgen dat zij nog enkel inhoudelijk dienen in te vullen. Anderzijds maakt men wel de bedenking dat niet alle instellingen het zo leuk zullen vinden om een kader aangereikt te krijgen en liever zelf een kader zullen willen maken. Ook het financiële kostenplaatje maakt het voor bepaalde erfgoedorganisaties, vooral diegene die op vrijwillige basis werken, niet gemakkelijk om mee te stappen in een dergelijk mobiel verhaal. “Je kan uiteindelijk 7
organisaties ook niet verplichten om in zoiets mee te stappen. Vaak is het inderdaad een probleem van middelen en tijd en mensen of ze zijn er totaal nog niet mee bezig. We kunnen natuurlijk wel een stimulans geven, maar dat is vaak ook vrij persoonsgebonden.” Bovendien is het mobiel ontsluiten van erfgoed niet hetzelfde als het maken van een gewone gids. Het gaat erom een scenario te schrijven. Vandaar dat men er voor pleit dat dit project een draaiboek zou opleveren dat van A tot Z uitlegt hoe je begint met het zoeken van informatie en eindigt met een scenario. Toch stelt één van de experts dat men dit niet te negatief dient in te zien. Dit is namelijk een groeiproces. Naarmate een instelling of organisatie meer dingen op een dergelijke wijze gaat uitwerken, leert men en wordt men hierin beter. Er is echter een gebrek aan vertalers, zo stelt men. “Die zijn er, maar ik denk niet dat die zo dik gezaaid lopen, eerlijk gezegd. En zeker niet dat die nu al in al die instellingen nu al zitten te wachten.” Eén van de problemen is dat wanneer men er zelf mee bezig is vanuit de sector, dat men dan al te gemakkelijk vervalt in het noemen van namen en data. Wanneer dergelijke data niet gefilterd worden, dan haken mensen af, zo besluit men. Er is dan ook heel wat werk weggelegd voor de vertalers. Voorts is er volgens de experts ook een gebrek aan kennis bij erfgoedinstellingen. Men weet niet wat er bestaat, wat het resultaat er van is en hoe het geëvalueerd wordt. Daarnaast spreken erfgoedexperts en informatici vaak een andere taal waardoor ze elkaars wensen en noden niet begrijpen. En vaak is het gewoon te ingewikkeld voor een erfgoedinstelling om aan de slag te gaan met digitale media, ondanks het feit dat het wel verwacht wordt van hen. “Wij hebben een DVD gemaakt en dat was echt een lijdensweg, en wij zijn niet de eersten die dat gedaan hebben. En dat ligt dan aan van die hele kleine dingen waardoor we de volgende keer denken oh nee, een DVD daar beginnen we niet aan. Maar de verwachting is er wel dat je met alternatieve media aan de slag gaat. Maar een tentoonstellingspaneel is nog altijd veel eenvoudiger dan al de rest he. Maar het wordt wel verwacht, wat dat logisch is. Ik vind, je moet dat proberen, maar ja...” Mensen, tijd en geld blijken vaakvoorkomende problemen te zijn. Maar ook op het vlak van kabeltechnologie ligt het niet zo eenvoudig. Immers hoe meer multimedia, hoe groter de nood aan bandbreedte en aan opslagruimte. Er is ook een nood aan meer publieksonderzoek zodat erfgoedinstellingen te weten komen wat de bezoeker eigenlijk wil en hoe die dient benaderd te worden alsook om te achterhalen wat de impact is van bepaalde zaken. “En hoe doe je zo’n publieksonderzoek? Ook daar zijn wij toch geen experts in en moeten we toch weten voor wie we werken en hoe we het het best doen. Het is zo bij veel dingen die we ondernemen, dat we het eigenlijk niet goed weten als we starten.” Een ander knelpunt van mobiele erfgoedontsluiting is dat het gevaar bestaat dat de bezoeker enkel nog bezig is met de PDA en niet meer met de tentoongestelde objecten rondom hem. Het is dan ook belangrijk een evenwicht te vinden tussen wat men fysiek tentoonstelt en wat men toont op bijvoorbeeld een mobiel toestel. “Dat geldt vooral als het dan nog iets is waar je naar kijkt en dingen op doet. Ik herinner me nog het Beleg van 8
Oostende, een tentoonstelling in Oostende, waar ze ook iets dergelijks probeerden te doen. Met allerlei spelletjes en zo van duid de meeuw aan of zoek de juiste meeuw. Het werkte ook niet 100 percent hoor. Doordat ik echt wel veel tijd verloor met de juiste meeuw te zoeken dacht ik toch ook wel even waar ben ik nu eigenlijk mee bezig. Weet ik nu iets over dat schilderij? Nee, ik ben aan het spelen. Ik vond het niet eens zo echt superleuk. Ik werd ook van hier naar daar gestuurd. Nu het was ook wel een beetje de bedoeling, het was ook een testcase uiteraard, zo vertelde men mij dat het voor kinderen bedoeld was en kinderen vinden het echt leuk dat ze van hier naar daar gestuurd worden, dat ze helemaal geen logische route volgen. Maar vind ik het ook leuk, dat is nog een andere vraag. Wil ik dat ook niet gewoon in alle rust bezoeken? Moet ik heel de tijd opdrachten uitvoeren?” Het feit dat een mobiel digitaal toestel heel wat mogelijkheden biedt zoals 3D-weergave van objecten, is niet enkel een meerwaarde, maar is daarentegen ook gekoppeld aan een knelpunt. Er kruipt immers enorm veel tijd in dergelijke projecten ondermeer voor het verzamelen van voldoende basisinformatie. Bovendien is het resultaat hiervan vaak amateuristisch wanneer je het vergelijkt met videogames. Dit zou dan ook een ontgoocheling kunnen zijn voor jonge bezoekers. Toch hoeft dit volgens één van de experts niet zo te zijn. “Misschien. Maar zo echt puur functioneel. Het Belfort heeft een aantal bouwfases doorgemaakt, maak dat na in 3D en zet dat mee in je opstelling of zet dat op je PDA. Maar je hoeft daarvoor geen 3D-spel te ontwikkelen waarvan je de kwaliteit toch waarschijnlijk niet kan evenaren.” Toch kan je jongeren volgens een andere expert maar vasthouden door het een stuk interactief te maken en er opdrachten of iets dergelijks in te verwerken. Het begint echter met alles in kaart te brengen. Registratie is de bottleneck. Maar de erfgoedcellen zijn hier wel mee bezig, zo stelt men. “Wij zijn ook begonnen met registratie, maar op collectieniveau, met een nieuwe methodiek, samen met Nederland en het is de bedoeling dat als het afgelopen is in november dat dat dan ook verspreid wordt en iedereen die methodiek kan gebruiken. En we gaan het zodanig uitgetest hebben dat het werkt. En dat gaat ook over grote musea, archieven, heemkundige kringen. Allé het gaat wel enkel om roerend erfgoed, niet om immaterieel omdat het dan te groot was om te doen op korte termijn, maar waarbij je dan ook alles zou kunnen insteken op collectieniveau. En dat is dan een eerste stap om hopelijk die mensen te bewegen hun eigen dingen, op objectniveau, of iets minder gedetailleerd verder te gaan beschrijven. Maar ook kerkfabrieken, OCMW’s, dus iedereen wordt meegenomen.” Dit is echter een werk van lange adem, maar anderzijds is het de basis die men nodig heeft vooraleer men kan overgaan naar mobiele erfgoedontsluiting.
9
MEERWAARDE Eén van de mogelijke meerwaarden die men ziet in mobiele erfgoedontsluiting is het feit dat men op deze manier nieuwe bezoekers kan aantrekken zoals jongeren of kinderen, een groep die moeilijk warm te krijgen is voor erfgoed. Zo ziet men het als een voordeel dat men bijvoorbeeld een interactief stadsspel zou kunnen spelen op een PDA waardoor men op een leuke manier iets bijleert over de stad. Ook op het vlak van toerisme ziet men voordelen. Bijvoorbeeld voor het aanbieden van een vernieuwend aanbod alsook meertalige informatie. Maar ook de lokale bevolking kent vaak enkel het centrum van de stad en de eigen buurt. Mobiele erfgoedontsluiting kan dus ook voor hen voordelen inhouden doordat het hen in staat stelt andere wijken te leren kennen. Door te werken met meerlagigheid van informatie, één van de voordelen van mobiele digitale erfgoedontsluiting volgens de experts, kan men vermijden dat het erfgoedverhaal teveel gericht is op toerisme, promotie en publiekswerking en op het leveren van ongenuanceerde en te dunne erfgoedinformatie. Men kan bezoekers immers basisinformatie aanbieden en hen tegelijkertijd de mogelijkheid geven om dieper te graven door middel van meer “wetenschappelijke” informatie. Het aanreiken van correcte en kwaliteitsvolle informatie enerzijds en plezante basisinformatie anderzijds staan elkaar volgens deze experts niet in de weg. Bovendien gelooft men dat er meer van de informatie blijft hangen indien dit op een leuke manier aangebracht wordt, dan wanneer bezoekers een ellenlange tekst moeten lezen. Een ander voordeel wordt geboden door het pretraject, zo stelt men. Men zou bepaalde pakketten online kunnen aanbieden voor scholen of bezoeken met een toeristische inslag zodat deze zelf hun eigen bezoek kunnen ontwikkelen. Hierop reageert één van de experts met de bedenking dat je dan als instelling veel vraagt van diegene die een bezoek plant en brengt. Vooral als dit dan ook nog eens gecombineerd wordt met de mogelijkheid om tijdens het bezoek zaken te markeren en deze tijdens een posttraject op te nemen of aan te vullen met eigen content. Eén van de andere experts vindt het juist wel belangrijk dat de bezoeker tijdens zijn bezoek zaken kan aanstippen waarover hij meer informatie wil alsook dat men een eigen route kan bewaren om die dan eventueel later opnieuw te doen met iemand anders. Idealiter zou de bezoeker, volgens één van de experts, in een pretraject een profiel van zichzelf moeten kunnen ingeven op basis waarvan dan een aantal erfgoedroutes gesuggereerd worden die de bezoeker in staat stellen die zaken te bezoeken die hem interesseren. Hierop komt echter reactie vanwege de gesprekspartners. Sommige mensen zullen immers huiverachtig staan tegenover een dergelijk systeem. Dit zal echter ondermeer afhankelijk zijn van het soort informatie dat gebruikt wordt om te bepalen welke routes het best aansluiten bij een bepaald gebruikersprofiel, zo stelt men. Allen zijn het er echter over eens dat het nog interessanter zou zijn indien de PDA leert uit wat de 10
bezoeker doet tijdens zijn bezoek en op basis daarvan suggesties doet met betrekking tot wat hem nog zou kunnen interesseren. Via een PDA kan je ook gewoon meer aanbieden, zo oordeelt men. Zo kan een museum meer aanbieden dan alleen maar wat er in de opstelling staat en bezoekers zouden dan zelf kunnen selecteren wat ze al dan niet wensen te zien op de PDA. Uiteraard is het ook niet de bedoeling dat het museum zijn volledige collectie aanbiedt. Dat is te veel voor de bezoeker. Daarnaast gelooft men er ook in dat door dit medium mensen meer geïnteresseerd gaan zijn in de erfgoedinhoud dan wanneer het op papier staat. De mogelijkheden zijn gewoon veel groter waardoor “Mensen zullen daardoor misschien verleid worden om die informatie te slikken bij wijze van spreken.”. Zo kan een erfgoedinstelling via een dergelijk toestel bepaalde objecten in 3D gaan weergeven in plaats van het enkel te tonen op foto. Dit creëert ook de mogelijkheid om bepaalde zaken te reconstrueren waardoor de bezoeker een idee krijgt van hoe deze er vroeger uitzagen. Men is er van overtuigd dat bezoekers dit leuk vinden. Nog een meerwaarde van het werken met digitale erfgoedontsluiting is het feit dat de bezoeker zelf content kan creëren en kan uploaden. Zo zouden scholen een reportage kunnen maken van hun bezoek en dit kunnen uploaden op de website van de erfgoedinstelling. Tot slot houdt deze manier van erfgoedontsluiting ook voor de erfgoedinstelling een belangrijk voordeel in, zo stellen de experts, vooral met het oog op toekomstige projecten. Het maakt het immers mogelijk te achterhalen en te registeren wat bezoekers doen. WENSEN De voornaamste wens van één van de experts is het linken van alle soorten informatie, ongeacht de taal. “Ja, ik heb het al gezegd, voor Brussel dan, maar dat is eigenlijk onmogelijk, dat je gewoon via één ingang voor verschillende mensen, zowel voor de sector als voor het publiek, dat die allemaal via één ingang kunnen gaan voor de volledige erfgoedsector in Brussel. Zowel musea als archieven. Dat alle collecties, dat die daar allemaal op staan en dat je met één druk op de knop dat je meteen alle informatie krijgt die je zoekt via een eenvoudig schermpje. Dat is onze natte droom. En dan ook nog in verschillende talen. Maar ik denk dat dat eeuwig een natte droom blijft.” Wat men wil is een digitaal erfgoedplatform voor de erfgoedsector en voor de bezoeker. Men wil dat dit platform er zowel voor de kleine als voor de grotere erfgoedspelers is en dat dit gekoppeld wordt aan een kenniscentrum zodat duidelijk wordt waar, bij welke organisaties, welk soort kennis zich bevindt. En voor het publiek dat instellingen via zo’n platform erfgoed van een bepaalde stad of regio, of het nu afkomstig is van een groot museum of van een heemkundige kring, kunnen ontsluiten, dat de bezoeker dit interactief kan gebruiken en dat men verschillende soorten informatie, geluidsfragmenten, beelden,... gekoppeld worden en uitwisselbaar zijn met andere regio’s en steden. 11
1.2.
Musea
Vertegenwoordigde erfgoedinstellingen/organisaties:
De Wereld van Kina Sportimonium Musea Stad Antwerpen (3 vertegenwoordigers)
Resultaten: Communicatielaag KNELPUNTEN Er is volgens de experts behoefte aan een dergelijke communicatielaag omdat deze op dit moment gewoon onbestaande is en het echter wel nodig is wil men een breder verhaal kunnen brengen waarbij informatie die afkomstig is vanuit verschillende bronnen gekoppeld wordt. Nu zijn er enkel afzonderlijke databanken die door de bezoeker afzonderlijk geraadpleegd moeten worden zonder dat deze een leidraad meekrijgt. Een ander probleem is het feit dat elke instelling werkt met zijn eigen software. Als men wil gaan samenwerken, dan blijkt dat niemand zin heeft om van databank te veranderen en het heeft geen zin om databanken te beginnen dupliceren, zo stelt één van de experts, aangezien dit enkel leidt tot extra onderhoud. Er is dan ook nood aan een dergelijke tussenlaag zo besluit men. Er is echter ook sprake van een gebrek aan samenwerking tussen erfgoedinstellingen, zelfs binnen één stad. Dit aanziet men als zijnde schrijnend aangezien de objecten die zich in verschillende instellingen bevinden samen het verhaal van de stad vertellen. Men ziet deze communicatielaag dan ook als een manier waarop samenwerking tot stand zou kunnen komen. Auteursrechten worden niet als een groot probleem ervaren voor deze communicatielaag aangezien zij het probleem zijn van de instelling zelf, zo verklaart één van de experts. Het zijn immers de instellingen zelf die dienen te selecteren en te filteren wat al dan niet publiek gemaakt kan worden. Bovendien is een instelling zelf houder van de rechten op metadata en daar doet niemand moeilijk over. Integendeel, zo stelt men, men wil metadata graag naar buiten brengen. “Ik denk dat dat probleem zich niet op het niveau van de communicatielaag zal bevinden maar bij de instellingen zelf. Dat moet eigenlijk al gefilterd zijn vooraleer dat aan die communicatielaag komt.” Men ziet dit dan ook als een overroepen probleem. Eén van de experts brengt hier echter een nuancering door te stellen dat dit afhankelijk is van de context, want auteursrechten zijn een verschrikkelijk ingewikkeld gegeven. Iets wat wel als een groot probleem ervaren wordt, is de beschrijving van de data. Dit is immers niet steeds gebeurd door wetenschappelijk onderlegde personen waardoor 12
instellingen op de rem gaan staan en dit eerst allemaal willen controleren vooraleer ze het vrijgeven. Daar kruipt echter veel tijd in. Bovendien gaat het bij beschrijvingen van data vaak enkel over een basisregistratie en dat is heel beperkt, zo zegt één van de experts: objectnamen, titels, wat fysieke kenmerken en administratieve gegevens. Maar men vindt dit wel voldoende als informatie voor de expert om te bepalen met welke instellingen hij al dan niet contact dient op te nemen. MEERWAARDE Deze communicatielaag biedt de gebruiker een snelle weg om bepaalde zaken te vinden. Men gaat er wel vanuit dat een wetenschappelijk onderzoeker zijn wegen moet kennen, maar men is ervan overtuigd dat een communicatielaag dit enorm en aanzienlijk zou vergemakkelijken aangezien iedereen op die manier kan te weten komen wat er zich in de verschillende instellingen bevindt. Buitenstaanders en collega’s zouden via zo’n tussenlaag makkelijk de collectie van een museum kunnen raadplegen, zo besluit één van de experts. Bovendien hebben gebruikers vaak de neiging om door te klikken wanneer er ergens extra informatie bijstaat waardoor men van het ene op het andere terechtkomt. Ook voor specialisten kan dit handig zijn om zo op een snelle manier te weten te komen waar een bepaald iets zich bevindt. Mobiele erfgoedontsluiting AANDACHTSPUNTEN De bevraagde experts vinden het belangrijk dat een bezoeker veel context krijgt. Deze heeft volgens hen immers nood aan een verhaal. Hij wil kunnen doorklikken, verder gaan. Hij moet dan ook mogelijkheden krijgen, wat echter niet wil zeggen dat hij niet gestuurd kan worden. “Hij moet minstens het gevoel krijgen dat hij zelf kan zoeken, maar dat mag wel gestuurd worden natuurlijk. Je moet steeds een aantal uitwegen aangereikt krijgen. Iets over een object of over een locatie, een brok informatie en dan zou je moeten kunnen kiezen ik wil nu iets meer te weten komen over dit soort objecten, waar zijn die nog te vinden? Of wat is er nog gebeurd op deze plaats? Zo een aantal mogelijkheden krijgen.” Het is belangrijk dat de bezoeker kan kiezen aangezien verschillende bezoekers verschillende dingen willen. Men vindt het daarnaast ook belangrijk dat de erfgoedinstelling een evenwicht nastreeft tussen de wijze waarop het verhaal in de PDA opgebouwd is en de wijze waarop de objecten tentoongesteld worden. “Ofwel steek je al je informatie in de PDA en zet je bij wijze van spreken je object heel geïsoleerd, dus dat daar ook alle aandacht naar toe gaat, maar begin er dan geen tekstpanelen rond te zetten. Ofwel is het het één ofwel is het het ander. Ik denk dat dat evenwicht zoeken wel zeer moeilijk is. Ik denk dat als er tekstpanelen zijn in een museum en je hebt dan ook nog tekst te verwerken op je PDA, dat is gewoon teveel. Voor mij zijn sommige tekstpanelen van meer dan 3000 woorden echt te veel soms bij museumbezoeken en het moet snel gaan ook. Ik denk dat ook het 13
filteren van welke informatie en de hoeveelheid informatie, dat dat ook belangrijk is en dan de manier waarop je uw object tentoonstelt. Dat is onlosmakelijk verbonden. Voor het succes van die PDA.” Beide zaken, zijnde de museumopstelling en de PDA, moeten samen ontwikkeld worden, zo oordelen de experts. Het werkt niet als men er achteraf gewoon de PDA bijbrengt. Een instelling dient dan ook een concept uit te werken waarbij men er van uitgaat dat de informatie gaat gebruikt worden in een PDA. Bovendien kan een museum evengoed bekeken worden zonder PDA, ook dit levert heel wat informatie op. “Dat is een ander soort van museumbeleving. Dat is anders genieten. Er zijn mensen die voor de stukken gaan, dus puur het esthetische. Er zijn mensen die zoveel mogelijk informatie willen opzuigen.” Het is ook belangrijk in te zien dat een PDA een gids van vlees en bloed niet vervangt, zo stellen de experts. Beiden hebben specifieke kenmerken waardoor ze voor bepaalde zaken een grotere meerwaarde opleveren. Zo speelt een gids in op zijn groep en past hij zijn verhaal aan terwijl men er van uitgaat dat de bezoeker bij een PDA zelf moet aangeven of hij bepaalde zaken al dan niet verder wenst uit te spitten. Een PDA slaagt er daarentegen veel beter in om zaken in een context te plaatsen door middel van filmpjes, beeld, klank. Beiden kunnen aldus gecombineerd worden. Een goede PDA is bovendien een intelligente PDA. Deze zou immers net als een gids moeten kunnen inspelen op het niveau van de bezoeker. Een PDA moet in staat zijn zich flexibel aan te passen. Volgens één van de experts zou een PDA eigenlijk het beste dienst kunnen doen als een aanvulling, als een middel dat de gids ontlast. De PDA moet volgens de bevraagde experts dan ook eerder gezien worden aan een leuk extra, maar is niet hetgeen op basis waarvan een bezoeker zal beslissen om al dan niet een erfgoedinstelling te bezoeken. Er verandert immers ook niet zoveel met de PDA op het vlak van de controle die de bezoeker heeft over de informatie in vergelijking met een klassiek museumbezoek zo stelt men. Tenzij men met een gids mee moet. Maar de bezoeker kiest er ook nu reeds die zaken uit die hem interesseren en die hij wil zien. Op dat vlak verandert de nieuwe technologie dus niet zo veel. Eén van de experts gelooft wel dat op het moment dat de gebruiker vertrouwd zal zijn met de PDA, binnen een jaar of vijf, dat deze de PDA wel zal gebruiken zoals het hoort, namelijk selectief te werk gaan, terwijl men er nu nog alle mogelijke informatie wil uithalen die erin zit aangezien mensen waar willen voor hun geld. De reden om gebruik te maken van een PDA om erfgoedinformatie te ontsluiten moet doordacht en onderbouwd zijn. Iets op een PDA zetten gewoon omdat kinderen graag iets hebben met knopjes, daar heeft één van de experts duidelijk moeite mee. Deze expert gelooft ook niet dat kinderen meer gaan onthouden omdat ze op knopjes drukken. Een erfgoedinstelling dient zich in de eerste plaats dan ook af te vragen welk verhaal men wenst te vertellen aan de bezoeker om dan na te gaan welke instrumenten hiervoor het meest geschikt zijn. En als dat zou blijken een folder te zijn, dan moet men een folder nemen. “Ik denk dat een PDA nogal snel op de proppen komt als het over dit soort contexten gaat. Wat ik eigenlijk essentiëler vind, is dat je spreekt over je digitale data, 14
over je erfgoed. En dan alle dingen die je er mee kan doen. En dan is PDA er één ding van, maar een klein ding, één van de vele mogelijkheden dat een aantal voordelen heeft, maar zelfs nadelen en dat zeker op zich niet mag sturen. Het is niet omdat je met een blitse PDA wil afkomen in je museum om dan een digitaliseringproject op te starten. Als je al een digitaliseringproject zou willen opstarten, doe dat dan en kijk dan wat je met die data allemaal zou willen gaan doen. Nu en ook binnen 10 jaar, dan is die PDA waarschijnlijk al belachelijk voorbij gestreefd.” Vandaar dat niet alle musea de nood voelen om met een PDA aan de slag te gaan. Dit moet immers een duidelijke meerwaarde opleveren vooraleer men beslist om er voor te kiezen. “Op dit moment niet. Wij hebben ons tentoonstellingscentrum drie jaar. Als we met zo’n toestellen zouden beginnen, dan moeten we heel de zaak herdenken want we werken met tekst en dan moet dat allemaal aangepast worden, minder tekst en meer in de PDA en zo voort. Op dit moment is dat nog niet aan de orde. Omdat ik denk dat zoals het nu is, dat we er niet echt veel meerwaarde kunnen uithalen. Misschien dat we er enkele filmpjes mee zouden kunnen tonen, dat wel.” De grote investering is niet het mobiele toestel zelf, zo oordeelt één van de experts, maar wel alle informatie die erin steekt. Deze kan men echter blijven gebruiken. In essentie gaat het aldus om het verhaal, de data, de informatie. De experts vinden het ook belangrijk om duidelijk aan te geven aan de bezoeker wanneer die wel iets of niets mag verwachten van de PDA. Deze moet weten dat er slechts over bepaalde plaatsen iets te vinden zal zijn en om wat voor informatie het gaat. Het is immers niet interessant om de bezoeker aan zijn lot over te laten en deze te laten klikken tot hij uiteindelijk informatie aantreft over een bepaalde locatie. Indien men niet de hele stad kan dekken en informatie over elke locatie in de PDA kan steken, dan moet men dit kunnen aangeven aan de bezoeker. Zo acht één van de experts het immers ook niet mogelijk om een volledige museumcollectie te ontsluiten op een PDA. Ondermeer door het feit dat nog niet alle objecten onderzocht zijn. KNELPUNTEN Het gebruik van een PDA binnen in een gebouw kan belemmerend werken, zo haalt één van de experts aan. Het gevaar bestaat immers dat de bezoeker meer naar het schermpje zit te kijken en zit te bekijken welke opdrachten hij kan uitvoeren op het toestel, dan naar de tentoongestelde objecten zelf. En dit terwijl zo’n toestel volgens deze expert de bezoeker eigenlijk zou moeten uitnodigen om rond te kijken naar de objecten die er staan. Dit is vooral een probleem bij kinderen. Bovendien dient men ook op te passen voor een overaanbod aan informatie. Een erfgoedinstelling moet vermijden dat mensen meerdere keren moeten terugkeren vooraleer ze het hele verhaal gehoord hebben dat opgenomen zit in de PDA. Eén van de experts nuanceert dit door te stellen dat dit ook ligt aan de wijze waarop het publiek aankijkt tegen een PDA. De bezoeker denkt immers dat hij alle informatie moet gehoord of 15
gelezen hebben. Men probeert er zoveel mogelijk uit te halen terwijl dit eigenlijk niet de bedoeling is, zo stelt men. Het is daarentegen de bedoeling dat de bezoeker een thema kiest dat hem of haar interesseert en daar dan op voort gaat. Volgens deze expert is dit echter een mentaliteit die nog zal veranderen in die zin dat bezoekers zullen leren dat ze meer moeten selecteren en inpikken. Hier ligt voor de erfgoedinstelling een taak weggelegd in het informeren van de bezoeker aangezien deze steeds bang is het beste te zullen missen. Een andere expert haakt hierop in door te stellen dat dit knelpunt kan opgevangen worden door alles ook aan te bieden via het web. Indien men dan iets echt wil bekijken of in meer detail, dan kan dat via de PDA. Hoe sneller informatie voorbijkomt, hoe minder men er van onthoudt, zo oordeelt één van de experts. Bovendien speelt het principe van de herhaling hierbij ook een belangrijke rol en dat is nu net iets wat men makkelijk kan ontwijken met een PDA. Maar ook teveel informatie en een te gediversifieerd aanbod kunnen er voor zorgen dat men na het bezoek beseft dat er slechts enkele zaken zijn blijven hangen. Volgens deze expert is het dan ook belangrijk dat de erfgoedinstelling op voorhand afspraken maakt en nadenkt over wat de doelgroep wel en niet aankan. Knelpunten situeren zich ook bij de erfgoedinstellingen zelf. Zo is er een tekort aan mensen die in staat zijn om informatie te verwerken tot een verhaal dat via een PDA aangeboden wordt aan de bezoeker. Maar ook geld speelt volgens één van de experts een rol gezien het feit dat het een enorme investering is om dit alles uit te werken. Voorts is het vaak ook een probleem om voldoende basisinformatie over een bepaald onderwerp te verzamelen. “Nu, onze conservator heeft dat zelf gedaan. Die heeft daar veel bloed, zweet en tranen in gestoken. Maar dat is een zeer gespecialiseerd onderwerp ook, 400 jaar muziekgeschiedenis over Antwerpen heen. Ik denk dat als je zo een ploeg moet gaan samenstellen van wetenschappelijk medewerkers die zijn bagage heeft, dan kom je aan 4 mensen. Die je weliswaar niet voor dezelfde periode moet aanwerven, maar ja dat is een groot probleem, vooral ook de experts aantrekken.” Het tekort aan scenarioschrijvers is vooral een probleem bij kleinere musea zo stelt één van de experts. Want wanneer men beslist te werken met een PDA voor een bepaalde tentoonstelling, dan moet dit eigenlijk helemaal opnieuw gebeuren voor toekomstige tentoonstellingen. Bovendien moet dit ook geëvalueerd worden. Dat vergt enorm veel mankracht en dus geld. “Ik denk dat boven de kennis, dat je daar boven nog iemand nodig hebt, een soort scenarioschrijver. Want hoe breng je dat leuk? Want inderdaad dat moet je ook doen als je een tentoonstelling opbouwt. Hoe gaan we het nu brengen? Welk verhaal brengen we erin? En ik denk dat dat zeker niet in alle musea aanwezig is en dat je daar een groot onderscheid gaat krijgen tussen de grotere musea die dat wel kunnen betalen, die dat in projecten gieten en kleinere musea die dat gewoon niet aankunnen. Misschien dat die wel mensen in dienst hebben, maar die mensen moeten al zodanig veel doen, dat ze dat er niet kunnen bijnemen.” Toch reageert een andere expert hierop door te stellen dat eens men de data verzameld heeft, dat er allerlei tools bestaan die het de instelling 16
makkelijker maken om een virtueel parcours te ontwikkelen in een PDA waardoor het ook voor kleinere musea interessant kan zijn om iets dergelijks aan te bieden. Er is immers sprake van twee versnellingen binnen de erfgoedsector. Toch zou dit geen rem mogen betekenen voor de grotere instellingen. Het zou daarentegen een stimulans moeten zijn voor de kleinere zo besluit één van de experts. Een ander probleem situeert zich in het feit dat bepaalde projecten te ondoordacht van start gaan. Zo heeft men in Antwerpen voor het project Klank van de Stad een aparte database ontworpen om de data in de PDA te kunnen plaatsen. Het gevolg hiervan is dat de conservator nu verplicht is om twee databases up to date te houden, zowel Adlib als de PDA-database, want die zijn verschillend. Zeker als men met meerdere collecties samenwerkt ziet men het dan ook als een centraal gegeven dat de databases die aan de oorsprong liggen goed op mekaar afgestemd zijn. Ook aan het eigenlijke gebruik van mobiele digitale toestellen in een erfgoedcontext is een belangrijk knelpunt verbonden. Zo kan het falen van deze technologie immers irritatie opwekken bij de bezoeker. Een vaak onderschat probleem is volgens één van de experts het feit dat een erfgoedinstelling er dient voor te zorgen dat de verschillende informatiestromen kunnen gekanaliseerd worden om dan bijvoorbeeld in een PDA terecht te komen. “Als je vertrekt vanuit, allé wat eigenlijk bij ons in het Vleeshuis is gebeurd, is men vertrokken vanuit die PDA terwijl er nog geen goede registratie van de collectie was. Dus men heeft een database gebouwd rond die PDA en we werken nu met twee databases en als er nu nieuwe kennis over die collectie komt, dan moet die er twee keer ingestoken worden. En we zien dat in alle musea eigenlijk, als er naar aanleiding van een tentoonstelling een studie of een catalogus verschijnt, dan moet je echt heel veel moeite doen om die informatie in je systeem te krijgen. Ik spreek dan nog niet over PDA’s, maar gewoon over die databases. Om die dan ooit misschien terug te kunnen opvissen voor een andere tentoonstelling of een andere toepassing. Vroeger stelde zich dat probleem niet want je had geen digitale informatie, maar nu dreigt echt wel een kloof tussen de digitale informatie die je hebt, die in de database en al het andere dat er zowat rondzwalpt al dan niet digitaal.” Informatie dient dus gekoppeld te worden of meteen in één en dezelfde database gestoken worden. Hierbij is er nood aan een instrument dat al die zaken integreert, zo besluit deze expert. MEERWAARDE De meerwaarde van digitale erfgoedinformatie is dat deze eigenlijk los staat van de plaats waar deze aangeboden wordt. Dit betekent volgens één van de experts dat deze net zo goed via het internet zou kunnen geraadpleegd worden en niet enkel ter plekke in het museum.
17
Een andere belangrijke meerwaarde gaat schuil in de extra mogelijkheden die een PDA biedt, bijvoorbeeld het aanbieden van muziekfragmenten. Met een PDA wordt een erfgoedinstelling bovendien in de mogelijkheid gesteld om informatie veel meer te fragmenteren waardoor de bezoeker zelf kan kiezen of hij veel wil weten of net niet. Dit is immers een probleem dat bij tekstpanelen voorkomt, namelijk dat men echt alles moet lezen. Ook audioguides hebben dit probleem. “Heel wat musea hebben ook al ervaring met die audioguides. Waar dat ook veel energie in steekt, wat dat wel veel rigider is, veel moeilijker om te onderhouden ook. Natuurlijk een PDA vraagt veel meer omdat er veel meer mee kan, maar het is blitser en het komt ook tegemoet aan de problemen van een audioguide. Het (cfr.audioguide) is gericht op een breed publiek en je kan niet echt gaan fragmenteren. Maar musea zijn blijkbaar wel bereid om met zo’n technologie (cfr.PDA) te gaan experimenteren en zo’n dingen te doen en daarin te investeren ook.” Een PDA maakt het ook mogelijk om aan te tonen hoe iets werkt. Door te tonen op een filmpje hoe een bepaald werktuig gebruikt wordt, wordt het veel interessanter voor de bezoeker dan wanneer dit werktuig gewoon in de vitrine ligt. Deze mogelijkheid tot illustratie en beweeglijkheid vinden de experts zeker een pluspunt. Tot slot biedt een PDA bezoekers ook de mogelijkheid om met mekaar te communiceren. Vooral met het oog op schoolgroepen vindt men dat een groot voordeel. Toch dient dit een mogelijkheid te blijven en geen vaststaand feit, zo nuanceert één van de experts. “Ja, van het museum en ook van de groep, want ik denk nu niet dat dat interessant kan zijn voor een groep die een gids volgt en die mekaar niet kennen. Moest dat in klasverband zijn, dan is dat leuk want dan komt er samenwerking. Maar ik zou niet iedereen daartoe dwingen.” Eén van de experts vindt het belangrijk dat suppoosten in het museum aanwezig zijn om bezoekers aan te moedigen om gebruik te maken van een mobiel toestel, maar tegelijkertijd ziet men hierin niet echt een probleem. Zo goed als niemand weigert het. Bezoekers vinden het immers gewoon leuk om dit te gebruiken en iedereen kan er gemakkelijk mee omgaan, ook senioren, zo stelt deze expert. Ondanks de huidige tendens in de richting van het belang van bezoekerscijfers, zien de experts de PDA toch niet als iets dat leidt tot een verschraling van het erfgoed. Integendeel. “Nu als je een goede PDA wil maken, dan moet je goed informeren en dan ga je ook extra informatie over je objecten hebben zodanig dat het daar toch ook terechtkomt. Als je muziekinstrumenten hebt en je gaat dat geluid erbij hebben, dan is dat voor iedereen positief. En als je dat in Adlib steekt, daar kan iedereen aan. Ik bedoel uw publieksinformatie kun je ook koppelen aan je object vind ik. Dus op die manier is het zeker niet verloren.” De PDA moet gezien worden als een verdieping van de informatie die aangeboden wordt. Het biedt gewoonweg de mogelijkheid om mooiere en rijkere dingen te maken en op die manier de informatie te ontsluiten. Er is dus geen sprake van verschraling van de informatie, zo stelt men. Dit hangt echter sterk samen met de wijze waarop de erfgoedinstelling omgaat met de PDA. “Wat wel verschralend zou kunnen werken is dat je met een PDA enkel gaat focussen op de topstukken van het museum die 18
iedereen eigenlijk toch al kent. Maar je zou het ook kunnen omdraaien en precies die dingen eruit pikken die, als een soort Object van de Maand of zo, waar mensen aan voorbij wandelen. Dus het is gewoon hoe je het inzet.” De meerwaarde van de PDA is volgens één van de experts het grootst wanneer het gaat om outdoor erfgoed. “Ik kan mij wel een aantal dingen voorstellen waarbij het een meerwaarde zou kunnen zijn, bijvoorbeeld in onze tuin, daar zou ik het zeker doen mochten we geld en middelen hebben, omdat je het niet kan opvangen anders. Met een gids kan je moeilijk, je kan er moeilijk met prentjes staan van zo ziet die boom eruit in de lente en in de winter en dat zijn de vruchten en al die toestanden. Dus dat is iets wat je wel met een PDA zou kunnen.” Wat indoor betreft, heeft men toch wel bedenkingen bij het feit of de bezoeker eigenlijk wel iets opsteekt door te werken met een PDA. Het kan het bezoek wel leuker maken, ondermeer voor kinderen. De erfgoedinstelling zou volgens deze expert dan ook moeten nagaan wat men eigenlijk belangrijk vindt: dat de bezoeker het bezoek apprecieert of dat deze iets bijleert. Dit is uiteraard ook afhankelijk van het soort bezoeker. Vooral wanneer de PDA GPS-gestuurd zou zijn waardoor de bezoeker vrij kan rondwandelen en geen vaste route hoeft te volgen, ziet men voordelen verbonden aan het gebruik ervan in een outdooromgeving. Bovendien biedt de PDA ook extra voordelen op het vlak van visualisatie bijvoorbeeld 3D-reconstructies waardoor men zaken kan tonen aan de bezoeker die men in een klassieke museumopstelling niet kan laten zien. Voorts biedt de PDA ook een oplossing voor het feit dat men buiten niet overal zomaar tekstbordjes kan hangen. “Ik denk ook dat voor die openluchtdingen is dat echt prachtig. Dan heb je een enorme meerwaarde. Ik weet in Gent dat ze ook aan het kijken zijn voor Monumentenzorg, ze krijgen vragen van mensen over beeldhouwwerken, grote beeldengroepen die in de stad staan, hoe doe je dat he? Je kunt toch niet overal een groot bord gaan bijzetten en op die manier zijn er wel leuke toepassingen.” Als men echt gaat zoeken, dan vindt men wel toepassingen voor het indoorgebruik van de PDA, zo stelt één van de experts het. Toch acht deze de meerwaarde hiervan minder groot dan wanneer men de PDA buiten gebruikt omwille van het feit dat men binnen, in een vaste opstelling, veel van de zaken die de PDA biedt, op een andere manier kan opvangen. Bijvoorbeeld het tonen van een film of het laten horen van muziek. Daartegenover staat dan dat de bezoeker tot nu toe buiten niet veel meer mogelijkheden heeft dan met een echte gids rond te gaan. De PDA heeft ook een belangrijke meerwaarde in petto voor de erfgoedinstellingen zelf. Deze kan hen immers informatie verschaffen over wat de bezoeker doet en over waar en hoe lang hij zich ergens bevindt. Het biedt met andere woorden de mogelijkheid tot een soort publieksonderzoek, zo stelt men. Deze informatie zou volgens één van de experts bovendien zeker ook gebruikt moeten worden om de PDA zelf bij te sturen.
19
Een zandbak waarin de gebruiker zelf content kan aanbrengen, houdt volgens één van de bevraagde experts zeker een meerwaarde in. “Op zich wordt dat nu al gebruikt. Ik denk nu aan het Scheepvaartmuseum, daar lopen nogal wat wetenschappelijke mensen rond, maar die weten lang niet alles over het havenbedrijf, hoe het er praktisch aan toe ging. Terwijl er de laatste 10, 20 jaar heel veel dingen in de collectie komen waarvan niemand weet wat het is. En er wordt nu beroep gedaan op gewoon dokwerkers die dan vertellen wat het is. Als die mensen dat via een PDA, of via een andere tool, via het web zouden kunnen ingeven, dan zou dat gewoon wetenschappelijk een belangrijke meerwaarde bieden.” Toch hebben de andere experts hier bedenkingen bij. Het gevaar bestaat immers dat hier heel wat rommel in terecht komt waardoor wetenschappelijk goed bedoelde informatie ondermijnd wordt. Deze experts vinden dan ook dat er ergens een grens moet getrokken worden. Er is nood aan een moderator, zo oordeelt men, die deze zandbak stuurt en onderhoudt. Maar dat vraagt natuurlijk tijd. Bovendien zou de software het de gebruiker ook moeten toelaten om de inhoud te filteren. Volgens een andere expert is zo’n zandbak wel handig, maar misschien niet meteen voor het grote publiek. In de plaats daarvan zou deze informatie kunnen gaan naar iemand die deze verwerkt en integreert in de databank van de erfgoedinstelling. Hierbij wordt ook gewezen op het belang van het apart houden van een dergelijke zandbak, als een soort van gratis podium waar iedereen zijn zegje mag doen, van de officiële databank. Toch acht men net deze kleine verhalen wel interessant voor de andere bezoekers. Maar ondanks de mogelijke meerwaarde ervan achten de experts het niet realistisch om te denken dat musea iemand kunnen aanstellen om een dergelijke zandbak te beheren en te onderhouden. Men schakelt zijn personeel dan liever in voor bijvoorbeeld de registratie in Adlib. Het komt er immers op neer dat deze zandbak heel veel werk met zich meebrengt en dat dit goed dient overdacht te worden vooraleer men eraan begint. WENSEN Een grote wens van één van de experts is in eerste instantie er voor zorgen dat men alle objecten als digitaal 3D object ter beschikking heeft en dat dit gekoppeld wordt aan gedigitaliseerde kaarten. Daarnaast zou men ook gebouwen virtueel willen reconstrueren en objecten die nog in de depots liggen tonen aan de hand van een hologram. Ook toepassingen met GPS zou men graag mogelijk zien bijvoorbeeld dat de bezoeker rondloopt en automatisch beelden te zien krijgt van hoe bepaalde zaken er vroeger uitzagen. Indien er veel geld beschikbaar zou zijn, dan zou men dat enerzijds steken in technologie, maar anderzijds ook in het verwerken van data. Voor dit laatste heeft men immers veel en dure mensen nodig. Hierbij gaat het trouwens zowel om het verwerken van data in databanken als om het maken van een verhaal voor de erfgoedbezoeker. “De twee. Men moet op veel stukken nog onderzoek doen om te zien waar dat die vandaan komen. Daar moeten dan serieuze teksten over geschreven worden die zowel wetenschappelijk kloppen 20
als publieksvriendelijk zijn. Dan kan je daar nog leuke dingen mee gaan bouwen. Daar kan je nu een fractie van.” Niet alle musea hoeven de weg van de PDA op te gaan. Zo stelt één van de experts dat hij om te beginnen liever veel meer mogelijk zou willen maken via de website zoals het toegankelijk maken van de collectie van het museum of het aanbieden van een interactief pre –en posttraject.
21
1.3.
Archieven en documentatiecentra
Vertegenwoordigde erfgoedinstellingen/organisaties:
Sector geschiedenis Provinciebestuur Oost-Vlaanderen AMVC Letterenhuis Archief en Museum voor het Vlaams Leven te Brussel KADOC AMSAB (2 vertegenwoordigers) Rijksarchief Brussel
Resultaten: Communicatielaag KNELPUNTEN Eén van de bevraagde experts waarschuwt ervoor niet nodeloos tussenlagen te creëren. Zo bestaat bijvoorbeeld de Archiefbank Vlaanderen reeds, alhoewel men wel beseft dat deze zich op collectieniveau en niet op objectniveau afspeelt. Bovendien stelt deze zich ook de vraag of musea wel nood hebben aan een dergelijke communicatielaag als zij degenen zouden zijn die instaan voor de vertaalslag. Zij worden immers verondersteld om te weten waar ze wat kunnen vinden. Een belangrijk pijnpunt, zo stelt men, is bovendien het gebrek aan voldoende data om deze communicatielaag efficiënt te doen werken. Heel wat inventarissen en archieven bestaan enkel op papier. En zonder input is er ook geen output. “Dat is dus een ander pijnpunt. Dan gaat de kritiek van de erfgoedsector naar boven komen. Er zijn vele outputprojecten, er is een vermenigvuldiging in outputprojecten, maar er zijn geen inputprojecten. Dus als wij geen objecten in databanken kunnen steken, als wij geen metadata kunnen toekennen, als we daar geen personeel en middelen voor hebben dan mag je schillen maken zoveel je wil, er zal niet veel uitkomen.” Het idee van een portaal waar alle instellingen op aangesloten zijn, vinden de experts wel interessant, maar te hoog gegrepen. Verschillende instellingen hebben zelfs nog problemen met het toekennen van metadata en met digitaliseren. Men stelt zich dan ook de vraag of deze communicatielaag misschien niet te vroeg komt. “Maar zelfs de toegang. Niet alles staat bij ons online, ik bedoel, de mensen denken wel dat alles wat wij bezitten dat dat raadpleegbaar is, dat het via Agrippa, de databank, dat het erop staat. Maar dat is dus niet zo. Dus dat is ook weer niet volledig. Dus ik vraag mij af als instellingen nog
22
allemaal zelf zitten te worstelen met de technologie, is het dan wel zinvol om al verder te gaan en een bovenlaag te gaan creëren?” Eén van de experts vreest dan ook dat deze communicatielaag een lege doos wordt. “Eigenlijk is het wel ongelooflijk ambitieus. Als je nu een andere invalshoek neemt en Erfgoed 2.0 denkt eraan om een bepaald segment uit te werken, ik zeg maar iets architectuur en dan geeft Erfgoed 2.0 impulsen aan de erfgoedinstellingen om op dat veld iets te doen kwestie van het toekennen van metadata, digitaliseren,... Dat lijkt mij al iets realistischer. Ik heb echt schrik dat u een lege doos maakt. Er is denk ik in erfgoedinstellingen te weinig digitaal materiaal met voldoende metadata diep genoeg ontsloten aanwezig om zo’n allesomvattende schil te gaan maken. Ik heb schrik dat daar gewoon niets gaat uitkomen.” Ideaal zou zijn dat alles tot op hetzelfde niveau ontsloten is, maar dat is gewoon niet haalbaar, zo oordeelt men. Als instelling moet men immers keuzes maken en spelen er prioriteiten mee, ook op het vlak van ontsluiting. “Maar ieder van ons zit met zijn beleidsplan. Als wij dat niet gepland hebben, dan gaan wij daar geen extra inspanningen voor doen. Dus wat wij al gaan doen en wat in de pijplijn zit en de digitaliseringprojecten die bezig zijn, die lopende zijn, als we daar via samenwerking een hoger en breder platform kunnen maken, à la bonheur. Maar we gaan daar geen extra mensen voor zoeken en extra middelen. Want daar hebben we geen ruimte voor.” Archiefinstellingen hanteren bepaalde ontsluitingsprioriteiten. Bijvoorbeeld dat alles een minimale ontsluiting moet hebben vooraleer men beslist om dieper te gaan werken. Wat nu ontbreekt, zo stelt men, is dan ook de ontsluiting die het mogelijk maakt om heel snel iets over een bepaald onderwerp te vinden. Bovendien gebeurt ontsluiting vaak lukraak, zo meldt een expert. Er zit geen lijn in en dat maakt het moeilijk om een verhaal te maken. Dit zorgt er immers voor dat indien men iets zoekt, dat men afhankelijk is van anderen met andere woorden van het toeval van wat al dan niet ontsloten is. Eén van de experts vindt dat deze communicatielaag niet beperkt mag blijven tot de erfgoedexpert die instaat voor de vertaling, maar dat deze laag daarentegen zou opengetrokken moeten worden naar alle onderzoekers. Een expert is immers gespecialiseerd in bepaalde zaken, maar niet in alles. “Die erfgoedexpert moet toch ook wel een zekere achtergrond hebben. Je kan je toch niet voorstellen dat om het even wie dankzij die communicatielaag nu om het even welk onderwerp kan bewerken en kan vertalen op een goede manier naar iedereen.” Een andere bevraagde expert wil dit zelfs nog een stapje verder zetten door dit open te trekken naar alle geïnteresseerden, ook nietexperts. Men vindt immers dat de expert diegene is die het minst zal hebben aan deze laag, aangezien hij zijn bronnen kent. Het moet dus democratischer zijn. 23
Anderzijds stelt één van de experts dat de informatie die men via deze laag zal bekomen te beperkt zal zijn voor niet opgeleide onderzoekers om ermee aan de slag te gaan. Deze hebben immers geen notie van de context en dit is juist hetgeen men nodig heeft om te weten in welk archief men terecht kan, zo oordeelt men. “Je gaat nooit de creativiteit van een opgeleide onderzoeker kunnen uitsluiten om te vinden wat hij moet vinden. Zeker in de archieven, hoe gaan die op de juiste stukken terechtkomen? Die gaan het via die laag ook niet vinden hoor. Die gaan de context moeten kennen, de geschiedenis zodat ze weten in dat archief kan ik misschien iets vinden.” Er worden immers wel beschrijvingen gemaakt, zo stelt men, maar het is niet mogelijk om documenten volledig op te nemen in de database. Bovendien is het voor archieven zeer moeilijk om aan de hand van de beschrijvingen in te spelen op wat de onderzoeker wil aangezien men immers niet weet met welke vraag deze op de proppen zal komen. Dit is echter niet de taak van de archiefinstellingen, zo stellen de experts. “Dat is ook niet erg. Het is de onderzoeker die moet gaan zoeken. Je geeft richtingen en het is aan hem of haar om te kijken is het voor mij interessant of niet. Dat is het plezier van te zoeken.” Voorts vindt men het belangrijk dat er niet enkel aandacht besteed wordt aan de normering van metadata zodat alle informatie kan betrokken worden, maar anderzijds wijst men ook op het belang van de ontsluiting van deze informatie. Bijvoorbeeld een website met een uitgebreide zoekmachine die het mogelijk maakt om in deze conforme metadata te zoeken. Het gevaar bestaat immers dat de bezoeker overspoeld wordt met resultaten indien een degelijke ontsluiting ontbreekt waardoor het niet meer verteerbaar is. Het gevaar van een dergelijke communicatielaag, zo vertelt één van de experts, is dat de erfgoedverhaalbouwer op een bepaald document terecht komt dat volledig uit zijn context gerukt is waardoor hier verkeerde conclusies aan gekoppeld worden. De resultaten van deze laag moeten dan ook eerder illustratief van aard zijn door duidelijk te maken waar informatie zich bevindt. Eén van de andere experts nuanceert deze opvatting door te stellen dat een dergelijke communicatielaag dit juist kan tegengaan doordat deze de mogelijkheid biedt meerdere bronnen te vinden. Toch blijft de twijfel knagen aan verschillende van de bevraagde experts. Deze communicatielaag zou immers ook valselijk het idee kunnen opwekken dat men alles gevonden heeft. Daarom wil men deze laag dan ook enkel zien als een hulpmiddel, maar allesomvattend zal het nooit zijn. Daarvoor wil men in dit project te breed en te algemeen over alle onderwerpen heen gaan, zo besluit men. “En daarom moet je natuurlijk metadata toekennen die u toelaten van toch te zoeken, maar dat is dan altijd binnen een bepaald thema. Ik denk niet dat je dat heel breed en heel algemeen kan doen. Dat is altijd vanuit een bepaald thema, vanuit een bepaald oogpunt en dan kan je wel naar verschillende soorten erfgoed gaan, maar ik denk dat de techniek dat niet zal oplossen hoor. Voor een deel kan het helpen, maar echt oplossen zodanig dat je alles vindt, dat het allesomvattend is, nee.” 24
Een algemene opvatting die leeft bij de bevraagde experts is het feit dat dit project zeer ambitieus is, misschien zelfs te ambitieus, alhoewel men dit met zoveel woorden niet wil gezegd hebben. Toch stelt men er zich vragen bij gezien het feit dat alleen al in de archiefsector verschillende programma’s gebruikt worden door verschillende instellingen. Als daar dan ook nog eens andere sectoren zoals de museumsector bijgenomen worden, dan kan men niet anders dan te concluderen dat dit een zeer ambitieus project is. Twee zaken die hierbij ook niet uit het oog mogen verloren worden zijn auteursrechten en de privacywetgeving, zo stelt men. De wetgeving omtrent auteursrechten is immers zeer complex en verhindert soms dat men bepaalde zaken kan doen. Volgens één van de experts zou het tot slot beter zijn om de beide onderdelen van dit project, zijnde de communicatielaag en de mobiele erfgoedontsluiting, los te koppelen van elkaar aangezien de verbindingsfase namelijk de vertaalslag geen onderdeel uitmaakt van dit project. Het verhaal van de PDA is immers wel leuk, maar anderzijds is het gewoon een andere manier om erfgoed te ontsluiten. “Want uiteindelijk of dat nu in een PDA is of een tentoonstelling of een publicatie, dat bepaalt niet de communicatielaag daarboven.” De taak van de archiefsector is hun collecties zo goed mogelijk te ontsluiten, zo stelt één van de experts. Van daaruit kan dit dan naar een breder platform worden gebracht, hoe dat precies gebeurt ligt in de handen van de erfgoedvertaler. MEERWAARDE Volgens de experts heeft een dergelijke communicatielaag veel te bieden voor de gebruiker. Het faciliteert voor de onderzoeker. Op deze manier kan deze immers te weten komen of het interessant is om naar een bepaald archief te stappen wanneer men op zoek is naar informatie rond een bepaald onderwerp. Dat kan op dit moment niet, zo stelt men. Bovendien biedt het de mogelijkheid om ongekende bronnen en onverhoopte verzamelingen op het spoor te komen waarvan men het bestaan niet afwist. Nu moet de onderzoeker immers al weten in welk archief hij terecht moet voor een bepaald soort informatie. Kort samengevat is het een middel om bekend te maken wat waar bewaard wordt. “Valorisatie is toch één van de punten die je overal ziet terugkomen en dat is toch de bedoeling dat het gebruikt wordt en het is niet dat zaken bewaard worden om bewaard te worden, maar dat het kan gebruikt worden en alle middelen die mogelijk zijn om het bekend te maken die zijn nuttig.” De belangrijkste functie van deze communicatielaag is dan ook het aangeven van richtingen door de gebruiker duidelijk te maken in welke sectoren zich relevante informatie bevindt in verband met een bepaald topic. Het is echter aan de gebruiker om deze bronnen vervolgens zelf te raadplegen. Op deze manier wordt ook het collectiebeleid van instellingen duidelijker ten opzichte van elkaar. Op dit moment is er daarentegen sprake van een gebrek aan samenwerking en kennisdeling, zo oordeelt één van de experts. 25
Vooral voor buitenstaanders, zijnde onderzoekers in het algemeen is dit een interessant instrument. Het is immers een echt kluwen, informatie zit zowat overal verspreid en op deze manier kan men achterhalen hoe men de nodige informatie het snelst bekomt. Bovendien hoeft men slechts één vraag te stellen om zowel bibliotheken, archieven als andere bronnen te consulteren. Een belangrijke meerwaarde ligt dan ook in het feit dat deze communicatielaag over de grenzen van de verschillende culturele erfgoedsectoren heen gaat. “Toch wel. Toch wel. Ik vind van wel, want we zitten nu over archieven bezig, maar er zitten misschien wel relevante stukken in het museum voor schone kunsten die daar verband mee kunnen houden. Op die manier ga je die vinden, anders is dat moeilijk om te zoeken.” Er bestaan overkoepelende projecten binnen bepaalde archiefinstellingen, maar deze concentreren zich op dit ogenblik enkel op archiefstukken en bijvoorbeeld niet op objecten. Het zou dan ook interessant zijn, zo stelt één van de experts, indien verschillende soorten erfgoed aan elkaar gekoppeld zouden worden. Voorts stelt één van de experts dat een dergelijke communicatielaag bijzonder handig zou zijn om de context van een bepaald onderwerp beter te begrijpen. Zo zijn vele persoonsarchieven opgesplitst geraakt in de loop der tijd en zitten documenten over een bepaald persoon soms verspreid over verschillende archieven. Hierdoor is het voor de onderzoeker, maar ook voor de instelling zelf moeilijker om die persoon te plaatsen. Een project als dit zou tot slot een stimulans kunnen zijn om geld los te krijgen voor inputprojecten of om instellingen op weg te helpen. “Het kan natuurlijk wel stimulerend werken. In die zin van dat als je een metadatalaag creëert waarbij je zegt kijk die metadata moeten allemaal aanwezig zijn, dan heb je als instelling ook al meteen een referentiepunt van ah die metadata moeten we toevoegen. Dus dat kan op zich al een hulp zijn.” Mobiele erfgoedontsluiting AANDACHTSPUNTEN Eén van de experts vindt het belangrijk dat mobiele erfgoedontsluiting niet beperkt blijft tot een PDA, maar bijvoorbeeld ook kan via GPS. Op deze manier kan men immers ook de toevallige bezoeker bereiken die de stad binnenkomt, die tijd heeft en die dan via zijn GPS te weten zou kunnen komen wat er interessant is om te bezoeken. Deze expert gelooft immers niet dat het onderzoekers zullen zijn die van een dergelijk instrument gebruik zullen maken. Bovendien zal mobiele erfgoedontsluiting pas interessant zijn, zo stelt men, indien de bezoeker hiervoor zijn eigen GSM kan gebruiken zonder dat hij daarvoor een nieuw toestel moet aanschaffen. Volgens de experts is een bezoeker geïnteresseerd in een beeld, in een verhaal. De eindgebruiker is er dan ook niets mee dat deze via zijn PDA te weten komt in welk archief 26
een bepaald plan van een architect ligt, zo stelt men. Het is daarentegen beter het plan zelf te tonen op de PDA. Tegenover user generated content staat de meerderheid van de experts toch wat achterdochtig en stelt men dat er voorzichtig mee moet omgesprongen worden. Dit betekent echter niet dat men geen waarde verbindt aan content die aangeleverd wordt door de gebruiker. “Bijvoorbeeld één van de projecten die bij ons nu lopen en waar dit perfect zou kunnen zijn, dat is het project over kinderkolonies aan de zee. Dat heeft te maken met architectuur, maar ook met pedagogie en dergelijke meer. En het is een goed voorstel om mensen die daar ooit hebben aan deelgenomen, die de gelegenheid geven hun verhaal voor een stuk ook zelf te brengen, want we gaan ze ook niet allemaal zelf vinden. Je gaat ook niet steeds precies weten wie die verschillende sites gaat bezoeken. Het zou interessant zijn om daar mensen de gelegenheid toe te geven. Het maakt het interactief en ook wel interessant voor iemand die als kind in die kolonies gezeten heeft.” Ook lokale gemeenschappen en heemkundige kringen kunnen interessante informatie aanbrengen, zo beaamt men. Toch acht men het cruciaal hierop controle te kunnen uitoefenen door ondermeer te eisen dat men steeds weet wie welke content aanbrengt. “We gaan daar controle op moeten hebben. Wij moeten de garantie kunnen geven dat de informatie die in onze databank zit correct is dus moeten we op zijn minst de zaak controleren en zullen we ook wel willen weten wie op een gegeven moment die informatie aanlevert.” Bovendien vindt één van de experts het niet de taak van de archieven om te gaan zoeken in de voorgestelde zandbak. “Anders krijg je een situatie waarbij je als erfgoedexpert een tentoonstelling samenstelt, dan moet je eerst gaan kijken naar die communicatielaag en dan nog eens gaan kijken naar die zandbak. Dan zit je weer met twee dingen.” Bovendien zou die zandbak wel eens een vuilbak kunnen worden, zo vreest men. Daarenboven stelt één van de experts zich ook vragen bij het feit of de bezoeker al deze informatie die aangeleverd werd door andere bezoekers eigenlijk wel wil bekijken tijdens zijn bezoek. De bezoeker wil op de site immers een voorgekauwd verhaal in plaats van zelf te moeten grasduinen doorheen een hele hoop informatie. Een andere expert nuanceert dit en pleit er voor om voor een deel een voorgekauwd verhaal te leveren, maar daarnaast toch ook met lagen te werken zodat bezoekers die wel meer informatie willen ter plaatse hier ook kunnen voor kiezen. Ook in deze focusgroep legt men de nadruk op het verhaal. Hetgeen de instelling aanbiedt, vormt het centrale gegeven. De experts benadrukken dat dit belangrijk is en dient voorgekauwd te worden. Dit laatste wordt echter genuanceerd door één van de gesprekspartners. De erfgoedinstelling kan wel een route uitstippelen, maar de bezoeker daarnaast ook de vrijheid geven om daarvan af te dwalen en vervolgens aangepaste informatie te ontvangen, eventueel gekoppeld aan GPS. Een voordeel daarvan is volgens één van de experts dat de bezoeker niet zelf meer moet zoeken, maar gewezen wordt op bepaalde zaken wanneer hij er langs loopt. 27
Men wil echter niet voorbijgaan aan het belang van sociale interactiviteit en contacten met andere bezoekers alsook aan wat de bezoeker wil. Men vindt het belangrijk dat er aandacht besteed wordt aan diens behoeften zodat er in de mate van het mogelijke kan op ingespeeld worden. Maar ook hier weer benadrukt men dat een instelling eerst moet beginnen met te weten wat ze in huis heeft want daar zit vaak al een probleem. KNELPUNTEN Door een gebrek aan middelen zijn archieven niet in staat om al hun materiaal te digitaliseren en ter beschikking te stellen, zo oordeelt één van de experts. Dit betekent dat de bezoeker op zijn PDA misschien wel de titelpagina van een boek te zien krijgt, maar dat hij dan wel zelf de moeite moet doen om naar de bewaarplaats ervan te gaan om dit eventueel dieper te onderzoeken. Men twijfelt er echter sterk aan of de eindgebruiker daadwerkelijk na zijn bezoek nog naar een erfgoedinstelling zal lopen voor meer informatie. Volgens één van de experts zal de bezoeker zich beperken tot wat de PDA oplevert op de site tijdens het bezoek. Diegenen voor wie contextuele informatie wel interessant zou kunnen zijn, zijnde de meerwaardezoekers, die gaan daarentegen eerder via de traditionele wegen op zoek namelijk via de erfgoedinstellingen zelf, zo oordeelt men. Hieruit volgt dat men twijfelt aan het feit of de communicatielaag tijdens het bezoek geraadpleegd zal worden. Dit in de veronderstelling dat deze opengetrokken zou worden waardoor niet enkel de erfgoedexpert die instaat voor de vertaling, maar iedereen zou kunnen doorzoeken op een bepaald onderwerp. In dit project is het technische luik niet zozeer een probleem, zo oordeelt men, maar wel het inhoudelijke alsook de nood aan gespecialiseerd personeel. Dit personeel is immers zowel nodig om er voor te zorgen dat de ontsluiting ver genoeg gaat zodat de communicatielaag goed kan gebruikt worden en voldoende informatie bevat alsook voor de vertaalslag van deze informatie naar een verhaal voor de bezoeker. Naarmate er meer content voor handen is, zal het immers interessanter worden voor de bezoeker. Zoniet zal men met mobiele erfgoedontsluiting slechts een beperkte groep bereiken, zo vreest één van de experts. Het gaat dan ook voornamelijk om het inhoudelijk stofferen van zowel de communicatielaag als de mobiele erfgoedontsluiting. Eén van de experts vindt dit eigenlijk een heel ingewikkelde manier om instellingen uit de erfgoedsector voor te stellen aan een breed publiek, want de informatie die men op die manier bekomt, blijft oppervlakkig. Voor de bezoeker is het eenvoudig aangezien deze gewoon het verhaal moet volgen, maar het knelpunt zit hem in het bijeenkrijgen van het materiaal en in het schrijven van het verhaal. Middelen hiervoor zijn vaak beperkt en men heeft er ook niet steeds aandacht voor. Zo vermeldt één van de experts dat gemeenten vaak niet eens precies weten wat ze in hun archieven zitten hebben. En het heeft geen zin om te ontsluiten als de inventarissen er niet zijn, zo oordeelt men.
28
Men ziet ook praktische knelpunten. Zo heeft één van de experts bedenkingen bij het feit dat een PDA slechts een klein scherm heeft. Deze ziet dan ook meer in een webapplicatie. Eén van de andere experts nuanceert dit echter door te stellen dat dit afhankelijk is van de context. Wanneer het gaat om stadsroutes, met andere woorden om zaken die verspreid zijn, kan een PDA wel degelijk interessant zijn volgens deze expert. “Want je loopt niet met je portable rond.” Tijdens het gesprek verwijst één van de experts ook naar het probleem van digitaliseren op zich. Gedigitaliseerde content blijft immers niet bewaard. Het dient om de twee jaar geüpdate te worden en op servers geplaatst te worden. Dit in tegenstelling tot het gebruiken van microfilm. “Outputprojecten staan er eigenlijk niet bij stil dat, het outputproject wil tien foto’s, de tien mooiste foto’s van ons archief in hun PDA. Maar die staan er niet bij stil dat wij 100 000den foto’s hebben die allemaal een behandeling vragen en als we die dan zouden kunnen digitaliseren, als we over ongelimiteerde middelen zouden kunnen beschikken, dat we die ook duurzaam kunnen opslaan, dat we ook niet graag zouden hebben dat we die na 5 jaar opnieuw moeten digitaliseren.” Er is veel bedreigd erfgoed en dat is niet geholpen met digitalisering, zo stelt men. Digitaliseren is volgens één van de experts immers gericht op ter beschikking stellen. “Veel ontsluiting, weinig bewaring altijd he.” Eén van de experts pleit er echter voor dit te nuanceren. Tegenwoordig zijn er immers systemen die de problemen die gepaard gaan met digitalisering opvangen waardoor ook dit gezien kan worden als een waardevolle methode om zaken te bewaren. Het is immers veel makkelijker om content te kopiëren en elders op te slaan. Dit is dan ook de piste die gevolgd zou moeten worden, zo besluit deze expert. Het gaat immers om een vorm van duurzaam bewaren en het belet dat gevoelig materiaal manueel gemanipuleerd wordt. Bovendien biedt dit de mogelijkheid om content online te zetten en op die manier voor een veel breder publiek toegankelijk te maken. Toch zijn niet alle experts even overtuigd en wordt ondermeer de vraag gesteld naar het feit dat updaten van content plaats vraagt en beheerd dient te worden. De kosten die hieraan verbonden zijn, zijn niet min zo stelt men. Een ander knelpunt situeert zich op het niveau van de erfgoedinstellingen zelf. Zo heeft één van de experts het gevoel dat er twee snelheden, twee realiteiten naast elkaar bestaan. Verschillende instellingen werken immers met verouderde pc’s, hebben nog niet alles ontsloten of zelfs nog niet alles geïnventariseerd. Men vindt deze technologische mogelijkheden en ontwikkelingen zoals web 2.0 dan ook wel interessant, maar gewoonweg niet realistisch op dit moment voor bepaalde instellingen. Tot slot wordt ook nog kort een opmerking gemaakt over een ander probleem waar erfgoedinstellingen vandaag de dag steeds meer mee af te rekenen krijgen, namelijk digital born content. Ook dit is materiaal dat zij dienen te bewaren en ook dat levert problemen op. 29
MEERWAARDE Mobiele toestellen bieden de mogelijkheid om te tonen hoe iets er vroeger uit zag. Bovendien stellen deze de gebruiker in staat om op eigen kracht een bezoek te brengen, bijvoorbeeld aan een stad. Men kan immers de stad in trekken zonder op voorhand regelingen te moeten treffen voor een gegidste stadswandeling in groep. Een ander voordeel van een PDA is volgens de experts dat men verschillende lagen kan inbouwen in een verhaal waardoor men kan inspelen op de specifieke noden van verschillende bezoekerstypes. Een mobiel toestel kan een interessante opportuniteit zijn voor erfgoedinstellingen om die groepen te bereiken waar men wel een aanbod voor heeft, maar die men nu om de één of andere reden nog niet bereikt. De experts gaan er van uit dat een dergelijk toestel er kan voor zorgen dat ze doelgerichter te werk kunnen gaan. Via een dergelijk toestel zou men immers te weten kunnen komen wat de bezoeker drijft. De experts geloven niet dat het gebruik van een PDA leidt tot een verschraling van het erfgoed. Integendeel. Het is een gemakkelijke manier om op een ontspannende wijze erfgoedinformatie te ontsluiten. Recreatie en educatie komen samen en dat maakt het juist plezant, zo stelt men. Toch wil men deze meerwaarde ook niet overdrijven. Een mobiel toestel maakt het makkelijker om erfgoed te ontsluiten, maar dit betekent niet dat men er daardoor ook meer zal van onthouden dan in het geval van een klassieke museumopstelling. “Natuurlijk gaat men er iets van onthouden, maar niet meer of niet minder dan wanneer je een tentoonstelling gaat bezoeken. Het is handiger, je bent niet gebonden aan een gids die je moet huren en afspraken maken. Je kunt op je eigen tempo rondgaan. Op dat vlak is dat facilitair, maar ik zou het in de zin zien van recreatie en educatie samen.” Een PDA dient dan ook gezien te worden als een extra middel om erfgoed te ontsluiten en elk medium dat men kan gebruiken om een breder publiek te bereiken, is interessant zo oordeelt men. “Het is verschillend, maar het is één van de media die je er zou kunnen bijnemen. Het is ook zo dat als je een tentoonstelling maakt, dat je dan ook vaak een tentoonstellingskrantje maakt, dat je vaak een kleine catalogus maakt en een meer wetenschappelijke, uitgebreide catalogus. Je hebt persteksten allerhande, je hebt een stukje virtuele tentoonstelling op de website en dit kan er bij komen. Dus het is een extra element. Dus wat dat betreft is het gewoon een surplus. Dat lijkt me interessant te zijn.” Een ander voordeel van mobiele erfgoedontsluiting dat naar voor komt in het gesprek, is het feit dat een dergelijk systeem de mogelijkheid biedt om de inhoud van tentoonstellingen, die vaak een tijdelijk karakter hebben, te bestendigen. “Dat is de frustratie ook soms bij tentoonstellingsbouwers. Het is heel veel werk, het staat er enkele weken en het is gedaan. Wat blijft er dan over, dat is dan de wetenschappelijke catalogus, die paar exemplaren die er dan van verkocht worden.” 30
WENSEN De voornaamste wens van deze experts is voldoende personeel om te kunnen digitaliseren en om metadata toe te voegen. Eerst en vooral is er immers nood aan basisinformatie. “De informatie. Ik denk, het digitaliseren op zich dat is een technische kwestie. Maar het personeel en vooral gekwalificeerd personeel, dat in staat is om metadata toe te voegen. En van zodra dat je dat hebt, van zodra je de informatie hebt, dan kan je die gaan combineren, dan kan je daar om het even wat mee gaan doen. En in de eerste plaats de basisontsluiting en dan misschien nadien nadenken over het toekennen van trefwoorden, het maken van zoekrobots die u toelaten om over verschillende databanken te zoeken en een aantal problemen met terminologie of met andere schrijfwijzen van woorden en namen te gaan oplossen. Maar eerst moet de basisinformatie er zijn.”
31
1.4.
Koepelverenigingen
Vertegenwoordigde erfgoedinstellingen/organisaties:
Variaties VCM-Contactforum voor Erfgoedverenigingen Volkskunde Vlaanderen (per email)
Resultaten: Communicatielaag KNELPUNTEN Eén van de experts heeft, ondanks het feit dat deze er wel voordelen aan verbindt, ook een duidelijke bedenking bij een dergelijke communicatielaag. Men stelt zich de vraag of het met deze communicatielaag eigenlijk wel zoveel makkelijker wordt dan nu reeds het geval is. Gaat het met andere woorden niet even vlug om informatie op te sporen via de netwerken en de contacten die men nu reeds heeft? Want uiteindelijk dient de gebruiker de vertaalslag toch nog zelf te maken, zo redeneert men. Bovendien dient deze laag zeker aan een aantal voorwaarden te voldoen wil deze succesvol zijn. Zo wordt ondermeer gewezen op het feit dat het overzichtelijk, gebruiksvriendelijk, logisch, betrouwbaar en volledig dient te zijn. “Ten eerste betrouwbaar dat de informatie volledig is. Want als die niet volledig is, dan doe je dat één keer en daarna ga je terug, zoals mijn collega zegt, op je oude manier zelf informatie gaan zoeken zoals je het gewoon bent. Omdat je dan zeker bent dat als je het zelf doet, zelf zoekt, dat het zo volledig mogelijk is. Terwijl als je merkt na verloop van tijd dat die databank niet volledig is, dat er dingen ontbreken, op den duur raakt je vertrouwen zoek en laat je dat links liggen sowieso.” Deze laag moet ook eenvoudig consulteerbaar zijn en het moet gaan om een groot, breed project dat vrij toegankelijk is. Een ander knelpunt waar op gewezen wordt door de experts is het feit dat koepelverenigingen de laatste 10 jaar overspoeld worden met vragen rond databanken. Het probleem hierbij is echter dat instellingen er vaak enthousiast aan beginnen met een goed idee, maar dat er geen sprake is van een vervolgverhaal. “Want dat is vaak het probleem, men heeft een project, om dat project te gaan ontwikkelen dat is allemaal zeer mooi, maar dan stopt het project, is er geen financiering meer, dan is die databank ontwikkeld en dan is er niemand meer die dat beheert. Dus veel mensen zijn daar enthousiast aan begonnen, veel instellingen of kleinere verenigingen die hebben daar aan meegewerkt, maar blijkt dan dat er geen resultaat is op lange termijn.” Men benadrukt
32
dan ook het belang van een langetermijnvisie waarbij er nagedacht wordt over onderhoud, beheer, coördinatie,... Ook op het vlak van budgettering. Het gebrek aan voldoende digitaal geregistreerd materiaal wordt ook tijdens dit gesprek aangekaart. “Dat vraag ik mij inderdaad ook af. Wij moeten daar met Variaties nog aan beginnen. Dus wij zijn van plan om een database te maken waarin allerlei informatie over dialecten zal verwerkt worden. Maar daar moeten wij nog aan beginnen, dus dat duurt wellicht nog een paar jaar voor er een database is die daar gemakkelijk aan gekoppeld kan worden.” Ook financiering blijkt een probleem te zijn om databanken te kunnen opstellen, vooral bij kleinere instellingen. Net zoals het ontbreken van expertise, ICT-kennis en een concrete visie. Het gevolg hiervan is dat sommige organisaties er gewoon niet aan toe zijn om echt iets goed te maken van een database die dan ook nog deugt om ondergebracht te worden in een dergelijke communicatielaag. Zo speelt de kostprijs van software en hardware een bepalende rol. Deze verouderen zeer snel, maar financieel is het voor kleine erfgoedinstellingen zeer moeilijk om bij te benen. Het ontbreken van voldoende financiële draagkracht vormt dus de rode draad in dit project, zo besluiten de experts. Er is dan ook nood aan een ondersteuning van bovenaf, vooral voor deze kleinere verenigingen. De vraag is alleen wie hierbij het initiatief dient te nemen. Erfgoedinstellingen hanteren hiernaast ook een zekere argwaan ten opzichte van een dergelijk project. De angst bestaat dat dit weer een zoveelste project is rond digitalisering. Men wil er dan ook geen moeite voor doen zonder dat men een duidelijk zicht heeft op het vervolg ervan, zo stellen de experts. Dit project is gericht op het creëren van een demonstrator die uitgetest zal worden op een specifieke site. Het gaat dus om een specifiek project. Koepelorganisaties houden zich daarentegen bezig met het bewerkstelligen van samenwerking. Wat dus veel algemener is dan dergelijke specifieke projecten die zich richting op ontsluiting naar een publiek toe. Men heeft dan ook twijfels bij het feit of deze communicatielaag door hen echt zal gebruikt worden. Koepelorganisaties leveren immers wel informatie aan een database, maar zij gaan niet met de communicatielaag zelf werken aangezien zij niet diegenen zijn die instaan voor de vertaalslag. De term erfgoedexpert zou dan ook eerder gelinkt moeten worden aan diegene die instaat voor de input in plaats van voor de vertaling. In dit laatste geval gaat het immers vaak om amateurs die voor hun eigen regio iets willen ontwikkelen. Maar net omdat het hier vaak gaat om kleine organisaties die in stand gehouden worden door vrijwilligers twijfelt men er aan of deze wel gebruik zullen maken van een dergelijke communicatielaag. Indien zij zelf dienen in te staan voor de vertaalslag, speelt het financiële immers een belangrijke rol. “Wel in de sector waar wij in zitten denk ik dat wij als erfgoedexpert hier eerder input gaan leveren en veel minder met die output gaan werken. Dus dat die output vooral onze mensen, onze verenigingen zijn die voor hun eigen regio misschien een wandeltocht willen organiseren. Maar ja, dan zit natuurlijk weer het financiële aspect eraan vast. Hoe doe je dat? Daarom denk ik dat je ofwel terecht komt bij 33
die grote, Toerisme Vlaanderen en zo voort die inderdaad geld hebben om zulke projecten uit te bouwen. Maar dat de kleine erfgoedverenigingen daar toch niet zoveel mee zijn. En dat je als koepelvereniging eerder aan die kant staat, namelijk aan het aanleveren aan de database.” Het grootste risico van dit project bevindt zich volgens de experts aldus op het niveau van de vertaling. De communicatielaag biedt een duidelijke meerwaarde doordat deze verschillende informatiebronnen verbindt, maar de vraag is wie vervolgens moet instaan voor de vertaling van deze informatie. Niet iedere erfgoedsitebeheerder is immers een historicus of manager die hiertoe in staat is. Er is dus nood aan een intermediair, aan een projectmanager. Dit is echter enkel weggelegd voor de grote organisaties die in staat zijn om hiervoor beroep te doen op een expert. Iets wat immers niet gratis is, zo stelt één van de experts. “Het is inderdaad gewoon de vertalers. Wie zijn die vertalers? Maar dat zal per sector anders zijn. Bij toerisme, Toerisme Vlaanderen of wat weet ik wat, die grote dingen, heb je waarschijnlijk wel mankracht genoeg waardoor de erfgoedexpert daar tijd voor heeft om zoiets te maken. In mijn geval, als stafmedewerker, kan ik niet voor elk van mijn organisaties zoiets gaan uitdenken. Een format zou mogelijk zijn, maar dan heb je toch die tussenlaag van wat jij noemt de erfgoedsitebeheerder, ik zeg maar iets de voorzitter van de dialectvereniging bij ons die misschien voor hun jaarlijkse opendeurdag zoiets wil ontwikkelen met een dialectwandeling. Maar wie...? Ik kan of ik mag dat dan niet vertalen want dat is voor één organisatie. Ik zou eigenlijk alleen zogezegd formats mogen leveren, maar ja dat wordt door jullie geleverd.” Ook auteursrechten worden genoemd als mogelijke boosdoener. Weinig mensen in de erfgoedsector zijn hiervan goed op de hoogte. Er is dan ook in een project als dit nood aan duidelijke communicatie over hoe er in dit systeem mee zal omgesprongen worden. “Als daar zeer zware auteursrechtensystemen gaan op komen, die niet duidelijk zijn, dan gaat dat problemen creëren. Op lange termijn is dat dodelijk voor zo’n systeem.” MEERWAARDE De bevraagde experts zien zeker en vast voordelen in een communicatielaag. Deze maakt het immers mogelijk dat alle informatie in één keer gegroepeerd wordt zodat de gebruiker niet eerst zelf moet gaan aankloppen bij erfgoedinstellingen om dan vast te stellen dat er zich geen relevante informatie bevindt. Daarnaast biedt deze laag ook de mogelijkheid om informatie en databanken waar men in eerste instantie niet aan gedacht heeft of die men gewoon niet kent, op het spoort te komen doordat men er op geattendeerd wordt. Op deze manier wordt de hele erfgoedsector samengebracht waardoor het mogelijk wordt om bijvoorbeeld een klassieke museumopstelling aan te vullen met verhalen. Het voornaamste pluspunt van een dergelijke communicatielaag situeren de experts in het feit dat dit databanken beschikbaar stelt. En dat is de bedoeling. Men wil dat gebruikers informatie vinden en er meer mee bezig zijn. De experts zijn er dan ook van overtuigd dat 34
erfgoedinstellingen bereid zullen zijn om mee te werken aan dit systeem. Op deze manier kan een erfgoedinstelling zich immers profileren naar de buitenwereld toe, zo oordeelt men. Dit kan de kansen vergroten op toekomstige samenwerkingsverbanden tussen verschillende erfgoedsectoren waardoor nieuwe erfgoedverhalen kunnen worden samengesteld. Mobiele erfgoedontsluiting AANDACHTSPUNTEN Een mobiel toestel dient in de eerste plaats hanteerbaar en praktisch bruikbaar te zijn. Dit betekent dat indien andere ontsluitingsmethoden handiger en goedkoper zijn men deze niet mag uitsluiten. Het is immers niet de bedoeling om een mobiel toestel te gebruiken omwille van het toestel. Vooral niet wanneer dit de zaken omslachtiger maakt, zo oordeelt men. “Een systeem, dat bestaat ook, waarbij je bij een bepaald monument of site kunt komen en daar een smsnummer kan indrukken om dan een berichtje te krijgen. Daar geloof ik niet in op lange termijn, dat dat werkt. En ook naar kostprijs. En in een stedelijke context bijvoorbeeld waar je enorm veel mogelijkheden hebt, daar ben je toch veel handiger en goedkoper met gewoon een gedrukte gids. Dat is nog altijd veel handiger dan een systeem waarbij je om de haverklap moet smsen.” De experts wijzen erop dat het belangrijk is aandacht te hebben voor knelpunten in verband met het gebruik van een PDA. Men pleit er dan ook voor alles goed uit te testen en contact op te nemen met andere projecten waar men er al ervaring mee heeft. Mankementen zoals het wegvallen van netwerkverbinding waardoor de bezoeker niet meer weet waar hij naartoe moet op een bepaalde site zijn immers zeer vervelend voor de bezoeker en zouden kunnen leiden tot een negatieve ervaring. Voorts dienen er ook vragen gesteld te worden naar het gebruiksgemak in verband met het hanteren van een PDA. Is het wel een aangename ervaring om een hele dag met een dergelijk toestel rond te lopen en staat de batterij dit toe? Een niet te verwaarlozen gegeven is volgens één van de experts dat het niet noodzakelijk hoeft te gaan om een PDA bij mobiele erfgoedontsluiting. “Of ja, dat hoeft daarvoor geen PDA te zijn he. Dat kan een gesimplificeerd gelijkaardig toestel zijn waarin alle andere functies opgenomen zijn, naar kostprijs toe, ook niet onbelangrijk.” Het is bovendien ook niet steeds wenselijk om met een PDA te werken, zo oordeelt één van de experts. In het geval van dialectverenigingen bijvoorbeeld wordt er immers niet echt iets bezocht. Men ziet in dit geval dan ook meer soelaas in het mogelijk maken van bepaalde zaken via websites. Waar men wel een opening ziet voor dergelijke erfgoedverenigingen in verband met mobiele digitale erfgoedontsluiting is in het aanleveren van content die dan vervolgens geïntegreerd kan worden in een PDA in het kader van een ander project. Men mag er ook niet vanuit gaan dat een PDA de menselijke gids zal vervangen. Voor groepen is dit zelfs niet wenselijk, zo oordeelt men. Een PDA kan wel een hulpmiddel zijn 35
voor de gids en bezoekers kunnen gebruik maken van een PDA om achteraf nog extra informatie op te zoeken. Maar men ziet geen meerwaarde verbonden aan het feit dat individuen binnen een groep allemaal individueel met een PDA zouden rondlopen. Volgens één van de experts kan je dan nog een stapje verder gaan en je de vraag stellen waarom een bezoeker dan nog naar het museum zou gaan. Thuis kan je immers ook alle informatie opzoeken. De gids geeft daarentegen een persoonlijk accent aan de content en aan het bezoek. Voor een combinatie van beide is men wel te vinden. “Dus de combinatie van de twee zal ook, dus inderdaad misschien zoals u zegt, als je wil zien hoe het eruit zag desnoods via computersimulatie dat die gids dan zegt ‘kijk nu even op je PDA dan zie je hoe het eruit zag’ of ja via een ander systeem dat die zelf met een systeem rondloopt dat hij aan de mensen kan laten zien van ‘zo zou het er moeten uit zien’.” Audioguides zullen volgens de experts op termijn wel afgeschreven worden aangezien een PDA dezelfde functies vervult en bovendien nog meer doet en kan. Dit betekent echter niet dat wat nu reeds inhoudelijk ontworpen werd voor audioguides zomaar overboord gegooid moet worden. Het moet enkel aangepast worden aan een nieuwe technologie. De aangehaalde aandachtspunten situeren zich echter niet enkel op het niveau van het gehanteerde toestel. Ook in verband met de bezoeker dienen een aantal zaken in acht genomen te worden. Zo vermelden de experts dat het eigenlijk mogelijk zou moeten zijn dat twee systemen naast elkaar bestaan. Dat bezoekers met andere woorden enerzijds de vrijheid hebben om zelf een eigen route te volgen en anderzijds een zekere verhaallijn kunnen volgen via de PDA. “Sowieso vind ik dat plaatsen waar erfgoed geduid wordt die hebben vaak een bepaalde logica, bepaalde sites meestal beginnen met een bepaalde historiek, de ommegang, wat is er in de loop der tijden mee gebeurd, hoe zijn we er nu mee bezig. Daar zit een bepaalde verhaallijn in. Ik denk dat sowieso dit automatisch moet beginnen met de verhaallijn te duiden en een bepaalde route te volgen, maar en dat is wat u in het begin zei, als hij dan op bepaalde plaatsen komt waar hij gewoon wil zijn dat hij daar meteen kan zien, lezen of horen waarover het gaat. Dus je moet de twee hebben, maar sowieso vind ik toch dat je moet een algemeen, allé dat je een zekere verhaallijn moet bieden, dat je de mensen toch niet zomaar in de wilde weg kan laten fragmenten horen, allé fragmentair hun erfgoed beleven.” Veel hangt hierbij echter af van de context, zo stelt één van de experts. Een fietsroute in de natuur is iets heel anders dan een rondleiding in een museum. Er zijn immers andere behoeften aan verbonden waar een PDA dan ook dient op in te spelen. Het allerbelangrijkste voor dit en andere gelijkaardige projecten is volgens één van de experts echter het hanteren van een langetermijnvisie. Ondermeer in verband met de implementatie van dergelijke mobiele toestellen. Er dient nagedacht te worden over de levensduur van deze toestellen. Moeten ze regelmatig vervangen worden, ook inhoudelijk, en vooral zijn hier budgetten voor voorzien? Vooral dat laatste wordt aangehaald als een groot probleem. “Er is zo weinig financiële draagkracht dat je bij alles beperkt wordt.” 36
De bevraagde experts zien het gebruik van deze toestellen voor mobiele erfgoedontsluiting de komende jaren dan ook niet exploderen. Eerst zullen er een aantal projecten heel goed moeten functioneren vooraleer hun voorbeeld zal afstralen op anderen, zo oordeelt men. Bovendien zal de apparatuur ook steeds beter, gebruiksvriendelijker en goedkoper worden. “Dus eigenlijk om dat echt massaal te gaan uitzetten met heel de erfgoedsector dat zie ik nog niet voor mijn ogen. Dat zal op lange termijn wellicht wel kunnen en iemand zal daar mee beginnen en iemand anders zal dat overnemen en inderdaad gebruik maken van de kennis van die eerste. Maar het is niet zo denk ik dat je binnen drie jaar overal van die dingen gaat zien.” Ook wat de bezoeker betreft, zal er nog een evolutie plaatsvinden. Op dit moment staan bezoekers nog wat argwanend tegenover het gebruik van PDA’s omwille van de nieuwigheid ervan. Het zal dus wat tijd vragen en jongeren zullen daar sneller mee weg zijn. Maar dit zal een aantal jaar duren, zo stelt één van de experts. Het is op dit moment nog te vroeg, zowel voor de bezoeker als voor de instellingen. Dit is een andere visie dan diegene die aan bod kwam in het gesprek met de museumsector. Hier werd immers gewezen op het feit dat bezoekers heel snel weg zijn met het gebruik van dergelijke mobiele toestellen en dit zo goed als nooit weigeren. Bezoekers gaan ook niet naar een bepaalde site omdat er een mobiel toestel voor handen is. Men gaat voor de inhoud, zo menen de experts. Hier wordt wel een nuancering bij aangebracht. Het kan immers een meerwaarde zijn indien een bepaalde site een dergelijk systeem heeft voor leerlingen. Hiermee zou men kunnen uitpakken naar scholen toe. Uiteraard zal ook hier het prijskaartje dat er aan vast hangt een doorslaggevende rol spelen. Bovendien gaat men er ook vanuit dat hoe meer deze mobiele toestellen ingeburgerd raken, hoe meer de bezoeker hun aanwezigheid zal verwachten in een erfgoedinstelling. Dit geldt bijvoorbeeld vandaag voor de audioguides. In essentie gaat het bovendien niet om de PDA, zo stellen de experts. Dit is slechts één manier om erfgoed te ontsluiten. Dé belangrijkste factor is immers de persoon die dit alles educatief gaat uitwerken. Eén van de belangrijkste partners in dit en andere gelijkaardige projecten zijn dan ook de erfgoededucatoren. Alles staat of valt met de vertaalslag. Het gevaar van projecten als dit is dan ook dat er veel geïnvesteerd wordt in mooie ideeën op het vlak van zowel de communicatielaag als de mobiele erfgoedontsluiting, maar dat de tussenlaag verwaarloosd wordt, zo vreest één van de gesprekspartners. Voor wat betreft user generated content, komen eigenlijk dezelfde ideeën naar voren als in de andere focusgroepen. Hier kan zeer interessante informatie uit voortvloeien omdat op deze manier zaken aan de oppervlakte kunnen komen die anders zouden verdwijnen. Tegelijkertijd maakt men ook hier meteen de opmerking dat erfgoedinstellingen echter zelf moeten kunnen bepalen of het de moeite waard is om deze informatie op te nemen in hun database. Er is dan ook nood aan een filter, zo stelt men. Maar dit hele gegeven is niet echt iets nieuws. Zo vermelden de experts ondermeer het huidige gebruik van email om informatie naar erfgoedinstellingen door te sluizen. Het door dit project voorgestelde 37
systeem van de zandbak zal dit niet veranderen. Er zijn gebruikers die dit doen en er zijn er dit het niet doen. Dat zal zo blijven, zo oordeelt men. Ondanks mogelijke knelpunten en aandachtspunten moet de erfgoedsector zich hier wel mee bezighouden. Het kan bijna niet anders, zo stellen de experts. Toch moet men stilstaan bij het feit dat mobiele toestellen zeer snel evolueren. Er is dan ook nood aan een langetermijnvisie. Ook in verband met de inhoud van deze toestellen. De experts benadrukken dat het mogelijk moet zijn om content makkelijk van het ene toestel op het andere te plaatsen zonder dat deze hiervoor aangepast dient te worden. Het is immers een verhaal van technologie, maar vooral van inhoud. “Ja, de technologiekant is wellicht vrij gemakkelijk te realiseren, maar inderdaad wat komt er in en hoe moet het overgebracht worden? En dat zal voor elke erfgoedinstelling, voor elk museum, voor elk...zal dat anders zijn. Daar zit hem dan weer het groot werk in natuurlijk. Echt erfgoededucatie.” KNELPUNTEN Het ontsluiten van erfgoed op een mobiele digitale wijze vindt men een mooi idee, maar toch betwijfelt men sterk of erfgoedinstellingen hier klaar voor zijn. “Daar vrees ik voor. Uit mijn eigen ervaring weet ik, ik ben dat zelf ook al van plan geweest om een project zo op te starten met inderdaad verhalen en dialect, maar gewoon financieel is dat bijna niet haalbaar om zo’n project als kleine organisatie te doen.” In één adem vraagt men zich echter ook af of de gebruikers wel al klaar zijn om om te gaan met dergelijke nieuwe mobiele apparaten. Er bestaat volgens één van de experts immers een zekere drempelvrees bij vele bezoekers om nieuwe dingen uit te proberen. Men acht het dan ook cruciaal dat er voldoende informatie wordt meegegeven. Bovendien mag het ook niet te veel kosten, zo oordeelt men, of mensen doen het gewoon niet. Daarnaast speelt volgens een andere expert ook het feit mee dat men soms gewoon geen zin heeft om weer maar eens een koptelefoon op te zetten. Daarenboven wijst men op het feit dat bezoekers nogal lui kunnen zijn. De meesten willen een kant en klaar pakketje en hebben geen tijd om op voorhand hun eigen bezoek voor te bereiden door informatie samen te stellen, zo geeft één van de experts mee. Een belangrijk, misschien zelfs het belangrijkste knelpunt, voor een project als dit, zo stelt men, is het probleem van de vertaling. Het biedt immers geen enkele meerwaarde om de tekst die nu op bordjes staat gewoon in te spreken op een mobiel apparaat. Er is daarentegen nood aan vertaling. Het verhaal dat terecht komt in de PDA dient immers goed doordacht te zijn en ontwikkeld te worden met het oog op wat de bezoeker wil. De doorsnee erfgoedinstelling is hier volgens één van de experts echter niet toe in staat. “Maar dan kom je wel weer bij het probleem van de vertaler, dat moet dan wel een professioneel iemand zijn die zoiets gaat ontwikkelen. Dat is denk ik niet aan de gewone doorsnee erfgoedinstelling besteed. Ik denk dat je echt een professioneel opgeleid iemand moet hebben die zowel iets van informatica kent als van doorlinken en dat die erfgoedvertaler straks een informaticus moet zijn met interesse voor bepaalde erfgoedsites 38
en niet een germanist, iemand die het nog nooit gedaan heeft omdat die misschien die techniek van die vertaling, wat is belangrijk, wat willen mensen horen, wat willen mensen horen die veel willen weten, hoe diep gaat die informatie? Ik denk dat daar een probleem ligt.” Op zich speelt de vertaling immers geen probleem, zo zegt één van de experts. Er zijn mensen die dit kunnen en die dit bijvoorbeeld ook doen voor de audioguides. Maar dit is iets waar een prijskaartje aan vast hangt waardoor het gewoon niet haalbaar is voor kleine erfgoedinstellingen. Een mogelijke oplossing hiervoor die gesuggereerd wordt door één van de experts is samenwerking. “Dat geldt ook voor de meeste van onze leden, dat was ook één van onze bedenkingen sowieso, het maken van de inhoud van zo’n PDA, dat kan je als kleine erfgoedinstelling onmogelijk zelf doen los van de technische kennis daarvoor, ik denk dat het zeer uitzonderlijk is dat je binnen bijvoorbeeld zelfs binnen een heemkundige kring iemand hebt die technisch zo onderlegd is om dat te maken en dan ook nog eens iemand anders die het inhoudelijk stuk kan doen. Sowieso ga je dan uitkomen bij een firma. Want de meeste realisaties op dit moment zijn door een firma gebeurd. Dus dat is gewoon financieel onhaalbaar voor de meeste. Tenzij, en daarin zie ik wel een mogelijkheid, tenzij dat je gaat samenwerken. Dat bepaalde bijvoorbeeld kerkfabrieken, bijvoorbeeld in Antwerpen één van onze leden is daar de vijf monumentale kerken, die zullen wel kunnen samenwerken om het gezamenlijk betaalbaar te maken. Om gezamenlijk zo van die dingen aan te kopen of het programma, dan zou dat misschien wel een meerwaarde kunnen zijn. Maar alleen op zich?” Hier wordt wel een bedenking bij gemaakt door één van de andere experts. Het aangehaalde voorbeeld van samenwerking is regionaal geïnspireerd, maar over de regio’s heen is samenwerking helemaal niet vanzelfsprekend. Het komt er eigenlijk op neer dat de inspanning die individuele erfgoedinstellingen moeten doen voor deze vorm van mobiele erfgoedontsluiting gewoon onhaalbaar is. “Er zit zeker een meerwaarde in, alleen is de vraag hoe gemakkelijk toepasbaar is dit. Ik denk dat het weer iets is dat vooral voor grote dingen, in Ename of in Tongeren. De grote musea, de grote erfgoedsites die daar gewoon geld voor hebben. Maar dat kleinere dingen daar toch beperkter mee bezig zijn en misschien ook later op de hoogte zijn van zulke dingen.” Dergelijke projecten zouden dan ook eerder moeten geïnitieerd worden door de toerismesector, zo stelt één van de experts. Erfgoedverenigingen kunnen dan een bijdrage leveren door de content aan te leveren voor een dergelijk project, maar zelf kunnen ze zo’n project niet opzetten. “Ik denk dat we naar financiering toe gewoon kunnen stellen, is dat eigenlijk vanuit de erfgoedsector alle input zou moeten voorzien zijn, maar dat eigelijk de materiële realisatie daarvan bijna integraal door de toeristische sector zou moeten betaald worden. Dus eigenlijk concreet Toerisme Vlaanderen lokaal die zorgt dat de toestellen er zijn, die zorgt dat de backoffice door hen gefinancierd wordt maar dat alle input door de organisatie zelf gebeurt. Omdat allé het is een soort van win-win operatie he.” Bovendien is er ook sprake van een gebrek aan kennis van de mogelijkheden op het 39
vlak van mobiele erfgoedontsluiting in de erfgoedsector. Maar ook op het vlak van de input zitten vele erfgoedinstellingen met een groot probleem. Vaak is er immers niet voldoende personeel om deze input te leveren en ontbreekt ook de data zoals bijvoorbeeld in de sector van het oraal erfgoed. De grootste knoop die dan ook ontward zal moeten worden ligt in de perceptie dat een dergelijk project enkel mogelijk is voor de grote erfgoedspelers die over voldoende financiële draagkracht beschikken. Er is dan ook nood aan materiële en inhoudelijke ondersteuning in verband met erfgoedontsluiting, zo besluit één van de experts. Vanwaar deze moet komen is een open vraag, maar sowieso moet dit op een hoger, Vlaams of provinciaal, niveau gebeuren, zo stelt deze. De experts waarschuwen ook wel voor overdigitalisering. Soms is er gewoon een overaanbod aan digitale duiding waardoor dit bezoekers gaat afschrikken. Ook oppervlakkigheid kan een probleem zijn, namelijk het spel omwille van het spel. Dit kan er immers toe leiden dat bezoekers enkel nog bezig zijn met de PDA waardoor hun aandacht voor de tentoongestelde objecten zelf verloren gaat en aldus een deel van de beleving. Bovendien kan het gebruik van een PDA zonder koptelefoon heel storend zijn tijdens het erfgoedbezoek. Maar opnieuw is dit zeer afhankelijk van de context. De erfgoedsector overspant immers een heel breed en divers veld. In een outdoorcontext kan het misschien wel aangewezen zijn dat men in groep kan luisteren in plaats van ieder apart met de hoofdtelefoon, zo stelt één van de experts. In verband met de mobiele toestellen zelf wijzen de experts op het feit dat alles enorm snel verandert. Het gevaar bestaat dan ook dat men nu veel energie en financiële middelen gaat investeren in iets dat binnen een aantal jaar verdwenen zal zijn. MEERWAARDE Mogelijke voordelen waaraan men denkt in verband met het gebruiken van een PDA zijn ondermeer de mogelijkheid tot het integreren van luisterfragmenten en beeldmateriaal alsook het bekomen van suggesties op basis van een individueel interesse – en behoefteprofiel. De PDA maakt het immers mogelijk om individueel om te springen met de aangeboden content. Bovendien maakt het meer interactiviteit vanwege de bezoekers mogelijk. Deze zouden via dergelijke toestellen melding kunnen maken van mankementen in de museumopstelling. Daarenboven komt de erfgoedinstelling op deze manier zelf ook veel professioneler over, zo stelt één van de experts. Een belangrijke meerwaarde ziet men echter voornamelijk naar jongeren toe. Deze zijn reeds betrokken bij multimedia, zo oordeelt men, en zij zijn het gewoon om er mee om te gaan. Dergelijke mobiele digitale erfgoedontsluiting kan er dan ook voor zorgen dat erfgoed veel toegankelijker wordt voor hen dan wanneer men enkel werkt met een klassieke opstelling van borden met tekst. Het is een middel om hen te prikkelen en meer 40
betrokken te maken. Het omgekeerde geldt volgens één van de experts echter voor wat hij noemt de oudste generatie. Toch mag het leuke niet gaan overheersen, zo stellen de experts. Een PDA maakt het mogelijk om op een leuke manier serieuze inhoud mee te geven. Het leuke mag echter geen doel op zich worden dan wel een middel om erfgoed toegankelijker te maken. En op dat vlak heeft een PDA een duidelijke meerwaarde ten opzichte van de klassieke museumopstelling, zo besluit men. Een ander aangehaald pluspunt van deze mobiele toestellen is de mogelijkheid om informatie gelaagd aan te bieden. Hierdoor kan deze beter afgestemd worden op de individuele behoeften van de bezoeker waardoor deze zelf kan bepalen of hij meer oppervlakkige dan wel diepgaandere informatie wenst. Deze toestellen bieden bovendien de mogelijkheid om verschillende modules aan te bieden aan gezinnen tijdens een erfgoedbezoek. Ouders zouden het klassieke patroon kunnen volgen terwijl hun kroost op stap gaat met de PDA. Men bemerkt wel dat men als ouder de mogelijkheid moet hebben om na te gaan wat de kinderen te zien krijgen op de PDA. Deze inhoud dient immers waardevol te zijn. Bovendien houdt dit ook voor de erfgoedinstelling zelf voordelen in. Door te werken met een toestel als een PDA kan informatie makkelijker aangepast worden. Bijvoorbeeld in het kader van een nieuwe tentoonstelling. Men hoeft immers niet het hele museum of de hele erfgoedsite van nieuwe bordjes te voorzien. Daarnaast verplicht dit de erfgoedinstelling om na te denken over erfgoedontsluiting. De implementatie en het gebruik van dergelijke mobiele toestellen is immers een hele investering en daarom kan er niet lichtzinnig mee omgesprongen worden. “Ja. Het is allemaal zeer tijdsintensief om dat allemaal uit te werken. Want dat vond ik ook wel een voordeel van dit is dat je verplicht wordt om eens even na te denken over ontsluiting en publiekswerking. Vooraleer je zoiets kan realiseren en vooraleer je daarin gaat investeren verplicht het je wel om eens goed na te denken wat wil ik nu doen en welke boodschap willen we brengen en dat is niet slecht. Omdat vaak erfgoedsites presenteren gewoon zonder meer en die laten het aan de bezoeker over, maar hierdoor word je echt wel verplicht om als erfgoedbeheerder te gaan nadenken over hoe wil ik mijn erfgoed overbrengen bij de bezoeker. Wat wil ik hem meegeven?” Hierin schuilt immers een spanningsveld, zo oordeelt men. Wat de erfgoedsitebeheerder wil vertellen en wat de bezoeker interesseert kunnen twee verschillende zaken zijn. Daarin ligt een belangrijke meerwaarde voor een posttraject waarbij de bezoeker in de mogelijkheid wordt gesteld om bepaalde zaken achteraf uit te diepen.
41
WENSEN Indien men over ongelimiteerde middelen zou beschikken, zou men in de eerste plaats een databank uitbouwen voor dialecten. Deze dient immers nog gemaakt te worden. Vervolgens zou men dan een aantal toepassingen mogelijk willen maken zoals een website met een sprekende dialectatlas waarop dialectfragmenten integraal te beluisteren zijn. Het ideaal zou volgens één van de experts zijn dat elke bezoeker over zijn eigen systeem beschikt waarmee hij overal terecht kan. “Eigenlijk het ideaal zou zijn dat je een soort van systeem hebt, een klein en handig systeem dat je overal mee naar huis kan nemen, eigenlijk een soort van GSM, iedereen heeft een GSM. Iets digitaals dat je gewoon kan meenemen zodanig dat je overal op een uniforme manier de zaken kan beluisteren, want dat is ook een probleem. Je hebt allemaal andere systemen, dus in het droomscenario dat je overal dezelfde systemen hebt.” Hiermee zou het dan ook mogelijk moeten zijn dat de bezoeker op eender welk moment naargelang zijn individuele behoeften informatie kan bekomen in de vorm van bewegend en stilstaand beeld, geluidsfragmenten,... Uiteraard op voorwaarde dat dit op een eenvoudige en goedkope wijze kan. “Want dan doen mensen dat toch niet. Erfgoed moet gratis zijn. Dat is zo een beetje de achterliggende gedachte denk ik bij veel mensen.” Voorts droomt men van een systeem voor de erfgoedsector waarbij alle databanken en alle systemen zonder enig probleem op elkaar aansluiten en dat voor iedereen in de erfgoedsector toegankelijk is. Vooraleer de erfgoedexpert de vertaling kan maken naar een verhaal voor de eindgebruiker moet deze immers eerst zelf de nodige informatie op het spoor kunnen komen. Het is dan ook belangrijk dat dit zo volledig mogelijk is. Het zou dan ook ideaal zijn, zo stelt men, mochten alle stukken van het Rijksarchief gedigitaliseerd zijn alsook alles foto’s in alle mogelijke archiefinstellingen. Daarenboven zouden deze gelinkt moeten worden aan trefwoorden zodat op die manier nieuwe verbanden kunnen gelegd worden.
42
1.5.
Lokaal erfgoed
Vertegenwoordigde erfgoedinstellingen/organisaties:
Cultuurbeleidscoördinator Stadsarchivaris Koninklijke Vereniging voor Natuur -en Stedenschoon Steunpunt Levend Erfgoed ArchEome Voorzitter erfgoedraad
Resultaten: Communicatielaag KNELPUNTEN Een eerste belangrijk knelpunt gaat schuil in het feit dat er gewoonweg niet voldoende data digitaal geregistreerd is, zo stelt men. Er is met andere woorden een gebrek aan inhoud omdat bepaalde zaken niet gedigitaliseerd, toegankelijk of geweten zijn. “Ik denk dat daar nog steeds een groot knelpunt zit. Inderdaad we moeten binnen de sector met de experts zelf communiceren onderling en met het lokale niveau om het daarna vervolgens naar de bezoekers toe te kunnen vertalen, maar zolang dat wij als sector eigenlijk nog een beetje achterstaan met onze eigen ontsluiting en vertaling daarvan denk ik... Ik denk dat dat wel een noodzakelijke voorwaarde is om communicatie te doen slagen, er moet ook genoeg inhoud zijn. En daar staan wij denk ik niet altijd ver genoeg in.” Er zit bovendien geen duidelijke lijn in de bestaande databanken. Hier en daar bestaan er al beeldbanken, zo vermeldt één van de bevraagde experts, maar eigenlijk zou iedere gemeente zijn eigen beeldbank moeten hebben. Wat momenteel niet het geval is. Eén van de andere experts werpt echter meteen de vraag op wie dan wel zou moeten instaan voor het opzetten van een dergelijke databank. Gemeenten hebben hiervoor vaak niemand ter beschikking. Een ander probleem waar op gewezen wordt, is het feit dat men binnen de erfgoedsector vaak te veel met pilootprojecten bezig is, terwijl de expertise die er nu al is niet gedeeld wordt. Tot slot wijst men ook op het feit dat de inhoud van wetenschappelijke databanken vaak afgesloten is voor amateurs. Er is dan ook nood aan meer openheid.
43
MEERWAARDE Volgens de experts is er sprake van een gebrek aan informatiedoorstroming van de wetenschappelijke databanken naar het lokale veld en omgekeerd. Er heerst een communicatieprobleem tussen beide sectoren. Het gevolg hiervan is dat de gebruiker slechts een beperkt deel van de informatie vindt als hij naar een bepaalde wetenschappelijk databank stapt terwijl er ook heel wat expertise op het lokale niveau te vinden is. Om ook deze zaken op het spoor te komen, kan deze communicatielaag wel helpen, zo stelt één van de experts. Dit is bovendien interessant met het oog op het leveren van een verhaal aan de bezoeker. Deze is volgens de experts immers op zoek naar een breed verhaal. Op deze manier kan men dus informatie die aanwezig is bij experts en informatie die afkomstig is van het lokale niveau gaan koppelen. Anderzijds zou deze communicatielaag de informatie die in wetenschappelijke databanken opgesloten zit toegankelijker kunnen maken. Aangezien niet alle databanken gekend zijn bij de lokale erfgoedexperts zou deze communicatielaag er bovendien kunnen voor zorgen dat deze bereikbaar worden op een evidente wijze, zo oordeelt men. Mobiele erfgoedontsluiting AANDACHTSPUNTEN Ook in dit focusgroepgesprek wordt gewezen op het belang dat gehecht moet worden aan het voorbereiden van de implementatie van mobiele erfgoedontsluiting. “Alhoewel, ik heb altijd de vreselijke bedenking dat het vrij snel verandert van technologie en gewoontes. Je zou kunnen zeggen om de 6 maand verandert het in de industrie dus om de 3, 4 jaar op het veld dus je moet altijd heel voorzichtig zijn als je een nieuwe tool introduceert, hoe lang hij zal meegaan, wat de kosten zijn voor onderhoud, wie dat zal beheren. Maar bon, we moeten nu éénmaal, we zullen voordelen hebben, het is dat niet, maar daar moet serieus over nagedacht worden voor je dat dan implementeert dat soort concepten.” De experts denken niet dat een PDA andere manieren van erfgoedontsluiting zal vervangen. Dit is ook niet wenselijk, zo stelt men. “Maar ik vraag me ook wel af of alle bezoekers daar zo vlot mee gaan omkunnen. Ik denk dat veel mensen toch onder één of andere vorm een papieren neerslag willen, een brochure of een catalogus mee nemen. Ik denk niet dat dat compleet...dat we daarmee naar een papierloze erfgoedbeleving kunnen gaan.” Verschillende bezoekers willen immers genieten, een verhaal horen en iets ontdekken zonder dat ze daarom de behoefte hebben om met een mobiel toestel rond te lopen. Eén van de experts ziet het echter zo somber niet in. “Maar het is een en-en verhaal. Het is niet omdat er technologie bestaat, ik verdwaal ook graag eens ondanks het feit dat er plannen bestaan en GPS. Ik verdwaal graag eens in de stad of in een landschap, dus dat zal altijd blijven. Het is niet omdat de bus bestaat dat men niet meer te voet gaat. Het is een en-en verhaal.” Een andere deelnemer aan het gesprek stelt echter dat men 44
veel persoonlijker moet gaan werken wil men het grote publiek kunnen bereiken met een erfgoedverhaal. Deze expert gelooft dan ook niet dat het grote publiek dat nog niet geïnteresseerd is in erfgoed via mobiele digitale erfgoedontsluiting zal bereikt worden. “Je moet het veel meer naar hun leefwereld toetrekken in eerste instantie en als je ze dan mee hebt, dan kan je theoretischer en academischer worden. Ik vind deze stap veel te vroeg en veel te hoog. Je gaat echt met een heel beperkte doelgroep zitten, een heel beperkt aantal mensen maar bereiken en dat zijn waarschijnlijk de mensen die er sowieso al in geïnteresseerd zijn en die sowieso al met dat erfgoedgebeuren bezig zijn. Wat ik eigenlijk geen prioriteit vind. Ik vind je moet naar het grote publiek gaan met het erfgoedverhaal en ik denk dat dit niet de methode is daarvoor.” Men stelt zich ook vragen bij het feit dat mensen een hele tijd naar een schermpje zullen zitten te staren in plaats van naar het erfgoed rondom hen. Volgens één van de experts heeft dit echter niets te maken met het medium op zich, maar alles met de vertaling. “Dat is de inhoud. Je moet in zo’n programma dan ook natuurlijk pauzes inlassen zodanig dat je de mensen ook de tijd geeft om rond te kijken. Als je zodanig veel informatie doorpompt dat ze geen tijd meer hebben om rond te kijken, dan heb je slechte inhoud. Maar dat heeft met het middel niets te maken.” Men pleit er dan ook voor de bezoeker voldoende vrijheid te garanderen in het gebruik van dergelijke mobiele toestellen. Interactiviteit vanwege de bezoeker is belangrijk, zowel ter plaatse als achteraf. Ook in dit gesprek zorgt het web 2.0-gegeven voor discussie. Bepaalde experts reageren meteen zeer kritisch en vinden dat er nood is aan een filter die enkel kwaliteitsvolle en valabele informatie doorlaat. Andere gesprekspartners wijzen daarentegen op de meerwaarde die verbonden kan zijn aan informatie die afkomstig is van de gebruiker. Vooral met het oog op het ontdekken van zaken die nu nog niet geweten zijn. Een andere meerwaarde die men hieraan verbindt, is het feit dat persoonlijke verhalen de bezoeker ook meer aanspreken. Volgens één van de experts moet men mensen dan ook aanmoedigen om mee te werken aan een erfgoedverhaal. Als bezoekers zich betrokken voelen ontstaat er een erfgoedbeleving terwijl de geleverde inhoud vandaag eerder koud, passief en academisch van aard is, zo stelt men. Dit betekent niet dat men daarom met een PDA wil gaan werken aangezien hier volgens sommigen een technologische drempel aan verbonden is. Het is immers belangrijk dat gebruikers hun verhaal op een eenvoudige en gebruiksvriendelijke wijze kunnen achterlaten. Eén van de experts benadrukt dat het zeer belangrijk is dat dit debat gevoerd wordt door de erfgoedsector en niet door de toeristische sector. De erfgoedverhalen die men zou kunnen aanbieden via deze mobiele digitale weg moeten immers gericht zijn op duiding in plaats van op het verspreiden van oppervlakkige, commerciële informatie. Hierop komt echter reactie van de andere experts waarbij men stelt dat toeristische en erfgoedgerelateerde informatie aanvullend kunnen zijn en het niet het ene of het andere hoeft te zijn. 45
Volgens één van de experts dient er in een mobiel ontsluitingsproject als dit zeker aandacht besteed te worden aan het fenomeen van de groep. Het gevaar bestaat immers dat door het gebruik van individuele PDA’s de groepsdynamiek verloren gaat. Dit wordt meteen genuanceerd door één van de andere gesprekspartners door te wijzen op het feit dat dit echter geen voorwaarde mag zijn om de PDA te gebruiken. Want dan sluit men individuele bezoekers uit terwijl er voor hen juist een belangrijke meerwaarde schuilgaat in de PDA. Een gids inhuren voor 2 personen is immers niet verantwoord want kost te veel. Deze personen kunnen daarentegen wel op pad gestuurd worden met een PDA. “Uw kritiek is terecht, maar anderzijds denk ik dat door zo’n toestel, waar anders een bepaalde groep nodig is om een gids te verantwoorden, ga je misschien meer mensen in het veld kunnen sturen die meer informatie gaan meepikken dan dat ze alleen zomaar gaan rondwandelen. En dat de totaliteit uiteindelijk hoger zal uitkomen van mensen die je de nodige informatie bezorgd hebt, waar het voor ons toch op aankomt, onze problematiek zoveel mogelijk uitdragen. Mensen in groep doen werken is natuurlijk wel mooi, maar is niet onze corebusiness. Wij willen onze informatie kwijt aan zoveel mogelijk mensen.” Bovendien hoeft het groepsgegeven niet opzijgeschoven te worden, zo besluit deze expert. Zo zou men immers een spelelement kunnen verwerken in een PDA voor scholen of andere groepen. Men staat in de erfgoedsector wel min of meer positief tegenover het gebruik van een PDA in de context van mobiele erfgoedontsluiting, zo besluit één van de bevraagde experts. Toch zijn er een aantal drempels waar zeker en vast rekening mee moet gehouden worden. Er is dus wel degelijk sprake van een potentiële meerwaarde, maar voor het lokale werkveld, zoals bijvoorbeeld op het niveau van een gemeente, vindt men het op dit moment te ambitieus daar men niet in staat is om dit financieel en praktisch te verwezenlijken. Er is dan ook nood aan ondersteuning om al die kleine instellingen mee te krijgen in dit verhaal. Toch ziet men het niet negatief in. “Er is professionalisering, we zijn goed onderweg denk ik. Maar het moet nog beter.” KNELPUNTEN De bevraagde experts zijn er niet van overtuigd dat het gebruik van een PDA snel ingang zal vinden op het lokale niveau. Er is namelijk een duidelijk tekort aan geld en middelen. Dit zorgt er voor dat er vaak andere prioriteiten meespelen. Het beleid moet immers ook meewillen in dit verhaal. Het budget speelt met andere woorden een bepalende rol. Aangezien men gelimiteerd is op dit vlak zal een dergelijke vorm van erfgoedontsluiting geen prioriteit krijgen, zo stelt één van de experts het. Een mogelijke oplossing zou echter gevonden kunnen worden in samenwerking, bijvoorbeeld met de provincie. Het financiële plaatje creëert volgens één van de deelnemers aan het gesprek een ernstig dilemma voor sommige erfgoedverenigingen. Men dient immers te bepalen hoeveel informatie men vrijgeeft, bijvoorbeeld via de website. Het moet voldoende informatie zijn 46
zodat mensen erdoor geïntrigeerd raken en ter plaatse een kijkje willen gaan nemen om er meer over te weten te komen. Anderzijds mag er ook niet te veel informatie gegeven worden waardoor de gebruiker het niet meer nodig vindt om de site te bezoeken aangezien men toch reeds over alle informatie beschikt. Want geen bezoekers betekent geen werkingsmiddelen. Deze expert staat dan ook weigerachtig tegenover de mogelijkheid dat bezoekers content via de PDA naar zichzelf zouden kunnen mailen. Aan de ene kant is er immers sprake van auteursrechten, maar aan de andere kant gaat er ook veel geld en tijd naar het uitwerken van een verhaal. “Als je dat dan zomaar te grabbel gooit, ik denk dat er dan veel goodwill snel zal sneuvelen.” Een PDA kan soms onhandig zijn om er mee rond te lopen, zo stelt één van de experts, en bovendien kan de inhoud ervan soms gewoon slecht uitgewerkt zijn wat leidt tot een negatieve ervaring bij de bezoeker. Wat men dient aan te bieden is de kern van het verhaal zonder al te veel zijsporen. Het gevaar bestaat immers dat het verhaal saai en langdradig wordt. Daarnaast wijst men er op dat het beeldscherm van een PDA voor een aantal zaken toch te klein is. Een belangrijk probleem situeert zich op het niveau van kennis, zo benadrukken verschillende van de bevraagde experts. Overal komen pilootprojecten uit de grond, maar na afloop van het project hoort men er niets meer van. De opgedane kennis wordt met andere woorden niet gedeeld. Dit is een pijnpunt dat eerst dient aangepakt te worden, zo stelt men, vooraleer er overgegaan kan worden naar ontsluiting en communicatie. Dit is op dit moment een stap te ver. Eén van de experts benadrukt ook de technologische drempel die verbonden is aan het gebruik van mobiele toestellen in een erfgoedcontext. Mensen die nog niet echt bezig zijn met erfgoed zullen er op deze manier niet warm voor gemaakt kunnen worden. Het maakt het erfgoed gewoon te afstandelijk, terwijl deze potentiële bezoekers slechts aangetrokken kunnen worden door middel van persoonlijke verhalen. Tekstborden maken de stap naar erfgoed minder groot voor (nog) niet-geïnteresseerden, zo oordeelt men, dan wanneer men tegelijkertijd met erfgoed en nieuwe media geconfronteerd wordt. Niet alle experts zijn het hiermee eens. Volgens sommigen is er vandaag de dag toch een duidelijke vertrouwdheid met technologie aanwezig. Men reageert hierop door te stellen dat niet de technologie het probleem is, dan wel de volgorde van handelen. Eerst en vooral is er nood aan meer informatie en communicatie binnen de erfgoedsector vooraleer men naar het publiek kan stappen. Ook deze uitspraak wordt door één van de experts genuanceerd. “Dat zijn twee discussies he. Er is inderdaad een soort geslotenheid van de academische wereld waarin ieder zijn eigen grond verdedigt, maar dat is nog iets anders dan technologische ontsluiting, we mogen dat zeker niet vergeten. Het is niet omdat het één vastzit, dat het ander ook moet vastzitten.”
47
Net als bij de andere focusgroepgesprekken wordt ook hier meermaals gewezen op het gebrek aan expertise voor het maken van de vertaalslag tussen informatie en verhaal. “Nu goed, veel van die informatie is ter beschikking. Het komt er alleen op aan hoe moeten we dat vertalen, hoe moeten we dat verhaal schrijven, wat zijn de techniciteiten, zijn dat bewegende beelden, zijn dat geen bewegende beelden, zit daar spraak in, zit daar geen spraak in en zo voort dus dat is een enorm groot project. “ Deze expertise zit volgens de experts in pilootprojecten, grotere instellingen en instellingen met een voortrekkersrol. Een groot deel van het lokale werkveld is echter nog lang niet toe aan mobiele erfgoedontsluiting. “Het is niet dat we het niet willen, maar het is een traject dat je moet opbouwen, daar moeten mensen voor zijn, daar moeten middelen voor zijn, expertise voor zijn. Ik denk niet dat we ineens in één tijd naar de 21ste eeuw kunnen stappen op 1,2,3.” Een heel ander knelpunt waar op gewezen wordt, is de vrees dat deze vorm van mobiele erfgoedontsluiting veel weerstand zal oproepen bij de gidsen. Men denkt namelijk dat gidsen dit zullen zien als iets waardoor zij klanten zullen verliezen. Men nuanceert dit echter door te stellen dat een dergelijk mobiel toestel ook gezien kan worden als een nuttig hulpmiddel voor de gids om zijn rondleiding te verdiepen. Bovendien kan dit gidsen ook behoeden om teveel van het verhaal af te wijken, zo oordeelt men. Of de gewone man in de straat staat te wachten op een dergelijke vorm van mobiele erfgoedontsluiting, daar hebben sommige experts toch hun twijfels over. Dit is een opmerkelijke vaststelling die echter binnen de groep experts discussie losweekt. Volgens sommigen maakt het gebruik van dergelijke toestellen erfgoed nog elitairder doordat je een extra drempel creëert. Andere gesprekspartners stellen daarentegen dat erfgoed hierdoor juist democratischer wordt. Er is namelijk geen technologische drempel te overwinnen, zo stelt men. “De gewone man in de straat gebruikt toch ook een GSM.” Toch blijven enkele van de experts ervan overtuigd dat dit geen manier is om extra publiek aan te trekken. Voor diegenen die wel reeds geïnteresseerd zijn in erfgoed zal dit echter wel als een extra hulpmiddel kunnen dienen. Hierbij stelt één van de bevraagde experts zich de vraag of het aantrekken van een nieuw publiek de bedoeling moet zijn van dergelijke mobiele apparaten. Hij ziet het nut ervan eerder verbonden aan het feit dat het een middel is om de bezoeker ergens doorheen te loodsen. MEERWAARDE Men ziet in mobiele digitale erfgoedontsluiting een manier om erfgoed herkenbaarder te maken in de eigen gemeente of omgeving. Het is bovendien een middel om mensen er toe aan te zetten een bepaalde site te bezoeken. Deze toestellen zorgen er immers voor dat mensen tijdens het bezoek iets te doen hebben, zo stelt één van de experts. Dit maakt erfgoed dan ook toegankelijker. Daarenboven stelt men dat interactiviteit er ook voor kan zorgen dat de bezoeker meer informatie onthoudt.
48
Een PDA biedt immers de mogelijkheid om zaken die er nu niet of niet meer zijn te visualiseren en op die manier het bezoek een meerwaarde te geven. Maar ook film, muziek en klank kunnen op deze manier aangeboden worden. De PDA is met andere woorden in staat om veel meer informatie te geven dan de traditionele kanalen. Een gids kan ook veel vertellen, maar is niet steeds beschikbaar. En in tegenstelling tot de huidige technologie hoeft men met deze nieuwe vorm van erfgoedontsluiting het verhaal niet gewoon lijdzaam te volgen. “Het is de kers op de taart.”, zo beweert één van de experts. Een PDA biedt enerzijds de mogelijkheid om verschillende soorten informatie te integreren tot één verhaal en anderzijds om verschillende lagen aan te boren. Afhankelijk van diens interesseprofiel zou een bezoeker kunnen kiezen om een welbepaald soort verhaal te ontvangen. “En eigenlijk met zo’n instrument mag niemand meer op zijn honger blijven zitten. Iedereen moet voldaan zijn aan zijn kennis en belevenis.” Dit is een meerwaarde, zo stelt men, dat informatie gelaagd kan aangeboden worden. Men voegt er echter meteen aan toe dat dit goed overdacht moet worden. Het is belangrijk te weten op welke doelgroepen men zich richt. Toch wijst één van de experts erop dat het niet de bedoeling is om de beperktheid van de bezoekers lijdzaam te volgen. Deze vindt het immers de taak van erfgoedinstellingen om bezoekers ook nieuwe zaken te laten ontdekken. Een ander pluspunt verbindt men aan het feit dat kwaliteit en entertainment makkelijk kunnen samengebracht worden in een toestel als de PDA in tegenstelling tot bijvoorbeeld een tekstpaneel. Via een PDA kan men het erfgoed in eerste instantie leuk, breed en populair voorstellen en door middel van een trigger de interesse losweken bij de bezoeker. Vooral met het oog op kinderen vindt men dit belangrijk. Diegene die het wil kan vervolgens extra, meer gespecialiseerde achtergrondinformatie bekomen die dan wat meer verscholen zit in het toestel. Het gaat er volgens deze experts in eerste instantie immers om zoveel mogelijk mensen te bereiken door informatie toegankelijk te maken. Volgens één van de bevraagde experts zou het een enorme meerwaarde zijn indien gebruikers tijdens hun bezoek via de PDA naar een website zouden kunnen surfen om meer informatie te bekomen over een bepaald onderwerp. Hierop komt echter een duidelijke reactie vanwege andere experts. Zij vrezen er immers voor dat deze mogelijkheid de bezoeker te ver weg zou kunnen leiden van zijn oorspronkelijke erfgoedroute. “Ik zou dat inderdaad eerder als toemaatje als informatie achteraf, want als je op dat moment begint te surfen, denk ik dat je van het verhaal weggaat ter plaatse.” WENSEN In dit gesprek komen niet echt veel wensen naar boven. Het lijkt dan ook dat de drempels die genomen moeten worden vooraleer een dergelijke vorm van mobiele digitale erfgoedontsluiting kan geïmplementeerd worden te groot lijken voor deze experts om reeds te beginnen dromen van al wat mogelijk zou kunnen zijn. Toch wijst één van de experts erop dat het wel degelijk interessant zou zijn indien men binnen in een gebouw 49
door middel van de PDA bepaalde zaken zou kunnen activeren die veel groter en dus veel zichtbaarder zijn dan op het scherm van de PDA. De meerwaarde daarvan is volgens deze expert ook verbonden aan het verrassingseffect. Het zou dan ook leuk zijn, zo besluit deze, mocht de bezoeker via de PDA levensgrote 3D-beelden kunnen projecteren waar hij tussen zou kunnen wandelen.
50
1.6.
Erfgoedsites
Vertegenwoordigde erfgoedinstellingen/organisaties:
Provinciaal Archeologisch Museum Ename Renaat Braem Huis MIAT (2 vertegenwoordigers) Monumentale Kerken Antwerpen Kasteel van Horst
Resultaten: Communicatielaag KNELPUNTEN Of erfgoedinstellingen bereid zullen zijn om mee te werken aan een dergelijke communicatielaag hangt volgens de experts onder andere af van de kostprijs. “Want elke erfgoedinstelling investeert ook in een bepaald systeem en als er daar boven nog een systeem bijkomt waar eventueel nog een kostprijs aan hangt dan denk ik dat ze minder positief zullen staan omdat het hen minder interesseert en meer de bezoeker.” Men erkent dat er nog een reeks blinde vlekken zijn, met andere woorden zaken die nog niet geïnventariseerd zijn. Toch ziet men dit niet als een onoverkomelijk struikelblok. Men is er immers van overtuigd dat elke instelling vandaag de dag bezig is met digitale registratie. Het zal nog inspanningen vragen, zo stelt men, maar toch zijn de bevraagde experts het er over eens dat het niet lang meer zal duren vooraleer er voldoende data is om een dergelijke communicatielaag goed te doen functioneren. Auteursrechten vormen niet echt een groot probleem, maar mogen uiteraard niet uit het oog verloren worden. Het is dan ook aan de instellingen zelf, zo oordeelt men, om te beslissen wat er al dan niet vrijgegeven wordt via de communicatielaag. Men kan verschillende vrijheidslagen inbouwen waardoor een bepaald soort informatie slechts voor personen met bepaalde eigenschappen toegankelijk is. Men ziet immers een gevaar verbonden aan het vrijgeven van bepaalde informatie voor iedereen. “Maar die worden niet vrijgegeven omdat mensen dan allerlei rare gedachten krijgen en achter die archieven beginnen achter te lopen of de archiefhouders beginnen lastig te vallen.” MEERWAARDE Volgens één van de experts heeft deze communicatielaag zeker en vast waarde gezien het feit dat er verschillende systemen en verschillende soorten databanken bestaan. Het is dan 51
ook zeer interessant voor de gebruiker om te weten te komen waar hij terecht kan voor informatie rond een bepaald onderwerp. Een dergelijke communicatielaag laat bovendien toe informatie te vinden op plaatsen waar men het niet verwacht doordat informatie aan elkaar gelinkt wordt, zo oordeelt één van de bevraagde experts. Men vindt dit zeer interessant omdat het de gebruiker in staat stelt tussen verspreide databanken te gaan zoeken en zo een antwoord te vinden op diens vragen. “Dus dat je begint met één vraag die je wilt beantwoorden, je bent op zoek naar één bepaald soort informatie, maar dan kom je eigenlijk van het één op het ander terecht en dat zou nooit lukken moest dat niet allemaal met elkaar gelinkt zijn. Dat is daar het voordeel van. Zeker voor iemand die tentoonstellingen maakt of gewoon studiewerk verricht. Dat je op die manier informatie vindt omdat je soms niet weet dat die informatie bestaat. Maar dat je daar wel meteen ziet waar het zich bevindt.” Een voordeel voor de erfgoedinstellingen zelf gaat schuil in het feit dat ze zelf veel minder hoeven te vertellen, zo stelt men. Gebruikers gaan immers niet meer bellen of mailen met vragen aangezien ze de informatie rechtstreeks via de communicatielaag kunnen bekomen. Het bestaan van een dergelijke communicatielaag zou bovendien ook een motivatie kunnen zijn voor erfgoedinstellingen om verder te werken aan de inventarisatie en ontsluiting van hun collecties. “Als je ziet wat het allemaal kan geven en wat de mogelijkheden zullen zijn als je er echt aan werkt.” Mobiele erfgoedontsluiting AANDACHTSPUNTEN Men vindt het ondermeer belangrijk om aandacht te hebben voor het gelaagd aanbieden van de informatie in plaats van de bezoeker meteen toegang te bieden tot alle informatie. Op deze manier kan men als erfgoedinstelling immers veel beter inspelen op verschillende soorten bezoekers en hun specifieke noden. “Een cultuurliefhebber is veel meer geïnteresseerd in de data zeg maar en iemand die gewoon een leuke namiddag wil die wil weer andere dingen weten. Dat daar een heel goede structuur achter zit.” Voorts vindt men het ook belangrijk aandacht te hebben voor het feit dat mobiele toestellen ook dienen afgestemd te worden op bezoekers met een handicap. De experts wijzen erop dat men eigenlijk een combinatie van twee systemen dient na te streven. Enerzijds dient men de erfgoedbezoeker een vast parcours aan te bieden. Bezoekers moeten rondgeleid worden en bovendien lenen niet alle sites er zich toe om bezoekers zomaar vrij te laten rondlopen. Anderzijds moet deze bezoeker wel de mogelijkheid hebben om zich op dit vaste parcours te verdiepen indien hij dit wenst. Dit is mogelijk door de aanwezigheid van verschillende informatielagen. Men blijft er dan ook bij 52
dat het geen zin heeft om de erfgoedinhoud als een gegevensbank ter beschikking te stellen aan de bezoeker. Deze heeft immers een trigger nodig, zo stelt men, een reden om deze informatie te raadplegen. Vandaar de nood aan een rode draad, aan het doen van suggesties aan de bezoeker. Het implementeren van deze mobiele vorm van erfgoedontsluiting dient echter enkel te gebeuren indien er nood aan is of indien er een duidelijke meerwaarde aan verbonden is doordat de mogelijkheden voor de bezoeker vergroten, zo stelt één van de experts. Soms is het ook beter voor een erfgoedinstelling om de stap naar een PDA niet te zetten. Dit creëert immers bepaalde verwachtingen bij de bezoekers. Men is echter niet steeds in staat om deze in te vullen omdat bepaalde informatie gewoon niet voor handen is en dus niet getoond kan worden op de PDA ook al verwacht de bezoeker het. “Dus we weten dat het kasteel dat er wisselende meubels hebben gestaan, een soort zomerresidentie, een weekendverblijf, maar welke meubelen exact hebben daar gestaan? We kunnen daar wel zo wat voorbeelden zetten, maar op den duur begin je de boel te reconstrueren voor dat je echt weet hoe en wat.” Er is dus nood aan voldoende en wetenschappelijk juiste informatie om in de PDA te stoppen, zo meent één van de experts. De experts pleiten er voorts voor om de keuze tussen een rondleiding aan de hand van een mobiel toestel en een rondleiding met een menselijke gids te bewaren. Vele gidsen vrezen klanten te verliezen door de aanwezigheid van een PDA, maar dat is niet nodig zo stellen de experts. Zij zijn er immers van overtuigd dat veel bezoekers nog steeds op zoek zijn naar persoonlijk contact. Bovendien zijn er verschillende doelgroepen en zullen groepen veel meer willen terugvallen op een gids die zijn verhaal aanpast op het moment zelf aan de specifieke groep. Individuele bezoekers daarentegen kunnen wel gebaat zijn bij een rondleiding met PDA. Dit laat bijvoorbeeld toe informatie te bekomen wanneer gidsen niet beschikbaar zijn. Ook in deze focusgroep wijst men op het belang van de vertaling van de informatie naar een verhaal voor de bezoeker. De technologie op zich hoeft dan ook niet te leiden tot een verschraling van het erfgoed, want het is slechts een middel en geen doel op zich. “Dat hangt toch ook veel af van wat ge er zelf in steekt. Het is de technologie die aantrekt, maar het is aan u om de inhoud uit te werken en net op een ander niveau te krijgen.” Dit houdt ondermeer in dat men de bezoeker niet mag verplichten hiervan gebruik te maken, zo stelt men. Men moet deze daarentegen juist de keuze laten om het al dan niet te gebruiken. Sommige bezoekers zijn immers echt geïnteresseerd in een bepaald onderwerp en kunnen veel voordelen halen uit een dergelijk toestel. Anderen willen dan weer gewoon een leuke namiddag beleven. Net als in de andere gesprekken ziet men ook hier voordelen aan het feit dat bezoekers zelf informatie zouden kunnen aanbrengen. “Dus moest dat toch eerder op een gestructureerde manier in zo’n zandbak bij mij terecht komen, ik zou daar zelf zeer veel 53
aan hebben, zeker bij zo’n recent gegeven waar nog echt heel veel oral history circuleert die ik ook niet kan achterhalen. Dus ik kan het alleen maar te weten komen als men het mij komt vertellen.” Men benadrukt echter tegelijkertijd de nood aan een filter, een buffer. Dit impliceert de nood aan een extra personeelslid en dit is gewoonweg geen realistische optie, zo stellen de bevraagde experts. En het zomaar toelaten van gebruikersinformatie, dan ziet men niet zitten. “Maar in dit geval kun je niet altijd achterhalen of de informatie correct is of niet correct en niet iedereen is kritisch genoeg om dat te gaan wikken en wegen.” Eén van de experts besluit door te stellen dat het gebruik van een PDA wel interessant kan zijn in een erfgoedcontext, maar het eenvoudige feit dat men aan iedereen moet uitleggen waarom dit interessant is, wijst er op dat het nog te vroeg is. Het zal maar pas binnen een jaar of twee interessant worden voor erfgoedinstellingen. Een andere expert benadrukt dan weer het feit dat de toekomst ligt in de bezoeker die gebruik maakt van zijn eigen toestel. KNELPUNTEN Eén van de experts wijst erop dat er ook slechte voorbeelden bestaan van het gebruik van een PDA in een erfgoedcontext. In deze gevallen ontstaat er bij de bezoeker een negatieve ervaring doordat de PDA geen meerwaarde biedt, integendeel. Een slecht gebruik van de PDA is bijvoorbeeld datgene waarbij er geen link is tussen hetgeen op de PDA verschijnt en de omgeving waarin de bezoeker zich bevindt. Ook onduidelijkheid in verband met wat fictie en wat realiteit is, evenals het gevoel dat men gedwongen wordt een film te bekijken zonder dat men als bezoeker de mogelijkheid heeft om te bepalen of hij deze wil stoppen om gewoon eens rond te kijken alsook het feit dat alle informatie in een snel tempo passeert zonder dat de bezoeker bepaalde informatie kan opslaan, wekt wrevel op. Indien de PDA enkel gebruikt wordt om iets te tonen dat men evengoed thuis kan bekijken zonder dat het contact met de onmiddellijke erfgoedcontext gestimuleerd wordt, dan haakt de bezoeker af zo oordelen de experts. Het gevaar van het tonen van een film ligt volgens één van de experts ook in het feit dat deze de bezoeker kan afleiden van de eigenlijke feiten. Vooral wanneer de link met de ruimte waarin de bezoeker zich bevindt ontbreekt. Technologie mag dus geen doel op zich zijn, maar is slechts een middel. Het mag niet dwingend worden, de bezoeker moet in staat zijn in te grijpen. Het is niet de bedoeling dat deze afhankelijk wordt van de PDA. In dat geval is er volgens één van de experts immers geen sprake van een vooruitgang gezien de beperkte mogelijkheden die de bezoeker geboden worden. Bovendien vraagt één van de experts zich af hoeveel procent van de huidige erfgoedbezoekers in staat is om een dergelijk mobiel digitaal toestel efficiënt te gebruiken. Men acht het niet realistisch ervan uit te gaan dat bezoekers vandaag over een eigen PDA beschikken. Toch zien niet alle experts dit even negatief in. Men maakt de vergelijking met 54
de GSM en stelt dat binnen de kortste keren iedereen wel over een PDA zal beschikken. Toch ziet één van de experts meer in het werken met een MP3-speler. Veel meer mensen beschikken hier reeds over. Voor deze expert is het dan ook veel concreter en sneller uitvoerbaar voor erfgoedinstellingen om te werken met podcasts die op voorhand gedownload kunnen worden door de bezoeker. Bepaalde knelpunten zijn eigen aan technologische middelen en mogen niet over het hoofd gezien worden, zo stelt men. Hierbij gaat het ondermeer om het onderhoud en de levensduur van mobiele toestellen. Daarenboven werken ook niet alle mobiele systemen even goed. Zo hebben systemen met oortjes het nadeel dat mensen vergeten dat ze deze oortjes op hebben en naar elkaar beginnen te roepen om een mededeling te doen. Contact met medebezoekers is immers eigen aan een erfgoedbezoek zo benadrukt één van de gesprekspartners. Eén van de bevraagde experts stelt zich ook vragen bij het gebruik van de PDA als middel om zich achteraf of ter plekke te verdiepen in een heleboel achtergrondinformatie. Volgens hem is dit iets wat enkel heel geïnteresseerde bezoekers met een zekere achtergrondkennis zullen doen. De vraag is dan ook of dit eigenlijk geen heel elitaire investering is. Dit is een bedenking die ook aan bod kwam in het gesprek met de sector van het lokaal erfgoed. Hierover ontstond er echter discussie en ook in dit gesprek met de sector van erfgoedsites zijn niet alle experts het er mee eens. Zo ziet men er vooral met het oog op kinderen voordelen in. Vaak is de aanwezigheid van dergelijke toestellen immers de enige manier om kinderen te boeien en iets te doen bijleren zo stelt één van de experts. Bovendien ziet men dit ook snel evolueren. In het begin zal het museum misschien zelf PDA’s moeten aanbieden, maar men is ervan overtuigd dat er een tijd zal komen dat iedereen de rondleiding op zijn PDA downloadt om dan vervolgens een bezoek te brengen aan de site. De technologie is dus niet echt een drempel aangezien deze steeds breder verspreid geraakt over verschillende lagen van de bevolking. Vaak is er in de erfgoedinstelling zelf een gebrek aan personeel dat over de nodige bagage beschikt om een dergelijk systeem te implementeren of is er gewoon een gebrek aan kennis in verband met de mogelijkheden van mobiele toestellen. Ook geld speelt hierbij een belangrijke rol. Het kost immers zeer veel om hier een extern iemand voor aan te spreken, zo stelt men. Hetzelfde geldt voor de aanschaf en het onderhoud van de toestellen. Maar ook het feit dat technische mankementen het hele systeem lam kunnen leggen zonder dat de instelling in staat is om deze op te lossen, schrikt af. Bovendien dient er ook rekening gehouden te worden met het feit dat informatie groeit en verandert en de inhoud van deze PDA’s dan ook aangepast dient te worden, zo waarschuwt één van de gesprekspartners. Tot slot wijst één van de experts op het feit dat vele erfgoedinstellingen gewoon afwachten om te zien welke technologie zal aanslaan vooraleer men beslist er in te investeren. 55
Door het gebrek aan personeel is het niet eenvoudig om inhoud aan te leveren voor de PDA. Toch moet dit op een degelijke manier gebeuren, want het heeft geen zin om een beperkte inhoud aan te bieden aan de bezoeker, zo blijkt. “Ik denk dat dat toch heel wat voorbereidingstijd vraagt voor dat echt...en ik denk dat je het direct goed moet lanceren en niet moet beginnen met een uitgezuiverde vorm en dan zeggen binnen een half jaar zetten we er meer op. Want wat men dan onthoudt is, ja er staat weeral niets op.” Het aanschaffen van PDA’s is een hele grote investering. Vooral wanneer men elke dag 1000den bezoekers over de vloer krijgt. Bovendien is de aanschaf slechts de eerste stap. “Dat is een heel grote investering en dan heb je nog niet gesproken van het opstellen van al die teksten, het inspreken van teksten, het invoeren van afbeeldingen, daar ben je nog lang mee bezig.” Men vindt deze investering dan ook heel groot in vergelijking met het minimale aantal mensen dat hier op dit ogenblik reeds voor openstaat, zo besluit deze expert. Toch nuanceert één van de andere gesprekspartners deze visie. Er zijn immers mogelijkheden om subsidies te bekomen via Toerisme Vlaanderen en ook provincies blijken steeds meer geneigd om hier in mee te stappen. “Daarmee is het nog allemaal niet betaald natuurlijk, maar audiogidsen zijn ook niet goedkoop.” MEERWAARDE Een belangrijk voordeel dat verbonden is aan een mobiel toestel zoals de PDA, is dat de bezoeker steeds een enorme hoeveelheid informatie op zak heeft die hem in staat stelt diepgaandere informatie te verzamelen over onderwerpen en objecten die hem persoonlijk aanspreken, zo benadrukt één van de experts. “Je hebt het toch wel vaak als je in een museum bent en je zit voor een bepaald object, dat je daar meer wil over te weten komen terwijl het onderschrift gewoon de titel van het werk bevat of heel miniem informatie geeft terwijl je op dat moment misschien nood hebt aan iets meer of meer achtergrondinformatie die je in staat stelt zo het object of het schilderij beter te interpreteren. Natuurlijk zou ik het heel interessant vinden als je op die manier je eigen museumcatalogus altijd op zak zou hebben of je eigen encyclopedie, noem het zoals je wil.” Net als in de andere focusgroepen zijn de experts het ook hier eens over het feit dat deze mobiele toestellen een middel zouden kunnen zijn om meer jongeren aan te trekken tot erfgoed. De aanwezigheid van een PDA kan bezoekers ook in het algemeen meer aanzetten om een bezoek te brengen. “Absoluut, want je moet iets nieuws doen, als er niets gebeurt, dan komen ze niet meer.” Daarenboven zorgen mobiele toestellen er volgens deze expert voor dat het bezoek ter plaatse verlengd wordt. Ook dat vindt men een pluspunt. Eén van de experts waardeert voornamelijk de interactiviteit die mogelijk gemaakt wordt door mobiele toestellen. Vooral door het feit dat hierdoor de vrijheid en de mogelijkheden van de bezoeker enorm verruimd worden. Deze is immers niet langer meer beperkt tot zijn 56
bezoek ter plaatse. “Dus daar lijkt me het wel heel nuttig omdat je ook op een tentoonstelling, je bekijkt wat je wil bekijken en je weet toch wat ik gemist heb of waar ik geen tijd voor heb, ik heb het allemaal bij, ik heb als het ware de tentoonstelling op mobiel formaat mee naar huis. Je kan het rustig bekijken, je haalt eruit wat je wil bewaren, je slaat het op of je maakt zelf je catalogus. Je kan er eigenlijk veel dingen mee doen.” Deze expert ziet dit echter voornamelijk gebeuren in een context waarin iedere bezoeker over zijn eigen mobiel digitaal apparaat beschikt. In plaats van een dikke catalogus mee naar huis te nemen, kan de bezoeker dan een selectie maken in de informatie die digitaal ter beschikking wordt gesteld. Vrijheid in handen van de bezoeker wordt dus sterk geapprecieerd. Dit betekent echter niet dat men de bezoeker aan zijn lot moet overlaten door deze gewoon een berg informatie aan te bieden. In eerste instantie heeft deze immers nood aan een degelijke structuur, maar in tweede instantie kan een mobiel toestel toch veel meer mogelijkheden bieden aan de individuele bezoeker doordat deze niet langer gestoord hoeft te worden door te kleine tekstbordjes, een slechte verlichting of teveel bezoekers op hetzelfde moment. Het gebruik van de PDA kan ook vermijden, zo stelt één van de experts, dat de bezoeker huiswaarts keert met een onvoldaan gevoel doordat deze het idee heeft allerlei zaken gemist te hebben doordat het onmogelijk bleek alle tekst die voor handen was tijdens de tentoonstelling te lezen. Door middel van de PDA zou men echter achteraf thuis alles nog eens rustig kunnen bekijken, zo oordeelt men. Hierop komt echter een reactie van één van de andere experts. Deze benadrukt immers het belang van de tentoongestelde objecten zelf dat via een dergelijk tweedimensionaal toestel in het gedrang komt. De tegenreactie hierop is dat men het gebruik van de PDA anders moet begrijpen. “Ja, maar daar kan je op het moment als je op de tentoonstelling bent al je tijd aan besteden en hoef je geen tijd te verliezen met te beginnen nalezen, je geniet gewoon van wat er te zien is en je weet wil ik er iets meer over weten, ik kijk het straks wel even na of ik zoek het even op in het systeem dat je mee hebt.” Het grote voordeel volgens deze expert is dan ook dat de bezoeker veel meer informatie tot zich kan nemen op een wijze die veel meer bij hem aansluit. Een PDA hoeft dus helemaal geen stoorzender te zijn die de blik onttrekt aan de fysieke objecten. Integendeel. “Tja, dat is te zien hoe je het gebruikt. Je hoeft daar niet gebiologeerd op te lopen kijken. Je kan evengoed zeggen ik leg het zelfs helemaal ter zijde, ik kijk nu gewoon, ik probeer zoveel mogelijk visuele indrukken in me op te nemen en ik zoek het later op wat het allemaal is. Zo kan je het ook bekijken. Terwijl nu als je zo’n systeem niet hebt moet je alles in één keer proberen te doen. En dat is soms heel vermoeiend. En daar zie ik wel een groot voordeel.”
57
In een collectie zitten vaak 100den verhalen verborgen. Een gids kan er daarvan slechts enkele vertellen. Bezoekers die echter op zoek zijn naar een ander verhaal, kunnen dit toch bekomen doordat ze het via de PDA zelf kunnen opzoeken. Doordat men deze informatie bij de hand heeft en de mogelijkheid heeft om deze meerdere keren te raadplegen, is men ervan overtuigd dat de bezoeker ook meer zal onthouden van de aangeboden informatie. Ook het feit dat de PDA de bezoeker nauwer betrekt bij de tentoonstelling draagt hiertoe bij. Dit hangt echter sterk af van de inhoud van deze PDA, zo meldt één van de experts. “Het belangrijkste daar is nog altijd denk ik de informatie die erin zit, die moet aantrekkelijk zijn. Als je daar dezelfde teksten insteekt die je er vroeger naast zette op een bord, dan komt dat op hetzelfde neer. Het is een gadget waar je kan op klikken en klikken.” Een PDA kan volgens één van de bevraagde experts ook de visuele appreciatie bij de bezoeker vergroten. Vaak wordt een interieur of site immers verstoord door de aanwezigheid van teveel bordjes en onderschriften. Een ander pluspunt van de PDA ziet men in het feit dat men op deze manier zaken kan laten zien die men onmogelijk kan vertellen. Beelden kunnen het verhaal meer tot leven laten komen. “Ja ik kan wel zeggen dit zag er vroeger zo uit of dit is zo en zo geëvolueerd maar dat spreekt natuurlijk niet aan, ik ga er ook niet met fotoborden staan, maar je zou bijvoorbeeld wel kunnen bedenken van je doet je verhaal, mensen die dan zo’n systeem bijhebben, dan kan je zeggen kijk nu naar de foto, je staat in de ruimte en je krijgt direct een aantal foto’s, eerst de schetsen dan de foto’s waarop je ziet hoe het geëvolueerd is, dat belet mij nog niet mijn deel van de uitleg te doen, maar dan kunnen mensen visueel mee volgen en dat kan je alleen maar op die manier denk ik. Het alternatief is dat je overal fotopanelen gaat plaatsen, maar dan ben je weer de integriteit van het interieur kwijt.” Eén van de experts benadrukt echter dat men hierbij toch de vraag moet stellen of dit wel degelijk een meerwaarde biedt. Het scherm van een PDA is namelijk vrij klein waardoor het soms beter kan zijn om op een esthetisch verantwoorde wijze een scherm te plaatsen waarop foto’s groter afgebeeld kunnen worden en de link met de ruimte beter gelegd kan worden. Een PDA biedt echter wel veel meer mogelijkheden dan een audiogids, zo stelt men. Dit betekent echter niet dat de inhoud van deze laatste verloren is. Het basisverhaal dat een erfgoedinstelling wenst te vertellen blijft immers steeds dezelfde. Ook al dient dit wel anders verwerkt te worden naargelang het ontsluitingsmiddel. En in het geval van de PDA betekent dit veel meer werk op voorhand omdat je er gewoon veel meer mee kan. “Het is ingrijpender.” Men ziet het ook als een voordeel van de PDA dat de inhoud ervan makkelijker aanpasbaar is dan een hele opstelling in een museum. Het laat bovendien ook toe eerst met iets leuks te beginnen om de bezoeker vervolgens meer mogelijkheden te bieden.
58
Eén van de experts beklemtoont ook het belang van het feit dat een PDA de bezoeker in staat stelt een eigen parcours uit te stippelen afgestemd op diens interesses door middel van suggesties. Anderzijds biedt het de bezoeker ook de mogelijkheid om zich te laten verrassen. “Wel dat wou ik net zeggen dat het ook een mogelijkheid is om zeker in grote musea met enorm ingewikkelde of complexe collecties dat je dan echt kruisverbanden kan gaan leggen. Dus je bent geïnteresseerd als bezoeker in één bepaalde periode of in één bepaald soort iets en je kan zelf aangeven wat je wil aangereikt krijgen. Je bent nu hier, wil je het volgende object, ga naar zaal zus of zo en zo kan je zelf eigenlijk je eigen parcours gaan samenstellen en voor een grote instelling lijkt me dat toch wel heel nuttig. Maar als je dat niet weet, dan doe je dat niet en dan doe je gewoon zaal per zaal en je wacht wel tot je het tegen komt. Terwijl als je het zo heel gericht kan, dan kan je 100den verschillende parcours gaan doen die je zelf samenstelt als bezoeker en dat je op een heel gerichte manier net dat te zien krijgt wat je op dat moment wil zien of je laat je compleet verrassen.” Het feit dat de bezoeker een welbepaalde keuze maakt impliceert dat hij ook een heleboel dingen mist. Dit is echter geen probleem, zo stelt men, omdat men zich hiervan bewust is. Bovendien geeft dit de bezoeker zin om nogmaals terug te keren naar het museum of de site aangezien hij weet dat hij dan een andere route kan volgen. “Maar dan weet je van in het begin wat je mist en wat je de volgende keer mag verwachten.” Men ziet echter niet enkel voordelen verbonden aan de PDA, ook het gebruik van podcasts lijkt een interessante manier van erfgoedontsluiting, zo stelt men. Dit maakt het namelijk mogelijk een bezoek op voorhand voor te bereiden en te linken aan welbepaalde locaties. WENSEN Voor één van de bevraagde experts zou een virtuele realiteit een enorme meerwaarde kunnen betekenen. Onder andere in het kader van oude gebouwen. “En het zou zeer interessant zijn voor de bezoeker om te kunnen zien of zelfs te wandelen in het gebouw, maar dan in een andere eeuw, op een ander moment. Dat zouden we heel graag doen in de komende jaren, maar we zijn echt nog aan het zoeken naar hoe.” Men vindt het ook interessant indien dit gecombineerd zou worden met de realiteit. Bijvoorbeeld door een virtuele realiteit te projecteren op een reëel grondvlak, zo stelt men. Een volledige inventaris zou volgens één van de experts al een hele stap vooruit zijn. Er blijft bovendien ook steeds maar data bijkomen. “Er blijft ook altijd bijkomen. Als museum blijf je altijd maar verder verzamelen en vergaren en je loopt altijd maar achter. Je blijft altijd in achtervolging eigenlijk.”
59
2. Overzicht van de resultaten per deelproject In dit hoofdstuk geven we per deelproject, zijnde de communicatielaag enerzijds en de mobiele erfgoedontsluiting anderzijds, weer wat de voornaamste resultaten zijn per gesproken erfgoedsector. De bedoeling hiervan is een duidelijker zicht te bekomen op de voornaamste resultaten alsook de aanzet te geven tot een algemene conclusie met aanbevelingen over de verschillende focusgroepgesprekken heen.
2.1.
Communicatielaag
2.1.1. Erfgoedcellen KNELPUNTEN •
Angst om bepaalde zaken online te plaatsen
•
Gebrek aan tijd en personeel en prioriteit om collecties te registreren en objecten te beschrijven
•
Nog heel wat werk ivm digitaliseren van objecten
•
Samenwerking met privé-personen is heel tijdsintensief
•
Verschillende sectoren beschrijven objecten op een andere wijze omwille van verschillende noden: hier kan het afstemmen van databanken op vastlopen
MEERWAARDE •
Mogelijkheid tot communicatie tussen verschillende erfgoedinstellingen
•
Gezamenlijk ontsluiten van verschillende collecties
•
Slechts één interface
•
Onverwachte zaken op het spoor komen
•
Men hoeft niet langer elke instelling individueel aan te spreken
•
Objecten uit verschillende databanken kunnen aan elkaar gelinkt worden
•
Dit zal de gebruiker veel tijd besparen
•
De gebruiker bekomt meer treffers
2.1.2. Musea KNELPUNTEN •
Dit is nu onbestaande en desondanks nodig om een breder verhaal te kunnen brengen 60
•
Nu beschikt de bezoeker enkel over afzonderlijke databanken zonder leidraad
•
Elke instelling werkt met eigen software en niemand heeft zin om dit te veranderen
•
Databanken dupliceren leidt tot extra onderhoud en heeft dus geen zin
•
Gebrek aan samenwerking tussen erfgoedinstellingen
•
Auteursrechten zijn niet echt een probleem: instellingen beslissen zelf wat ze vrijgeven
•
Beschrijving van data is een probleem: vooraleer deze vrij te geven willen instellingen deze eerst controleren, dit is echter zeer tijdsintensief
•
Beschrijving van data is vaak slechts basisregistratie
MEERWAARDE •
Informatie afkomstig vanuit verschillende bronnen kan gekoppeld worden
•
Middel om samenwerking tussen erfgoedinstellingen tot stand te brengen
•
Snelle en gemakkelijkere manier om bepaalde zaken te vinden en te weten te komen waar iets zich bevindt
•
Door de aanwezigheid van linken kan men van het ene op het andere terechtkomen
2.1.3. Archieven en documentatiecentra KNELPUNTEN •
Niet nodeloos tussenlagen creëren
•
Hebben musea wel nood aan deze laag aangezien zij diegenen zijn die ook instaan voor de vertaalslag?
•
Gebrek aan voldoende data: heel wat inventarissen en archieven bestaan enkel op papier
•
Gebrek aan inputprojecten
•
Dit idee is te hoog gegrepen en komt te vroeg: verschillende instellingen hebben zelfs nog problemen met het toekennen van metadata en met digitaliseren
•
Het wordt een lege doos: er is te weinig digitaal materiaal met voldoende metadata diep genoeg ontsloten
•
Instellingen moeten keuzes maken waardoor niet alles tot op hetzelfde niveau ontsloten is
•
Gebrek aan die wijze van ontsluiten die het mogelijk maakt snel iets over een bepaald onderwerp te vinden
•
Ontsluiting gebeurt vaak lukraak
•
Deze laag moet opengetrokken worden aangezien de erfgoedexpert er zelf het minst zal aan hebben (deze kent zijn bronnen immers)
61
•
Via deze laag zal men ook niet vinden wat men zoekt indien men de context niet kent en deze kennen enkel opgeleide onderzoekers
•
Nood aan normering van metadata zodat alle informatie kan betrokken worden
•
Nood aan goede ontsluiting wil men niet overspoeld worden met resultaten
•
Gevaar bestaat dat men verkeerde conclusies trekt doordat informatie uit zijn context gerukt wordt
•
Gevaar bestaat dat men verkeerdelijk denkt alle informatie gevonden te hebben
•
Men wil in dit project te breed en te allesomvattend werken, dit is te ambitieus
•
Verschillende instellingen en verschillende sectoren hanteren verschillende programma’s
•
Auteursrechten en privacywetgeving mogen niet uit het oog verloren worden
•
Beide onderdelen van dit project, zijnde de communicatielaag en de mobiele erfgoedontsluiting, zouden losgekoppeld moeten worden van elkaar
MEERWAARDE •
Het faciliteert voor de onderzoeker
•
Op dit moment is er geen middel om te weten te komen of het interessant is om naar een bepaald archief te stappen of niet voor een bepaald soort informatie
•
Mogelijkheid om ongekende bronnen op het spoor te komen
•
Bekend maken wat waar wordt bewaard en dat is uiteindelijk de bedoeling van archiefinstellingen: niet bewaren om te bewaren maar wel valoriseren
•
Aangeven van richtingen
•
Achterhalen hoe men de nodige informatie het snelst bekomt: vaak is informatie immers verspreid en is dit vooral voor buitenstaanders een echt kluwen
•
Men hoeft slechts één vraag te stellen om zowel bibliotheken, archieven als andere bronnen te raadplegen
•
Deze laag gaat over de grenzen van verschillende culturele erfgoedsectoren heen
•
Koppelen van verschillende soorten erfgoed
•
Handig om de context van een bepaald onderwerp beter te begrijpen doordat documenten over eenzelfde onderwerp vaak verspreid zitten over verschillende instellingen
•
Dit project kan een stimulans zijn om geld los te krijgen voor inputprojecten of om instellingen aan te zetten metadata toe te voegen
2.1.4. Koepelverenigingen KNELPUNTEN •
Wordt het met deze laag eigenlijk wel makkelijker in vergelijking met hoe het nu gebeurt?
62
•
Deze laag moet aan een aantal voorwaarden voldoen om succesvol en bruikbaar te zijn: overzichtelijk, gebruiksvriendelijk, logisch, betrouwbaar, volledig, eenvoudig consulteerbaar en vrij toegankelijk
•
Gebrek aan een vervolgverhaal bij projecten rond databanken: nood aan een langetermijnvisie
•
Gebrek aan voldoende digitaal geregistreerd materiaal
•
Gebrek aan financiering, expertise, ICT-kennis en een concrete visie: het gevolg hiervan is dat sommige organisaties er niet aan toe zijn iets goed te maken van een database die kan ondergebracht worden in een dergelijke laag
•
Nood aan ondersteuning van bovenaf
•
Erfgoedinstellingen willen geen moeite doen vooraleer ze zicht hebben op het vervolg van een dergelijk project
•
Deze laag is niet nuttig voor koepelorganisaties, zij leveren immers informatie aan een databank maar bevragen deze niet
•
Er is een probleem op het vlak van de vertaling van de informatie die men via deze laag kan bekomen. Vele kleine erfgoedverenigingen zijn hier niet toe in staat
•
Auteursrechten zijn weinig gekend: er is dan ook nood aan goede communicatie over hoe er in deze laag mee zal omgesprongen worden
MEERWAARDE •
Verschillende informatiebronnen verbinden
•
Alle informatie wordt gegroepeerd zodat de gebruiker niet zelf moet gaan aankloppen bij elke instelling om dan vast te stellen dat er zich geen relevante informatie bevindt
•
Informatie en databanken waar men niet aan gedacht heeft of niet kent, kan men op deze manier toch op het spoor komen
•
Samenbrengen van de hele erfgoedsector en dit tot uiting laten komen in de erfgoedontsluiting
•
Deze laag stelt databanken ter beschikking en dat is de bedoeling
•
Middel voor erfgoedinstelling om zich te profileren naar de buitenwereld toe
•
Vergroten van kans op samenwerking tussen verschillende erfgoedsectoren waardoor nieuwe erfgoedverhalen kunnen worden samengesteld
2.1.5. Lokaal erfgoed KNELPUNTEN •
Gebrek aan voldoende digitaal geregistreerde data: gebrek aan inhoud
•
Er zit geen duidelijke lijn in de bestaande databanken
•
Gebrek aan personeel voor het opzetten van databanken
63
•
Gebrek aan delen van expertise binnen de erfgoedsector, de focus ligt te veel op pilootprojecten
•
Inhoud van wetenschappelijke databanken wordt vaak afgesloten voor amateurs
MEERWAARDE •
Op het spoor komen van expertise die zich op het lokale niveau bevindt, maar waar de gebruiker vaak niet op gewezen wordt
•
Informatie die afkomstig is van wetenschappelijke databanken en informatie die afkomstig is van het lokale veld kan gekoppeld worden waardoor men een breder verhaal kan gaan bieden aan de bezoeker
•
Toegankelijker maken van informatie die in wetenschappelijke databanken opgesloten zit
•
Databanken die niet gekend zijn bij lokale erfgoedexperts bereikbaar maken op een evidente wijze
2.1.6. Erfgoedsites KNELPUNTEN •
Of erfgoedinstellingen bereid zullen zijn om mee te werken, hangt af van de kostprijs van een dergelijk systeem
•
Er zijn nog een aantal zaken niet geïnventariseerd en digitaal geregistreerd, maar dit zal niet lang meer duren: dit is dan ook geen onoverkomelijk probleem
•
Auteursrechten zijn niet echt een probleem aangezien instellingen zelf dienen te beslissen wat ze vrijgeven
•
Het is niet aangewezen bepaalde informatie voor iedereen vrij beschikbaar te stellen
MEERWAARDE •
Zeer interessant voor de gebruiker om te weten te komen waar hij terecht kan voor informatie rond een bepaald onderwerp
•
Deze laag heeft waarde aangezien er verschillende systemen en verschillende soorten databanken bestaan
•
Deze laag laat toe informatie te vinden op plaatsen waar men het niet verwacht doordat informatie aan elkaar gelinkt wordt
•
De gebruiker kan gaan zoeken tussen verspreide databanken
•
Erfgoedinstellingen zelf zullen minder vaak gebeld of gemaild worden met vragen
•
Het bestaan van deze laag is een motivatie voor erfgoedinstellingen om verder te werken aan de inventarisatie en ontsluiting van hun collecties
64
2.2.
Mobiele erfgoedontsluiting
2.2.1. Erfgoedcellen AANDACHTSPUNTEN •
Het moet gebruiksvriendelijk zijn
•
De gebruiker moet vrijheid hebben bij het omgaan met informatie die ontsloten wordt
•
Gelaagd aanbieden van informatie: algemeen verhaal als rode draad en daarnaast moeten geïnteresseerden de mogelijkheid hebben om hier dieper op in te gaan
•
Informatie dient aangepast te zijn aan de doelgroep
•
Aanpak dient aangepast te zijn aan de context van de ontsluiting (vb.stadswandeling versus bezoek aan een museum)
•
Gebruik maken van de mogelijkheden van multimediale mobiele toestellen (beeld, geluid,...)
•
Interactie vanwege de gebruiker moet mogelijk zijn
•
Het systeem dient in te spelen op gegevens van de bezoeker zoals diens interesses
•
Nood aan controle op user generated content
•
Een PDA impliceert niet dat andere manieren van erfgoedontsluiting opzijgeschoven moeten worden
•
De inhoud staat centraal
•
Mobiele gids moet iets extra brengen zodat het niet gewoon een veredelde audiogids is
•
Men moet de gebruiker zowel sturen, thema’s en routes uitwerken alsook hem vrij laten om zelf keuzes te maken en suggesties te ontvangen op basis van zijn gedrag
•
Bezoeker moet mogelijkheid hebben om op voorhand een traject te downloaden
•
Verschillende bezoekers hebben verschillende noden vandaar nood aan zowel aanbieden van voorgekauwde informatie als de mogelijkheid om zelf een route samen te stellen
KNELPUNTEN •
Gebruik van dergelijk toestel kan bezoekers uitsluiten die er minder mee vertrouwd zijn, maar dit zal wel een evolutie kennen
•
Bezoekers verwachten op dit ogenblik niet dat erfgoed op een dergelijke wijze ontsloten wordt
•
Oudere bezoekers vinden een audiogids al meer dan voldoende en zitten niet echt te wachten op een PDA
65
•
Sommige erfgoedinstellingen zijn niet klaar om te werken met deze technologie: er is nood aan een kader dat hen aangeboden wordt en dat zij dan nog enkel inhoudelijk dienen in te vullen
•
Het financiële plaatje maakt het voor bepaalde instellingen niet mogelijk om mee te stappen in dit verhaal: gebrek aan middelen, tijd en mensen
•
Gebrek aan vertalers
•
Gebrek aan kennis bij erfgoedinstellingen: men weet niet wat er bestaat, wat het resultaat is en hoe het geëvalueerd wordt
•
Erfgoedexperts en informatici spreken vaak een andere taal waardoor ze elkaars wensen en noden niet begrijpen
•
Vaak is het te ingewikkeld voor een erfgoedinstelling om aan de slag te gaan met digitale media
•
Hoe meer multimedia, hoe groter de nood aan breedband en opslagruimte
•
Nood aan meer publieksonderzoek
•
Gevaar bestaat dat de bezoeker enkel nog bezig is met PDA en niet meer met tentoongestelde objecten
•
Er kruipt enorm veel tijd in dergelijke projecten ondermeer in het verzamelen van basisinformatie
•
De kwaliteit is vaak ondermaats in vergelijking met commerciële videogames
•
Registratie van informatie is de bottleneck, hier begint alles mee en dit is een werk van lange adem
MEERWAARDE •
Nieuwe bezoekers aantrekken zoals jongeren of kinderen
•
Op een leuke manier iets bijleren
•
Voordelen op het vlak van toerisme: aanbieden van een vernieuwend aanbod alsook meertalige informatie
•
Aanbieden van meerlagige informatie
•
Aanbieden van zowel kwaliteitsvolle informatie als plezante basisinformatie
•
Informatie blijft meer hangen als dit op een leuke manier wordt aangebracht
•
Jongeren kunnen enkel geboeid worden als het interactief is
•
Pretraject is een voordeel zodat men zijn eigen bezoek kan ontwikkelen
•
Posttraject is een voordeel zodat men zaken die men tijdens het bezoek gemarkeerd heeft achteraf kan bekijken of aanvullen met eigen content
•
Men zou in een pretraject een profiel moeten kunnen ingeven op basis waarvan suggesties gedaan worden aan de bezoeker. Het zou echter nog interessanter zijn indien de PDA leert uit het gedrag van de bezoeker tijdens diens bezoek
•
Een museum kan meer aanbieden dan enkel hetgeen in de opstelling staat
•
Bezoekers kunnen zelf selecteren wat hen interesseert
•
Mogelijkheden zijn veel groter, vb. reconstructies maken
•
Bezoeker kan zelf content creëren 66
•
Erfgoedinstellingen kunnen registreren wat bezoekers doen: dit is interessant met het oog op toekomstige tentoonstellingen
WENSEN •
Linken van alle soorten informatie, ongeacht de taal
•
Een digitaal erfgoedplatform voor de erfgoedsector gekoppeld aan een kenniscentrum zodat duidelijk wordt waar welke kennis zich bevindt
•
Een digitaal erfgoedplatform voor de bezoeker zodat deze eender welke soort informatie interactief kan gebruiken
2.2.2. Musea AANDACHTSPUNTEN •
Bezoeker moet veel context krijgen: deze heeft immers nood aan een verhaal
•
Bezoeker moet keuzemogelijkheden hebben aangezien verschillende bezoekers verschillende dingen willen
•
Evenwicht nastreven tussen de wijze waarop het verhaal in de PDA is opgebouwd en de wijze waarop de objecten worden tentoongesteld. Beide zaken moeten samen ontwikkeld worden
•
Een PDA vervangt een menselijke gids niet
•
PDA kan zaken beter in een context plaatsen door middel van film, klank,...
•
PDA zou zich moeten kunnen aanpassen aan het niveau van de bezoeker
•
PDA kan dienen als hulpmiddel voor de gids
•
Op dit ogenblik gebruikt de bezoeker de PDA nog niet waarvoor hij dient namelijk voor het selecteren van informatie, men probeert er daarentegen zoveel mogelijk informatie uit te halen. Dit zal veranderen naarmate men meer vertrouwd is met het gebruik van een PDA
•
De reden om gebruik te maken van een PDA dient doordacht en onderbouwd te zijn, er moet sprake zijn van een meerwaarde
•
Is essentie gaat het om de data, om het verhaal. Dit is dan ook de grootste investering
•
Het is belangrijk om duidelijk aan te geven wanneer de bezoeker wel iets of niets mag verwachten van de PDA
KNELPUNTEN •
Gevaar bestaat dat bezoeker meer met PDA bezig is dan met tentoongestelde objecten
•
Gevaar voor overaanbod aan informatie waardoor slechts enkele zaken blijven hangen
67
•
De erfgoedinstelling dient de bezoeker duidelijk te maken hoe hij dient om te gaan met een PDA
•
Hoe sneller informatie voorbijkomt, hoe minder men er van onthoudt. Bovendien speelt hierbij ook het principe van de herhaling en dit kan men ontwijken dmv een PDA
•
Tekort aan mensen die in staat zijn informatie te verwerken tot een verhaal dat via de PDA wordt aangeboden
•
Gebrek aan financiële middelen
•
Vaak is het een probleem om voldoende basisinformatie over een bepaald onderwerp te verzamelen
•
Sprake van twee versnellingen: kleine instellingen zijn er nog niet aan toe, grote wel
•
Projecten gaan soms te ondoordacht van start
•
Falen van technologie kan irritatie opwekken bij de gebruiker
•
Erfgoedinstellingen moeten er voor zorgen dat verschillende informatiestromen gekanaliseerd en geïntegreerd worden vooraleer ze in de PDA terechtkomen
MEERWAARDE •
Digitale erfgoedinformatie staat los van de plaats waar deze aangeboden wordt
•
PDA biedt extra mogelijkheden vb.muziekfragmenten, tonen hoe iets functioneert, 3D-reconstructies, bezoekers kunnen met mekaar communiceren
•
Informatie kan gefragmenteerd worden waardoor de bezoeker zelf kan kiezen wat hij al dan niet wil weten
•
Niemand heeft problemen om met dergelijke mobiele toestellen als een PDA om te gaan
•
PDA leidt niet tot verschraling van het erfgoed, integendeel, het is een verdieping van de informatie die aangeboden wordt, dit is wel afhankelijk van hoe de inhoud uitgewerkt wordt
•
Meerwaarde van een PDA is het grootst in het geval van outdoor erfgoed, indoor kan het wel leuk zijn maar is de twijfel groter of de bezoeker er iets door bijleert. Bovendien kan men indoor veel van de zaken die een PDA biedt opvangen
•
GPS-gestuurde PDA is een meerwaarde doordat de bezoeker geen vaste route hoeft te volgen
•
Het biedt een oplossing voor het feit dat men niet zomaar overal tekstborden bij kan plaatsen
•
Erfgoedinstellingen in staat stellen informatie te verzamelen over het gedrag van de bezoeker
•
User generated content kan interessant zijn voor de erfgoedinstelling en voor andere bezoekers, maar hierbij is er nood aan een moderator en moet men dit goed overdenken vooraleer men er mee start
68
WENSEN •
Alle objecten als 3D object ter beschikking hebben en dit koppelen aan gedigitaliseerde kaarten
•
Toepassingen met GPS waarbij de bezoeker automatisch beelden krijgt
•
Nood aan veel en dure mensen voor het verwerken van data in databanken alsook voor het maken van een verhaal voor de bezoeker
•
Toegankelijk maken van collecties via het internet alsook een interactief pre-en posttraject via de website
2.2.3. Archieven en documentatiecentra AANDACHTSPUNTEN •
Mobiele erfgoedontsluiting mag niet beperkt blijven tot een PDA, maar moet bijvoorbeeld ook via GPS kunnen alsook via de eigen GSM van de bezoeker
•
De bezoeker is geïnteresseerd in een verhaal, in een beeld
•
User generated content kan interessant zijn, maar er moet controle op uitgevoerd worden
•
Enerzijds voorgekauwd verhaal bieden, anderzijds werken met verschillende lagen zodat bezoekers die meer informatie wensen dit kunnen bekomen alsook aangepaste informatie naargelang hun locatie
•
Het verhaal vormt het centrale gegeven
•
Belang van sociale interactiviteit en contact met andere bezoekers
•
Rekening houden met de behoeften van de bezoekers
•
Instelling moet beginnen met te weten wat ze in huis heeft
KNELPUNTEN •
Gebrek aan middelen waardoor niet al het materiaal digitaal beschikbaar is
•
Men twijfelt er sterk aan of de gebruiker na zijn bezoek nog naar een erfgoedinstelling zal gaan voor meer informatie
•
Contextuele informatie is interessant voor meerwaardezoekers, maar zij gaan de PDA niet gebruiken om dit soort van informatie te bekomen
•
Het technisch luik van dit project vormt niet echt een probleem, het inhoudelijke en de nood aan gespecialiseerd personeel voor zowel ontsluiting als vertaling van data daarentegen wel
•
De informatie die men op deze manier bekomt blijft oppervlakkig
•
Beperkte middelen en aandacht voor het verzamelen van materiaal en het schrijven van een verhaal
•
Praktisch knelpunt: klein scherm van de PDA
69
•
Gedigitaliseerde content blijft niet eeuwig bewaard, updaten van content vraagt plaats en beheer, hieraan zijn kosten verbonden. Dit geldt ook voor digital born content
•
Er zijn twee snelheden: verschillende instellingen werken met verouderde pc’s en hebben nog niet alles geïnventariseerd of ontsloten, voor hen is een dergelijke vorm van erfgoedontsluiting dan ook niet realistisch
MEERWAARDE •
Tonen hoe iets er vroeger uit zag
•
Gebruiker kan op eigen kracht een site bezoeken en is hiervoor niet afhankelijk van anderen
•
Meerlagigheid waardoor men kan inspelen op de specifieke noden van verschillende bezoekerstypes
•
Doelgerichter te werk gaan (men kan immers te weten komen wat de bezoeker drijft), doelgroepen bereiken waar men een aanbod voor heeft maar die men nu nog niet bereikt
•
PDA leidt niet tot verschraling van het erfgoed, integendeel. Het is een gemakkelijke manier om op een ontspannende wijze erfgoed te ontsluiten. Dit betekent niet dat men er daarom meer van gaat onthouden
•
Inhoud van tentoonstellingen bewaren
WENSEN •
Voldoende personeel om te kunnen digitaliseren en metadata toe te voegen: in eerste instantie is er immers nood aan basisinformatie
2.2.4. Koepelverenigingen AANDACHTSPUNTEN •
Het moet hanteerbaar en praktisch bruikbaar zijn
•
Het is niet de bedoeling om een mobiel toestel te gebruiken omwille van het toestel
•
Aandacht besteden aan knelpunten in verband met het gebruik van een PDA vooraleer men aan een dergelijk project begint
•
Aandacht hebben voor gebruiksgemak
•
Het hoeft niet noodzakelijk te gaan om een PDA bij mobiele erfgoedontsluiting
•
Het is niet steeds wenselijk om te werken met een PDA
•
PDA zal menselijke gids niet vervangen, voor groepen is dit zelfs niet wenselijk. PDA kan wel een hulpmiddel zijn voor de gids of een extra informatiemedium voor de bezoeker
70
•
Inhoud van audioguides moet niet overboord gegooid worden, maar wel aangepast aan deze nieuwe technologie
•
Bezoekers moeten via de PDA zowel vrij een eigen route kunnen volgen als een vaststaande verhaallijn
•
PDA dient aangepast te zijn aan de context waarbinnen de erfgoedbeleving plaatsvindt
•
Hanteren van een langetermijnvisie: inhoudelijk, budgettair, ivm implementatie en beheer
•
Eerst zullen een aantal projecten goed moeten functioneren vooraleer hun voorbeeld zal gevolgd worden
•
Ook bezoekers staan nu nog wat wantrouwig tegenover nieuwe technologie, maar hoe meer deze mobiele toestellen ingeburgerd raken hoe meer de bezoeker ze zal verwachten
•
De belangrijkste factor is de persoon die de inhoud educatief gaat vertalen, er moet dan ook geïnvesteerd worden in de vertaalslag
•
User generated content kan interessant zijn, maar er is nood aan een filter
•
Rekening houden met snelle evolutie van technologie en er voor zorgen dat inhoud makkelijk van het ene toestel op het andere kan overgezet worden
•
Het gaat in essentie om inhoud
KNELPUNTEN •
Twijfel of erfgoedinstellingen hier klaar voor zijn ondermeer financieel
•
Twijfel of gebruikers hier klaar voor zijn: drempelvrees om nieuwe dingen uit te proberen vandaar nood aan voldoende informatie, het mag niet teveel kosten, sommige bezoekers hebben geen zin om tijdens hun bezoek met technologie om te gaan, bezoekers hebben niet altijd tijd om een bezoek zelf voor te bereiden
•
Probleem van de vertaling: het verhaal op de PDA dient goed doordacht te zijn en ontwikkeld met het oog op wat de bezoeker wil zoniet is er geen meerwaarde aan verbonden. Maar dit is financieel niet haalbaar voor kleine erfgoedinstellingen
•
Dergelijke projecten zouden moeten geïnitieerd worden door de toerismesector zodat het financieel mogelijk wordt
•
Gebrek aan kennis van de mogelijkheden op het vlak van mobiele erfgoedontsluiting in de erfgoedsector
•
Gebrek aan voldoende personeel om input te leveren
•
Gebrek aan data
•
Gevaar voor overdigitalisering: een overaanbod aan digitale duiding kan bezoekers afschrikken
•
Gevaar voor oppervlakkigheid: het aanbieden van een spel omwille van het spel
•
Gevaar dat bezoekers enkel nog bezig zijn met hun PDA en niet meer met de tentoongestelde objecten
•
Gevaar dat men veel geld en energie investeert in iets dat binnen een aantal jaar verdwenen zal zijn 71
MEERWAARDE •
Mogelijkheid tot integreren van beeld en geluid alsook het bekomen van suggesties op basis van een individueel interesse –en behoefteprofiel
•
Mogelijkheid om individueel om te springen met aangeboden content
•
Mogelijkheid tot meer interactiviteit vanwege de bezoekers
•
Dit doet de erfgoedinstelling professioneler overkomen
•
Belangrijke meerwaarde naar jongeren toe: erfgoed wordt toegankelijker voor hen en ze raken meer betrokken
•
Mogelijkheid om op een leuke wijze serieuze informatie mee te geven: erfgoed toegankelijker maken voor iedereen
•
Mogelijkheid om informatie gelaagd aan te bieden: afgestemd op individuele behoeften van de bezoeker
•
Mogelijkheid om verschillende modules aan te bieden aan gezinnen
•
Voordelen voor erfgoedinstelling: informatie kan makkelijker aangepast worden en de erfgoedinstelling wordt verplicht om na te denken over erfgoedontsluiting
•
Posttraject biedt de bezoeker de mogelijkheid om achteraf bepaalde zaken uit te diepen
WENSEN •
Databank uitbouwen
•
Verschillende toepassingen mogelijk maken eens de data voor handen is
•
Ideaal zou zijn dat iedere bezoeker over zijn eigen systeem beschikt waarmee hij overal terecht kan op een eenvoudige en goedkope wijze
•
Systeem waarbij alle databanken op elkaar aansluiten en dat voor iedereen in de erfgoedsector toegankelijk is en dat zo volledig mogelijk alle bestaande informatie ontsluit
2.2.5. Lokaal erfgoed AANDACHTSPUNTEN •
Aandacht besteden aan het voorbereiden van de implementatie van mobiele erfgoedontsluiting
•
Het is niet wenselijk dat een PDA andere manieren van erfgoedontsluiting vervangt: niet alle bezoekers hebben hier immers behoefte aan en het is ook niet de juiste manier om het grote, nog niet geïnteresseerde publiek aan te trekken
•
Belang van de vertaling
•
Belangrijk dat de bezoeker voldoende vrijheid heeft bij het gebruiken van dergelijke mobiele toestellen: interactiviteit is belangrijk zowel ter plaatse als achteraf
72
•
Er kan meerwaarde verbonden zijn aan user generated content zowel voor de erfgoedinstelling als voor de bezoeker, maar er is nood aan een filter. De inhoud die vandaag geleverd wordt is vaak koud en passief. Het achterlaten van een verhaal hoeft echter niet met een PDA te gebeuren
•
Belangrijk dat dit debat gevoerd wordt door de erfgoedsector en niet door de toeristische sector. Erfgoedverhalen moeten gericht zijn op duiding
•
Aandacht besteden aan het fenomeen van de groep: het gevaar bestaat dat door het gebruik van individuele PDA’s deze groepsdynamiek verloren gaat. Anderzijds mag dit geen voorwaarde zijn want dan sluit men individuele bezoekers uit terwijl die door de PDA juist de mogelijkheid krijgen om meer informatie te bekomen
•
Men staat positief tegenover het gebruik van een PDA, maar er zijn drempels waarmee rekening dient gehouden te worden: momenteel is dit te ambitieus en niet realistisch voor het lokale werkveld
•
Bezoekers niet lijdzaam volgen, maar hen ook nieuwe dingen laten ontdekken
KNELPUNTEN •
Het gebruik van een PDA zal niet snel ingang vinden op het lokale niveau wegens een tekort aan geld en middelen en andere prioriteiten. Mogelijke oplossing is samenwerking
•
Dilemma: hoeveel informatie geeft men vrij als instelling aan de bezoeker?
•
Mogelijke negatieve punten: PDA kan soms onhandig zijn om mee rond te lopen, de inhoud kan slecht uitgewerkt zijn wat leidt tot een negatieve bezoekerservaring, te klein beeldscherm, te veel informatie
•
Gebrek aan kennisdeling binnen de erfgoedsector
•
Technologische drempel: PDA vormt een extra drempel voor mensen die nog niet geïnteresseerd zijn in erfgoed. Toch ziet men vandaag wel een zekere vertrouwdheid met technologie
•
Nood aan meer informatie en communicatie binnen de erfgoedsector
•
Gebrek aan expertise voor het maken van de vertaalslag
•
Deze vorm van mobiele erfgoedontsluiting zal weerstand oproepen bij de gidsen
•
Twijfel of de gewone man in de straat hierop staat te wachten
•
Discussie: erfgoed wordt er elitairder door versus erfgoed wordt er democratischer door
MEERWAARDE •
Hulpmiddel voor gidsen en gidsen behoeden om te veel af te wijken van het verhaal
•
Mogelijkheid om erfgoed herkenbaarder te maken in de eigen omgeving
•
Middel om mensen er toe aan te zetten een bepaalde site te bezoeken: erfgoed wordt toegankelijker
•
Door interactiviteit gaat de bezoeker meer onthouden
•
Visualiseren van zaken die er niet meer zijn 73
•
Aanbieden van beeld en geluid
•
PDA is in staat meer informatie te bieden dan via de traditionele kanalen
•
Mogelijkheid om verschillende soorten informatie te integreren tot één verhaal
•
Informatie meerlagig aanbieden
•
Kwaliteit en entertainment kunnen makkelijk samengebracht worden in een PDA waardoor men in eerste instantie zoveel mogelijk mensen kan bereiken, onder andere kinderen
•
Link naar website kan extra informatie opleveren, maar dit dient na het bezoek te gebeuren
WENSEN •
Weinig wensen, misschien worden drempels nog te groot gezien om al te beginnen dromen van wat mogelijk zou kunnen zijn
•
In een gebouw levensgrote 3D-beelden activeren via de PDA zodat ze groter en zichtbaarder worden dan op het scherm van de PDA
2.2.6. Erfgoedsites AANDACHTSPUNTEN •
Gelaagd aanbieden van de informatie in plaats van de bezoeker meteen toegang te bieden tot alle informatie: inspelen op specifieke noden van de verschillende bezoekers
•
Enerzijds een vast parcours, een rode draad en suggesties aanbieden aan de bezoeker en anderzijds de bezoeker de mogelijkheid bieden om zich te verdiepen door de aanwezigheid van verschillende informatielagen
•
Implementeren van deze mobiele vorm van erfgoedontsluiting dient enkel te gebeuren indien er een duidelijke nood aan is of een duidelijke meerwaarde aan verbonden is
•
PDA creëert verwachtingen bij de bezoeker: vandaar nood aan voldoende en wetenschappelijk juiste informatie om in de PDA te stoppen
•
Keuze bewaren tussen een rondleiding aan de hand van een mobiel toestel en een rondleiding met een menselijke gids: op die manier houdt men rekening met verschillende doelgroepen (groepen versus individuele bezoekers)
•
Mogelijkheid om informatie te bekomen wanneer gidsen niet beschikbaar zijn
•
Belang van de vertaling van de informatie naar een verhaal voor de bezoeker
•
Technologie hoeft niet te leiden tot een verschraling van het erfgoed want het is slechts een middel en geen doel op zich
•
Bezoeker moet keuze hebben om al dan niet gebruik te maken van een mobiel toestel
74
•
Er zijn voordelen verbonden aan het feit dat bezoekers zelf informatie kunnen aanbrengen, maar er is hierbij nood aan een filter. Dit impliceert echter extra personeel en dat is niet realistisch
•
Het gebruik van deze toestellen komt te vroeg en is nu nog niet interessant voor erfgoedinstellingen
KNELPUNTEN •
Er bestaan voorbeelden van slecht gebruik van de PDA: indien de PDA geen meerwaarde biedt, wanneer het gebruik ervan leidt tot een negatieve ervaring bij de bezoeker, indien er geen link is tussen hetgeen op de PDA verschijnt en de omgeving waarin de bezoeker zich bevindt, in geval van onduidelijkheid in verband met wat fictie en wat realiteit is, wanneer informatie in een snel tempo voorbijkomt en de bezoeker geen mogelijkheid heeft om te interageren
•
Twijfel betreffende het aantal bezoekers dat vandaag in staat is een dergelijk mobiel toestel als de PDA efficiënt te gebruiken: ontsluiting via een MP3-speler is veel concreter en sneller uitvoerbaar voor erfgoedinstellingen
•
Aandacht moet besteed worden aan het onderhoud en de levensduur van mobiele toestellen bovendien hebben sommige mobiele systemen ook nadelen
•
Investeren in PDA zou gezien kunnen worden als een elitaire investering aangezien enkel geïnteresseerden zich zullen verdiepen in de aangeboden achtergrondinformatie. Toch zien de meesten de technologie zelf niet als een drempel en is het vaak de enige manier om kinderen te boeien voor erfgoed
•
Gebrek aan personeel dat over de nodige bagage beschikt om een dergelijk systeem te implementeren
•
Gebrek aan kennis in verband met de mogelijkheden van mobiele toestellen
•
Het is een grote investering: aanschaf, implementatie, onderhoud. Vaak is er echter een gebrek aan voldoende financiële middelen hiervoor
•
Technische mankementen kunnen het hele systeem plat leggen
•
Informatie groeit en verandert, dus moet de inhoud van de PDA steeds aangepast worden
•
Vele erfgoedinstellingen wachten gewoon af om te zien welke technologie zal aanslaan vooraleer ze beslissen er in te investeren
•
Nood aan een degelijke hoeveelheid informatie om in de PDA te steken, een te beperkte inhoud leidt tot een negatieve bezoekerservaring
•
Grote investering in vergelijking met het aantal mensen dat hier nu reeds voor openstaat
MEERWAARDE •
De bezoeker heeft steeds een enorme hoeveelheid informatie op zak die hij naargelang zijn interesses kan doorzoeken
•
Middel om meer jongeren aan te trekken tot erfgoed
•
Mensen stimuleren om een bezoek te brengen 75
•
Het bezoek ter plaatse wordt verlengd door het gebruik van deze toestellen
•
Mogelijkheid tot interactiviteit langs de kant van de bezoeker: dit verruimt vrijheid en mogelijkheden van de bezoeker
•
In eerste instantie heeft de bezoeker nood aan een degelijke verhaalstructuur, in tweede instantie kan het toestel de individuele bezoeker veel meer informatiemogelijkheden bieden zonder al te veel hinderpalen
•
De bezoeker kan achteraf, na het bezoek, de informatie nogmaals doornemen indien deze over een eigen PDA beschikt: de bezoeker hoeft dus niet alle beschikbare informatie in één keer tot zich te nemen
•
Mogelijkheid tot het bekomen van een verhaal dat aansluit bij de specifieke interesses van de bezoeker
•
De bezoeker zal meer onthouden van de aangeboden informatie doordat hij deze bij de hand heeft en meerdere keren kan doorzoeken
•
De PDA kan de bezoeker nauwer betrekken bij de tentoonstelling
•
Visuele appreciatie kan vergroot worden doordat men geen gebruik meer hoeft te maken van storende tekstpanelen
•
Tonen van zaken die men onmogelijk kan vertellen
•
Basisverhaal dat nu reeds in audiogidsen steekt is niet verloren, maar dient wel herwerkt te worden
•
De PDA biedt veel meer mogelijkheden, maar dit creëert ook meer werk
•
Inhoud van de PDA is makkelijker aanpasbaar dan een hele opstelling
•
PDA laat toe eerst met iets leuks te beginnen en vervolgens meer mogelijkheden te bieden
•
PDA kan suggesties doen aan de bezoeker op basis van diens interesses waardoor deze een eigen parcours kan samenstellen, anderzijds biedt het de bezoeker de mogelijkheid om zich te laten verrassen
•
Door het feit dat de bezoeker een bepaalde keuze maakt, is hij meer gemotiveerd om nogmaals terug te keren om dan een andere route te volgen
WENSEN •
Virtuele realiteit: wandelen in een gebouw alsof men zich in een andere eeuw bevindt
•
Een volledige inventaris zou al een hele stap vooruit zijn. Er blijft echter steeds data bijkomen
76
3. Conclusie In dit gedeelte geven we een algemene conclusie op basis van de resultaten van de verschillende focusgroepgesprekken. Hierbij zoemen we in op gedeelde overtuigingen van de gesproken erfgoedexperts. Het doel hiervan is een aantal aanbevelingen te doen met het oog op de ontwikkeling van de demonstrator. Het lijkt ons immers zeer waardevol om rekening te houden met de visie van deze experts die als het ware dagelijks erfgoed door hun handen laten gaan. Dit maakt het mogelijk de uitdagingen en kansen, de sterktes en zwaktes van dit project te schetsen.
3.1.
Communicatielaag
KNELPUNTEN Volgens de experts is er een duidelijk gebrek aan voldoende digitaal beschreven en gedigitaliseerd materiaal. Er is dus met andere woorden een gebrek aan input wegens een gebrek aan tijd, personeel alsook een concrete visie. Een ander vaak aangehaald probleem is het feit dat elke instelling werkt met een eigen systeem. Dit wordt verklaard door het bestaan van verschillende noden. Het resultaat hiervan is dat informatie moeilijk gekoppeld kan worden. Wat auteursrechten betreft, blijkt uit de gesprekken dat het duidelijk moet zijn wat al dan niet vrijgegeven wordt via deze communicatielaag. Meerdere experts halen aan dat het de instellingen zelf zijn die hierover dienen te beslissen. MEERWAARDE De voornaamste pluspunten die de verschillende experts verbinden aan een communicatielaag zoals deze in dit project voorgesteld wordt, zijn ondermeer het feit dat de gebruiker slechts één vraag hoeft te stellen om informatie snel op het spoor te komen. Deze hoeft immers niet langer bij elke individuele instelling langs te gaan om te achterhalen of er zich al dan niet relevantie informatie bevindt. Bovendien kan deze communicatielaag er voor zorgen dat men ongekende en onverwachte zaken ontdekt. Tot slot kunnen via deze laag objecten die zich in verschillende databanken bevinden en behoren tot verschillende erfgoedsectoren aan elkaar gekoppeld worden waardoor de gebruiker van het ene op het andere kan terechtkomen. Daarenboven kan dit ook de kans vergroten op samenwerking binnen het brede erfgoedveld.
77
3.2.
Mobiele erfgoedontsluiting
AANDACHTSPUNTEN Vooraleer men overgaat tot het gebruik van mobiele digitale toestellen zoals een PDA, pleiten de verschillende experts er voor voldoende aandacht te besteden aan volgende kwesties. Zo dient de erfgoedinstelling de gebruiker te sturen, hem een rode draad en een verhaal te bieden, maar tegelijkertijd moet er ook sprake zijn van vrijheid en keuzemogelijkheid voor deze gebruiker. Dit laatste komt er ondermeer op neer informatie gelaagd aan te bieden zodat diegene die geïnteresseerd is verder kan doorgraven. Men pleit er dus voor rekening te houden met de specifieke interesses en behoeften van verschillende bezoekers en aangepaste informatie te bieden. Voorts is het belangrijk dat de gebruiker de mogelijkheid tot interactiviteit heeft. Een ander gegeven dat gemeenschappelijk is voor alle bevraagde experts, is het feit dat user generated content zeker interessante informatie kan opleveren, maar dat dit wel gecontroleerd dient te worden door de erfgoedinstelling. Er moet met andere woorden een filter op zitten. We komen ook te weten dat volgens de experts een PDA niet impliceert dat andere, meer klassieke, manieren van erfgoedontsluiting opzij geschoven moeten worden. Een PDA is bijvoorbeeld geen vervanging voor de menselijke gids. Het is daarentegen belangrijk een goed evenwicht te vinden. Bovendien zou een PDA enkel en alleen gebruikt mogen worden indien er werkelijk sprake is van een duidelijke meerwaarde. De essentie van dit alles is echter niet de technologie, maar wel de inhoud, het verhaal dat op de PDA staat. Technologie is slechts een middel, zo stelt men, en geen doel op zich. Uiteraard acht men het wel belangrijk dat het mobiele toestel gebruiksvriendelijk is. Voorts wijst men er op dat een mobiel toestel als een PDA aangepast dient te zijn aan de context waarbinnen de erfgoedbeleving plaatsvindt. Zowel op inhoudelijk als op technologisch vlak. Het komt er in feite op neer dat het gebruik van de PDA goed doordacht moet zijn vooraleer men eraan begint. Zo dient men ondermeer aandacht te besteden aan het fenomeen van de groep alsook aan een beheer op langere termijn. Tot slot rest er nog één aandachtspunt, maar misschien wel het belangrijkste. Alle experts wijzen immers op het belang van de vertaling van informatie naar een verhaal voor de bezoeker, aangepast aan de specifieke kenmerken van de PDA. KNELPUNTEN Bij verschillende experts bestaat de twijfel of bezoekers klaar zijn om nu reeds met dergelijke mobiele digitale toestellen om te gaan. Waar men daarentegen niet aan twijfelt, is het feit dat er twee versnellingen bestaan binnen de erfgoedsector. Het verhaal van de kleine instellingen is immers helemaal anders dan dat van de grote instellingen. De kleine instellingen zijn niet klaar om nu reeds te werken met deze technologie omwille van een 78
aantal redenen. Zo is er sprake van een gebrek aan geld, een gebrek aan personeel voor het ontsluiten van informatie, een gebrek aan middelen, een gebrek aan vertalers en een gebrek aan kennis. Heel wat instellingen weten niet wat de mogelijkheden zijn van mobiele digitale toestellen. Het gebrek aan vertalers is een ernstig probleem aangezien de essentie van de erfgoedontsluiting het verhaal is, zo beklemtonen alle bevraagde experts. Hiermee staat of valt het succes van een PDA in een erfgoedcontext. Een mogelijk probleem dat gepaard gaat met het gebruik van deze toestellen is het gevaar dat de bezoeker enkel nog bezig is met de PDA en niet meer met de tentoongestelde objecten. Voorts bestaat er ook een gevaar voor een overaanbod aan informatie. Tot slot is het vaak een probleem voor erfgoedinstellingen om voldoende basisinformatie te verzamelen voor het inhoudelijk stofferen van de mobiele digitale erfgoedgids. MEERWAARDE Een veel voorkomende meerwaarde die door de experts verbonden wordt aan het gebruik van mobiele digitale toestellen zoals een PDA, is het feit dat dit gewoon veel meer mogelijkheden biedt in vergelijking met de klassieke wijze van erfgoedontsluiting. Via de PDA wordt het immers mogelijk zowel beeld als geluid te bieden, alsook reconstructies te maken en 3Dbeelden te tonen. Voorts is het mogelijk suggesties te doen aan de bezoeker op basis van diens gedrag en interesses. De experts gaan niet akkoord met de uitspraak dat een PDA leidt tot een verschraling van het erfgoed. Integendeel, ze zien er juist de mogelijkheid in om serieuze, kwaliteitsvolle informatie op een leuke manier te brengen. Dit zorgt er bovendien voor dat het via de PDA mogelijk wordt om meer jongeren en kinderen aan te trekken tot erfgoed en dat erfgoed eigenlijk voor iedereen toegankelijker wordt. Een ander belangrijk pluspunt is volgens de experts de mogelijkheid die de bezoeker heeft om zelf te selecteren wat hem of haar interesseert. Deze vorm van interactiviteit wordt erg gewaardeerd. De bezoeker is ook niet langer afhankelijk van anderen voor het bekomen van informatie. Dit geldt trouwens niet enkel voor het eigenlijke bezoek. Via een pre – en posttraject kan de bezoeker immers zelf informatie op het spoor komen of zich verder verdiepen in hetgeen hem interesseert. De experts waarderen bovendien dat de bezoeker door middel van deze mobiele toestellen beschikt over een hele hoop informatie. Dit vloeit ondermeer voort uit het feit dat informatie in meerdere lagen en in meerdere verhalen kan aangeboden worden. Deze mobiele digitale toestellen houden voorts voor de erfgoedinstellingen zelf een belangrijke meerwaarde in. Zo stellen deze hen in staat informatie te verzamelen over het gedrag van de bezoeker. Overigens kan de content die de instellingen aanbieden aan de bezoeker makkelijker aangepast worden in een PDA dan in een klassieke museumopstelling.
79
WENSEN Als afsluiter van de focusgroepgesprekken werd de vraag gesteld naar wat de experts afkomstig uit verschillende erfgoedsectoren graag mogelijk zouden zien worden indien ze over ongelimiteerde middelen zouden beschikken. Ook hier bleken bepaalde overtuigingen gelijklopend te zijn. Zo wordt de nood aan basisinformatie beklemtoond. Een volledige inventarisatie en een beschrijving van alle mogelijke data in databanken is een grote wens. Bovendien zou men graag zien dat al deze informatie gekoppeld is. Dit zou dan vervolgens allerlei toepassingen mogelijk moeten maken zoals objecten voorstellen als een 3D-object of werken met virtuele realiteit. Het komt er in essentie op neer alle data toegankelijk te maken op een wijze die een meerwaarde inhoudt voor de bezoeker.
3.3.
Tot slot
Algemeen beschouwd kunnen we stellen dat men vanuit de erfgoedsector toch wel kritisch staat tegenover een project als Erfgoed 2.0. Men ziet wel voordelen aan het gebruik van de voorgestelde communicatielaag alsook aan het gebruik van bijvoorbeeld een PDA voor een mobiele vorm van erfgoedontsluiting, maar tegelijkertijd benadrukt men dat de implementatie ervan zeer goed overdacht dient te worden. Zo wijst men bijvoorbeeld op het belang van een langetermijnvisie en het bieden van een meerwaarde en heeft men het over het feit dat dit wel een zeer ambitieus project is aangezien het de bedoeling is alle verschillende sectoren uit de erfgoedsector te koppelen. Bovendien dienen er eerst nog een aantal stappen ondernomen te worden vooraleer men werkelijk van start kan gaan met een project als Erfgoed 2.0, zo meent men. Zo heeft men het ondermeer over de nood aan inputprojecten alsook over meer kennisdeling binnen de erfgoedsector en over de nood aan vertalers. Over de verschillende focusgroepgesprekken heen, hebben we voorts kunnen vaststellen dat er onenigheid heerst in verband met het al dan niet bestaan van een technologische drempel voor de bezoeker. Volgens sommigen is deze klaar voor mobiele digitale erfgoedontsluiting, volgens andere experts dan weer niet en nog anderen maken een onderscheid tussen verschillende soorten bezoekers bijvoorbeeld jongeren en senioren. Alle experts benadrukken ten slotte de kloof die er bestaat tussen de grotere instellingen enerzijds en de kleinere, lokale instellingen en verenigingen anderzijds. Het erfgoedveld is immers zeer breed en divers. Voor kleine instellingen ziet men een project als dit eerder als iets dat er op lange termijn wel zal komen, maar zij zullen eerst kijken of het aanslaat bij anderen en hopen dat deze kennis zal gedeeld worden zodat zij kunnen volgen. Bovendien wordt in dit kader ook de zware financiële investering aangehaald. Dit verklaart volgens de experts enerzijds waarom kleine instellingen twee keer zullen nadenken vooraleer ze in een project, waarvan ze niet zeker weten of het zal aanslaan, zullen 80
investeren en anderzijds waarom heel wat kleine instellingen op dit moment gewoon niet in de mogelijkheid zijn om mee te stappen in dit verhaal. Mogelijke oplossingen die hiervoor gesuggereerd worden, zijn samenwerking en ondersteuning van bovenaf.
81