Workshop Samenwerken met ondernemers Met de terugtredende overheid is er in relatie tot de Nationale Landschappen (meer nog dan voorheen) een grotere rol weggelegd voor het bedrijfsleven. Dat vraagt in ieder geval om een andere rolopvatting en verdeling van taken en bevoegdheden tussen overheid en bedrijfsleven. Vanuit de deelnemers aan de workshop zijn vanuit deze hoofdvraag een aantal belangrijke thema’s en discussiepunten geformuleerd. Grofweg zijn deze te herleiden tot de volgende deelvragen: 1) Welke investeringen zijn nodig om de Nationale Landschappen (ook op termijn) aantrekkelijk te houden en wat moet daarvoor worden gedaan? 2) Hoe kunnen lusten en lasten eerlijk(er) worden verdeeld? 3) Hoe kan het bedrijfsleven worden gemotiveerd om (mede) te investeren in het bedrijfsleven? 4) Wat is de (nieuwe) rol van de overheid? Toekomstige opgave voor het landschap Tijdens de workshop wordt door meerdere deelnemers de principiële vraag gesteld welke investeringen voor het landschap eigenlijk nodig zijn. Dit is nu lang niet altijd duidelijk. Beantwoording van deze vraag is relevant om inzicht te verkrijgen in de feitelijke opgave die nu voorligt en wat er van de overheid en het bedrijfsleven in relatie tot de landschappen kan/moet worden gevraagd. Daarbij wordt tevens de vraag gesteld of elke investering in het landschap per definitie ook een goede is? oftewel “kan het ook een tandje minder?”. Verdeling lusten en lasten Investeren in het landschap is tot op heden vooral gezien als een bijdrage aan een publiek goed waar de overheid het voortouw in moet nemen. De revenuen daarvan komen echter (deels) ook bij het (toeristische) bedrijfsleven terecht zonder dat daarvoor vanuit deze partijen een echte bijdrage wordt geleverd. Belangrijke vraag is hoe ervoor kan worden gezorgd dat de lusten en de lasten beter worden verdeeld. Tijdens de workshop wordt hierbij benadrukt dat “onwetendheid” ook mee speelt. (Toeristische) ondernemers zijn vaak gefocust op de eigen bedrijfsvoering en niet altijd in voldoende mate bekend met de economische waarden van het landschap en met het belang daarvan voor de eigen bedrijfsvoering. Motivatie voor bedrijfsleven om te investeren Om te kunnen overleven moeten bedrijven gemaakte kosten terugverdienen en bovendien winst maken om toekomstige tegenvallers te kunnen opvangen. In relatie tot het landschap is dan de vraag hoe een investering door een ondernemer in het landschap kan worden terug verdiend. Hierbij speelt meer: • Het verschil in tijdhorizon: Het bedrijfsleven is vooral gericht op de korte termijn, terwijl investeringen in het landschap veel meer een lange termijn karakter hebben. • Welk ruimtelijke schaalniveau: sluit het lokale of juist het regionale niveau het beste aan bij de behoefte van het bedrijfsleven? Rol van de overheid Onder de deelnemers van de workshop is er brede consensus dat de rol van de overheid in relatie tot het landschap wezenlijk anders wordt dan in het verleden. Er zijn minder
1
financiële middelen beschikbaar waardoor keuzen noodzakelijk zijn. Hierdoor is de rol van de overheid hoe dan ook beperkter dan tot nu toe het geval is geweest en ligt er een grotere verantwoordelijkheid voor het bedrijfsleven. Om ondernemers te motiveren om ook daadwerkelijk te participeren, moet de overheid wel voor voldoende wisselgeld zorgen: “ondernemers moeten meer ontwikkelingsmogelijkheden krijgen binnen wet-‐ en regelgeving om mee te kunnen bijdragen aan de instandhouding van het landschap”. Dit vraagt in ieder geval om maatwerk. Tijdens de workshop werd duidelijk dat genoemde vragen sterk leven bij de deelnemers, maar dat het geven van een afdoende antwoord op gestelde vragen in dit stadium nog lastig is. Hier ligt derhalve ook een belangrijke taak om vanuit het Servicenet Nationale Landschappen samen met de betrokken partijen in de komende tijd te zoeken naar goede oplossingen en vooral ook best practices. Het Servicenet kan daarbij onder andere (via een community of practice) bijdragen aan een professioneler relatiebeheer met de ondernemers en hiervoor bijvoorbeeld ook trainingen organiseren.
2
Workshop Europa Europa biedt verschillende subsidiemogelijkheden voor de Nationale Landschappen. Vijf procent van de begroting voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie 2013 (10 miljoen euro) is bijvoorbeeld afkomstig uit Europese subsidies. De deelnemers aan de workshop geven aan dat zij niet goed weten hoe je een Europese subsidie aan moet vragen. Daarnaast is er terughoudendheid over de mogelijkheden: een aanvraag kost veel tijd en administratie. Een inventarisatie leverde verschillende vragen op het gebied van organisatie, de ‘potjes’, netwerken en ‘goede ideeën’. Organisatie: -‐ Cofinanciering is verplicht, hoe kan je dit organiseren? Investeren in netwerk, uitwisselen van kennis en ervaringen. -‐ Behoefte aan overzicht in fondsen/netwerkbijeenkomsten/mogelijkheden. -‐ Hoe maak je tijd, financier je opstellen van voorstel? Administratie meenemen in projectvoorstel. -‐ Kosten en baten van aanvraag? -‐ Hoe vind je als particulier je weg in het Provinciehuis? Welke potjes zijn beschikbaar: -‐ Onder welk programma valt erfgoed en relatie met vergroening GLB? -‐ Is EU in te zetten als investeringsfonds voor Nationale Landschappen? -‐ Waar valt Euregio subsidie onder? Netwerken: -‐ Overzichten van mogelijke Europese partners? -‐ Wat zijn kansrijke samenwerkingsverbanden? -‐ Netwerken is ‘vage’ activiteit om te verantwoorden en om bij te wonen. Goed om specialist mee te vragen. -‐ In hoeverre wordt de ontwikkeling van een nationaal landschap versterkt, als het ook een LEADER-‐gebied is? Goede ideeën: -‐ Oefening in ‘omkatten’ goede ideeën van vraagstukken, hoe zoek je aansluiting bij thema’s op Europees niveau? -‐ Wat is innovatief? Advies Peter Ros geeft aan dat een aanvraag veel administratie kost. De administratie is echter niet moeilijk al je het goed organiseert. De aanvraag levert naast geld ook kennis op, omdat er veel samenwerking onder landschappen in Europa is ontstaan. Een ander aandachtspunt is dat innovativiteit en duurzaamheid de hoofdgedachte dient te zijn bij aanvraag. Wees creatief! Daarnaast heeft elke portefeuille binnen de Europese Commissie een eigen programma met bijbehorende financiering. Netwerken is nodig om de juiste contacten te leggen en goed op de hoogte te zijn van mogelijkheden. Bij provincies zijn ze al met aanvragen bezig, haak daarop aan en maak gebruik van hun tijdsinzet. De subsidie voor 2014 – 2020 is nu nog aan te vragen. Smeed coalities, stel een duidelijke visie op en ga naar de derde etage van het Provinciehuis.
3
Oefening in opzetten INTERREG-‐programma De deelnemers maken samen een voorbeeldopzet voor een INTERREG-‐programma over ‘innovatieve beheermodellen’. Daarin brengen zij verschillende onderdelen samen: de adoptie van een houtwal, energie uit hout, zonnepanelen, toerisme, vrijwilligers en marketing. Het is opvallend hoe snel je met een aantal mensen samen een coalitie kan vormen. Vervolg Er is met name behoefte aan overzicht, inzicht en het ontmoeten van elkaar. De deelnemers zijn zoekend en zien een rol voor Servicenet weggelegd om te faciliteren in kennisleemte. Daarbij leren deelnemers graag de do’s en dont’s, hoe elkaar organisaties werken, hoe je puzzelstukjes bij elkaar brengt en hoe je gebruik maakt van gemeenschapszin. Het gezamenlijk opzetten van een INTERREG-‐programma heeft meerwaarde. Tot slot kan er een Q&A op de website van Servicenet komen.
4
Workshop Fondsen en fondsenwerving Een aantal deelnemers heeft ervaring met het opzetten van een fonds. Anderen willen verkennen of een fonds waarde kan toevoegen. Er zijn twee vragen die alle deelnemers bezig houden: 1. Hoe zet je de eerste stappen, hoe zet je de vorming van een fonds in gang en hoe verleid je overheden en (met name) private partners tot een eerste bijdrage? 2. Hoe zorg je ervoor dat het fonds een continue motor blijft voor de kwaliteit van het gebied, hoe organiseer je via een fonds langetermijn investeringen? De discussie beweegt zich van organisatievraagstukken en eigenaarschap via financieel-‐ technische overwegingen naar een aantal conclusies: • Een gebiedsfonds is een voertuig voor betrokkenheid van partners in het gebied. Alleen daarom is het oprichten van een fonds al waardevol. • Een fonds heeft een bundelingsfunctie. Het bundelt krachten en betrokkenheid van de publieke en private gebiedspartners en het bundelt geldstromen. • Met een fonds wordt de investeringsbereidheid van partners veel meer centraal gesteld. Maar: het begint bij een gedeeld of gezamenlijk belang of probleembesef. Is dat er niet, dan is het opzetten van een fonds kansloos. • Het draait niet alleen om draagvlak. In de Ooijpolder is effectief aangetoond dat je met een fonds tot bilaterale, zakelijke transacties kan komen tussen investeerders en eigenaars/uitvoerders. Servicenet Nationale Landschappen en Nationaal Groenfonds bekijken de haalbaarheid van een landelijk fonds voor de Nationale Landschappen. Tegelijkertijd wordt in Nationaal Landschap IJsseldelta een transitieproces op gang gebracht waarin twee ‘omslagen’ centraal staan: van overwegend publiek naar privaat-‐publiek en van subsidiëren naar investeren. Onderdeel van dit transitieproces is de verkenning een breed investeringsfonds onderdeel kan zijn van de nieuwe gebiedsaanpak (met gebruikmaking van de bestaande goede voorbeelden). Vanuit dit fonds zouden verschillende financiers kunnen investeren in de aantrekkelijkheid, vitaliteit en veiligheid van dit gebied. Het tegelijkertijd – en in samenhang met elkaar -‐ opzetten van een landelijk fonds en een regionaal fonds kan ook voor andere gebieden voorbeeldwerking hebben. Daarbij gaat het onder meer om het opstarten van het fonds, de organisatie en werking ervan, de wisselwerking tussen het landelijke en regionale fonds, de wijze waarop ‘investeringswaardige’ business cases tot ontwikkeling kunnen worden gebracht en hoe effectief aan fondsenwerving wordt gedaan. Er is bij de deelnemers behoefte om hierover kennis te delen. Servicenet Nationale Landschappen zal dit via een community of practice kunnen faciliteren.
5
Workshop Toerisme/Recreatie 1. Inventarisatie: hoe vraag Inventarisatie leverde clusters op van verschillende problemen/vragen: a. Identiteit/marketing • Hoe kan ik verborgen/onbekende erfgoed in landschap voor breder publiek ontsluiten? • Hoe kan een regio die niet vanzelfsprekend recreanten trekt, toch aantrekkelijker maken? • Hoe De Bollenstreek op de kaart zetten voor de recreant? • Hoe promoten van regio’s zonder grote(re) steden in de buurt? • Hoe van gebied/NL een merk maken? b. Organisatie • Hoe verschillende ondernemers te interesseren voor meerdaagse arrangementen? • Hoe kunnen losse initiatieven totaalproduct worden? • Hoe samenwerking bevorderen, win-‐win? • Hoe inwoners van gebieden mede probleemeigenaar maken en inschakelen voor promotie van landschap? • Hoe agrariërs in gebied mede-‐eigenaar maken van publieke opgave? 2. Oplossingen Inventarisatie van mogelijke oplossingen n.a.v. centrale vraag: wie is trekker (overheid of anderen). a. Cursus Ambassadeurs van het landschap • Doel kennisontwikkeling/productontwikkeling en ontwikkelen netwerk. • Probleem: beperkte belangstelling, vaak kleine ondernemers • Probleem continuïteit van netwerk • Oplossing: meerwaarde (winst voor bedrijf en gebied) duidelijk maken, bijv. ahv ervaringen elders en goede business cases. b. Promotie Zuid-‐Limburg • Geen VVV. Inspiratie/trekker KvK. Bijeenkomsten georganiseerd met 10 koplopers. • Belangrijke tool: gratis database met info over landschap en voorzieningen. c. Dagarrangement streekproducten (IJsseldelta) • Initiatief van kippenfarm en biologische veeboer. • Bezoek aan kunstschilder en horeca. • Nog geen zwaan-‐kleef-‐aan effect gehad d. Pieterpad • Vertrekken vanuit identiteit van gebied/route. • Kijken waar kansen liggen vanuit het oogpunt van de consument, niet beginnen met aanbod. Consument kan zelf op google veel vinden en wil eigen arrangementen
6
bepalen. Arrangement is niet dichtgetimmerd programma, maar veeleer fruitmand met verschillende opties/adressen waaruit consument kan kiezen. • Belangrijk onderscheid te maken tussen toerist en recreant: hebben verschillende interesses. • Streekidentiteit soms minder belangrijk dan goede marketing: Groene Woud is op zich niet zo onderscheidend t.o.v. andere gebieden, maar wel succesvol door marketing. • Probleem van trekker: vaak helaas overheid, liefst ondernemer of andere organisatie/persoon. Sowieso snel anderen erbij betrekken. 3. Model: de zes O’s Op basis van inventarisatie van vragen en oplossingen werd volgende stappenplan geformuleerd met zeven O’s: Stap 1. Ontmoeten Haal creatieve actieve ondernemers en personen uit verschillende werelden bij elkaar en vorm platform (uit recreatie, landbouw, natuur en milieu, educatie e.d.). Initiatiefnemer: persoon/bedrijf, KvK of indien niet aanwezig: overheid (provincie/gemeente) Stap 2. Onderzoeken Definiëren van a. identiteit en onderscheidend vermogen van gebied (vertrekpunt) en b. doelgroepen i.s.m. platform. Stap 3. Ontdekken Met platform mogelijkheden en kansen definiëren van 2. Leefstijlenonderzoek kan daarbij nuttig zijn, maar niet alleen zaligmakend. Belangrijker zijn creatieve ideeën en enthousiaste deelnemers. Stap 4. Ontwikkelen Ontwikkel cross-‐overs van verschillende activiteiten/producten en ontwikkel op basis daarvan aanbod conform model ‘fruitmand’. Stap 5. Organiseren Zoek aanbieders/bedrijven bij elkaar die aan verdere uitwerking van concept willen meewerken. Gezamenlijk marketing opzetten. Ook andere zaken meenemen als samenwerking rond streekrekening/streekfonds. Stap 6. Oogsten Geld verdienen met programma. Op basis van succes en rendement andere ondernemers en organisaties aanspreken om programma aan te vullen.
7