Workshop 6 oktober 2010 Mieke Vermeulen opzet van de workshop Gedichten lezen en schrijven en hoe je dat doet met de leerlingen van je groep Starter Een elf schrijven n.a.v. ‘Stad’ van STEF BOS Gebruik slechts woorden van betekenis, dus geen in, op, en, het, de, van is, maar zo groots en indrukwekkend mogelijk. Werkwijze is vraagstelling ? Titel = de naam van jouw stad of dorp ????? wat is je directe associatie in 1 woord beschrijf de daarin voor jou belangrijkste plek in 2 woorden aan welke klanken herken je jouw stad of dorp in 3 woorden wat betekent die stad voor jou (metafoor) in 4 woorden wat geef je jouw stad/dorp voor koosnaam/vloek in 1 slotwoord Bussum teruggekeerd thuishaven vertrekstation spoorbellen sneltreinen vogels rust onder ruisende bomen prachtvilla
Workshop 6 oktober 2010 opzet van de workshop Gedichten lezen en schrijven, en hoe je dat doet met kinderen van je groep
Toevalsgedicht We gebruiken dichtbundels voor bovenbouw en/of ‘Ik loop op wolken van verbeelding’ ofwel vellen A4 met daarop enkele gedichten. Elk heeft een bundel op tafel. Elk krijgt 2 stroken papier in een pastelkleur.
Opdracht: Kies een gedicht dat jouw voorkeur heeft. Lees het goed. We bespreken enkele gedichten met elkaar. Kies uit dat gedicht 1 regel (one line). Schrijf daarbij een volgende regel met 1 woord uit de geleende regel. Schrijf met stiften deze 2 regels goed leesbaar op de 2 gekleurde stroken. Elke groep afzonderlijk van 3,4 of 5 deelnemers componeert met deze (6,8 of 10) stroken een ‘nieuw’ gedicht In gezamenlijk overleg worden de stroken met tussenruimte onder elkaar gelegd op grote A3 vellen, en met fotolijm opgeplakt (dan worden het kleine posters!) Het gedicht krijgt een titel. Deze mag niet in het gedicht voorkomen. -
posterperformance Opdracht: Hoe brengen jullie het ‘nieuwe’ gedicht voor een publiek? Bedenk daarvoor een vorm, als rap, achtergrondgeluid, meerstemmig/scanderen, etc.). Bereid even voor en treed eerst op in jullie middagwerkgroep en eventueel later voor de hele groep van de dag?! voorbeeld van leerlingen flessenpost een vliegtuig dat buiten gehoorafstand is de doos werd net op tijd gered en toen die openging: een doosje lucifers dat op tafel ligt doen soms hun mooiste cadeaupapier om hier. neem een mes. dat heft doen ze met een schaar dat doe ik wanneer ik maar wil ik vind mijn sokken, dat scheelt
mijn gedachten de gedachten gaan hun gang er zijn nog talloze miljoenen hun vlam wegdragend tussen dromen waaien tot wat er in je hoofd gebeurt zijn eigen vlucht gaat nemen de sterrenbeelden klimmen uit hun waterputten ’s nachts ik moet me met het feit verzoenen leg je arm om me heen en al je winterkleren en jij? dat visserke-vis met de pet ze hebben huid van wreed of deukbaar doen soms hun mooiste cadeaupapier om ik weet niet wat jij hiervan vindt, of jij dit hebt een doosje lucifers? dat op tafel ligt een klok die stilstaat hier neem een mes. dit heft dag stoel naast de tafel mijn tuin slaapt dat ik de lamp ontsteek, de bloemen schik als de zon is opgegaan maak ik de tafel klaar: een extra bord een deur is een vriendelijk gat het dak is het eind van het kijken de dingen zijn nog steeds gereed de doos werd net op tijd gered en toen die opengong: ‘dierbare rommel’ de droom de gedachten gaan hun gang maar niet hun eigen gang nu je niet kunt slapen wacht je tot wat er in je hoofd gebeurt zijn eigen vlucht gaat nemen de afgrond duikt verblind in het tumult dat neerstort in zijn oor en wat hij droomt dat zal bestaan het onbestemde gromt: als de zon is opgegaan
de stoel of ludieke calamiteiten een brug is een deur in de weg tot op het punt langs het hoogriet over de lange rivier schuift moede de maan duikt verblind in het tumult gekraak van spul dat al oud is het dak is een omgekeerd wrak flessenpost een vliegtuig dat buiten gehoorafstand is de doos werd net op tijd gered en toen die openging: een doosje lucifers dat op tafel ligt doen soms hun mooiste cadeaupapier om hier. neem een mes. dat heft doen ze met een schaar dat doe ik wanneer ik maar wil ik vind mijn sokken, dat scheelt lost en gevonden het kwijt zijn van dingen de woorden vind, als vanzelfsprekend ik moet me met het feit verzoenen de sterrenbeelden klimmen ze liggen op het strand te slapen waardoor ik ben, voor altijd is verdwenen onder wat je vond terwijl het buiten langzaam donker wordt dalen spoedig naar de aarde terug gedachten onder de maan schuift de lange rivier langs het hoog riet de gedachten gaan hun gang opdat je elk moment terug kunt keren ik hoop alleen dat ik dan rustig blijf tot wat er in je hoofd gebeurt zijn eigen vlucht gaat nemen hun vlam wegdragend tussen dromend waaien
Workshop 6 oktober 2010 opzet van de workshop Gedichten lezen en schrijven, en hoe je dat doet met kinderen van je groep dichten bij BEELDende kunst Voorgelezen uit: ‘Misschien het tedere begrijpen’ DICHTER BIJ KUNST uitgeverij Davidsfonds/literair een aantal gedichten, o.a. -
‘Kooitje’ van C. Buddingh
mooi is een kooitje met een kanarie erin heel mooi ook een kooitje met een parkiet erin met een merel erin, met een kolibri erin een slavink erin, een bos wortelen erin maar het mooiste is eigenlijk een kooitje met niets erin
opdracht kies uit het dichtbundeltje een gedicht dat je goed vindt of verschrikkelijk of bijzonder of prachtig lees eerst zelf goed, dan elkaar het gedicht voor in duo’s Welk gedicht moet de groep vooral horen? Laat horen! -
Haal zoveel mogelijk alle werkwoorden uit dit gedicht. Schrijf ze in de hele werkwoord vorm en onder elkaar op zwom=zwemmen gebracht=brengen KUNST OF BEELDMATERIAAL Op tafel ligt een aantal afbeeldingen/ illustraties/reproducties kies er 1 die je mooi, spannend, uitdagend vindt bekijk de afbeelding/verbeelding (BEELD) zorgvuldig geef het BEELD een werktitel Het BEELD wordt ondervraagd, zie werkblad: kunst en poëzie
werkblad kunst en poëzie ………………………………………………………………………………………………………… a waar zijn we hier ………………………………………………………………………………………………………… b welke dingen zie je zoal? Benoem er 6. Bijvoorbeeld: maan, berg, wandelstok, wolken, boek
………………………………………………………………………………………………………… c welke levende wezens (mens/dier) zijn er daar ………………………………………………………………………………………………………... d aan welke omgeving of landschap moet je denken ………………………………………………………………………………………………………... e wat gebeurt daar eigenlijk
………………………………………………………………………………………………………… f wat kun je niet zien, maar er wel bij voelen (sfeer, emotie) ………………………………………………………………………………………………………... g wat zou je aan het BEELD willen vragen …………………………………………………………………………………………………………
Schrijf nu met gebruik van al deze woorden en de werkwoorden een gedicht van minstens 8 regels. Herhaal 1 sterke regel. Gebruik geen eindrijm, wel binnenrijm en alliteratie. Gebruik geen woorden als: mooi-lelijk-leuk-stom-gek-prachtig-gewoon-gezellig-blij etc. maar wel woorden waarbij de lezer/luisteraar iets vóór zich ziet: beeldend. Bedenk een titel met woorden die niet in je gedicht staan.