WOORDKOMPAS W pagina 1
de W(ee) van Willem, d e23e letter van ons alfabet, de WA verzekering (zie ook >>verzekering ) ° De auto van je buurman total loss door je loslopende hond? Je hebt toch wel een WA verzekering?
±
waaien/waaide/gewaaid ° Aan zee waait het harder dan in het binnenland. ° In Nederland waait het altijd! ° In de herfst waaien de bladeren van de bomen. ~ Bij de de hoek van dat hoge gebouw waai je gewoonweg uit je hemd!
I het waait hard ± Aan de kust staat er meer wind dan landinwaarts. < > Ik zou het fijn vinden als het ook eens windstil was! ± Ze laten van de takken los door de wind. ± 't Waait daar altijd zó hard dat het net voelt of je in je blootje loopt. <> En als je dan de hoek omgaat, is 't daar ineens windstil!
waar/ware ° Ik ken de ware toedracht niet. ° Is die tekening op ware grootte?
° Je hebt je een ware vriend getoond. ~ Het is me een waar genoegen u eindelijk te ontmoeten. ~ Eindelijk heeft ze de ware Jacob gevonden.
≈ Eerst deed hij heel aardig tegen me maar toen hij merkte dat ik arm was, toonde hij z'n ware gezicht. ° Als zij je iets vertelt, weet je nooit of het waar is ../ ° O ja, dat is waar ook: ik ga morgen naar Leiden.
Ja natuurlijk, als je een hond hebt, moet je wel voor wettelijke aansprakelijkheid verzekerd zijn; vóór je het weet richt zo'n beest een enorme schade aan! < > Stel je voor dat je onverzekerd bent en de schade zelf moet betalen!
± Ik weet niet hoe het in werkelijkheid gebeurd is! ± Ik bedoel, is alles net zo groot als in het echt? <> Nee joh, die tekening is op schaal 1:100, in 't echt is alles 100 x zo groot. ± Je hebt laten zien dat je een echte vriend bent. <> Soms dénk je dat iemand je vriend is maar dan laat hij je keihard vallen! ± Ik ben heel blij met u kennis te maken! ± Met deze nieuwe vriend wil ze haar leven delen. <> Ze is al drie keer met de verkeerde man getrouwd en dus ook al drie maal gescheiden! ± Toen liet hij zien hoe hij werkelijk over me dacht. <> « ± <> ± ± ±
..\ of onwaar. Ze kan erg fantaseren! Goed, dat ik er aan denk! Voor ik het vergeet: ik ben er morgen niet. Welnee, niks van waar, hoe kom je daar nou bij? Niet te geloven!!!/Nee toch??? Ja toch, Jan? Geloof het maar gerust, het is echt gebeurd!!
de waar/° In dat soort winkels verkopen ze nogal eens gestolen waar.
±
≈ Alle waar is naar zijn geld!
±
Meestal zijn dat goederen/spullen, die die winkeliers goedkoop van dieven kopen en dan doorverkopen. Meestal zijn goedkope spullen van mindere kwaliteit dan dure.
waar ° Waar woon jij tegenwoordig? ° Weet jij soms waar ik de krant gelaten heb? ° Amsterdam is de stad waar ik geboren ben.
« « ±
In Nederland, aan de kust, in Scheveningen, op de Badhuisweg. Ik kan hem nergens meer vinden. Ben jij in Amsterdam geboren? Echt waar? En je spreekt zo Haags!
° ~ ~ °
Is het waar, dat jij gaat trouwen? Ga jij trouwen??? 't Is niet waar! Jongens, Jan en ik gaan samenwonen, waar of niet, Jan? Ik kan niet geloven dat dat waar gebeurd is!
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 2 waard zijn >> zijn ° Die diamant is 6 30.000,- waard! ° Die fiets van jou is niet veel meer waard. ~ Ze is wel uit het ziekenhuis, maar ze is nog niet veel waard. ° Op de markt is uw euro een daalder waard! ° Het zou me veel waard zijn als we een ander huis kregen. ~ Je hoeft me niet zo uitbundig te bedanken, het is de moeite niet waard! ~ Maak er toch geen woorden meer aan vuil, het sop is de kool niet waard! de waarde/ -n ° De waarde van zijn huis is verdubbeld. ° ° °
° °
± ± <> ± ± ±
Dat zal best, maar wie betaalt me dat ervoor? Daar krijg je niet veel geld meer voor! 't Zal nog wel even duren voor ze weer helemaal fit is/ alles aankan. Op de markt kun je met een euro net zo veel kopen als met een daalder (61,50!) in de winkel. Daar zou ik echt heel erg blij mee zijn. Het is maar een kleinigheid!
±
't Is zonde om er nog langer tijd aan te besteden!
±
Hij heeft er drie jaar geleden drie ton voor betaald en nu is het getaxeerd op 6 600.000 ! Uw steun is voor ons van grote waarde. ± Die hulp van uw kant betekent veel voor ons. Ze hecht veel waarde aan mooie kleren. ± Ze vindt haar uiterlijk erg belangrijk. We geven u de raad voorwerpen van waarde bij de balie « ..\ zodat wij die in onze kluis kunnen bewaren. af te geven ../ ± Kostbare zaken zijn op uw kamer niet veilig! <> O, maar deze juwelen zijn namaak, dus waardeloos. Je moet zijn advies wel op de juiste waarde schatten. ± Je moet nagaan hoe belangrijk zijn raadgevingen voor je zijn. Bij die inbraak zijn juwelen ter waarde van twee ton buitgemaakt. ± De gestolen sieraden zijn ongeveer 6 200.000,- waard!
waardeloos/- loze ° Na de grote beurskrach in 1929 waren veel effecten plotseling waardeloze papieren. ~ Hadden jullie ook zulk waardeloos weer in je vakantie? (.) Heb ik wéér een onvoldoende voor een tentamen ../ waarderen/waardeerde/gewaardeerd ° We waarderen uw belangstelling in hoge mate. ° Kun jij dat nieuwe boek waarderen?
± <> <> <> ± >>
Die aandelen waren geen cent meer waard! Een jaar geleden stonden ze nog hoog genoteerd. Maar heel weinig aandelen behielden hun waarde. Hoe kom je erbij? We hadden prachtig weer! Nou, bij ons was het héél slecht! ..\ waardeloos!! Zo kom ik nooit verder! Wat een ellende!
II dat gebaar waardeert ze niet ± We stellen het zeer op prijs dat u bent gekomen. <> Ik heb er zelf geen goed woord voor over. ± Nou, ik vind het wel goed ../ ≥ ..\ ik heb ervan genoten, prachtig!
de waardering/ ° Ze heeft veel waardering gekregen voor de manier waarop ze die zaak heeft aangepakt ../ ° Nou hebben we zó hard gewerkt maar denk je dat iemand er waardering voor toont? ° Niemand kan waardering opbrengen voor zijn gedrag.
±
..\ ze kreeg er van iedereen complimenten voor.
±
Dacht je dat de mensen laten merken het op prijs te stellen? Vergeet het maar! <> Integendeel, iedereen keurt het af. ± Niemand accepteert dat hij zich zó gedraagt.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 3 de waarheid/ -heden ° Als zij me iets vertelt, vraag ik me altijd af of het wel de waarheid is ../ ° In die situatie kun je maar beter de waarheid zeggen. ≈ Om je eerlijk de waarheid te zeggen: ik heb er nog niets aan gedaan! ≈ Zo af en toe moet je hem eens flink de waarheid zeggen.
≈ Sommige mensen hebben de neiging om de waarheid geweld aan te doen. waarnemen >> nemen ° De zonsverduistering is door miljoenen mensen waargenomen.
° Hij is wel als arts afgestudeerd maar hij neemt nog waar. ° Sinds een jaar neemt hij het ambt van burgemeester waar. ~ Ik neem de kans waar om bij je langs te komen. waarom ° Waarom ga je naar de dokter? ° Waarom wil je dat weten? ° Weet jíj waarom we morgen vrij hebben? ° Waarom? waarschijnlijk/-e ° Het lijkt me waarschijnlijk dat dit de laatste keer is dat we elkaar zien. (.) Denk je dat de patiënt 't nog haalt, met deze complicatie? ° Waarschijnlijk heeft de man een lichte hersenschudding. ° Direct scheiden lijkt nu de de meest waarschijnlijke oplossing ../ waarschuwen/waarschuwde/gewaarschuwd ° Wil je waarschuwen als het journaal begint? ° Goed hoor, ik zal je waarschuwen! ° Pas op hoor, ik waarschuw je ../ ° De politie waarschuwt hier voor zakkenrollers. ≈ Een gewaarschuwd mens telt voor twee.
..\ of een of ander verzinsel. Zou het wel echt zo gebeurd zijn? Vertel maar eerlijk hoe het werkelijk gebeurd is ../ ..\ en er niet om heen draaien. Ik kan natuurlijk wel een smoes verzinnen maar../ ..\ om heel eerlijk te zijn: ik moet er nog aan beginnen. Nu en dan moet je hem streng toespreken zodat hij weet waar het op staat. <> Het is niet goed om hem altijd met zachte handschoentjes aan te pakken. ± Ze stellen de zaken graag enigszins anders voor dan ze in werkelijkheid zijn. II ze nemen het (goed ) waar ± Over de hele wereld hebben de mensen dat zeldzame verschijnsel gadegeslagen. < > Ik zat te vergaderen en heb er niks van gezien. <> Hij wil zo gauw mogelijk een eigen praktijk hebben. ± Daarvóór bekleedde hij een minder hoge post. ± Even van de gelegenheid gebruik maken om je te zien!
± « ± « «
Wat is de reden daarvoor? Omdat ik al een paar dagen pijn in mijn arm heb. Daar heb ik maar één motief voor: 't interesseert me gewoon. Dat is omdat de docenten moeten vergaderen. Nou, dáárom!
±
Ja, daar ga ik ook van uit.
>> Dat lijkt me niet waarschijnlijk!! ± Vermoedelijk moet hij een paar dagen plat liggen. « ..\ voor hun dagelijks toenemende conflicten en aanvaringen. II & III de politie waarschuwt je voor zakkenrollers ± Geef je dan een seintje? ± Ik geef wel een gil! « ..\ als je niet ophoudt, word ik heel boos op je. ± Ze maakt de mensen attent op het gevaar van zakkenrollers. ± Iemand die opmerkzaam is gemaakt op dreigend gevaar, wordt niet zo gauw benadeeld. ± Nou ik dat weet, zal ik extra goed opletten!
de waarschuwing/ -en ° Denk erom, dit is mijn laatste waarschuwing! ° Deze keer is ze er nog met een waarschuwing afgekomen. ° Zijn waarschuwing was voor jou bedoeld. ° Jan zit overspannen thuis, ik beschouw dat als een waarschuwing.
<> ± ± <> <> ± ±
± Ik zeg nu voor de laatste keer dat het niet mag! <> Als ze nóg eens te hard rijdt, krijgt ze een bekeuring. ± Hij gaf jou het dringend advies om van de aankoop van dat huis af te zien. ± Ik zal goed opletten dat 't mij niet gebeurt!
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 4 wachten/wachtte/gewacht ° Haast u zich maar niet, ik wacht wel ../ ° Het toestel is in gesprek; wilt u wachten? ° We staan nu al een kwartier te wachten ../ ° Er staat die mensen veel ellende te wachten. ° De patiënt is angstig: hem wacht een zware operatie ../ ~ Die boodschappen kunnen wel wachten ../ ~ Wacht maar, ik krijg jou nog wel! ≈ Op het postkantoor kun je wachten tot je ons weegt! ° Er staan drie mensen op de bus te wachten. ° Moeten we op je wachten ../ ° Wacht u voor de hond! ° Wacht u voor namaak! ° 't Aantal wachtenden vóór u is ... zeven ../
de wachtkamer/ -s ° Bij dat station hebben ze de oude wachtkamer prachtig gerestaureerd ../ ° Er zitten twee mensen in de wachtkamer van de dokter. ° Zo'n wachtkamer ziet er vaak ongezellig uit:../
wagen/waagde/gewaagd ° Zullen we het wagen om met de fiets te gaan? ° Hij heeft zijn leven gewaagd om zijn zoontje uit het water te redden. ° Waag jij wel eens een gokje? ° Al heb ik niet veel kans om die baan te krijgen wil ik toch een poging wagen. ≈ Wie niet waagt, die niet wint! ≈ Ze droeg een prachtige jurk maar hij was wel een beetje gewaagd. ≈ De twee boksers bleken aan elkaar gewaagd. ° Als het glad is buiten, wagen veel mensen zich niet op straat. (.) Wat loop jij er op eens gewaagd bij! (.) Zal ik je eens lekker natspatten?
de wagen/ -s ° Vroeger waren paard en wagen en de trekschuit de meest gebruikte transportmiddelen. ≈ ... het paard achter de wagen spannen ° Ga je met de trein of neem je de wagen? ° Heb je veel boodschappen nodig? Neem je een wagentje?
° Kom schat, ben je moe? Wil je in je wagentje?
I, II « <> « ± ±
& III ik wacht al een uur op je ..\ ik heb geduld! Nee, ik hang op en dan probeer ik het later nog eens. ..\ maar de bus is er nog steeds niet! Er ligt een moeilijke tijd vóór hen. ..\ volgende week moet hij geopereerd worden en daar ziet hij erg tegen op. « ..\ die doen we morgen wel. ± Pas maar op, je ontloopt je straf heus niet! ± Je moet daar af en toe eindeloos in de rij staan voor je aan de beurt bent. ± Ze staan bij de halte in de tot de bus komt. <> ..\ of zullen we vast weggaan? ± Als je wilt, blijven we hier tot jij er ook bent. ± Pas op voor onze waakhond! ± Let goed op dat ze u geen imitatie verkopen! « ..\ klonk de computerstem door de telefoon. Dat ging dus wel even duren!
«
..\ het is gewoon een feest om daar op je trein te zitten wachten.
± « ≥
Ze zitten te wachten tot ze aan de beurt zijn. Er is één mevrouw in de spreekkamer. ..\ een kale ruimte met een paar rechte stoelen en een klein tafeltje met een paar tijdschriften.
II je waagt het niet! ± Ik durf best, we kunnen hoogstens nat worden! ± Met gevaar voor eigen leven is hij in het diepe kanaal gesprongen. ± ±
Nou, ik ben twee keer naar het casino geweest. Ik ga het proberen! Wie weet heb ik geluk!
± ±
Als je het niet probeert, slaag je zéker niet! Dat lage décolleté en die korte rok! De oudere dames vonden het maar gedurfd, sommigen vonden het zelfs onzedelijk! ± Ze waren even sterk, ze gaven elkaar niets toe. ± Ik trek me daar niets van aan, ik durf best op straat te lopen. >> Je, gewaagd hè! Ik dacht, ik ga me eens heel anders , alternatief, kleden >> Waag het eens! / Je waagt het niet! ± Haal het niet in je hoofd!
±
In de stad hoorde je de karren over de keien ratelen.
>> ± <> ± >> <>
het paard Ik ga met de trein, die auto kun je tóch nergens kwijt! Nee, ik neem een mandje, ik neem maar een paar dingen mee. Daarvoor heb ik geen karretje nodig. winkelwagen Nee mamma, ik wil lopen!
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 5 wakker/ -e ° Ben je nu al wakker? 't Is pas 6 uur! ° Moet je om 7 uur wakker worden en opstaan? ° Iedereen schrikt wakker van die harde knal. ° ° ~ ≈
Ik heb de hele nacht wakker gelegen! Wil je me om 8 uur wakker maken? Hé, word eens wakker! Waar ben je met je gedachten? Zeg maar niets, je kunt beter geen slapende honden wakker maken. ≈ Je buurjongen is bepaald geen wakker type! de wal/ -len ° In vroeger tijden legde men aarden wallen om een stad. ~ Hoe kom je aan die wallen onder je ogen?
± <> ± ± <> ± <> ± ± ±
Dat weet ik wel, maar ik ben uitgeslapen! Zou je niet liever nog een poosje blijven slapen? Ik móet er om 7 uur uit, anders réd ik 't niet! Van schrik zit iedereen rechtop in bed. Alleen Piet slaapt door alle lawaai heen. Ik heb al een paar nachten niet kunnen slapen. Als je me laat slapen, kom ik te laat op school. Je zit te dromen, let eens op! Als je de mensen daarop attent maakt, heeft dat misschien allerlei vervelende gevolgen. Inderdaad, 't is een beetje een sufferd.
≈ Jij wilt van twee walletjes eten!
Zo'n verhoging diende om vijanden buiten de stad te houden. Ik heb een paar nachten heel slecht geslapen, dan krijg ik altijd van die kringen om mijn ogen. < > 't Was heerlijk aan boord maar nu wilden ze weer../ ± ..\ even vaste grond onder de voeten voelen. <> ..\ toen zijn collega's weer de zee opgingen. ± Begin maar te vertellen wat je allemaal beleefd hebt. >> stuurman ± Wat een onzin, dat slaat nergens op! ± Je brengt haar alleen maar in grotere problemen! ± In de nieuwe organisatie was er geen geschikte positie voor hen te vinden. ± Het is moeilijk om de boot zonder schade naar de oever waar de wind naar toe gaat toe te varen en daar aan te leggen. ± ..\ je moet het dus gewoon hogerop zoeken! ≥ Hij is zijn baan kwijt, zijn vrouw heeft hem 't huis uitgezet en nu zwerft hij maar zo'n beetje op straat. ≥ Jij praat beide partijen naar de mond om er zelf beter van te worden!
de wand/ -en ° Aan welke wand wil je dit schilderij hebben? ° Deze huizen hebben zulke dunne wanden ../ ° Ik denk dat ik hier een wandje ga zetten.
± « ±
≈ Spiegeltje, spiegeltje aan de wand ../ ≈ Ik vind het een teken aan de wand dat er nog steeds niet gestart is met de bouw.
« ± ±
° De passagiers waren blij dat ze na een week op zee een paar uur aan wal konden gaan. ° Omdat de matroos ziek was, bleef hij aan wal../ ~ Nou, we luisteren, steek maar van wal! ≈ De beste stuurlui staan aan wal. ≈ Die opmerking van jou raakt kant noch wal! ≈ Zo help je dat arme kind van de wal in de sloot. ≈ Bij de fusie van die twee bedrijven zijn veel werknemers tussen de wal en het schip terecht gekomen. ° Alleen goede zeilers lukt het om aan de lage wal aan te meren. ° Met is makkelijker je schip aan de hoge wal aan te leggen.../ ≈ Door overmatig drankgebruik is die man aan lager wal geraakt.
± ±
Hang het maar aan de muur tegenover het raam. ..\ dat je de buren kunt horen praten. Met zo'n dun muurtje van gipsplaat maak ik van die grote zolderkamer twee kleine kamertjes. ..\ wie is de mooiste/schoonste in 't hele land? Ik vermoed dat er iets mis is: vervuilde grond of zo. Ja inderdaad, dat is een veeg teken.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 6 wandelen/wandelde/gewandeld ° Het is leuk om langs de grachten te wandelen. ° Ik doe niet veel meer aan sport; alleen nog 's zomers wandelen in de bergen. ° Verleden jaar hebben we nog vijf uur achter elkaar gewandeld. ° Aan de vierdaagse meedoen? Man, dat is geen wandelen meer../ ° Is snelwandelen hetzelfde als snel wandelen?
I (& II & III) ze wandelen van hot naar her ± Als je zo rustig loopt, kun je op je gemak naar de mooie, oude huizen kijken. ± Als je zo'n paar uur gelopen hebt met klimmen en afdalen, ben je best moe! ± Toen zijn we naar een groot meer gelopen. « ..\ dat is een slijtageslag. Heb je die mensen wel eens op de vierde dag Nijmegen zien binnenstrompelen? ≥ Helemaal niet, het is een vorm van hardlopen waarbij je nooit helemaal los van de grond mag komen.
de wandeling/ -en ° Voor vandaag staat er een wandeling op het programma. ° Van Den Haag naar Delft? Dat is een forse wandeling! ° Heb je zin in een wandelingetje? ≈ Die jongen heeft een heel ingewikkelde naam maar in de wandeling noemen ze hem Jan.
± ± ± <> ±
Fijn een eind lopen in het bos. Dat is zeker een hele afstand om te lopen. Ja, ik wil wel een stukje lopen. Officieel heeft hij wel vier voornamen ../ ..\ maar in het dagelijks verkeer is dat te moeilijk.
de wandelsport/° Als je de wandelsport serieus wil beoefenen ../
«
..\ moet je ieder weekeinde wel een wandeling van zo'n 30 à 40 km maken. Maar gewoon een grote hond nemen schiet ook op.
de wang/ -en ° Langzaam gleed er een traan over haar wang../ ° Gelukkig, je hebt weer wat kleur op je wangen!
± ..\ uit haar ooghoek over de zijkant van haar gezicht. <> De vorige keer had je zo'n akelig wit gezichtje!
wanhopig/ -e ° Met een wanhopig gezicht kwam hij bij de dokter vandaan: ../
≥
° Er was een ongeluk gebeurd. Overal liepen wanhopige mensen.
± ±
° Wanhopig keek hij om zich heen: ../ ° Ik heb mijn toets wanhopig slecht gemaakt. wanneer? ° Wanneer kom je nu eens bij me op bezoek? ° Wanneer begint de film die je wil zien? ° Wanneer ben jij geboren? ° Wanneer komt de Panorama bij jullie in de bus?
wanneer ° Wanneer er gebeld wordt, gaat hij opendoen. ° Wanneer morgen de zon schijnt, gaan we naar het strand.
« ± ±
..\ het was duidelijk dat de arts hem heel slecht nieuws had moeten brengen. Het slechte nieuws was van z'n gezicht af te lezen. Je zag tientallen mensen die in paniek waren en niet wisten wat ze moesten doen. ..\ wat moest hij nu beginnen? Hij wist zich geen raad. Alle hoop op een goed cijfer is nu wel verkeken!
« « « ± «
Laten we maar voor volgende week afspreken! Om half negen, geloof ik. In 1962. Hoe bedoel je? Op welke dag? Of op welk tijdstip? Hij komt altijd op donderdag, met de post, dus om een uur of twaalf.
± ± ±
Op het moment dat de bel gaat, gaat hij naar de deur. In het geval dat het regent, blijven we thuis. Als 't alleen maar hard waait, gaan we naar het bos.
want ° We hebben vandaag vrij want de docenten hebben een studiedag. ± ° Ik ga even naar het ziekenhuis want mijn vriendin is net geopereerd.
±
Aangezien/omdat de leraren er de hele dag niet zijn, hebben wij geen les. Daar ze vandaag pas geholpen is, blijf ik maar een kwartiertje. Ze zal nog wel veel pijn hebben.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 7 de want/ -en ° Als het erg koud is, trek ik wanten aan.
<> Omdat die geen aparte vingers hebben, en dus een dikke voering kunnen hebben, zitten ze warmer dan handschoenen.
het wapen/ de -s of -en ° Een wapen is in eerste instantie een middel om je te verdedigen ../ ° Pijl en boog was het wapen van de Indianen. ° De agent richtte zijn wapen op de overvaller. ° De tong en de pen zijn scherpe wapens ../ ~ Haar optimisme is haar sterkste wapen om er weer bovenop te komen. ≈ Hij is "onder de wapenen" is een ouderwetse manier om te zeggen ../ ≈ Hij zal alle wapens in de strijd gooien om zijn doel te bereiken. ° Het wapen van Amsterdam heeft drie kruisen ../ warm/ -e ° Gisteren was het een warme dag, ../ ° Oef, wat is het hier warm! ° ° ° °
Pas op hoor, die soep is warm! ../ Om 6 uur staat het warme eten hier op tafel. Op het platteland eet men vaak warm tussen de middag. Logisch dat je het warm hebt ../
° Wat krijg je het toch warm van dat joggen ../ ° Komt dit brood van de warme bakker ../ ~ De aandelen van World Online gingen als warme broodjes over de toonbank. ° Kleed je warm aan, het is koud buiten. ~ Die mensen zitten er warm(pjes) bij! ° Die docent heeft een warme belangstelling voor het leven van zijn studenten. ° Toen ze na haar ziekte op haar werk kwam, kreeg ze een warm onthaal van haar collega's. ° De minister toonde zich een warm voorstander van het wetsvoorstel. ° De violiste heeft een heel warme toon. ° Dat ene doek is in warme kleuren geschilderd../ de warmte/ ° De zomerzon geeft veel warmte. ° Door de warmte zijn de rails uitgezet. ° Ik kan niet zo goed tegen de warmte.
«
..\ maar wordt misschien wel vaker misbruikt om aan te vallen.
± ± « ±
De blanken gebruikten geweren als middel om oorlog mee te voeren. Hij hield de gemaskerde man onder schot. ..\ waarmee veel schade kan worden aangericht. Als ze weer gezond wordt, is dat vooral aan haar optimisme te danken.
±
..\ dat iemand in militaire dienst is.
± ±
Hij zal al het mogelijke doen om te krijgen wat hij hebben wil. ..\ en in het schild van Den Haag staat een ooievaar.
± ..\ de temperatuur was hoog. <> ..\ maar vandaag hebben we weer een koude dag. ± 't Is hier zeker 25°! Om te stikken/puffen! Zet de verwarming wat lager, wil je? « ..\ Goed blazen, anders brand je je mond! ± In Frankrijk is het avondeten veel later. ± In de stad gebruikt men de warme maaltijd meestal 's avonds. « ..\ je hebt een veel te dikke trui aan. <> Als je het nu nog koud zou hebben, was je ziek! « ..\ ik transpireer me gek en ik heb een hoofd als een biet van de hitte! <> ..\ of uit de fabriek? ± Van de bakker hier in de straat, die bakt nog zelf! ± Die aandelen werden grif verkocht, er werd om gevochten! < > Helaas, een maand later konden ze ze aan de straatstenen niet kwijt! ± Doe je dikke jas aan en zet een muts op! ± Ze hebben aardig wat geld op de bank staan! ± Hij toont daar een intense interesse voor. <> Er zijn ook docenten die het volkomen koud laat! ± Ze was heel blij met die hartelijke verwelkoming. <> Ze was bang geweest voor een kille ontvangst. ± Hij heeft ijverig gestreden om het door het parlement aanvaard te krijgen. ± Het is gewoon heerlijk om naar haar spel te luisteren. < > ..\ terwijl het andere alleen maar schelle kleuren heeft.
± ± ± <>
Als die schijnt kun je hoge temperaturen verwachten. Ja, in de hitte worden die langer. Ik ga dan ook niet graag naar een land met een warm klimaat. Ik ga liever naar de kou.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 8 de was/ ° De bijen geven ons, behalve honing, ook was.
±
° Ik moet die antieke tafel weer eens goed in de was zetten en dan boenen en uitwrijven ../ ≈ Die man moet goed in zijn slappe was zitten.
«
Die vettige stof gebruiken we o.a. om houten meubels te wrijven en tegen vocht te beschermen. ..\ dan glanst hij je weer tegemoet!
± Hij moet veel geld hebben want hij is zó royaal! <> En vroeger had hij geen nagel om z'n kont te krabben!
de was/ ° Als ik de was buiten ophang ../
±
° Doe dat overhemd maar in de was. ° Wij laten de wasmachine de was doen.
± ±
≈ Dat is een eenvoudig klusje, een kind kan de was doen! ≈ Hoe kan iemand zó z'n vuile was buiten hangen?
± ±
wassen/waste/gewassen ° Ik moet vandaag wassen! ° Was je die trui in de wasmachine ../ ° Heb je je handen gewassen?
II ze wast haar haar « Er ligt me toch een berg vuil goed! <> ..\ of op de hand? « Ja mam, kijk maar, ze zijn schoon! ± Ik heb ze eerst ingezeept en toen weer afgespoeld. « ..\ en mevrouw Smit gaat onder de douche. ± Ga naar boven en zorg dat je schoon bent als je weer beneden komt! ± Ik ben 't helemaal met je eens maar wie durft 't aan om ze streng toe te spreken? ± Dan zegt hij dat hij niet verantwoordelijk is voor de nare situatie: hij kan er niets aan doen! ± Als we elkaar helpen, hebben we daar allebei voordeel bij.
° Meneer Smit wast zich aan de wastafel ../ ° Ga je wassen, Smeerpoets! ≈ Iemand moet die jongelui eens goed de oren wassen! ≈ Als het er op aankomt, wast hij zijn handen in onschuld. ≈ Als de ene hand de andere wast, worden ze beide schoon. wat ° Wat ligt daar op de grond? ° Wat staat er vandaag op het menu? ° Wat ga je vanavond doen? ° Ik weet niet wat dat woord betekent. ° Hij begrijpt wat de consequenties van zijn daden zijn. ° Ik ben benieuwd wat hij gaat zeggen. ° Wat is de prijs van deze auto? ° Wat zijn de kleuren van de Nederlandse vlag? ° Ik weet wat de kleuren van die vlag zijn. ° Wat voor (een) hoed zal ik opzetten ../ ° Het kan mij niet schelen wat voor schoenen je aandoet ../ ° Wat? Ik kan je niet verstaan! ° Wat??? Gaan die twee trouwen? ../ ° Weet je wàt? Ik heb een plan ../ ≈ 't Is me toch wat! Gaan die twee hier, en plein public, met elkaar zitten vrijen!
± ± ± ± ± ± ± ± « « « « « « ±
..\ is het schone goed over een uurtje droog want de zon schijnt en er staat een lekker windje. Doe het maar bij de vuile kleren in de wasmand. Vroeger waren de vrouwen de hele maandag in de weer met wastobbe en wringer. 'Een makkie!', zou mijn kleindochter zeggen. Je gaat toch niet zulke pijnlijke situaties binnen je eigen familie/kring openbaar maken?
Welk voorwerp is daar gevallen? Welke dingen krijgen we straks te eten? Welke plannen heb je? Ik ken (de betekenis van) dat woord niet. Hij beseft heel goed welke gevolgen zijn daden zullen hebben. Welke woorden zal hij tot de jubilaris richten? Welke prijs moet ik ervoor betalen? Welke kleuren heeft die vlag? Dat zijn rood, wit en blauw. ..\ een grote, zwarte of een kleine, rode? ..\ hoog of laag, zwart of bruin, dat maakt mij niet uit! De muziek is zo hard! ..\ Dat kan ik niet geloven! ..\ we gaan samen op vakantie! Dat houd je toch niet voor mogelijk! Ik vind 't een schandaal!
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 9
wat ° Dat is het lekkerste wat ik ooit gegeten heb! ° Hij zegt dat hij zijn uiterste best doet, wat grote onzin is.
± ±
° Alles wat die jongen probeert, loopt op een fiasco uit. ° Ik wil u bedanken voor wat u voor me gedaan hebt.
± ±
Iets heerlijkers heb ik nog nooit geproefd. Hij beweert dat hij alles geprobeerd heeft, hetgeen gewoon niet waar is. Al zijn pogingen schijnen te moeten mislukken. U hebt me reusachtig geholpen; daarvoor ben ik u zeer dankbaar.
wat ° Hoor je wat? ° Zei je wat? ° Wàt er ook gebeurt, zondag ga ik wandelen! ° Wat mij betreft kun je gerust gaan ../
± <> ± ±
Ja, ik hoor iets in de keuken. Nee hoor, ik zeg niets/niks. Weer of geen weer, ik ga hoe dan ook een eind lopen. ..\ ìk vind 't best!
wat ° Heb je een nieuw schilderij? Wat mooi! ° Wat een pech dat die trein al weg is! ° Ben jij hier ook? Wat een verrassing! ° Heb jij nog wat kleingeld? ° Ik heb ook wat appels bij me. ° Hij heeft al heel wat keren op het punt gestaan terug te keren naar zijn vaderland. ° Voel je je niet goed? Je ziet wat bleek. ° In die winkel verkopen ze van alles en nog wat. ° Zullen we wat anders gaan doen ../
± <> « ± ± ± >> ± ± <>
Echt heel mooi! Gelukkig dat er over tien minuten wéér een komt. Ja leuk hè, hoeveel jaar is dát niet geleden? Ja, ik heb nog wel een beetje. Lekker! En ìk heb een paar mandarijntjes. Maar net zo vaak is hij toch weer van gedachten veranderd. tal Verleden week zag je er ook al een beetje pips uit. Je kunt daar allerlei dingen krijgen. ..\ of gaan we door met hetzelfde spelletje?
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 10 het water/ de -en ° Het leven op aarde is mogelijk door de aanwezigheid van water. ° Iedereen heeft recht op water dat geschikt is om te drinken, zich te baden, z'n kleding te wassen, ../ ° Tijdens het Wereldwatercongres verzetten actievoerders zich tegen de aanleg van enorme dammen voor de opslag van water, dat toch algemeen bezit is ./ ° Een glas koel, helder water is het beste middel tegen de dorst. ° Er is vannacht weer heel wat water gevallen. ° Heb je misschien wat water voor me? ° Na de zware regenval stond een deel van de stad onder water. ° We hadden nog het water op willen gaan maar er stond te veel wind. ≈ Die kleine kinderen zijn zo vlug als water. ≈ Je hoeft haar echt niet te helpen: dat is water naar de zee dragen ≈ Die mensen móeten geholpen worden: het water staat hun tot aan de lippen. ≈ Die mensen zitten in grote financiële problemen;het water komt ze aan de lippen. ≈ Als jullie nu allebei wat water in je wijn doet, worden jullie het nog wel eens met elkaar. ≈ Ze voelt zich in haar nieuwe baan als een vis in het water
≈ Die twee kinderen lijken als twee druppels water op elkaar. ≈ Toen hij dat nieuws hoorde, keek hij of hij water zag branden. ≈ Tot nu toe hebben ze het hoofd boven water kunnen houden ../ ≈ Jarenlang heeft ze niets van zich laten horen maar nu is ze weer boven water gekomen. ≈ Het schoolfeest is dit jaar in het water gevallen.
± « «
« ± ± ≥ ±
Planten, dieren en mensen zijn afhankelijk van die kleurloze, smaakloze en reukloze vloeistof. ..\ z'n vee te drenken, z'n omgeving schoon te houden en het land te bevloeien. ..\ maar waar politici en multinationals een bron van inkomsten van maken waar de 'gewone man' niet meer bij kan.
±
Daar kan geen andere drank tegenop! Zo'n glaasje gemeentepils is nog lekker goedkoop ook! Heb je de regen niet tegen de ramen horen tikken? Een glaasje? O, is het voor de plantjes? Dan geef ik je een gietertje vol. Heel wat straten en pleinen stonden blank. De mensen moesten laarzen aantrekken als ze naar buiten wilden. Het was te gevaarlijk om uit te varen.
± ± ±
Ze rennen zó hard, dat je ze niet te pakken kan krijgen. Ze krijgt al van alle kanten hulp en heeft die van jou niet nodig! Ze kunnen geen kant meer op en weten zich geen raad meer.
±
Als er niet heel gauw een oplossing komt, gaan ze failliet.
±
Als je alle twee een beetje toegeeft, komt het best voor elkaar.
± Ze is daar echt in haar element en heeft het enorm naar haar zin. < > Ze was eerst bang dat ze zich een kat in een vreemd pakhuis zou voelen. ± Ze lijken zo sprekend op elkaar dat je ze niet uit elkaar kunt houden. ± Hij kon het gewoon niet geloven. <> ..\ maar nu ziet het er naar uit dat ze aan hun schulden ten onder gaan. ± Plotseling stond ze weer voor onze neus. ±
≈ Spijkers op laag water zoeken ° Dat is een diamant van het zuiverste water. ~ Ze is een kunstenares van het zuiverste water.
Door verschillende oorzaken is het echt op niets uitgelopen: een flop van jewelste! >> de spijker ± Die diamant heeft de grootst mogelijke helderheid. ± Ze is kunstenares tot in haar vingertoppen. <> Je hebt ook van die artiesten van de koude grond, die wel doen alsof, maar niet echt talent hebben.
watertanden/° Wat ruikt die soep heerlijk, ik ga er gewoon van watertanden!
II ±
ik moet er van watertanden Ik krijg er zo'n trek in dat het water me in de mond loopt!
de w.c./ -s ° In de badkamer is een w.c. ../ ± ..\ en er is een apart toilet op de gang. ° Waar is hier de w.c.? ± Waar kan ik hier 'mijn handen wassen'? ° Mama, ik moet naar de w.c. ../ « ..\ ik moet plassen! En ook poepen, geloof ik. ^ het bad, de douche, de w.c./het toilet, de wastafel behoren tot het sanitair. de w.c.-pot/ -ten ° In de badkamer is alles blauw: het bad, de wastafel en de w.c.-pot. ±
Mooi hoor, zo'n gekleurde toiletpot.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 11 we/wij ° Mijn man gaan uit. We gaan naar de film. ° Wij vormen een goed koppel ../ ° Zullen we nu gaan? ° Hier hebben wij het voor het zeggen, begrijp je dat?
<> ± « <>
wedden/wedde/gewed ° Bij de paardenraces wordt veel gewed. ~ Wédden dat ik gelijk heb? ° Ik wed om honderd euro dat PSV kampioen wordt.
II ik wed om een 6 100 ± Enorme bedragen worden daar ingezet/op het spel gezet. ± Je zult zien dat ik gelijk heb! ± Daar durft iedereen wel op in te zetten, ze zijn niet meer in te halen!
weder ° IJs en weder dienende gaan we morgen lekker schaatsen.
>> weer <> En als het weer tegenzit/niet mee zit, wordt het gewoon wandelen.
de wedstrijd/ -en ° Er was gisteren een spannende wedstrijd op TV.
±
Naar welke film gaan jullie? ..\ jij en ik. Gaan jullie maar vast, wij komen wat later! Jullie kunnen luisteren of hier ""oprotten'"!
Tot vlak voor het eind was niet duidelijk wie de slag zou winnen. Het werd 3-2 voor de thuisclub. ° Wie floot de wedstrijd? ± Ik weet niet wie de leiding had. ^ Je kunt een wedstrijd spelen, winnen, verliezen, leiden, fluiten, weggeven. de weduwe/ -en ° Toen de eigenaar van de zaak was overleden, zette zijn weduwe het bedrijf voort. ° Die vrouw is al drie jaar weduwe. de weduwnaar/ -s ° Toen de man weduwnaar was geworden had hij geen plezier meer in het leven.
± ≥
De werknemers waren blij dat ze nu voor de vrouw van hun overleden baas konden weken. Haar man is drie jaar geleden overleden.
±
Sinds de dood van zijn vrouw verloor hij alle belangstelling voor zijn omgeving.
° Door de week rijden er meer treinen ../
± ± ± « <> <>
..\ zeven dagen. Heerlijk hoor, veertien dagen er tussenuit! Ja, ik vertrek a.s. dinsdag over zeven dagen. ..\ dat is dus een weekblad ../ ..\ en geen krant, want die komt elke dag. ..\ dan 's zondags.
het weekeinde/ -n of het weekend/ de / -s ° Vrijdags doe ik boodschappen voor het weekend. ° Heerlijk hoor, zo'n vrij weekeinde.
± Dan hoef ik zaterdag en zondag tenminste niet! <> Vooral na zo'n zware werkweek!
de week/ -weken ° Een week telt ../ ° Ik ga twee weken met vakantie. ° Ga je volgende week dinsdag al? ° De Libelle komt eens per week/één keer in de week ../
de weelde/ ° In West-Europa leven we in weelde ../ ° Ook wij Nederlanders baden in weelde.
± ..\ en grote luxe ../ <> ..\ vergeleken bij de armoede van de derde wereld. ± We leiden een luxe leven waar onze ouders alleen maar van konden dromen!
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 12 weer (weder) ° Na een pauze van een kwartier begint de les weer. ° De politieagent ziet wéér een brand. ° Bén je daar al weer? ° Hemel, daar is die man al wéér aan de deur ../ ° Wat is je telefoonnummer ook (al) weer? ° Moet je op één dag heen en weer naar Arnhem? ≈ We krijgen het heen en weer van onze buren.
± ± ± « « ± ±
het weer/° Wat voor weer heeft Saba?
±
° 't Is mooi weer: de zon schijnt en er is bijna geen wind. ° We krijgen zwaar weer! ../
≈ ° ~ ≈
Er is zwaar weer op til ../ Als het weer meewerkt, gaan we zeilen. 't Is vandaag géén weer! Ze spelen mooi weer met de erfenis van hun ouders.
≈ Als hij erbij is, speelt ze mooi weer tegen haar baas ../
het weerbericht/ de -en ° Zet je de radio aan? Ik wil het weerbericht horen ../ ° Ik wil morgen naar het strand maar het weerbericht is niet al te best. ../ ° Volgens het weerbericht ../ weerkundig/ -e ° Onze krant heeft ook een weerkundige rubriek.
de weerstand/ -en ° Het voorstel om die spoorlijn aan te leggen heeft veel weerstand opgeroepen. ~ Hij kon geen weerstand bieden aan de verleiding dat prachtige boek te kopen. de weersverwachting/ -en ° En nu de weersverwachting van het KNMI: ../
De cursisten gaan opnieuw naar het leslokaal. En dus waarschuwt hij nog een keer de brandweer. Je bent óók snel terug! ..\ dat is nu al de vierde keer deze week! Je hebt 't me wel gezegd maar ik weet 't niet meer. Gelukkig niet, ik ga vandaag heen en hoef overmorgen pas terug. Ze worden hoorndol van hun harde muziek.
Dat eiland heeft een heerlijk klimaat, tropisch met een verkoelende zeewind. ± Vandaag is de luchtgesteldheid zowaar gunstig. « ..\ Er is een enorme depressie op komst! ± ..\ Reken maar op veel regen en harde wind! ± Een paar weken geleden was het ook zulk boos/onheilspellend weer. ± ..\ 't is afgelopen met de rust, er dreigt een crisis. ± Bij gunstige weersomstandigheden gaan we de zee op. ± 't Giet van de regen en 't stormt ook nog, vreselijk! ± Wat hun ouders moeizaam bij elkaar gespaard hebben, jagen zij er in korte tijd doorheen! ± ..\ dan doet ze poeslief tegen hem. <> ..\ maar achter zijn rug vertelt ze niets dan lelijks over hem/ maakt ze hem zwart.
« «
..\ ik wil weten wat het morgen voor weer wordt. ..\ het KNMI verwacht slecht weer.
« ±
..\ hadden we nu in de zon moeten zitten. Die weersverwachting klopt ook nooit!
±
Een meteorologisch medewerker bespreekt daarin het weer van de komende dagen.
±
Verschillende groeperingen zijn in verzet gekomen.
±
Eigenlijk was het veel te duur maar hij liet zich toch verleiden.
«
..\ voor de komende twee dagen veel buien en koud daarna een lichte verbetering: meer zon en warmer.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 13 de weg/ -en ° Er wordt een nieuwe weg aangelegd van ons dorp naar de stad. ° Op de weg naar het strand staat een lange file. ° Het kind liep zonder uit te kijken de weg op. ° ~ ≈ ≈
Kunt u mij de weg wijzen naar het station? Je bent nu op de goede weg, ga zo door! Nu vraag je heus naar de bekende weg! Hij timmert graag aan de weg ../
° Op weg naar het station wil ik bloemen kopen. ~ Er is altijd wel iemand die je een eind op weg kan helpen. ≈ Tot Utrecht reizen we samen, daarna gaat ieder zijns weegs. ° Om dichtbij het podium te komen moest ik me een weg banen door een massa fans. ° Die grote tafel staat een beetje in de weg ../ ≈ Wees maar niet bang dat ik je iets in de weg zal leggen als je naar de universiteit wil. ≈ Zo, dat probleem is ook uit de weg geruimd! weg ° Hijgend kwam ze het perron oprennen maar helaas, de trein was weg! ° Na een uur waren alle koopjes al weg. ° Mijn pen is weg! ° Moskou is heel ver weg. ° Weg jij, ik wil je voorlopig niet zien! ° 'Weg met de trainer!', riepen de supporters toen hun club wéér verloren had. ~ Ik ben weg van die kleur rozen!
± ± <> ± ± ± ± ±
Het wordt een veel snellere verbinding dan de oude straatweg. Dat is bij mooi weer altijd een drukke route. Het liep zomaar de stoep af ../ ..\ en de straat op. Kunt u zeggen hoe ik daar moet komen? Je bent nu goed begonnen, volhouden maar! Je weet het antwoord op die vraag al lang! Hij vertelt graag aan iedereen wat hij allemaal voor grootse plannen heeft ../ <> ..\ maar zijn broer houdt zich altijd bescheiden op de achtergrond. ± Terwijl ik naar het station ga, zie ik wel een bloemenstal. ± In dit geval wil ik je best wat aanwijzigingen geven hoe je het probleem aan moet pakken. ≥ De één reist verder naar Arnhem en de ander moet naar Groningen. ± Ik had grote moeite er doorheen te komen. « ± <> ±
..\ je kunt er bijna niet langs. Ik zal je niet tegenhouden! Integendeel, ik zal je alle medewerking geven. Daar zullen we geen last meer van hebben!
± Een minuut geleden was hij vertrokken. ± ± <> ± ± <> ±
Allemaal verkocht/verdwenen. Berg hem toch eens goed op, hij is altijd zoek! Brussel is heel dichtbij. Verdwijn uit mijn ogen! 'Ontsla de trainer maar, dan gaat het weer beter!' Er was één spandoek met: Blijven moet die man, hij is de beste! Helemaal verrukt ben ik ervan, prachtig vind ik ze!
wegbergen >> ° Ik berg deze schoenen maar weg, ik trek ze voorlopig toch niet aan.
II ze bergt 't weg ± Ik doe ze in de doos en zet ze in de kast. <> Na de zomer haal ik ze weer tevoorschijn.
wegbrengen >> brengen ° Ik heb mijn grijze broek weggebracht naar de stomerij. ° Wil je naar huis? Zal ik je even wegbrengen?
II (& III) ze brengt hem weg (naar huis) <> Overmorgen kan ik hem weer ophalen. ± Welnee, je hoeft niet met me mee te gaan. <> Je hebt me ook al gehaald!
wegdoen >> doen ° Doe die kapotte schoenen toch weg! ° Als het gevaar geweken is, doet de agent zijn pistool weg. ° Die modezaak doet de hele collectie voor spotprijzen weg.
II hij doet z'n oude scooter weg ± Gooi ze maar in de vuilnisbak! ± Hij bergt het wapen op, hij voelt zich weer veilig. ± Ze hebben alles in de uitverkoop gedaan.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 14 wegen/woog/gewogen ° Hoeveel weeg jij? ° Denk er om, je moet die appels hier wegen. ~ Bij zo'n toespraak moet je je woorden wegen.
≈ Wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen.
I & II Hoeveel weeg jij? ± Hoe zwaar ben je? ± Op die weegschaal kun je kijken wat het gewicht is. ± Je moet heel goed opletten wat je zegt: vóór je 't weet heb je iemand op z'n tenen getrapt. <> Als je zomaar wat zegt, sta je al gauw onzin te kletsen. ± Die rechten zijn voor hem van grote betekenis. ± Ze heeft er lang over nagedacht. < > Dat is beter dan op stel en sprong weg te gaan. ± De belangrijkste zaken gaan nu eenmaal vóór.
wegens ° Die winkel is wegens vakantie gesloten. ° Wegens familieomstandigheden moet ik mijn bezoek afzeggen.
± ±
~ De rechten van de werknemers wegen zwaar bij de directeur. ≈ Na lang wikken en wegen heeft ze besloten ontslag te nemen.
weggaan >> gaan (+ zijn) ° Ik heb hem zelf zien weggaan.
In verband met de vakantie (van het personeel) is die zaak dicht. Door familieomstandigheden ben ik gedwongen thuis te blijven.
I ze is weggegaan! ± Ik zag dat hij om 8 uur z'n huis verliet. <> Heb je hem ook zien thuiskomen? ± Hij heeft om 8 uur het huis verlaten. <> ..\ en om 12 uur thuisgekomen. ± Hij vertrekt over een minuut! ± Gaan jullie váák zo'n dag (de stad) uit? <> Ikzelf blijf veel liever rustig thuis. ± Wat vertel je me nou? Daar wist ik niets van! ± Hoe haal je 't in je hoofd? Ik denk er niet aan!
° Hij is om 8 uur weggegaan ../ ° Opschieten! De trein gaat zó weg! ° Als 't morgen mooi weer is, gaan we een dagje weg. ~ Ben je pas getrouwd? Ga weg! ~ Of ik jou 6 100,- kan lenen? Ga nou gauw weg! weggooien >> gooien ° Zou je die oude kleren niet eens weggooien? Je draagt ze nooit meer! ° Kan ik deze flessen weggooien ../ ° Gooi die troep toch weg, man!
II we gooien die oude kleren weg ± Ja, geef maar hier, dan doe ik ze nu meteen in de container.
weglopen >> lopen (+ zijn) ° De jongen liep hard weg. ° Al vóór het einde van de wedstrijd liepen de supporters weg.
I de hond loopt weg ± Hij ging er snel vandoor. ± De wedstrijd was zó saai, dat ze al vroeg het stadion verlieten. <> Bij een spannende wedstrijd zijn de supporters niet weg te slaan, dan blijven ze zitten juichen en schreeuwen. ± Ze nemen ontslag want de arbeidsomstandigheden zijn heel slecht. <> ..\ maar af en toe blijft het staan. Dan is de afvoer verstopt. « ..\ en woont nu in een opvanghuis. ± Toen was ze ook al gevlucht. ± Ze vindt hem heel erg aardig. <> Met de vorige vriend van haar dochter kon ze absoluut niet overweg.
° ° ° ° ~
Bij dat bedrijf lopen de werknemers bij bosjes weg. Meestal loopt het water in de gootsteen weg ../ Dat meisje is van huis weggelopen ../ Een jaar geleden was ze weggelopen met haar vriend. Ze loopt wég met haar nieuwe schoonzoon.
wegnemen >> nemen ° Je mag die snoepjes niet zo maar wegnemen! ° Deze medicijnen zullen de pijn wegnemen. ° Ik kan je ongerustheid helaas niet wegnemen ../ ° Ik wil best geloven dat je hoofdpijn had maar dat neemt niet weg dat je me had moeten laten weten dat je niet kwam!
<> ..\ of moet je ze inleveren? Zit er statiegeld op? ± Geef het toch met de vuilnisman mee! <> Niks ervan, ik breng 't allemaal naar de kringloop, er zijn vast mensen die 't graag willen hebben.
II 't kind neemt de snoepjes weg <> Je moet eerst vragen of je er één hebben mag! ± Als je dat in een winkel doet, is het stelen. ± Deze tabletten helpen tegen de pijn. ≥ ..\ ik weet óók niet waar Jan is. ± Het blijft een feit dat je me voor niets op je heb laten wachten!
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 15 wegstemmen >> stemmen ° De ledenvergadering heeft het hele bestuur weggestemd. ° Het parlement heeft de motie van de oppositie weggestemd.
II de vergadering stemt het voorstel weg ± Bij het tellen van de stemmen bleek dat de meeste mensen vonden dat het bestuur moest aftreden. ± De meerderheid van de kamer heeft zich tegen de motie uitgesproken.
wegsterven >> sterven (+ zijn) ° De klanken van de ene band stierven weg.
II het geluid sterft nu weg ± Steeds zachter klonken de tonen van hun muziek. <> Maar daar kwamen de volgende muzikanten al weer dichterbij, steeds luider klonk hun marsmuziek.
wegteren/teerde weg/weggeteerd (+ zijn) ° De zieke vluchtelingen in de kampen teren langzaam weg.
I de bootvluchtelingen teren weg ± Als er niet snel massaal hulp geboden wordt, gaan er duizenden de dood tegemoet.
wegtrekken >> trekken (+ zijn) ° Gelukkig, de bewolking is weggetrokken. ° Steeds meer mensen trekken weg uit die onvruchtbare streken.
I het onweer trekt weg ± De lucht is weer blauw, de wolken zijn weggedreven. <> Ze gaan zich vestigen in gebieden die meer kansen op een goed bestaan bieden. ± Ze verlaten het land waar ze alleen maar armoede gekend hebben. I & II ze trekt wit weg van angst ± Ze werd lijkbleek, zó schrok ze. <> De dief kreeg echter een kleur als vuur, hij was op heterdaad betrapt!
wit wegtrekken ° Toen ze een dief in haar huis aantrof, trok ze wit weg.
wegwijs/° Ze woont pas een paar weken in deze stad maar ze is al aardig wegwijs. ° De docent probeert zijn nieuwe leerlingen een beetje wegwijs te maken in de leerstof. weigeren/weigerde/geweigerd ° Vanmorgen moest ik de wegenwacht bellen, mijn motor weigerde. ° De laatste tijd weigert hij wel vaker te starten. ° De hongerstakers weigeren alle voedsel. ° Een paar weigeren ook (om) iets te drinken ../ ° Als iemand je om hulp smeekt, kun je hem die toch niet weigeren? weinig/ -e ° Die plant mag maar weinig water hebben. ° Er liepen weinig mensen op straat. ° ° ° °
Helaas kan ik je er maar weinig over vertellen. Ik kan daar weinig aan veranderen. 't Is nu eenmaal zo! Slechts weinigen kunnen zich zo'n dure auto veroorloven ../ Die ouders hebben weinig of geen aandacht voor de prestaties van hun kinderen. ≈ Alsjeblieft, 't is weinig maar uit een goed hart!
±
Na zo'n korte tijd kent ze de weg al vrij goed.
±
Hij geeft ze aanwijzingen hoe ze het beste met al die nieuwe dingen kunnen omgaan.
II hij weigert dienst <> Toen de accu opgeladen was, sloeg de motor aan. ± <> ± <> <>
Op de gekste momenten vertikt hij het. Neem dan ook de fiets, die doet het altijd! Ze willen absoluut niet eten. ..\ maar de meesten gebruiken nog wel wat vocht. In zo'n geval zal ík tenminste wel hulp geven.
<> ± <> ± ± <> ±
Als je hem veel water geeft, verdrinkt hij. We zijn er maar een paar tegengekomen. Maar in het café was het een drukte van belang. Zelf heb ik er ook nauwelijks iets over gehoord. Er is niets aan te doen, helaas! ..\ maar velen zouden er graag één bezitten! Ze hebben nauwelijks/bijna geen tijd om naar hun verhalen te luisteren. 't Is geen groot cadeau maar 't is je van harte gegund.
±
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 16 weinig ° Ik kom nog maar weinig in Amsterdam.
° Ze was weinig mededeelzaam over haar belevenissen in het verre land.
<> ± ± « ± <> ±
Vroeger ging ik er vaak naar toe. Nu kom ik er nog maar heel af en toe. Je doet zowat geen mond open! ..\ hij heeft altijd wel wat aan te merken ../ ..\ dus dat betekent niet zoveel. Haar moeder wilde graag dat ze er honderduit over zou vertellen ../ ..\ maar ze liet bijna niets los.
wekelijks/ -e ° En nu het wekelijkse gesprek met de minister-president. ° Dat blad komt wekelijks in de bus.
± ±
Nu het interview dat de pers iedere week met premier Kok heeft. Eens per week wordt het bij ons bezorgd.
° Wat zeg je weinig, ben je moe? ~ Als díe docent ontevreden is, zegt dat weinig ../
weken/weekte/geweekt (+ zijn+ ° De gedroogde pruimen moeten een nacht in ruim water weken. weken (+ hebben) ° Vroeger moest je de was eerst weken.
I de krenteen moeten 5 minuten weken ± Ze worden zo lekker zacht en zijn dan vlug gaar. II de moet de was weken ± Je liet hem dan een nacht in sodawater staan om de vlekken er uit te laten trekken. ± Tegenwoordig gebruik je daar een voorwasmiddel voor, gewoon in de wasmachine.
wekken/wekte/gewekt ° Hoe laat moet ik je morgenochtend wekken?
II & III mama wekt de kinderen om 7 uur ± Maak me maar om 9 uur wakker. <> Laat je me alsjeblieft zo lang (uit)slapen? ° Die maatregel heeft veel verontwaardiging gewekt. ± Hij heeft bij veel mensen ook ongerustheid veroorzaakt. ° Dat artikel in de krant heeft mijn interesse voor dat boek gewekt. ± Het heeft bij veel mensen belangstelling doen ontstaan. ° Je woorden wekken de indruk dat je haar erg aardig vindt. ± Mij geven ze althans dat idee! de wekker/ -s ° De wekker loopt af, ../ ° Ik moet morgen vroeg op, ik zal de wekker op half 7 zetten. ° Ik ben door de wekker heen geslapen. wel ° Wel te rusten, jongens ../ ° Wat een mooi cadeau! Dank u wel! ° U bent de moeder van Leny, als ik 't wel heb. ° Toen we goed en wel thuis waren, kregen we bezoek. ° De broek van dat kostuum zit wèl goed ../ ° Je kunt daar wèl bier ../ ° Hij tekent wel aardig ../ ° Afwassen? Dat doen we mórgen wel. ° Of Jan ook komt? Ik zie wel! ° Ik zie nog wel wat ik morgen ga doen! ° Gisteren heb ik Jan gezien. Je weet wel ../ ° Ze heeft wel degelijk haar best gedaan. ° Of mijn broer ook komt? Ik denk het wel. ° En zelf zegt hij ook van wel. ° Zijn vriendin zal wel thuisblijven. ° Hij is zeker wel twee maanden ziek geweest. ../ Loopt moeder nog zo moeizaam met haar rollator? ../ Kan moeder nog steeds niet omgaan met zo'n rollator?
« ± ±
..\ we moeten opstaan! Ik stel de bel zó in, dat hij me dan wakker rinkelt. Ik heb hem helemaal niet gehoord!
± « ± ± <> <> <> <> ± ± « ± ± ± ± ±
..\ slaap lekker! Niet te danken, hoor. Inderdaad, u hebt het goed! We waren nog maar net binnen of er stond iemand op de stoep. ..\ maar het jasje zit niet goed. ..\ maar géén jenever kopen. ..\ maar een groot artiest, nee, dat is hij niet. Vanavond doen we dat niet. Ik wacht maar af. Ik weet 't nog niet, 't hangt van het weer af. ..\ de broer van mijn vriendin. Daar hoef je niet aan te twijfelen! Ik heb het idee dat hij komt. Gisteren zei hij nog dat hij zou komen. Waarschijnlijk is zij te moe. Hij is minstens 8 weken thuis gebleven. ..\ Neen, het gáát nu wel, hoor. ..\ Neen, het gaat nu wèl, dankzij zo'n training, je weet wel.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 17 welk ° In welk hotel logeren jullie? ° In welke straat is dat? ° Welke boeken moet je terugbrengen? ° Ik weet niet op welk nummer je woont. ° Hier heb ik twee snoepjes; welk wil jij? ° Bij de garage staan een heleboel auto's te koop; welke zou jij kiezen? ° De vrouw staat appels uit te zoeken; welke zal ze nemen? welkom ° Die leuke jongen is overal een welkome gast. ° De voorzitter heet alle aanwezigen welkom. ~ Een lekker kopje koffie zou me welkom zijn. het welkom/° Na onze lange vakantie wachtte ons een heel hartelijk welkom van al onze vrienden. wellicht ° Kunt u me wellicht zeggen hoe laat het is? ° Wellicht is er vanavond meer nieuws. de welvaart/° In West-Europa is de welvaart nog nooit zó groot geweest als nu. ° Al geniet de bevolking van die landen nu een ongekende welvaart ../ het welzijn/° Voor veel mensen is welzijn belangrijker ../
« « « ± « «
In het Parkhotel? O ja, in de Vondelstraat! De boeken die op tafel liggen. Wat is je huisnummer ook alweer? Het gele of het rode? Als ik genoeg geld had zou ik de sportauto kopen.
«
Ik denk de groene appels, die zijn lekker zuur.
± <> ± ±
Iedereen is blij als hij komt. Maar zijn vriend zien ze liever gaan dan komen. Bij het begin van de vergadering begroet hij iedereen. Ik zou blij zijn met een kop koffie.
±
Dat was echt een warme begroeting! Ze waren heel blij ons weer te zien.
± ±
Weet u misschien de tijd? Wie weet krijgen we dan nadere berichten.
±
Die gunstige economische situatie van die landen schijnt geen grenzen te kennen. <> ..\ in andere delen van de wereld leven de mensen nog steeds in bittere armoede.
<> ..\ dan welvaart: ze verlangen niet naar rijkdom. ± Ze willen zich liever prettig voelen in een schoon milieu en met een goede gezondheid. ± Als er niets tussenkomt, ben ik er morgen
≈ Bij leven en welzijn zie je me morgen.
wenden/wendde/gewend ° De hevige storm dwong de kapitein van het schip de steven te wenden. ≈ Hoe je het ook wendt of keert, hij heeft gelijk! ° Wil je je nu naar de camera wenden? ° Voor inlichtingen kunt u zich wenden tot onze informatiebalie.
II de stuurman wendt de steven ± Hij moest een andere koers gaan varen. ± ± ±
Van welke kant je het ook bekijkt, het is waar wat hij zegt. Ja, goed zo, keer je maar naar de camera toe. Met alle vragen kunt u zich ook richten tot onze website/ U kunt ook onze homepage raadplegen.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 18 de wenkbrauw/ -en ° Lippenstift, mascara voor m'n oogharen, een potlood om m'n « ..\ en dan nog wat rouge en een blusher, ziezo ../ wenkbrauwen bij te tekenen ../ ^ ..\ mijn make-upspullen heb ik bij me. ° Vader fronst zijn wenkbrauwen als hij Jantjes kapotte broek ziet. ± Hij trekt zijn wenkbrauwen samen en zegt boos: 'Foei, dat is nu de derde keer deze week!' ° Met opgetrokken wenkbrauwen hoorde ik het verhaal aan. ± Stomverbaasd was ik. ≈ Na die wandeling van vier uur liepen we op onze wenkbrauwen. ± We kónden haast niet meer, zó moe waren we. wennen/wende/gewend ° In het begin vond ik het wel koud in Nederland maar ach, alles went. ° Kunnen ze wennen in die nieuwe buurt? ° Ik moet erg wennen aan 't drukke stadsverkeer. ° Je moet die jongen wennen aan regelmatig studeren.
de wens/ -en ° Haar grootste wens is om haar dochter nog een keer te zien. ° Helaas zal het wel een vrome wens blijken. ° De allerbeste wensen voor het nieuwe jaar! ° Als je een vallende ster ziet, mag je een wens doen. ° Al zijn wensen zijn vervuld. ° Helaas kan ik niet aan uw wens voldoen. ° Ik sluit af met de wens dat u allen veilig thuis zult komen: ../ ° Gelukkig is het feest naar wens verlopen. ° Tegen de wens van de minister is de motie van de oppositiepartijen aangenomen. (.) Kort na zijn dood hoorde zij het duidelijk: hij stak de sleutel in het slot, daar was hij weer!
I & II je went nooit aan dit klimaat! ± Na een poosje merk je het niet eens meer, dan is het gewoon geworden. ± Ja hoor, ze beginnen zich al aardig thuis te voelen. ± Ik hoop dat ik er snel mee vertrouwd raak. ± Als je hem daar niet vertrouwd mee maakt, haalt hij nooit zijn diploma.
± ± ± ± ± ± « ± ±
Dat is wat ze het allerliefste wil. Dat is een verlangen dat waarschijnlijk nooit vervuld zal worden. Ik hoop dat het u volgend jaar goed zal gaan! Ze zeggen dat dat verzoek dan ook in vervulling zal gaan. Hij heeft alles gekregen wat hij hebben wilde. Ik kan niet op uw verzoek ingaan. ..\ Wel thuis allemaal! Alles is gegaan zo als iedereen het graag wilde. Hoewel de minister het niet wilde, heeft de kamer met die motie ingestemd. >> ≈ Tja, de wens is nu eenmaal de vader van de gedachte!
wensen/wenste/gewenst ° Wenst u een kamer met bad? ° Mag ik u geluk wensen met uw huwelijk? ° Met dit kaartje wil ik je succes wensen ../ ° ~ ° ~ ≈
II wat wenst mevrouw? ± Nou, we willen eigenlijk liever een douche. ± Natuurlijk mag u mij feliciteren! « ..\ met je examen. ± Ik hoop dat je slaagt! Iedereen wilde hem goede reis wensen. ± Ze spraken allemaal de hoop uit dat hij een heerlijke vakantie zou hebben. Ik heb niets meer te wensen. ± Ik heb alles wat mijn hartje begeert. De regering wenst dat de economie voorlopig op dit gunstige peil ± Misschien hoopt men wel dat hij nog zal doorgroeien. zal blijven staan. Denken ze dat ze snel een ander huis krijgen? Ik help het ± Natuurlijk hoop ik dat ook voor ze maar ik heb er wèl mijn twijfels ze wensen/hopen! over! De gezondheidszorg laat veel te wensen over. ± Vooral de zorg voor de bejaarden schiet ernstig tekort/vertoont gebreken.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 19
de wereld/ -en ° In de bijbel staat dat God de wereld heeft geschapen.
±
° Hoeveel mensen zijn er nu op de wereld? ° Waarom vertel je dat nu aan de hele wereld? ° De landen van de derde wereld delen niet in de welvaart van het rijke westen. ° Den Haag is de stad waar ik ter wereld kwam. ~ Wat is de wereld toch klein! ~ Toen hij na twintig jaar plotseling ontslagen werd, stortte zijn wereld ineen. ~ Ze weet al goed wat er in de wereld te koop is. ~ Die vriend van jou is een man van de wereld.
± ± ±
Wetenschappers zeggen dat het heelal ontstaan is door natuurkundige processen. Dat kan ik niet bijhouden! Er leven steeds meer mensen op de aarde. Waarom moet iedereen dat nu al weten? De ontwikkelingslanden leven nog steeds in grote armoede.
° In de wereld van de kunst is hij een belangrijk man. ° Ik voel me niet thuis in dat wereldje.
Hé, ben jij in Den Haag geboren? Overal kom je wel een bekende tegen! Al zijn zekerheden vielen weg, hij wist niet meer wat hij met zijn leven aan moest. ± Ze heeft al veel levenservaring. ≥ Hij voelt zich in ieder gezelschap op zijn gemak. <> Daarbij vergeleken ben ik maar een onhandige schutter, ik weet nooit wat ik zeggen of doen moet. <> ..\ de ander blijft z'n leven lang in z'n geboortedorp wonen ../ ± ..\ die heeft geen behoefte om 't avontuur te zoeken. ± Zo lief als jij is er niet één. ± Niemand kan het verklaren. <> Iedereen denkt dat hij in een vlaag van waanzin heeft gehandeld. ± Ik zou absoluut niet in haar schoenen willen staan, al kreeg ik er een miljoen voor. ± In dat milieu/ in die kringen heeft hij veel invloed. ± Ik voel me niet op mijn gemak in dat milieu.
wereldberoemd/ -e ° In Nederland zijn enkele wereldberoemde schilders geboren.
±
Rembrandt en Van Gogh zijn immers over de hele wereld beroemd?
de wereldbol/ -len ° Jan kan Nederland en België op de wereldbol aanwijzen.
±
Hij loopt naar de globe en laat zien waar die landen liggen.
±
In welk continent wonen de Indianen?
~ De één trekt de wijde wereld in ../ ~ Je bent de liefste mamma van de hele wereld! ~ Geen mens ter wereld begrijpt waarom hij dat gedaan heeft. ~ Voor geen goud van de wereld zou ik met haar willen ruilen.
het werelddeel/ -delen ° Er zijn zes werelddelen: Europa, Azië, Afrika, Amerika, Australië en Antarctica. wereldkundig ° Waarom zou je dat nieuws nu al wereldkundig maken?
± ± ±
<> Ik zou het voorlopig geheim houden ../ ± ..\ en pas over een poosje algemeen bekend maken.
wereldschokkend/ -e ° Zijn er wereldschokkende dingen gebeurd ../
±
..\ die de hele wereld in opschudding zullen brengen?
wereldwijs/ ° Zo jong nog en dan al zo wereldwijs!
±
Hoe kan iemand van die leeftijd al zo veel levenservaring en mensenkennis hebben opgedaan/zo goed weten wat er in de wereld te koop is?
«
..\ die in de "normale", louter commerciële handel niet aangeboden zouden worden. Zo'n winkel heet ook wel derdewereldwinkel.
de wereldwinkel/ -s ° In de wereldwinkel verkopen ze allerlei producten uit de derde wereld ../
±
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 20 het werk/ de -en ° Hij is lang werkloos geweest maar nu heeft hij weer werk. ° Wat voor werk doet hij eigenlijk ../ ° Hoe lang zijn jullie al aan het werk? ° De werknemers leggen het werk neer.
± ±
Hij heeft gelukkig weer een baan. ..\ zit hij in de automatisering? We zijn sinds half 9 aan de arbeid, we zijn dus al 4 uur bezig. Ze gaan in staking omdat ze geen loonsverhoging krijgen. Een paar mensen staken niet mee en werken door. Er moet gewerkt worden! Alleen als je verstandig handelt, krijg je iets voor elkaar. Je zult toch zelf actief moeten worden. Dan besteed ik veel zorg aan het eten. Weet jij hoe je zoiets aanpakt: hoe begin je, waar moet je op letten, kortom hoe doe je dat nou? Hij doet alles wat mogelijk is om te bewijzen dat hij onschuldig is. Als u dat voor me wilt proberen, graag!
±
Wat is dat toch eigenlijk een eentonige taak.
≈ Een goed begin is het halve werk.
± ± <> ±
≈ ≈ ≈ ° °
± ± ± ± ±
Ja hoor, ik heb mijn plicht gedaan. Ja, ik ben wel een tijdje bezig. Nee hoor, ik ben gauw klaar. Als je een karwei op de juiste manier aanpakt, gaat de rest ook vlot/op rolletjes. Niks wordt goed afgewerkt en het risico op storingen is niet gering! Je kunt er zeker van zijn dat het toch niet lukt! Dat kun je niet maken! Ach kom, ik zit heus wel op tijd op mijn plaats/plek. Beeldhouwwerken, schilderijen, boeken, noem maar op.
±
Ik vind die moderne muziekstukken vaak erg moeilijk te begrijpen.
±
O.a. Gerrit Komrij leest een paar eigen gedichten.
° ° ° ≈ ≈
Kom mensen, er is werk aan de winkel! Om iets te bereiken moet je met overleg te werk gaan. Heb je al werk gemaakt van een ander huis? Als er gasten komen, maak ik veel werk van de maaltijd. Heb jij enig idee hoe zoiets in zijn werk gaat?
≈ De advocaat stelt alles in het werk om zijn cliënt vrij te krijgen. ≈ Ik wil wel pogingen in het werk stellen om dat boek nog voor u te pakken te krijgen. ° Afwassen, bedden opmaken, koken: het dagelijkse werk van de huisvrouw/huisman. ° Ben je klaar met je werk? ° Denk je dat je lang werk hebt in de bibliotheek?
Kijk uit, die aannemer levert half werk! Probeer dat maar niet, dat is onbegonnen werk! Iemand een uur voor niets laten wachten? Dat is geen werk! Schiet op, anders kom je te laat op je werk! Op de veiling werden werken van allerlei kunstenaars tegen hoge prijzen verkocht. ° Op het concert van zondag a.s. wordt een nieuw werk van Louis Andriessen uitgevoerd. ° Dichters lezen vóór uit eigen werk. de werkdag/ -en ° Voor de meeste kantoormensen heeft een week vijf werkdagen ../ ° Zijn werkdag duurt van 's morgens 8 tot 's middags half 5, met een pauze van een half uur. ° Ik was zó vroeg op, om 1 uur had ik er al een hele werkdag opzitten. werkelijk/ -e ° Is er iemand die de werkelijke naam van die auteur weet? ° Geloof je dat nu werkelijk? ° Is dat werkelijk waar? ~ Ik moet ook werkelijk overál aan denken!
± ≥ ± ± <> ± ± ± ± ±
<> ..\ en twee rustdagen: zaterdag en zondag. ± Voor winkelpersoneel zijn zaterdag en soms ook zondag óók dagen waarop gewerkt moet worden. ± Hij werkt dus acht uur per dag. ±
Ik was al om 6 uur begonnen, dus toen was ik al zeven uur aan 't werk.
<> ± ± ± ±
Hij schrijft onder een pseudoniem ../ ..\ maar bijna niemand kent zijn echte naam. Ja, dat geloof ik inderdaad. Nou en of, het is echt waar. Je moet letterlijk álles in de gaten houden.
de werkelijkheid/ -heden ° De werkelijkheid is meestal anders ../ < > ..\ dan onze dromen en fantasieën. ° We moeten de werkelijkheid onder ogen zien: het gaat niet goed ± Dat is de harde realiteit! met haar. ° Zij stuurden ons opgewekte brieven maar in werkelijkheid ± Eigenlijk zaten ze in grote problemen, maar dat wilde ze niet toegeven. hadden ze geen enkele reden tot vrolijkheid.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 21 werkeloos ° Twee grote jongens staan werkeloos toe te kijken hoe de hond probeert op de wal te komen. werk(e)loos/ -loze(n) ° Er zijn nog steeds veel mensen werk(e)loos. ° Het aantal werk(e)lozen is de laatste tijd sterk afgenomen. de werk(e)loosheid ° In sommige delen van Europa heerst nog steeds een grote werkeloosheid.
±
Ze steken geen hand uit om het dier te helpen.
± °
Ze zouden graag een baan hebben maar ze kunnen geen werk vinden. Een paar jaar geleden waren er veel meer mensen zonder werk.
±
Miljoenen mensen zoeken daar vergeefs naar betaald werk ../
<> ..\ terwijl in andere delen een groot tekort aan arbeidskrachten bestaat. werken/werkte/gewerkt ° Erik werkt altijd. ° Wat doe jij tegenwoordig? Werk je ../ ° ° ° ° ° ° ° ° °
Mijn vader werkt niet meer ../ Hoe werkt die machine? De pijnstiller werkte al na vijf minuten. Door al het vocht is het hout gaan werken. De student moet hard werken voor zijn examen. Werk je voor een baas of heb je een eigen bedrijf? Bij welk bedrijf werk je? Je verdient het meeste geld als je in de automatisering werkt. Hij moet vooral aan zijn wiskunde werken.
° De fabrikant werkt aan een nieuw wasmiddel. de werkgever/ -s ° Ik ben al bij heel wat werkgevers in dienst geweest ../ ° De belangen van de werkgevers zijn meestal in strijd met ../
de werkgeversorganisatie/ -s ° De werkgeversorganisatie heeft toegegeven aan de eisen van ../
de werking/ ° Door de werking van het hout kan die kast op het balkon niet meer goed dicht. ° De gebruiksaanwijzing probeert de werking van dit apparaat uit te leggen. ° Hier staat hoe ik het in werking moet stellen ../ ° De nieuwe wet treedt op 1 januari a.s. in werking. ° Op diezelfde datum worden de tijdelijke maatregelen buiten werking gesteld.
I & II ze werkt aan haar geluk ± Hij is altijd bezig ../ <> ..\ en zit nooit stil. <> ..\ of studeer je nog? ± Ik heb al een jaar een baan! <> ..\ hij is met pensioen. ± Heb jij idee hoe hij functioneert? ± Toen had hij al uitwerking: de pijn werd minder. ± Het tafelblad is kromgetrokken en de deur van de kast sluit niet meer. ± Hij moet nog heel veel leren om te kunnen slagen. ± Ik ben in dienst bij een verzekeringsmaatschappij. ± Ik ben werknemer van Aegon. ± Met een baan in die bedrijfstak zit je goed! <> Dat vak heeft hij een tijdlang verwaarloosd ../ ± ..\ dus nu moet hij er veel aandacht aan besteden. ± Hij wil iets revolutionairs ontwikkelen.
± ..\ en dit is de beste baas die ik tot nu toe gehad heb. « Deze man is werkelijk fantastisch voor zijn personeel. <> ..\ die van de werknemers.
< > ..\ de vakbonden: er komt een loonsverhoging van 3% voor alle werknemers. ± Is de organisatie die de belangen van de bazen behartigt eindelijk door de knieën gegaan?
± ± ± <> ± ±
Door de afwisseling van hitte door de zon en vocht van de regen is het hout gaan werken. 't Is zeker vertaald Japans want nu weet ik nog niet hoe het werkt. ..\ aanzetten dus. Dat begrijp ik! Staat er ook in hoe je het weer moet uitschakelen/uitzetten? Op die datum wordt die wet dus van kracht. Je bedoelt dat die dan worden ingetrokken? Ja, die gelden dan niet meer.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 22 de werkkast/ -en ° De stofzuiger staat in de werkkast op de gang.
±
werkloos/-loze ° De werkloze man gaat een uitkering aanvragen.
In die kast staan alle spullen die er voor het huishouden nodig zijn: de bezem, het stofblik, het stofdoekenmandje, de schoenpoetsdoos enz.
> > ook werkeloos ≥ Drie maanden geleden is hij ontslagen en hij heeft nog steeds geen ander werk gevonden.
de werknemer/ -s ° Hoeveel werknemers heeft dat bedrijf? ° De directeur heeft alle werknemers uitgenodigd
± ±
de werkplaats/ -en ° 't Autobedrijf heeft achter de showroom een grote werkplaats ../ « ° In de "sociale werkplaats" werken mensen ../ « ≈ In onderwijsland kent men 'De Werkplaats' ../
« ±
de werkplek/ -ken ° De ARBO-diensten moeten er op toezien dat iedereen een veilige werkplek heeft.
de werkwillige/ -n ° Tijdens de staking werden de werkwilligen ../
±
Ze hebben wel zeshonderd mensen in dienst. Hij geeft een feest voor het hele personeel.
..\ waar de monteurs hun werk doen. ..\ die zich, door een handicap, in het bedrijfsleven niet of moeilijk kunnen handhaven. ..\ van de pedagoog Kees Boeke in Bilthoven: ../ ..\ een onderwijsinstelling waar de leerlingen zoveel mogelijk zelfstandig leerden denken en handelen. O.a. Koningin Beatrix was leerling op 'De Werkplaats'.
Een plek waar de omstandigheden, waaronder je je werk moet doen, zo gunstig mogelijk zijn: goed licht, een goede stoel (als je zittend werk doet), enz.
<> ..\ door de stakers tegengehouden. ± De stakingsbrekers werden als verraders beschouwd.
het werkwoord/de -en ° De werkwoorden 'hebben' en 'zijn' geven in bijna alle westerse talen de meeste problemen bij het vervoegen.
±
° 'lopen' en 'praten' zijn ook werkwoorden; en 'slapen' ook!
±
werkzaam/ -zame ° Zij is tegenwoordig werkzaam bij de KLM. ° Ze heeft een werkzaam leven achter de rug. ° Dat soort pijnstillers is alleen werkzaam tegen lichte spierpijn.
de werkzaamheid/ ° De artsen twijfelen nog aan de werkzaamheid van dat nieuwe medicijn. ° Helaas kan ik wegens drukke werkzaamheden je feest niet bijwonen.
± ± ± <>
Die verba zijn haast altijd onregelmatig en ze volgen dus niet de normale werkwoordsregels. Wat denk je van 'hij heeft 't gehad' en 'ik ben er geweest' ? Dit zijn woorden die aangeven wat je doet: ik loop, ik praat of zij lopen, zij praten. 'Slapen' geeft aan wat je allemaal NIET doet!
Vroeger was ze in dienst bij de ANWB. Daar heeft ze acht jaar gewerkt. Ze heeft haar hele leven hard gewerkt. Bij hevige pijnen helpen ze nauwelijks. Ik stop met die pillen, ze hebben geen enkel effect!
± Ze zijn nog niet overtuigd van de effectiviteit ervan. <> Misschien doen ze absoluuts niets! ± Ik heb zó veel werk, ik heb gewoon geen tijd.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 23 werpen/wierp/geworpen ° Een bal 'werpen' is ouderwets. ° Vroeger werd je in de gevangenis geworpen../ ° Laf hoor, om de schuld op een ander te werpen. ~ Leg die brief maar op m'n bureau, ik zal er straks wel een blik op werpen. ≈ Die getuigenis werpt een gunstig licht op de kwestie. ≈ De bokser werpt de handdoek in de ring en stapt weg ../ ≈ De teerling is geworpen. ° Snikkend wierp ze zich in haar moeders armen. ° Onze koe Mina II heeft vannacht geworpen. ° Onze kat heeft vannacht vier jongen geworpen. westelijk/ -e ° Er staat een harde, westelijke wind.
II & ± <> ± ± <> ±
III hij werpt de handdoek in de ring Tegenwoordig gooi je een bal. Je moet hem nog wel steeds opvangen. ..\ in deze tijd krijg je celstraf. Je moet niet een ander de schuld geven ../ ..\ maar zelf de schuld op je nemen! Als ik mijn boterham opheb, zal ik er naar kijken.
± Door die woorden ziet de zaak er minder somber uit. ..\ ± Hij geeft het op, hij heeft verloren! ± Alea iacta est; er is een beslissing genomen! ± Ze viel haar moeder huilend in armen. ± Ze kreeg een mooi stierkalfje. ± Ze heeft ook een keer zeven jonkies gekregen.
± Zo'n wind uit het westen is niet zo koud als ..\ <> ..\ een oostelijke wind.
het westen ° De zon gaat onder in het westen. <> 's Morgens komt hij op in het oosten. ° Het westen van Nederland is zeer dicht bevolkt. ± Logisch, de grootste steden liggen in West-Nederland. ° Haarlem ligt ten westen van Amsterdam ../ ± ..\ en Zandvoort ligt aan de westkant van Haarlem. ≈ Met een houten hamer sloeg hij zijn buurman buiten westen. ± Die bleef een paar minuten bewusteloos liggen. ^ het westen, het noorden, het oosten, het zuiden: de vier windstreken (op het kompas). de wet/ -ten ° Iedere burger wordt geacht de wet te kennen.
±
° De Nederlandse wet zegt dat niemand harder mag rijden dan 120 km per uur. ° Een dienaar der wet??? ° Die kwestie moet bij wet geregeld worden ../ ° Ze zijn wel voor de wet getrouwd ../ ≈ Moeders wil is wet! ≈ Meestal gaan we zondags naar Oma maar dat is geen wet van Meden en Perzen! ≈ Die jongeman denkt dat hij boven de wet staat: hij rijdt rustig 180 waar je maar 100 mag! ° In de natuurkunde zitten allerlei wetten: van de zwaartekracht, van Archimedes, van Pascal ....
± ± « ± <> ± ± ± ±
Hoe kunnen ze nu eisen dat iedereen alle regels en voorschriften, die de regering gemaakt heeft, kent? Die verkeersregel wordt echter heel vaak overtreden. Oh, je bedoelt een politieagent! ..\ dan weet iedereen waar hij zich aan moet houden. ..\ op het stadhuis dus ../ ..\ maar nog niet in de kerk; hun huwelijk is nog niet ingezegend. De dingen moeten gebeuren zoals Moeder het wil! 't Hoeft niet persé, we kunnen best een keer van die gewoonte afwijken! Hij denkt dat regels er alleen voor anderen zijn; hij hoeft zich er niet aan te houden. Die regels heb je nodig om berekeningen te maken.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 24 weten/wist/geweten ° Weet jij het adres van Elly de Haan? ° Ik weet, dat ze vroeger in Leiden woonde. ° ..\ maar ik weet niet of ze daar nóg woont../ ° ~ ° ° ° ° ° ° ° ° ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ≈
Weet jij de weg in die stad? Hij weet goed de weg in de bankwereld. Weet je nog (van) die keer dat je in het water viel? Weet jij hoe je dat gerecht moet bereiden? Hij weet in iedere stad wel een leuke kroeg. Is Jan weer thuis? Daar weet ik niets van! Wist jij van het bestaan van deze winkel? Het was een moeilijke opdracht maar ze wisten het toch voor elkaar te krijgen. Zodra ik iets hoor, zal ik het je laten weten../ Ik weet me geen raad (meer)! Gooi dat restje soep maar niet weg, daar weet Jan wel raad mee! Hij verdient veel geld en dat wil hij weten ook! Wat die jurk kost? Dat wil jij niet weten! Wie weet zien we elkaar nog eens terug. Ze wilden nog van geen afscheid weten. Weet ik veel, waarom ze wil verhuizen? Voor zover ik weet, gaat het feest door. Weet je wát? We gaan naar het strand! Dat moeten júllie weten! Jij weet het natuurlijk weer beter! ../ Hoe kun je die praatjes nu geloven? Je weet toch wel beter? De laatste trein gaat om half één. Zeker weten!
de wetenschap/ -pen ° Zelfs de wetenschap kan geen verklaring geven voor dat verschijnsel. ° Hij doceert economische wetenschappen. ° De wetenschap dat zijn gezin veilig was hield hem op de been.
wetenschappelijk ° Aan de universiteit wordt wetenschappelijk onderwijs gegeven. ° Voor die bewering ontbreekt nog ieder wetenschappelijk bewijs. ° Bij de werking van medicijnen moet altijd wetenschappelijk bewezen worden ../ ° Noem je dat onderzoek wetenschappelijk?
wettelijk/ -e ° Zo'n kwestie kan alleen maar via wettelijke maatregelen opgelost worden. ° Hoe meer mensen er in dit land komen, hoe meer zaken wettelijk geregeld moeten worden. ° Ouders zijn wettelijk aansprakelijk voor de schade die hun kinderen aanrichten.
II wist ik het maar! ± Zou je me dat kunnen zeggen? ± Daar ben ik zeker van ../ « ..\ dat vraag ik me af. ± Ik heb geen idee! <> Nee, ik weet er heg noch steg. ± Hij weet precies waar hij moet zijn om iets gedaan te krijgen. ± Nou en of, dat herinner ik me als de dag van gisteren! <> Ik heb geen flauw idee, hoe je dat moet doen! ± Hij kent ook overal tentjes waar je lekker kunt eten. ± Daar ben ik niet van op de hoogte. ± Ja, ik weet sinds kort dat die winkel bestaat. ± Knap hoor, dat ze het gedaan konden krijgen. « « ± ± ± ± ± ± ± ± ± « ± ±
..\ dan bel ik je wel of stuur een e-mail. Wat moet ik in hemelsnaam doen? Dat eet Jan wel op, die lust altijd nog wel wat! Hij vertelt iedereen vol trots hoeveel hij verdient. Daar zul je niet blij mee zijn! Misschien wel, ja. Ze hadden nog geen zin om afscheid te nemen. Ik heb geen idee! Dat is tenminste wat mij bekend is. Goed idee, hè? Dat is júllie zaak, ik bemoei me daar niet mee! ..\ Wat ben je toch eigenwijs! Je weet toch hoe het werkelijk in elkaar zit? Dat weet ik zeker want ik heb het nagekeken!
±
Alle geleerde heren bij elkaar staan hier met de mond vol tanden.
± ±
Hij is leraar economie, dat klinkt wat eenvoudiger. Omdat hij wist dat zijn vrouw en zijn kinderen in veiligheid waren, kon hij het volhouden.
± Aan de hogeschool is het onderwijs meer op de praktijk gericht. ± Die mening wordt niet gestaafd door uitgebreid onderzoek of feiten. <> ..\ wat de farmaceutische industrie proefondervindelijk heeft aangetoond. <> Het lijkt míj eerder nattevingerwerk! Gewoon flut! ± Er zijn veel betere, echt wetenschappelijke methoden van onderzoek!
±
Dat probleem doet zich de laatste tijd veel voor en moet dus bij wet geregeld worden. <> Vroeger regelden de mensen dat wel onderling ../ ± ..\ maar nu moet alles in de wet vastgelegd worden. ± Als mijn zoontje een bal door de ruiten van de buren trapt, moet ík de schade betalen.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 25 wezen/ - / - >> zijn ° Nou, díe mag er wezen!
I die mag er wezen ± Wat een boom van een vent! ± Wat een mooie vrouw!/Wat een stuk! ± Maak dat je wegkomt! "'Sodemieter op"'/schiet op!
° En nou, wég wezen!
het wezen/ de -s ° Mensen en dieren zijn levende wezens. ° Wat er nu allemaal gebeurt, tast het wezen van de zaak niet aan. ° In wezen is er niets veranderd.
wie ° Wie is daar? ° Wie staan er bij de bushalte? ° Weet jij wie daar staat? ° Wie heb je daar ontmoet? ° Aan wie moet ik dat vragen? ../ ° Met wie ga jij op vakantie?../ ° Ik weet niet naar wie ze kijkt. ~ 'Wie volgt?', vroeg de slager. ~ Wie weet komen we elkaar nog wel eens tegen. wie ° Wie het hoogste gooit, mag beginnen. ° Wie vooraan staan kunnen goed zien wat er gebeurt. ° Als de kinderen verstoppertje spelen, hoor je steeds: 'Wie niet weg is, is gezien!' ° De man van wie het paspoort gestolen is, gaat naar de politie. ° Wie zo oud is, heeft veel meegemaakt. ° Wie we ook uitgenodigd hadden, is gekomen. ° Aan wie ik 't ook gevraagd zou hebben ../ ≈ Wie niet horen wil, moet voelen. de wieg/ -en ° De baby wordt te groot voor zijn wieg ../ ° Nederland is een verzorgingsstaat van de wieg tot het graf. ~ Zijn wieg stond in Groningen. ~ Voor dat werk is ze niet in de wieg gelegd. ~ Is hij gestorven toen hij negentig was? Nou, dan is hij niet in de wieg gesmoord. ~ Mijn grootvader heeft nog aan de wieg gestaan van die partij.
± Het zijn schepsels die geboren worden, groeien en tenslotte sterven. <> Dat zijn maar bijkomstigheden ../ ..\ de essentie blijft hetzelfde. ± De omstandigheden zijn wel wat gunstiger geworden maar waar het om gaat is nog steeds hetzelfde. ? ± ± « ± « « ± ± ± ! ± ± ±
Welke persoon is daar? Welke mensen willen met de bus mee? Is het Han of Karel? Welke mensen ben je tegengekomen? ..\ Aan de directeur of aan de afdelingschef? ..\ Ik ga met mijn vriend(en). Kijkt ze naar die mensen op het terras? Wie is er nu aan de beurt? Ja, misschien wel! Degene die een 6 gooit, mag beginnen. De mensen op de eerste rij zien alles. Als ik mijn ogen weer opendoe, zie ik iedereen die zich nog niet verstopt had!
± ± « ±
Als iemand zo oud is, heeft hij veel beleefd. Iedereen die een uitnodiging gekregen had was op ons feest. ..\ iedereen zou 'ja' gezegd hebben. Jongens die niet willen luisteren, krijgen klappen.
± ± ± ± ±
..\ hij krijgt nu een groter kinderbedje. We vinden dat mensen van hun geboorte tot hun dood op hulp van de overheid moeten kunnen rekenen. Hé, ik ben ook in Groningen geboren! Daar is ze niet geschikt voor. Hij is behoorlijk oud geworden.
±
Hij behoorde tot de groep mensen die die partij hebben opgericht.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 26 het wiel/ de -en ° Een fiets heeft twee wielen, een kleuterfietsje heeft er meestal drie. ° Er was een wiel van de vrachtauto afgelopen../ ° Ik heb wieltjes onder dat kastje gezet. ~ Blijleven reed op kop, twee achtervolgers zaten in zijn wiel. ~ Probeer je me nu in de wielen te rijden? ~ We wilden gisteren naar het strand maar het weer heeft een spaak in het wiel gestoken. ≈ Probeer nu niet het wiel opnieuw uit te vinden! ≈ Als ik met dat stel op vakantie ga voel ik me een beetje het vijfde wiel aan de wagen.
± « ≥ ± ± ±
Circusmensen halen wel kunsten uit op een fiets die alleen maar een wiel is met trappers op de as. ..\ en de wagen hing scheef in de berm. Je kunt het nu overal naar toe rijden. Handig joh! Kilometerslang bleven ze vlak achter hem rijden. Ik heb het idee dat je probeert me tegen te werken. De regen en de wind hebben verijdeld: we zijn thuis gebleven.
<> We kunnen toch gebruik maken van de oplossing die andere mensen voor dit probleem gevonden hebben? ± Ze zitten echt niet op me te wachten, ze kunnen me best missen.
^ voorwiel, achterwiel, reservewiel, fietswiel, autowiel, stuurwiel, sportwiel: allemaal wielen wij
>>> we/wij
wijd/ -e ° Van deze dunne stof maak ik een wijde rok.
± <> « <>
Zo één die heel ruim om je heen zit. Van die dikke stof maak ik dan een nauwe broek. ..\ ik kan er wel twee keer in! M'n vorige ring is me te nauw geworden, ik kon hem bijna niet meer afkrijgen! ± In de verre omtrek kon je er géén ontdekken. Waar je ook keek, nergens een auto. <> We hadden hem zelf op een kiertje gezet ../ ± ..\ maar de wind had hem ver open gewaaid. ± ..\ allerlei verre landen zien! ± Het is al overal doorgedrongen. <> Men hoopte dat het nog een tijd geheim zou blijven.
° Deze trui is me veel te wijd ../ ° Déze ring is me te wijd, hij glijdt zó van m'n vinger. ° In de wijde omgeving was geen auto te zien. ° De deur stond wijd open. ~ Ik zou graag de wijde wereld intrekken ../ ~ Dat nieuws is nu al wijd en zijd bekend.
het wijf ° Eeuwen geleden kon een man over 'mijn wijf' praten.
±
° Als jongens het over '''dat wijf'" hebben ../ ° Maar als ze over een '"moordwijf'" praten ../ ~ Het is een beste man maar het is zo'n vreselijk oud wijf: ../
± ± ≥
het wijfje ° Het wijfje blijft op het nest zitten om de eitjes warm te houden. ° Hé wijfie, ga je mee stappen?
<> Het mannetje gaat op zoek naar voedsel. ± Kom lekker stuk, ga je mee uit?
In deze tijd klinkt dat heel grof. Een man heeft het nu over zijn echtgenote of over zijn vrouw. ..\ weet je zeker dat het over een heel onaardige vrouw gaat. ..\ bedoelen ze een fantastische vrouw! ..\ hij blijft praten over dingen die geen mens interesseren.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 27
de wijk ° In die wijk wonen alleen maar rijke mensen. ° Die lessen worden in de wijk gegeven ../ ° Hoort die straat ook tot jullie wijk? de wijk (nemen) ° Toen de politie er aankwam, namen de jongelui de wijk naar hun schuilplaats. het wijkcentrum ° De bijeenkomst vindt plaats in het wijkcentrum.
de wijn ° Wil je een glas wijn ../ ≈ ≈ ≈ ≈ ° ° ≈
Hij schenkt tenminste klare wijn! Goede wijn behoeft geen krans. Als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan. Water in de wijn doen De wijn staat er dit jaar goed bij! In Frankrijk en Duitsland wordt veel wijn verbouwd. Ik vond het een aardige lezing maar het was wel oude wijn in nieuwe zakken.
± ± <> ±
Dat is een dure buurt. ..\ dicht bij de lesnemers ../ ..\ en niet centraal in een groot schoolgebouw. Nee, die ligt in een ander stadsdeel.
±
Ze sloegen meteen op de vlucht.
±
Dat is het gebouw waar allerlei buurtactiviteiten worden georganiseerd.
<> ..\ of liever gewóón druivensap, zonder alcohol. ± Wijn graag, ik kan wel een drankje met alcohol gebruiken! ± Ik vind het prettig als iemand duidelijk zegt waar het om gaat. ± Wat goed is, heeft eigenlijk geen reclame nodig. ± Dronken mensen weten niet wat ze zeggen. >>> water ± Er hangen dikke trossen druiven aan de wijnstokken. ± Je bedoelt dat er veel druiven geteeld worden! ± Het werd leuk gebracht maar iets nieuws heb ik niet gehoord.
de wijngaard ° Langs de Rhone en Moezel vind je veel wijngaarden ../
±
..\ grote gebieden waar alleen maar druiven geteeld worden.
de wijnstok ° Aan iedere wijnstok hangen dikke trossen druiven.
±
In de maand oktober plukken de boeren de druiven van de wijnplanten af.
wijs ° Luister naar de raad van je wijze vader! ° Ga je die opleiding volgen? Ik vind dat een wijs besluit!
° Als je met dit weer de bergen ingaat, ben je niet wijs! ~ Mijn hele bureau ligt vol papieren. Ik kan er geen wijs uit worden! ~ Laat haar maar praten, ze is niet wijzer! ≈ Ik betwijfel of je daar wijzer van wordt. ≈ Die mensen zijn door schade en schande wijs geworden. ° Tegenwoordig zijn kinderen zo vroeg wijs!
± Die heeft in zijn lange leven wel geleerd hoe de wereld in elkaar zit. ± Dat is een heel verstandige beslissing. <> Nou, m'n moeder zei juist: 'Zou je dat wel doen? Heb je daar wel goed over nagedacht?' ± Dan ben je gek! dat is toch levensgevaarlijk! ± Ik moet ze uitzoeken maar waar moet ik beginnen? ± Ze weet nu eenmaal niet beter! ± Zou je daar wat mee opschieten? >>> de schade ± Als ze nog heel jong zijn, kunnen ze al overal over meepraten.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 28 de wijs ° Ik ken de wijs van dat lied nog wel, ../ ° Ik mag nooit zingen van mijn kinderen want ik kan geen wijs houden. ~ Laat je niet van de wijs brengen, hoor!
de wijs/ wijze ° Zijn wijze van optreden is heel irritant. ° Dat probleem is op eenvoudige wijze op te lossen. ~ Het geld kwam bij wijze van spreken uit de lucht vallen. ≈ 's Lands wijs, 's lands eer. de wijsvinger ° Je wijsvinger zit tussen je duim en je middelvinger.
± <> ± <> ±
.. \ ik heb die melodie goed onthouden ../ ..\ maar de woorden ben ik vergeten. En inderdaad, ik zing zo vals als een kraai. Ik ben gewoon jaloers op mensen die zuiver zingen. Al die verschillende adviezen brengen je maar in de war. Je moet doen wat jou zelf het beste lijkt!
± ± ± <> ±
Iedereen ergert zich aan de manier waarop hij zich gedraagt. Je kunt dat heel eenvoudig uit de weg ruimen. Dat bedoel ik natuurlijk figuurlijk ../ ..\ en niet letterlijk. Het regende heus geen euros! Je moet de tradities van een land eerbiedigen.
± ±
Je gebruikt die vinger om iets aan te wijzen. In een kinderversje heet hij: Likkepot.
^ de duim, de wijsvinger, de middelvinger, de ringvinger en de pink: de namen van de vijf vingers >> bijnaam wijzen ° Wie bedoel je? Nee joh, niet wijzen ../ ° Die wond doet al pijn als je er naar wíjst ../ ° Jantje wijst naar de auto in de etalage. ° Ik zal je wijzen waar alles ligt. ° De agent wijst de automobilist de weg. ~ De directeur was zó boos op de leerling dat hij hem de deur wees. ° Ik moet u er nogmaals op wijzen dat hier niet gerookt mag worden. ° Alles wijst erop dat er onweer op komst is. ° Ze hebben hem een prachtig voorstel gedaan maar hij heeft het van de hand gewezen. de wil ° Zij is een vrouw met een sterke wil. ≈ Waar een wil is, is een weg.
<> <> « « ± ± ±
..\ maak maar met wóórden duidelijk over wie je het hebt. ..\ laat staan als je hem aanraakt. Díe wil hij hebben! Kijk, hier liggen de lakens en daar de slopen. Hij laat zien hoe hij rijden moet. Hij wilde niet meer met hem praten en stuurde hem daarom de kamer uit. Ik heb u daar al eerder op attent gemaakt.
± Je kunt aan alles merken dat het gaat onweren.. <> Ik zou zoiets met beide handen aannemen ../ ± ..\ maar hij verwerpt het. Begrijp jij dat nou?
± ±
° Zij is tegen de wil van haar ouders (in) met die jongen getrouwd. ° Hij is tegen wil en dank met zijn ouders meegegaan. ° Doet die jongen iedere week de boodschappen voor je, helemaal uit vrije wil? ° Terwille/om wille van de lieve vrede heeft hij hun hun zin gegeven. ≈ Om wille van de smeer, likt de kat de kandeleer. ° Deze keer zal ik u nog terwille zijn ../
Zij weet meestal haar doel wel te bereiken. Als je je uiterste best doet, vind je wel een manier om je wensen te realiseren. ± Ze hebben zich er hevig tegen verzet maar ze heeft het huwelijk toch doorgezet. <> Hij was veel liever naar zijn vriendin gegaan ../ ± ..\ maar hij ging, weliswaar met tegenzin, toch met zijn oudelui mee. ± Wat mij betreft wèl, ik heb 't hem nooit gevraagd ../ <> ..\ maar misschien wordt hij door zijn moeder gestuurd? ± Om de vrede te bewaren heeft hij gedaan wat ze van hem verlangden. ± ±
De mensen handelen vaak uit eigenbelang! ..\ maar ik kan niet altijd aan uw verzoek voldoen.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 29
wild ° Leven er in Nederland wilde paarden?
° Wat is dat toch een wilde jongen: ../ ~ Ik hoor dat jij van die wilde plannen hebt! ~ Alle meisjes in de klas zijn wild van die nieuwe leraar. ° Ze had niet goed opgelet en gaf in het wilde weg een antwoord op de vraag van de leraar. ° Die prachtige bloemen groeien hier zomaar in het wild.
het wild ° Sommige mensen jagen voor hun plezier op het weinige wild dat nog in onze bossen leeft. ° Met Kerstmis wordt er veel wild en gevogelte op tafel gezet. ° Doordat er nogal wat misgegaan was op zijn departement kreeg de minister het stempel opgedrukt van 'aangeschoten wild'. willen ° Jantje mág wel op het feestje komen maar hij wil niet. ° Ik neem een kopje koffie. Wat wil jij? ° Wil je me nog even helpen? ° Ze wil dolgraag studeren. ° Zijn ouders willen dat hij gaat werken. ° Wil je nu al naar huis? ° Ik wou dat ik rijk was, dan kocht ik een dure sportwagen! ° Waar wou je in hemelsnaam geld voor een nieuwe auto vandaan halen? ° Een mens kan wel zovéél willen! ° Ik wil niet (hebben) dat je zo laat thuiskomt! ~ Ze wil nu wel eens van die hoofdpijn af! ~ Hij wil van geen rusten weten. ~ Dat wil zeggen : hij gaat gewoon door. ≈ Jij alleen op vakantie?? Dat zou je wel willen! ≈ Hij mocht willen dat hij die baan kreeg ../ de wilskracht ° Er is veel wilskracht voor nodig om onder zulke moeilijkheden overeind te blijven. ° De atleet heeft de marathon op pure wilskracht uitgelopen.
de wimper ° Mascara is een soort verf voor je wimpers. ° Wat heeft dat meisje een prachtige wimpers!
<> Nee, er leven hier alleen getemde paarden, die door mensen verzorgd worden. Soms worden tamme paarden weer losgelaten in beschermde landschappen. « ..\ altijd rennen en vliegen! ± En als het hard waait, is hij helemáál onstuimig. ± In je eentje op de fiets door Australië, dat noem ík tenminste een woest plan. ± Ze zijn allemaal stapelverliefd/dolverliefd op hem. ± Ze had helemaal niet gehoord wat hij vroeg en gaf lukraak/op goed geluk antwoord. ± Je kunt ze overal plukken, langs de weg en in de wei. <> Bij ons groeien zulke bloemen alleen in de kas.
± ± ±
Reeën, vossen, wilde zwijnen, ook hazen en konijnen moeten ze zo nodig afschieten. Dat is een slechte tijd voor die 'wilde' dieren! Die zijn hun leven niet veilig in die tijd. Zijn imago was beschadigd en daardoor kon hij niet goed meer functioneren: hij was tenslotte voor die fouten verantwoordelijk!
± ± ± ± ± ± ± ±
Hij heeft geen zin. Ik heb trek in thee. Ja hoor, ik ben best bereid iets voor je te doen. Dat wenst ze al jaren! Ze verlangen van hem dat hij geld gaat verdienen. Ja, ik ben moe, ik verlang naar m'n bed. Maar ja, dat zal wel altijd een vrome wens blijven! Hoe denk je die te kunnen betalen?
<> ± ± ± ± ± ±
Hij moet maar tevreden zijn met wat hij heeft. Dat vind ik niet goed. Ze heeft er schoon genoeg van! Daar voelt hij niets voor Met andere woorden: hij maakt zichzelf doodmoe. Dat gaat mooi niet door! ..\ maar hij kan er naar fluiten!
±
Iemand die niet zo'n sterke wil bezit, zou er onder bezwijken.
±
Eigenlijk was hij uitgeput maar hij wìlde tot iedere prijs de finish halen. En 't is hem gelukt!
± ±
Je maakt er je oogharen zwart mee. Zouden dat haar eigen oogharen zijn of zaten ze in een doosje?
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 30 de wind ° De zon schijnt maar er staat een koude wind uit het noorden. ° Dat is heerlijk fietsen, met de wind in je rug! ° De wal waar de wind naar toe waait ../ ° De wal waar de wind vandaan komt .../ ~ Die hightech bedrijven hebben de wind mee. ~ 't Gaat ze nu voor de wind ../ ~ Toen ik zo laat thuiskwam, kreeg ik de wind van voren. ~ Dat komt er nu van als je goede raad in de wind slaat: nu zit je in de problemen! ~ Die docent heeft er goed de wind onder. behoorlijk ontzag voor hem. ~ Die politicus is net het haantje op de toren: hij draait met alle winden mee: ../ ~ Oh, waait de wind uit die hoek? ≈ Je zult toch echt een baantje moeten zoeken;je kunt niet van de wind leven! het windscherm ° We nemen een windscherm mee naar het strand. ° Op de rand van een terras en op het balkon van een hoge flat kun je 't beste een windscherm plaatsen.
± <> ± ± ± ± <> ± <>
Die koude luchtstroom zal nog wel een paar dagen aanhouden. Maar o wee als je de wind tegen hebt, dan moet je trappen! ..\ heet de benedenwindse of lager wal of de lijzijde. ..\ heet de bovenwindse of hoge wal of de loefzijde. Ze groeien als kool, de koers van hun aandelen stijgt. ..\ ze doen goede zaken. Toch zullen ze het vroeg of laat wel moeilijk krijgen. Mijn vader was woest en ik kreeg toch een uitbrander! De volgende keer zou ik zo'n advies maar wel ter harte nemen.
±
Hij kan heel goed orde houden: zijn leerlingen hebben
±
..\ hij verandert van mening als hem dat beter uitkomt. Je kunt niet van hem op aan! Staan de zaken er zó voor? Lucht stilt de honger niet.
± ±
≥ ±
Als het waait, kunnen we toch uit de wind liggen. Op die manier zit je beschut tegen de wind. Want het waait op die plekken meestal flink!
de winkel ° In welke winkel heb je die jurk gekocht? ° Ik moet nog even naar de winkels ../ ° Meestal is iets in de winkel duurder ../ ~ Kom jongelui, er is werk aan de winkel.
± « <> ±
Bij die dure zaak in het Noordeinde. ..\ een paar boodschappen doen. ..\ dan op de markt. We moeten aan de slag!
het winkelcentrum ° Er is pas weer een groot winkelcentrum geopend in Den Haag.
±
° Wou jij nog naar het winkelcentrum?
Zo'n groot terrein waar alle bekende winkelketens weer aanwezig zijn. Die centra lijken allemaal sprekend op elkaar! <> Of loop je even naar de winkel op de hoek? ± Ik moet nog van alles kopen dus ik ga naar het 'Koopparadijs', daar zijn alle winkels bij elkaar.
winkelen ° Sommige mensen hebben een bloedhekel aan winkelen ../
±
..\ anderen 'gaan lekker winkelen': die vinden het leuk om urenlang in winkels rond te kijken en hier en daar een boodschap te doen.
de winkelier ° Er is bijna geen zelfstandige winkelier meer.
±
Door de concurrentie van grote winkelketens en supermarkten is het niet vol te houden om zelf een winkel te exploiteren.
±
Daarna brengt ze het karretje terug naar de plek waar ze staan opgesteld.
±
Wie de overwinning behaalt krijgt een ton!?
de winkelwagen ° Anke zet de boodschappen in de winkelwagen en rijdt ermee naar de kassa. de winnaar ° Voor de winnaar van het tennistoernooi ligt een cheque van 6 100.000,- klaar. ° Lange tijd zag het er naar uit dat hij de grote winnaar zou worden.
<> Uiteindelijk werd hij echter de verliezer.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 31
winnen ° Wie zal er winnen in dit conflict, de KLM of de milieubeweging?
° ° ° °
Meedoen is belangrijker dan winnen ../ John is dolblij, hij heeft de zwemwedstrijd gewonnen! Hij heeft met die prestatie een fiets gewonnen. Ik doe niet meer mee aan loterijen of lotto's, ik win toch nooit iets! ° Als je alles zoveel mogelijk in één winkel koopt win je veel tijd. ° Gisteren heeft Ajax van Sparta gewonnen. ° ° ~ ~ ~ ~ ~ ~ ≈ °
± Ik denk dat de economie, de KLM dus, wel weer zal zegevieren. <> Het milieu legt immers bijna altijd het loodje? Dat delft meestal het onderspit. « ..\ is de Olympische gedachte. ± Hij is als eerste geëindigd. ± De prijs voor de overwinning was een fiets. ± Op mijn lot is nog nooit een prijs gevallen!
<> Met van de ene winkel naar de andere lopen, verlies je zó een uur. <> En Feyenoord heeft van Utrecht verloren, een zwarte dag voor Rotterdam! PSV heeft met 4-0 van MVV gewonnen. ± De eindstand was 4-0 voor PSV. We spreken van een win-win situatie als ../ ± ..\ bij een afspraak of overeenkomst beide partijen voordeel behalen. Al die moeite.. Wat heb je daar nou mee gewonnen? ± Wat ben je er nou mee opgeschoten/ Wat ben je er nu wijzer van geworden/ Wat heeft 't je opgeleverd? Het is hem eindelijk gelukt om het vertrouwen van zijn collega's ± Het heeft lang geduurd voor hij hun vertrouwen veroverd had. te winnen. Die gedachte begint nu toch veld te winnen. ± Steeds meer mensen gaan er zo over denken. Het milieu heeft aan populariteit gewonnen. ± Het staat veel meer in de belangstelling. Ik heb geprobeerd mijn broer voor dat plan te winnen. ± Tot nu toe was het vergeefse moeite. Ik heb hem niet zover gekregen dat hij mee doet. Ik hoop dat hij zich alsnog gewonnen zal geven. <> Ik ben bang dat hij zich zal blijven verzetten! Wie niet waagt, die niet wint. >> wagen In zuidelijk Afrika wint men veel diamant. ± Ook delft men daar veel goud.
de winst ° Er is sprake van winst als de verkoopcijfers hoger zijn dan die van de inkoop. ° Die bedrijven maken ieder jaar meer winst. ° Ook dit jaar hebben ze weer een grote winst geboekt. ° World Online heeft de aandeelhouders nog geen winst opgeleverd. ~ Goed en goedkoop openbaar vervoer is alleen maar winst voor het milieu. ~ 2% loonsverhoging? Tel uit je winst!! de winter ° De winter is het koudste jaargetijde. ° Als het bij ons op het noordelijk halfrond winter is, dus van december tot maart ../ ° 's Winters zijn de dagen veel korter dan ../ (.) Jongens, wat is het koud! de wintertijd ° Eind oktober begint hier de wintertijd.
<> Is het andersom, dan spreken we van verlies. ± ± ±
Hun inkomsten worden steeds hoger ten opzichte van de uitgaven. Ze hebben weer goed geboerd. Dat bedrijf heeft de beleggers nog geen voordeel gebracht.
±
De mensen gaan dan meer met bus, tram of trein en dat is gunstig voor onze leefomgeving. Wat schieten we daar nou mee op?
±
± In Nederland kan men dan ijs en sneeuw verwachten. <> ..\ is het op het zuidelijk halfrond hartje zomer. <> ..\ 's zomers. >> 't Lijkt wel winter!
<> De zomertijd is dan afgelopen, we zetten de klok een uur terug.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 32 de winterslaap ° Veel soorten dieren houden een winterslaap.
±
° Ik zou best een winterslaap willen houden!
±
Vooral veel knaagdieren brengen de winter slapend door en hebben daardoor minder behoefte aan voedsel. Ik ben zó moe, ik zou dagen achtereen kunnen slapen!
±
Internationaal heten die vakken mathematica, fysica en chemie.
± ±
Voor wiskunde haalt hij altijd hoge cijfers. Trouwens, ook de andere ß-vakken vind ik lastig.
wiskundig ° Een rechthoek is een wiskundige figuur. ° Er is op het ogenblik een wiskundig congres in Amsterdam.
± ±
° Wiskundigen van over de hele wereld zijn daar bijeen.
±
Andere mathematische figuren zijn o.a. de driehoek en het trapezium. Er worden allerlei problemen besproken die met de wiskunde te maken hebben. Er zijn ook veel mathematici uit Japan.
wispelturig ° Ik vind 't vervelend dat je zo wispelturig bent.
±
de wiskunde ° Wiskunde is één van de exacte vakken, net als natuurkunde en scheikunde. ° Hij is heel goed in wiskunde. ° Wiskunde is niet mijn sterkste kant.
Het ene moment wil je dit, het volgende moment heel wat anders! Je bent zo grillig. <> Ik hou van mensen op wie ik kan bouwen, ik wil weten wat ik aan iemand heb!
° Ik heb een hekel aan wispelturige mensen.
wisselen ° Deze automaat wisselt ook ../ ° Kunt u een tientje wisselen?
« ±
° Ik moet nog naar de bank om geld te wisselen.
«
~ Sinds die ruzie hebben ze geen woord meer gewisseld. ° Als kinderen een jaar of zes zijn, gaan ze wisselen.
± ±
° Zou je met mij kunnen wisselen? Ik moet morgenochtend naar de tandarts.
±
het wisselgeld ° De klant bergt het wisselgeld op.
±
wisselvallig ° In Nederland heb je vaak wisselvallig weer.
±
..\ dus je hoeft niet met gepast geld te betalen. Hij geeft je geld terug. Ja hoor, ik kan u er tien euros voor geven of twee vijfjes. Zegt u maar hoe u het hebben wilt. We gaan morgen naar Frankrijk, dus ik moet euros omruilen voor francs. Ze hebben nooit meer iets tegen elkaar gezegd. Ze verliezen langzamerhand hun melkgebit en krijgen er 'grotemensentanden' voor in de plaats. Je bedoelt dat jij morgen 's middags werkt en ik 's ochtends i.p.v. andersom? Ja hoor, dat is goed.
Het geld dat hij teruggekregen heeft van zijn tientje doet hij in zijn portemonnee.
De ene dag zon, de volgende dag regen, soms wisselt het weer om de paar uur! <> Van mij zou het weer wat bestendiger mogen zijn!
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 33
wit ° Wat vind je mooier, witte lakens ../ ° Wit licht is eigenlijk licht ../ ° Die pasgevallen sneeuw is zo mooi wit! ~ Door extra zijn best te doen probeert Hans bij zijn baas een wit voetje te halen. ° Hij voelt zich niet goed en ziet zo wit als een doek. ° Hij is nog vrij jong maar zijn haar is al wit. ° We praten nu over witte en zwarte mensen. ° Sommige mensen bekijken alles zwart/wit../ ° Laat je de wanden wit? ~ Ik tank altijd bij een witte pomp. ~ Die bank heeft een enorme boete gekregen voor het wit wassen ../
het wit ° Het wit van de pasgevallen sneeuw doet me pijn aan de ogen. ° Het wit van die schilder heeft altijd iets grijzigs. ° Geelzucht tast het wit van je ogen aan. ° Je moet een ei zó koken dat het wit stevig is ../ ~ Zo, ik heb zijn belofte nu zwart op wit. de woede ° Zijn woede was zo groot dat hij alles kort en klein sloeg. ° De jongen komt nogal eens dronken thuis, tot (grote) woede van zijn ouders. ≈ Met dat gedrag haalt hij zich de woede van veel mensen
<> ..\ of gekleurde? ± Zelf heb ik 't liefst ongekleurd linnengoed op bed. ± ..\ waar alle kleuren van het spectrum in zitten, de hele regenboog over elkaar heen geschoven. <> Een paar uur later is het een grijze brij, door de pekel of de dooi of de voetstappen van de mensen. < > Die baas kan echter uitslovers niet uitstaan en dus is Hans helemaal uit de gratie. ± En Hans wilde zo graag een streepje vóór krijgen! ± Zijn gezicht is lijkbleek. <> Vroeger had hij een dikke bos gitzwart haar. ± Al heel jong kreeg hij de eerste grijze haren. ± Vroeger had men het over blanken en negers. ± In hun ogen is iets òf fout òf goed . <> Ze vergeten genuanceerd te denken. ± Drie muren blijven wit ../ <> ..\ maar één muur krijgt een kleurtje. <> Daar is de benzine 5 cent goedkoper dan bij een tankstation van één van de bekende benzinemerken. <> ..\ van zwart, d.w.z. illegaal verdiend geld. ± Banken die ervoor zorgen dat zulk zwart geld weer legaal wordt, zijn strafbaar. >> zwart
± ± ± <> ±
Doordat de zon erop schijnt, krijgt de sneeuw een stralende witheid. Hij mengt zeker een beetje grijze verf door zijn witte verf. Het ongekleurde deel van je oogbol wordt dan geel. ..\ en het geel, de dooier, nog lekker zacht. Hier is het document waar alles in beschreven staat.
± Gelukkig duurde die grote boosheid niet zo lang! ± Zijn ouders worden daar heel kwaad om. <> Het laat hem volkomen koud wat zijn ouders zeggen. ± Hij maakt die mensen daarmee ontzettend boos. op de hals.
woedend ° Voor het paleis van de dictator stond een woedende menigte.
«
° Woedend roepen ze: 'Weg met hem! Dood aan de tiran!'
±
de woensdag ° De woensdag is de dag tussen dinsdag ../ ° 's Woensdags is er vaak voetbal op de TV.
« ±
De mensen balden hun vuisten en schreeuwden bedreigingen naar de gehate president. Buiten zichzelf van kwaadheid wil één man het paleis binnendringen.
..\ en donderdag. Op woensdag zenden ze meestal wedstrijden voor de verschillende Europacups uit.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 34 de woestijn ° Er loopt een Arabier met zijn kamelen door de woestijn.
±
≈ Ik voel me net een roepende in de woestijn!
±
de wol ° Texelse schapen geven een prima kwaliteit wol.
±
De enorm droge, kale zandvlakte ligt te zinderen onder de brandende zon. Niemand luistert naar me!
Van de krullende haren van die schapen kun je garen spinnen voor vloerkleden, dekens en kleding. ± Ik denk dat ik om 9 uur naar bed ga, er is toch niets op de TV. ± Het is een uitermate sluwe jongen, die precies weet hoe hij je moet gebruiken. Dat heeft hij wel van zijn criminele vriendjes geleerd! <> Wees alsjeblieft niet zo naïef om hem te vertrouwen!
~ Ik ben moe, ik ga vanavond vroeg onder de wol. ~ Kijk maar uit, dat joch is door de wol geverfd.
de wolk ° Er schuiven donkere wolken voor de zon ../ ~ Wat een wolk van een baby! ~ Ze zijn in de wolken met hun nieuwe huis.
« ..\ we krijgen vast regen, misschien wel onweer! ± Wat ziet hij er gezond uit! < > Eerst viel het ze bar tegen omdat er zoveel aan het huis moest worden opgeknapt ../ ± ..\ maar nu het klaar is, zijn ze er dolgelukkig mee. ± Kom, niet wanhopen! Er komen wel weer betere tijden! ± ..\ een paar druppeltjes is genoeg.
≈ Achter de wolken schijnt de zon. ° Ik wil graag een wolkje melk in mijn thee../ de wond ° Bij de val heeft hij een grote wond aan zijn knie opgelopen. ~ Mieke was ziek en kon niet naar het feestje. Als pleister op de wonde kocht moeder een leuk spelletje voor haar. ~ Met die opmerking legde hij precies de vinger op de wond(e). ≈ Zachte heelmeesters maken stinkende wonden.
het wonder ° Zou er nog iemand in wonderen geloven? ~ Het wonder is geschied: ik ben geslaagd! ~ De wonderen zijn de wereld nog niet uit! ~ ('t Is) geen wonder dat je maagpijn hebt ../ ~ Wonder boven wonder kwam hij heelhuids uit het wrak gekropen. ~ 't Zou een wonder zijn als hij op tijd kwam ../ (.) Sinds ze een vaste vriend heeft, ziet ze er >> een stuk leuker uit. ~ Die vrouw is een wonder van geduld. wonderlijk ° Wat is dat een wonderlijk verhaal! ° Wat is dat toch een wonderlijke man! ° 't Is wel een beetje wonderlijk dat die twee nu ineens dikke vrienden zijn. ° Die vrouw ziet er altijd zo wonderlijk uit.
± ±
Hij heeft zijn knie flink beschadigd, hij bloedde hevig. Dat was om het leed een beetje te verzachten.
± ±
Daarmee gaf hij aan wat de zwakke plek in het verhaal was. Halve maatregelen nemen heeft geen zin, dat maakt de zaken alleen maar erger!
± ± ± « ± ± « ± ~
Er gebeuren toch geen dingen meer die niemand kan verklaren! Wat niemand verwachtte is toch gebeurd! Er gebeuren nog steeds leuke dingen waar niemand (meer) op rekende. ..\ je hebt veel te veel gegeten. Daar verbaast niemand zich dus over. De mensen konden hun ogen niet geloven toen ze dat zagen, stomverbaasd waren ze. ..\ hij komt immers altijd te laat! ..\ ik zou er dus maar niet op rekenen. Zo zie je maar weer, liefde doet wonderen!
±
Ze is echt onvergelijkelijk geduldig, ze verliest haar geduld nooit!
± ± ±
Heel vreemd, inderdaad! Hij is wel aardig hoor maar hij reageert vaak zo vreemd: ik kan geen hoogte van hem krijgen! Iedereen vindt dat moeilijk te verklaren!
±
Ja, ze kleedt zich wel een beetje zonderling, hè?
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 35
wonen ° Weet jij waar hij woont? ° ..\ hij woont in Amsterdam, ../ ° Daar woont hij op kamers. ° Verleden jaar woonde hij nog bij zijn ouders. ° Hij woont daar met een paar vrienden.
± « ± <> ±
° Hij woont daar erg naar zijn zin.
±
Ik weet zijn adres niet precíes maar ../ ..\ in een groot huis op de Herengracht, op welk nummer weet ik niet. Hij huurt daar één of twee kamers van de hoofdbewoner. Maar sinds hij studeert, is hij het huis uit. Ze hebben alledrie een eigen kamer, maar ze moeten de keuken en de badkamer met elkaar delen. Hij vindt dat hij een fijn huis heeft in een prettige buurt.
de woning ° Er worden woningen gebouwd aan de rand van de stad. ° We zijn op zoek naar een andere woning.
± ±
Die huizen zijn al bijna allemaal verkocht. We willen graag een huis in een andere buurt.
het woonhuis ° Ik dacht dat er een woonhuis te huur stond ../
<> ..\ maar het is een kantoorpand.
de woonkamer ° Vader zit in de woonkamer TV te kijken.
± Die kamer noemt men ook wel de huiskamer of de zitkamer. < > Moeder kijkt naar een ander programma op het kleine televisietoestel in de slaapkamer.
^ de woonkamer, huiskamer, zitkamer, eetkamer, slaapkamer, studeerkamer, badkamer, het kleinste kamertje (het toilet): allemaal kamers in een woonhuis de woonlaag ° Dat flatgebouw heeft twintig woonlagen. ° Het huis van mijn ouders heeft twee woonlagen.
± ±
de woonplaats ° Wat is uw nieuwe woonplaats? ° Naam, adres, postcode en woonplaats a.u.b.?
± In welke stad of dorp woont u nu? ± J. Pietjes, Kruisweg 3, Postcode weet ik niet, Zeist.
Ik woon zelf op de dertiende etage. Het bestaat uit de begane grond en één verdieping.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 36 het woord ° Een woord schrijf je met letters ../ ° Een woord betekent altijd iets.
« ≥
° Om een vreemde taal te leren moet je veel woorden leren ../
«
° ° ° ° ° ° °
± ± ± ± ± ± ± « ±
..\ en met woorden maak je een zin. GLAP zijn wel 4 letters achter elkaar maar het heeft geen betekenis; dus is het géén woord. ..\ maar ook hoe je ze moet gebruiken! Je moet dus ook steeds maar weer zinnen maken. Ja, ik weet wat het betekent. Ik weet ook hoe je het moet schrijven. Nu moeten jullie je mond houden. Hij begint te spreken. Dan praat hij nóg! Hij kan eindeloos doorpraten. Toen mocht de penningmeester wat zeggen ../ ..\ maar die was gauw uitgepraat. Ze stond wat te hakkelen.
±
Dan weet ze goed duidelijk te maken wat ze op het hart heeft.
± <> ± ± ± ± « ± « ± ± ± ± ± ±
Je hebt geen mond opengedaan. Dat ben ik van jou niet gewend! Meestal ratel je aan Ik kan er moeilijk de juiste woorden voor vinden. Helemaal niets! Ik wou dat hij wat duidelijker sprak. Denk je dat hij even met mij kan praten? Méér woorden hoef je er niet aan vuil te maken. ..\ ik heb nog heel veel te doen! ..\ of te wel: ik heb 't druk. ..\ ja, hij had een fiets gestolen. Na die bekentenis voelde hij zich opgelucht. Ze heeft een bloedhekel aan hem. Als ik vol lof over je spreek, neemt hij jou misschien ook wel in dienst. Ja, verleden week hebben we ruzie met elkaar gehad. ..\ en gingen doen wat ze beloofd hadden. Als hij een belofte doet, komt hij die na.
±
Een eerlijk mens komt zijn belofte na want beloofd is beloofd!
Ken je dat moeilijke woord al? Kun je dat woord ook spellen? Nu wil ik geen woord meer van jullie horen. De voorzitter neemt het woord. Een half uur later is hij nog aan het woord. Die man voert altíjd zo lang het woord. Na drie kwartier gaf hij eindelijk het woord aan de penningmeester. ° Door alle emoties kon ze niet zo goed uit haar woorden komen. ° Onder normale omstandigheden kan ze heel goed haar woordje doen. ° Je hebt de hele avond geen woord gezegd! ° ° ° ° °
Ik vind het moeilijk mijn gedachten onder woorden te brengen. Ik versta geen woord van wat hij zegt. Ik hoop dat de dokter mij te woord kan staan. Het is in één woord fantastisch! Ik moet nog stofzuigen, strijken en boodschappen doen. Met andere woorden ../ ≈ Eindelijk kwam het hoge woord eruit: ../ ≈ ≈ ≈ ° °
Ze heeft geen goed woord voor die man over! Ik zal bij mijn baas een goed woordje voor je doen. Hebben jullie woorden gehad? Ze voegden de daad bij het woord ../ Die man is heel betrouwbaar: als hij zijn woord geeft, houdt hij zijn woord. ≈ Een man een man, een woord een woord. worden ° Wat wil jij worden, Robbie? Piloot? ° Als je in de wind blijft zitten, word je ziek. ° Kleine kinderen worden groot! ° Vroeger werden de mensen niet zo oud als nu. ° Sommige mensen worden vroeg oud ../ ° ° ° ° ~ ~ ~
Als de zon ondergaat, wordt het donker. De vrouw werd rood van schaamte. De vogeltjes worden wakker ../ En, zijn jullie het eens geworden? Ik word gek van dat lawaai! Ze wordt dat eeuwige afwassen zo moe. Kun je wel wijs worden uit al die getallen?
° ° ° °
Wordt het niet eens tijd om naar bed te gaan? Die serie wordt door veel mensen gevolgd. Er wordt geklopt. Naar mij wordt niet geluisterd!
± Nee juf, ik wil later dokter zijn, mensen beter maken. ± Dan zul je morgen verkouden zijn. ± Ze groeien als kool! ± Ze leefden niet zo lang. ± ..\ ook al zijn ze nog jong, ze denken en doen als oude mensen ../ <> ..\ anderen blijven lang jong. ± Dan 'treedt de duisternis in'. ± Ze kreeg een kleur. ± ..\ lang voordat ik ontwaak. ± Ja, we hebben overeenstemming bereikt. ± Ik kan er niet (meer) tegen! ± Ze krijgt er zo schoon genoeg van! ± Snap je joe het in elkaar zit? <> Eerlijk gezegd, ik begrijp er niets van! <> Welnee, het is nog lang geen tijd, 't is nog vroeg! ± Iedereen in mijn omgeving volgt hem. ± Iemand klopt op de deur. ± Niemand volgt mijn raad op.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS W pagina 37
de worm ° Als ik de schop in de grond steek, komen de wormen « tevoorschijn ../ ° Ik voel er niets voor om opgegeten te worden door de wormen! ≥
..\ en kruipen al kronkelend over de grond. Daarom wil ik niet begraven worden maar gecremeerd.
de wortel/-s ° De wortel van de plant zit in de grond. ° Het zaad heeft al wortel schieten. ~ Afgunst is de wortel van alle kwaad. ≈ Men moet dat kwaad met wortel en tak uitroeien. ° De wortel van/uit 49, is dat 7? ° Veel kinderen vinden worteltjes een lekkere groente.
« ± ± ± ± ±
Daarmee haalt de plant water en voedsel uit de aarde. Het zaad heeft zich al aan de grond gehecht. Die eeuwige jaloezie is de oorsprong van alle ellende. Je moet dat geheel en al vernietigen. Klopt, want 7 x 7 = 49, dus √49= 7. Ze noemen het ook wel peentjes.
het wrak ° Na de brand was het schip niet veel meer dan een wrak ../ ° Na het ongeluk werd het wrak van de auto weggesleept. ~ Door zijn ziekte is de oude man een wrak.
± ± «
..\ rijp voor de sloop. De auto was total loss en kon zó naar de sloperij. Er is niet veel meer over van de grote, sterke vent van vroeger!
wrijven ° Als je zo hard over die vlek wrijft, beschadig je de stof. ° Ik moet die eiken tafel een keer wrijven. ° De man wrijft over zijn maag. ° Met een tevreden gezicht wrijft hij zich in de handen: ../ ≈ Dat moet je míj niet onder de neus wrijven! Ik kan er niets aan doen. wuiven ° De koningin wuift naar links en ze wuift naar rechts, ze beweegt alleen haar hand. ° Ik zat aan de waterkant: water, wind en wuivend riet.
<> Je moet heel voorzichtig deppen. ± Dan zet ik hem eerst in de was en dan boen ik hem met de borstel mooi glanzend. ± Hij probeert met zijn hand de pijn weg te strijken. « ..\ dat heeft hij toch mooi voor elkaar gekregen, wat een buitenkansje! ± Als je iemand verwijten wil maken, moet je bij hém zijn, 't is zíjn schuld!
± ±
Zo groet ze de mensen die langs de kant van de weg staan en enthousiast terugzwaaien. Wat een rust: alleen het riet bewoog heen en weer door de wind.
© 2006 SSALTO Voorburg NL