WOORDKOMPAS V pagina 81 verzwikken/verzwikte/verzwikt ° Gisteren heb ik mijn enkel verzwikt.
het vest/de -en ° Ik vind zo’n driedelig herenkostuum zó mooi staan: een broek, een colbert en een vest, allemaal van dezelfde stof. ° Als het ‘s avonds afkoelt, doe ik een vest aan ../
vestigen/vestigde/gevestigd ° Die zaak is daar gevestigd sinds het begin van de twintigste eeuw. ° Iedereen heeft zijn hoop gevestigd op de uitkomst van het vredesoverleg. ° Ik wil uw aandacht vestigen op de laatste zin van het artikel: ../ ° Een paar jaar geleden hebben ze zich in Het Gooi gevestigd.
±
Ik holde naar de tram en toen ging ik door m’n enkel. Hij is nogal dik geworden en pijnlijk.
±
Jammer genoeg dragen nog maar weinig heren zo’n mouwloos, strak jasje onder hun colbert.
« ..\ of ik sla het om mijn schouders. Dat gaat makkelijk omdat het van voren open is. ± Een trui moet je over je hoofd aandoen, dat is altijd zo’n gedoe!
±
Een oudoom van me heeft hem opgericht.
± Ik begrijp niet waaróm men daar zoveel van verwacht. « ..\ wat daarin staat is belangrijk, lees die zin dus heel goed! ± Ze zijn daar gaan wonen omdat ze het een mooie streek vinden.
de vestiging/-en ° De vestiging van dat bedrijf heeft heel wat voeten in de aarde gehad. ° Onze vestiging in Rijswijk gaat per 1 juli dicht.
≥ Het heeft veel moeite gekost om daar een zaak te kunnen beginnen. ± Ons filiaal in Leiden blijft voorlopig nog open.
de vesting/-en ° Hoog boven de stad ligt nog de oude vesting.
±
(.) Een normale baan voor een gehandicapte? ../ het vet/de -ten ° Ons voedsel moet een bepaalde hoeveelheid vet bevatten. ° Oudere mensen moeten voorzichtig zijn met vet. ° Als je de jus koud laat worden, stolt het vet en dan kun je het er afscheppen. ° Als je het vet van die lamskarbonade afsnijdt, ../ ≈ Die jongen heeft geen lood vet aan zijn lijf! ≈ Er zit nog heel wat voor jou in het vet! ≈ Het vet is nu wel van de ketel. ≈ Toen hij voor de derde keer in één week te laat kwam, gaf zijn chef hem wel zijn vet.
Zo’n met muren versterkte en door een gracht omgeven plaats kon goed tegen de vijand verdedigd worden. ..| ~ een onneembare vesting, de arbeidsmarkt voor gehandicapten!
±
Ons lichaam heeft die verbinding van koolstof, waterstof en zuurstof nodig. ≥ Vooral dierlijke vetten zijn vaak oorzaak van hart- en vaatziekten. < > Je houdt dan het vleesnat over. <> ± ± ± ±
..\ houd je maar weinig mager vlees over. Hij is broodmager. Je hebt nog behoorlijk veel tegoed! Er valt niet zoveel meer te verdienen. Met een flinke uitbrander gaf zijn chef hem te verstaan dat dat niet wéér moest gebeuren.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 82 vet/-te ° De dokter heeft hem verboden vet vlees te eten. ~ °
Ik heb een hekel aan zo’n vette hap van Mac Donald. In Nederland lopen van die vette koeien in de wei.
° ° ° °
Aardappels groeien goed op de vette zeeklei. Is deze crème voor een vette huid ../ Ik heb van dat vette haar ../ Zo’n kipkluifje is wel lekker maar je krijgt er van die vette vingers van! Het stond met vette letters in de krant ../ Als je zo vet blijft eten, val je nooit af! Het woord waar het om gaat, is vet gedrukt.
~ ° °
<> Hij mag alleen maar mager vlees gebruiken. ± Hij mag helemaal geen dingen eten waar veel vet aan of in zit. < > Geef mij maar een broodje gezond. ± Ze zijn allemaal wel doorvoed. <> In arme landen zie je van dat uitgemergelde vee. ± Daar zitten zoveel voedingsstoffen in. <> ..\ of voor een droge? « ..\ na twee dagen moet ik het weer wassen. ± Kijk maar, het vet druipt er vanaf! « ..\ zodat het iedereen zou opvallen. < > Ik zou maar eens wat minder vet voedsel gaan gebruiken. ± De letters van dat woord zijn dikker en breder.
de vete/-s ° Er bestaat een eeuwenoude vete tussen die twee families.
± Ik geloof dat niemand meer weet hoe die ruzie ontstaan is.
de veter/-s ° De veter van mijn schoen is gebroken ../ « ..\ nu kan ik hem niet vastmaken. ° De veter van je linkerschoen is los ../ « ..\ pas op dat je er niet over valt. ^ veters, knopen, drukknoppen, ritssluitingen, klittenband, haken-en-ogen: middelen om je kleding vast te maken. de veteraan/ -veteranen ° In de militaire parade liep ook een aantal veteranen mee. ± ° Er waren wedstrijden voor alle leeftijdsgroepen, van de veteranen ../ ° Vraag dat maar aan meneer Mulder, dat is een veteraan hier. ±
Die oudstrijders kregen een groot applaus van het publiek. <> ..\ tot de pupillen. Dat is een oudgediende, die kent het klappen van de zweep. Hij werkt hier al dertig jaar!
vetmesten/mestte .. vet/vetgemest ° De kalveren en biggen worden vetgemest en dan geslacht. ~ Die lui zitten zich daar toch vet te mesten!
II (& III) je mest kippen vet voor de slacht ± Met speciaal voer worden ze op onnatuurlijke manier slachtrijp gemaakt. ± Wat ze in korte tijd niet allemaal naar binnen werken is ongelofelijk!
het veto/ de -s ° In de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties hebben vijf grote landen het recht van veto ../ ~ De kinderen wilden graag naar de disco maar hun vader sprak er zijn veto over uit.
« ..\ dus als één van die vijf landen ‘nee’ zegt tegen een voorstel, is het verworpen, ook als alle andere landen vóórstemmen. ± Hij vond ze nog veel te jong en daarom verbood hij het.
het veulen/d e -s ° Moeder paard staat met haar veulen in de wei. ° Ook het jong van een zebra of een ezel heet veulen.
± De merrie is erg trots op haar jong. ≥ Ja, en een ezelsveulen is een dom mensenkind!
via ° Hoe ga je naar Frankrijk, via Luxemburg ../ ° Via mijn buurman hoorde ik dat Perry Como dood is. ~ Via, via weet ik dat Frans verhuisd is.
± ..\ of over Lille en Parijs? ± Hij had het van zijn zoon gehoord. ± Iemand heeft me dat verteld, maar wie?
het viaduct/ de -en ° In de nieuwe autoweg komen drie viaducten ../
« ..\ over andere wegen heen en één over de spoorlijn Amsterdam-Almere.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 83 vier ° ° ° ≈
Twee maal twee is vier. Het Romeinse cijfer vier schrijf je ../ Hij had altijd een vier voor zingen op zijn rapport ../± Als je hem vraagt iets voor je te doen, heeft hij altijd allerlei vieren en vijven.
± 2 x 2 = 4. ± ..\ zó: IV. ..\ een dikke onvoldoende dus. <> Hij zegt nooit direct ja! ± Hij heeft altijd uitvluchten/ hij doet altijd moeilijk!
° °
De woonkamer heeft vier ramen. Vier april, om vier uur lees ik hoofdstuk vier voor.
± ±
°
We gaan met z’n vieren op reis, mijn ouders, m’n broer en ik. Komt de bus nu bij vieren of iets over vieren? Ik breek de reep in vieren ../
<> Ik ben ook eens in m’n eentje geweest maar dat vond ik lang niet zo leuk. <> Hij moet hier om vier uur precies zijn. « ..\ dan hebben we alle vier een kwart.
° °
vierde/° April is de vierde maand van het jaar want ../ ° Is het vandaag de vierde (dag van de maand)? ° Zouden we ooit een koning Willem de Vierde krijgen?
« ± ±
°
±
Als je de appel in vieren deelt, is elk stuk één vierde
vieren/vierde/gevierd ° De leerlingen vieren vandaag feest omdat het de laatste schooldag is. ° Ik ben morgen jarig, maar ik vier het vrijdag pas. vieren ° Als je wil dat de vlieger omhoog gaat, moet je het touw vieren. ≈ Ze hebben hun zoon heel streng opgevoed maar nu kunnen ze de teugels gelukkig wat laten vieren. de vierhoek/-en ° Een figuur die door vier rechte lijnen ingesloten wordt, noemen we een vierhoek. het vierkant/-en ° Een vierhoek met vier gelijke zijden en vier hoeken van 90° heet een vierkant ../ ° De woonkamer is vijf meter in het vierkant. vierkant/-e ° Wat voor eettafel heb jij? Een vierkante ../ ° Als je dat denkt, heb je het vierkant mis! ~ Je moet hem vierkant de waarheid zeggen!
Twee aan de straatkant en twee aan de zijkant. Onthoud goed: op 4-4, om 16.00 uur, hfdst. IV!
..\ hij komt ná januari, februari en maart. Ja, het is 4 juli. We hebben Willem I, II en III gehad, dus als er weer een Willem koning wordt, is dat Willem IV Meestal noemen we dat een kwart.
± ‘n feestje geven II ga je je verjaardag vieren? ≥ Ze hebben de klas versierd en ze hoeven niet te leren; ze doen allerlei spelletjes. <> Verleden jaar heb ik er niets aan gedaan ../ ± ..\ maar nu geef ik een feestje. vrijgeven II je viert het vliegertouw ± Rol het touw maar een heel eind af, dan kan je vlieger klimmen. < > Ze hebben hem lang heel strak gehouden ../ ± ..\ nu geven ze hem meer vrijheid.
±
Zo’n figuur heeft vier hoeken die samen 360° zijn.
±
..\ of een carré.
±
Zo, vijf bij vijf meter?Dat is een grote kamer!
<> ..\ of een ronde? ± Dan heb je er niets van begrepen. < > Als je het hem zachtjes aan zijn verstand wil brengen, snapt hij niet hoe boos je bent. ± Wind er maar geen doekjes om!
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 84 de vierkantswortel/° De vierkantswortel van 25 is 5 ../
« ±
het viertal ° Bij de botsing is een viertal mensen gewond geraakt. ° Zij heeft haar handen vol aan haar viertal!
..\ want 5 tot de tweede macht (5 x 5) is 25. √25 = 5
± Twee van die vier mensen zijn er slecht aan toe ± Haar vier kinderen bezorgen haar veel werk.
vies ° Wat heb je vieze handen ../ ° ° ° ° ~ ° ° ° °
« ..\ ga ze eens gauw wassen! ± Hoe kom je eigenlijk aan die vuile handen? Je T-shirt is vies. ± Er zitten allemaal vlekken op. < > Je moet een schoon aantrekken! Wat hangt hier een vieze lucht ../ « ..\ je zou er misselijk van worden! Bah, dit broodje smaakt vies. <> Het zag er zo lekker uit ../ ± ..\ maar het is heel onsmakelijk! Waarom trek/zet je zo’n vies gezicht? # Je wéét toch, dat ik kip vreselijk vind! Ik ben niet vies van een glaasje wijn! ± Daar zeg ik geen nee tegen! Ik vind dat lekker. Kleine kinderen gebruiken graag vieze woorden. ± Woorden als ‘poep’ en ‘pies’ mogen ze van hun ouders niet zeggen maar zij vinden ze leuk. Grotere jongens lezen graag vieze boekjes en kijken vieze plaatjes ± Als ze de kans krijgen kopen ze pornoblaadjes en genieten ze van of ze bezoeke n pornosites met vieze plaatjes en filmpjes plaatjes met blote vrouwen. Toen de wielrenner op doping werd gecontroleerd, ± Dat was al de derde keer dat hij betrapt werd! was hij er vies bij. Wat zijn die kinderen van jou toch vies bij! ± Zo af en toe zou ik willen dat ze wat minder bijdehand/pienter waren.
de viespeuk/ -en ° Hé kleine viespeuk, ga eens vlug naar de badkamer!
«
Wat maak je je toch altijd vies!
de viezerik/-en ° Ik vind die oude man een echte viezerik: ../
«
..\ hij heeft altijd van die vieze praatjes!
de viezigheid/° Er zit viezigheid onder mijn schoen, ../
«
..\ ‘t zal wel weer hondenpoep zijn.
± <> ≥ ± ±
Hij heeft grote legers waarmee hij in oorlog was, op de vlucht gejaagd. Hij heeft niet veel bondgenoten gehad. Als ze de kans krijgen, vernietigen ze je gezondheid. Dat heeft niemand verdiend. Iedereen prijst hem voor de manier waarop hij de tegenstellingen oploste.
±
Hij heeft het leger van de tegenstander in de pan gehakt.
±
De gevechten zijn weer in alle hevigheid losgebarsten.
de vijand/ -en ° Napoleon heeft veel vijanden verslagen. ° ~ ≈
Tabak en alcohol zijn twee grote vijanden van de gezondheid. Zo’n vreselijke ervaring wens ik mijn ergste vijand niet toe! Vriend en vijand hebben waardering voor zijn optreden.
vijandelijk/ -e ° Napoleon heeft de vijandelijke troepen verslagen. de vijandelijkheid/ -heden ° Na een periode van wapenstilstand zijn de vijandelijkheden weer begonnen. vijandig ° De werkgevers en de bonden staan vijandig tegenover elkaar.
± Ze beschouwen elkaar als tegenstanders ../ < > ..\ en het ziet er niet naar uit dat ze het snel met elkaar eens zullen zijn.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 85 de vijandschap/ -pen ° Er bestaat een eeuwenlange vijandschap tussen de twee volkeren. ± Niemand weet precies hoe die haat ontstaan is. < > Tot vriendschap zal het zeker nooit komen. vijf ° Twee plus drie is vijf. ° Sinterklaas wordt gevierd op 5 december. ° Ze heeft leren zwemmen toen ze vijf (jaar) was ../ ° °
Ga je met bus 5 naar huis of met tram 9? Kunnen we met z’n vijven in één auto?
°
We verdelen de lange tocht in vijven.
± 2+3=5 ± Op 5 mei is het Bevrijdingsdag. « .. kort voor haar zesde verjaardag haalde ze haar eerste diploma. ± De halte van 5 is het dichtste bij m’n huis. ± ‘t Is een auto voor 5 personen, dus dat moet kunnen! ± Oh, doen jullie er vijf dagen over? <> Ik dacht dat jullie het in één dag wilden doen!
de vijf ° Het Romeinse cijfer voor vijf is V ../ ° Als je een vijf krijgt voor je test ../ ° De spits speelt met rugnummer vijf. ≈ Na veel vijven en zessen beloofde hij te komen. ≈ O.K., we tekenen de vrede! Geef me de vijf!
« ..\ en het Arabische cijfer is 5. ± ..\ is dat bijna voldoende. ± Er staat een grote 5 op de rug van zijn shirt. ± Hij had eerst allerlei bedenkingen maar hij gaf uiteindelijk toch toe. ± Goed, we leggen de ruzie bij, Geef me de hand.
vijfdaags/ ° De meeste werknemers hebben een vijfdaagse werkweek: ../ ° De vijfdaagse koorts is vooral een kinderziekte ../
« «
../| ze werken iedere week vijf dagen en hebben dan twee dagen vrij. ..\ waar je weinig aan kunt doen, gewoon uit laten zieken.
vijfde ° Mei is de vijfde maand van het jaar. ° Verleden week is haar vijfde kind geboren. ° Keizer Karel de Vijfde werd in 1500 geboren. ≈ Ik voel me daar het vijfde wiel aan de wagen.
≥ « ≥ ±
Mei komt ná januari, februari, maart en april. Had ze al vier kinderen? Dat wist ik niet! Vóór hem hadden er al vier Karels geregeerd. Ik heb het idee dat ze me kunnen missen!
°
± 1/5 van 30 is 6 (30 : 5 = «
Eén vijfde van dertig is zes.
de vijfenzestigplusser ° De trein zat vol met vijfenzestigplussers.
± Of tegenwoordig zestigplusser ± Allemaal mensen van 65 jaar en ouder, die van hun pensioen genieten.
vijftien ° Een kwartier heeft vijftien minuten ../
« ±
vijftig ° Binnen de bebouwde kom is vijftig kilometer ± per uur de maximumsnelheid. ° Die man is niet meer zo piepjong, hij is de vijftig al lang gepasseerd! ± de vijg/ -en ° In Nederland kennen we eigenlijk alleen gekonfijte vijgen en dadels. ° Als je door dat weiland loopt, moet je wel uitkijken voor de vlaaien van de koeien en de vijgen van de paarden.
..\ want een uur heeft vier kwartieren en ../ ..\ 60 : 4 = 15 Je kent toch wel die borden met een grote 50 als je een stad of een dorp inrijdt? Wat, is hij al ouder dan vijftig?
^
Zulke zuidvruchten zie je heel zelden vers in de winkel.
±
Die uitwerpselen // platte hopen mest zijn dan wel goed voor de grond maar aan je schoenen is het vies!
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 86 de vijl/ -en ° Misschien kun je met een vijl die ruwe plek ../ « ..\ mooi glad maken. ° Heb jij even een vijltje voor me?../ « ..\ Er zit een haakje aan m’n nagel. ^ een hamer, een zaag, een beitel, een vijl, een tang, een schroevendraaier: gereedschap vijlen/vijlde/gevijld ° Het is beter voor je nagels om ze te vijlen ../ ° Soms zijn m’n nagels te lang om te vijlen ../
II je moet je nagels ook vijlen <> ..\ dan ze te knippen, zeggen ze. « ..\ dan pak ik eerst de schaar en ../ ± ..\ pas daarna gebruik ik de vijl om ze bij te werken.
de vijver/ -s ° In het park is een grote vijver met zwanen.
±
°
«
Ze hebben een vijver in hun tuin gegraven ../
de villa/ -’s ° Ik heb altijd gedacht dat ze in een kapitale villa woonde met een grote tuin rondom het huis.
Ze hebben een nest op het eilandje midden in de plas. Daar broeden ook andere watervogels. ..\ en daarin zwemmen goudvissen.
< > Nu hoor ik dat ze in een gewoon rijtjeshuis woont met een klein tuintje voor en achter.
de viltstift/ -en ° Verdorie, die viltstiften zijn nu alweer uitgedroogd. ± Ik heb veel liever kleurpotloden, die kun je tenminste slijpen! ^ olieverf, waterverf, plakkaatverf, kleurpotloden, kleurkrijt, pastels, viltstiften: materiaal om kleur aan te brengen op papier, doek enz. de vin/ -nen ° De ledematen van vissen heten vinnen.
±
° ≈
« ±
Borst- en buikvinnen kan men vergelijken ../ Nu mogen jullie geen vin meer verroeren
vinden/vond/gevonden ° Ik heb een portemonnee gevonden. ° °
≈ ≈ ≈ ≈
Eindelijk heb ik dat boek gevonden. De docent heeft maar weinig fouten gevonden in het werk van zijn leerlingen. Heb je al een oplossing gevonden voor dat probleem? Als ik tijd kan vinden, zal ik een taart bakken. Ze weten nog niet hoe ze het voor elkaar moeten krijgen maar ze zullen er vast wel iets op vinden. Bij die aardbeving hebben zeker 300 mensen de dood gevonden. Hij is altijd te vinden voor een feestje! Heb je al iemand bereid gevonden (om) je te helpen? Dat is zo’n aardig meisje, ze kan het met iedereen goed vinden!
° ° ° ° ° ° (.) (.)
Vind je het hier warm genoeg? Ik vind deze jurk leuk! Ik vind dat hij je leuk staat! De docent vindt het fijn dat zijn leerlingen zo hard werken. Ik vind het vreemd dat Jan er nog niet is. Moeilijke sommen??? Ik vind er niets aan! Ik begrijp niet dat iedereen zo enthousiast is over dat boek ../ Moeten we haar een bloemetje sturen?../
° ~ ≈
Ze worden door de vis gebruikt om de beweging van zijn lichaam te sturen, als propeller en als roer dus. ..\ met onze armen en benen. Je moet doodstil blijven zitten!
II (& III) ik kan niks vinden! & ik vind het maar niks ± Ik zag hem op straat liggen. < > Wie zou hem verloren hebben? < > Ik heb er wel heel lang naar moeten zoeken. ± De vorige keer had hij er veel meer aangetroffen. ± ± ±
Nog niet maar ik hoop dat ik er nu gauw één kan bedenken! Nou, anders maak je maar tijd! Ze bedenken wel een oplossing!
± De laatste berichten zeggen dat er bijna 400 mensen zijn omgekomen. ± Daar heeft hij altijd wel zin in! # Ja, gelukkig heeft Ellie zich bereid verklaard. ± Ze kan met iedereen opschieten. < > Haar zusje heeft altijd ruzie met iedereen. « Ja hoor, lekker! ± Wat denk jij ervan? ± Ik ben van mening dat je hem moet kopen! ± Hij is daar heel blij om. ± Ik verbaas me daarover. ± Voor mij is het een makkie! « ..\ ík vind er niets aan! Niet doorheen te komen! « ..\ Ik vind van wèl! <> Is iemand tegen?
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 87 de vinger/ -s ° Aan iedere hand heb ik vijf vingers ../ ° Steek je vinger maar op als je het antwoord weet. ~ Je moet er met je vingers van afblijven! ~ Voor zoiets is ze met een natte vinger te lijmen. ~ ~ ~ ≈
Met die opmerking leg je de vinger op de wonde. Ik kan er niet tegen als je me zo op de vingers staat te kijken. Dat meisje windt alle jongens om haar vingers. Als je hem een vinger geeft, neemt hij de hele hand.
≈ ≈ ≈ °
De directeur houdt graag de vinger aan de pols. Bij alle beslissingen heeft hij een vinger in de pap. Voor deze keer zal ik je gedrag door de vingers zien. Voorzichtig, anders komen er vingers op de foto.
<> ± ± ±
..\ en aan iedere voet vijf tenen. Daar gaan al een stuk of zes handen de lucht in! Je mag er niet aankomen! Er is maar weinig voor nodig om haar tot iets leuks over te halen. ± Je geeft precies aan waar het fout is gegaan. < > Laat me toch mijn gang gaan ../ ± ..\ en kijk niet steeds of ik het wel goed doe. ≥ Ze hoeft maar te kikken of ze sloven zich voor haar uit. ≥ Als hij een enkele keer wat later thuis mag komen, maakt hij er prompt nachtwerk van. ≥ Hij houdt altijd goed in de gaten wat er in zijn bedrijf gebeurt. ± Zijn mening telt wel degelijk mee! ± Ik zal maar net doen of ik het niet gemerkt heb. ± Zo’n afdruk van je vinger krijg je er bijna niet meer af.
de vingerhoed/ -en ° Ik moet een knoop aan mijn jas zetten maar ik kan m’n vingerhoed vinger niet vinden. ° Die fles olie is bijna leeg, er zit misschien nog een vingerhoedje in. ±
≥
Ik heb hem wel nodig want ik krijg de naald niet met mijn blote
door die dikke stof. Inderdaad, dat is maar een héél klein beetje!
de vingeroefening/ -en ° De pianiste begint iedere morgen met een half uur « ..\ om haar vingers soepel te maken. vingeroefeningen ../ ~ De schrijver beschouwt zijn stukjes in de krant als ≥..\ met die stukjes ‘oefent hij zijn pen’. vingeroefeningen voor de grote roman die hij eens zal schrijven: ../ vinnig/ -e ° Waarom geef je zo’n vinnig antwoord ../ °
Het is vandaag vinnig koud.
< > ..\ op die vriendelijke vraag? ± Geef je altijd van die scherpe reacties? ± Gisteren was het ook al zo bitter koud.
violet/ -te ° Door het violette licht van de avondzon ../
± ..\ krijgt alles een lichtpaarse gloed.
de violist/ -en ° De violist speelt op een oude, Italiaanse viool.
±
Dat is de droom van alle vioolspelers.
de violiste/ -en ° De violiste pakt haar viool en haar strijkstok ../
«
..\ en dan begint ze te spelen.
de viool/ - violen ° De viool is het bekendste strijkinstrument.
±
de viool/het viooltje ° Op het balkon staat een grote bak met viooltjes ../
«
Je moet heel muzikaal zijn om de vier snaren van dat instrument zuiver te laten klinken. ° Vooral de violen van dat orkest zijn beroemd. ± Er zitten dan ook de beste violisten in. ~ Sommige mensen willen altijd de eerste viool spelen. ± Ze zijn pas tevreden als zíj de hoofdrol spelen. ^ viool, altviool, (violon-)cello en contrabas vormen de belangrijkste strijkinstrumenten in een orkest.
..\ van die donkerpaarse met gele bloemen!
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 88 virtueel/virtuele ° Het (wereldwijde) internet biedt je steeds meer stukjes <> ..\ die staan tegenover ‘real life’ of de nuchtere werkelijkheid van alledag. virtuele werkelijkheid, die eigen bestaantjes en droomwereldjes, ../ ± Het zelf inrichten van je PC-scherm als een kantoortje met bureaublad, mappen, agenda, notitieblok etc. is zo’n begin van je heel eigen wereldje. virtuoos/ -virtuoze ° Met zijn virtuoze spel bracht de pianist zijn publiek in vervoering. ± Zulk technisch volleerd spel hoort en ziet men maar zelden! <> Het amateuristisch gepingel op ‘n orgeltje, dat erop volgde was tergend. de virtuoos/ -virtuozen ° Die violist mag dan een virtuoos zijn ../ <> ..\ ik geef de voorkeur aan een musicus die meer gevoel in zijn spel legt. het virus/ de -sen ° Omdat griep door een virus wordt verwekt, helpen antibiotica niet tegen die ziekte. de vis/ -sen ° Vissen zijn echte waterdieren: ze hebben vinnen, kieuwen, schubben en koud bloed en ze sterven op het droge../ ° Veel mensen in Nederland eten vrijdags vis ../ ° Ze is op 28 februari jarig, dus is ze een Vis. ≈ ≈ ≈ ≈ ≈
Nú is hij weer zo gezond als een vis ../ Ik ben niet wèg van dat boek, het is vlees noch vis. Dat jochie is pas vier maar hij zwemt als een vis. Ze voelt zich in haar nieuwe baan als een vis in ‘t water. Het is in die winkel wel boter bij de vis.
< > Alleen door bacteriën veroorzaakte infecties kunnen met antibiotica bestreden worden.
<> ..\ waar zoogdieren poten (armen en benen), longen, haren en warm bloed hebben en zowel op het land als te water kunnen overleven. <> ..\ omdat de katholieke kerk vroeger het eten van vlees verboden had. ± Ze is geboren tussen 21 februari en 20 maart, in het teken van de dierenriem Pisces. < > ..\ maar hij is een tijd heel ziek geweest. ± Is het een serieus boek of een romannetje? ± Hij zwemt beter dan zijn broertje van acht! ± Ze voelt zich volkomen op haar plaats; of ze er al jaren werkt. ± Je moet er contant betalen!
de visafslag/° De vissers brengen hun gevangen vis naar de visafslag.
±
O.a. in Scheveningen en in IJmuiden zijn van die grote verkooppunten voor vishandelaren.
de visakte/-n of s ° Mag je hier wel vissen? Heb je geen visakte nodig?
±
Je moet wel een vergunning om te vissen hebben maar die heb ik gekocht bij de politie (of bij de gemeente).
de visie/ -s ° Voor ik een besluit neem, wil ik de visie van mijn vader weten.
±
Wat is zijn mening over deze zaak, hoe kijkt hij er tegenaan?
het visioen/ de -en ° Na een dag in de woestijn rondgedoold te hebben, kreeg hij visioenen van grote glazen koud water.
≥ ±
Hij had zó’n dorst dat hij zich verbeeldde overal water te zien ../ ..\ maar dat was slechts zinsbegoocheling!
de visite/° Ik ga koekjes bakken, we krijgen vanavond visite. ° Schiet een beetje op, de visite zal zó wel komen! ° ‘s Morgens tussen 11 en 12 uur legt de arts zijn visites af.
± ± ±
Gezellig! Wie komen er op bezoek? De bel gaat, daar heb je de gasten al! Hij bezoekt dan de patiënten die niet bij hèm kunnen komen.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 89 vissen/viste/gevist ° De mensen in deze kustplaatsen verdienen vaak hun brood met vissen. ° Mijn buurman gaat vaak ‘s morgens vroeg vissen, voor zijn plezier! ~ Ze zit al een hele tijd te vissen met wie haar vriendin een afspraakje heeft. ~ Jij vist naar een complimentje! ≈ De kaartverkoop was nog maar net begonnen maar toch visten we achter het net: ../ de visserij/ ° Op die eilanden is de visserij het belangrijkste middel van bestaan. visueel/visuele ° Ze behoort tot het visuele type: ../
°
Het brailleschrift is een hulpmiddel voor mensen die visueel gehandicapt zijn.
het visum/ de visa ° Er zijn nog steeds landen waarvoor je een visum nodig hebt.
±
Met grote netten proberen ze zoveel mogelijk vissen te vangen en aan land te brengen. ± Met een hengel in zijn hand zit hij dan langs de waterkant te wachten of er een vis wil bijten. ± Ze probeert er op allerlei manieren achter te komen maar haar vriendin laat niets los. ± Je wilt dat ik zég dat je tekening heel mooi is! « ..\ we waren te laat, alle kaarten waren al uitverkocht.
±
Het grootste deel van de bevolking leeft van de visvangst.
± ..\ zij onthoudt vooral de dingen die ze ziet en rustig kan bekijken. < > ..\ ikzelf ben meer auditief ingesteld, op mij maken dingen die ik hóór de meeste indruk. ± Mensen met heel slechte ogen en zelfs blinden kunnen daarmee toch lezen en schrijven.
±
Als je b.v. naar Australië wil, moet je bij de ambassade van dat land zo’n in- en uitreisvergunning aanvragen.
vitaal/vitale ° Schoon drinkwater behoort tot de vitale behoeften van de mens ../« ° Vrede in dat gebied is van vitaal belang. ± ° Gelukkig is mijn oude oma nog erg vitaal. ±
..\ zonder water kun je immers niet leven? Het is van levensbelang dat er een eind aan de oorlog komt. Ondanks haar hoge leeftijd zit ze nog vol levenskracht.
de vitamine/ -s of -n ° Krijg jij wel voldoende vitamines binnen? Eet je wel genoeg verse groentes en fruit?
≥
Als je te weinig van die stoffen eet, kun je allerlei kwalen krijgen. Vooral vitamine C is onmisbaar in je voedselpakket.
de vitrage/ -s ° Als ik in mijn nieuwe huis geen overburen heb, neem ik géén vitrage.
±
Ik houd niet van die glasgordijnen dus als ik ze niet echt nodig heb ...
±
In die afgesloten, glazen uitstalkast liggen ze veilig opgeborgen.
de vitrine/ -s ° De duurste sieraden liggen bij de juwelier in de vitrine. vitten/vitte/gevit ° Waarom zit je toch altijd op je zusje te vitten?
I & II je loopt/zit te vitten op iemand ± Ze kan in jouw ogen geen goed doen, je hebt altijd wat op haar aan te merken.
het vizier ° De ridders deden het vizier van hun helm omlaag en reden met uitgestoken lans op elkaar toe. ~ De twee partijen bestrijden elkaar met open vizier. ° Als je door het vizier van het geweer kijkt, zie je precies wat je bij het schieten zult raken ../ ~ De verdachte loopt nog op vrije voeten maar de politie houdt hem wel in het vizier.
± ± ± ±
Die kleppen moesten hun ogen beschermen tegen de scherpe punt van de vijandelijke lans. Ze gaan openlijk met elkaar in debat. ..\ als tenminste dat richttoestel zuiver is afgesteld. Hij wordt nauwlettend in de gaten gehouden. Al zijn activiteiten worden nagegaan.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 90 de vlaag/ vlagen ° Toen ik de hoek van dat hoge gebouw omging, kreeg ik een enorme vlaag wind in m’n gezicht. ° De regen viel bij vlagen: ../ ~ ~
±
In een vlaag van verliefdheid gaf hij haar een belachelijk dure armband. Bij vlagen studeert hij heel hard maar de meeste tijd gooit hij er met de pet naar.
de vlag/ -gen ° De Nederlandse vlag heeft drie horizontale banen: een rode, een witte en een blauwe. ° Op feestdagen steken we ‘s morgens de vlag uit ../ ° Op schepen wordt ‘s morgens de vlag gehesen ../ ° Op 4 mei hangen de vlaggen halfstok ../ ° Vroeger was het een Engels schip maar nu vaart het onder Panamese vlag. ° Waarom hangt er een rode vlag aan de boomstam op die vrachtauto? ~ De juf tekent een vlaggetje onder Peters werk. ≈ Na een zware strijd heeft hij de vlag moeten strijken voor zijn tegenstander. ≈ Die zijden sjaal op dat joggingpak? Dat is een vlag op een modderschuit! ≈
Ze is met vlag en wimpel voor haar examen geslaagd.
En er kwam ook nog eens een flinke plens regen de hoek omzetten! ± ..\ af en toe góót het ../ <> ..\ en dan was het weer een tijdje droog. ± Die verliefdheid was van korte duur maar zijn schuld bij de juwelier niet! < > Het zou veel beter zijn als hij nu eens gestaag aan het werk zou blijven!
±
Daarom spreken we ook wel van onze nationale driekleur.
« « « ±
..\ en halen hem binnen als de zon ondergaat. ..\ en bij zonsondergang gestreken. ..\ als teken van rouw voor de gevallenen in de oorlog. Het staat nu ingeschreven bij een Panamese rederij.
±
Dat is een waarschuwing voor gevaar: die boomstam steekt uit en een heel eind uit ook! ‘Goed zo!’, wil zij daar mee zeggen. Hij heeft in hem zijn meerdere moeten erkennen.
± ± ±
Die is toch veel te mooi om op dat pak te dragen! Dat past niet bij elkaar!
< > Zelf dacht ze dat ze er hooguit met de hakken over de sloot zou komen../ ± ..\ maar nee, ze is er glansrijk doorheen.
vlaggen/vage/gevlagd ° De Koningin is jarig, het hele land vlagt!
I vlag jij dan ook? ± Heel veel mensen hebben de vlag uitgestoken.
de vlaggetjesdag ° Eind mei is het in Scheveningen vlaggetjesdag.
≥
vlak/ -ke ° Nederland is een mooi maar vlak land ../ ° ° ° ° ° °
« <> Wat doe jij als je kwaad bent? Sla je met je vlakke hand op tafel ../ < > ± Ze las met vlakke stem de brief voor. ± De supermarkt is hier vlak bij ../ « <> Vlak bij huis kwam ik mijn buurman tegen. ≥ Ze hebben hun auto vlak voor mijn deur gezet. ± Vlak na de oorlog was er nog gebrek aan voedsel. ±
Dan liggen de vissersboten, met vlaggetjes versierd (gepavoiseerd), in de haven te wachten tot ze uit mogen varen om ‘nieuwe’ haring te gaan vangen. ..\ er is nergens een berg te bekennen. Eerlijk gezegd vind ik een bergachtig gebied veel mooier. ..\ of met je vuist? Als ik echt woedend ben, sla ik met open hand. Haar stem verried niet of ze blij of verdrietig was. ..\ nog geen drie minuten lopen! De bushalte is ver weg. We stonden bijna voor de deur. Kijk maar, hij staat precies voor mijn huis. Er waren nog veel levensmiddelen op de bon, direct na de bevrijding.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 91 het vlak/ de -ken ° Een kubus heeft zes vlakken: een boven- en een ondervlak en vier zijvlakken. ~ Als je daaraan begint, begeef je je op een hellend vlak. de vlakte/ -n ° Een uitgestrekte vlakte strekte zich voor hen uit. ~ In de Tour de France zijn weer een paar renners tegen de vlakte gegaan. ~ Als je hem naar zijn mening vraagt, houdt hij zich meestal op de vlakte.
±
Je kan ook zeggen: een kubus heeft zes kanten.
±
Je loopt groot risico dat het mislukt!
± ±
Ze zagen een enorm gebied zonder bergen of heuvels. Wie zijn er déze keer nou weer gevallen?
± Hij laat niet graag het achterste van zijn tong zien. < > Ik hoop dat hij deze keer wèl duidelijk zegt hoe hij over de zaak denkt!
de vlam/ -men ° Bij dat chemische bedrijf komt er altijd een vieze, gele vlam uit de schoorsteen. ° Voor de spelen van 2000 werd de Olympische vlam van Athene naar Sydney gebracht. ° Pas op dat de prullenbak geen vlam vat. (zie ook >> vuursteen) ° Bij die grote brand, sloegen de vlammen al snel door het dak. ~ Toen iedereen zo naar hem keek, sloegen de vlammen hem uit. ~ Ze staat in vuur en vlam voor haar nieuwe hobby. ~ Daar heb je Reinier met zijn nieuwe vlam! ° Kijk eens wat een mooie vlam er in dat hout zit!
±
Dat brandende gas komt vrij bij de fabricage van hun producten.
±
Estafettelopers droegen de fakkel langs de hele Australische kust.
± ± ± ± ± ±
Maak die lucifer goed uit, anders vliegt de hele boel in brand. Het vuur baande zich een weg naar buiten door het dak heen. Hij werd helemaal rood van verlegenheid. Ze is er dolenthousiast over. Hemel, heeft hij weer een nieuwe geliefde? Het lijkt of er een donkere vlek in is getekend.
vlammen/vlamde/gevlamd ~ De renner wilde nog één keer vlammen ../ ~ ~
I hij wil nog één keer vlammen ± ..\ nog één keer een topprestatie neerzetten../ <> ..\ maar helaas, hij was uitgeblust! Met vlammende ogen kwam hij op zijn vijand af. ± Zijn ogen schoten vuur, zo kwaad was hij. De spreker hield een vlammend betoog om zijn idee te verdedigen. ± De toehoorders werden enthousiast door zijn gloedvolle speech.
de vlecht/ -en ° Wil je een vlecht in je haar, Lisa, ../ ° Als dat meisje haar vlecht losmaakt ../
<> ..\ of maak je zelf een staart? « ..\ kan ze op haar haar zitten, zo lang is het.
vlechten/vlocht/gevlochten ° Weet jij hoe je haar moet vlechten? ~
II ze vlecht haar haar ± Je pakt drie bosjes haar en die kruis je om de beurt over elkaar heen; zo maak je een vlecht. ± Hij verwerkte een paar grappige voorvallen in zijn lezing.
De spreker wist zijn gehoor te boeien door een paar anekdotes door zijn verhaal te vlechten.
het vlees ° Die koeien zijn zó mager, er zit bijna geen vlees aan hun lijf, ../ ° Wat is dat mooi, mager vlees. ° ° ~ ≈ ≈ °
Hij eet geen vlees, hij verafschuwt het ../ Wat wil je vandaag voor vlees eten? Ik kan mijn eigen vlees en bloed toch niet in de steek laten? Met die jongens weten we wat voor vlees we in de kuip hebben. Het is vlees noch vis Deze vruchten hebben stevig, maar sappig vlees.
« ± <> ± ± ± ± >> ±
..\ die beesten zijn echt vel over been. Dat is enkel spiermassa. Gelukkig, ik houd absoluut niet van vet. ..\ hij is vegetariër. Ik heb wel zin in een biefstukje. Ik moet mijn eigen kind toch zeker helpen! We kennen ze goed, we weten wat we aan ze vis Het vruchtvlees is geschikt voor fruitsalade.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
hebben.
WOORDKOMPAS V pagina 92 de vleet/ ° De vissers halen de vleet binnen boord. ~ Er zijn nog kaartjes bij de vleet voor vandaag
± De haringnetten zitten vol met vis. ± Kies maar uit, ze zijn er nog in overvloed. < > Voor zondag zijn ze er nog maar mondjesmaat.
de vlegel/ -s ° In die landen gebruiken de boeren een vlegel om de korrels uit de korenhalmen te slaan. ~ Wat is dat een brutale vlegel geworden!
vleien/vleide/gevleid ° Met veel vleien en zich uitsloven heeft ze haar vader zover gekregen dat ze naar dat feest mag. ° Ze vleit zich met de gedachte dat de operatie zal slagen. ° Hij voelde zich gevleid door alle complimenten die hij voor zijn werk kreeg. de vlek/ -ken ° Een panter heeft zwarte vlekken ../ ° Onze poes is helemaal zwart met één klein wit vlekje bij zijn rechteroog. ° Er zit een vlek op je T-shirt ../ ° Koffie maakt nare vlekken ../ ° Je moet je broek in de was doen, hij zit vol vlekken. ≈ Men noemt geen koe bont of er zit een vlekje aan.
< > In de rijke landen dorst men met behulp van grote machines die de korrels ook meteen in zakken doen en het stro tot balen verwerken. ≥ Hij geeft iedereen direct een grote mond. < > Een paar jaar geleden was het nog een aardige, beleefde jongen! II hij vleit haar ± Hij gaat altijd door de knieën als ze zo extra lief tegen hem praat. ± ±
Met dat idee geeft ze zichzelf hoop. Al die schouderklopjes en lovende woorden deden hem echt goed.
< > ..\ en een tijger heeft zwarte strepen. ± Dat witte plekje geeft hem zo’n leuke kop, vind je ook niet? « « ± ±
..\ heb je koffie gemorst? ..\ die moet je er meteen uithalen. Hoe komt die broek zo vies? Als zo’n bericht ineens in alle kranten staat, zal er heus wel iets van waar zijn.
de vleug/ ° Bij het knippen van fluweel moet je rekening houden met de vleug: ../ ° Sommige stoffen moet je met de vleug mee verwerken ../ ~ Met zo’n opmerking strijk je hem tegen de vleug in. ° Het was gisteren heet en er was geen vleugje wind. ° Hij had nog een vleugje hoop dat hij zou slagen.
« ..\ als je zacht met je hand over de stof gaat, voel je de richting van de haartjes. « ..\ dan voelt het weefsel zacht aan. < > ..\ andere weefsels knip je tegen de vleug(in). ± Je wéét toch dat je hem daar boos mee maakt? ± Je voelde geen zuchtje wind. ± Dat sprankje hoop gaf hem moed om door te gaan.
de vleugel/ -s ° De vogel spreidt zijn vleugels uit ../ ~ Blijf jij nog maar een poosje onder moeders vleugels ~ Op een dag slaan jonge mensen hun vleugels uit ../ ° Wat heeft zo’n Jumbojet toch een enorme vleugels!
« ± « ±
°
±
~ °
Het paleis heeft aan beide zijden van het voorgebouw een lange vleugel. Er zijn een paar spelers geblesseerd en nu zijn de vleugels van dit team zwak bezet. Er staat in die concertzaal een prachtige vleugel.
..\ en vliegt weg. Onder de hoede van je moeder ben je veilig! ..\ en verlaten het ouderlijk huis. Maar het zijn dan ook de draagvlakken die vijfhonderd mensen in de lucht moeten houden! In die zijgebouwen zijn verschillende kamers.
< > Gelukkig kunnen de midvoor en de achterhoede wèl meespelen. ±
Zo’n grote piano met een klankkast in de vorm van een vleugel!
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 93 vlezig/ -e ° De dijen behoren tot de vlezige delen van een dier. ° Er liggen gezonde, vlezige koeien in de wei.
± Er zit veel vlees aan die lichaamsdelen. < > Nergens zie je een ziek, mager beest.
de vlieg/ -en ° De koeien hebben last van de vliegen. ≈ Op die manier sla je twee vliegen in één klap. ≈ Die man is groot en sterk maar hij doet geen vlieg kwaad.
± ± ±
≈
≥
Die twee meisjes proberen elkaar altijd vliegen af te vangen.
± vliegen/vloog/gevlogen ° Bijna alle vogels vliegen. ~ ≈ ° ° ° ~ °
Is het al zo laat? Wat vliegt die tijd toch! Toen de politie de man wilde arresteren, was de vogel gevlogen. Ben je naar Londen geweest? Heb je gevlogen? In de herfst vliegen de vogels naar het zuiden ../ Verleden jaar ben ik wel naar New York gevlogen. Ik vlieg nog even naar de bakker. De KLM vliegt rechtstreeks op Sydney.
~ ~ ~ ~
Bij de botsing is een auto in brand gevlogen. Het munitiedepot is in de lucht gevlogen. De kinderen vliegen hun oma om de hals. Vlieg elkaar toch niet telkens in de haren.
Met hun staart jagen ze die insecten weg. Zo los je twee problemen tegelijk op. Hij zal nooit iemand moedwillig pijn doen, hij heeft een heel zacht karakter. Als de één zegt dat ze een jongen aardig vindt, probeert de ander hem te versieren ../ ..\ ze gunnen elkaar geen succes en geven elkaar geen ruimte.
I (& II & III) Air France KLM vliegt van Amsterdam naar de Sydney ± Heel veel insecten gebruiken ook hun vleugels om zich door de lucht te bewegen. ± Ja mens, de tijd gaat snel, gebruik hem wel! ± De agenten kwamen te laat, de man was gevlucht. < > Nee, we zijn met de boot gegaan. « ..\ om in een warm land te overwinteren. ± Daar ben ik met het vliegtuig heen gegaan. ± Ik moet me haasten want het is bijna zes uur! ± Die maatschappij onderhoudt een vliegdienst naar de meeste landen in de wereld. ± In minder dan geen tijd stond hij in lichterlaaie. ± Een tijd geleden is dat ook al geëxplodeerd. ± Ze rennen op haar toe om haar te omhelzen. ± Waarom maken jullie nu weer ruzie?
de vliegenier/-s ° Bijna alle jongetjes willen vliegenier worden.
±
Maar weinig zullen ooit echt piloot zijn.
vliegensvlug ° Loop jij eens vliegensvlug naar de bakker!
±
Heel hard rennen hoor!
de vliegenzwam/ -men ° Een vliegenzwam is erg mooi met z’n rode hoed ../
«
..\ maar die paddestoel is zó giftig dat vliegen doodgaan als ze ervan eten.
«
Hij maakte er ook een staart aan en dan gingen we hem oplaten op het strand. Als de wind goed was, bleef hij heel lang hoog in de lucht. Leuk geprobeerd maar je krijgt me niet zover dat ik je je zin geef!
de vlieger/ -s ° Mijn opa maakte van gekleurd papier en een paar latjes de mooiste vliegers. ≈ Nee jongetje, die vlieger gaat niet op!
±
vliegeren/vliegerde/gevliegerd ° Er zijn veel mensen op het strand aan ‘t vliegeren.
I we gaan vliegeren ± Zullen wij ook onze vlieger gaan oplaten?
de vliegmachine/ -s het vliegtuig/de -en ° Door de brand op Schiphol kon er geen vliegtuig op tijd vertrekken. ° Een reis per vliegtuig gaat sneller dan per trein ../
>> het vliegtuig ±
Alle toestellen hadden grote vertraging.
±
..\ maar zo’n vliegreis is meestal wel duurder.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 94 het vliegveld/ de -en ° Je moet twee uur van te voren op het vliegveld zijn.
± «
Ik heb zo’n hekel aan dat wachten op een luchthaven! En tijdens het wachten op vliegvelden en stations kun je je arm kopen!
vlijen/vlijde/gevlijd ° Monique vlijt haar pasgeboren baby in zijn bedje. ° Na het zwemmen vlij ik me op mijn handdoek.
± ±
Ze legt het kindje heel voorzichtig neer. Ik ga lekker languit liggen.
vlijmscherp/ -e ° Wees voorzichtig met dat vlijmscherpe mes! ~ Die jongen heeft een vlijmscherp verstand.
± ±
Bezeer je niet, het is echt vreselijk scherp! Niet veel mensen zijn zó superintelligent.
de vlijt/° Als je op school een hoog cijfer krijgt voor vlijt ../
« ..\ betekent dat dat je erg goed je best doet.
vlijtig/ -e ° Zij is het toonbeeld van een vlijtige huisvrouw.
±
~
±
In de vensterbank staat een ‘vlijtig liesje’.
de vlinder/ -s ° Op hun wandeling zagen ze allerlei vlinders fladderen. ° ~
Je ziet haar de hele dag bezig met dweilen, poetsen, wassen, koken. Ze is een nijvere bij. Dat is een balsemien, die steeds blijft bloeien.
±
Grote witte, kleine blauwe, maar ook kapellen met vleugels waar wel drie kleuren in zaten. « ..\ die eitjes legde en daar kropen dan weer kleine rupsjes uit. ^ Dat is de levenscyclus van de vliesvleugeligen. « ..\ ze dartelde van de ene vriend naar de ander < > ..\ en nu is ze een degelijke trouwe echtgenote!
De rups spon zich in tot een cocon, waar een tijdje later weer een vlinder uitkwam ../ Toen ze jong was, was ze een vlinder ../
de vlo/ vlooien ° Als mijn hond door een vlo gebeten wordt, gaat « Nu heb ik van de dierenarts een middel tegen die lastige springers hij zichzelf op die plek kapot krabben en bijten. gekregen. ° Mensen die zich geregeld wassen en schone kleren ± In een volle trein bespringt zo’n parasiet je aandoen hebben niet veel last van vlooien. wel eens om zich aan je bloed tegoed te doen. ^ vlooien, hoofdluizen, wandluizen, kleerluizen: schadelijke insecten/ongedierte de vloed/ -en ° In die haven is er een verschil van 5 meter tussen vloed ../ ° ~
± <> Als het vloed is, is er maar een smal strand ../ « <> De jubilaris kreeg een (stort) vloed van woorden over zich heen ../ ±
de vloedgolf/ -ven ° De orkaan heeft een enorme vloedgolf over het eiland gejaagd.
±
vloeibaar/ -bare ° Als je koper zeer sterk verhit, wordt het vloeibaar. ° Vloeibare lucht ontstaat ../
± «
^
..\ hoog water/hoogtij dus ../ ..\ en eb, laag water/laagtij. ..\ met mul zand, heel vermoeiend om te lopen. Bij eb of laagtij is het strand breed en makkelijker te belopen. ..\ de directeur blééf hem onder woorden bedelven, er kwam geen eind aan zijn toespraak!
Door de watermassa zijn bomen, auto’s, zelfs hele huizen meegesleurd.
In die toestand kun je het in een vorm gieten. ..\ door lucht in gasvormige toestand zeer sterk samen te persen (tot 200 atmosfeer) en te koelen. vast, vloeibaar en gasvormig zijn de drie aggregaatstoestanden waarin een stof kan verkeren (ijs, water, waterdamp)
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 95 vloeien/vloeide/gevloeid ° In zulke oorlogsfilms vloeit altijd zoveel bloed! ~ De woorden vloeien uit zijn pen als hij een brief aan zijn geliefde schrijft. ~ De elfjes dansten in een vloeiende beweging over het toneel ../ ~ Dat boek is geschreven in een vloeiende stijl. de vloeistof/ -fen ° De bekendste vloeistof is water. ° Weet jij welke vloeistof ../ ° Als je een vloeistof (sterk) verhit ../ de vloek/ -en ° Als de koning een vloek over iemand uitsprak ../ ° Toen hij zich hard op zijn duim sloeg, kwam er een knetterend vloek uit zijn mond. ~ ‘t Lijkt wel of er een vloek op die vakantie rust: ../ ~
± « <> <>
Dat vocht wordt ook het meest gebruikt. ..\ er in die fles zit? ..\ wordt het een gas(waterdamp)../ ..\ en als je het afkoelt, wordt het een vaste stof(ijs).
« ±
..\ mocht niemand in het rijk die man nog helpen Hij deed zich erg pijn en daarom ontglipte hem die verwensing.
± ..\ niets dan ellende: we missen het vliegtuig, het regent aan één stuk, iedereen verkouden, ga zo maar door! ± In een ommezien was de zaak voor elkaar.
Het karwei was in een vloek en een zucht gedaan.
vloeken/vloekte/gevloekt ° Er bestaat in Nederland een Bond tegen het Vloeken. ° ~
I ± Je hebt het idee dat het van het witte doek stroomt. ± Verbazend hoe snel die mooie woorden op het papier komen! ≈ Dat zal uit een dichterlijke ader stromen. <> ..\ maar de duiveltjes maakten juist hoekige en kwaadaardige bewegingen. « Je laat je makkelijk meeslepen in het verhaal.
I Guus vloekt behoorlijk! Zie ook >> zonde ± Die organisatie strijdt tegen het gebruiken van godlasterende taal/ het ijdel gebruik van Gods naam. ± Al scheldend liep hij op de man af die hem van achter had aangereden. ± Wat een lelijke kleurencombinatie is dat! ../ « ..\‘t Doet gewoon pijn aan je ogen!
Vloekend en tierend kwam de man zijn auto uit. De kleuren van je shirt en je broek vloeken met elkaar
de vloer/ -en ° Wat is de afstand tussen de vloer ../ ° Er liggen allemaal snippers papier op de vloer. ° Mijn broer heeft zelf een houten vloer gelegd. ~ Hij kwam daar een tijdlang veel over de vloer. ≈ De kranten vegen met die politicus de vloer aan.
<> ..\ en het plafond van deze slaapkamer? ± Ik zal ze even van de grond oprapen. ± De grond met planken beleggen is best moeilijk. ± Nu bezoekt hij die mensen nog maar heel af en toe. ± Allemaal spreken ze een keihard oordeel over hem uit, ze laten geen spaan van hem heel.
de vloerbedekking. / -en ° Wat neem je voor vloerbedekking in je nieuwe huis../ « ..\ parket of vast tapijt? ^ (lamel)parket, (vast) tapijt, vinyl, marmoleum, vloertegels, plavuizen: allemaal vloerbedekking het vloeroppervlak/ de -ken ° Ik wil nieuwe vloerbedekking hebben dus ik heb het vloeroppervlak van de woonkamer opgemeten: ../
<< ..\ 4 meter breed en 5 meter lang, dat geeft een oppervlak van 20 m2.
de vlok/ -ken ° De sneeuw kwam in dikke vlokken naar beneden. ° Er liggen dikke vlokken stof onder die kast ../
± «
Helaas smolten die dotjes sneeuw meteen weg. ..\ ik moet daar eens goed stofzuigen!
± ±
De schepen van de Russische marine verkeren in slechte staat. Het aantal vliegtuigen van die maatschappij was te klein geworden.
de vloot/ -vloten ° De vloot van dat land is over het algemeen slecht onderhouden. ° De luchtvaartmaatschappij heeft zijn vloot met vier 747’s uitgebreid.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 96 het vlot/ de -ten ° De toeristen hebben zich gered op een vlot ../
«
°
±
De grachten waren vol met vlotten ../
vlot/ -te ° Het gestrande schip is vanmorgen vlot gekomen. ~ Gelukkig zijn de besprekingen weer vlot getrokken. ~
De burgemeester is een vlotte spreker.
~
Sommige schrijvers hebben een vlotte stijl ../
~
Zij draagt graag vlotte kleren.
~ ~
Die nieuwe apparaten worden vlot verkocht. De besprekingen kwamen vrij vlot op gang.
..\ dat ze gemaakt hadden van boomtakken en ander hout. Zo konden ze de rivier afdrijven en een kustplaats bereiken. ..\ en andere primitieve vaartuigjes.
< > Het was gisteren door de storm vastgelopen. ± Een ‘commissie van wijze mannen’ heeft de onderhandelingen weer op gang gebracht. ± Hij spreekt heel makkelijk, het kost hem geen moeite om, ook onvoorbereid, een praatje te houden../ ≈ .. \ Hij heeft echte een vlotte babbel. « ..\ hun boeken kun je achter elkaar uitlezen ../ < > ..\ maar hij schrijft zo moeilijk! < > helaas moet ze naar haar werk altijd formele kleding aandoen, een stijf mantelpakje of zo. ± Ze gaan als warme broodjes over de toonbank. ± Inderdaad, ze zijn al begonnen met onderhandelen. < > Meestal verloopt zo iets veel trager.
vlotten/vlotte/gevlot ≈ Het vlot niet echt tussen die twee, toch collega’s, hè? ° Wil dat karwei een beetje vlotten?
I het vlot niet ± Inderdaad, ze mogen elkaar niet en werken dan ook niet samen. ± Nou en of, het schiet goed op! <> Vlotten? Er is eerder sprake van ernstige stagnatie!
de vlucht/ -en ° De jager schiet de vogel in de vlucht. ° Op hun lange vlucht naar het zuiden, foerageren de trekvogels in het Veluwemeer of de Oostvaardersplassen. ~ De verkoop van mobiele telefoontjes heeft een hoge vlucht genomen. ° De vlucht van Amsterdam naar Sydney duurt 24 uur. ° Er kwam een vlucht ganzen hoog over ons huis. ° De vlucht van een zeearend is bijna 2,5 meter! ° Door de oorlog in dat gebied zijn veel inwoners op de vlucht geslagen. de vluchteling/ -en ° Politieke vluchtelingen krijgen in het algemeen eerder een verblijfsvergunning ../ vluchten/vluchtte/gevlucht ° Na jarenlange strijd tegen de regering vluchtten de opstandelingen naar het buurland. ~ Toen het plotseling begon te onweren, vluchtten we een cafeetje in ../
± ±
Terwijl hij vliegt, wordt de vogel getroffen. De afstand die trekvogels vliegen kan enorm zijn: duizenden kilometers.
±
Binnen korte tijd is die verkoop geweldig toegenomen.
± ± ± ±
Zo’n eindeloze reis per vliegtuig begint al gauw te vervelen! Zo’n grote groep vogels vliegt in de herfst en het voorjaar over. Is de afstand tussen zijn uitgespreide vleugeltoppen zó groot? Al die mensen proberen naar veiliger gebieden te komen.
±
..\ dan mensen die om economische redenen hun land ontvlucht zijn.
I (& II & III) ze vluchten hun land uit naar een betere wereld ± Op die manier probeerden zij aan het gevaar van executie te ontkomen.
de vluchtheuvel/ -s ° Men heeft vroeger in dat gebied vluchtheuvels gebouwd omdat het land zo vaak onder water stond. ° Tramhaltes zijn meestal op een vluchtheuvel ../
«
..\ daar zaten we veilig: ‘hoog en droog’!
±
Op die terpen konden de mensen dan een goed heenkomen zoeken.
« ..\ in het midden van de rijweg. < > ..\ maar je moet in de meeste gevallen op het trottoir op de bus wachten.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 97 vluchtig/ -e ° Een vluchtige stof ../ heel snel verdampt. ° Ze hebben een vluchtige ontmoeting gehad. ° We hebben dat onderwerp maar vluchtig behandeld.
±
± Ze hebben elkaar heel even gesproken. ± We hebben er oppervlakkig over gesproken. < > We zullen er een andere keer dieper op ingaan.
vlug/ -ge ° Ik hoorde vlugge stappen in de gang. ° Ik wou dat je wat vlugger was. ° Kom vlug, dan kun je de prijsuitreiking zien! ° Vlug, de tram komt er aan! ° De dief zet zijn masker te vlug af ../ ~ Dat meisje is heel vlug van begrip. ~ Je hebt nu eenmaal vlugge leerlingen ../
het vocht/ de -en ° Er zit nog wat vocht in deze fles. ° Tijdens zo’n wedstrijd raak je veel vocht kwijt ../ ° Haar lichaam houdt te veel vocht vast ../ ° Die groente laat zelf genoeg vocht los ../ ~ Ik houd wel van dat edele vocht. de vocht ° De boeken in die kast zijn aangetast door de vocht. vochtig/ -e ° Je moet de tafel afnemen met een vochtige doek.
° ~
Ik heb genoeg van dat vochtige zeeklimaat! Met vochtige ogen las ze de brief van haar zoon.
het vod/ de -den ° De zwerfkinderen lopen rond in vodden ../ ° Eens was dit misschien een dure spijkerbroek maar nu is het een vod. ~ Noem je dat een krant? Ik vind ‘t maar een vod! ≈ Hij moet zijn personeel constant achter de vodden zitten. Ik heb zijn telefoonnummer hier op een vodje papier.
± <> ± ± « ± « <>
Iemand kwam met snelle passen naar de deur. Je bent altijd zo traag/langzaam. Je moet wel opschieten, het is bijna afgelopen! Haast je nou een beetje! ..\ en hij wordt herkend. Ze begrijpt alles heel snel. ..\ die verder zijn dan hun klasgenoten ../ ..\ en langzame, die lopen een beetje achter.
± « « ± ±
Ik weet niet wat het is, in ieder geval vloeistof ..\ daarom moet je veel drinken. ..\ en daardoor zijn haar voeten ‘s avonds dik. ..\ om hem zonder water op het vuur te zetten Ik lust graag een glaasje wijn.
±
Door de vochtigheid komen er kringen in het papier en de kaften trekken krom.
± Maak deze doek maar een beetje nat. < > Een droge doek heeft geen effect maar een kletsnatte is niet goed voor het materiaal. ± Ik ga naar een land waar niet altijd zo veel waterdamp in de lucht zit! ± Toen er iemand de kamer inkwam, droogde ze snel haar betraande ogen.
de vochtigheid/ ° Door de vochtigheid in de kelder kun je daar niets bewaren.
°
..\ is een stof die bij kamertemperatuur al
±
De vocht maakt dat alles beschimmelt.
« ±
..\ die ze op de vuilnisbelt gevonden hebben. Hij is tot op de draad versleten, gooi hem toch weg!
± ±
Waardeloze berichtgeving en sensatieverhalen! Als hij ze niet steeds aan het werk houdt, lopen ze de hele dag de kantjes eraf. Het staat achter op een oude kassabon die ik toevallig in mijn zak had.
±
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 98 voeden/voedde/gevoed ° Een pasgeboren baby moet je om de paar uur voeden. ° Voed je je baby zelf ../ ° ~
Een bruine boterham voedt meer dan een wit puntje. De laatste ontwikkelingen voeden zijn haat tegen de politiek.
II ze voedt haar baby ± Je moet hem iedere drie uur eten geven. < > ..\ of geef je hem de fles? ± Gelukkig kan ik hem de borst geven. ± Hij bevat meer en betere voedingsstoffen. ± Wat er nu weer gebeurt, maakt die haat steeds groter.
de voeding/ -en ° De baby krijgt nu nog maar vier voedingen per dag. ° IJs is wel lekker maar het is geen gezonde voeding!
± ±
Hij wordt nog maar vier keer gevoed. Om groot en sterk te worden heb je ander voedsel nodig!
het voedsel/ ° Wat krijgt dat beest voor voedsel? ~ ‘t Lezen van een goed boek is voedsel voor de geest. ≈ Dat bericht gaf nieuw voedsel aan haar angst.
± ± ±
Wat geef je hem te eten? Je wordt er een verstandiger mens door. Het nieuws maakte haar angst nog groter.
voedzaam/ -zame ° Na de wedstrijd hebben de sporters behoefte aan een voedzame maaltijd ..\ ° Bruine bonen zijn erg voedzaam ../
« ..\ die ze weer voldoende energie geeft. < > Ze hebben die dag alleen een licht ontbijt gehad. « ..\ aan een klein bordje vol heb ik al genoeg!
voelbaar/ -bare ° Er is een voelbaar verschil in dikte tussen die twee vellen papier. ~ De spanning tussen die twee mensen is voelbaar. te merken dat ze ruzie hebben gehad. voelen/voelde/gevoeld ° Die stof is heerlijk zacht, voel maar! ° Ik weet niet of ‘t al regent, ik zal even voelen! ≈ Wie niet horen wil, moet voelen. ° Ik voel een druppel op mijn gezicht ../ ° Voel je dat het water nog te koud is?../ °
±
Voel maar, het ene is dikker dan het andere.
±
Ook al zeggen ze geen woord, het is duidelijk
II ze voelt niets ± Ga er maar met je hand overheen! ± Ik steek mijn hoofd even uit het raam! ± Wie niet gehoorzaamt/luistert, krijgt straf. < > ..\ en nu zie ik ook dat het regent. « ..\ Steek je teen er maar eens in ../ ± ..\ Dan zul je het merken! ± Dat schijnt de beste manier te zijn om de temperatuur te beoordelen. ± Ze heeft helemaal geen pijn gevoeld.
Je moet met je elleboog voelen of het badwater de juiste temperatuur heeft. ° Ze zag erg tegen die prik op maar ze heeft er niets van gevoeld. ° Waarom voel je steeds aan je hoofd, heb je pijn? ± Je hebt nu al drie keer met je hand aan je voorhoofd gezeten. ° Hij voelt in zijn zak ../ « ..\ om zijn sleutel te zoeken. ° Voel je er (iets) voor om een eind te gaan fietsen? ± Ja, daar heb ik wel zin in. ~ Voel je wat ik bedoel? ± Ja hoor, ik begrijp je best! ≈ De politie heeft de man flink aan de tand gevoeld. ± Hij is urenlang ondervraagd. zich .. voelen III hij voelt zich heel wat ° Wat is er , voel je je niet lekker? ± Ik ben zo misselijk! ° Ze voelt zich door haar vriend bedrogen. ± Ze heeft het idee dat hij haar bedriegt. ~ Die jongen voelt zich een hele Piet! ± Hij verbeeldt zich heel wat! ^ voelen, zien, horen, proeven en ruiken: met de zintuigen (gevoel, gezicht, gehoor, smaak en reuk) waarnemen het voer/ ° ‘s Zomers is dat vette gras prima voer voor het vee. ° Breng je ook voer voor de vogels mee? ../
± «
In de winter krijgen ze hooi als voedsel. ..\ Ze hebben niets meer te eten.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 99 voeren/voerde/gevoerd ° De boerin loopt naar buiten om de kippen te voeren. ° Moet je zoontje nog steeds gevoerd worden? voeren ° De ruiter voerde het paard naar de stal. ~ Het zou me te ver voeren om daar nu op in te gaan. ° Is er iemand die bij dat feest het woord wil voeren? voeren ° Hoelang voeren die landen nu al oorlog met elkaar? ° In dat land voeren een aantal generaals het bewind. ° Hij heeft jarenlang processen gevoerd om zijn kunstschatten terug te krijgen. ~ Heb jij enig idee wat hij in zijn schild voert? voeren ° Ga je dat jasje ook voeren?
de voertaal/ -talen ° Bij de meeste congressen is de voertaal Engels.
± voederen II ze voert de dieren ± Het is háár werk om ze eten te geven. < > Hij is toch groot genoeg om zelf te eten! ± leiden II ( & III) hij voert z’n paard naar de stal ± Hij nam het dier bij de teugel en leidde het naar binnen. ± Dan zou ik te veel van de hoofdzaak afdwalen. ± In het openbaar spreken? Mij niet gezien! ± doen/plegen II zij voeren een proces < > Ze kunnen niet in vrede met elkaar leven. ± Het leger is daar dus aan de macht. ± Tegen allerlei instanties heeft hij, tot nu toe vergeefs, geprocedeerd. ± Wat is hij deze keer van plan? ± een voering inzetten II ze voert de jas ± Helaas zal ik er wel een voering in moeten zetten, anders zit het niet mooi.
±
Soms is Spaans de taal waarin men met elkaar spreekt.
het voertuig/ de -en ° Er worden allerlei voertuigen gebruikt ../ « ..\ om iets over land te vervoeren. ^ bussen, trams, treinen, personenauto’s, vrachtauto’s, bakfietsen, paard en wagens, handkar: allemaal voertuigen de voet/ -en ° De voet is het onderste deel van het been ../ ° De voet van een mens heeft ../ ° Loop jij graag op blote voeten? ° Mijn opa zei altijd: ‘Heen gaan we te voet’ ../ ° De passagiers waren blij voet aan wal te zetten. ° Zet die oude man wel eens een voet buiten de deur? ~ Er waren zóveel mensen bij het popconcert dat er een paar meisjes onder de voet gelopen zijn. ~ Als ze de politie zien, maken ze zich uit de voeten. ~ Je loopt me steeds voor de voeten! ~ Hoe ik ook probeer mijn doel te bereiken, iedere keer is er weer iemand die me de voet dwars zet. ~ Jij hebt je best gedaan! Ze kunnen jou niet voor de voeten gooien dat het plan mislukt is. ~ De verdachte is op vrije voeten gesteld ../ ~ De minister heeft voet bij stuk gehouden ../ ~ Wie in dat bedrijf op diefstal betrapt wordt, wordt op staande voet ontslagen. ~ Voetje voor voetje loopt hij door de gang. ~ Door extra hard te werken probeert hij een wit voetje te halen bij zijn baas. ≈ Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad vóór Fatima een verblijfsvergunning had.
<> « <> ± ± ± ±
..\ zoals de hand het uiteinde is van de arm. ..\ vijf tenen. In huis wel maar buiten draag ik schoenen. ..\ en terug gaan we lopen. Na een week op zee konden ze van boord gaan. Ja hoor, ik zie hem geregeld de deur uitgaan. In het gedrang zijn ze gevallen en door andere mensen vertrapt.
± Dan maken ze dat ze wegkomen, ze vluchten. < > Laat me toch rustig mijn gang gaan! ± Ik word steeds weer tegengewerkt. ±
Wie jou dat wil verwijten, is gek!
< > ..\ na drie dagen vastgehouden te zijn. < > ..\ al wilde iedereen dat hij zijn mening herzag ± Die werknemer wordt onmiddellijk de laan uitgestuurd. ± ±
Héél langzaam schuifelt hij naar zijn kamer. Op die manier wil hij een streepje vóór krijgen.
±
Het heeft heel wat moeite gekost om die voor haar te krijgen.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 100 de voet/ vervolg ° De voeten van die panty zijn nog wel heel ../ ° De schemerlamp heeft een zware, metalen voet ../ ° Aan de voet van de berg lieten we de auto staan. ~ Ze is weer op de oude voet doorgegaan.
<> <> <> <> ± ± ± ±
..\ maar er zitten ladders in de benen. ..\ en een mooie, zijden kap. We zijn toen naar de top geklommen. Even leek het erop dat ze het anders ging doen. Maar nu is alles weer als vanouds. Ze geven veel geld uit en willen gezien worden. Ze kunnen het goed met elkaar vinden. Hun verhouding is héél slecht.
de voetganger/ -s ° Dit verkeerslicht is speciaal voor voetgangers.
±
Mensen die lopen mogen pas oversteken als dat licht groen is.
het voetspoor/ de -sporen ° Je kunt zijn voetsporen makkelijk volgen. ~ Hij is in zijn vaders voetspoor getreden.
± ±
In dat natte zand staan de afdrukken van zijn voeten. Hij heeft hetzelfde vak gekozen als zijn vader.
« ±
..\ er liep iemand achter me aan! De afdrukken van zijn sportschoenen waren nog duidelijk te zien.
± ±
Dat onderstuk is mooi roze van kleur. Iedereen zag huizenhoog tegen hem op.
±
Er is niets van zijn heldendom overgebleven.
« «
..\ en hoor je ze zingen. Als de kuikens uit het ei komen, hebben ze nog geen veren.
± ± ±
Die jongen/man gedraagt zich zo vreemd! Ach, iedereen spreekt op zijn eigen manier. Hij was al gevlucht.
± ±
Je komt daar allerlei soorten leerlingen tegen. Je moet het zekere voor het onzekere nemen.
vogelvrij ° Als iemand door het staatshoofd vogelvrij verklaard wordt ../
±
..\ wordt hij niet meer door de wet beschermd en mag iedereen hem dus straffeloos doden.
de voicemail/ ° Hallo Guus, met Siel. Je stond op de voicemail ../
«
..\ vandaar dat ik je even bel. Maar ik merk, dat jij nu niet thuis bent, dus spreek ik jouw voicemail maar weer in. Bel jij nu weer terug?
~ ~ ~
Mensen met zulke banen leven graag op grote voet. Die jongelui staan op goede voet met elkaar. Die twee leven op voet van oorlog met elkaar.
de voetstap/ -pen ° Achter mij hoorde ik voetstappen: ../ ° Aan de voetstappen in het zand kon je zien dat er pas iemand langs was gekomen. het voetstuk/ m° Het standbeeld staat op een marmeren voetstuk. ~ Na al die overwinningen had men de sportheld op een voetstuk geplaatst. ~ Maar na dat dopingschandaal is hij hard van zijn voetstuk gevallen. de vogel/ -s ° ‘s Morgens vroeg zie je in het bos de vogels vliegen ../ ° In de lente maken de vogels hun nest en leggen daar hun eieren in. ~ Wat is dat toch een rare vogel! ≈ Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. ≈ Toen de politie bij zijn huis kwam om hem in te rekenen, was de vogel gevlogen. ≈ Je ziet op die school vogels van diverse pluimage. ≈ Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht.
© 2006 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS V pagina 101 vol / -le ° Er is nog cola hoor, er staat nog een volle fles in de koelkast. ° Dat toneelstuk trekt volle zalen. ≈ Je moet niet met een volle maag gaan zwemmen. ° De trein is helemaal vol ../ ° Er staat een schaal vol kersen op tafel. ~ Mijn proefwerk zat vol (met) fouten. ~ Ze zijn nog vol van hun grote reis ../ ~ Ze hebben er ook de mond van vol. ° Je moet me vooral de volle waarheid vertellen. ° De trein was een vol uur te laat! ° Wat vind jij lekkerder, volle melk ../ ≈ ≈ ≈
Als je zo iets doet, ben je niet bij je volle verstand. Er zijn niet veel mensen die hem voor vol aanzien. Ik vind dat je met het volste recht nee kunt zeggen!
<< leeg, halfvol <> geef die lege fles maar hier. ± Iedere avond is het theater uitverkocht dus iedere avond een volle bak. ± Je moet rustig aandoen als je net gegeten hebt. « ..\ er kan geen mens meer bij. ± En er is ook een mandje gevuld met pruimen. ± Er zaten echt héél veel fouten in. ± ..\ ze moeten er steeds weer aan denken. ± Ze praten er voortdurend over. ± Maar mama, dit ís de hele waarheid! ± Een heel uur? Dat wordt toch àl te gek! <> ..\ of magere? < > Ik drink zelf altijd halfvolle. < > Dan ben je toch echt in de war! ± Bijna niemand vindt dat hij belangrijk is. ± Je hebt volkomen gelijk als je weigert.
volbrengen >> brengen ° Gelukkig, die taak is volbracht! ° Dat volbrengt hij nooit, die slappe kerel!
II dat volbrengt hij niet! ± Het heeft moeite gekost maar nu zijn we klaar. ± Dat krijgt hij nooit voor elkaar, die vent zonder ruggengraat.
voldaan/° Het geeft een voldaan gevoel als je je dag goed besteed hebt.
±
voldoen >> doen ° Mag ik proberen of dit apparaat voldoet? ° Wilt u deze rekening deze week nog voldoen? ° Gelukkig kan ik aan uw verzoek voldoen. ° Hij kan niet aan de hoge verwachtingen van zijn vader voldoen, hoe hij ook zijn best doet. ° De fabriek kan nog maar net aan de vraag naar dat model auto voldoen. voldoende ° Er is ruim voldoende te eten. ° Moet ik nog meer broodjes smeren of is het zo wel voldoende? ° Er zijn voldoende bewijzen om hem te veroordelen. °
Je hebt nu wel voldoende gelezen ../
(on)voldoende/ -s ° Een rapport met allemaal voldoendes? ° Zij krijgt onvoldoende steun voor haar ideeën.
Dan kun je met een tevreden gevoel naar bed gaan.
I & II het apparaat voldoet niet aan de verwachtingen ± Het zal u zeker tevreden stellen. ± Is het goed als ik hem nu direct betaal? ± Ik ben blij dat ik uw wens kan vervullen. < > Helaas zal hij hem blijven teleurstellen. <> Straks kan de fabriek niet genoeg auto’s op tijd afleveren.
± Echt waar, er is meer dan genoeg. ± Laat maar, het is genoeg! < > Nou, je weet nooit of de rechter er ook zo over denkt; die vindt het misschien toch nog te weinig/onvoldoende. « ..\ ga nu maar een poosje buiten spelen.
± ±
Ja hoor, kijk maar, geen cijfer onder de 6. Er zijn te weinig mensen die haar willen helpen
© 2006 SSALTO Voorburg NL