WOORDKOMPAS R pagina 1 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
de (e)R van Richard of Renée de raad/ ° Hij vraagt altijd iedereen (om) raad, maar hij luistert er nooit naar. ° De enige raad die ik je geven kan is om je er niet mee te bemoeien. ≈ Wat een verhaal zeg! Als ik je een raad mag geven: bemoei je niet met die kwestie! ° Dat is een verstandig mens, ze weet overal raad op. ° Ik weet me geen raad, help me! ≈ Geef dat stuk taart maar aan Henri, die weet er wel raad mee! ≈ Ze kreeg zó veel bloemen met haar verjaardag, ze wist er gewoon geen raad mee! ≈ Ten einde raad is ze een paar vazen gaan lenen bij de buurvrouw. (.) God, wat een toestand! Wat moeten we nóu toch beginnen? >>> ≈ Ja, goede raad is duur ../ ≈ Rustig nou maar: komt tijd, komt raad. ≈ Die vrouw is altijd bereid je met raad en daad bij te staan. de raad/raden ° De Raad van Europa is in 1948 opgericht. ° Het bestuur van die grote onderwijsgroep is in handen van een raad van toezicht. ° De raad van commissarissen controleert de directie. ° Zit jouw vader nog in de raad?
het raadsel/de -s ° Heb jij dat raadsel in de krant van vandaag al opgelost? ≈ ‘t Is me een raadsel, hoe hij dat gedaan heeft.
het raam/de ramen ° Wat zitten er veel ramen in jullie woonkamer! ° De oude man zit de hele dag door het raam naar buiten te kijken. ° Bij die grote brand moesten alle mensen in de buurt ramen ../ ° Tegenwoordig worden veel huizen gebouwd met stalen ramen. ° Zulke maatregelen worden genomen in het raam van de omstandigheden.
± Hij slaat ieder goed advies in de wind. ± Dat is echt de beste tip die ik je kan geven. ± Als ik jou was, zou ik me er niet mee bemoeien. ± Voor ieder probleem bedenkt ze een oplossing. ± Ik ben helemaal in de war, ik weet niet wat ik doen moet! ± Dat is zo’n snoeper, die kan dat nog wel opeten! ± Ze wist niet meer waar ze ze in moest zetten. ± Dat was ‘t enige wat ze nog kon bedenken. ± ..\ Wie ‘t weet, mag ‘t zeggen! ± De meeste problemen lossen zich op den duur vanzelf op. ± Ze wil je advies geven maar je ook concreet helpen.
± 12 Europese landen vormden toen een adviescollege dat de eenheid van Europa moest bevorderen. ± De directeur van elke afdeling moet verantwoording afleggen aan dat bestuurscollege. ± De commissarissen houden met elkaar toezicht op het directiebeleid. directiebeleid. ± Ja, hij is nu al acht jaar lid van de gemeenteraad. Hij is pas weer herkozen.
± Ja joh, de puzzel is ‘t eerste waar ik naar kijk! < > De oplossing staat morgen in de krant. ± Ik snap er niets van! <> Míj is ‘t volkomen duidelijk!
± Ja, door al dat glas is het lekker licht en kun je de tuin goed zien. ± Zijn stoel heeft hij vlak voor het venster gezet. «
..\ en deuren gesloten houden.
± In vroeger tijden waren die raamlijsten/kozijnen altijd van hout. ± In het kader van bezuinigingen worden veel subsidies verminderd of helemaal ingetrokken.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 2 raar/rare ° Die rare ober kuste Anneke op haar wang! ° Zeg, doe niet zo raar!
± Wat een vreemde vent! < > Doe nou maar gewoon ../ ± ..\ dan doe je al gek genoeg! < > ..\ of is dat tegenwoordig normaal? ± Dat is helemaal niets voor haar! ± Ik vertrouw ‘t maar half, er zit een luchtje aan! < > Welnee, je kunt die lui volkomen vertrouwen!
° Wat raar dat je nu nog niets gehoord hebt ../ ° Is ze plotseling op reis gegaan? Wat raar! ° Ik vind dat toch maar een raar zaakje!
de radio/ -’s ° We nemen altijd een radio mee op vakantie. ° ° ° ° ° °
± Een klein toestel waarop je de hele wereld kunt ontvangen/ krijgen. « ..\ en luister ik naar het nieuws. ± Dan is er een programma dat ik interessant vind. ± Ja, maar haast altijd naar één zender, Radio 1. « ..\ en TV. « En de clip ervan komt om de haverklap op de buis. ± O ja? Bij welke omroep dan?
Zodra ik wakker word, zet ik de radio aan ../ Als ik naar bed ga, luister ik ook naar de radio. Luister jíj veel naar de radio? Dat liedje is bekend van radio ../ Je hoort het iedere dag op de radio. Ik geloof dat die man bij de radio werkt.
^ radio(tuner), CD-speler, cassetterecorder, luidsprekers(speakers), platenspeler(pick-up) behoren tot de geluidsapparatuur. ^ radio, televisie, kranten, tijdschriften, e-mail, internet behoren tot de media. ragfijn/ -e ° De ragfijne draden ../ ° De bruid droeg een sluier van ragfijne voile.
± ..\ van het spinnenweb. ± De stof was zó fijn, als je er naar kéék, zat er bij wijze van spreken al een gat in! < > Je kunt zo’n sluier moeilijk van een grof geweven stof maken. ± ..\ uiterst omzichtig tracht ze haar doel te bereiken. < > Haar baas gaat recht op z’n doel af en komt daarbij vaak nogal lomp over.
~ Haar strategie is ragfijn: ../
de rail/ -s ° Er komt daar een nieuwe tramlijn, de rails liggen er al ../ ° In die bocht loopt vaak een tram uit de rails. ° ‘Tussen de rails’ heet het tijdschrift ../ ≈ We moeten proberen die zaak weer op de rails te krijgen. ° Er zitten niet genoeg rollers/runners aan die rail ../
« ..\ nu de bovenleiding nog. ± Gisteren was er ook weer één ontspoord. « ..\ dat door de NS (Nederlandse Spoorwegen) in de treinen wordt neergelegd. <> Dat zal niet meevallen; ze hebben de boel danig in het honderd laten lopen. « ..\ om die nieuwe gordijnen aan op te hangen. Daar zitten meer haken aan dan aan de oude. Je houdt dus haken over of je komt runners tekort.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 3 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
raken/raakte/geraakt ° De vos werd door verschillende kogels geraakt. ° De bal raakte de paal ../ ° Evenwijdige lijnen raken elkaar niet. ~ ~ ~ ° ° ° ° °
Met die opmerking raak je een gevoelige snaar. Al die kritiek schijnt hem niet te raken. Toen zijn vrouw dat tegen hem zei, reageerde hij geraakt. Hè jakkes, m’n veters zijn in de knoop geraakt. Stil nu even, ik raak steeds in de war. Hij is erg oud en hij raakt nu ook in de war. Door dat uitgaan raakt je studie in het gedrang. ‘Ongehuwd samenwonen’ raakt meer en meer in (gebruik).
° Zo langzamerhand is ze daar bekend geraakt. ° Uiteindelijk zal ze ook weer in het vergeetboek raken ../ de ramp/ -en ° Soms gebeurt de ene ramp na de andere: ../ verschrikkelijke ongelukken. ~ Wat een ramp! Nu regent het ook nog! ~ Ik vond dat concert een regelrechte ramp!
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
II Het raakt hem niet ± Ik denk dat wel vier jagers hem getroffen hadden. < > Dan hebben ook een stel jagers misgeschoten. < > ..\ maar miste het doel. ± Er is nergens een punt waar ze bij elkaar komen, behalve in het oneindige. ± De mensen vinden het niet prettig als je dat zegt. ± Hij laat niet merken dat ‘t hem iets doet. ± Kennelijk was hij pijnlijk getroffen door die woorden. ± Hoe komen die nou zo in de knoop? ± Ik vergis me iedere keer. < > Hij was tot voor kort nog zo helder van geest. ± Je studie krijgt niet genoeg aandacht op die manier. ± ‘t Wordt door steeds meer mensen gedaan. < > Volgens míj raakt samenwonen juist weer uit, mijn nichtjes en neefjes trouwen allemaal heel jong! ± Als het zo doorgaat, wordt ze nog beroemd. ± ..\ en herinnert niemand zich haar naam.
± ..\ eerst een hevige aardbeving, dan een grote overstroming en dan stort er ook nog een vliegtuig neer: allemaal ± Ja, dat moet er ook nog bijkomen! Wat een ellende! ± ‘t Was vreselijk, niet om aan te horen! < > Hoe kun je dat nou zeggen, ik vond ‘t fantastisch, wat een prachtige muziek!
de rand/ -en ° Wat staat die vaas eng dicht bij de rand van de tafel! ° Woon je liever aan de rand van de stad ../ ~ Die laatste koersdaling bracht hem aan de rand van de financiële afgrond. ° De wandeling leidde ons langs de rand van de afgrond. ~ De diepe mentale depressie voerde hem langs de rand van de afgrond. ° Het glas was tot de rand toe gevuld.
° Langs de onderkant van de rok liep een brede, geborduurde rand. ° Als ik een nieuwe bril ga kopen, neem ik er één met een gouden rand. ~ Die moppen van hem zijn vaak op ‘t randje.
< > Zet hem eens middenop! < > ..\ of in het centrum? ± Ik woon ‘t liefst in één van de buitenwijken. ± Het heeft niet veel gescheeld of hij was failliet gegaan. ≥ Aan onze linkerkant hadden we de steile bergwand en rechts keken we het diepe dal in. ± Een tijd lang verkeerde hij op de grens van de waanzin [en geestelijk welzijn]. « Je moest het heel voorzichtig oppakken, anders liep het over. < > Dorstig als hij was, dronk hij het in één keer tot op de bodem leeg. ± Die strook had de vrouw zelf met de hand geborduurd. ± Zo’n montuur is wel duur, maar ik vind ‘t zo mooi! ≥ Je weet wel, niet echt schuin, maar ook niet helemaal ‘netjes’.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 4 de rang/ -en ° Er zijn voor die voorstelling nog plaatsen op de goedkoopste rang te krijgen. ° De hoogste rang in de landmacht is generaal. ° In die landen heb je nog een maatschappij van rangen ../
± In welk gedeelte van de zaal is dat? Voorin, achterin of helemaal aan de zijkant? ± Bij de marine heet die positie admiraal. « ..\ en standen: een klassenmaatschappij dus! ± Er is daar veel verschil tussen de lagen van de bevolking.
^ generaal, kolonel, kapitein, luitenant, sergeant, korporaal, (gewoon) soldaat: de voornaamste rangen bij de landmacht. het rapport/de -en ° Er is een nieuw rapport verschenen over de milieuvervuiling. ° De hoeveelste keer is ‘t nu al dat mensen rapport uitbrengen over die kwestie? ° Drie keer per jaar krijgen de leerlingen een rapport.
° Waarom moeten die soldaten bij de sergeant op rapport komen? de ravage/ -s ° Bij de botsing ontstond een enorme ravage: ../
± Een aantal deskundigen heeft een verslag gemaakt over de laatste ontwikkelingen op dat gebied. ± Er is al ettelijke keren verslag gedaan maar er is nog steeds steeds niet veel veranderd. ± Op de basisschool vertelt de leerkracht hoe het kind zich op allerlei gebied ontwikkelt, in het voortgezet onderwijs is het meestal alleen een cijferlijst. « Wat hebben ze op hun geweten?/Wat hebben ze fout gedaan?
≥ ..\ drie auto’s total loss, de lading van twee vrachtwagens over de weg, 18 kilometer file ../ ± ..\ kortom: een puinhoop! ± Ga die “’rotzooi”’ eens snel opruimen! < > Ik wil dat je kamer over een uur keurig opgeruimd is!
~ Wat is het weer een ravage op je kamer!
de reactie/ -s ° Oxideren is een voorbeeld van een chemische reactie: ../ ° Als je een schep suiker in een glas cola gooit, krijg je een heftige reactie: ../ ° De spreker ontlokte de toehoorders heftige reacties: ../ de reactie/ -s ° Heb je al reacties gehad op je advertentie? ° Dacht je soms dat je van hem een reactie krijgt? ° Ik hoop op een snelle reactie van uw kant.
± ..\ onder inwerking van de zuurstof in de lucht op een metaal heeft omzetting in metaaloxyde plaats. ≥ ..\ de cola stroomt over de rand van het glas heen. «
..\ sommigen liepen zelfs boos de zaal uit.
± Ja , een paar brieven en een heleboel telefoontjes. ± ‘t Zou me verbazen als hij iets van zich liet horen! ± Wil u mij zo spoedig mogelijk uw antwoord sturen?
reageren/reageerde/gereageerd ° Ik wenkte haar en ze reageerde onmiddellijk: ../ ° ‘Niet reageren’, zei ik tegen m’n zusje toen we op straat werden nageroepen ../ ° De mensen reageren heel verschillend op die nieuwe maatregelen: ../ ° Gelukkig reageert de patiënt goed op die medicijnen. het recept/de -en ° Die pillen zijn alleen op recept verkrijgbaar. ° Heb jij voor mij het recept van die cake? ~ Voor dat probleem heb ik ook geen kant en klaar recept.
I & II Deze patiënt reageert niet op antibiotica. « ..\ ze kwam naar me toe. # ..\ en we liepen door alsof we niets gehoord hadden. « «
..\ de één juicht ze toe en de ander is er verschrikkelijk boos om. Eindelijk begint hij op te knappen.
± De apotheker mag ze alleen verkopen op doktersvoorschrift. ≥ Ik wil weten wat ik er voor nodig heb en hoe ik hem moet bakken. ± Ik weet daar ook niet één, twee, drie een oplossing voor!
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 5 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
de receptie/ -s ° De gasten van het hotel melden zich bij de receptie. receptie. ° Na de huwelijksvoltrekking op het gemeentehuis is er een receptie in het hotel daarnaast.
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
«
De receptionist(e) ontvangt ze, schrijft ze in en geeft hun de sleutel van hun kamer. ± Op die ontvangst worden een paar honderd mensen verwacht.
^ de receptie/de balie, de lounge, de bar, de ontbijtzaal, de eetzaal/het restaurant: belangrijke ruimten in een hotel. het recht/de -en ° Volgend jaar gaat ze rechten studeren. ° Soms duurt het erg lang vóór er recht gesproken wordt. ° In 1948 is de universele verklaring van de rechten van de mens opgesteld. ° Ieder mens heeft rechten en plichten. ° Ieder kind heeft recht op onderwijs. ° Wie heeft jou ‘t recht gegeven om die boeken in te zien? ° Ik weet dat je ouder bent dan ik maar daarom heb je nog niet het recht om de baas te spelen! ~ Hij staat volkomen in zijn recht als hij daar bezwaar tegen maakt. ~ Het wordt je soms niet in dank afgenomen als je op je rechten staat. ~ Als je zo weinig van de zaak afweet, heb je dan wel recht van spreken? ~ Die jongen protesteert altijd, met recht ../ ~ Op die zwarte, fluwelen japon komen de diamanten pas goed tot hun recht. ~ Je doet hem geen recht als je zo over hem praat.
recht/ -e ° De kortste afstand tussen twee punten is een rechte lijn. ° Op zo’n lange, rechte weg wordt aangeraden je lichten aan te doen. ° Een rechte hoek is ../ ° Ze is al 90 maar nog recht van lijf en leden. ~ Ik vertrouw hem niet zo erg, hij is niet recht door zee. ≈ Ik heb nu ieders mening gehoord en ik vind dat Hans het bij ‘t rechte eind heeft. ° Zeg, hang dat schilderij eens recht. ° Als je recht voor je uit kijkt, zie je de toren. ° Kom jongens, ga nu recht zitten ../ ° Recht tegenover ons is een bushalte gekomen. ~ Dat meisje gaat recht op haar doel af. ~ Heb je h’m recht op de man af gevraagd of hij mee wil doen? ~ Ik heb hem ‘”recht voor z’n raap’” gezegd dat ik het een rotstreek van hem vond ../ ≈ Geld dat stom is, maakt recht ../
« Ze wil juriste worden. ± De rechter neemt de tijd voor hij uitspraak doet. < > De lidstaten van de Verenigde Naties hebben de plicht deze rechten te waarborgen. ± Er zijn dingen die je mág en er zijn dingen die je móet doen. ± Elke jongen en elk meisje kan daar aanspraak op maken. ± Wie heeft gezegd dat je dat mag? « Je hebt helemaal niets over mij te zeggen! ± Hij heeft de wet aan zijn zijde bij zijn protest. ± Men vindt je lastig als je opeist wat je toekomt. <> Het is vaak makkelijker om van je rechten af te zien. ± Mag je er dan wel over meepraten? < > ..\ of ten onrechte, of hij gelijk heeft of niet. « Zo zie je pas goed hoe prachtig ze fonkelen. ± Dat verdient hij niet, hij is niet zo slecht als jij ons wil laten geloven.
< > Een gebogen lijn is altijd langer. ± Op zo’n weg zonder bochten dwalen de gedachten van de bestuurders namelijk makkelijk af. ± ..\ een hoek van 90°. < > Sommige mensen van die leeftijd zijn krom gegroeid. ± Zij loopt nog kaarsrecht. ± Ik vind hem onbetrouwbaar. ± Volgens mij heeft Hans gelijk. < > Het hangt helemaal scheef. < > Nee, niet zo, je kijkt opzij. « ..\ en kijk allemaal naar het bord. ± Hij is direct aan de overkant van ons huis. ± Ze heeft maar één ding voor ogen: haar diploma. < > Nee, ik heb er alleen langs een omweg op gezinspeeld. «
..\ en dat kon hij in zijn zak steken.
« ..\ wat krom is. ± Met geld kun je alles bereiken!
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 6 rechtdoor ° Als je rechtdoor wilt rijden, moet je in de middelste baan gaan rijden.
± De middelste rijstrook is voor het verkeer dat rechtuit wil.
de rechter/ -s ° Na een gloedvolle verdediging van de advocaat veroordeelde de rechter de verdachte tot ../
«
..\ een veel lagere straf dan de officier van justitie (het openbaar ministerie) had geëist.
^ de rechter, de advocaat, de (openbare) aanklager, de officier van justitie, de griffier: juridische functies/beroepen. de rechterhand/ ° Ik draag mijn trouwring aan mijn rechterhand. ~ De secretaresse is de rechterhand van de directeur.
< > Er zijn ook mensen die die ring aan hun linkerhand hebben. ≥ Hij vertrouwt helemaal op haar; als ze ziek is of met vakantie, weet hij zich geen raad.
^ rechterarm, rechterhand, rechtervoet, rechterbeen, rechteroog, rechteroor, rechterwang, rechterlong, rechterduim, rechterpink: lichaamsdelen waarvan men ook een linker heeft. de rechtervoet/ ° Ik heb altijd moeite om schoenen te vinden die me passen, m’n rechtervoet is iets groter ../ de rechthoek/ -en ° Boeken hebben meestal de vorm van een rechthoek.
>>> rechterhand < > ..\ dan m’n linkervoet.
± Dat is een vierhoek waarvan de zijden twee aan twee evenwijdig zijn, met hoeken van 90°.
^ rechthoek, vierkant, ruit, driehoek, cirkel, ellips enz.: wiskundige figuren. rechts/ -e ° Ben jij rechts of links? ° ° ° ° ~
Kijk, hier rechts op de foto staat mijn broer. De buren rechts (van ons) wonen daar al jaren. In bijna alle landen van Europa houdt het verkeer rechts. Bij het volgende stoplicht moet je naar rechts. In de buurt van het station stonden links en rechts fietsen tegen bomen en lantaarnpalen. ° In de politiek kent men de begrippen links en rechts ../ ° Met ‘klein rechts’ bedoelen we ../ ° ‘Eigen volk eerst’ en ‘Weg met de buitenlanders’ zijn leuzen van de uiterst rechtse partijen. rechtsaf ° Bij dit kruispunt mag je wel rechtsaf ../ rechtstreeks/ -e ° Wordt de wedstrijd rechtstreeks uitgezonden?
° Er gaan treinen rechtstreeks naar Groningen. ° Heen reden we rechtstreeks naar Nice.
± Ik ben uitgesproken rechtshandig, ik doe alles met mijn rechterhand. ± Zijn vrouw staat ook aan de rechterkant. < > Aan de linkerkant zijn net nieuwe mensen gekomen. < > Alleen in Engeland rijdt men links. ± Sorteer maar vast voor voor rechtsaf. ± Waar je ook keek, overal fietsen! ± ..\ voor respectievelijk progressief/vooruitstrevend en conservatief/behoudend. ± ..\ de kleine christelijke partijen in het parlement. ± Gevaarlijk hoor, die nationalistische ideeën!
< > ..\ maar niet linksaf.
± Ja hoor, die komt direct op de TV. < > Nee, we krijgen alleen hoogtepunten te zien, die veel later worden uitgezonden. ± Dan hoeven we helemaal niet over te stappen. < > Terug hebben we er langer over gedaan: toen hebben we een grote omweg gemaakt.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 7 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
de rechtszaak/rechtszaken ° Als de twee partijen niet tot overeenstemming kunnen komen, wordt het een rechtszaak.
± Dan moet de rechter maar bepalen wie er gelijk heeft.
de reclame/ -s ° Er wordt veel reclame gemaakt voor dat nieuwe product. ° Voor en na het journaal is er meestal reclame op de televisie. ° Zo’n kritiek in de krant is geen reclame! redden/redde/gered ° Er is een meisje in het water gevallen maar een buurjongen heeft haar gelukkig gered. ° Bij de scheepsramp werden slechts vijf mensen gered ../ ° Die nieuwe medicijnen hebben het leven van de patiënt gered. ~ Door heel zuinig te zijn kan ze het net redden. ~ Ik denk niet dat ik ‘t nog red om naar je toe te komen. ~ De financiële situatie bij die firma? Daar is geen redden meer aan! ~ Die musical? Het verhaal is flauw en de decors zijn niet mooi maar de dansers redden de hele voorstelling. zich redden/redde zich/zich gered ° Met behulp van touwen konden de toeristen zich redden. ° Hij had zich lelijk in de nesten gewerkt maar met handig praten wist hij zich te redden. ° Hoe gaat ‘t met hem, kan hij zich een beetje redden in zijn eentje? redelijk/ -e ° Een mens is toch een redelijk wezen! ° Als je bij hem iets wil bereiken, moet je met redelijke argumenten komen. ° Vind je J 100,- een redelijke prijs?
° Wees nou eens even redelijk ../ ° Hebben jullie redelijk weer gehad in Schotland? ° En, was hij redelijk op tijd? ° De leraar was redelijk tevreden over de prestaties van zijn leerlingen.
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
≥ Advertenties in de kranten en weekbladen, reclamespots op de radio en TV, posters op de tramhaltes enz. « Zo’n periode van reclame voor allerlei producten noemen we een reclameblok. ± Zoiets is niet bepaald een aanbeveling. II & III Zij heeft hem van de eenzaamheid gered. ± Hij heeft haar op tijd uit het water kunnen halen. < > Andere mensen staken geen hand uit, die zouden haar hebben laten verdrinken! < > ..\ alle andere opvarenden zijn omgekomen. ± Die pillen hebben haar van de dood gered. ± Met dat kleine inkomen is het wel moeilijk om rond te komen. ± Ik ben bang dat ik dat niet voor elkaar krijg. ± Die is echt hopeloos/daar is niets meer aan te doen! ± De dansers zijn fantastisch, die maken alles goed.
± Ze zagen kans zichzelf in veiligheid te brengen. ± Het lukte hem net om uit de problemen te komen. ± Lukt ‘t hem om alleen verder te gaan? < > Nee, ‘t gaat heel slecht met hem, hij kan absoluut niet alleen zijn.
± Je hebt toch hersens om na te denken! < > Hij laat zich niet overtuigen door jouw emotionele smeekbeden. ± Ja, dat kun je voor die fiets best vragen, dat is wel een schappelijke prijs. < > Nee zeg, belachelijk, dat is veel te duur! ± ..\ en denk er rustig over na! < > Je doet altijd zo onredelijk. ± Ja hoor, dat was best aardig. < > Soms is het daar afschuwelijk, regen en storm! ± Zowaar, hij kwam behoorlijk op tijd! < > Meestal is hij veel te laat. ± Hij had ook alle reden om er aardig blij mee te zijn! De meesten hadden een heel goed examen gedaan.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 8 de reden/ -en ° Wat is de reden van zijn vreemde gedrag? ° Ziekte is een geldige reden om te verzuimen. ° Geen directeur kan personeel ontslaan zonder opgave van redenen. ° De Nederlanders hebben over het algemeen weinig reden tot klagen. ° Z’n werk is de voornaamste reden van zijn bestaan. ° Om persoonlijke redenen kan ik niet bij uw jubileum aanwezig zijn. ° Tegenwoordig word je zonder enige reden in elkaar geslagen. de redevoering/ -en ° Aan het begin van het diner hield de jubilaris een lange redevoering, ../
± Waarom doet hij zo raar? ± Als je echt ziek bent, hoef je niet naar school of naar je werk. < > Als je iemand wil ontslaan, moet je duidelijk maken waaróm je dat doet. ± In vergelijking met mensen uit bv veel Afrikaanse landen bestaat er voor hen geen aanleiding om ontevreden te zijn. ± Hij lééft voor zijn werk. ± Persoonlijke omstandigheden verhinderen me u te komen feliciteren. ± Zomaar, zonder dat daar enige aanleiding voor is.
± ..\ er kwam gewoon geen eind aan zijn verhaal. < > Gelukkig waren er alleen nog twee mensen die maar een enkel woordje wilden zeggen.
reeds ° Toen we op het perron kwamen was de trein reeds vertrokken.
± Wat doe je plechtig! Zeg toch gewoon: was de trein al weg!
de reeks/ -en ° Er is een nieuw boek verschenen in die reeks over de Nederlandse schilderkunst. ° De verdachte heeft een hele reeks (van) veroordelingen op zijn naam staan. ° Afgelopen week is er een hele reeks inbraken gepleegd in onze straat. ° 1, 2, 4, 8, 16 ... vormen een meetkundige reeks. ° We kennen ook een rekenkundige reeks: ../
de reep/repen ° Zal ik je boterham in smalle reepjes snijden? ° Dit gordijn is 20 cm te kort; ik ga er een reep bijpassende stof aanzetten. ° Ik heb een reep bij me, wil je ook een stukje?
± Dat is al het tiende deel van die serie. ± Die rij beslaat geloof ik wel drie bladzijden. ± Die aaneenschakeling van inbraken is waarschijnlijk steeds door dezelfde daders gepleegd. ≥ Ieder getal krijg je door het vorige met hetzelfde getal te vermenigvuldigen. ≥ ..\ bv 5, 8, 11, 14 ... Ieder getal wordt gevormd door het vorige met hetzelfde getal te vermeerderen.
< > Nee, snij hem maar doormidden en sla hem dubbel. ± Kijk, deze strook (lange, smalle lap) lijkt me wel geschikt. «
Nee dank je, ik hou niet zo van chocola.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 9 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
de regel/ -s ° Als je pas leert schrijven, is het moeilijk om op de regel te blijven. ° Ik ben klaar met m’n brief aan Jan; schrijf jij er nog een paar regels onder? ≈ Tussen de regels door lees ik dat ze heimwee heeft ../ ° In dat gezin is de belangrijkste regel: op de afgesproken tijd thuis zijn! ° ‘t Schijnt erg moeilijk je in het verkeer aan de regels te houden. ° Volgens de regels van de nieuwe spelling schrijf je paddestoel en pannenkoek! Lekker logisch, hè. ° Roken is hier tegen de regels! ° ‘t Is een leuk spel maar de regels zijn zo ingewikkeld. ≈ We eten in de regel om 6 uur warm. ≈ Als regel staat ze om 7 uur op. ≈ Uitzonderingen bevestigen de regel.
regelen/regelde/geregeld ° Omdat de verkeerslichten kapot zijn, regelt een agent het verkeer. ° Als er bij een aanrijding maar weinig schade is, kun je die ‘t beste onderling regelen. ° Kun je ‘t zó regelen dat we volgende week een dag samen weg kunnen? ° Hij vindt het heerlijk om altijd van alles te regelen ../ ° Als ik iets kan regelen voor de kinderen, ga ik vanavond ook mee. ° Kun jij een band regelen voor dat feest? ° Goed, dat is dan geregeld! ° Regel dát maar met je moeder! Ik bemoei me daar niet mee. de regeling/ -en ° De regeling van het verkeer is een onderdeel van de politieopleiding. ° Als u niet het hele bedrag in één keer kunt betalen, moeten we een regeling treffen. ° Je kunt op dat kantoor alleen maar ‘s morgens van 8 tot 9 terecht, wat een slechte regeling!
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
± Beginners schrijven vaak onder en boven de lijn. «
Een paar regels? Ik schrijf wel een heel kantje, ik heb hem ook ook veel te vertellen! < > ..\ al schrijft ze ‘t niet met zoveel woorden. ± Als je je niet aan die wet/dat voorschrift houdt, zwaait er wat! < > Steeds meer mensen lappen die voorschriften aan hun laars: door rood rijden is aan de orde van de dag en ook andere regels worden voortdurend overtreden. ± Welke gek heeft bepaald dat dat moet? ± Kijk maar, overal bordjes met: verboden te roken! ± ’t Kost tijd om de spelregels goed in je hoofd te krijgen. < > Bij uitzondering wordt het wat later ../ ± ../ maar gewoonlijk zit iedereen om 6 uur aan tafel. < > Een enkele keer mag ze van zichzelf wat langer slapen. ± Op iedere regel is wel een uitzondering! Zo valt er hier wel eens een pak sneeuw in mei! II Een agent regelt het verkeer. ± Met zijn armen en een fluit leidt hij het verkeer in goede banen. ± De schuldige partij kan beter meteen betalen dan dat de politie of de verzekering erbij gehaald wordt: dat kost méér! ± Ja hoor, dat krijg ik wel voor elkaar. « ..\ een echte regelneef dus! ± Maar ik weet niet òf ik oppas kan organiseren op zo korte termijn! ± Goed, ík zorg voor de muziek! ± Prima, dat is afgesproken. ± Probeer háár maar zo gek te krijgen dat ze dat goed vindt!
± Tenslotte moet iedere agent weten hoe hij in geval van nood het verkeer moet regelen. ± Dan moeten we tot een schikking komen, waarbij u zich verplicht maandelijks een vast bedrag te betalen. ± Inderdaad, heel onhandig georganiseerd!
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 10 regelmatig/ -e ° Regelmatige werkwoorden houden zich aan de regels van de vervoeging ../ ° De verkiezingen zijn regelmatig verlopen.
° Je moet regelmatig studeren ../ ° Wat schrijf jij mooi regelmatig ../ ° Ze gaat regelmatig bij haar oma op bezoek. de regen/ ° De eerste dag van onze vakantie kwam de regen met bakken uit de lucht.
° De regen kletterde op het dak van onze tent. ~ Toen de soldaten dichterbij kwamen, vuurde de vijand een regen van kogels op hen af. ~ De organisatoren van het feest kregen een regen van verwijten over zich heen. ≈ Na regen komt zonneschijn. ≈ Je kunt wel geld lenen om die schuld af te betalen, maar zo kom je van de regen in de drup.
< > ..\ onregelmatige werkwoorden moet je apart leren. ± Waarnemers hebben erop toegezien dat alles volgens de regels ging. < > Bij voorgaande gelegenheden werden nogal wat onregelmatigheden geconstateerd. ± ..\ volgens een vast patroon ../ < > ..\ en niet te hooi en te gras, wanneer jij toevallig zin hebt. ± ..\ alle letters even groot en in dezelfde richting ../ < > .. \ in mijn handschrift valt geen orde te ontdekken! ± Haar oma vindt het heerlijk dat ze haar zo geregeld ziet.
< > Gelukkig werd het al gauw droog en de laatste dagen scheen volop de zon. ± Na die hoosbuien van de eerste dag hebben we geen regen meer gezien. # We werden wakker van het lawaai. ± Velen werden door de honderden kogels getroffen. ± Ze werden onder een stortvloed van verwijten bedolven. ± Na slechte tijden komen er weer betere dagen! ± Zo raak je steeds verder in de problemen.
^ regen, hagel, sneeuw: vormen van neerslag. de regenbui/ -en ° We werden overvallen door een regenbui. ° Na de plotselinge regenbui lagen er grote plassen water op straat.
± Onderweg begon het plotseling te regenen: alles nat! ± ‘t Was wat je noemt: kort maar hevig. Na een kwartier was de zon weer terug!
de regendruppel/ -s ° De regendruppels tikken op de paraplu’s ../
1° ..\ en de straten worden kletsnat.
regenen/regende/geregend ° De zon ging weg en al gauw begon ‘t te regenen. ° Gisteren heeft ‘t de hele dag geregend. ~ Na de TV-uitzending regende ‘t telefoontjes van luisteraars om nadere informatie. ≈ ‘t Regent pijpenstelen.
I & II Het regent pijpenstelen ± Al heel snel vielen de eerste druppels. < > Vandaag is het droog. ± Er kwamen in korte tijd wel honderd vragen binnen. ± De regen komt in stralen uit de lucht, ‘t giet!
de regering/ -en ° Na de verkiezingen moet er een nieuwe regering gevormd worden. ° In de huidige regering zijn drie partijen vertegenwoordigd. ° Die problemen moet de regering maar oplossen.
± De koningin benoemt een formateur die de nieuwe ministersploeg moet samenstellen. ± Dat noemen we een coalitiekabinet. ± Dat laten we over aan het landsbestuur.
registreren/registreerde/geregistreerd ° Iedereen staat geregistreerd in ../ ° Moeten we deze boeken nog registreren ../
II De ambtenaar registreert de geboorte (van nieuwe burgertjes) « ..\het bevolkingsregister. ± ..\of zijn ze al in ons systeem ingevoerd?
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 11 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
reiken/reikte/gereikt ° Na de hevige overstroming reikte het water tot aan de vensterbank. ° Reik elkaar de rechterhand! de reis/reizen ° Waar gaat de reis naar toe? ° Maakt u de reis per vliegtuig of per auto? ° Nou, goede reis dan maar! ° Heb jij ook zo’n zin om op reis te gaan? ../ ° Op reis trek ik gauw makkelijke kleren aan.
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
± In laaggelegen huizen kwam het zelfs tot halverwege de ramen. ± De bruid en de bruidegom moeten elkaar de rechterhand geven. ± ± ± « < ± «
≈ Wie verre reizen doet ../ reizen/reisde/gereisd ° De één reist ontzettend graag ../ ° Na drie dagen reizen waren we op de plaats van bestemming. ° Die jongelui reizen en trekken van hot naar her.
De tocht gaat naar Amsterdam. Ik reis altijd met de trein. Ik hoop dat je een fijne trip zult hebben. ..\Lekker weg naar een warm land? Thuis wil ik er altijd netjes uitzien ../ ..\ maar onderweg vind ik dat niet belangrijk. ..\ kan veel verhalen!
I & II Deze man reist veel < > ..\de ander blijft veel liever thuis. ± Drie dagen onderweg zijn is wel vermoeiend hoor! ± Ze gaan de hele wereld over.
de reiziger/ -s ° Dit is het eindpunt van deze trein. Alle reizigers moeten uitstappen.
± De passagiers voor de richting Groningen moeten op perron 3 overstappen.
het rek/de -ken ° Voor de deur van de kledingzaak staat een rek met spijkerbroeken. ° Zet je schoenen maar onderop het rek. ° Als je je fiets in het rek zet, kun je hem beter vastzetten ../ ° Mijn autosleutel hangt aan het rekje ../
± Als ‘t gaat regenen halen ze die metalen standaard gauw naar binnen. ± Er is nog plaats op het onderste schap. < > ..\ dan wanneer je hem tegen een huis of een boom laat staan. ≥ ..\ aan het middelste haakje.
rekenen/rekende/gerekend ° Rekenen is één van de vakken op de basisschool. ° Tegenwoordig rekenen ze al J 35,- voor het voorrijden alleen! ° Op hoeveel mensen rekenen de organisatoren van die conferentie? ~ Als je hulp nodig hebt, je kunt op me rekenen. ° Men rekent Rembrandt tot de grootste schilders aller tijden. ~ Reken maar dat het een groot feest wordt! (.) Of ik zin heb om mee te gaan?
I & II zij rekent op veel gasten III Zij rekent hem tot haar vrienden « Dat zijn soms heel eenvoudige sommetjes als 2+2= 4 en soms ingewikkelde vraagstukken over oppervlakte en rentepercentages. ± Ze laten je daar steeds méér voor betalen. ± Ze denken vast dat er wel een vijfhonderd mensen komen. ± Je kunt er op vertrouwen, dat ik kom helpen! ± Men vindt dat hij bij de allergrootste hoort. ± Ga er maar van uit dat iedereen zal genieten! « Reken maar (van yes)!
^ rekenen, lezen, schrijven, aardrijkskunde, geschiedenis, tekenen enz.: schoolvakken.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 12 de rekening ° Ober, mag ik de rekening? ../ ° De rekening bedraagt J 9,75. ° Er staat één koffie te veel op de rekening ../ ° De klant moet de rekening binnen twee weken betalen. ° Dit rondje is voor mijn rekening! ° Ober, wilt u de rekening opmaken? ° Als je gaat solliciteren, mag je altijd je reiskosten in rekening brengen. ° Zulke plezierritjes maak je maar voor eigen rekening! ° Dat neem ik wel voor mijn rekening! ~ Als jij de kinderen naar bed brengt, neem ik de afwas voor mijn rekening. ≈ Hij heeft me een rotstreek geleverd maar ik zal die rekening nog wel met hem vereffenen. ≈ Bijna altijd is ‘de kleine man’ het kind van de rekening. ≈ Je kunt nu best alleen naar school, per slot van rekening ben je al 10 jaar ../ ° Ik loop even bij de bank langs om te kijken hoeveel ik nog op mijn rekening heb staan. ° Bij welke bank heb jij een rekening? ° Je moet er rekening mee houden dat het in Indonesië erg vochtig èn heet is in die tijd. ° Ze houdt altijd met iedereen rekening: Ria houdt niet van kaas, Jan is vegetariër, enz.
de relatie/ -s ° Er bestaat ‘n goede relatie tussen Marga en haar ouders. ° Hebben John en Maria een vaste relatie? ~ De directeur heeft een relatie met z’n secretaresse. secretaresse. ° Die vrouw heeft allerlei relaties in de zakenwereld. ° Zonder relaties kom je er niet in dat wereldje! ° Zouden die twee gebeurtenissen in relatie staan tot elkaar? ° In welke relatie staan die mensen tot elkaar, ../
« ± ± ±
..\Ik wil graag betalen. Ik moet dus J 9, 75 betalen. ..\ en dus verandert de ober de bon. Dat staat onder aan de nota gedrukt: betalingen binnen veertien dagen. ± Ik trakteer jullie! ± Zeker mevrouw, ik zal alles wat u besteld hebt bij elkaar optellen. < > O, ik dacht dat ik die zelf moest betalen! ± Je mag die kosten declareren. ± Die betaal je maar uit je eigen zak! ± Daar neem ik de verantwoordelijkheid voor op me. ± De afwas doe ík! ± Ik zet het hem nog wel eens betaald! ± Die is meestal het slachtoffer van zo ’n maatregel. < > De ‘grote meneren’ blijven mooi buiten schot. ± ..\ en de school is immers/tenslotte vlakbij! ± Je krijgt tegenwoordig maar zo weinig afschriften, je weet nooit hoeveel saldo je nog hebt. ± Welke bank regelt jouw geldzaken? ± Daar moet je goed aan denken als je je koffer pakt. ± Ze zorgt dat iedereen krijgt wat hij of zij graag lust. < > Nou, ik trek me daar niets van aan; ze eten maar wat de pot schaft!
± Ze hebben een goede band met elkaar. < > Nee hoor, ze gaan alleen af en toe met elkaar uit ../ ± ..\ maar ze zijn niet verloofd of zo. ± Wéér een getrouwde man die een verhouding heeft met een andere vrouw? ± Ze kent daar overal mensen in hoge functies. ± Als je de juiste mensen niet kent, bereik je niets! ± Natuurlijk houden die verband met elkaar, ze hebben alles met elkaar te maken. ≥ ..\zijn ze familie van elkaar of vrienden?
^ bekenden, buren, kennissen, vrienden, familieleden, zakenrelaties: mensen met wie je een bepaalde relatie hebt. de rem/ -men ° De remmen van de vrachtwagen werkten niet ../ ° De chauffeur ging op zijn remmen staan, toen de jongen ineens de straat op rende. ~ Ik vond dat die besluiten wel erg snel genomen werden en daarom heb ik op de rem getrapt. ≈ Wie heel uitbundig is, gooit alle remmen los.
# ..\en dus reed hij door het rode licht. ± Maar hoe hard hij ook remde, hij reed het kind aan. ± De voorzitter was wel boos dat ik de vaart er uit haalde, maar ik wilde eerst alle voors en tegens nog eens goed bekijken. < > Je kunt ook geremd zijn, dan toon je je gevoelens niet zo makkelijk.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 13 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
remmen/remde/geremd ° Als je bij die hoek komt, moet je remmen. ~ Je moet zijn enthousiasme zo af en toe remmen. ~ Als ze eenmaal aan iets begonnen is, is ze niet meer te remmen. rennen/rende/gerend ° De kinderen rennen door het gymnastieklokaal. ° Rennen jongens, dan halen we de trein nog!
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
I & II Je moet (z’n enthousiasme) remmen. # Je kunt niet zien wat er uit die zijstraat komt ../ ± ..\dus moet je vaart minderen. < > Als je hem z’n gang laat gaan, werkt hij zich over de kop. ± Ze werkt aan één stuk door tot het af is.
° Ik ben de hele dag al aan het rennen, van hot naar her.
I Ze is maar aan het rennen. ± Ze vinden het heerlijk om zo te hollen. < > Wat lopen jullie nou te slenteren! ± Schiet toch op! ± Ik loop me maar te haasten om op tijd klaar te zijn.
de renner/ -s ° In de Tour de France zijn vandaag 8 renners afgestapt.
± Die coureurs hadden er genoeg van, ze konden niet meer!
de reparatie/ -s ° De reparatie van die oude TV kost zó veel dat ik beter een nieuwe kan kopen. ° Je moet die dure schoenen bij een goede schoenmaker in reparatie geven.
± Het hoge arbeidsloon maakt het herstel van die oude toestellen zo duur. ± ‘t Is zonde om ze bij zo’n gewone ‘hakkenbar’ te laten maken.
repareren/repareerde/gerepareerd ° De monteur repareert de kapotte motor. ° Ik weet niet of m’n horloge nog gerepareerd kan worden. ° Toen de wet een half jaar oud was, moest hij al gerepareerd worden.
II # ± ±
repeteren/repeteerde/gerepeteerd ° Het orkest moet iedere dag repeteren.
I & II het orkest repeteert (een pianoconcert) ± Volgende week is de uitvoering en ze moeten nog heel wat keren oefenen. ± Voor het examen zullen we hem nog eens herhalen.
° We gaan die moeilijke les een keer repeteren. de repetitie/ -s ° Volgende week hebben we een repetitie van wiskunde. ° Vanavond is de generale repetitie van het toneelstuk ../
de republiek/ -en ° Het staatshoofd van een republiek is een (gekozen) president. ° In 1917 werd in Rusland de republiek uitgeroepen.
het reservaat/de reservaten ° De meeste Indianen van Noord-Amerika wonen in in een reservaat. ° De Vereniging Natuurmonumenten heeft weer een nieuw (natuur)reservaat aangekocht.
De loodgieter repareert de lekkende leiding Na drie uur werk loopt de motor weer als nieuw. Ik zal vragen of meneer de Groot het kan maken. Toen al bleek, dat er allerlei verbeteringen in aangebracht moesten worden.
± Ik zal voor dat proefwerk nog veel moeten leren. « ..\en morgenavond is dan de uitvoering. ± Vanavond is er al publiek bij de proefuitvoering.
< > In een koninkrijk of een keizerrijk (een vorstendom) is de functie van staatshoofd erfelijk. ± De tsaar werd gevangen genomen en vermoord en Rusland is sindsdien een republiek.
± De oorspronkelijke bewoners van dat land zijn door de blanken als ‘t ware opgesloten in die beperkte gebieden, zogenaamd om ze te beschermen. ± ‘t Is een stuk ongerepte natuur dat beschermd moet worden, anders gaat het verloren.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 14 de reserve/ -s ° Aan het eind van de lange winter raken de reserves op. ° Toen ze plotseling een nieuwe wasmachine nodig had, moest ze haar reserves aanspreken. ° Ik houd altijd wel wat geld in reserve ../ ° De nieuwe leraar werd met enige reserve door ons ontvangen.
reserveren/reserveerde/gereserveerd ° Ik heb een kamer gereserveerd voor de eerste nacht van onze vakantie. ° Als dat boek uitkomt, wilt u er dan één voor mij reserveren? ° Op ‘t tafeltje bij ‘t raam staat een bordje: ‘gereserveerd’. de reservering/ -en ° Heb je de reservering van onze zitplaatsen in orde gemaakt?
± De dieren en de mensen hebben hun noodvoorraden dan bijna opgebruikt. ± Tot haar spijt moest ze geld van haar spaarrekening halen. ± ..\achter de hand, noemen ze dat. < > Sommige mensen geven alles direct uit. < > De vorige nieuweling hadden we zonder voorbehoud aanvaard en dat was lelijk tegengevallen. ± Nu keken we eerst de kat uit de boom; hij moest eerst maar eens laten zien wie hij was. II Ze reserveren een plaats in de schouwburg ± In welk hotel heb je die besproken? ± Goed mevrouw, ik zal een exemplaar voor u apart houden. ± Gelukkig dat ze dát tafeltje voor ons vrijgehouden hebben.
± Hou op, die plaatsbespreking heeft me een uur gekost!
het respect/ ° De directeur wordt door iedereen met respect behandeld.
° De manier waarop die jongen tegen zijn moeder praat, getuigt van gebrek aan respect. ° Ik heb groot respect voor de manier waarop hij met zijn verdriet omgaat. ≈ Sorry hoor, met alle respect voor je mening, ik ben het helemaal niet met je eens! respecteren/respecteerde/gerespecteerd ° De directeur wordt door iedereen gerespecteerd.
± Alle personeelsleden hebben diep ontzag voor hem. < > Niemand haalt het in zijn hoofd om een loopje met hem te nemen. ± Zoiets zeg je toch niet tegen iemand voor wie je eerbied hoort te hebben! ± Ik vind het bewonderenswaardig, daar neem ik diep m’n pet voor af. ± Jij mag er over denken zoals je wil, ik vind niet dat je gelijk hebt! II Iedereen respecteert dat beluit. ± Hij staat bij iedereen in (hoog) aanzien. < > Alleen zijn vrouw vindt hem een Jan Doedel. Die kijkt op hem neer. ± Die gevoelens moet je ontzien. < > Als je over die uitgangspunten heenloopt, zul je nooit tot een goede verstandhouding komen.
° Je moet ieders godsdienstige principes respecteren.
de rest/ -en ° Als je 25 door 6 deelt, is de rest 1. ° Saskia kwam als eerste; de rest arriveerde pas een half uur later. ° Je kunt wel zien dat je met klei gewerkt hebt: de resten zitten onder je nagels. ° Alleen m’n regenpak is nat, de rest van m’n kleren is droog. ° Als je zo’n hoge hypotheek neemt, zit je daar voor de rest van je leven aan vast. ~ En de rest hoef ik je zeker niet te vertellen?
± Wat er overblijft, is 1, of 25 = 4 x 6 + 1. ± Ze moest dus een half uur op de anderen wachten. ± Ja, er is nog al wat onder mijn nagels blijven zitten. ± M’n regenpak is wel kletsnat, maar m’n overige kleren zijn droog gebleven. ± Dan moet je betalen, zo lang als je nog te leven hebt. ± Nee hoor, ik kan de afloop van het verhaal wel zelf bedenken.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 15 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
het restje/de -s ° Ik hoef vandaag niet te koken, ik heb nog een restje van gisteren. ° Ze heeft een truitje gebreid van allerlei restjes wol. het restaurant/de -s ° In het restaurant lopen de obers heen en weer tussen de keuken en de gasten. het resultaat/de resultaten ° Ze had urenlang in de keuken gestaan en wat was het resultaat? ‘n Ongare kip en ‘n in elkaar gezakte pudding! ° Hij had hard voor het examen gestudeerd maar de resultaten vielen tegen: maar net voldoende. ° Hebben die urenlange besprekingen nog resultaat opgeleverd? ° Wat heeft al dat gepraat nu voor resultaat? retour ° Op die ongevraagde post zet ik altijd: retour afzender. afzender. ° Ik wil dat stuk wel per ommegaande retour. de retour/ ° Die zangeres is nu echt op haar retour.
± Lekker hoor, zo’n kliekje! ± In de loop van de tijd had ze ‘n heleboel restanten verzameld.
± Iedere dag is het een drukte van belang in die nieuwe eetgelegenheid.
± Dat was alles wat haar zwoegen had opgeleverd. ± Toen hij de uitslag kreeg, was hij teleurgesteld. Hij had maar een zesje. < > Nee hoor, ze zijn volkomen mislukt. ± Wat levert het nu helemaal op?
± Ik stuur die bedelbrieven gewoon terug. ± Lees het en zorg dat ik het direct weer terugkrijg.
< > Er zijn nu weer nieuwe sterren in opkomst. ± Zij heeft haar beste tijd gehad.
het retour(tje)/ de -s ° Ik weet niet of ik een retour(tje) ../
< > ..\of een enkele reis zal nemen. ± Als ik blijf slapen, heb ik zo’n kaartje voor heen en terug helemaal niet nodig.
de revolutie/ -s ° Na de revolutie is er een andere regering gekomen in dat land. ° De uitvinding van dat medicijn betekende een revolutie in de geneeskunde. de revolver/ -s ° Weet jij het verschil tussen een pistool en ‘n revolver?
riant/ -e ° Boven op de berg heb je een riant uitzicht op de wijde omgeving. ° Te koop: riante bungalow, ../ ° Hij heeft een riant salaris en ../ ° Van zijn salaris zouden twéé gezinnen riant kunnen leven.
± Dat is echt een belangrijke omwenteling geweest. ± Die had een ingrijpende ommekeer in de medische wereld ten gevolge.
« Ik weet alleen dat het allebei kleine vuurwapens zijn. >>> het pistool
± Een schitterend panorama zie je daar. < > In mijn eenpersoons hotelkamer heb ik uitzicht op de liftkoker en de binnenplaats: armoedig! ± ..\prachtig gebouwd en schitterend gelegen. # ..\woont dan ook in een vorstelijke villa. < > Er zijn mensen die zich kapot werken voor een hongerloontje! ± Dan zou nóg iedereen alles kunnen kopen wat z’n hartje begeerde.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 16 de rib/ -ben ° De ribben vormen met de rugwervels en het borstbeen de borstkas. ≈ Zo’n dure vakantie is wel een rib uit mijn lijf! ° Een kubus heeft 12 ribben.
richten/richtte/gericht ° ~ ~ ~ ~
De Indianen richten hun pijlen op de cowboys. Iedereen richtte zijn aandacht op de koningin. Deze brief is aan de burgemeester gericht. Ik richt nu het woord tot de jubilaris. Dat krantenartikel is gericht tegen de plannen van de regering. ≈ Dat bedrijf is door de concurrentie te gronde gericht. ° De spreker richt zich tot de jubilaris. ° Met die vraag moet u zich tot de Sociale Verzekeringsbank richten. ° Waarom moet ik me toch altijd naar anderen richten? ° Zeg jij maar wat je wil, ik richt me naar jou. ° De studenten richten zich tegen de voorstellen van de minister. de richting/ -en ° De depressie verdwijnt in de richting van Duitsland. ° De automobilist gaf pas op ‘t laatste moment richting aan. ° Als je van richting wil veranderen, moet je dat aangeven. ~ Je zit met dat antwoord wel in de goede richting: ../ ~ Ze weet nog niet precies wat ze gaat studeren, haar belangstelling gaat in de richting van de gezondheidszorg ../ ° Weet jij van welke politieke richting de nieuwe burgemeester is? de richtingaanwijzer/ -s ° Denk er om, je linker richtingaanwijzer doet ‘t nog.
de riem/ -en ° Ik heb een nieuwe riem bij mijn grijze broek gekocht. ° De hond moet aan de riem ../ ° Toen hij midden op het meer was, verloor hij zijn riemen. ≈ We zullen moeten roeien met de riemen die we hebben.
± Als je één of meer van die gebogen botten breekt, is dat erg pijnlijk bij het ademhalen. ± Zo’n grote uitgave kan ik maar een enkele keer doen! ± Als je er bovenop kijkt, zie je 4 van die lijnen die de grens vormen tussen 2 vlakken. I Je moet goed richten! III Je richt deze brief aan B & W van Zoetermeer ± De cowboys schieten in de richting van de Indianen. ± Aller ogen waren op haar gevestigd. ± Wie heeft die brief aan hem gestuurd? ± Ook ik wil hem kort toespreken. ± ‘t laat zien dat de auteur het niet eens is met die plannen. ± De grote bedrijven hebben het kapot gemaakt. ± Hij gaat hem nu toespreken. ± Als u zich tot die instantie wendt, krijgt u een deskundig antwoord./Die vraag kunt u beter aan iemand van de S.V.B. stellen. < > Ik wil ook wel eens mijn eigen zin doen. ± Ik hoef toch niet steeds te doen wat een ander wil? ± Jij hebt ‘t voor ‘t zeggen, ik sluit me erbij aan. ± Ze verzetten zich fel tegen die plannen.
± Hij trekt naar het Oosten weg, de kant van Duitsland op. ± Vlak voor de kruising liet hij zien welke kant hij op ging. ± Ook fietsers moeten laten zien dat ze ‘n andere kant opgaan. < > ..\‘t is niet helemáál juist, ../ ± ..\’t komt er wel dicht in de buurt. # ..\dus het zal wel medicijnen worden of farmacie. ± Ik heb gelezen dat hij van liberale huize is/een liberale denkwijze heeft.
≥ Die had ik aangezet toen ik wilde inhalen en naar de andere rijbaan ging. Vergeten uit te doen, sorry!
± Ik vind zo’n ceintuur mooi staan en lekker zitten: je broek zakt tenminste niet af! < > ..\maar hij loopt veel liever los. ± ..\hij heeft een hekel aan die lijn. « Hoe moest hij toen met zijn roeiboot aan de wal komen ../ ± ..\zo zonder roeispaan? ± Eigenlijk hebben we beter gereedschap nodig maar we zullen ‘t moeten doen met de spullen die we hebben.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 17 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
de rij/ -en ° Er staan vier rijen woorden op het bord. ° Er stond een rij bomen langs die weg. ° Er staat een lange rij (mensen) voor het loket. ° In het theater wil ik op de eerste rij zitten. ° Ga nu eens netjes in de rij staan , ../ ° In Engeland staan de mensen bij een bushalte netjes in de rij te wachten om in te stappen. ≈ Ik heb zoveel informatie, ik moet nu even alles op een rijtje zetten en dan beslissen. ≈ Zeg, heb jij ze wel allemaal op een rijtje?
het rijbewijs/de -zen ° O jee, ik heb m’n rijbewijs thuis laten liggen ../ ° Heb jij nu al je rijbewijs gehaald?
(.) Zijn jullie in één dag naar Budapest gereden? (.) Wie hebben er dan gereden? rijden/reed/gereden (hebben & zijn), vervolg ° Als je zóndag naar Haarlem gaat, rijd ik je wel. ° De directeur rijdt (in) een grote Mercedes. ≈ Waarom zou je hem in de wielen rijden? ≈ Toen hij voor de derde keer een scheve schaats had gereden, werd hij ontslagen.
± Eén zo’n kolom bestaat uit tien woorden. ± Er stonden wel dertig bomen naast elkaar. ± Ik geloof dat er wel 12 mensen achter elkaar staan. ± Helemaal vooraan kan ik alles goed zien en verstaan. < > ..\ jullie hebben lang genoeg door elkaar gehold. < > In Nederland zie je vaak een kluwen mensen zich verdringen om als eerste binnen te komen. ± Ik moet eerst orde scheppen in wat u me allemaal verteld hebt. < > Het is nu nog een grote chaos in mijn hoofd. ± Ben je wel goed bij je verstand? Hoe kom je bij zo’n krankzinnig voorstel? ../ < > ..\ je lijkt wel van Lotje getik/niet goed wijs!
« ..\dus ik ga even terug om dat papiertje te pakken. ± Het is me nog steeds niet gelukt om voor m’n rijexamen te slagen.
rijden/reed/gereden (hebben & zijn) ° Er rijden treinen tussen Den Haag en Leiden ../ ° Vandaag rijden er geen bussen. ° Wie rijdt (er)? ° Op zondagmorgen gaan veel mensen in Meijendel rijden. ° M’n nieuwe fiets rijdt heerlijk licht ../
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
± ..\en er gaan ook bussen. < > Wegens een staking blijven ze in de remise. ± Jan zit achter het stuur. ± Dan maken ze een rit te paard op de ruiterpaden in het bos en door de duinen. « ..\ik hoef nauwelijks te trappen, hij gaat bijna vanzelf! ± M’n oude fiets trapte juist heel zwaar. « Ja. En dat haalden we makkelijk hoor! « Nou, het eerste stuk Clara en het tweede stuk ikzelf.
± Zondag kan ik je met de auto naar Haarlem brengen. ± Zelf gebruik ik een klein Fiatje om me te verplaatsen. < > Laat hem z’n gang toch gaan! ± ‘t Is vervelend als iemand je tegenwerkt. ± Zijn baas was woedend dat hij nu wéér ontoelaatbare dingen had gedaan.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 18 rijk/ -e ° Die mensen hebben veel geld, ze zijn rijk. ° Rijke landen hebben de plicht om ../ ° Dát is nog eens een rijk interieur! ° Sommige landen zijn rijk aan natuurschoon ../ ° Toen de arme vrouw een prijsje in de loterij won, voelde ze zich heel even rijk. ~ Hij voelde zich met zijn nieuwe fiets de koning te rijk.
° Een rijk geïllustreerd boek over rijk gemeubileerde landhuizen. het rijk/de -en ° In de zestiend eeuw behoorden de Nederlanden tot het rijk van Karel de Vijfde. ° Bij welke overheid werk je eigenlijk? Bij het rijk, ../
± Hoe vermogend zijn ze eigenlijk, zijn ze miljonair? < > ..\de arme landen te helpen hun economie op te bouwen. ± Aan alles kun je zien dat ‘t veel geld gekost heeft. < > ..\maar arm aan mineralen. ± ..\ze hebben volop prachtige natuur. ± Nu kon ze één keer in haar leven eens iets moois kopen zonder naar de prijs te hoeven kijken! ± Dolgelukkig was hij ermee! < > Een week later voelde hij zich bekocht: net een nieuwe fiets, nu al kapot. ± Er staan heel veel mooie foto’s in van weelderig ingerichte villa’s.
± De zeven provinciën waren toen een onderdeel van het gebied waar Charlemagne regeerde. « ..\de provincie of de gemeente? ± Ik werk sinds een paar maanden bij de rijksoverheid, op het departement van Justitie. < > Daarvóór wás ik geen ambtenaar. Toen werkte ik bij een particulier bedrijf. ± Die horen immers thuis in sprookjesland, ze zijn allemaal verzonnen! ± Heerlijk hoor, zo met z’n tweetjes!
~ Die mooie verhalen zullen we maar naar het rijk der fabelen verwijzen. ≈ Toen de gasten vertrokken waren, had het bruidspaar eindelijk het rijk alleen. de rijkdom/ -men ° De rijkdom van West-Europa staat in scherp contrast tot ../ ° Gezondheid is van onschatbare waarde, daar wegen alle aardse rijkdommen niet tegenop!
< > ..\de armoede van de derde wereld. ± Wat een overvloed hier in het westen! ± Een goede gezondheid is immers meer waard dan welke materiële bezittingen dan ook.
rijkelijk ° Hij moet hard werken maar wordt er rijkelijk voor beloond. ° Strooi vervolgens rijkelijk peper op het vlees.
± Hij wordt er ruimschoots voor betaald. < > Bij hem is het heus niet: stank voor dank. ± Ja toe maar, strooi er maar flink wat peper op!
de rijksdaalder/ -s ° De rijksdaalder (een riks)is een munt met een waarde van f 2,50.
«
^ rijksdaalder, gulden enz.
Lang geleden had je ook een daalder, maar dat is geen munt meer, alleen een bedrag van ƒ 1,50. ‘ Op de markt is je gulden een daalder waard!’
>>> de gulden
de rijksweg/ -en ° Een rijksweg is een weg die door het rijk aangelegd is en onderhouden wordt.
«
Er zijn ook provinciale wegen en lokale wegen.
de rijst ° In warme, vochtige streken kan men rijst verbouwen. ^ In ons klimaat teelt men andere soorten graan, zoals gerst, haver, rogge en tarwe.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 19 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
het rijtje >>> de rij het rijwiel/de -en ° Het woord rijwiel wordt alleen nog gebruikt in het ‘rijwielpad’ en in bekeuringen.
± In alle andere gevallen zeg je fiets.
^ rijwiel/fiets, motor(fiets), auto, bus, tram, trein, schip/boot, vliegtuig, helikopter: vervoermiddelen. de ring/ -en ° Wat een mooie ring heb je aan je vinger! ° Die twee hebben nu een vaste relatie, ze gaan ook ringen kopen.
« Ja, die hoort bij deze armband. ≥ Dat is om te laten zien dat ze een stel vormen.
^ de ring, de armband, de broche, de (hals)ketting/het collier, de oorbel: de sieraden. ° Om de houten ton stevig te maken, zitten er een paar ijzeren ringen omheen. ° Op de ring Rotterdam staan 8 files.
± Die banden zorgen ervoor dat de ton niet uit elkaar valt.
° Een boks wedstrijd vindt plaats in een ring. ≈ Die kinderen zien er altijd uit om door een ringetje te halen. de ringvinger/ -s ° Ze heeft een ring aan haar ringvinger ../
± Het verkeer op de weg om Rotterdam heen staat helemaal vast. ± Je zou denken dat ze op een rond podium vochten, maar dat ’strijdtoneel’ is juist vierkant. ± Tot in de puntjes verzorgd, echt keurig!
«
..\en ook één aan haar pink en aan haar middelvinger.
^ duim, wijsvinger, middelvinger, ringvinger en pink: de namen voor de vijf vingers. de ringweg/ -en ° Om de meeste steden is een ringweg aangelegd.
rinkelen/rinkelde/gerinkeld ° Ik hoor de telefoon rinkelen, neem jij op? ° Vijf zilveren armbanden rinkelen om haar pols.
de rits/ -en ° De rits van mijn jack is kapot.
# Dan kan het doorgaande verkeer om de stad heen en hoeft het niet meer door het centrum. ± Men noemt zo’n weg ook wel rondweg. I de oude telefoon rinkelt ± ‘k Ben al onderweg, ik hoorde hem ook gaan. ± Bij iedere beweging die ze maakt hoor je dat zacht tinkelend geluid.
«
Gelukkig zitten er ook knopen aan, dus ik kan het toch dichtdoen.
^ ritsen, knopen, drukknopen, klittenband, gespen, veters: sluitingen voor kleding en schoenen. de rivier/ -en ° Doordat er deze winter zoveel sneeuw gevallen is, zullen in de lente de rivieren overstromen. ° De Rijn is een grote rivier ../
≥ Langs die ‘waterwegen’ moet al ‘t smeltwater van de bergen naar de zee stromen. « ..\die zijn bron in de Alpen heeft en in de Noordzee uitstroomt.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 20 roepen/riep/geroepen ° Waarom sta je nou te roepen? ° ‘Help! Help!’, roept de man die in het water ligt. ° Moeder roept haar zoon, die buiten speelt: ../ ° Roep jij Anna even? Er is telefoon voor haar. ° Ik moet morgen vroeg op school zijn, roep je me om 7 uur? ° Het kleine meisje heeft pijn en roept om haar moeder. ° Als er een belangrijk besluit genomen moet worden, roept de directeur de OR bij elkaar. ° Toen ‘t hem zelf niet lukte, riep hij de buurman te hulp. ~ Hij voelt zich geroepen om z’n vriend te helpen. ~ Iedereen roept over dat nieuwe boek. ≈ Iedere keer wéér waarschuw ik jullie maar ik ben net een roepende in de woestijn ../
het roer/de -en ° Bij een schip wordt de richting bepaald door het roer ../ ° Aan het roer staan betekent dan ook ../ ~ Wie staat hier aan het roer? ≈ Nu de omstandigheden gewijzigd zijn, zullen we het roer moeten omgooien. roeren/roerde/geroerd ° De kok roert in de soep ../ ° Ze roert haar koffie met een lepeltje ../ ° De tamboer roert de grote trom. ~ ‘Hij roert de grote trom’ zeg je van iemand ../ ° Na een jarenlange onderdrukking begon het volk zich te roeren. de rok/ -ken ° Een enkele keer draag ik een rok. ° Je moet bij die grijze rok ../
I & II Ze staat maar te roepen! Wat zou ze toch roepen < > Ik sta vlak naast je. Als je fluistert, versta ik je ook! ± Hoe hard hij ook schreeuwt, niemand komt ‘m te hulp. « ..\‘Jan, kom je? Het eten is klaar!’ ± Goed, ik ga haar wel waarschuwen. ± Ja hoor, om 7 uur zal ik je wekken. ± Als die niet meteen komt, gaat ze nog harder gillen. ± Hij wil dan met de ondernemingsraad vergaderen. ± Hij vroeg of de buurman hem wilde helpen. ± Hij vindt dat hij hem moet steunen. ± Vind jij het ook zo buitengewoon goed? < > Eerlijk gezegd vind ik er niets aan! « ..\ niemand luistert naar m’n wijze raad! < > Wanneer zullen mijn waarschuwingen nu eens serieus genomen worden?
± ± ± ±
..\en bij een auto door het stuur. ..\besturen. Wie heeft hier de leiding? We zullen een andere koers moeten varen/een ander beleid moeten gaan voeren.
II # # ± ± ±
De kok roert (in) de soep ..\om te voorkomen dat die aanbrandt. ..\om de suiker op te lossen. Vol overgave slaat hij op de zware trommel. ..\die het hoogste woord heeft. Eindelijk kwamen ze in opstand tegen de dictatuur.
< > Meestal trek ik een broek aan, dat zit veel lekkerder! « ..\een mooie, witte blouse kopen.
^ de rok, de blouse, de japon/jurk: typische vrouwenkleding. ° De solist droeg tijdens zijn optreden een rok.
± Je weet wel, zo’n zwarte jas, die van voren kort is en van achteren twee lange panden heeft, net de staart van een zwaluw.
roken/rookte/gerookt ° De schoorsteen rookt ../ ° De open haard gaat roken als je er nat hout op gooit. ° Ik hoef geen asbak hoor, ik rook niet. ° Roken is heel slecht voor je gezondheid. ° Vroeger rookte ik een paar sigaretten per dag. ° Als ze in zo’n kustplaats vis aan ‘t roken zijn, ruikt dat zo lekker.
I & II Zij rookt helemaal niet meer en hij rookt geen pijp meer. « ..\ als de kachel brandt. ± Dan brandt hij niet goed en dan gaat hij walmen. ± Ik steek nooit een sigaar, een sigaret of een pijp op. ± Toch zijn er nog veel mensen die tabak gebruiken. ± Nu neem ik heel af en toe een paar trekjes. ± En gerookte vis is ook heerlijk om te eten.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 21 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
de rol/ -len ° Het vrouwtje koopt één rol toiletpapier ../ ° Ik koop 10 rollen behang ../ ° Heb jij misschien een rolletje blauw garen voor me? ° Ik heb wel foto’s gemaakt in de vakantie maar ik heb ‘t rolletje nog niet weggebracht. ~ De voorbereiding voor het feest loopt op rolletjes. ~ Op zaterdagavond gaan die jongens nog al eens ° De acteur heeft al veel mooie rollen gehad. ~ De commissie speelt een bemiddelende rol in het conflict tussen werkgevers en werknemers. ~ Hij heeft een belangrijke rol gespeeld in het succes van dat bedrijf. ~ De leraar probeerde een strenge toespraak te houden maar hij viel telkens uit zijn rol ../
« « ± ±
..\en een keukenrol. ..\ want ik heb 30 banen nodig. Ik wou mijn rok afmaken en nu is mijn pijpje leeg. Ik zal het filmpje morgen naar de fotograaf brengen.
± Alles gaat naar wens, ‘t loopt gesmeerd. ± Dan drinken ze (te) veel bier, bezoeken een paar disco’s en aan de rol. geven veel geld uit. ± Op ‘t ogenblik speelt hij Hamlet in het toneelstuk van Shakespeare. ± Ze probeert de partijen tot overeenstemming met elkaar te brengen. ± Grotendeels dank zij hem is die zaak zo groot geworden. «
rollen/rolde/gerold ° ° ° °
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
..\en schoot in de lach.
I de bal rolt weg II Hij rolt een shagje < > Pas bij de muur blijft hij stilliggen. ± ..\en draait zich dan weer op zijn rug. ± Voorzichtig, anders valt alles van de tafel op de vloer. ± Doordat ze hem steeds door de sneeuw wentelt, wordt de bal steeds groter. ± Ze wikkelt hem helemaal in de deken.
De bal rolt over de grond. De baby rolt op zijn buik ../ Pas op, dadelijk rolt alles op de grond. Nellie rolt de sneeuw tot een grote bal.
° De moeder rolt haar zieke zoontje in een deken en haast zich naar het ziekenhuis. ° Wil je een sigaretje rollen?
« Hier zijn m’n shag en m’n vloetjes. ± Graag, ik vind ‘t altijd gezellig om een shagje te draaien.
de rolstoel/ -en ° Zuster, pakt u even een rolstoel?
# Deze patiënt kan niet lopen en hij moet naar de röntgenafdeling.
de roltrap/ -pen ° Ga je met de roltrap naar boven ../
< > ..\of ga je lopen? « Geen van beide, ik neem de lift!
de roman/ -s ° De schrijver heeft in zijn laatste roman de levens van verschillende mensen in één verhaal samengebracht. romantisch/ -e ° Een wandeling met je geliefde in de maneschijn, wat romantisch! ° Wat denk je van een romantisch dineetje ../
± Zo is het een spannend verhaal geworden, veel boeiender dan een biografie.
± Het is net een verhaal uit een boek! «
Romeins/ -e ° Caesar was één van de Romeinse keizers. ° Op de schoorsteen staat een klok met Romeinse cijfers.
..\bij kaarslicht, met zachte muziek, ‘n glaasje wijn en wij samen ......
± Hij was de eerste keizer van de Romeinen. ± Dat zijn de cijfers die in de Romeinse tijd gebruikt werden. < > De ‘gewone’ cijfers zijn Arabisch.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 22 de romp/ -en ° Het menselijk lichaam bestaat uit de romp, ../ ° Bij een schip zonder masten en kiel spreek je ook over een romp ../ ° Bij een vliegtuig hebben we het over de romp ../
« ..\het hoofd en de ledematen (armen en benen). ± ..\of een casco. «
rond/ -e ° In het restaurant staan ronde tafels, ../ ° Zie je die grote, ronde taart? ° Is de zaak nu rond?
..\de staart en de vleugels.
< > ..\ vierkante en ook een paar rechthoekige. « Die kun je best in 12 punten verdelen. ± Ja, alles is geregeld/voor elkaar.
rond/ -e, vervolg ~ Je moet rond voor je mening uitkomen.
° Het kopje viel en de stukken vlogen in ‘t rond.
± Zeg maar gerust wat je ervan vindt, maak van je hart vooral geen moordkuil. < > Ik vind het vervelend als mensen hun mening angstvallig vóór zich houden. ± Overal sprongen de stukjes naar toe.
rond ° Ik ga meestal rond 11 uur naar bed. ° De temperatuur schommelt rond de 12°C. ° Er staan mooie oude bomen rond het huis.
± Om een uur of 11 ben ik moe. ± ‘t Is steeds zo om en nabij de 12°C. ± Die staan er al heel lang om het huis heen.
ronddraaien/draaide .. rond/rondgedraaid (hebben & zijn) ° In een heel uur draait de grote wijzer van de klok helemaal rond. ° Mijn gedachten bleven maar in een kringetje ronddraaien. ° Bijna alle attracties op de kermis draaien rond: ../
rondgaan/ging .. rond/rondgegaan (zijn) ° Zal ik nog eens rondgaan met de koekjes? ≈ Zal ik met de pet rondgaan ?
± Hij beschrijft in die zestig minuten een hele cirkel. ± Ik kwam niet tot een besluit. ± ..\ de draaimolen en de zweefmolen, het reuzenrad en de achtbaan, alles draait om zijn as of gaat over de kop. # Ik word er helemaal draaierig/duizelig van! II Zal ik nog ‘s rondgaan met de fles? >> gaan ± Nee, bied iedereen nu maar een bonbon aan. ± Goed idee, als jij bij iedereen geld ophaalt, dan kunnen we allemaal samen een mooi cadeau kopen.
het rondje/de -s ° Teken hier maar een rondje. ° Na het eten gaat hij altijd een rondje lopen. ° Toen de kroegbaas jarig was, gaf hij ‘n rondje van de zaak. rondkijken/keek .. rond/rondgekeken ° Ze kijken rond en zien een tafeltje bij het raam.
± Goed, dat is een mooi cirkeltje! ± Dat ommetje is goed voor de spijsvertering. ≥ Alle klanten kregen wat te drinken op zijn kosten.
(.) Dag mevrouw, kan ik u helpen of ../
I Ze kijken rond, is er nog iets vrij? >> kijken ± Ze kijken nog eens om zich heen, maar er is geen ander tafeltje vrij. « ..\wilt u eerst wat rondkijken?
rondom ° Rondom het kasteel ligt een slotgracht. ° De taart was rondom versierd met slagroom en vruchtjes.
± Die gracht ligt dus helemaal om het kasteel heen. ± Langs de hele rand lagen mandarijntjes en toefjes slagroom.
de röntgenfoto/ -’s ° De dokter ziet op de röntgenfoto ../
«
..\dat het bot gebroken is.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 23 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
rood/rode ° Vader koopt een rode das ../ ° De docent pakt zijn rode pen ../ ° Tegenwoordig wordt rood haar mooi gevonden.
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
« ..\bij zijn grijze pak. « ..\om het werk van de cursisten te corrigeren. ± Je kunt je haar in allerlei tinten rood verven, van donker kastanje tot oranje! < > Witte bloedlichaampjes beschermen het lichaam tegen ziekteverwekkers zoals bacteriën. ± ..\ of ze krijgen een kleur als vuur.
° Rode bloedlichaampjes bevatten ijzer en kunnen daarmee veel zuurstof vasthouden. ° Sommige mensen worden heel gauw rood (in hun gezicht), je hoeft ze maar aan te kijken ../ ~ Die man bezit geen rode duit, ../ ° Aan het eind van de maand zal ik wel weer rood staan bij de bank. ~ Voor veel mensen is linkse politiek hetzelfde als het rode gevaar!
± ..\hij is straatarm, hij heeft geen rooie cent. < > ‘t Lukt me maar niet om eens een keer geld over te houden. ± Iedere maand wéér is mijn saldo negatief. ± Die zien alle progressieve politiek als revolutionair, socialistisch, communistisch.
de roodhuid/ -en ° De blanken noemen de Indianen Roodhuiden.
< > De blanken heten bij de Indianen Bleekgezichten.
^ roodhuiden, blanken, negers, kleurlingen: mensentypen. de rook/ ° Meneer Muller blaast de rook van zijn sigaar uit. ° Er komt witte rook uit de schoorsteen van de Sint Pieter. ~ Voorburg ligt onder de rook van Den Haag. ~ Al zijn verwachtingen zijn in rook opgegaan. ≈ Waar rook is, is vuur, nietwaar? >>> geruchten de rookwolk/ -en ° Het huis staat in brand, dikke rookwolken komen uit de ramen. rooms-katholiek/ -e ° De paus is het hoofd van de rooms-katholieke kerk, hij zetelt in het Vaticaan in Rome.
± « ± ± ± #
Na een poosje staat de kamer blauw van de damp. Er is een nieuwe paus gekozen! Rijswijk ligt ook heel dicht bij de regeringsstad. Er is werkelijk niets van terechtgekomen. Er zal heus wel wat wáár zijn van al die geruchten. Zo’n verhaal kan toch niet helemaal verzonnen zijn?
«
Plotseling zien we ook de vlammen om zich heen grijpen.
< > De Oosters-orthodoxe kerken kennen verschillende patriarchen ../ < > ..\en de protestantse kerken erkennen zo’n eenhoofdige leiding niet.
^ de rooms-katholieke kerk, de Oosters-orthodoxe kerk en de protestantse kerken zijn drie organisaties die het christelijk geloof uitdragen. de roos/rozen ° Annie plukt een roos en ../ ° Mooi hè, zo’n boeket rode rozen! ~ De baby slaapt als een roos. ≈ Als je die baan krijgt, zit je de komende jaren op rozen.
« ± ± ±
..\zet hem in een vaasje. Die bloemen zijn prachtig en ze geuren ook heerlijk! Hij ligt heerlijk te slapen. Dan hoef je je voorlopig geen zorgen te maken, jouw bedje is gespreid!
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 24 de roos/rozen, vervolg ≈ Er zijn nu eenmaal geen rozen zonder doornen. ≈ Haar weg gaat bepaald niet over rozen! ° Als je in de roos schiet, krijg je het hoogste aantal punten. ≈ Het boek dat ik voor haar meebracht, bleek een schot in de roos.
± Alle dingen hebben ook hun schaduwkant! ± Iedere keer weer heeft ze tegenslag! ± Dat is dan ook het moeilijkst, precies het middelpunt van de schietschijf treffen! ≥ Ze wilde het dolgraag hebben maar ze was er nog niet toe gekomen het te kopen. ± Dolblij was ze ermee! < > Haar moeder vond het maar niks, dat zag ik aan haar gezicht.
de roos/ ° Zo’n zwart colbert is prachtig maar je moet geen last hebben van roos!
± Die witte schilfers van je hoofdhuid bederven het hele effect!
rose of roze ° Welke rozen zal ik nemen, de rose ../ ° Roze staat haar beeldig. ~ Die man bekijkt de wereld door een rose bril.
< > ..\of deze donkerrode? ± Die zachtrode kleur past bij haar. ± ‘t Is een optimist, hij ziet van alles de zonnige kant. < > Ik heb een hekel aan pessimisten die van alles de sombere kant zien.
rot/ -te ° Dat rotte plekje in die appel kun je er wel uit snijden. ~ Er zitten veel rotte elementen in die partij. ° ‘”Ze schrok zich rot’”, toen haar ex ineens voor haar deur stond. ° Wat ‘”rot’” voor je, dat je fiets gestolen is! ° Hij voelde zich behoorlijk rot. ~ Ik heb me ‘”rot’” gelachen om dat verhaal!
< > De rest is nog helemaal gaaf. ± Alleen dat kleine stukje is bedorven. ± Het wordt tijd dat die corrupte mensen er uitgezet worden. ± ‘Hemel, ik schrik me beroerd/kapot’, stamelde ze. ± Ja, ‘t is ellendig, ik kan ‘m niet missen! ± Hij had net ruzie gehad en dat zat hem nogal dwars. ± Iedereen lachte zich trouwens wild.
de rotanstoel/ -en ° Mijn moeder zit in een rotanstoel bij de kachel.
± Die stoelen van Spaans riet zijn nu heel populair.
^ stoelen, tafels, kasten, bedden, dressoirs: meubilair. de rotonde/ -n, -s ° Op steeds meer kruispunten wordt ‘n rotonde aangelegd.
± Op die verkeerspleinen zijn stoplichten overbodig.
de rover/ -s ° De gewapende rovers namen juwelen mee ter waarde van J 100.000,-.
± De dieven/overvallers zijn er met een flinke buit vandoor gegaan.
de rover/ -s, vervolg ^ dieven, overvallers, gijzelnemers, fraudeurs, messentrekkers, moordenaars, aanranders: misdadigers. het rozenperk/de -en ° In het midden van de tuin is een rozenperk met gele, rode en rose rozen. rubriceren/rubriceerde/gerubriceerd ° In de bibliotheek delen ze de informatieve boeken op rubrieken in, rubriceren heet dat; ../
± Om dat bed met rozen heen is een groot grasveld.
II & III Ze rubriceren Bonobo’s onder de meest sociale mensapen. < > ..\ romans zijn alfabetisch geordend op naam van de schrijver.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 25 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
de rubriek/ -en ° De rubriek ‘Buitenland’ staat op pagina 5 van deze krant.
± Boven aan die bladzijde staat met vette, grote letters het woord ‘BUITENLAND’. Je vindt er alle artikelen die over het buitenland gaan. ± Dat stuk van de krant zoek ik als eerste op: er staan leuke recepten in en artikelen over wijnen en zo.
° In dat tijdschrift staat altijd een rubriek die over eten gaat.
^ Binnenland, Buitenland, Economie, Onderwijs, Kunst en Cultuur, Eten en drinken ...: rubrieken/afdelingen in kranten en weekbladen. de rug/ -gen ° Bij de mens is de rug ../ ° Hoe slaap jij ‘t liefst? Op je rug ../ ° Ik ga morgen naar de dokter, ik heb al een paar dagen pijn in mijn rug/last van mijn rug. ° De vrouw die met haar rug naar me toe stond, was een oude vriendin van me. ° De voetballer werd in de rug aangevallen en viel voorover. ~ Na drie dagen keerden we de stad de rug toe. ~ We moeten dat feest achter zijn rug om voorbereiden ../ ~ De examens zijn weer achter de rug. ~ Gelukkig, die ellende heb ik achter de rug. ° Ziezo, de rug en de mouwen van mijn trui zijn klaar ../ ° De titel staat met gouden letters op de rug van het boek. ~ Een ‘”rooie rug’” is eigenlijk groen. de ruggengraat/ -graten ° Als kinderen steeds verkeerd zitten, vergroeit hun ruggengraat. ≈ Vooruit, toon eens een beetje ruggengraat!
ruiken/rook/geroken ° ° ° °
Wat een prachtige rozen, ruiken ze ook? Ik heb een hekel aan uien bakken, dat ruikt zo! Mmm, ‘t ruikt hier goed! Je bent zeker gisteravond in de kroeg geweest, je haar ruikt naar de rook!
± ..\de achterkant van het lichaam. < > ..\of op je buik? # Er is iets mis met één van mijn wervels, denk ik. < > Ik tikte haar op de schouder en toen keek ze me pal in ‘t gezicht. ± Het is toch verboden om van achteren aan te vallen! ± We verlieten de stad en gingen naar buiten. « ..\hij mag er niets van merken ± Die zijn gelukkig voorbij. < > Nu staat de vakantie voor de deur. < > Ik hoop, dat ik nu een leuke tijd voor de boeg heb. < > ..\ nu moet ik nog het voorpand breien. ± Je kunt die achterkant goed zien als ‘t boek in de boekenkast staat. ± Zo’n bankbiljet van ƒ 1000,- was heel vroeger rood.
± Er ontstaat dan een afwijking in hun wervelkolom. ± Wees nou eens flink en zet door! < > Slappelingen zijn er genoeg op de wereld! I & II Deze rozen ruiken heerlijk. II Ze ruikt naar sigarenrook ± Nou en of, ze geuren heerlijk! ± Die uienlucht is zo sterk! ± Wat hangt hier een heerlijk luchtje! ± Zeg maar gerust dat het ernaar stinkt!
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 26 ruiken/rook/geroken ° Ruiken doe je met je neus, ../ ° ‘Ik ruik patat!’, riep Hans blij ../ ° De gasten van ‘t hotel ruiken dat ze vandaag vis krijgen. ° Ankie ruikt aan de roos. ~ We hebben in die les alleen maar even aan de geschiedenis van Zuid-Afrika geroken. ~ De paarden ruiken de stal. ~ Direct toen hij het huis binnenging, rook hij onraad. ~ Die handige zakenman rúikt gewoon geld. (.) Zég dan dat je je niet lekker voelt, ../ ruim/ -e ° Wat een ruime kamer heb jij!
± Ja hè, lekker groot, vind je ook niet? < > Nou, de mijne is maar heel klein, 2 x 2,50 m! Je kunt er je kont niet keren! ± Een weids panorama strekt zich voor ons uit. < > In de winkel op de hoek is de keus maar beperkt.
° Van ons balkon af hebben we een ruim uitzicht. ° Voor fruit moet je naar de markt gaan, daar hebben ze een ruime keus, allerlei soorten. ° Zijn moeder heeft wel ruime ideeën, ../
± ..\zij is wel flexibel en staat open voor andere opvattingen, ../ < > ..\maar zijn vader denkt erg star/bekrompen,die gaat helemaal niet met z’n tijd mee. ± ..\ze nemen het niet zo nauw met de wet. ± ..\en het jasje is te krap. < > ..\maar zélf komt hij iedere maand tekort. ± ..\ ik zou er goed van kunnen rondkomen. ± Wel 70 minuten om precies te zijn. < > Welnee! Amper veertien dagen! « ..\ daar kun je tevreden over zijn!
~ Die jongens hebben een ruim geweten, ../ ° Dat kostuum past niet, de broek is te ruim ../ ° Van zijn salaris zou ík ruim kunnen leven ../ ° Ik heb gisteren ruim een uur in de file gestaan. ° Hoe lang is hij weg geweest? Ruim drie weken? ° Heb je een zeven voor je werkstuk? Dat is ruim voldoende ../ ≈ Voedsel is in ruime mate aanwezig, ../
± ..\dat is er meer dan voldoende. < > ..\maar er is maar mondjesmaat water. ± Het vertrok weer naar volle zee.
≈ Na een paar weken in de haven koos het schip het ruime sop. de ruimte/ -n, -s ° Hoeveel satellieten zouden er nu in de ruimte gebracht zijn? ° Kom erbij zitten, er is hier nog ruimte! ° Zo’n piano neemt zoveel ruimte in! ° Kun je even ruimte maken op de tafel? ° Je moet wat meer ruimte laten tussen de woorden. ° Een zolder van 50 vierkante meter met grote ramen ... wat een prachtige ruimte! ° De gemeente heeft geen financiële ruimte om het plan voor een speeltuin uit te voeren. ° Ze zit maar wat in de ruimte te staren. ~ Dat gezwam in de ruimte van die man begint me te irriteren!
II Ze ruikt iets, maar weet niet wat het is. « ..\proeven doe je met je mond. « ..\wanneer gaan we eten?’ ≥ Het aroma komt ze tegemoet! ± Ze snuift de geur ervan op. < > We hebben die geschiedenis niet uitgebreid behandeld. ± We hebben er alleen maar aan gesnuffeld: de grote lijnen gehoord om een indruk te krijgen. ± Ze gaan harder lopen als ze bijna thuis zijn. ± Hij merkte meteen dat het er gevaar dreigde. ± Hij weet altijd meteen wáár en hóe hij geld kan verdienen. « ..\dat kan ik toch niet ruiken!
± Ik heb geen idee hoeveel er in het heelal rondzweven. ± Plaats genoeg! ± Hij is zo groot, een echte sta-in-de-weg! ± Haal je je spullen weg zodat ik een plekje heb voor m’n naaiwerk? ± Als er wat meer afstand tussen de woorden is, is het beter te lezen. < > De woorden staan nu te dicht op elkaar. ± ‘t Is gewoon een ideaal vertrek om er een atelier van te maken! ± Hèbben ze er weer eens geen geld voor? Ach joh, ze vinden het gewoon niet belangrijk! ± Ze kijkt voor zich uit zonder wat te zien. ± Dat wezenloze geklets altijd! < > Ik wou dat hij nu eindelijk eens iets zinnigs zei!
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 27 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
de ruit/ -en ° Een ruit is een vierhoek waarvan de zijden even lang zijn en twee aan twee evenwijdig lopen ../ ° In Schotland heeft iedere familie van adel zijn eigen ruit. ° Kleine kinderen schrijven graag op papier met ruitjes erop gedrukt, ruitjespapier dus. ° In het kaartspel zijn ruiten en harten de rode kleuren, ../ ° Bij het voetballen in de straat ging de bal door een ruit. ≈ Door zo onbeschoft te doen gooit hij zijn eigen ruiten in. de ruitenwisser/ -s ° Het sneeuwde zó hard dat de ruitenwisser ../ ° Zet de ruitenwissers maar uit, het is droog.
«
..\en een ruit met hoeken van 90° is een vierkant.
± De kleding die ze dragen wordt gemaakt van wollen stof waarin dat specifieke patroon geweven is. ± Ze kunnen dan mooi in die hokjes schrijven. < > ..\klaveren en schoppen de zwarte figuurtjes op de kaarten. ± Het raam viel in duizend stukken uiteen. ± Op die manier bederft hij zijn eigen kansen helemaal.
« ..\de voorruit van de auto niet schoon kon houden. ± Ze hoeven de voorruit niet meer vrij te houden van regendruppels.
het rund/de -eren ° De koe is het bekendste rund in Nederland.
~ Mijn hemel, wat is die jongen een rund! ≈ Toen ik me aan dat glas sneed, bloedde ik als een rund.
± Op de wereld komen veel meer soorten herkauwende zoogdieren voor, die om hun melk en hun vlees gehouden worden. ± Wat een stommeling! ± ‘t Bloed stroomde gewoon uit m’n vinger!
^ wisent, bizon, zeboe, yak, buffel, karbouw: namen van runderen. de rust/ ° Na een dag hard werken is ze wel aan een paar uurtjes rust toe. ° Het kind is nu in diepe rust.
± Heerlijk niets doen op de bank met een kopje koffie! ± Het ligt heerlijk te slapen.
de rust/ - vervolg ° Wat een rust ../ ° ≈ ≈ ≈
Wie belt er nú weer? Je hebt hier geen moment rust ../ Laat hem maar met rust ../ Pas na een paar weken kwam ze tot rust. Toen ze maar steeds geen bericht van haar zoon kreeg, kende ze rust nog duur. ° Bij de rellen kostte het de politie moeite om de rust te herstellen. ° In het eerste deel van dat muziekstuk heeft de violist verschillende maten rust. ° Vóór de rust speelde het elftal goed maar ../
< > ..\na al dat lawaai! ± ..\heerlijk, die stilte. « ..\er komen steeds mensen aan de deur. < > ..\hij houdt er niet van als je hem lastig valt. ± Ze vond het moeilijk om zich te ontspannen. ± Ze was daar vreselijk zenuwachtig door. ± Pas na ‘n uur was de (openbare) orde enigszins weergekeerd. < > Hij hoeft daar alleen te tellen wanneer hij weer moet gaan spelen. ± ..\na de pauze leek het nergens op.
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS R pagina 28 rusten/rustte/gerust ° ‘s Nachts rusten mens en dier.
I De eenden rusten in het riet < > Overdag spannen ze zich in om eten te vinden of om geld te verdienen om het te kunnen kopen. « ..\dan blijf je het langste fit en wakker. < > We kunnen er later nog wel eens over praten. ± Alle aanwezigen hebben me opgedragen je dit aan te bieden.
° Twee uur rijden en een kwartier rusten ../ ~ Zullen we dat onderwerp nu maar laten rusten? ~ Op mij rust de aangename taak om je dit cadeau te overhandigen. ≈ Na gedane arbeid is het goed rusten. ≈ Wel te rusten!
± Als je hard gewerkt hebt is ‘t fijn om een poosje niets te doen. ± Slaap lekker!
rustig/ -e ° Wat heb jij een rustige kinderen! Je merkt haast niet dat ze er zijn. ° Morgen maak ik er een rustig dagje van.
< > Die van mij zijn altijd zó druk!
° Het is heel rustig op het postkantoor. ° ° ° ° ° ° °
Ik zoek wel een rustig plekje in het bos. Het is vandaag rustig weer ../ Vertel me nu eens rustig wat er aan de hand is. Hij loopt rustig te wandelen ../ Ze gaat rustig haar eigen gang. Nou, rustig maar! Kunt u die honden alstublieft een beetje rustig houden?
° Na zo’n operatie moet je je wel een paar weken rustig houden. ° Laat dat maar rustig aan mij over! de ruzie/ -s ° De bespreking is op een grote ruzie uitgelopen. ° Nu hebben jullie al een jaar ruzie, ../ ° ‘t Wordt tijd dat jullie die ruzie bijleggen. ° Wat doe je vervelend, zoek je soms ruzie? ~ Wat een muziek! ‘t Lijkt wel ruzie ../
± Ik ben van plan om heel weinig te doen! < > Daarna heb ik een paar drukke dagen voor de boeg. ± Er staan maar twee mensen bij het loket. < > Soms is dat wel anders, dan is het er razend druk. < > Aan het strand is ‘t me veel te vol/druk! ± ..\er is helemaal geen wind. ± Neem een slokje water, dan word je wel kalm. ± ..\zonder zich te haasten. ± Ze trekt zich van niemand iets aan. < > Waarom wind je je zo op? ± Kunt u er voor zorgen dat ze niet zo blaffen en rondrennen? We worden er gek van! ± Je mag nog niet aan ‘t werk en je moet veel slapen. ± Je kunt er gerust op zijn dat ik ‘t goed zal doen.
± Niemand was het meer met elkaar eens en iedereen was boos op iedereen. < > ..\zouden jullie nu niet weer vrienden worden? ± Ja, ik vind dat we nu de vrede moeten tekenen. ± Probeer je me kwaad te maken? < > Helemaal niet, ik wil juist lief voor je zijn. « ..\met ongenoegen! ± Wat een heidens kabaal!
© 2000/20007 SSALTO Voorburg NL