WOORDKOMPAS T pagina 1 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
de T(ee) van Theo(door) en van Tineke taai/ -e ° Ik vind die taaie bitterkoekjes wel lekker.
~ Met een taai geduld werkte hij zich door de stapel brieven heen. ~ Niemand schijnt dat taaie misverstand ../ ~ Als je maar taai volhoudt, zal het best lukken. ~ Tot ziens, hè? Hou(d) je taai!
± Je hebt er lang wat aan want je moet er een hele tijd op kauwen! <> Nou, ik houd meer van een knapperig koekje. ± 't Is gewoon niet weg te krijgen, je blíjft maar kauwen. <> Ik zal de slager zeggen dat hij me de volgende keer lekker mals vlees moet geven. ± We zijn er nu al drie weken mee bezig maar er is niet doorheen te komen! ± Het nam een paar uur in beslag, maar met eindeloos geduld las hij iedere brief aandachtig door. « ..\ uit de wereld te kunnen helpen. ± Stug doorgaan, dan komt het wel voor elkaar. ± Dank je, jij ook sterkte de komende tijd!
een taaie/ ° Wat is díe man een taaie! Hij heeft al veel tegenslagen gehad maar hij geeft de moed niet op.
± Die man kan veel hebben, zeg! <> Daarbij vergeleken ben ík maar een slappeling, ík kan niet veel hebben!
de taak/taken ° Kinderen opvoeden is de taak van de ouders. ° Ik beschouw 't als mijn taak om die oude man ‘n beetje te helpen. ° Steeds meer mannen nemen huishoudelijke taken op zich. ° Hij heeft zich tot taak gesteld om dit jaar zijn studie af te ronden. ° Wie kunnen we met die taak belasten? ° Je hebt je goed van je taak gekweten! ° Dit is jullie taak voor de volgende maand: ../
± ± ± ± ± ± ≥
° Wat is dat vlees afschuwelijk taai!
~ We behandelen op school zó'n taai onderwerp!
de taal/talen ° Een mens gebruikt de taal om zijn gedachten aan een ander mens mee te delen. ° Die auteur kan in eenvoudige taal een moeilijk onderwerp duidelijk maken. ° Die jongen slaat altijd van die stoere taal uit. ° Zo, zo, dat is duidelijke taal! ° Bestaat er ook taal zonder woorden?
Veel ouders laten die plicht liever over aan de school. Ik vind dat ik dat moet doen. Zij doen óók een aantal karweitjes in het huishouden. Hij zal alles op alles zetten om dat doel te bereiken. We kunnen die opdracht 't beste aan de secretaris geven. Je hebt je werk prima gedaan!/ je opdracht goed uitgevoerd. ..\ aan het eind van de maand moet je deze opdrachten af hebben.
± Met gesproken of geschreven woorden kan hij communiceren. ± Door zijn manier van schrijven begrijpt iedereen het. ≥ Als je hem hoort praten, denk je dat hij nergens bang voor is! ± Ze zegt precies hoe ze erover denkt! ± Ja hoor, zonder dat je wat zegt kun je best iets aan een ander duidelijk maken: met een knipoog of een handgebaar, of door je schouders op te halen. Dat noemen we dan gebarentaal.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 2 de taal/talen, vervolg
° In België worden drie talen gesproken: ../ ° Ik hoor dat je naar Finland gaat; spreek je de taal van dat land? ° Wat bedoel je met dode talen? ° Dichters spreken de taal van het hart ../ ° Sommige leerlingen zijn heel goed in taal ../ ~ De taal der liefde bedient zich van symbolen ../ ~ De taal van het hart is hoorbaar, ../
± We kennen ook de lichaamstaal. Als iemand zich heel beroerd voelt of heel verdrietig is, hoeft hij je dat heus niet te vertéllen, dat zie je aan zijn houding. « ..\ de Vlamingen spreken Nederlands, de Walen spreken Frans en dan wordt er in Oost-België ook nog Duits gesproken. ± Een beetje, ik kan me wel verstaanbaar maken in 't Fins. ± Latijn, de taal van de Romeinen en Grieks van de oude Grieken. Niemand spreekt ze nu nog! ± ..\ of de taal der liefde. <> ..\ maar presteren niet veel in rekenen. ≥ ..\ zoals rozen, veelbetekenende blikken, romantische brieven en muziek, bijvoorbeeld serenades! ± ..\ wanneer je hart spreekt, dan klinkt gevoel uit je woorden.
^ taal, rekenen, aardrijkskunde, geschiedenis, tekenen, gymnastiek: (leer)vakken op de basisschool. de taart/ -en ° Ik heb bij de banketbakker een heerlijke taart gekocht. ~ Kijk daar nou eens een '"ouwe taart'" lopen!
het taartje/de -s ° Wat wil je bij je koffie, een taartje ../
± Een grote ronde cake met crème ertussen en bovenop versierd met vruchtjes, chocola en slagroom. Er gaan wel twaalf punten uit! ± Dat haar en die kleren! En dan dat figuur! Die vrouw is toch niet van deze tijd!
..\ of liever iets hartigs? ± Geef mij maar een gebakje! ± Eerst boter er op, dan pindakaas, dan jam en daar nog hagelslag op: dat was geen eten, dat was snóepen! <>
~ Toen ik klein was, maakte ik graag een taartje van mijn boterham. de tabak/ ° In Indonesië wordt veel tabak geteeld. ° De tabak wordt gedroogd en dan op verschillende manieren verwerkt: ../ ° De nicotine in de tabak is een stof die heel schadelijk is voor de gezondheid. ~ Nou, ík heb er al lang tabak van!
± De officiële naam van die plant is Nicotinia tabacum. ≥ ..\ grof gesneden is het pijptabak, heel fijn gesneden maakt men er sigaretten van en van de kleine bladen worden sigaren gemaakt. « Maar net als alcohol gebruiken miljoenen mensen dit 'genotmiddel' als een dagelijkse behoefte. ± Van mij hoeft het niet meer! <> O, ik blijf nog even, ik heb het hartstikke naar m'n zin!
^ >>> rookgerei de en het tablet/de -ten ° Ik geef hem een tablet chocolade voor zijn verjaardag, daar is hij gek op! ° Dit slaapmiddel is er als tablet ../ ° Je moet die tabletten in water oplossen. ° Eén tabletje na iedere maaltijd ../
± Zo'n grote, dikke plak, weet je wel? ..\ en als drankje. ± Denk er om, één pilletje is genoeg hoor! ± Als je die pastilles droog inneemt, krijg je last van je maag. « ../ staat op het doosje van de apotheek. <>
^ tablet(je), pil(letje), poeder, drankje, capsule, dragee, druppels: medicijnen om in te nemen.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 3 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
de tafel/ -s ° In de eetkamer staat een ronde tafel ../ ° Op de tafel in de zitkamer ligt een boek. ° Ik wil voor zondag een tafel reserveren voor vier personen, kan dat? ° Janny dekt de tafel:../ ° ° ° ° ° °
Ze haalt het eten uit de keuken en zet het op tafel. Kom jongens, aan tafel! ../ Kan ik u straks terugbellen, we zitten aan tafel. Mama, mag ik van tafel (gaan)? De voorzitter brengt het volgende onderwerp ter tafel. Vandaag heb ik de tafel (van vermenigvuldiging) van 6 geleerd.
het tafelkleed/de -kleden ° Als we gaan eten, haal ik het tafelkleed van tafel ../
« ..\ met vier stoelen er om heen; je kunt er heerlijk aan zitten eten. ± Er staat ook een vaasje bloemen op de salontafel. ± Zeker mevrouw, er is nog een mooie plek bij het raam vrij. ≥ ..\ ze legt het tafellaken neer en zet de borden erop, dan legt ze het bestek neer. ± Ze dient het vlug op, anders wordt het koud. « ..\ We kunnen eten! ± Sorry, we zitten te eten. <> Ja lieverd, ga maar spelen, wij blijven nog even natafelen. ± Hij wil dat punt met het hele bestuur bespreken. ± Ik kan hem al opzeggen: 1x6=6, 2x6=12, 3x6=18, enz. tot: 10x6=60.
<>
het tafellaken/de -s
..\ en leg ik er een tafellaken op.
>>> het tafelkleed
de tak/ -ken ° De vogel zit op een tak van de boom. ° Al die kale takken, wat vind ik dat toch een om triest gezicht! ° Mooi, één zo'n bloeiende tak in een hoge fles! ≈ Wat spring je weer van de hak op de tak ../
« Hij zit verscholen tussen de bladeren. ± 't Lijkt net of de bomen hun magere armen naar me uitstrekken en hulp vragen. ± Je moet de twijg wel zorgvuldig afsnijden, anders beschadig je de boom. « ..\ er is geen touw aan je verhaal vast te knopen! <> Vertel nu eens rustig hoe het allemaal gegaan is. ± Je begint steeds over een ander detail en daardoor begrijpt niemand wat er nu precies gebeurd is.
^ de wortels, de stam, de takken, de bladeren: de onderdelen van een boom. ° De rivier splitst zich hier in drie takken. ° In veel takken van sport vormt de doping een groot probleem. ° We hebben wel dezelfde achternaam maar hij behoort tot de rijke tak van de familie.
het (aan)tal/ - (de aantallen) ° Het (doden)tal van de aardbeving is opgelopen tot ruim twintigduizend. ° Er stonden tal van mensen te kijken op de plaats keer van het ongeluk.
± Twee afsplitsingen zijn weer brede rivieren, de derde is veel smaller. ± Er zijn nog maar weinig afdelingen van het grote sportgebied waar dit probleem niet speelt. ± Dat deel van de familie stamt af van een broer van mijn overgrootvader. Die is indertijd naar Amerika vertrokken en heeft daar fortuin gemaakt.
± Het totaal aantal doden zal nog wel groter blijken. ± Er zijn nu eenmaal veel sensatiebeluste mensen, dat merk je iedere wéér.
tamelijk/ -e ° 't Is vandaag tamelijk goed weer. 't Is droog en niet al te koud.
± Noem je dat nogal / vrij goed? <> Man, 't is prachtig weer! Zeker voor de tijd van 't jaar!
^ tamelijk, betrekkelijk, enigszins, nogal, vrij: woorden die aangeven de mate waarin iets gebeurt.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 4 de tand/ -en ° Mensen en dieren bijten met hun tanden ../ ° Denk er om dat je je tanden goed poetst! ° Ze is oud maar ze heeft nog haar eigen tanden. ° ° ~ ~
Wat huilt die baby veel, krijgt ie soms een tandje? Gretig zet de jongen zijn tanden in het broodje. Om dat onderwerp te begrijpen, moet je je tanden erin zetten. Wat zit je weer met lange tanden te eten, ../
~ Op dat examen zullen ze me flink aan de tand voelen, vrees ik.
~ Ik ben bang dat ik met m'n mond vol tanden zal staan. ~ Hij lijkt zo verlegen maar af en toe laat hij zijn tanden zien. ~ Tot de tanden gewapend stonden de twee groepen tegenover elkaar. ~ De tand des tijds knaagt aan iedereen! ≈ Oog om oog, tand om tand. ≈ Van de hand in de tand leven.
« ..\ en kauwen met hun kiezen. ± Je moet zuinig zijn op je gebit! <> Veel mensen hebben op die leeftijd een kunstgebit ../ ± ..\ maar zij heeft nog haar eigen gebit. ± Ja, voel maar, er zit een bobbeltje in zijn kaakje. ± Hij heeft honger, hij neemt gauw de eerste hap. ± Dan moet je er voor gaan zitten en het heel goed bestuderen. « ..\ vind je die soep niet lekker? <> Eet nu eens vlug je bord leeg! ± Ze zullen mijn kennis grondig onderzoeken. <> Misschien valt 't best mee. Toen ík examen deed, stelden ze alleen een paar simpele vragen! ± Ik zal heus op veel vragen het antwoord schuldig blijven. <> Wel nee, je weet vast alle vragen te beantwoorden! ± Dan bijt hij heus wel van zich af, hij laat niet over zich lopen! ± Je begrijpt niet hoe ze zo zwaar bewapend konden zijn. ± Met het ouder worden wordt niemand er mooier op! >>> oog >>> hand
^ tanden en kiezen zijn de elementen van het gebit. ^ voortanden, snijtanden, boventanden, ondertanden, hoektanden, melktanden: allemaal tanden. ° Die kam van jou heeft zowat geen tanden meer! ° Deze vork heeft van die scherpe tanden. ° Deze zaag is bot, de tanden zijn afgesleten. de tandarts/ -en ° Jan moet naar de tandarts, ../ ° Moet je nog terugkomen bij de tandarts? ° Bij mij is de tandarts toch lang bezig geweest!
«
Je mag wel eens een nieuwe kopen, hier kun je je haar toch niet meer mee kammen! # Als je er mee eet, prik je je steeds in je lip. « Die kun je wel weggooien.
# ..\ hij heeft kiespijn. # Gelukkig niet, ik had helemaal geen gaatjes! Hij heeft alleen maar tandsteen verwijderd. ≥ Hij heeft een kies getrokken, één geboord en gevuld en nu moet ik nog terugkomen voor een kroon.
^ de tandarts, de huisarts, de verpleegkundige, de (long-, hart-, oog-)specialist, de chirurg, de anesthesist, .....: allemaal medische beroepen. het tandbederf/ ° Door goed te poetsen voorkom je tandbederf ../
# ..\ en dat bespaart je een heleboel pijn èn geld!
de tandenborstel/ -s ° Jan pakt zijn tandenborstel ../
# ..\ om zijn tanden te poetsen / borstelen.
^ tandenborstel, kam, haarborstel, scheerapparaat, scheerzeep, scheercrème, haarlak, tandpasta, shampoo, deodorant, ..... toiletartikelen. de tandpasta/ -’s ° Hij doet tandpasta op zijn tandenborstel ../
« ..\ en poetst dan zorgvuldig zijn tanden en kiezen. ± Voorzichtig drukt hij op de tube tot er een wit sliertje uitkomt.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 5 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
het tandvlees/ ° Je moet zorgen dat je tandvlees gezond blijft. ~ Na die lange wandeling liepen we bijna allemaal op ons tandvlees.
# Anders gaan je tanden en kiezen los zitten. ± We waren doodmoe, we kónden niet meer. <> Er waren er maar twee die 't zonder problemen nog wel een uur hadden kunnen volhouden.
de tante/ -s ° Zondag ga ik op bezoek bij mijn tante Nel, ../
± ..\ de zuster van mijn moeder. « ..\ en haar man, mijn oom Hans. ± ..\ de vrouw van oom Henk, de broer van mijn moeder.
° Daar zie ik ook tante Anja, ../ ° Ik heb ook nog een tante Puck, ../ ° Mijn vader had geen broer, dus aan die kant heb ik geen aangetrouwde tante.
± ..\ en dat is de zuster van mijn vader. ^ Snap je 't nog een beetje, al die familierelaties?
^ familieleden
>>> de broer
de tap/ -pen ° Wil je een pilsje van de tap ../
<>
het tapijt/de -en ° Jakkes, er liggen kruimels op het tapijt. ° Neem je kamerbreed tapijt in je nieuwe huis? ° In het kasteel hangen eeuwenoude tapijten aande muren.
..\ of heb je liever een flesje?
± Ik zal het vloerkleed moeten stofzuigen. <> Nee, we laten eikenhouten parket leggen. ± Dat zijn dus wandkleden.
^ het tapijt, het voerkleed, het parket, de tegels, het zeil, het linoleum, het vinyl, de (gang)loper, de (deur)mat: de vloerbedekking. de taxi/ -’s ° De trein had zoveel vertraging dat ik op het station een taxi moest nemen.
Ik had gehoopt de bus nog te halen maar er was geen gewoon openbaar vervoer meer, zo laat was 't geworden. ± 't Is wel luxueus hoor, zo'n auto met chauffeur voor jou alleen. Jammer dat 't zo duur is! ± De treintaxi werkt met een vast tarief, de regiotaxi met een zoneindelings tarief. <>
° In deze plaats hebben ze geen regiotaxi maar wel treintaxi.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 6 te(n) of te(r) ° De bijeenkomsten worden gehouden te Amsterdam, ° Onze jongens zijn in VN-verband te land, ter zee ../ ° Lang geleden verplaatste men zich hier alleen te voet, te paard, per koets of met de trekschuit. ° Een grapje van opa: héén gaan we te voet ../ ° Te zijner tijd zien we wel wat we gaan doen, ../ ° De vergadering heeft plaats ten huize van de voorzitter. ° België ligt ten zuiden van Nederland. ° Ten tijde van Karel V behoorde Nederland tot het Spaanse rijk. ° Ten eerste heeft hij een groot huis ../ ° ° ° °
Dat boek kost ten minste D 20,-! Zo'n reis duurt ten minste veertien dagen ../ Tenslotte de rondvraag! U moet nog een rekening ten bedrage van D 55,- betalen.
° Ten gevolge van de hevige regenval staan er veel straten onder water. ° Wat is eigenlijk zijn standpunt ten aanzien van het milieuvraagstuk? ° Ten opzichte van de buren is dat geen normaal gedrag: je zou ze kwetsen. ° Hij heeft nu de top bereikt maar het is wel ten koste vanzijn gezin gegaan. ° Ten behoeve van de slachtoffers van de orkaan is een actie georganiseerd. ° Ter gelegenheid van haar verjaardag gaf ze een groot feest. ° De prijs bestaat uit een auto ter waarde vanD 25.000,-. ° Ter wille van de nachtrust van de omwonenden mogen daar 's nachts geen vliegtuigen landen. ° Deze keer kan ik u wel ter wille zijn ../
te ° Dat boek is veel te dik ../ ° Die auto's rijden allemaal te hard. ° Jan vroeg of ik met hem mee reed maar hij rijdt míj te hard! ° Deze schoenen zijn me te klein ../ ° Waarom kom je toch altijd te laat? ° Het werd haar even te veel. (.) Wat je ook aan die vrouw vraagt, ze zal altijd voor je klaar staan: ../
± Waarom alleen maar in die steden, waarom niet ook in Rotterdam of Utrecht en Den Haag. Maastricht? ± ..\ en in de lucht actief. ± Tegenwoordig doen we alles op de fiets, met de bus, per trein, met de auto of het vliegtuig. ± ..\ en terug gaan we wandelen. <> ..\ nu moeten we onmiddellijk aan 't werk. ± ..\ over de rest hebben we het later nog wel. ± Bij de voorzitter thuis? Waarom is dat? ± Frankrijk ligt nog zuidelijker dan België. ± In de tijd van Filips II hebben de Nederlanden zich losgemaakt van Spanje. ± ..\ en in de tweede plaats is het makkelijk te bereiken met het openbaar vervoer. ± Dat ben je er op z'n minst / zeker voor kwijt. <> ..\ en ten hoogste drie weken. ± Tot besluit (van de vergadering): de rondvraag. ± Ik weet wel dat ik nog iets moet betalen, maar ik wist niet meer welk bedrag. ± Als gevolg van die enorme regenbuien zijn er ook veel kelders ondergelopen. ± Ik heb hem nog nooit iets over dat probleem horen zeggen. ± Tegenover de buren kun je dat niet maken: je zou ze voor het hoofd stoten. ± Zijn vrouw en kinderen hebben er onder geleden: hij was altijd aan ‘t werk en had nooit tijd voor hen. ± Er is hier heel vaak een collecte voor één of ander goed doel. De opbrengst komt dan geheel ten goede aan dat doel. ± Omdat ze jarig was, had ze een heleboel mensen uitgenodigd. ± Ik zou liever een auto hebben die de helft waard is en de andere helft in contanten! ± Om die mensen een ongestoorde slaap te bieden, is een nachtelijk vliegverbod ingesteld. ± ..\ maar u moet er niet op rekenen dat ik altijd aan zo'n verzoek kan voldoen.
« ± ± «
..\ om in één dag uit te kunnen lezen. Ze rijden veel harder dan is toegestaan. Ik vind echt dat hij harder rijdt dan ik prettig vind. ..\ ik kom er niet in. <> Probeer nu eens op tijd te zijn! ± Ze moest even een traantje wegpinken. « ..\ niets is haar te veel!
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 7 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
te, vervolg ° Ik ga graag naar Amsterdam, te meer omdat ik in die stad geboren ben. ~ Alles waar 'te' voor staat, is ongunstig.
± Ik ga dus vooral omdat er zo veel herinneringen boven komen als ik daar loop. ± Alles met mate, bedoel je zeker? <> Hoe zit dat dan met 'tehuis' en 'tevreden'? Daar is toch niets mis mee? ± Als je alleen maar aan anderen denkt nemen de mensen je niet serieus. ≈ Heb je die leuke baan gekregen? Dat is te mooi om waar te zijn!
≈ Al te goed is buurmans gek! ± Fantastisch gewoon! ≈ Te gek, zeg!
± Wat een geluk!
te ° ° ° ° °
± ± ± ± ±
Toen de clown het toneel opkwam, begon iedereen te lachen. We zitten te eten. Heb je zin om een eind te fietsen? Je moet meer studeren om te slagen. Sommige van die flats zijn te huur, andere zijn te koop.
technisch/ -e ° Er zijn technische fouten geconstateerd bij dat type auto. ° Voor zulke problemen kunt u terecht bij onze technische afdeling. ° Een telefoon aansluiten? Zó technisch ben ik niet, hoor! ° Technisch gezien is het misschien een prima wagen ../ de teen/tenen ° Een mens heeft tien tenen aan zijn voeten ../ ° Ze loopt op haar tenen de kamer uit.
Iedereen barstte in lachen uit. We zitten aan tafel en we eten. Ja, ik wil best een stuk fietsen. Als je je diploma wil halen, zul je harder moeten werken. De eenvoudigste kun je huren, de mooiste kun je kopen.
± De motor functioneert niet goed en dus moeten alle auto's terug naar de fabriek. ± Die afdeling houdt zich bezig met de werking van onze apparaten. <> Dit is de verkoopafdeling en die bemoeit zich (de naam zegt het al) alleen met de verkoop. ± Voor zulke dingen moet je bij mijn zoon zijn, die kent bijna álle apparaten van binnen en van buiten. <> ..\ maar in esthetisch opzicht vind ik hem vreselijk, veel te protserig.
«
..\ en tien vingers aan zijn handen. Ze wil niemand storen dus ze zorgt dat haar hielen de grond niet raken. ± Hij moet zijn uiterste best doen. <>
~ Hij houdt zijn studie nog steeds vol maar hij moet wel voortdurend op zijn tenen lopen. ~ Wat heeft die jongen lange tenen! ~ Vóór je 't weet, is hij op zijn teentjes getrapt.
± Hij is direct in zijn wiek geschoten, je hoeft maar íets te zeggen of hij is kwaad. ± Hij is om het minste of geringste beledigd!
^ de handen met de vingers, de voeten met de tenen, zijn onderdelen van de ledematen, armen en benen. tegelijk ° We kwamen tegelijk bij de bushalte aan. ≈ Men moet kunnen praten en breien, tegelijk. ° Maar als je zit te lezen, kun je niet tegelijk ook TV kijken. ° Eén tegelijk, alstublieft! tegelijk, vervolg ° 'Niet allemaal tegelijk!', zei de docent een beetje spottend ../ ° Hij is de jongste en tegelijk de knapste leerling van de klas. ° Let op: allemaal tegelijk starten!
± Dat was toevallig, precies op hetzelfde moment. ± Je moet zo vaardig zijn, dat je er tegelijkertijd bij kunt praten; ± Je kunt maar naar een ding tegelijk kijken. ± Eén voor één, graag.
« ..\ toen niemand zich aanbood om het vervelende karweitje te doen. ± En dan is hij ook nog de aardigste jongen die ik ken. ± Ik tel tot 3: op 3 gaan jullie allemaal lopen. <> O jee, valse start: Chris is te vroeg gaan lopen!
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 8 tegen ° Ik zet mijn fiets tegen een boom ../ ° De dronken man leunt tegen de muur. ≈ Ik heb al eindeloos geprobeerd hem van mijn goede bedoelingen te overtuigen maar ik loop steeds met mijn hoofd tegen de muur, ../ ≈ In zo'n situatie sta je met de rug tegen de muur. ° De ober praat tegen zijn collega. ° De mensen zijn allemaal aardig tegen me. ° Kom maar tegen achten. ° De meerderheid van de vergadering was tegen het voorstel van het bestuur ../ ° Feijenoord speelt een wedstrijd tegen Sparta. ~ Dat wordt een race tegen de klok! ° Tegen inlevering van deze bon krijgt u 25% korting. ° Ik heb geld geleend tegen 8% (rente). ° Er is een nieuw medicijn tegen hoofdpijn. ° ° ° ≈ ≈
Helaas, ik kan er niet tegen, ../ Tegen ieders verwachting heeft zij gewonnen. Hij is tegen de wens van zijn ouders van school gegaan. Tegen wil en dank is zij toch maar naar het feest gegaan. Ik moest tegen heug en meug dat grote stuk taart opeten.
° Bij de mondelinge stemming over het wetsontwerp riepen elf kamerleden: 'Tegen!' ° Elf kamerleden waren dus tegen ../ ° in tegendeel>>> integendeel
# ..\ dan kan hij niet zo makkelijk omvallen. ± Hij gebruikt de muur als steun. ± ..\ het lukt me gewoon niet.
± Je bent machteloos want je kunt geen kant meer op. <> Zijn collega luistert naar hem. ± Iedereen behandelt me heel vriendelijk. ± Goed, even voor acht ben ik bij je. <> ..\ slechts 24% was ervóór. ± « ± ≥ ± « ± ≥ ± ± <>
<>
Dat is dus een wedstrijd tussen twee clubs uit Rotterdam. Ik ben benieuwd of je het haalt! Als u deze bon bij de kassa inlevert, gaat er 25% van de prijs af. Ik moet 8% méér terugbetalen dan ik geleend heb. Een capsule die de hoofdpijn effectief bestrijdt, binnen 10 minuten heb je er geen last meer van. ..\ ik krijg er last van mijn maag van. Dat zij won, was in strijd met de voorspellingen. Vooral zijn vader was het er niet mee eens. Ze had eigenlijk helemaal geen zin maar ze is tóch maar gegaan. Toen ik de helft ophad, had ik eigenlijk geen trek meer in de rest. Ik had echt genoeg! De rest van de kamer riep: 'Vóór!' ..\ de rest van de aanwezige parlementariërs waren vóór.
^ te, tegen, tegenover, tot en tussen behoren bij de voorzetsels. (het) tegen/(de) tegens ° Het is een moeilijke keuze, ieder plan heeft zijn vóór-en-tegens.
± Elk plan heeft z’n voor- en nadelen, ‘n pluspunten maar ook bezwaren.
tegenaan ° Mijn fiets staat daar bij de boom. Zet de jouwe er maar tegenaan. # Dan kan ik ze samen met mijn ketting op slot zetten. ~ Kom jongens, we gaan ertegenaan! ± We gaan keihard werken! Stroop je mouwen maar op! het tegendeel/° Ik dacht dat ik te laat was maar het tegendeel was waar: ../ ° Nu is onomstotelijk bewezen hoe de zaak in elkaar zit en tóch wil je het tegendeel staande houden?
« ..\ ik was een kwartier te vroeg! ± Blijf je bij hoog en bij laag het tegenovergestelde beweren?
tegengaan/ging .. tegen/tegengegaan (hebben & zijn) ° Met een verbod op tabakreclame probeert de regering het roken tegen te gaan. ° Op die leeftijd krijgen kinderen hun eigen ideeën, dat kun je niet tegengaan.
± Dat is één van de manieren waarop men tracht het roken te bestrijden. ± Dat is nu eenmaal zo, daar kun je niets tegen doen. <> Ik vind eigenlijk dat je dat zelfs moet aanmoedigen.
tegengesteld/ -e ° De bussen die voor het station stonden, vertrokken in tegengestelde richting.
± Ze gingen allebei een andere kant op, de één naar links, de ander naar rechts.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 9 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
het tegengestelde/ -n ° Het tegengestelde van goed is fout.
° Die twee broers zijn echt elkaars tegengestelden.
± Het woord 'goed' is een antoniem van het woord 'fout'. <> En een synoniem van bioscoop is cinema, die twee woorden betekenen hetzelfde. ≥ Ze lijken in geen enkel opzicht op elkaar.
de tegenhanger/ -s ° Martina Hingis is de vrouwelijke tegenhanger van André Agassi.
≥ Ze is, net als hij, in 1999 nummer 1 op de wereldranglijst van ‘t tennis.
tegenhouden/hield .. tegen/tegengehouden ° De politie houdt de auto's tegen.
± De agenten verhinderen de automobilisten om verder te rijden, ../ <> ..\ maar ze sommeren de voetgangers om door te lopen.
° Haar ouders hebben haar huwelijk lang tegengehouden. ~ Ga je gang maar, ik kan je niet tegenhouden!
± Ze hebben zich er een jaar lang tegen verzet. <> Uiteindelijk hebben ze toch toestemming gegeven. ± Ik kan je niet beletten die dingen te doen ../ <> ..\ maar ik zou je veel liever stimuleren om je stúdie af te maken.
tegenkomen/kwam .. tegen/tegengekomen (zijn) ° Gisteren kwam ik een oude vriend tegen.
± We ontmoeten elkaar wel eens meer zo toevallig.
tegenover ° Ik woon tegenover de school. ° Tegenover vrede staat oorlog ../ ° Wie denk je wel dat je tegenover je hebt? ° Hoe sta jij tegenover die kwestie?
± ± ± ±
tegenover, vervolg ° Ik sta vrij kritisch tegenover dat plan. ° Tegenover mij gedraagt hij zich altijd correct.
± Ik heb er nogal wat bedenkingen / bezwaren tegen. ± Hij is heel beleefd tegen me.
tegenover ° De buren schuin tegenover geven een feest. ° Die man verdient een dijk van een salaris. Daar staat tegenover dat zijn gezin hem nooit ziet!
Precies aan de overkant. ..\ en liefde is het tegenovergestelde van haat. Een beetje dimmen hè, je praat tegen je vader! Wat is jouw mening over dat vraagstuk?
± Bedoel je die mensen links aan de overkant? ± Ja, dat is nu eenmaal de keerzijde (van de medaille).
tegenovergesteld/ -e ° Ik ging naar links en hij liep in tegenovergestelde richting.
± Hij liep de andere kant op en ging dus naar rechts.
het tegenovergestelde
>>> tegenover
de tegenspoed/ ° Ze blijven elkaar trouw in voor- en tegenspoed. ° Hij heeft het afgelopen jaar nogal wat tegenspoed gehad.
± Dus in goede en in slechte tijden, bij geluk en ongeluk. ± Hij heeft veel akelige dingen meegemaakt.
de tegenspraak/ ° Die tirannieke man duldt geen tegenspraak: ../ ° De verklaringen zijn met elkaar in tegenspraak.
≥ ..\ iedereen heeft maar te doen wat hij wil, zijn wil is wet! ± De getuigen beweren allemaal volkomen verschillende dingen. <> Het gebeurt maar zelden dat getuigenissen met elkaar in overeenstemming zijn en dus een duidelijk beeld geven.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 10 tegenstaan/stond .. tegen/tegengestaan ° Dat eeuwige geruzie van die jongelui staat me zó tegen.
° Als je erg veel van die zoetigheid eet, gaat het je tegenstaan: ../
de tegenstand/ ° Het elftal bood moedig tegenstand maar het mocht niet baten.
° De minister ondervond veel tegenstand in de Tweede Kamer. ° De invoering van dat plan zorgde voor nogal wat tegenstand.
de tegenstander/ -s ° Het leukste is een wedstrijd tussen twee gelijkwaardige tegenstanders. ° Ik ben een tegenstander van roken in openbare gebouwen.
de tegenstelling/ -en ° De tegenstelling tussen arm en rijk moet toch kleiner worden ../ ° Moet je die twee daar zien lopen: wat een tegenstelling! ° In tegenstelling tot eerdere berichten zijn er vier mensen bij het ongeluk omgekomen. tegenstrijdig/ -e ° De getuigen van de overval legden volkomen tegenstrijdige verklaringen af.
± Ik heb daar een enorme hekel aan, het boezemt me afkeer in! <> Als ze nou eens met elkaar gingen dansen, dat zou ik een heerlijk gezicht vinden. ≥ ..\ dan lust je het niet meer! <> Nou, ík kan wel een pónd bonbons op, ik kan er niet genoeg van krijgen!
± Ze verdedigden zich met hand en tand maar de andere partij was veel sterker en won met 5 tegen 1. <> Ze hoefden zich niet te schamen. Als ze zich nu zonder slag of stoot gewonnen hadden gegeven! ± Hij moest flink strijd leveren om zijn plannen erdoor te krijgen. ± Veel mensen vonden het maar niks dat het plan werd ingevoerd. <> Door anderen werd het nu juist enthousiast ontvangen!
± Als de twee partijen aan elkaar gewaagd zijn, krijg je tenminste een spannende wedstrijd. ± Ik vind dat daar niet gerookt mag worden. <> Ik ben een voorstander van aparte 'rookruimtes'.
± ..\ maar het lijkt wel of dat contrast steeds groter wordt. ≥ De één groot, bruin en met een prachtige bos haar en de ander klein, bleek en kaal. ± Dat aantal is in strijd met wat gisteren gemeld is.
Slechts op één punt kwamen ze overeen: er waren drie gemaskerde mannen. ± Verder waren de getuigenissen met elkaar in tegenspraak. <>
tegenvallen/viel .. tegen/tegengevallen (zijn) ° Als je je verwachtingen niet te hoog spant, dan zal het resultaat niet tegenvallen. ° De temperatuur viel deze week nogal tegen. ° De rekening van de garage was bijna D 700,-, dat viel lelijk tegen! ° Het viel me vies tegen dat ik zoveel moest betalen.
<>
Dan kan het alleen maar meevallen.
≥ Het was iedere dag kouder dan het KNMI voorspelde. ± Dat was veel meer dan ik had gedacht. <> De vorige keer viel 't reuze mee, toen was het maar net 300 euro. ± Daar had ik helemaal niet op gerekend, het was een flinke streep door de rekening! ± Zoiets gemeens had ik van jou niet verwacht!
° Dat valt me van je tegen! de tegenvaller/ -s ° Regent het? Dat is een tegenvaller! ° Ik heb deze maand een paar financiële tegenvallers gehad: ../
« Wat jammer, ik wilde een grote wandeling maken. ± ..\ allemaal rekeningen waar ik niet op gerekend had! <> O ja, ik had ook nog een meevallertje. Ik kreeg een prijs van D 9,in de postcodeloterij!
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 11 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
tegenwoordig/ -e ° Wie is de tegenwoordige voorzitter van die vereniging? ° Honderden belangstellenden waren bij de plechtigheid tegenwoordig. tegenwoordig ° Tegenwoordig ga ik liever met de fiets dan met de auto. ° Beslissen júllie dat tegenwoordig! ° Ach ja, die jeugd van tegenwoordig!
het teken/de -s (-en) ° Die stralende lach is een teken van verliefdheid. ° Stress is een teken des tijds. ° Een zwarte kat van rechts? Dat is een slecht teken! ° Na een half uur wachten begon hij tekenen van ongeduld te vertonen. ° Na 48 uur zoeken hoorde de reddingsploeg nog een teken van leven. ° Er staan allerlei tekens op die oude muur ../ ° Geef maar een teken als je weg wil. ≈ Sinds hij vertrokken is, hebben we taal noch teken van hem gehoord. ≈ Het hele jaar 1999 stond in het teken van het millennium.
Ik weet wel, wie de vorige was ../ ± ..\ maar de naam van de huidige ken ik niet. ± Ik geloof dat er wel bijna duizend mensen aanwezig waren. <>
Vroeger pakte ik al gauw de wagen om ergens heen te gaan ../ ± ..\ maar de laatste tijd is de benzine me te duur. « Sinds wanneer hebben wij niets meer te zeggen? ± Wat nou, van deze tijd? Oude mensen hebben zich altijd aan jongeren geërgerd! <>
± ± ± ±
Zo'n blijde lach is het symbool van geluk. Druk, druk en nog eens druk is het kenmerk van deze tijd. Dat voorspelt niet veel goeds! Hij stond op, ging weer zitten, keek op z'n horloge, kortom: je kon zien dat hij ongeduldig werd. ± Er klonk een heel zacht gekreun van onder het puin. Er moest daar nog een mens in leven zijn! « ..\ maar niemand kan ze ontcijferen. ± Goed, ik zal je een seintje geven. ± Hij heeft helemaal niets van zich laten horen. ± Het millennium was het middelpunt van ieders belangstelling, door iedereen en overal werd erover gepraat.
tekenen/tekende/getekend ° De kinderen zitten al een uur te tekenen. ° Wilt u hier even tekenen? ° Hij heeft voor twee jaar getekend.
I ± ± ±
ze zit te tekenen Wat voor tekening zouden ze maken? Moet ik hier mijn handtekening zetten? Hij heeft zich verplicht twee jaar in dienst te blijven.
tekenen/tekende/getekend ° Mama, ik heb een huis getekend! ° Wat is dat dier mooi getekend zeg! ° De directeur moet zelf de brieven tekenen. ~ De manier waarop hij die zaak heeft aangepakt, tekent z’n aard. ~ Als je als kind mishandeld bent, ben je voor je leven getekend.
II « ± ± ± ±
ze tekent een huis Mooi zeg, ga je het ook nog kleuren? Wat een prachtige strepen heeft hij op z'n vacht. Zijn secretaresse mag geen handtekening zetten. Die zorgvuldigheid is het kenmerk van zijn karakter. Daar heb je je hele leven last van.
^ tekenen, schetsen, schilderen, etsen, beeldhouwen: vormen van beeldende kunst. de tekenfilm/ -s ° Walt Disney heeft heel veel prachtige tekenfilms gemaakt.
de tekening/ -en ° De tekeningen van Rembrandt zijn heel beroemd. ° Onze poes heeft een heel aparte tekening op zijn kop ../ ° De secretaresse legde de brief ter tekening voor aan haar baas.
± Hij maakte eerst duizenden tekeningen en daar werd dan een film van gemaakt.
± Die schetsen zijn in musea overal ter wereld te zien. « ..\ waardoor ik hem direct zou herkennen. ± Hij hoefde er alleen maar zijn handtekening onder te zetten.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 12 de tekst/ -en ° Lees deze tekst door en luister dan naar de cassette. ° illustraties. ° De teksten van de liedjes zijn van Annie M.G.Schmidt.
de tel/ -len ° Ik wacht nog één tel. Als je er dan nog niet bent, dan vertrek ik. ≈ Je moet hier goed op je tellen passen, anders wordt je portemonnee gerold. ° Heb jíj een idee hoeveel mensen er zijn? Ik ben de tel kwijt.
± Ik heb dat stukje al gelezen maar ik begrijp niet water staat. <> Een kinderboek bevat meestal weinig tekst ../ ..\ en veel ± Zij heeft de woorden bedacht. <> De muziek is van Harry Bannink.
± Goed, ik ben er binnen één seconde. ± Heel goed opletten, dus! ± Iedereen loopt door elkaar, ik raak steeds in de war, ik kan ze echt niet tellen!
telefoneren/telefoneerde/getelefoneerd ° Waar kan ik hier ergens telefoneren? ° Je kunt tegenwoordig met bijna de hele wereld rechtstreeks telefoneren.
± U kunt in mijn kamer wel even de telefoon gebruiken. ± Als je vroeger met Australië moest bellen, moest je dat eerst bij een telefoniste aanvragen.
de telefoon/ -s, -fonen ° Sinds wanneer hebben jullie telefoon? ° Heb jij al zo'n telefoon met nummervermelding? ° Ik geloof dat nu iederéén een mobiele telefoon heeft. ° De telefoon gaat! ° Telefoon voor meneer Visser!
± ± ± « «
de telefoonbeantwoorder/ -s ° Ik moet mijn telefoonbeantwoorder afluisteren.
>>> voicemail ± Er staan 3 gesprekken op mijn antwoordapparaat.
het telefoonboek/de -en ° Als je de naam en het adres van iemand weet, kun je z’n telefoonnummer opzoeken in het telefoonboek.
± Een grote stad heeft natuurlijk een dikke telefoongids.
Wij hebben al héél lang een telefoonaansluiting. Ik héb een toestel waarop je kunt zien wie jou belt. Je ziet en hoort die GSMmetjes tenminste overal. Ik pak/neem hem wel! Meneer Visser, toestel 67!
de telefooncel/ -len ° Op de hoek van de straat stond een telefooncel.
± Makkelijk hoor, zo'n hokje waar iedereen kan bellen, vond men toen.
het telefoongesprek/de -ken ° Een telefoongesprek met Australië is altijd duur. duur.
± Zo'n praatje door de telefoon duurt langer dan je denkt en iedere minuut kost al veel!
de televisie/ -s ° Je kunt de verkiezingsuitslagen volgen op de televisie ../ ° Kijk jij graag (naar de) televisie? ° Is er vanavond iets leuks op de televisie? ° Mijn broer werkt als verslaggever bij de televisie. ° De televisie staat in de woonkamer.
«
..\ en op de radio. Nee, ik luister liever naar de radio. ± Ik denk 't wel, André van Duin komt op de buis. ≥ Bij welke omroeporganisatie zit hij? ± We hebben ook een klein televisietoestel op onze slaapkamer. <>
^ de televisie (TV), de radio en de krant: de (nieuws)media. de televisiegids/ -en ° Els kijkt in de televisiegids ../
het televisietoestel/de -len
« ..\ welke programma's er vandaag op de buis komen. ± Is het programmablad voor volgende week eigenlijk al gekomen? >>> de televisie
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 13
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 14 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
de telex/ -en ° Bij de krant komen er de hele dag berichten op de telex binnen.
± Het telex-apparaat ratelt constant door en verwerkt het nieuws uit alle delen van de wereld.
^ telefoon, telex, radio, televisie, fax, internet, e-mail: communicatiemiddelen. telkens ° Wanneer ik haar ook zie, ze heeft telkens dezelfde hoed op. ° Telkens als ik dat filmpje zie, moet ik lachen. ° Ze gaat telkens weer naar dezelfde bioscoop.
± Ze draagt altijd diezelfde zwarte hoed. <> Ik heb haar nooit met iets anders op haar hoofd gezien ± Iedere keer schiet ik weer in de lach. ± Ze wil steeds weer die aardige portier zien.
tellen/telde/geteld ° Het kind is pas drie maar kan al goed tellen. ° Ik tel tot drie, dan moet je weg zijn! ° Staan er genoeg glazen op tafel, wil je ze even tellen? ° Ik tel er 8. ≈ Haar dagen zijn geteld. ≈ Wat een sufferd, die kan niet tot tien tellen! ° Hoeveel personen telt uw gezin? ~ Het doelpunt telt niet! ~ Tropenjaren tellen dubbel voor je pensioen. ~ Of je je best gedaan hebt, dát telt.
± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
De getallen onder de 10 kan hij prima opnoemen. Eén, twee, drie! Kijk je even hoeveel er staan? Volgens mij staan er 8 glazen op tafel. Zij heeft niet lang meer te leven. Dom geboren en nooit wat bijgeleerd! Mijn gezin bestaat uit vijf personen. Het is niet geldig, want er stond een aanvaller buitenspel. Die worden twee keer gerekend. Dát is belangrijk.
de temperatuur/ -turen ° De temperatuur van het zeewater is 15° C, ../ ° Ik wacht tot die temperatuur flink gestegen is. ° Hoe is de temperatuur buiten? ° Vannacht daalt de temperatuur tot ± 8° C. ° Tegenwoordig nemen ze je temperatuur op in je oor.
« ± ± ± ±
..\ mij véél te koud om te zwemmen! Ik ga pas zwemmen als het water veel warmer is geworden. De thermometer staat op 24° C, lekker warm. Het wordt dus een behoorlijk stuk kouder. Dat is heel wat beter dan die thermometer in je bips of onder je arm om je lichaamstemperatuur te meten.
temperen/temperde/getemperd ° Braad het vlees op hoog vuur aan, temper dan het vuur en laat het zachtjes gaar worden. ° De blessure van de midvoor temperde de vreugde om de overwinning.
± Draai het gas een flink stuk lager. <>
Het bericht dat zijn blessure meeviel, verhoogde de feestvreugde weer.
ten
>>> te
tenminste ° We gaan morgen naar het strand, als het tenminste goed weer is. ° Er zullen niet veel mensen komen, wij gaan tenminste niet. ° En heb je wel al brood gehaald? Dat is tenminste íets!
± Op voorwaarde dat de zon schijnt. <> Behalve als het regent. ± Ons zullen ze er in ieder geval niet zien. ± Je hebt gelukkig toch wel íets gedaan.
tenslotte ° Tenslotte kregen alle kinderen een ijsje. ° Ik vind dat ik haar best mag verwennen; ze is tenslotte m'n enige kleinkind. ° Wat heb ik daar tenslotte mee te maken?
± Aan het eind (van het feest) was er voor iedereen ijs. ± Méér kleinkinderen heb ik immers niet.! ± Uiteindelijk kan ik er niets aan veranderen!
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 15 de tent/ -en ° Als we op vakantie zijn, slapen de kinderen in een tent ../ ° Het leger van Napoleon sloeg zijn tenten op in de buurt van Waterloo. ≈ Als je geen kamer kunt vinden, kun je wel voorlopig je tenten bij mij opslaan. ≈ Iedereen probeert hem uit z'n tent te lokken ../ ° Op het feestterrein is een grote tent gebouwd ../ ~ Weet jij een leuke tent waar we kunnen eten?
..\ maar wij slapen in de caravan. ± Dat was ongeveer de laatste keer dat dat leger eenkamp bouwde. <>
± Kom dan maar een poosje bij mij wonen. ± ..\ maar 't lukt niemand hem z'n zelfbeheersing te laten verliezen: hij doet of z'n neus bloedt. « ..\ waar allerlei voorstellingen gegeven worden. ± Ja, een paar straten verder is een leuk zaakje.
^ tent, caravan, stacaravan, kampeerauto of camper: tijdelijk, verplaatsbaar (vakantie)verblijf. de tentoonstelling/ -en ° In het museum is een tentoonstelling van moderne beeldhouwkunst. ° Mijn broertje had een hele tentoonstelling gemaakt van alle dingen die hij gevonden had.
± Ik kan de werken die daar te zien zijn niet echt mooi vinden. ± Die expositie is al op verschillende plaatsen in het buitenland geweest. ± Hij had alles keurig uitgestald met kaartjes erbij waarop stond wat 't was en waar hij 't gevonden had.
ter
>>> te
terecht/ -e ° Ik vind dat ze een terechte keus heeft gedaan. ° Hij vond zelf zijn veronwaardiging terecht, ../
° Het is terecht dat daar maatregelen tegen genomen worden. ° Hij heeft dat aanbod terecht afgewezen, ../ ° Gelukkig is dat vermiste jongetje weer terecht. ° Voor goede raad kan ik altijd bij mijn vader terecht.
± Volgens mij heeft ze de juiste beslissing genomen. ± ..\ dat er alle aanleiding toe was / dat hij helemaal gelijk had, ../ <> .. \ maar zijn vader vond nu juist dat zijn boosheid volkomen misplaatst was. <> Niemand zal dat onterecht vinden. ± Strenge maatregelen zijn hier op hun plaats. ± ..\ hij had er alle reden voor, het was beneden peil! ± Na een paar dagen is het teruggevonden. ± Bij hem ben ik aan het goede adres, hij kan me helpen.
terechtbrengen van ../bracht .. terecht/terechtgebracht ° Tekenen? Daar breng ik niet veel van terecht.
III je brengt er wel iets van terecht! ± Dat kan ik helemaal niet goed!
terechtkomen/kwam .. terecht/terechtgekomen (zijn) ° Mijn sleutels zijn gelukkig terechtgekomen. ° Na veel omzwervingen is hij in Nederland terechtgekomen. ° Als puber is hij een paar keer met Justitie in aanraking geweest, maar gelukkig is hij goed terechtgekomen: ../ ° Wat is er van zijn plannen terechtgekomen? ° Daar is niets van terechtgekomen, van die mooie ideeën! terechtstaan/stond .. terecht/terechtgestaan ° De oorlogsmisdadiger moet in Den Haag terechtstaan ../
terechtstellen/stelde .. terecht/terechtgesteld ° In de V.S. stelt men terdoodveroordeelden op de electrische stoel terecht.
Ze zijn een paar dagen zoek geweest ../ ± ..\ maar toen heb ik ze teruggevonden. ± Hij is toevallig in Amsterdam beland. ≥ ..\ hij heeft een vaste baan, is getrouwd en is een goede vader voor zijn twee kinderen. ± Hoe staat het daar eigenlijk mee? ± Die zijn volledig mislukt. <>
« ..\ voor het Joegoslaviëtribunaal. ± Zijn daden zullen worden beoordeeld door de rechter.
± In andere landen worden de veroordeelden opgehangen of men voltrekt het doodvonnis op nóg een andere manier.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 16 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
tergend/ -e ° Terwijl iedereen ongeduldig op haar stond te wachten, kwam ze tergend langzaam aan lopen. de term/ -en ° Er staan zoveel technische termen in dat boek, ik begrijp er niets van! ° Nou, nou, je gebruikt wel erg ruwe termen! ° Dat is de geijkte term daarvoor. ° In bedekte termen gaf hij aan dat hij graag mee wilde. ≈ Ik zou die baan graag hebben maar ik val niet binnen de termen.
± Met dat getreuzel probeerde ze de anderen boos te maken en dat lukte!
± Al die technische woorden en uitdrukkingen zeggen me niets. ± Let een beetje op je woorden, alsjeblieft! ± Dat is de vaste uitdrukking / zo zeg je dat nu eenmaal. ± Hij zei het niet rechtstreeks maar uit zijn woorden kon je het wèl opmaken. ± Ik voldoe niet aan de gestelde eisen, ik kom niet in aanmerking.
de termijn/ -en ° Zullen we een termijn vaststellen waarbinnen dat gebeuren moet? ± ° Zie jij kans dat op korte termijn te doen? ± <> ° Wilt u dat bedrag in termijnen betalen ../ ° Mijn auto is bijna afbetaald, ik hoef nog maar twee ± termijnen van D 300,- te voldoen. ° Op dit moment moet 't maar even zo, maar op ± (de lange) termijn is het natuurlijk geen oplossing.
Goed, wanneer moet het klaar zijn? Ik krijg het binnen afzienbare tijd wel voor elkaar. ..\ of in één keer? Dat was dan ook een flink bedrag dat je iedere maand moest betalen! In de toekomst zullen we dat anders moeten regelen.
het terras/de -sen ° Achter het huis hebben we een groot terras aangelegd.
± Op de grote, rode tegels staat het tuinameublement. Als het lekker weer is, eten we daar vaak. ° Zullen we na het winkelen een terrasje pikken? ± Lekker even in de zon zitten met een kopje koffie? Ik weet wel een geschikt cafeetje. ° Het was prachtig weer en ‘t hele marktplein was één groot terras. ± Overal stonden tafeltjes en stoeltjes. het terrein/de -en ° Er ligt nog één onbebouwd terrein in de buurt van het station. ° Er wordt vandaag niet gevoetbald, de terreinen zijn afgekeurd. ~ Met vragen over wiskunde moet je bij mijn zusje zijn; dat is háár terrein. ~ Op het terrein van de medische wetenschap is er veel verbeterd. ~ De enge ideeën van ultra-rechts winnen de laatste tijd in sommige landen veel terrein: ../ terug ° Ik neem een retourtje want ik moet vanavond nog terug. ° De reis terug was heel wat comfortabeler ../ ° Net terug in Nederland, moest hij wéér op zakenreis; naar Polen deze keer. ° Een paar weken terug kwam ik een oude vriend tegen. ° Je kunt in twee uur heen en terug. ° Heb je ‘t boek dat ik je geleend heb al uit? Ik wil het graag terug. ° Hebt u terug van vijftig euro? ° Ik ben blij dat ik nu eens iets terug kan doen. ~ Je hebt het beloofd, nu kun je niet meer terug! ~ Daar heb je niet van terug, hè?
± Op dat stuk grond gaan ze nu een kantoorgebouw neerzetten. ± Alle voetbalvelden zijn door de regen onbespeelbaar geworden. ± Op dat gebied is zij veel beter dan ik! ± Vooral op het gebied van AIDS is er vooruitgang geboekt. ± ..\ ze krijgen steeds meer aanhangers.
Kun jij daar wél blijven, vannacht? ..\ dan de heenreis. ± Hij was nog wel zo blij om weer in Nederland te zijn. <> <>
± ± « ± ± ± ±
Ik geloof dat het drie weken geleden is. Als je nu weggaat, ben je over twee uur weer thuis. Ja hoor, ik zal het morgen meebrengen. Ja hoor, dat kan ik wel wisselen. Je hebt mij al zó vaak geholpen, nu doe ik eens iets voor jóu! Je kunt er niet onderuit! Je moet immers doen wat je belooft? Daar kun je niets tegen inbrengen./ Je moet toegeven dat ik gelijk heb!
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 17 terugbrengen/bracht .. terug/teruggebracht ° De ober brengt de borden terug naar de keuken. ° Ik ga boeken terugbrengen naar de bibliotheek.
Daarna haalt hij een stapel schone borden. ± Als je deze ingeleverd hebt, ../ <> ..\ leen je dan ook meteen een paar nieuwe boeken? <>
terugbrengen/bracht .. terug/teruggebracht, vervolg ° Piet gaat zijn nieuwe jas terugbrengen naar de winkel ../ ° Als 't laat wordt, zal ik je wel terugbrengen. ° Het aantal werklozen is tot de helft teruggebracht. teruggaan/ging .. terug/teruggegaan (zijn) ° Toen we een uur gelopen hadden, zijn we teruggegaan. ° Dat verhaal gaat terug tot de vorige eeuw. teruggeven/gaf .. terug/teruggegeven ° Ik moet m'n broer dat tientje teruggeven ../ ° Hebt u misschien D 1,25 er bij? Dan kan ik u een briefje van vijftig teruggeven. ° Geef terug! Ik wil niet dat je mijn spullen gebruikt! terugkeren/keerde .. terug/teruggekeerd (zijn) ° Pas na jaren konden de vluchtelingen veilig naar hun vaderland terugkeren. ° Eindelijk is de rust teruggekeerd! ° Zullen we op onze schreden terugkeren ../
± We keerden om en gingen weer naar huis. <> Alleen Piet is nog doorgelopen tot voorbij het station. ± Die geschiedenis is al in de 20de eeuw begonnen.
..\ dat ik verleden week van hem geleend heb. ≥ Anders krijgt u allemaal klein geld! <>
± Geef hier!
± Zelfs na zoveel tijd waren sommigen nog bang om terug te gaan. ± Na dagen van rellen is het nu weer rustig geworden. <> ..\ of zullen we onze weg vervolgen? ± Laten we maar omkeren.
terugkijken/keek .. terug/teruggekeken ° Sommige mensen kijken graag terug, ../
II ze kijkt terug op een mooie carrière ± ..\ en verlangen naar de verleden tijd ../ <> ..\ anderen kijken vooruit en richten hun blik op de toekomst. ± We hebben daar goede herinneringen aan.
~ We kijken met voldoening terug op het feest. terugkomen/kwam .. terug/teruggekomen (zijn) ° Anja is er even niet, ze zal zo wel terugkomen. ~ Je moet niet steeds op die vervelende kwestie terugkomen. ~ John is teruggekomen van zijn plan om rechten te gaan studeren.
Ze is even de deur uitgegaan om een boodschap te doen. ± Je begint er steeds weer over. <> Je moet er nu eens over ophouden. <> Ik had gehoopt dat hij die plannen zou dóórzetten ../ ± ..\ maar hij heeft het idee laten varen. Hij gaat werken. <>
terugkrabbelen/krabbelde .. terug/teruggekrabbeld (zijn) ~ Dat meisje belooft altijd van alles maar als puntje bij paaltje komt, krabbelt ze terug. de terugreis/ -reizen ° 't Leek of de terugreis veel vlugger ging ../
..\ waar hij hem gisteren gekocht heeft. Bij nader inzien wil hij liever een ander model. <> In het donker laat ik je niet alleen naar huis gaan. ± In de meeste landen is dat aantal zo ver gereduceerd. <>
± Als je dan werkelijk haar hulp inroept, kan ze niet. <> Ik zou wel eens willen weten of ze ooit eenbelofte heeft waargemaakt.
<>
..\ dan de heenreis.
terugschrikken/schrikte of schrok .. terug/ teruggeschrikt of geschrokken (zijn) ° Ik had een nieuwe auto willen kopen maar ik ben voor de hoge kosten teruggeschrokken.
± Een nieuwe auto was me te duur en dus heb ik het niet aangedurfd.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 18 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
terugslaan/sloeg .. terug/teruggeslagen (hebben & zijn) ° Je moet bij tennis de bal terugslaan ../ ° Als iemand mij een klap geeft, sla ik terug! ~ Dat krantenartikel slaat terug op een debat in het parlement. terugtrekken/trok .. terug/teruggetrokken (hebben & zijn) ° De generaal heeft zijn leger teruggetrokken ../ ° Drie kandidaten hebben zich teruggetrokken. ° Drie wielrenners hebben zich teruggetrokken. terugwerkend/ -e ° Die regeling is op 1 april afgekondigd met terugwerkende kracht tot 1 januari.
..\ en niet vangen. ± Oog om oog, tand om tand, nietwaar? ± Het heeft te maken met het debat over de nieuwe belastingwet. <>
« ..\ uit het pas veroverde gebied. ± Hij gaf het bevel dat alle soldaten het gebied moesten verlaten. ± Die drie doen dus niet meer mee aan de sollicitatie. <> Nu kunnen drie nieuwe kandidaten zich aanmelden / aantreden. ± Na de drugs controle hebben ze zich niet meer laten zien in de Tour.
± Die regeling geldt dus vanaf 1 januari.
terugzien/zag .. terug/teruggezien ° Voor het eerst sinds tien jaar heb ik mijn geboortestad teruggezien. ~ Toen ik op mijn kindertijd terugzag, besefte ik dat ik destijds heel gelukkig was.
± Het was erg leuk om de stad waar ik kind was weer te zien. ± Toen ik in mijn gedachten die tijd weer beleefde, voelde ik me heel blij.
terwijl ° Terwijl we zaten te eten, ging de telefoon weer. ° Terwijl ze hoge koorts had, ging ze toch de straat op. ° Ze ging naar haar werk, terwijl de dokter gezegd had dat ze thuis moest blijven.
± Die telefoon stoort zo vaak tijdens het eten. ± Hoewel / Ofschoon ze doodziek was, weigerde ze naar bed te gaan. ± Wat? Ondanks het feit dat ze door de dokter gewaarschuwd was?
teuten/teutte/geteut ° Als je zo blijft teuten, komen we te laat. ° Hij zit al een kwartier te teuten met die éne boterham.
<>
tevens ° De secretaris, tevens penningmeester van de vereniging, is afgetreden. ° Tevens zou ik u willen vragen bijgaand formulier getekend aan mij terug te zenden. tevergeefs ° De brandweer heeft tevergeefs geprobeerd hem nog levend uit het wrak te halen. tevoren ° Had je dat niet tevoren kunnen zeggen? ° Als ik (van) tevoren had geweten dat ze jarig was, had ik een bloemetje meegenomen. ° Je moet twee uur tevoren op Schiphol zijn.
Schiet alsjeblieft een beetje op! ± Als ik hem zo zie kieskauwen, héb ik 't niet meer!
± Was de secretaris ook penningmeester? ± Tegelijkertijd doe ik u het verzoek dit binnen een week te doen.
± Ze hebben hun pogingen zonder succes moeten staken.
± Ik zou dat graag eerder geweten hebben. <> Helaas, ik hoorde het pas achteraf. ± Als ik op tijd op de hoogte was geweest, had ik een mooie bos bloemen gekocht. ± Als je vliegtuig om twaalf uur vertrekt, moet je om tien uur inchecken.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 19 tevreden ° Tevreden klanten zijn de beste reclame! ° We hopen dat u met een tevreden gevoel onze zaak verlaat. ° Die mensen zijn met weinig tevreden. ° Bent u tevreden? Zegt het anderen! ° De docent knikte tevreden: ../ ~ Hè verdorie, nou valt dat mooie glas kapot! Ben je nú tevreden? thans ° Thans kunt u luisteren naar het pianospel van één van mijn leerlingen.
± Die zal nu een wals van Chopin voor u spelen.
het theater/de -s ° Ga jij graag naar het theater? ° Die musical is in bijna alle grote theaters van de wereld uitgevoerd. ~ Je maakt altijd zo'n theater als jou iets overkomt.
de thee/- ën ° Op Java verbouwen ze een prima kwaliteit thee. ° ° ° °
« We doen ons uiterste best om aan al uw wensen te voldoen. ± Wees gerust, we zijn erg ingenomen met uw service. <> Die zijn niet zo veeleisend. <> Bent u ontevreden? Zegt het ons! « ..\ zijn studenten hadden goede resultaten bereikt. ± Heb je nou je zin? Wees toch een beetje voorzichtiger.
± Ik vind het heerlijk om naar een toneelvoorstelling te gaan! <> Maar ik houd ook erg van een concert! ± Het moesten wel gróte schouwburgen zijn! ± Mensen kinderen, wat blaas je de boel weer op! Jij maakt ook overal een drama van!
± Die theeplanten staan in de heuvels en bergen tot ±1500 m boven de zeespiegel. <> Nee, ik drink dan koffie. « Goed, om ongeveer drie uur ben ik bij je. « Lekker, goed voor de dorst! ± Prima, om een uur vier sta ik klaar.
Drink jij thee bij je ontbijt? Kom je morgen een kop thee bij me drinken? Ik ga thee zetten, heb je ook zin in een kopje? Zal ik je na de thee afhalen?
^ thee, koffie, cacao, bouillon zijn warme dranken. de theedoek/ -en ° Heb je een schone theedoek voor me ../ ° Om het aanrecht droog te maken gebruik ik niet de theedoek ../
« <>
..\ dan droog ik de vaat voor je af. ..\ maar het vaatdoekje.
^ de theedoek, de handdoek, de vaatdoek: keukentextiel. de theorie/- ën ° Zijn theorie over dat onderwerp is alweer achterhaald. ° ° ° °
Wil je nu míjn theorie horen? De theorie is vaak heel anders ../ In theorie moet het kunnen ../ Ik ben bezig met mijn rijbewijs: voor de theorie ben ik al geslaagd ../ ° Die mooie theorieën brengen je niet verder ../ de thermometer/ -s ° Iedere morgen komt de verpleegkundige met de thermometer bij de patiënten langs ../ ° De thermometer staat buiten op 24° C. de thermostaat/ -staten ° De thermostaat zorgt ervoor dat de temperatuur in huis constant is.
± Een jonge geleerde heeft nu een heel andere verklaring voor dat verschijnsel gegeven. ± Wil je nu weten hoe ík denk dat het in elkaar zit? <> ..\ dan de praktijk. <> ..\ maar ik ben bang dat het in werkelijkheid niet haalbaar is. ± ..\ de verkeersregels ken ik al ../ <> ..\ maar nu moet ik de praktijk doen, afrijden dus! <> ..\ als je op zoek bent naar praktische oplossingen.
«
..\ om hun temperatuur te meten.
± Ik wist niet dat het kwik zo hoog stond.
± Dat instrument regelt het aan- en afslaan van de verwarming.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 20 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
thuis ° Thuis heb ik nog een foto van ons samen. ± Hij moet ergens in huis liggen, in mijn bureau, denk ik. <> ° Waarom zit je de hele dag thuis? Ga toch eens lekker naar buiten. ° Ben je vanavond thuis? « Dan kom ik even bij je langs. ° Kun jij me de weg wijzen? Ik ben niet zo goed thuis in deze buurt. ± Ik weet hier niet goed de weg. <> ° Hebben jullie Ria nog thuis getroffen? Nee, toen we bij haar huis kwamen, zagen we haar nét wegrijden. ± Maar toen we na een uurtje nog ‘n keer aanbelden, deed ze zelf open. ° Die mensen wonen al jaren in Nederland en ze voelen zich ± Het heeft wel lang geduurd voor ze zich hier op hun plaats voelden. hier nu ook helemaal thuis. ° Vraag dat maar aan mijn moeder, die is van alle markten thuis. ± Die weet overal het fijne van. ° Die mensen hebben drie kinderen uit Korea ± 'n Gezinsleven en toekomst, die ze in eigen land niet hadden. een veilig thuis gegeven. ° Je mag wel mee de winkel in maar denk er om: handjes thuis! ± Je mag nergens aankomen! ≈ Oost West, thuis best! ± Eigen haard is goud waard. Je kunt maar 't beste in je eigen huis zijn. ~ Joh, houd je handen thuis! ± Joh, blijf er vanaf! (Raak dat niet aan, laat dat staan.) >> hand thuisblijven/bleef .. thuis/thuisgebleven (zijn) ° Wat doen we vanavond? Blijven we thuis ../ ° Als je je ziek voelt, mag je wel thuisblijven. ~ Als ze zulke hoge eisen stellen voor die baan, kan ik wel thuisblijven.
..\ of gaan we uit, naar de film of zo? ± Dan hoef je niet naar school. ± Dan hoef ik geen moeite te doen want ik kan niet voldoen aan die eisen. <>
thuisbrengen/bracht .. thuis/thuisgebracht ° 't Regent zo hard, zal ik je even thuisbrengen? ~ Ik heb die vrouw eerder gezien maar ik kan haar niet thuisbrengen.
± De auto staat tóch voor de deur, ik breng je wel naar huis! ± Ik heb geen geen idee wie ze is of wat ze doet.
het thuisfront ~ Laat jij het thuisfront even weten dat we goed zijn aangekomen? ± Ja, ik zal de mensen thuis gerust stellen. thuiskomen/kwam .. thuis/thuisgekomen (zijn) ° We zijn gisteravond laat thuisgekomen. ° Toen ik voor de eerst keer bij die mensen binnenkwam, voelde ik me alsof ik thuiskwam. ≈ Hij verwachtte heel veel van die sollicitatie, maar hij is van een koude kermis thuisgekomen.
We waren al vroeg de deur uitgegaan. ± Het was net of ik die mensen al jaren kende, zo vertrouwd kwam alles me voor. ± Hij was erg teleurgesteld:hij kreeg die baan niet! <>
de thuisreis/ -reizen ° We moeten zo langzamerhand eens over de thuisreis gaan nadenken.
± Ik wil de tocht naar huis net zo doen als ../ <> ..\ de reis hier naar toe.
de thuiswedstrijd/ -en ° Die voetbalclub heeft nog geen enkele thuiswedstrijd verloren.
± Een wedstrijd in het eigen stadion is dan ook makkelijker ../ <> ..\ dan een uitwedstrijd.
het tientje/de -s ° Ik zou je dat tientje dat ik ooit van je geleend heb, vóór 2002 teruggeven. Nou kan ik je alleen in Euro's terugbetalen!
± Ik had net geen briefjes van ƒ 10,- toen, weet je nog? Hier, D 4.50 voor ik het weer vergeet.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 21 de tijd/ -en ° De tijd zal leren wie er gelijk heeft.
± De komende ontwikkelingen zullen duidelijk maken hoe het nu eigenlijk in elkaar zit. ° In de loop van de tijd is er veel in haar leven veranderd. ± Met het verstrijken der jaren heeft ze een heel ander leven gekregen. ° Hebt u misschien even tijd voor me? ± Ik wil u wat vragen, hebt u een momentje? ° Kan het morgen ook? Ik heb nu weinig tijd: ../ ± ..\ ik heb nog heel veel te doen! ° Zo'n gesprek kost al gauw een uur tijd. ± Daar ben ik zeker een uur aan kwijt. <> ° Ik heb nu echt geen tijd om met je te praten. Morgen kan ik wel tijd voor je vrijmaken. ° Nu ze met pensioen is, vult ze haar tijd met « ..\ waar ze vroeger geen tijd voor had. allerlei hobby's ../ ± Ze doet van alles, ze verveelt zich geen moment! <> ° Vroeger kwam ze altijd tijd tekort ../ ..\ en nu houdt ze tijd over! ° Die vrouw besteedt veel tijd aan de maaltijd. ± Ze staat urenlang in de keuken. ≈ Volgende week heb ik alle tijd van de wereld # Dan heb ik vakantie en kan ik doen waar ik zin in heb! ° De tijd staat niet stil! ± De ontwikkelingen gaan door. ≈ De tijd gaat snel, gebruik hem wel. ± Het leven is maar kort, je moet het goed benutten. ° Hebt u misschien de juiste tijd? ± Kunt u me zeggen hoe laat het is? ° Let je op je tijd? « Je moet om 6 uur thuis zijn! ± Ja, ik zal op de klok letten! <> ° Ik zorg wel dat ik op tijd thuis ben. Als ik te laat ben, krijg ik ruzie met mijn moeder. ° Ik vind dat het nu de juiste tijd is om aan tafel te gaan. ± Ja, mij lijkt het ook een geschikt moment <> ° Het is (de) hoog(ste) tijd om naar huis te gaan. Ach wel nee, we hebben nog alle tijd! ≈ Over een maand moet hij examen doen, de tijd begint te dringen! ± Hij zal hard moeten werken om op tijd klaar te zijn! ≈ Stil nu even, alles op zijn tijd. ± Je moet een geschikt moment afwachten om over zoiets te beginnen. ≈ Komt tijd, komt raad. ± Daar vinden we wel een oplossing voor, als het zover is! ≈ Je moet gewoon je tijd afwachten. ± Jouw beurt komt ook nog wel! <> Je bent veel te ongeduldig! ≈ Welja, als ik maar tijd van leven heb! ± Als ik tenminste zo lang leef! ° De tijd van de grote werkloosheid is voorbij. ± We hebben nu weer een periode van tekort aan arbeidskrachten. ° Die wetten dateren nog uit de tijd van Napoleon. ± Tijdens het leven van Napoleon zijn ze gemaakt. ° Ten tijde van Caesar verplaatsten de soldaten zich te voet. ± In de dagen van Napoleon was dat nóg zo. ° Dat waren nog eens tijden ../ « ..\ toen gebeurden er nog leuke en spannende dingen! ° Die meubelen uit grootmoeders tijd zijn nu ± Die ouderwetse kastjes zijn toch ook veel mooier ../ <> weer helemaal in! ..\ dan die moderne dingen! ~ Je kunt die rok echt niet meer dragen, die is ± Die plooirokken zijn al lang uit de mode. <> helemaal uit de tijd. Over tien jaar zijn ze misschien wel weer in. ~ Zijn zoontje is bij de tijd zeg! ± Wat een pienter joch! <> ~ Mijn oma is al oud maar nog goed bij de tijd. Gelukkig maar, oude mensen zijn vaak dement en weten nergens meer van. ~ Ik heb toch maar een computer aangeschaft. ± Dusdoende probeer ik de ontwikkelingen bij te houden! Een mens moet met z'n tijd meegaan, nietwaar? ° Als je die kortere weg neemt, win je zeker een uur tijd. ± Zo ben je een uur eerder op de plaats van bestemming. <> Als je in de file terechtkomt, verlies je een heleboel tijd. ° Kom, we hebben geen tijd te verliezen, ../ « ..\ de bus komt over een paar minuten! ° ‘k Heb nog steeds geen tijd gevonden om dat nieuwe boek te lezen. ± Ach jij, je hebt het altijd zó druk! <> ° De docent zei: 'Neem de tijd voor dat werk! Als je je haast, maak je te veel fouten!' ° Je werkt veel te hard! Ga er toch eens een tijdje tussenuit! ± Ze kunnen je heus wel een poosje missen op het werk! ° Eerst vond iedereen de film erg leuk maar na enige tijd ± Na een half uur of zo zat iedereen te gapen. werd het vervelend. ° Wat zit je nu de hele tijd te lachen? ± Ik kan er niets aan doen, ik moet aan één stuk door grinniken om dat boek.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 22 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
de tijd/ -en, vervolg ° Ik voel me de laatste tijd zo moe, ik ga toch maar eens naar de dokter. ° Je kunt te allen tijde bij me aankloppen voor een praatje. ° Te zijner tijd kom ik een keertje langs. ° Van tijd tot tijd heb ik schoon genoeg van dat eeuwige huishouden. ° Bij tijd en wijle ga ik heerlijk een eind lopen. ° In je vrije tijd mag je doen wat je wilt ../ tijdens ° Als je tijdens de les goed oplet, heb je je huiswerk gauw af. ° U kunt opbellen tijdens kantooruren ../
± De laatste weken is alles me te veel, ik heb nergens zin in. ± Wanneer het ook is, ik luister wel naar je! ± Het zal nog wel even duren maar ik kom beslist! ± Zo af en toe kan ik geen stofzuiger meer zíen! ± Daar heb ik zo nu en dan echt behoefte aan! <> ..\ maar op school moet je doen wat de juf zegt!
± Als ik gedurende de les iets niet begrijp, vraag ik het direct aan de docent. « ..\ dan is er altijd iemand die u te woord kan staan.
het tijdschrift/de -en ° Een krant komt dagelijks uit; tijdschriften verschijnen meestal eens per week of eens per maand.
± Daarom spreken we ook over weekbladen en maandbladen.
^ kranten, tijdschriften, opiniebladen, roddelbladen, periodieken behoren tot de pers of de media. het tijdstip/de -pen ° De agenten noteren op welk tijdstip ‘t ongeluk precies is gebeurd. ± In het proces-verbaal moet het juiste ogenblik vermeld worden. ° Bij de EHBO kun je op elk gewenst tijdstip terecht. ± Je kunt daar op ieder moment, dag en nacht, voor eerste hulp aankloppen. tikken/tikte/getikt ° De grote klok tikt langzaam ../ ° Ik hoor, geloof ik, iemand op de deur tikken. ~ Ben je nou helemáál van Lotje getikt? ≈ Zijn baas heeft hem voor die fout flink op de vingers getikt. ° Moet ik die brief tikken ../
de timmerman/ -nen ° De timmerman pakt zijn zaag en zijn hamer uit zijn gereedschapskist en gaat aan het werk. ° Weet jij misschien een goede timmerman?
« ± ± ±
..\ en het horloge tikt heel snel. Ja, nu je het zegt, ik hoor iemand zachtjes kloppen. Ben je wel goed bij je hoofd? Die heeft hem een forse uitbrander gegeven. <> ..\ of mag ik hem met de hand schrijven? ± Je kunt hem gerust typen.
≥ Hij moet vandaag een paar deuren repareren: ze gaan moeilijk open dicht. ± Zo iemand die een raam kan inzetten, een kast kan timmeren enz.
^ timmerman, loodgieter, schilder, electricien, zulke vaklieden zijn moeilijk te krijgen! de tip/ ( -pen) /-s ° Mag ik je een tip geven? Als je op zo'n drukke markt loopt, pas dan op voor zakkenrollers! ° Ik heb die aardige ober een flinke tip gegeven.
± Dank je wel, dat advies heb ik al van veel mensen gekregen! ± Hij had die fooi best verdiend.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 23 de titel/ -s ° Weet jij de titel van het nieuwe boek van Harry Mulisch? ° Meester, Ingenieur en Doctor zijn academische titels.
° De wereldkampioen moet volgende week zijn titel verdedigen.
± Ik weet ook niet hoe het heet. ± Je krijgt die erenaam als je aan de academische eisen hebt voldaan: je rechtenstudie hebt afgemaakt, aan de Technische Universiteit hebt gestudeerd of als je bent 'gepromoveerd'. ± Hij moet proberen wéér alle anderen te verslaan.
toch ° Hoewel het gisteren regende, zijn we tóch naar het strand gegaan. ° Je kunt hier gerust hard rijden, er is tóch geen controle!
± Het goot van de regen; desondanks / niettemin hebben we heerlijk gezwommen. ± Er is immers niemand die er op let!
° Waarom sta je zo vroeg op? Je hoeft toch niet naar school? ° Schiet nou toch op, alsjeblieft! ° Ik koop die dure trui toch maar niet!
± Je kunt best nog even blijven liggen, je hebt immers vakantie? « Zo komen we nog te laat! ± Bij nader inzien vind ik hem niet zó mooi!
de tocht/ ° In die oude huizen heb je altijd last van tocht.
° Ik heb gisteren op de tocht gezeten ../ ~ Door de fusie staan meer dan honderd banen op de tocht.
± Door de kieren van de ramen en de deuren voel je steeds de trek van de buitenlucht. ± Ik voel die koude luchtstroom langs m'n nek gaan, straks ben ik snipverkouden! # ..\ en nu heb ik een stijve nek. ± Die banen lopen gevaar gewoon te verdwijnen!
de tocht/ -en ° Na zo'n lange tocht door de bergen is het fijn om een paar dagen aan het strand te liggen. ° Gisteren hebben we een mooie tocht over de Veluwe gemaakt.
± Zo'n dagenlange reis met klimmen en dalen is immers behoorlijk vermoeiend! ± Hoe hebben jullie die rit gemaakt? Van Arnhem naar Apeldoorn?
° Doe alsjeblieft het raam dicht, ik kan niet tegen de tocht.
toe ° Oogjes toe ../
± ..\ en mondje dicht. <> Doe nu je ogen maar weer open.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 24 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
(naar) .. toe ° Waar wil je vanavond naar toe? ~ Waarom vraag je dat? Waar wil je naar toe? ° De bloemen keren zich naar de zon toe. ~ Tot hier toe ../ ° ° ° ~ ~ ° ° ° ° ° ° ~ ° ° ° ° ° ° °
± ± ± « ±
<> Tot nu toe hebben we geluk gehad. Ze heeft de studie tot het einde toe volgehouden. ± <> Ben je al aan de laatste bladzijde toe? Nu ben ik aan een lekker kopje koffie toe! ± De zieke is er slecht aan toe. ± Bij de slager krijg je een plakje worst toe. ± Kunnen we nog tot morgen met de melk toe? ± Als je naar de tropen wil, moet je de hitte op de koop toe nemen ../ « Willen jullie nog iets toe? ± Was je dat vergeten? Nou ja, doet er niet toe! ± Eigenlijk moet ik afwassen maar ik heb er de moed niet meer toe. ± Ze heeft het zó druk, ze komt nergens meer aan toe. ± Af en toe laat de zon zich zien. ± Toe jongens, opschieten! ± Toe maar, je bent er bijna! ± Hè toe nou mama, zeg ja! ± Die man eerlijk? Toe nou ../ « Of ik hem geroepen heb? Tot drie keer toe ! ± En nu nog een ijsje? Toe maar ../ «
de toegang/ -en ° De toegang tot het Binnenhof was afgesloten. ° Personen onder de 18 jaar hebben hier geen toegang. ° Op bijna alle deuren hangt een bordje 'Verboden toegang'. toegankelijk/ -e ° Dat gebouw is nu goed toegankelijk voor invaliden. ° Het is een prima dokter maar hij is weinig toegankelijk.
Jij mag zeggen waar we heen gaan. Wat is je bedoeling daarmee? Ze keren zich in de richting van de zon. ..\ en niet verder! Zo is het wel mooi geweest! Hoe het nu verder gaat, moeten we afwachten. Ze heeft die moeilijke studie helemaal afgemaakt. Nee, nog lang niet, ik ben pas op de helft. Daar heb ik nu echt behoefte aan! Hij is heel erg ziek. Zomaar bij het vlees cadeau. Ja hoor, we hebben wel genoeg tot óvermorgen! ..\ dat hoort er nu eenmaal bij! Ik wil wel graag een nagerecht! Dat geeft niet, hoor! Kun jij de moed nog opbrengen om het te doen? Ze heeft nergens meer tijd voor. Nu en dan komt hij achter de wolken vandaan. Vooruit, we hebben haast! Hou vol! Vind het alsjeblieft goed! ..\ dat geloof je toch zeker zelf niet! Drie keer zelfs! ..\ jij weet van geen ophouden!
# Niemand kon het Binnenhof betreden. ± O, je bedoelt dat die hier niet naar binnen mogen. <> Er is maar één deur waar je wèl doorheen mag.
± Rolstoelgebruikers kunnen er nu makkelijk binnenkomen. ± Hij is nogal afstandelijk, je praat niet makkelijk met hem, ík tenminste niet.
het toegangsbewijs/de -bewijzen ° Weet je hoe duur die toegangsbewijzen voor die wedstrijden zijn? ± Wie kan zo'n kaartje nou betalen? toegeven/gaf .. toe/toegegeven ° Als je maar lang genoeg zeurt, geeft mama wel toe. ° Je zult moeten toegeven dat ik gelijk had. ° Hij geeft zijn vergissing eerlijk toe. ° Als je je kinderen altijd maar toegeeft en verwent, worden het ettertjes. toegeven .. aan/ ° Ze geeft te veel toe aan haar verdriet.
Ze zal een hele tijd weigeren ../ ± ..\ maar uiteindelijk geeft ze wel haar toestemming. ± Inderdaad, dat moet ik erkennen. ± Ik had niet gedacht dat hij die zo ronduit zou erkennen. <> Je moet ze af en toe ook wel eens wat weigeren. ± Het is echt verkeerd om alles maar goed te vinden, ze moeten leren dat niet alles kan. <>
± Ze is er steeds mee bezig en praat over niets anders. <> Ik wou dat ze zich er wat meer tegen verzette.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 25 toekomen/kwam .. toe/toegekomen (hebben & zijn) ° Geef hem dat maar; ik vind dat 't 'm toekomt. ° Zouden we wel toekomen met dit papier?
± Ik vind dat hij daar recht op heeft. <> Ik ben bang dat we tekort komen. ± Welnee, we hebben heus wel genoeg. ± Dat is nu al de derde dag dat ik niet zover kom.
° Ik had nog een brief aan mijn oma willen schrijven maar ik ben er niet aan toegekomen. de toekomst/ ° Laten we hopen dat het hun in de toekomst ../ ° De toekomst ziet er zonnig uit. ° Als je die studie opgeeft, vergooi je je hele toekomst! de toekomst/ -, vervolg ° Ik betwijfel of die zaak een toekomst heeft.
..\ beter zal vergaan dan in het verleden. ± Er staan de komende tijd mooie dingen te gebeuren! ± Dan kun je een mooie carrière wel vergeten! <>
± Ik ben er helemaal niet zeker van dat dat bedrijf goede vooruitzichten heeft. <> Een paar jaar geleden hebben ze al eens voor een faillissement gestaan. ± Verstandige meisjes volgen een opleiding! ± Een land moet hard werken om vooruit te komen!
≈ 'n Slimme meid is op haar toekomst voorbereid. ≈ Een land dat leeft, bouwt aan zijn toekomst. toelaten/liet .. toe/toegelaten ° Ik begrijp niet dat je die dingen toelaat!
± Ik zou zoiets nooit goedvinden ../ <> ..\ maar verbieden. ± Als je verkouden bent en een dropje neemt, knijpt ze wel een oogje dicht / ziet ze dat door de vingers. <> Er zijn mensen bij die al voor de derde keer zijn afgewezen.
° Eigenlijk mag je niet snoepen in de klas maar de docente laat het oogluikend toe. ° Er melden zich ieder jaar meer mensen aan dan er tot die studie kunnen worden toegelaten. toelichten/lichtte .. toe/toegelicht ° Ik begrijp niet veel van uw brief, kunt u één en ander wat nader toelichten?
± Goed, ik zal u alles haarfijn uitleggen / duidelijk maken.
de toelichting/ -en ° De Tweede Kamer verlangde van de minister een toelichting op het wetsontwerp.
± Er werd om nadere uitleg gevraagd.
toen ° En, wat gebeurde er toen? ° En wat deed hij tóen? ° Als kinderen speelden we altijd op straat, dat kón toen nog!
toen ° Toen hij mij kuste, rende ik weg. ° Hij kwam langs toen ik net even weg was. ° Toen ik studeerde, woonde ik in Leiden.
± Op dat moment kuste hij me! ± Vervolgens zei hij dat hij van me hield! ± In die tijd was er nog niet zoveel verkeer. <> Tegenwoordig is dat levensgevaarlijk.
± Op het moment dat ik die zoen kreeg, werd ik bang. ± Jammer dat hij kwam, terwijl ik niet thuis was! ± In de tijd dat ik daar woonde, ging ik veel uit.
toenemen/nam .. toe/toegenomen (zijn) ° Het aantal vluchtelingen op de wereld neemt nog steeds toe. ° De bevolking van dat land is de laatste jaren sterk toegenomen. ° Het geweld op straat is de laatste jaren heel erg toegenomen.
± Het worden er steeds meer. <> Zal dat aantal ooit nog kleiner worden? ± Er is wel een miljoen mensen bijgekomen! ± Het is zó erg geworden, dat de mensen 's avonds niet meer naar buiten durven.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 26 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
toepasselijk/ -e ° De directeur sprak tot elke leerling enkele toepasselijke woorden. ° Haar kleding was niet bepaald toepasselijk voor de gelegenheid. toepassen/pastte .. toe/toegepast ° Om dat vraagstuk op te lossen, moet je de stelling van Pythagoras toepassen. ° Je kunt die regels wel uit je hoofd leren maar toepassen is de kunst!
± Als je die gebruikt, kun je het zó uitrekenen. ± Ik heb er nog steeds moeite mee om ze in praktijk te brengen.
de toepassing/ -en ° De toepassing van de nieuwe maatregelen blijkt veel ingewikkelder dan verwacht was. ° Welke wet is in deze situatie van toepassing? ° N.V.T. betekent 'niet van toepassing' ../
± Het in uitvoering brengen heeft al voor heel wat problemen gezorgd. ± Weet je welke wet hier gebruikt / gehanteerd moet worden? « ..\ daar hoef je dus niets in te vullen! ± Die vragen 'slaan' niet op jouw situatie.
de toer/- en ° De koningin maakte een (rij)toer door de stad. paleis. ~ Van nu af aan gaan we op de zorgeloze toer! ° Die centrifuge maakt 1200 toeren per minuut. ° De machine werkt op volle toeren. ~ De reclamecampagne draait op volle toeren, ../ ° ~ ~ °
± Daaruit bleek dat hij ze allemaal goed kende, voor iedereen had hij een persoonlijk toespraakje. ± Zo'n kleurige jurk past niet bij een begrafenis.
± In de gouden koets maakte ze een rit door het centrum naar het
± We maken ons nergens meer zorgen over. ± Met zoveel omwentelingen wordt de was snel droog. <> Hij heeft een tijd op halve kracht gedraaid. « ..\ je kunt de TV niet aanzetten of de krant openslaan of je ziet een advertentie. ‘t Publiek keek met open mond naar de toeren van de acrobaten. ± Wat vertoonden die mensen een gevaarlijke kunsten! Wat kun jíj een toeren maken, zeg! ± Ik wist niet dat je je zo kunt aanstellen. Het was een hele toer om een datum te vinden ± Iedereen heeft het zó druk dat het heel moeilijk is om alle mensen bij waarop iedereen kon. elkaar te krijgen. Ik ben zó klaar, even deze toer uitbreien. ± Wacht even, ik ben bijna aan het eind van deze pen.
de toerist/ -en ° Op het vliegveld stonden lange rijen toeristen te wachten tot ze konden inchecken. ° Je kunt wel zien dat die man een toerist is: ../
± Allemaal mensen die voor hun plezier op reis gingen, maar van wie aan het begin van de vakantie veel geduld werd gevraagd! « ..\ plattegrond in z'n hand, fototoestel om z'n nek, rugzakje ....
^ reisbureau, reiziger, toerist, passagier, vliegveld, vliegtuig, trein, schip: begrippen in de reiswereld. het toernooi/de -en ° Volgende week is er een groot toernooi waar de acht beste tennissers tegen elkaar uitkomen.
± Het gaat in die wedstrijd om een hoofdprijs van een kwart miljoen dollar!
^ het toernooi, de wedstrijd, de ronde, de partij: kijken (het gaat erom) wie de beste is! de toeschouwer/ -s ° Er waren bij die voorstelling meer dan duizend toeschouwers aanwezig.
± En dan zaten er nog een paar miljoen kijkers thuis voor de buis.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 27 toeschrijven/schreef .. toe/toegeschreven ° Dat schilderij is altijd aan Rembrandt toegeschreven ../
toeschuiven/schoof .. toe/toegeschoven (hebben & zijn) ° De secretaris schoof de voorzitter een briefje toe met een boodschap van de conciërge. ° De roldeuren schoven langzaam toe terwijl haar schoen nog klem zat. ../ ~ De student kon maar nét rondkomen maar gelukkig schoof zijn oma hem nu en dan wat toe. zich toespitsen/spitste zich .. toe/zich toegespitst ° De tegenstellingen binnen de coalitie spitsen zich toe nu het economisch slechter wordt. ° Het onderzoek van de politie spitst zich toe op de verklaringen van twee verdachten.
± ..\ maar wetenschappelijk onderzoek heeft nu aangetoond dat men ten onrechte heeft gedacht dat Rembrandt het geschilderd heeft.
± Met een voorzichtig gebaar liet hij het bij de voorzitter belanden???? # Vlak voordat ze helemaal toegeschoven waren, trok ze haar voet uit de schoen. ± Zonder dat zijn ouders 't merkten, gaf ze hem dan wat geld.
± De verschillen in opvatting worden nu scherper. ± Aan díe verklaringen wordt nu extra veel aandacht besteed.
de toespraak/ -spraken ° Op de eerste werkdag van het nieuwe jaar houdt de directeur een toespraak. ° Ga je een toespraakje houden?
± Dit jaar duurde die rede wel een uur, hij had heel wat te vertellen. ± Wees maar niet bang, ik ga geen lange tafelrede afsteken, maar ik wil wel iets tegen het bruidspaar zeggen, een speechje. <> Nou, van m'n leven niet, ik zou niet weten wat ik moest zeggen!
toestaan/stond .. toe/toegestaan ° Staat u mij toe u een goede raad te geven? ° De patiënt wil naar huis maar de dokter staat dat nog niet toe. de toestand/ -en ° Op het ogenblik is de economische toestand in ons land zeer gunstig. ° De toestand van de patiënt is stabiel. ° In die landen heersen toestanden waarvan je geen idee hebt. ° 't Was een hele toestand toen de inspecteur de school bezocht. ° Ik maak niet veel toestand van het eten, hoor! ° Wat een toestand: mijn portefeuille met al mijn papieren is gestolen!
± Vindt u het goed dat ik u van advies dien? ± Hij geeft daar geen toestemming voor.
± Helaas is in een groot aantal landen die situatie veel slechter. ± De zieke gaat niet achteruit maar ook niet vooruit. ± Je kunt je gewoon niet voorstellen welke situaties en verhoudingen je daar tegenkomt. ± De hele school was in rep en roer om een goede indruk te maken. ± Ik heb geen tijd om er veel drukte van te maken: we eten dus lekker makkelijk vandaag. ± Dat is zéker een ellende!
het toestel/de -len ° Bijna iedereen heeft nu een toestel met drukknoppen. ° Onze tv is al tien jaar oud, ik wil een nieuw toestel. ° De KLM probeert haar toestellen goed te onderhouden.
± Wie heeft er nu nog een telefoon met een draaischijf? ± Ik wil nu een apparaat met stereogeluid. ± Ondanks dat gaat er toch wel eens iets mis met een vliegtuig.
toestemmen/stemde .. toe/toegestemd ° De directeur heeft er in toegestemd dat er een groot feest wordt georganiseerd. ≈ Wie zwijgt, stemt toe.
± Hij heeft er lang over nagedacht maar nu heeft hij er toch zijn goedkeuring aan gegeven. ± Als je je mond dicht houdt, denkt men dat je 't er mee eens bent.
de toestemming/ -en ° Als je minderjarig bent, heb je toestemming van je ouders nodig om te kunnen trouwen. ° Ik doe dat met toestemming van mijn baas.
± Weigeren zij hun goedkeuring, dan wordt het erg ingewikkeld. ± Mijn baas heeft gezegd dat het mocht!
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 28 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
toestromen/stroomde ..toe/toegestroomd (zijn) ° Toen het verloofde paar op het balkon verscheen, stroomde het publiek toe.
± In groten getale kwamen de mensen aangelopen.
het toetje/de -s ° Esther is dol op een toetje. ° Kom eens hier met je toet(je), je ziet helemaal zwart.
± Een maaltijd zonder nagerecht is voor haar niet af! ± Zo, even je gezichtje wassen.
de toets/ -en ° Je moet de toetsen van de piano eens goed schoonmaken. ° Alle moderne telefoons hebben toetsen. ° Aan het eind van iedere les staat een toets. ≈ Dat werk van jou kan de toets der kritiek doorstaan!
≥ Die zijn helemaal vettig van alle vingers die er op gespeeld hebben. <> Toestellen met een draaischijf zijn ouderwets. ± Dat is een controle om te kijken of je de les begrepen hebt. ± Ook als je het zeer kritisch bekijkt, is het prima werk!
^ toets, test, examen, tentamen, repetitie, proefwerk, overhoring: manieren om de kennis van een kandidaat te toetsen. toetsen/toetste/getoetst ° Aan het eind van de cursus worden alle leerlingen getoetst. ± Dan wordt onderzocht of ze voldoende geleerd hebben. ° Met dit spel kun je je kennis van de algemene geschiedenis toetsen. ± Spelenderwijs kun je kijken hoeveel je daarvan weet. ° Wilt u informatie over uw saldo? Toets 1. ± Informatie over sparen? Druk toets 2 in. het toetsenbord/de -en ° Bij een klassieke piano noemt men het toetsenbord ../ ° Bij deze computer hoort een modern toetsenbord. het toetsinstrument/de -en ° Piano, orgel, klavecimbel en accordeon zijn toetsinstrumenten.
± ..\ het klavier. Bij een electrische piano spreekt men van een keyboard. ± Dat ziet er goed uit! Zelfs het Euroteken staat er op!
<>
Trompet, fluit, hoorn, klarinet en trombone zijn blaasinstrumenten.
^ toetsinstrumenten, blaasinstrumenten, snaarinstrumenten en slaginstrumenten: muziekinstrumenten. het toeval/° Wat een toeval dat ik jou hier tegenkom! ° Het brandende schip werd bij toeval ontdekt. ° Dit kan geen toeval zijn! ≈ Volgens mij hebben jullie het toeval een beetje geholpen!
« Wie had dat nou verwacht? ± De bemanning van een passerend schip zag het toevallig. <> Hier is opzet in 't spel. ± Dit hebben jullie zo afgesproken!
de toeval/ -len ° Dat kind lijdt aan toevallen.
± Af en toe krijgt het een epileptische aanval.
toevallig/ -e ° Die toevallige ontmoeting met m’n vriendin maakte m’n dag goed. ± ° Zit jij ook op deze cursus? Dat is óók toevallig! ± ° Ik ga bijna altijd met de fiets naar school maar ± vandaag ben ik toevallig met de bus. ° Heb jij toevallig mijn pen gezien? ± toevoegen/voegde .. toe/toegevoegd ° Als de saus te dik is, kun je wat melk toevoegen. ° Voeg wat koude boter aan de saus toe. ° Heeft iemand nog iets aan deze woorden toe te voegen ../
Het was echt een onverwacht genoegen! Dat noem ik nou een gelukkig toeval! Dat is puur toeval! Heb jij hem misschien ergens neergelegd?
± Doe er maar een kopje melk bij, dat is wel genoeg. ± Doe 20 gram koude boter bij de saus. <> ..\ of is alles reeds gezegd?
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 29 het toilet/de -ten ° Pardon mevrouw, waar is het toilet? ° Voor we de deur uitgaan, wil ik nog even naar het toilet.
± De WC is hier rechts om de hoek, meneer. ± Ik ga nog even een plasje doen / plassen.
^ het toilet, de douche, het bad, de wastafel, het fonteintje: het sanitair. ° Voor ze uitgaat, moet ze nog uitgebreid toilet maken. ° Heb je alwéér een nieuw toilet aan?
± Ze doet haar mooiste jurk aan en haar nieuwe schoenen en nu nog haar make-up! ± Ja, ik kan toch niet twee keer dezelfde jurk aandoen?
het toiletpapier/ ° Ik moet een pak toiletpapier kopen.
± Ik heb net de laatste rol WC papier bij het toilet gehangen.
de tol/ -len ° Zouden er minder files komen als ze tol gaan heffen op de snelwegen? ~ Door zijn scheiding heeft hij wel zijn vrijheid terug maar hij heeft er een zware tol voor moeten betalen: ../
± Zouden de mensen de snelwegen mijden, als ze er voor moeten betalen? « ..\ hij heeft bijna geen contact meer met zijn zoons en daar heeft hij veel verdriet van.
de tol ° Heb jij ook nog gespeeld met zo'n houten tol « ..\ die je met een zweepje in beweging moest houden? met een ijzeren punt ../ ^ de tol, de bal, de knikkers, het springtouw: speelgoed om buiten mee te spelen. de tolk/ -en ° Het probleem bij gesprekken met asielzoekers is dat men de tolken niet kan controleren. ≈ Laat bloemen uw tolk zijn!
± Men weet nooit of die vertalers de verhalen juist weergeven. ± Zeg het met bloemen!
de tomaat/tomaten ° Een tomaat in de sla is niet alleen lekker ../
± ..\ maar zo'n sappige, rode vrucht staat ook zo mooi.
de ton/ -nen ° Ik heb bij het tuincentrum een ton gekocht om het regenwater op te vangen. ° Er is weer 10.000 ton stookolie uit een tanker in zee terechtgekomen. ° Ze had altijd gedaan of ze geen cent bezat maar toen ze was overleden bleek dat er een ton op haar rekening stond! ° Die wegen aanleggen, dat kost tonnen! het toneel/de tonelen ° Ik houd niet zo van toneel. ° Toen het doek opging zagen we een acteur op het toneel staan. ~ De Balkan is al vele malen het toneel geweest van bloedige oorlogen. ~ De tonelen die je soms op het journaal ziet ../ de toneelspeler/toneelspeelster/ -s ° Hoeveel toneelspelers zijn er aan dat gezelschap verbonden? ~ Wat ben je toch een toneelspeelster!
± Ik vind het prettig om het water uit zo'n vat te gebruiken om de planten bij droogte water te geven. ± Dat is dus weer 10.000 x 1000 kilo smurrie op de kust! ± Zo, ƒ 100.000,- , dat was nog al wat voor die tijd! <>
Honderdduizenden? Zeg maar rustig miljoenen!
± Ik ga niet graag naar de schouwburg. <> Ik houd meer van muziek. ± Deze toneelspeler staat al veertig jaar op de planken. ± Daar hebben al veel oorlogen plaats gevonden. « ..\ daar zou je wanhopig van worden. ± Wat een afschuwelijke gebeurtenissen! ± Die groep bestaat uit acht acteurs en zes actrices. ± Je voert weer een toneelstukje op! <> Wees toch eens jezelf!
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 30 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
het toneelstuk/de -ken ° Is dat nieuwe toneelstuk in de schouwburg ../ ° Dat toneelstuk is een komedie in drie bedrijven. ° Ze voerde een mooi toneelstukje op: ../
« ..\ een tragedie of een blijspel? ± De pauze is tussen het tweede en derde bedrijf vanhet stuk. ± ..\ ze deed net of ze vreselijk veel pijn had.
tonen/toonde/getoond ° Eén zo'n tulp in een grote vaas, dat tóónt niet! ° Om haar dankbaarheid te tonen, bracht ze een rote bos bloemen mee. ° Ik moet altijd maar begrip tonen voor jóuw situatie. ° De kinderen toonden geen enkele belangstelling voor de hobby van hun vader. ° De brandweerlieden toonden zich ware helden.
± Dat is maar een armetierig gezicht! ± Ze wilde daarmee laten zien hoe dankbaar ze was. ± Je kunt toch ook wel eens begrip opbrengen voor míjn omstandigheden? ± Ze lieten absoluut niet merken dat ze daar meer van wilden weten. ± Ze lieten zich kennen als 'mannen zonder vrees'!
de tong/ -en ° Je tong heb je nodig om te proeven, te eten ../ ° Ze likt met het puntje van haar tong aan het ijsje. ° 'Steek je tong eens uit!', zei de dokter. ° Het meisje stak haar tong uit tegen de juf. ° Als je die thee zo heet drinkt, krijg je blaren op je tong ../ ~ Zijn tong slaat dubbel, ../ (.) Ik heb vandaag zóveel gepraat, ../ (.) Waarom zeg je niets? ~ Die jongen is vreselijk rap van tong. ~ Dat artikel in de krant heeft veel tongen losgemaakt, ../ ~ Wat een roddelpartij was dat! De één na de ander ging over de tong. ° Wil je een broodje met gekookte tong?
« ..\ en te praten. ± Ze proeft voorzichtig hoe het smaakt. ± Hij bedoelde natuurlijk: 'Doe je mond eens open en laat me in je mond en je keel kijken'. ± 'Ik trek me niets aan van wat je zegt", dacht ze. « ..\ en dan kun je de komende dagen niet eten! « ..\ zeker weer te veel gedronken! ± Je kunt hem nog amper verstaan! ~ ..\ ik heb gewoon blaren op m'n tong. ~ Heb je je tong verloren? ± Hij praat makkelijk èn reageert snel, hij is heel adrem. ± ..\ iedereen praat erover. ± Over iedereen werd wel wat gekletst. ± Als het kalfstong is, vind ik dat wel lekker.
^ de tong, de lippen, de tanden en kiezen, het verhemelte en het strottenhoofd: onderdelen van het spraakorgaan. de tong/-en ° Tong vind ik de lekkerste zeevis.
± Heerlijk, zo'n in de roomboter gebakken platvis.
^ de tong, de schol, de schar en de bot zijn bekende platvissen.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 31 de toon/tonen ° Op de tonen van de Hochzeitsmarsch kwam de bruid de kerk binnen. ° Een sopraan kan hogere tonen zingen dan een alt. ° Dat meisje heeft nog niet zo lang vioolles, maar ze heeft al een mooie, volle toon. ° Voor het concert begint, geeft de hoboïst de toon aan: hij blaast de a. ~ Op het gebied van de tennismode geven de zusjes Williams wel de toon aan. ° Dit lied is te hoog voor mijn stem, kun je het een toontje lager zetten? ~ Hé jongeman, je mag wel eens een toontje lager zingen! ~ ~ ~ ~
De nieuwe docent trof meteen de goede toon. Die vrouw slaat altijd zo'n hoge toon aan. Hoe durf je zo'n toon tegen mij aan te slaan? Die keurige, oudere heer valt wel een beetje uit de toon tussen al die vlotte jongelui.
de toonbank/ -en ° De verkoopster haalt de ring uit de vitrine en legt hem op de toonbank. ° Hé, sta jij tegenwoordig achter de toonbank? ≈ De platen van die populaire groep gaan als warme broodjes over de toonbank.
± Die klanken (muziek) hoor je bij veel huwlijksplechtigheden. ± De laagste noten moeten door een bas gezongen worden. ± Ze kan al een mooie klankkleur uit haar viool halen. «
Alle orkestleden stemmen hun instrument op diezelfde toonhoogte.
≥ De andere tennissterren nemen hun voorbeeld over. ± Het staat in g, kun je het naar f transponeren / overzetten? Nou, nou, niet zo brutaal hè! Ik heb er een hekel aan als je zo'n grote mond opzet. ± Hij wist kennelijk hoe hij met jongelui moest praten. ± Ze doet zo verontwaardigd, ze denkt zeker dat ze heel wat is! « Wie denk je wel dat je bent? ± Hij past niet zo goed in dat gezelschap. <>
≥ Zo kan ze de klant de ring beter laten zien. ± Ik wist helemaal niet dat jij verkoper was geworden! ± Er worden enorme aantallen van verkocht.
de top/ -pen ° Na vier uur klimmen bereikten we de top van de berg. ° De toppen van de bomen zwaaien heen en weer door de wind. ° 't Was zó koud dat de toppen van mijn vingers helemaal gevoelloos waren. ~ De kinderen zaten van top tot teen onder de modder. ~ De vreugde steeg ten top toen de grote ster zélf op het toneel verscheen. ° Ik heb me in het topje van mijn vinger gesneden.
± Ter herinnering maakten we een foto van ons samen op dathoogste punt. En toen moesten we omlaag! <> De laagste takken zie je haast niet bewegen. ± Het bovenste stuk vangt nu eenmaal de meeste wind. ± De uiteinden van m'n tenen waren ook bijna bevroren. ± Van boven tot onder waren ze zwart! ± Toen ging het publiek compleet uit zijn dak.
± Dat is onhandig, ik moet immers typen met het bovenste deel van mijn vingers? ° Het gevaarlijke van een ijsberg is dat je alleen maar het topje ziet. < > Het onderste stuk, dat 9 x zo groot is, ligt onder vwater. ≈ Wat er nu over die man bekend is geworden, is nog maar ± Je zult zien dat er nu nog veel meer ongunstigs naar buiten komt! het topje van de ijsberg. ° Wat een leuk topje heb je aan! ± Ja, bij deze spijkerbroek wilde ik een hemdje hebben. de topfunctie/ -s ° Hij bekleedt een topfunctie op het departement van financiën.
± Hij is daar een ambtenaar van het hoogste niveau.
het topjaar/de -jaren ° 1995 was voor hem het topjaar, ../
«
de topper/ -s ° Wimbledon was dat jaar al vroeg van zijn toppers beroofd.
± Alle hoogstgeklasseerde spelers waren al na twee ronden uitgeschakeld.
..\ toen won hij bijna alle grote toernooien.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 32 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
het toppunt/de -en ° Op het toppunt van zijn sportloopbaan was hij nummer 2 van de wereld. ~ Die mannequin is het toppunt van elegantie. ~ Wat?? Is hij niet op komen dagen?? Dat is het toppunt! de toren/ -s ° Op de toren van een christelijke kerk staat meestal een kruis. ° In de toren van het stadhuis speelt een carillon. ° Het jongetje maakt een hoge toren van zijn blokken. de toren/ -s, vervolg ° Heb jij de toren van Pisa in 't echt gezien? ≈ Als ik jou was, zou ik niet zo hoog van de toren blazen.
tot ° De winkels zijn tot 6 uur open. ° In warme landen zijn de winkels vaak dicht van 12 tot 3 uur in de middag. ° Tot nu toe begrijp ik alles. ° Tot de volgende week! ° Jongens, tot kijk / tot ziens! ° De tentoonstelling loopt tot en met 9 januari. ° Ze houden ons van dag tot dag op de hoogte. ° Van tijd tot tijd gaan we haar opzoeken. ° Tot zover dit nieuwsbulletin. ° Tot besluit van dit journaal nog even de hoofdpunten. ° Dag mevrouw, tot genoegen! ° Tot uw dienst, hoor , ../ ° De ridders beloven elkaar trouw tot in de dood. ° Ik loop met je mee tot de hoek ../ ~ Ze is tot over haar oren verliefd op de nieuwe leraar. ° Je wordt alleen met een VWO-diploma tot die opleiding toegelaten. ° Met vragen kunt u zich wenden tot onze inlichtingenbalie. ° Mijn broer is benoemd tot directeur van dat grote levensmiddelenbedrijf. ° Hij spoorde zijn dochter aan tot meer haast. ° De accountant controleert de boekhouding tot op de cent. ° Zo'n conflict moet tot elke prijs voorkomen worden. ° Een straf moet in verhouding staan tot het misdrijf. ° Het is ellendig voor haar maar tot op zekere hoogte is het haar eigen schuld. ° Tot zijn vreugde is hij helemaal genezen. ° Tot ons grote verdriet is een goede vriend van ons pas overleden.
± Dat is hoogste plaats die hij ooit bereikt heeft. <> Daarna is hij in een diep dal terechtgekomen. ± Elegantere vrouwen bestaan er niet! ± Dat is helemaal mooi! Wat moeten we nou (beginnen)?
± Op een minaret van een moskee staat een halve maan. # Je kunt de wijsjes van het klokkenspel over de hele stad horen omdat het zo hoog hangt. ± Hij zet zo veel mogelijk blokken op elkaar.
± Nee, ik ken dat hoge bouwwerk, dat zo scheef staat, alleen maar van de plaatjes. ± Je hebt geen enkele reden om je zo op de voorgrond te dringen. <> Ik zou maar wat bescheiden zijn.
Om 6 uur gaan ze dicht. ± De sluiting begint dus om 12 uur en eindigt om 3 uur. <>
Maar vanaf dit moment wordt het veel moeilijker. Volgende week zien we elkaar terug! We zien elkaar wel weer! Hij is dus 9 januari ook nog open, hij is de tiende pas afgelopen. Iedere dag krijgen we het laatste nieuws. Af en toe brengen we haar een bezoekje. Dit is het einde van dit journaal. Ik eindig met de belangrijkste punten. Ik vond het een plezier om u te ontmoeten. ..\ geen dank! Zolang ze leven zullen ze elkaar trouw blijven. ..\ en niet verder. Ze is echt smoorverliefd op hem. <> Als je een lager diploma hebt, word je van die cursus geweerd / mag je die cursus niet volgen. ± Met vragen gaat u maar naar de balie. ± Eerst was hij aangesteld als onderdirecteur. <>
± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
± ± ± ± ±
'Toe, schiet nou op!', zei hij. Heel precies gaat hij alle uitgaven en inkomsten na. We moeten echt alles doen om dat te voorkomen. Dat wil dus zeggen: hoe erger het misdrijf, hoe zwaarder de straf. Voor een deel heeft ze het aan zichzelf te wijten.
± Hij voelt zich daar heel gelukkig door. ± Natuurlijk doet dat jullie veel verdriet!
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 33 tot ° Het duurt nog een uur tot het donker wordt. ± Over een uur gaat de zon pas onder. ° Je moet ‘n beetje kalm aan doen tot je weer helemaal beter bent. < > Als je volledig hersteld bent, ga je maar weer hard aan de slag. het totaal/de totalen ° Het totaal van de uitgaven bedraagt ± D 2500,-. ° Als je alles bij elkaar optelt, kom je op een totaal van D 2500,-. ° In totaal heeft die school 410 leerlingen. totaal/totale ° Een paar maanden geleden was er een totale zonsverduistering. ° Betaalt u het totale bedrag nu meteen of ../ ° Na de aardbeving waren grote gedeelten van de stad totaal verwoest. ° Ik ben totaal vergeten om die brief te posten. ° Die details zijn nu totaal onbelangrijk.
± Alles bij elkaar hebben we zo'n D 2500,- uitgegeven. ± De som van al die bedragen is ongeveer D 2500,± In alle klassen samen zitten 410 kinderen.
± Het duurt heel lang voor er weer zo'n volledige eclips plaats zal vinden. <> Gedeeltelijke verduisteringen komen vaker voor. <> ..\ wilt u het in termijnen voldoen? ± Ik wil het gehele bedrag ineens betalen. ± Hele buurten waren volledig weggevaagd. ± Helemaal vergeten! ± Die kleinigheden zijn op dit moment van geen enkel belang.
total loss ° Bij de botsing raakte één auto total loss, ../
± ..\ die kon zó naar de sloop / sloperij, ../ <> ..\ en de ander was zo goed als onbeschadigd.
het touw/de touwen ° Weet jij of er nog touw in huis is om ../
«
..\ om dit pakje te binden? Anders gebruik ik wel plakband om het dicht te maken. ± In de keukenla ligt nog wel een stuk koord; lukt 't daar ook mee? « ..\ om dat dikke pak kranten mee bij elkaar te binden! ± Ik begrijp er niets van! ± Je bent van 's morgens vroeg tot 's avonds druk bezig geweest. <>
° Dat stuk touw is veel te kort ../ ≈ Dat boek? Ik kan er geen touw aan vast knopen. ≈ Geen wonder dat je moe bent, je bent de hele dag in touw geweest. ^ touw, plakband, koord, lint, een elastiekje: bindmateriaal. (het) touw/ ≈ De studenten hebben een groot feest op touw gezet. traag/trage ° Een slak staat bekend om z'n trage gang. ° ° ~ ~
± het weefgetouw ± Het is traditie om zo'n feest te organiseren.
± Millimeter voor millimeter kruipt hij voort. <> Hardlopen is er bij dat dier niet bij. ± Ben je altijd zo langzaam? ± Het duurde lang voor hij op snelheid was. ± De stemming wilde er niet gauw inkomen. ± Heb jij ook zoveel tijd nodig om echt wakker te worden?
Mijn hemel, wat ben je toch traag vandaag! De trein kwam traag op gang. Het feest kwam traag op gang. Ik kom 's morgens altijd maar traag op gang.
de traan/tranen ° Door de harde wind staan mijn ogen vol tranen. ° Toen ik dat bericht las, schoten me de tranen in de ogen. ° Bij die zielige film pinkten ook veel volwassenen een traantje weg.
« Zelfs mijn bril wordt helemaal nat. ± Ik moest er van huilen. ± Het waren heus niet alleen kinderen die hun tranen moesten wegvegen!
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 34 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
de traan/tranen, vervolg ° Sommige meisjes huilden tranen met tuiten, zo ontroerd waren ze door de romantische film. ° Nu is de pijn wel over, droog je tranen maar! ° Als ze een zielig hondje op de tv ziet, is ze in tranen, ../ ° Een toneelstuk met een lach en een traan. ~ Ik zal er geen traan om laten als die vervelende buren gaan verhuizen! de traan/ ° Op zo'n walvisvaarder stinkt het vreselijk naar traan.
trachten/trachtte/getracht ° De vrouw trachtte nog te remmen maar 't was te laat. ° Ik zal trachten deze zaak vóór mijn vakantie af te doen. ° Plechtig zei hij:'Ik zal ernstig trachten mijn leven te beteren'.
trakteren/trakteerde/getrakteerd ° Jongens, ik ben vandaag jarig, ik trakteer! ° De volgende keer mogen jullie mij trakteren. ° De jarige trakteert de hele klas op een mandarijntje.
± Grote tranen biggelden langs hun wangen. ± Houd nu maar op met huilen. ± ..\ dan zit ze te huilen ../ <> ..\ maar die oorlogsellende kan ze met droge ogen aanzien! ± Het ene moment moet je hard lachen, 't volgende ogenblik zit de hele zaal te snotteren. ± Wat zal ik blij zijn als díe vertrekken!
± Dat is dat vette spul dat je krijgt als je ‘t spek van de walvissen uitsmelt. In mijn jeugd kreeg ik iedere winteravond een schepje van die vieze levertraan!
± Ze heeft tevergeefs geprobeerd het kind dat ineens de straat oprende, te ontwijken. ± Ik beloof u dat ik mijn uiterste best zal doen. ± Maar ondanks zijn serieuze pogingen verviel hij weer in zijn oude fouten.
~ Ik hoop dat je me nooit meer op zulke leugens trakteert.
« Wat willen jullie van me drinken? ± Goed, dan zullen wij jou vrijhouden. ± Op de meeste scholen mogen de kinderen geen snoep meer uitdelen want dat is slecht voor de tanden. « Ik ben daar helemaal niet van gediend!
de tram/ -s, -men ° Vanmorgen was er in het centrum een tram uit de rails gelopen. ° Gaan we met de tram ../ ° Die bestuurder zit vaak op dezelfde tram.
± 't Heeft uren geduurd voor het verkeer weer normaal door de stad kon rijden. <> ..\ of gaan we lopen? ± Hij rijdt die tram al 15 jaar door de stad.
^ tram, bus, trein, metro, pont: openbaar vervoer. het transport/de -en ° Het transport van de containers vindt plaats per trein of per schip. ± Trein en schip zijn dan dus de middelen van vervoer. de trap/ -pen ° Hij is bang voor paarden; hij heeft een keer een flinke trap van zo'n dier gekregen. ° Uit woede geeft hij een trap tegen de deur: ../ ° De scheidsrechter fluit en geeft een vrije trap. ≈ Wat onaardig om hem nu nog een trap na te geven: hij voelt zich al zo vernederd. ° Op de fiets van Den Haag naar Amsterdam? Dat is een hele trap!
± En een schop van een paard komt hard aan, hoor! « ..\ zijn voet gaat er dwars doorheen. ± Wie gaat die vrije schop nemen? ± Waarom moet je hem nog verder beledigen? <> Je zou hem juist moed moeten inspreken! ± Dat is een aardig eind trappen.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 35 de trap/ -pen ° We hadden een kamer op de derde etage, dus dat was trappen lopen! ° In hun huis is het steeds trap op, trap af. ° De hele koninklijke familie stond op de trappen van het paleis. ° Mijn tante is van de trap gevallen en heeft haar heup gebroken. ° Weet je wat de trappen van vergelijking zijn? langer, ~ Wat is je haar kort, ben je van de trap gevallen?
<>
Was er dan geen lift in het hotel?
≥ In dat oude huis is de keuken boven, de woonkamer een verdieping lager en het toilet nóg een trap af! ± Een lange stoet mensen liep langs het bordes en legde bloemen neer. ± Ze stond op de bovenste tree, stapte mis en rommeldebom daar lag ze beneden! Dat zijn de drie vormen van een adjectief of een bijwoord: lang, langst. ± Inderdaad, ik heb m'n haar laten knippen.
trappen/trapte/getrapt ° In de drukte trapte ik iemand op de tenen. ± Ik ging met mijn hak boven op z'n voet staan. ≈ Sommige mensen zijn zo gauw op hun tenen getrapt! ± Ze voelen zich o zo snel beledigd. ° De leerlingen trappen iedere dag 10 km naar hun school in de stad. ± Door weer en wind moeten ze dat hele eind fietsen. de tree (trede)/ -s, -ën (-n) ° De trap naar de zolder heeft 20 treden. ° De glazenwasser staat op de bovenste tree van zijn ladder. ~ Ze staat nog op de onderste tree van de maatschappelijke ladder. treffen/trof/getroffen ° De bankrover schoot in het wilde weg maar wonder boven wonder trof hij niemand. ° Tijdens dat hevige onweer zijn een paar bomen door de bliksem getroffen. ° Zijn hartelijke woorden troffen me diep. ° Heb je Hans nog getroffen op dat feest? ° Gelukkig heb ik hem gisteren thuis getroffen. ° In verband met het komende Europese voetbalkampioenschap moet de politie allerlei maatregelen treffen. ° Ik moet nog voorbereidingen treffen voor het feest van mijnouders. ° Is het morgen mooi weer? Dat treft! ° Heb je het getroffen met het weer? ° Ha, kom binnen, je treft het! We gaan net eten! de trein/ -en ° Er komt een lange trein het station binnenrijden. ° Het is de trein van 10 uur naar Brussel ../ ° Vroeger reed er een trein tussen Den Haag en Scheveningen. ° Ga je met de trein naar Utrecht of met de auto? ° Het blad dat altijd in de trein ligt, heet ../
± Als je rustig naar boven loopt ben je na 20 stappen op de zolder. ± Eng hoor, die ladder heeft wel 25 sporten. ± Ze is haar carrière nog maar net begonnen.
± Ongelooflijk, dat hij niemand geraakt heeft. ± Ook in het park is de bliksem in een boom ingeslagen. ± Zijn hartelijkheid ontroerde me. <> Ik heb hem gemist: toen ik kwam, was hij net weg. ± Toen ik bij hem langs ging, was hij thuis. ± Ze nemen die maatregelen vooral met het oog op de hooligans. ± Wat moet je nog allemaal voorbereiden? Kan ik je misschien helpen? ± Dat komt goed uit, want ik wil naar het strand. <> Nee, ik heb enorm pech gehad, alleen maar regen! ± Je hebt geluk, we wilden juist aan tafel gaan.
± « ± # «
Het is een reeks van wel 12 wagons, getrokken door een locomotief. ..\ die van perron 4, spoor 7b vertrekt. Die spoorverbinding is al lang geleden opgeheven. Met de trein, geen parkeerproblemen en onderweg kan ik lekker lezen! ..\ heel toepasselijk 'Tussen de Rails'.
^ tram, bus, trein, metro, pont: openbaar vervoer. trek hebben/had .. trek/heb .. trek gehad (in) ° Ik heb trek, zullen we een broodje gaan eten? ° Heb je trek in een kop soep? ~ Jij gaat lekker weg en ik mag zeker de boel opruimen? Daar heb ik echt geen trek in, hoor!
I & II heb jij trek (in iets lekkers}? ± Goed, ik heb ook een lege maag. ± Nou, ik heb meer zin in een pannenkoek. ± Daar begin ik niet aan, als je dat maar weet!
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 36 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
trekken/trok/getrokken (hebben & zijn) ° Wat trekt die hond! Ik kan 'm haast niet houden! ° Het vaderland trekt nog steeds! ° De toerist trekt door het hele land. ° Madurodam trekt veel toeristen. ° Die film trekt volle zalen, ../ ° Zo'n vakantie aan de Spaanse kust trekt me helemaal niet. ° De tandarts heeft een kies bij me getrokken. ° De agent trekt zijn pistool.
<>
° Wat trek je een vies gezicht!
± ± ± ≥ ± ± ± « ±
° Trek een rechte lijn van punt A naar punt B.
±
~ Ouders moeten altijd één lijn trekken, ook al zijn ze het niet eens. ° Het debat in de kamer heeft veel aandacht getrokken. ° Uiteindelijk kon ik maar één conclusie trekken.
<>
° ° ~ °
± ± ± #
Dat volk is lang geleden al naar het zuiden getrokken. Als je aan dat koordje trekt, gaat de lamp aan. Als je mijn hulp nodig hebt, trek je maar aan de bel. In zijn val trok de baby het kleed van de tafel.
° De zeilers trokken de drenkeling in de boot. ~ Trek je mijn woorden in twijfel?
# ±
± ± <>
treuzelen/treuzelde/getreuzeld ° Als je zo treuzelt, mis je je trein. ° Wat zit je weer te treuzelen met je eten ../
<>
«
trillen/trilde/getrild ° Man, wat ben ik geschrokken, ik sta te trillen op m'n benen. ° Mieke was erg nerveus, haar stem trilde.
° Als er een zware vrachtauto langsrijdt, voel je de grond trillen. ° De snaren van een viool worden door de strijkstok aan 't trillen gebracht ../ de troep/ -en ° Ik geef 't je te doen om de hele dag met zo'n troep kinderen op stap te gaan! ° Vijandelijke troepen zijn het land binnengevallen. ° Mijn hemel wat is het hier een troep!
Ik wou dat hij eens rustig aan de riem zou lopen. Mijn geboorteland blijft nog altijd lokken. Hij reist van Noord naar Zuid en van West naar Oost. Dat noemt men een toeristische trekpleister. ..\ iedere avond is de bioscoop uitverkocht! Voor mij hoeft dat absoluut niet! Die kies was zó slecht dat hij hem eruit moest halen. Hij haalt het wapen uit zijn holster ../ ..\ en schiet de overvaller in zijn been. Kijk ik vies? Sorry hoor, maar ik lúst nu eenmaal geen spruitjes, dat weet je toch? Dan moet ik wel een lineaal hebben, uit de hand kan ik geen goede, rechte lijn tekenen. Als ze elkaar afvallen, brengt dat de kinderen in de war (zeggen sommige psychologen). Ontzettend veel mensen hebben het gevolgd, op de TV of via de radio. Na veel denkwerk en gepraat kwam ik tot de slotsom dat ik daar niets te zoeken had en beter weg kon gaan. Tegenwoordig zouden we zeggen: ze zijn geëmigreerd. Niet te hard rukken want dan gaat de boel stuk. Waarschuw me maar als ik je moet helpen. Ook een kopje en een glas kwamen op de grond terecht. Oei, kopje kapot, glas aan scherven; gelukkig had ‘t kind niks.. Ze sjorden hem over de rand binnenboord. Ik heb het idee dat je twijfelt of ik wel de waarheid spreek. Ik had gedacht dat je me blindelings zou geloven.
Schiet nou toch eens op! ..\ zometeen is het helemaal koud.
± Iedereen is geschrokken, we staan allemáál te beven. ± Haar stem beefde van emotie. <> Dick was heel zeker van zichzelf, zijn stem klonk vast toen hij het ja-woord sprak. ± 't Is net of de grond heel snel op en neer gaat. ± ..\ en door dat bewegen van de snaren ontstaan de klanken van het instrument.
± Gelukkig kwam de hele groep weer gezond en wel thuis.l ± Niemand weet precies waar dat leger vandaan kwam. ± Wie heeft die rommel nu weer gemaakt? <> Wanneer zal er hier eens orde en netheid heersen?
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 37 de trommel/ -s ° Joost moet een nieuw vel kopen voor één van zijn trommels.
± Gelukkig heeft hij niet het vel van zijn grote trom ( z'n basedrum) kapot geslagen. Dat zou een dure grap worden!
^ trommel, gitaar, basgitaar, keyboard: de meest gebruikte muziekinstrumenten in de popmuziek. ° Zitten er nog koekjes in die trommel? ° De trommel van de wasmachine gaat draaien ../
± Nou en of, het blik is nog vol! « ..\ als het deurtje dicht is, de kraan open en de stroom ingeschakeld.
de troost/ ° Bij zoveel verdriet is het moeilijk woorden van troost te vinden. ° Als ze erg verdrietig is, zoekt ze troost bij haar beste vriendin. ° Hij vindt vaak troost in de muziek. ~ Ik weet wel dat het overál slecht weer is maar ik vind dat maar een schrale troost! troosten/troostte/getroost ° Wat huil je nou toch, hoe moet ik je troosten? ° Lisa troostte haar kleine broerje toen die zich pijn gedaan had.
de tropen ° De gebieden rondom de evenaar noemen we de tropen.
± Er zijn haast geen woorden die zo'n groot verdriet kunnen verzachten. ≥ Met een paar opbeurende woorden kan die haar weer wat moed inspreken. ± Die maakt zijn verdriet wat beter te dragen. ± Dat maakt 't voor mij toch niet minder vervelend!
± Hoe kan ik maken dat je niet meer verdrietig bent? ± Ze gaf hem een kusje, droogde z'n tranen en stopte toen een snoepje in z'n mond.
± Dat zijn dus de landen van de wereld waar het het hele jaar warm is en waar veel regen valt.
^ de tropen, de subtropen, de gematigde zones en de poolgebieden: de klimaatzones van de wereld. trots/ -e ° Zij is een trotse vrouw ../ ° Die trotse houding wordt niet door iedereen op dezelfde manier gewaardeerd. ° Die ouders zijn trots op de prestaties van hun kinderen. ° Nou, daar mag je trots op zijn! de trots/ ° Zijn trots verhinderde hem om hulp te vragen. ° Met rechtmatige trots liet hij zijn rapport zien.
« ..\ die niet snel hulp van anderen zal vragen. ± Sommigen bewonderen haar omdat ze zo fier is, anderen vinden haar te hoogmoedig. ± Ze vinden het prachtig wat ze bereikt hebben. ± Dat heb je knap gedaan!
° Dat meisje is de trots van haar vader.
± Hij had echt last van dat overdreven gevoel van eigenwaarde. ± Er stonden alleen achten en negens op, daar kon hij heel terecht trots op zijn! ± Hij is zo trots als een pauw op haar.
het trottoir/de -s ° Het trottoir is voor de voetgangers.
± Op de stoep mag je niet fietsen.
^ de stoep/het trottoir/het voetpad/het wandelpad, het fietspad/het rijwielpad, de rijweg/de autoweg: de gedeelten van de weg die voor een bepaalde groep weggebruikers bestemd is.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 38 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
trouw/ -e ° Als een trouwe hond liep hij achter haar aan. ° Wat zijn jullie toch een trouwe vrienden. ° Dit is een speciale aanbieding voor trouwe klanten. ° Het is soms moeilijk om je principes trouw te blijven. ° Is je vriend je trouw? ° Elke zondag trouw gaan ze naar oma toe. de trouw/ ° De trouw van een hond aan zijn baas is vaak aandoenlijk. ° Bij het huwelijk beloven man en vrouw elkaar eeuwige trouw. ° De trouw waarmee die vrouw haar zieke man verzorgt, is bewonderenswaardig. de trouwdag/ -en ° Ieder jaar op hun trouwdag gaan ze in een restaurant eten.
± Zij vond het wel leuk, zo'n toegewijde aanbidder. ≥ Wat er ook gebeurt, jullie staan altijd voor me klaar. ± Ik vind dat ik vaste klanten eens extra moet verwennen. <> Af en toe zou ik ze best willen vergeten en gewoon doen waar ik zin in heb. ± Bedoel je of ik z'n enige vriendinnetje ben? <> Ik ben bang dat hij in elk stadje een schatje heeft. « Oma kan daar vast op rekenen!
≥ Je kent toch wel dat verhaal van de hond die een paar dagen bij het lijk van zijn baas bleef zitten? ± Ze beloven dat ze elkaar nooit in de steek zullen laten. ± Zo'n grote toewijding kan niet iedereen opbrengen.
± Zo willen ze de dag waarop ze getrouwd zijn een feestelijk tintje geven.
^ de trouwdag, de verjaardag, het jubileum: persoonlijke feestdagen. trouwen/trouwde/getrouwd ° 'Mam, ik ga trouwen!', riep Mieke gelukkig ../ ° Wanneer gaan jullie nu precies trouwen?
± ..\ 'volgende maand ben ik de bruid!' ± Wanneer is de bruiloft ?
trouwen/trouwde/getrouwd, vervolg ° Meneer en mevrouw Jansen zijn al 10 jaar getrouwd. ° Met wie gaat hij eigenlijk trouwen? ~ Hé mannetje, zó zijn we niet getrouwd! ~ Zeg, ik ben niet met je getróuwd! ° Hij heeft een meisje uit zijn klas getrouwd. ° Welke ambtenaar heeft jullie getrouwd?
± ± ± ± ± ±
trouwens ° Ik ga niet met je mee naar die film, ik heb 'm al gezien. Trouwens, ik krijg bezoek. ° Weet jij trouwens al dat ik ga verhuizen? de trui/ -en ° Het is daar koud hoor! Neem een warme trui mee!
Ze zijn dus al 10 jaar man en vrouw. Hij treedt in het huwelijk met een collega. Dat hadden we niet afgesproken! Ik hoef jou geen rekening te geven (of verantwoording af te leggen)! Toen ze van school waren, is hij met haar getrouwd. Die aardige vrouw heeft ons in de echt verbonden. Zij doet dat altijd heel leuk.
± Daar komt nog bij, mijn ouders komen eten. ± Heb ik je dat eigenlijk al verteld?
± Ja, ik heb al een wollen pullover gekocht. <> En ik heb ook nog een fleece vest.
de tube/ -n, -s ° Ik wilde m'n tanden poetsen maar ik pakte de verkeerde tube. ° Doe het dopje weer op de tube ../ ° Die tube is leeg, ik heb er net het laatste beetje mayonaise uit geknepen.
« « «
Ik deed geen tandpasta maar handcrème op m'n tandenborstel. Dat smaakte vies! ..\ anders droogt de zalf uit Nu is hij helemaal plat.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 39 de tuin/ -en ° Bij het huis hoort een grote tuin ../ ° Om zo'n grote tuin te onderhouden ../
« ..\ met een paar bomen, wel drie bloemperken en een groot grasveld. « ..\ heb je wel een tuinman nodig. ± Zelf kan ik niet alle planten en het gazon verzorgen. <> We dachten allemaal dat je de waarheid vertelde. ± Niemand had in de gaten dat je ons voor de gek hield.
≈ Met dat verhaal heb je iedereen om de tuin geleid.
het tuingereedschap/de -pen ° Berg jij het tuingereedschap op? We hebben nu lang genoeg in de tuin gewerkt.
^ Zet de hark, de schoffel, de schop en de gieter maar in de tuinkast. En vergeet de grasmaaier niet!
de tuinman/ -nen ° Die schatrijke familie heeft een hele stoet personeel, o.a. een tuinman en een chauffeur. de tunnel/ -s ° Gaat deze tunnel nu onder een spoorlijn of onder een autoweg door? ° Ze kunnen ook een tunnel dwars door een berg graven, voor de auto's of voor de trein. de tunnel/ -s, vervolg ~ Maak aan de bovenkant van de rok een tunneltje.
° Den Haag ligt tussen Leiden en Delft. stad. ≈ wil van school af en haar man wil daar niets van horen. En De winkel is tussen twaalf en twee gesloten. Tussen de middag ga ik graag een eind wandelen. Dat boek zal tussen de vijfendertig en veertig euro kosten. Ik vind het moeilijk om tussen die twee boeken te kiezen.
~ ≈ ° °
Dit moet zeker tussen ons blijven? Hoe ‘t met oma gaat? We leven tussen hoop en vrees: ../ Tussen die twee landen wordt veel handel gedreven. De verstandhouding tussen het kabinet en het parlement is op het ogenblik goed. ° Ik ga daar echt niet tussen zitten hoor! tussen ° Ik hoop dat ik morgen vroeg klaar ben maar er zal wel weer iets tussen komen. ° Jongens, het is mijn tijd, ik ga er van tussen! de TV/T.V./tv/t.v.
Verder hebben ze nog een butler en een kokkin in dienst.
± Die onderdoorgang is onder een rivier door gegraven. ± Zo heb je de Mont-Blanctunnel en de Gotthardtunnel.
± Dat is een soort zoompje waar je een koord of een elastiek doorheen kunt rijgen.
tussen ° De kok legt de hamburgers tussen de broodjes.
° ° ° °
«
± Hij snijdt de broodjes door, legt op de onderste helft een hamburger en legt daar de bovenste helft van het broodje op. ≥ Leiden ligt ten noorden van Den Haag en Delft ten zuiden van die Ze zit op het ogenblik mooi tussen twee vuren. ≥ Haar zoon ze kan ze alle twee goed begrijpen maar wie moet ze gelijk geven? Van twaalf tot twee is de zaak dicht. In de lunchpauze wil ik even een frisse neus halen. Het kost vast meer dan D 35,- en minder danD 40,-. Ik weet echt niet welk van de twee ik nemen moet, ik koop ze gewoon allebei! ± Ja, praat er alsjeblieft niet met iemand anders over! « ..\ gaat het de goede kant op of loopt het mis? Haalt ze het of niet? ± Ze doen heel veel zaken met elkaar. ± Ze kunnen goed met elkaar opschieten. ± ± ± ±
± Ze zoeken het samen maar uit, ik bemoei me er niet mee!
± Je zal zien dat er iets gebeurt waardoor het tóch weer laat wordt. ± Ik ga er van door, tot morgen! >>> de televisie en de buis
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 40 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactische/contextuele eenheid
• vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II... verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
twaalf/twaalven ° Tien plus twee is twaalf. ° Twaalf uur 's avonds heet ook ../ ° Tjee, het loopt al tegen twaalven! En ik moet morgen vroeg op! ≈ Het is een man van twaalf ambachten en dertien ongelukken.
twee/ -ën ° Eén plus één is samen twee. ° Heb jij twee dubbeltjes voor me? ° Het Romeinse cijfer twee schrijf je II. ° Het is kwart voor 2 ../ ° Dat onderwerp wordt behandeld in hoofdstuk twee van ‘t boek. ≈ M'n vader en m'n moeder zijn twee handen op één buik: ../ ° Zij waren met hun tweeën ../ ° Als je die reep in tweeën breekt ../ ° Op slag van tweeën kwamen ze binnen.
± Twee maal zes is ook een dozijn. ± ..\ middernacht. # Joh, niks aan de hand: we gaan dit weekend over op wintertijd. Dus loopt het pas tegen elven. We nemen er nog eentje, OK? ± Hij heeft al ik weet niet hoeveel baantjes gehad maar 't loopt iedere keer op een mislukking uit.
± ± ± ±
1 + 1 = 2. De koffie kost hier D 0,20. 2 is het Arabische cijfer voor die hoeveelheid. ..\ of 13.45 uur òf 01.45 uur. <> In hoofdstuk drie en vier wordt de stof nader uitgewerkt. ± ..\ die zijn het altijd over alles met elkaar eens. <> ..\ en ik was maar alleen. ± Zij waren zo'n hecht stel, ik voelde me echt eenzaam. « ..\ hebben jullie allebei een helft. ± De klok sloeg twee uur en daar waren ze.
^ één, twee, tien, twaalf, dertien enz: getallen/hoofdtelwoorden. tweede/ -n, -s ° Februari is de tweede maand van het jaar. ° Het is vandaag de tweede mei. ° In dat restaurant krijg je het tweede kopje koffie gratis. ° Ze is in verwachting van de tweede. ° Dat voetballertje zit nu nog in het tweede ../
± ± ± ± <>
Het is de maand die op januari, de eerste maand, volgt. Je schrijft dat : 2 mei. Als je nog een kopje wil, hoef je daar niet voor te betalen. Krijgt ze binnenkort haar tweede kind? ..\ maar hij is zó goed dat hij wel gauw naar het eerste (elftal)zal gaan.
^ eerste, tweede, tiende, twaalfde enz: rangtelwoorden. de twijfel/ -s ° Bij de politie bestaat nog steeds twijfel aan de onschuld van de verdachte. ° Als ik alle berichten lees, heb ik er zelf ook mijn twijfels over.
± Ze weten nog steeds niet zeker of ze hem wel vrij kunnen laten, misschien heeft hij het tóch gedaan. <> Zo langzamerhand wordt het tijd dat er zekerheid komt. <> Ik hoop dat ik ooit overtuigd zal raken.
° Ik trek die verklaringen van de getuigen ernstig in twijfel. ° U bent zonder twijfel al op de hoogte?
± Eerlijk gezegd geloof ik er niets van. ± U weet het beslist al!
twijfelen/twijfelde/getwijfeld ° Twijfel je nu nog steeds of je mee gaat? ° Natuurlijk slaag je! Daar hoef je toch niet aan te twijfelen?
± Aarzel je nu nog altijd? Wat ben je toch besluiteloos! <> Wanneer weet je het zeker? ± Waarom ben je daar nu onzeker over?
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL
WOORDKOMPAS T pagina 41 twintig/ -en ° Tien en tien is twintig. ° Een jongen van een jaar of twintig. ° Die dansmuziek werd in de jaren twintig heel veel gespeeld. ° We zitten met z’n twintigen in de klas ../ ~ Ik heb je wel (twín)tig keer gebeld. het type/de -n, -s ° Geneva is de naam van dit type letter. ° Ik weet dat hij een Citroën heeft, maar welk type zou ik niet kunnen zeggen. ° Auto's van dat type zie je veel op de weg. ° Dat meisje is nou net een type om lerares te worden. ° Die Maria, dat is me een type! ° Bij het station hangen 's avonds altijd van die ongure types rond. typen/typte/getypt ° Vroeger typte ik brieven op een schrijfmachine. ° 'Typ het woord bal', zei de docent.
± 10 + 10 = 20 ± Een jongeman van ongeveer twintig jaar. ± Op alle grote feesten in de jaren tussen 1920 en 1930 danste men op die muziek. # ..\ en we hebben pret voor tien! ± Ik weet écht niet meer hoe vaak ik het geprobeerd heb!
± Andere bekende vormen zijn Chicago en Helvetica. ± Het is in ieder geval één van de nieuwste modellen. ± ≥ ± ±
Er komen steeds meer van dat soort auto's. Daar heeft ze net de goede eigenschappen voor. Een heel aparte vrouw is dat, je blijft lachen! Ik voel me niet op m'n gemak tussen al die duistere figuren.
± Nu tik ik ze op het toetsenbord van mijn PC. ± Het kind toetste eerst de B, toen de A en daarna de L. Nu stond het woord 'bal' op het scherm.
typisch/ -e ° Een typisch voorbeeld van een modern gezin: ../
«
° ° ° ° ° °
± ± ± ± ± ±
Dat huis is typisch voor de architectuur van die tijd. Dat is typisch iets voor hem! Ik heb wel iets typisch Arabisch voor u! Wat zitten er toch een typische kinderen in die klas. Wat typisch dat Jan er nog niet is, hij komt altijd zo vroeg. Dat is typisch! Ik zou zweren dat ik net een pen had en nu is hij weg! ° Wat loopt die man typisch, heeft hij last van z'n been?
±
..\ vader en moeder werken allebei, kind in de crèche, geld zat maar geen tijd om ervan te genieten! Het heeft alle kenmerken van die stijl. Dat kun je toch van hem verwachten? Dit gerecht is specifiek Arabisch! Je hebt gelijk, er zitten nogal wat merkwaardige figuren in. Vreemd hoor, er zal toch niets gebeurd zijn? Merkwaardig! Net had ik nog een pen en nu kan ik hem nergens vinden! Nee hoor, hij loopt altijd zo raar.
© 2001/2007 SSALTO Voorburg NL