Wonen met Zorg De vergelijking van de toekomstige vraag met het huidige aanbod
Werkgroep Wonen met Zorg Zaanstreek-Waterland April 2004
regio Zaanstreek-Waterland
Werkgroep Wonen met Zorg Zaanstreek-Waterland April 2004
Inhoudsopgave 5 9
Samenvatting Inleiding
Deel I 15
De vraag naar wonen met zorg
16 Hoofdstuk 1 Resultaten woonwensonderzoeken
20 Hoofdstuk 2 Minimumeisen aan woning en woonomgeving
1.1 Ouderen
2.1 Eisen aan de woning
1.2 Lichamelijk gehandicapten
2.2 Eisen aan de woonomgeving
1.3 Verstandelijk gehandicapten 1.4 (Ex-)psychiatrische patiënten
23 Hoofdstuk 3 Toekomstscenario’s voor wonen met zorg 3.1 Modellen voor bepalen capaciteitsbehoefte 3.2 Vergelijking van de modellen 3.3 Conclusies 2015
Deel II 31
Het aanbod van wonen met zorg
32 Hoofdstuk 4 (Potentieel) geschikte woningen in beeld gebracht
37 Hoofdstuk 5 Capaciteit voor intramuraal en verzorgd wonen 5.1 Bestaande capaciteiten 2003 5.2 Toekomstige capaciteiten
4.1 Werkwijze bij corporatiebezit en particuliere voorraad 4.2 Potentiële nultredenwoningen in Zaanstreek 4.3 Potentiële nultredenwoningen in Waterland
40 Hoofdstuk 6 De zorgcomponent
4.4 Conclusies Zaanstreek-Waterland
6.1 Financiële haalbaarheid 24-uurszorg 6.2 Steunpunten
Deel III 43
De vergelijking tussen vraag en aanbod
44 Hoofdstuk 7 De regionale opgave voor wonen met zorg 47 Hoofdstuk 8 De regionale opgave lokaal vertalen 7.1 Communicerende vaten 24-uurszorg
8.1 Gezamenlijk proces
7.2 Grote opgave tot 2015
8.2 Dilemma’s 8.3 Aandachtspunten 8.4 Stappen voor lokale aanpak
54 55 55 56 57 58
Literatuur Bijlagen I
Leden werkgroep
II
Eisen woningvoorraad
III
Eisen woonomgeving
IV Inventarisatie corporatiebezit per gemeente
59 60 62
V
Woonbehoefte gehandicaptensector Zaanstreek-Waterland
VI Zorgcapaciteit verpleging & verzorging tot 2007 VII Kaart met voor wonen met zorg geschikte wijken in Zaanstad
Samenvatting De opdracht aan de werkgroep wonen met zorg Dit rapport gaat over wonen èn zorg in 2015. Dat lijkt ver weg maar wanneer wij spreken over mensen van 75 jaar en ouder (75+ers) dan gaat het om mensen die in 2004 al AOW ontvangen. Op welke veranderingen moeten we ons voorbereiden als het gaat om wonen met zorg? Hoeveel geschikte woningen moeten er zijn en wat zijn de tekorten? Hoeveel intramurale capaciteit zou er moeten zijn en hoeveel moet er dan nieuw gebouwd of vernieuwd worden? Dit rapport vergelijkt het bestaande aanbod met de toekomstige vraag naar wonen met zorg inclusief de intramurale capaciteit. Daarmee geeft het rapport inzicht in de (grote) opgave waarvoor alle betrokken partijen zich gesteld zien. Er zijn drie tendensen die vragen om beleidsmatige aandacht voor voldoende woningen en woonplekken waar zorg geleverd kan worden. 1 De extramuralisering, waarbij het rijk (de groei van) het aantal intramurale plaatsen wil beperken. 2 De vergrijzing (= groei van het aantal 75+ers), die in de Zaans-Waterlandse gemeenten met uitzondering van Zaanstad aanzienlijk groter is dan de gemiddelde landelijke ontwikkeling van 21% toename van het aantal 75+ers. 3 De toegenomen wens tot vraagsturing, waarbij verschillende doelgroepen andere accenten leggen en waarbij wachtlijsten uit den boze zijn.
Het doel van dit rapport van de regio- en sectorbrede werkgroep Wonen met zorg Zaanstreek-Waterland is: het bieden van een regionaal kader – bestaande uit feiten, cijfers en aandachtspunten – waarmee de diverse betrokken partijen (gemeentebesturen, woningcorporaties, projectontwikkelaars, zorgaanbieders en financiers zoals het Zorgkantoor) op het niveau van gemeenten of wijken een doeltreffend antwoord kunnen formuleren op de vraag naar wonen van mensen met een behoefte aan zorg en/of begeleiding. Mede met behulp van dit rapport kan men op dat lokale niveau de vraag naar wonen met zorg vaststellen en meten welke tekorten er zijn. Daartoe reikt het rapport diverse instrumenten aan. Deze instrumenten zijn ontwikkeld of bewerkt door de werkgroep in het kader van het identificeren van de vraag en het beoordelen van het bestaande aanbod zowel in kwantiteit als in kwaliteit. Ten behoeve van de uitvoering is verder een programma van eisen voor de woonomgeving opgesteld.
Analyse van de vraag naar wonen met zorg De vraag naar en het aanbod van wonen met zorg wordt in dit rapport hanteerbaar gemaakt door een driedeling in woonvormen waar zorg geboden kan worden. Voor de drie categorieën wonen met zorg worden onderstaande definities gehanteerd: 1
Hieronder vallen onder meer verzorgingshuizen, verpleeghuizen, en instellingen voor mensen met een ernstige handicap. De bewoners hebben een behoefte aan 24-uurszorg en zijn door het Regionale Indicatie Orgaan (RIO) geïndiceerd voor de functie verblijf. De bouw van intramurale woonvormen wordt gefinancierd vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektenkosten (AWBZ). Het ministerie van VWS moet plannen voor nieuw- of verbouw goedkeuren en het Zorgkantoor is verantwoordelijk voor een goede regionale spreiding.
Prognoses aantal 75+ers per gemeente1 Gemeente
2000
2005
2010
2015
2000 - 2015 toename %
Beemster Edam-Volendam
434
516
591
620
43%
1.077
1.171
1.364
1.673
55%
Landsmeer
561
723
827
881
57%
Oostzaan
517
584
630
690
33%
3.494
4.237
4.819
5.374
53%
Purmerend Waterland
842
960
1.140
1.309
55%
Wormerland
713
907
1.077
1.250
75%
Zaanstad
8.652
8.971
9.305
10.058
16%
Zeevang
252
277
323
410
63%
2
Wonen met Zorg
~ Samenvatting
Verzorgd wonen.
Dit betreft nultredenwoningen die met extra m2 ruimte voor verzorging en de aanwezigheid van hotel- en welzijnsdiensten geschikt zijn voor mensen met een behoefte aan 24-uurszorg. De bewoners zijn door het RIO geïndiceerd voor extramurale zorgfuncties, waarbij 24 uur per dag zorg (op afroep) beschikbaar is (bijvoorbeeld aanleunwoningen en woonzorgcomplexen).
Bron: Provincie Noord-Holland
In de Kabinetsbrief “Investeren voor de toekomst: de kwantitatieve opgave voor wonen, zorg en welzijn” van 15 september 2003 zien de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) drie lijnen waarlangs de benodigde toename van woningen en woonplekken gerealiseerd kan worden: nieuwbouw, verbouw en gerichte woningtoewijzing.
Intramurale woonvormen/ instellingen.
3
Nultredenwoningen.
Dit zijn woningen zonder trappen en drempels. Mensen met een behoefte aan zorg en/of begeleiding die zelfstandig in een koop- of huurwoning wonen, zullen in principe in een nultredenwoning willen wonen. Immers, trappen en drempels vormen obstakels voor rolstoel- en rollatorgebruik. In “gewone” nultredenwoningen kunnen mensen zorg op afspraak ontvangen.
5
Categorie 1 – intramuraal – is de primaire verantwoorde-
Bandbreedtes wonen met zorg 2015 Zaanstreek-Waterland
lijkheid van zorgaanbieders en Zorgkantoor, zowel wat betreft de huisvestingskant en bouwaspecten als de zorgen dienstverlening. Categorie 2 – verzorgd wonen – en categorie 3 – nultredenwoningen – vallen voor de (volks)huisvestingskant respectievelijk het bouwen onder de verantwoordelijkheid van woningcorporaties, institutionele beleggers en particuliere woningeigenaren. Beide categorieën betreffen woningen die qua woningkenmerken overeenkomen, zij het dat voor verzorgd wonen in het algemeen verdergaande eisen aan de woning en woonomgeving worden gesteld. Onderscheidend is dat in categorie 2 24-uurszorg geboden kan worden door een aanwezige zorgaanbieder, terwijl een dergelijke garantie voor categorie 3 veel moeilijker ligt. Wel zijn daar mogelijk andersoortige woonzorg/ woonservicearrangementen te organiseren.2
als percentage van het aantal 75+ers3
Twee factoren zijn bepalend voor de vraag of er garanties mogelijk zijn voor een “24 uursbeschikbaarheid” van zorg in nultredenwoningen (dus voor verzorgd wonen): 1 Is er een voorziening zoals verzorgingshuis, zorgcentrum, verpleeghuis of wijksteunpunt dicht in de buurt? 2 Is er sprake van een zodanige omvang van het complex dat er voldoende mensen met een zorgindicatie wonen? In het huidige financieringssysteem van de AWBZ worden namelijk individuele zorgaanspraken gefinancierd in plaats van voorzieningen. De optelling van de individuele aanspraken voor geïndiceerde en geleverde zorg moet daarom voldoende zijn om tot financiering van 24-uurszorg te kunnen komen.
Intramuraal
Verzorgd wonen & Nultredenwoningen
Minimum
20%
55%
Maximum
25%
69%
Hierbij moeten we ons het volgende realiseren. Wanneer de intramurale capaciteit minder groeit of vermindert, zijn meer woningen nodig waar mensen kunnen wonen en zorg kunnen ontvangen. Dit vergt dus een grotere (volks)huisvestingsinspanning. Minder intramurale capaciteit vraagt op de eerste plaats om meer verzorgd wonen, om aan de vragen naar 24-uurszorg te voldoen. Wanneer de intramurale zorg vermindert en in verzorgd wonen in beperktere mate voorzien wordt, zijn des te meer “gewone” nultredenwoningen nodig. Uit de scenario’s komen de opgaven voor de verschillende partijen: ~ Zorgaanbieders, zorgkantoor, gemeenten en (volks)huisvestingssector kunnen zien met welke vragen naar wonen met zorg zij in 2015 geconfronteerd zullen worden. ~ Zorgaanbieders, zorgkantoor en gemeenten kunnen berekenen hoeveel vraag naar zorg er zal zijn in 2015 in termen van intramurale capaciteit en verzorgd wonen. ~ Woningcorporaties, institutionele beleggers, particuliere woningeigenaren en gemeenten kunnen uit de uitkomsten van de categorieën 2 + 3 opmaken hoeveel voor wonen met zorg geschikte woningen er in 2015 moeten zijn, oftewel voor welke huisvestingsopgaven zij staan.
Analyse van aanbod van wonen met zorg Door middel van acht verschillende scenario’s is de toekomstige zorgbehoefte in relatie tot behoefte aan huisvesting in kaart gebracht. In vijf van de acht scenario’s is dat AWBZbreed gebeurd, dat wil zeggen niet alleen voor ouderen maar ook voor mensen met een verstandelijke, lichamelijke of psychische handicap. De scenario’s zijn gebaseerd op verschillende veronderstellingen over de mate waarin met name 75+ers in de toekomst zelfstandig wonen èn zorg (willen) ontvangen. Dit leidt tot verschillende verwachtingen van minder of meer intramurale zorg en van meer of minder (bijzondere) woonmogelijkheden voor de doelgroepen. De scenario’s verschillen verder in de mate waarin wachtlijsten nog bestaan of worden weggewerkt. De scenario’s zijn met elkaar vergeleken om daarmee de bandbreedtes te bepalen waartussen de vraag naar wonen met zorg zich waarschijnlijk zal bewegen.
6
Allereerst is ingegaan op de (volks)huisvestingkant van wonen met zorg, dat wil zeggen op de hoeveelheid (potentieel) voor wonen met zorg beschikbare woningen. Dit betreft dus de woningen die nu al als nultredenwoning zijn aan te merken, de woningen die als zodanig zijn aan te passen en alle nieuw te bouwen nultredenwoningen. Bezien zal moeten worden welke van deze woningen voor verzorgd wonen benut kunnen worden. Bij de inventarisatie van de bestaande woningvoorraad heeft de Zaans-Waterlandse werkgroep zodanige eisen gehanteerd, dat complexgewijs opplussen van de bestaande woningvoorraad ook bij beperkte budgetten haalbaar is. Immers, labels als Woonkeur en het SEV-Oppluslabel leggen de lat dusdanig hoog, dat bij toetsing van de bestaande woningvoorraad aan deze labels slechts een enkele woning zou voldoen. Daarom heeft de werkgroep in overleg met de woningcorporaties en andere betrokkenen voor de bestaande Zaans-Waterlandse woningvoorraad een eigen eisenpakket ontwikkeld, dat bestaat uit een indeling in basiseisen, basisplus eisen en plusWonen met Zorg
~ Samenvatting
eisen (bijlage II). Met deze indeling hebben de corporaties in 2003 hun bestaande woningvoorraad gescreend. De uitkomsten staan in bijlage IV. Woningen die (al dan niet na renovatie/ woningaanpassing) aan de basiseisen voldoen, zijn aangemerkt als “(potentiële) nultredenwoning”. De resultaten van de screening van het corporatiebezit zijn vervolgens doorvertaald naar het totale woningbestand (huur + koop). Deze benadering leidt tot de volgende conclusies voor het huidige en potentiële woningaanbod voor wonen met zorg.
De vergelijking tussen vraag en aanbod De in de regio aanwezige capaciteiten van intramurale woonvormen, verzorgd wonen en nultredenwoningen in 2003 zijn afgezet tegen de benodigde capaciteiten in 2015. Het verschil is in absolute zin weergegeven als (ver)bouwopgave voor de drie hoofdvormen van wonen met zorg, in minimum en maximum aantallen, voor zowel de subregio Zaanstreek als de subregio Waterland, zie onderstaande tabel. Bandbreedtes ‘(ver)bouw’opgave Zaanstreek en Waterland 20156
Aanbod nultredenwoningen als percentage van het totale woningbestand (2003)4 Thans geschikt
Intramuraal
Potentieel geschikt/Geschikt te maken
Min
Verzorgd wonen & Nultredenwoningen
Max
Min
Max
Zaanstreek
4%
10%
Zaanstreek
672
1.155
3.341
5.437
Waterland
3%
8%
Waterland
879
1.284
3.562
4.563
1.551
2.439
6.903
10.000
Zaastreek & Waterland
Tevens is gekeken naar de geschiktheid van de woonomgeving voor wonen met zorg. Ook hier is met eisenpakketten gewerkt (bijlage III). Voor Zaanstad, Wormerland en Oostzaan zijn de afgelopen periode voor wonen met zorg geschikte wijken bepaald. Dit overigens nog niet op basis van het pakket in de bijlage; dat was destijds nog niet beschikbaar. De kaart die daarvan voor Zaanstad is gemaakt is als voorbeeld toegevoegd, zie bijlage VII. Van de geschikte woonomgevingen is geen vertaling naar de totale de Zaans-Waterlandse situatie gemaakt. De woonomgevingseisen zijn in dit rapport niet gekoppeld aan de bestaande voorraad woningen die geschikt (te maken) is voor wonen met zorg. Dat wordt overgelaten aan de lokale initiatiefnemers voor het realiseren van wonen met zorg. Na de woningvoorraad is ingegaan op de (toekomstige) intramurale capaciteit en de woonvormen voor verzorgd wonen. Het totale aanbod voor wonen met zorg in ZaanstreekWaterland in 2003, is hierna aangegeven.
Aanwezige capaciteiten wonen met zorg in 2003
De lokale opgaven 5
Intramuraal
Verzorgd
Nultreden-
wonen
woningen
(per doelgroep)
(per doelgroep)
(al geschikte) (alle doelgrp.)
V&V Zaanstreek
1.771
367
V&V Waterland
1.172
516
Zaanstreek
497
441
1.505
VG Zaanstreek-Waterland LG Zaanstreek-Waterland GGZ Zaanstreek-Waterland Totaal alle doelgroepen
52
Waterland
24
83
2.480
3.464
1.459
3.985 5.444
Wonen met Zorg
~ Samenvatting
Geconcludeerd kan worden dat de intramurale capaciteit tussen 2003 en 2015 aanzienlijk zal verminderen. Niet te veel op het totale aanbod inboeten, is enkel mogelijk, wanneer partijen uit de huisvetigingssector in staat zijn de huisvestigingscapaciteit voor verzorgd wonen (d.w.z. nultredenwoningen) fors te laten toenemen. Deze opgaven worden verder beïnvloed door ontwikkelingen als sloop en renovatie. Voor de woningbouw is er een aantal plannen voor zowel Zaanstreek als Waterland. Deze zullen de berekende (ver)bouwopgaven verzorgd wonen + nultredenwoningen verminderen. In de intramurale capaciteit staat een aantal gebouwen op de nominatie om te worden gerenoveerd. Renovatie gericht op het scheppen van meer privacy door het maken van éénbedskamers in verpleeghuizen of het vergroten van het woonoppervlak in verzorgingshuizen reduceert de capaciteit.
De regionale opgave moet lokaal worden vertaald Het is een majeure opdracht voor vele lokaal betrokken partijen om gezamenlijk de opgave in beeld te brengen en wegen voor concrete oplossingen vast te stellen. Dit rapport biedt handvatten om de lokale opgaven voor wonen met zorg in beeld te brengen: ~ De totale behoeften tot 2015 aan intramurale capaciteit, verzorgd wonen en nultredenwoningen voor de verschillende doelgroepen gezamenlijk (ouderen, gehandicapten en mensen met een psychische beperking) zijn te bepalen door te rekenen met percentages van het aantal mensen van 75 jaar en ouder. Die demografische cijfers zijn voor iedereen beschikbaar en daarmee voor lokale partijen een gemakkelijk te hanteren instrument. ~ Het woningenaanbod en/of de woonomgevingen zijn te
7
De aandachtspunten zijn gedeeltelijk al verwerkt in het achtstappenplan voor de lokale aanpak. Met dit stappenplan wordt het onderhavige Zaans-Waterlandse rapport afgesloten. De werkgroep geeft met dit stappenplan een handreiking aan de lokale partijen om het regionale kader van dit rapport te vertalen in lokale uitvoeringsafspraken.
screenen aan de hand van daartoe opgestelde eisenpakketten (zie bijlagen II en III). Voor een deel is dit al in dit rapport gedaan. De lijst van eisen waarmee de woningvoorraad in 2003 is beoordeeld, is direct bruikbaar voor lokale partijen om het lokale woningbestand (verder) door te lichten en kansrijke projecten voor vernieuwbouw te identificeren. Vervolgens kan ook de woonomgeving worden geïnventariseerd. Met de eisen aan woning en de eisen aan de woonomgeving, kunnen lokale partijen vaststellen waar het meeste succes te behalen is met renovatie, nieuwbouw en/of woningtoewijzing.
Stappenplan lokale aanpak 1
Bijeenbrengen van de lokale verantwoordelijke partijen op het niveau waarop men wonen met zorg wil gaan realiseren.
2
De dilemma’s en aandachtspunten in de lokale uitvoering
Nader onderzoeken van lokale woonwensen en wensen voor wonen met zorg.
3
Bij het realiseren van voldoende mogelijkheden voor wonen met zorg signaleert de werkgroep een zevental dilemma’s, waarin de lokale partijen gezamenlijk keuzes moeten maken: 1 Intramurale (ver)nieuwbouw leidt meestal tot verlies aan intramurale capaciteit. 2 Het bieden van keuzevrijheid kan strijdig zijn met gerichte woningtoewijzing. 3 Het realiseren van verzorgd wonen is lastig bij de huidige financiële regelgeving. 4 Een minimale schaalomvang voor het aanbieden van verzorgd wonen staat op gespannen voet met het mogelijk ontstaan van “geïndiceerden-ghetto’s”. 5 De vraag naar mogelijkheden voor wonen met zorg concurreert met de vraag van andere woningzoekenden. 6 Bij het aanpassen van de woningvoorraad strijdt de ideale situatie met de beperkte middelen. 7 De voor wonen met zorg geschikte woningvoorraad wordt ook door niet zorg- en/of begeleidingsbehoeftigen bewoond. 8 Naarmate de leeftijd toeneemt neemt de verhuisbereidheid af.
Screenen van de bestaande woningvoorraad aan de hand van het eisenpakket van bijlage II. De meeste Zaans-Waterlandse corporaties hebben dat voor een deel van de bestaande woningvoorraad al gedaan, zie hoofdstuk 4 en bijlage IV.
4
Screenen van de wijken, buurten en woonkernen (de woonomgeving) aan de hand van het eisenpakket van bijlage III.
5
Bepalen van de minimale en maximale opgaven voor de drie vormen van wonen met zorg per betreffende gemeente, wijk of kern met behulp van tabel 6 (als percentages van 75+ers). Dit toont de globale omvang van de lokale problematiek.
6
Vergelijken van de uitkomsten van stap 5 (minimale en maximale opgaves wonen met zorg als percentages van 75+ers) met die van stap 3 (de bestaande woningvoorraad) en concluderen welke tekorten er op het niveau van gemeente, wijk, buurt of kern bestaan.
7
Vaststellen welke uitbreidingsplannen reeds concreet bestaan of zelfs in uitvoering zijn die de tekorten die in stap 6 zijn gesignaleerd tussen nu en 2015 al zullen verminderen, en welke concrete plannen rond sloop
De werkgroep geeft de lokale partijen een aantal punten mee, die aandacht verdienen bij het realiseren van wonen met zorg: ~ Diversiteit is noodzakelijk voor voldoende keuzemogelijkheden. ~ Er zijn thans nog steeds wachtlijsten. ~ Verzorgd wonen is gebaat bij Woonkeur. ~ Dit rapport biedt realistische basiseisen voor het aanpassen van de woningvoorraad. ~ Verzorgd wonen is haalbaar in kansrijke woningcomplexen en met inzet van collectieve WVG-vergoedingen. ~ Wonen met zorg vraagt om een aantrekkelijke woonomgeving. ~ Er is behoefte aan ruimere mogelijkheden voor het koppelen van zorgtoewijzing en woningtoewijzing. ~ Gezamenlijke verantwoordelijkheid is een belangrijke succesfactor.
8
en vernieuwbouw de tekorten mogelijk weer groter zullen maken. 8
Keuzes maken binnen de bandbreedtes aan de hand van de uitkomsten van voorgaande stappen (zeker met in achtneming van de stappen 2 en 3) waar, door wie en wanneer acties zullen worden ondernomen om tekorten in de vragen naar wonen met zorg op te lossen.
1 2
3 4 5 6
= tabel 1 uit de Inleiding Op woonzorg- en woonservicearrangementen in nultredenwoningen die niet 24-uursbeschikbaarheid van zorg omvatten, gaat dit rapport niet specifiek in = tabel 6 uit paragraaf 3.3 Uit tabellen 10 en 15 uit hoofdstuk 4, paragrafen 2 en 3 Uit tabel 18 +19 uit paragraaf 5.1 = tabel 22 uit paragraaf 7.2
Wonen met Zorg
~ Samenvatting
Inleiding Achtergrond Regiocommissies zorg Binnen de regio Zaanstreek-Waterland functioneren regiocommissies voor de verschillende zorgsectoren (ouderenzorg, lichamelijk gehandicaptenzorg, verstandelijk gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg).7 Deze sectoren verkrijgen hun financiering voornamelijk uit de AWBZ. De regiocommissies bestaan uit vertegenwoordigers van het zorgkantoor, de gemeente, zorgaanbieders, zorgvragers en de provincie. Doel van de regiocommissies is om op regionaal niveau meer afstemming aan te brengen tussen de vraag naar zorg en ondersteuning en het aanbod van (zorg-)voorzieningen. Daartoe zijn de afgelopen jaren de zogenaamde regiovisies zorg opgesteld.
Regiovisies zorg: vraagsturing Belangrijk uitgangspunt in alle regiovisies zorg is de vraagsturing. In alle sectoren signaleren de partijen een verandering van de vraag. Ouderen willen bijvoorbeeld zo lang mogelijk de regie over het eigen leven behouden. Lichamelijk gehandicapten willen in beginsel op dezelfde manier wonen als ieder ander. Indien daarvoor specifieke diensten en voorzieningen nodig zijn, dan dienen deze zo mogelijk ‘naar de klant toe te komen.’ In de verstandelijk gehandicaptensector is het principe ‘regulier waar mogelijk, speciaal waar nodig’ leidend. Dit wordt ook wel aangeduid als de ‘community care’ filosofie: zo min mogelijk specifieke voorzieningen voor specifieke doelgroepen, zo veel mogelijk algemene voorzieningen die
Regiovisies zorg: relatie met wonen Uit de regiovisies zorg bleek dat op tal van onderdelen huisvesting en zorgverlening direct afhankelijk van elkaar zijn (geworden). Dit is mede het gevolg van doelbewust overheidsbeleid, dat slechts in beperkte mate uitbreiding van intramurale zorgvoorzieningen toestaat. Het overheidsbeleid is er op gericht om enerzijds zorgvragers ‘langer zelfstandig (thuis) te laten wonen’ (als gevolg van de vraagsturing in de zorg – zie het kader “Regiovisies zorg: vraagsturing”) en anderzijds middels ‘het scheiden van wonen en zorg’ de aantallen zorgvragers, voor wie ‘verblijf’ een integraal onderdeel van het zorgaanbod is, te beperken. Uit de regiovisies zorg werd duidelijk dat het realiseren van wonen met zorg voor alle sectoren een knelpunt vormde.
Trends: vergrijzing en extramuralisering De ontwikkelingen in de regio Zaanstreek-Waterland worden in belangrijke mate beïnvloed door de trends van vergrijzing en extramuralisering. Nederland staat aan de vooravond van een vergrijzingsgolf. Het aantal huishoudens van 55-jarigen en ouder (55+ huishoudens) stijgt tot 2015 met 30% en het aantal 75+ huishoudens met 21%. Dat betekent in 2015 dat 2 op de 5 huishoudens een leeftijd hebben van 55 jaar of ouder. Dat zijn dan drie miljoen huishoudens! De provincie NoordHolland wordt tezamen met Gelderland, Zuid-Holland en Noord-Brabant in absolute zin met de grootste opgave geconfronteerd. In de regio Zaanstreek-Waterland zal vooral in een aantal gemeenten van Waterland de vergrijzing nog verder doorzetten (zie tabel 1). De toename van het aantal 75+ers in deze gemeenten zal twee tot drie maal zo hoog zijn als landelijk. Alleen de gemeente Zaanstad komt met 16% onder het landelijk gemiddelde van 21%.
voorzien in de behoefte van uiteenlopende doelgroepen. Dat betekent dat beleidsmakers bij de ontwikkeling van beleid ‘inclusief’ moeten denken. Binnen de geestelijke
Tabel 1 Prognoses aantal 75+ers per gemeente
gezondheidszorg (GGZ) is een vergelijkbare stroming in
Gemeente
2000
2005
2010
2015
gang gezet: de ‘vermaatschappelijking’. In alle sectoren
% toename 2000 - 2015
heeft de vraagsturing ertoe geleid dat intramurale instellin-
Beemster
gen gaan extramuraliseren: zorg wordt niet langer intra-
Edam-Volendam
muraal (binnen de muren van de instelling) geleverd, maar
Landsmeer
561
723
827
881
57%
bij de cliënt thuis. Vraagsturing als uitgangspunt nemen,
Oostzaan
517
584
630
690
33%
heeft tevens als natuurlijk gevolg dat de regiovisie partijen
Purmerend
3.494
4.237
4.819
5.374
53%
ernaar streven de huidige wachtlijsten op te lossen.
Waterland
842
960
1.140
1.309
55%
Wormerland
434
516
591
620
43%
1.077
1.171
1.364
1.673
55%
713
907
1.077
1.250
75%
Zaanstad
8.652
8.971
9.305
10.058
16%
Zeevang
252
277
323
410
63%
Bron: Provincie Noord-Holland
Wonen met Zorg
~ Inleiding
9
Extramuralisering is een trend die in alle sectoren speelt, waarbij het bijzonder lastig is te voorspellen in welke mate en in welk tempo deze trend zal doorzetten. Sommige mensen menen dat in de toekomst alle intramurale instellingen verdwenen zullen zijn. Anderen voorzien dat er altijd een behoefte zal bestaan aan de specifieke intramurale setting.8 De werkgroep Wonen en Zorg doet hierover geen uitspraken. Als uitgangspunt hanteren we de vraagsturing in de zorg: cliënten moeten kunnen kiezen of ze intramuraal dan wel extramuraal de noodzakelijke zorg willen ontvangen. Opgave voor “wonen met zorg”
De combinatie van vergrijzing en extramuralisering betekent dat er meer woningen en woonvormen nodig zijn om te voorzien in de behoefte aan woonplekken waarin zorg geleverd kan worden. Volgens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) ligt er landelijk tot 2010 een opgave van 255.000 woningen oplopend tot in totaal 395.000 woningen tot 2015.9 VROM en VWS gaan er van uit dat 40% van die opgave middels nieuwbouw gerealiseerd kan worden (oftewel 161.000 woningen). Vervolgens kunnen hier via verbouw en via het bouwen van wijksteunpunten nog 100.000 woningen aan worden toegevoegd. Daarmee is 2/3 van de opgave gerealiseerd en moet de overgebleven 1/3 (134.000) middels gerichte toewijzing van bestaande woningen worden ingevuld.
10
Aanpak De Zaans-Waterlandse aanpak Duidelijk mag zijn dat ook de regio Zaanstreek-Waterland voor een grote opgave staat. Maar hoe groot is die opgave nu werkelijk? In opdracht van de Intersectorale Coördinatiecommissie voor de Regiovisies Zorg10 en financieel gefaciliteerd door de provincie Noord-Holland, is de regio- en sectorbrede werkgroep Wonen met zorg Zaanstreek-Waterland samengesteld.11 Deze werkgroep heeft een vertaalslag gemaakt van de landelijke ontwikkelingen naar de specifieke regionale situatie. We hebben de toekomstige vraag geconfronteerd met het huidige aanbod in de regio.
Doelstelling werkgroep Doelstelling van de werkgroep is individuele besturen van gemeenten, woningcorporaties, projectontwikkelaars, zorgaanbieders en financiers/Zorgkantoor een regionaal kader – bestaande uit feiten, cijfers en aandachtspunten – te bieden, opdat zij op de vraag naar wonen van mensen met een behoefte aan zorg en/of begeleiding op lokaal niveau een doeltreffend antwoord kunnen formuleren.
De opdracht Bij de start van de werkgroep (voorjaar 2002) kregen de werkgroepleden de volgende opdracht mee: ~ Kijk naar de ontwikkelingen in de zorgbehoefte, ook in relatie tot de huidige knelpunten en wachtlijsten; ~ Maak zoveel mogelijk gebruik van bestaand onderzoeksmateriaal, dat eventueel vertaald moet worden naar de regionale situatie; ~ Ontwikkel scenario’s die inzicht geven in de ontwikkeling van de vraag naar geschikte woningen en woonvormen; ~ Beperk het vraagstuk niet tot de vergrijzinggolf (hoewel daar qua aantallen wel de grootste groep vragers aanwezig is), maar kijk ook naar de specifieke wensen van mensen met een verstandelijke, lichamelijke of mentale handicap; ~ Stel vast wat het (potentieel) beschikbare aanbod aan woningen is dat voor mensen met een behoefte aan zorg en begeleiding geschikt is; ~ Wees bij de inventarisatie realistisch in het stellen van eisen aan de woning zelf; ~ Kijk niet alleen naar de woning, maar ook naar de woonomgeving.
Wonen met Zorg
~ Inleiding
Uitgangspunten en definities Voor een goed begrip van de rapportage bespreken we – voorafgaand aan de presentatie van de resultaten – in het kort onze gehanteerde uitgangspunten en definities. In desbetreffende hoofdstukken zullen we hier nader op ingaan en wordt duidelijk dat ze niet willekeurig zijn. Vraagsturing
In ons onderzoek is de vraag van de cliënt naar wonen met zorg leidend geweest. We doen geen uitspraken over de verwachtingen ten aanzien van het tempo en de mate van extra-muralisering. Behoefte tot 2015
We hebben de behoefte aan wonen met zorg berekend tot 2015. Dit is een jaartal, waarvoor alle door ons gebruikte scenario’s de cijfers weergeven. Op die manier is het mogelijk de scenario’s met elkaar te vergelijken. Cliënten = woningen
We zijn er in onze berekeningen vanuit gegaan dat het aantal voor 24-uurszorg geïndiceerde cliënten gelijk gesteld kan worden aan het aantal benodigde woningen. Reden hiervoor is dat het aantal cliënten met een tweepersoonshuishouden, waarbij beide partners geïndiceerd zijn voor 24-uurszorg, verwaarloosbaar klein is. Derhalve hebben we in onze berekeningen geen correctie voor tweepersoonshuishoudens toegepast. Behoefte als percentage van aantal 75+ers
We hebben de verschillende scenario’s vertaald in percentages 75+ers. We menen op die wijze het best tegemoet te komen aan de doelstelling van de werkgroep: dat lokale partijen met behulp van de percentages voor een gemeente of buurt beleid kunnen ontwikkelen. Het toekomstige aantal 75+ers is bovendien goed te voorspellen en derhalve een betrouwbaar uitgangspunt.
gelijken. Ten tweede sluit deze indeling goed aan bij de nieuwe indicatiesystematiek: verblijf – 24-uurszorg – zorg op afspraak. Tenslotte past deze grove indeling beter bij onze doelstelling van het bieden van een regionaal kader. Intramuraal
Bewoners van intramurale instellingen (zoals verzorgingshuizen of gehandicapteninstellingen) hebben een behoefte aan 24-uurszorg en zijn door het RIO geïndiceerd voor de functie verblijf. De bouw van deze intramurale woonvormen wordt gefinancierd vanuit de AWBZ. Het zorgkantoor is verantwoordelijk voor een goede spreiding van de intramurale capaciteit in de regio. Voor uitbreiding van de capaciteit moeten de nieuw- of verbouwplannen worden goedgekeurd door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Verzorgd wonen
Dit betreft nultredenwoningen die met een aantal extra aanpassingen geschikt zijn voor mensen met een behoefte aan 24-uurszorg. Deze mensen zijn geïndiceerd voor extramurale zorgfuncties, waarbij 24 uur per dag zorg (op afroep) beschikbaar is. (Denk bijvoorbeeld aan aanleunwoningen en woonzorgcomplexen.) Nultredenwoningen
Mensen die zelfstandig in een koop- of huurwoning wonen en behoefte hebben aan zorg en/of begeleiding zullen – daar gaan we in dit rapport vanuit – gebaat zijn bij een zogenaamde nultredenwoning, waar trappen en drempels (obstakels voor rolstoelen en rollators) ontbreken. De bewoners kunnen zorg op afspraak ontvangen.
Regionaal kader vraagt om eenvoudige indeling woonvormen De werkgroep Wonen met zorg wil stimuleren dat lokale partijen aan de hand van de resultaten van deze rapportage bekijken welk aanbod in hun gemeente of wijk het
Wonen met zorg
beste antwoord biedt op de lokale behoefte aan wonen
Deze term hebben we in het rapport gebruikt als overkoepelend begrip voor alle woonvormen, waarin zorg en/of begeleiding geleverd wordt.
met zorg. Derhalve presenteren we geen cijfers op gemeenteniveau voor specifieke vormen van wonen met zorg. Wanneer we bijvoorbeeld gegevens zouden presenteren over de behoefte aan clusterwoningen op gemeen-
Driedeling
teniveau, dan zouden we pretenderen dat die gegevens ook enige mate van betrouwbaarheid bevatten. Dat hoeft
intramuraal – verzorgd wonen – nultredenwoningen
in de praktijk echter helemaal niet het geval te zijn.
We hebben om verschillende redenen voor de relatief eenvoudige driedeling van intramuraal, verzorgd wonen en nultredenwoningen gekozen. Ten eerste bleek dit de beste indeling om de verschillende scenario’s met elkaar te ver-
Uitwerking van een regionaal kader op lokaal niveau
Wonen met Zorg
~ Inleiding
geeft naar onze mening een vele male betrouwbaarder beeld dan de cijfers, die gebaseerd zijn op landelijke normen en/of gemiddelden.
11
Schematisch ziet de gehanteerde indeling met drie categorieën wonen met zorg er als volgt uit. Let op: de grootte van de vaten zegt niets over de daadwerkelijke omvang van de aantallen woonvormen in de regio!
Wonen met zorg Intramuraal
Nultredenwoningen
AWBZ
Huur Corporaties
Koop Particulier
Verblijf
Verzorgd
24 uurszorg
wonen
wonen
24 uurszorg
24 uurszorg
Categorie 1
Verzorgd
Categorie 2
Zelfstandig
Zelfstandig
wonen
wonen
Zorg op
Zorg op
afspraak
afspraak
Categorie 3
De combinatie van vraag en aanbod vanuit de zorg- èn de huisvestingssector leidt tot de bovenstaande driedeling wonen met zorg. Vanuit (volks)huisvestingsoogpunt is de verantwoordelijkheidsverdeling: ~ Categorie 1 is de primaire verantwoordelijkheid van de zorgaanbieders en het Zorgkantoor. ~ De categorieën 2 en 3 behoren tot de primaire verantwoordelijkheid van woningcorporaties, institutionele beleggers en particuliere woningeigenaren. Aan woningen in de categorie verzorgd wonen worden verdergaande eisen gesteld dan aan de gewone nultredenwoningen. Onderscheidend is de intensiteit van de zorgmogelijkheden. Vanuit het perspectief van zorgvraag en –aanbod geldt het volgende onderscheid: ~ In categorie 1 en 2 gaat het om een 24-uurs beschikbaarheid van zorg. ~ In categorie 3 zal in principe geen 24-uurszorg geboden kunnen worden. Hier gaat het om zorg en hulp/service op afspraak, waarvoor overigens ook allerlei arrangementen ontwikkeld zijn en kunnen worden door bijvoorbeeld zorgaanbieders, maatschappelijke dienstverlening en/of woningcorporaties.
12
Wonen met Zorg
~ Inleiding
Opzet rapportage
Lokale aanpak Stap 1 Bijeenbrengen van de lokale verantwoordelijke partijen op
De rapportage is als volgt opgebouwd:
In deel I werken we de vraag naar wonen met zorg nader uit op basis van woonwensonderzoeken, de eisen aan de woning en de woonomgeving en verschillende toekomstscenario’s. De woonwensonderzoeken in hoofdstuk 1 geven met name een kwalitatieve beschrijving van de wensen en behoeften aan wonen met zorg van de verschillende doelgroepen. In hoofdstuk 2 formuleren we bouwkundige eisen voor het screenen van de bestaande woningvoorraad en woonomgeving. Tenslotte presenteren we in hoofdstuk 3 met behulp van verschillende toekomstscenario’s kwantitatieve gegevens over de verwachte vraag van groepen mensen met verschillende zorgbehoeften naar de diverse woonvormen.
het niveau waarop men wonen met zorg wil gaan realiseren.
Lokale partijen zijn: gemeentebesturen, woningcorporaties, projectontwikkelaars, particuliere woningeigenaren, aanbieders van zorg en diensten aan ouderen, gehandicapten en/of mensen met een psychische beperking en het zorgkantoor. De lokale partijen zullen de nog ontbrekende gegevens moeten verzamelen en keuzes moeten maken over de omvang van de verschillende categorieën wonen met zorg en over de wijze van realiseren van wonen met zorg.
In deel II brengen we vervolgens het aanbod van wonen met zorg in beeld. In hoofdstuk 4 toetsen we de woningvoorraad aan de bouwkundige eisen. Voor corporatiewoningen heeft een feitelijke inventarisatie plaatsgevonden. Voor het particuliere bestand hebben we met een aantal aannames gewerkt. Hierdoor wordt duidelijk hoeveel woningen reeds geschikt zijn voor bewoning door mensen met een zorgbehoefte en hoeveel aanpasbaar, dus potentieel geschikt zijn. In hoofdstuk 5 kijken we naar de huidige intramurale capaciteit en de verwachte ontwikkelingen. In hoofdstuk 6 tenslotte gaan we in op de zorgcomponent van het wonen met zorg. Vanuit de zorgsector zijn organisatorische en financiële aspecten van belang om daadwerkelijk 24-uurszorg aan huis te kunnen leveren. Tenslotte vergelijken we in deel III, de vergelijking tussen vraag en aanbod, de onderzoeksresultaten van deel I en deel II. In hoofdstuk 7 geven we de bandbreedtes voor de kwantitatieve opgave voor wonen met zorg in de regio Zaanstreek-Waterland tot 2015 weer. In hoofdstuk 8 gaan we nader in op de wijze waarop deze opgave lokaal gerealiseerd kan worden. We bevelen aan hierbij goed te kijken naar een aantal dilemma’s en aandachtspunten. We sluiten hoofdstuk 8 af met een achtstappenplan voor de lokale aanpak als een handreiking aan de lokale partijen om het regionale kader van dit rapport te vertalen in lokale afspraken om wonen met zorg daadwerkelijk te realiseren. Aan het eind van elk hoofdstuk hebben we de voor de lokale aanpak relevante stap(pen) aangegeven en toegelicht.
7
8
9
10
11
Wonen met Zorg
~ Inleiding
Per 1 januari 2003 zijn de regiocommissies lichamelijk en verstandelijk gehandicaptenzorg samengegaan in één regiocommissie Gehandicaptenzorg Het Kabinet stelt in zijn brief d.d. 26 april 2004 aan de Tweede Kamer inzake de Wet Maatschappelijke Ondersteuning dat de capaciteit van verzorgingshuizen in het kader van het scheiden van wonen en zorg, in de toekomst met 50 tot 70 % (50.000 tot 70.000 plaatsen van het huidige totaal van 100.000) verminderen kan. In de gehandicaptensector gaat het om ongeveer 10% vermindering van de intramurale capaciteit Zie brief “Investeren voor de Toekomst: de kwantitatieve opgave voor wonen, zorg en welzijn” van 15 september 2003. Het informele overleg tussen de voorzitters van de vier regiocommissies en de provincie groeide in 2002 uit tot de zogenaamde Intersectorale Coördinatiecommissie voor de Regiovisies Zorg, waarin ook vertegenwoordigers van de zorgvragers, de gemeenten en het zorgkantoor zitting hebben. Zie bijlage I voor de samenstelling van de werkgroep.
13
Deel I
de vraag naar wonen met zorg
Hoofdstuk 1 Resultaten woonwensonderzoeken Hoofdstuk 2 Minimumeisen aan woning en woonomgeving Hoofdstuk 3 Toekomstscenario’s voor wonen met zorg
Hoofdstuk 1 Resultaten woonwensonderzoeken In de vraag naar wonen met zorg is het zo lang mogelijk zelfstandig (thuis blijven) wonen een leidend gegeven geworden. Mensen met een zorgvraag hebben specifieke wensen ten aanzien van de woning en woonomgeving, die kunnen variëren naarmate de zorgbehoefte verandert. Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de woonwensen van de doelgroepen ouderen, lichamelijk gehandicapten, verstandelijk gehandicapten, en (ex-)psychiatrische patiënten. Over de woonwensen van ouderen beschikken we middels het Woningbehoefte Onderzoek over relatief veel informatie. Bij de andere doelgroepen moeten we noodgedwongen, bij het ontbreken van relevant onderzoek, volstaan met een beschrijving van huidige trends in wonen met zorg.
16
Wonen met Zorg
~ Deel I
1.1 Ouderen Belangrijkste bron van informatie over de woonwensen van ouderen is het Woningbehoefte Onderzoek (WBO). Het WBO is te beschouwen als de opvolger van de algemene woning- en volkstellingen. Bijna 40 jaar geleden (in 1964) hield de overheid voor het eerst een onderzoek dat als WBO kan worden aangemerkt. Sindsdien wordt het WBO om de 4 jaar gehouden. Het WBO is één van de omvangrijkste steekproefonderzoeken in Nederland. In 2002 zijn ongeveer 90.000 bewoners geïnterviewd. Belangrijkste vragen waren: hoe wonen zij en wat zijn hun woonwensen? Het WBO geeft inzicht in de huishoudensamenstelling, de huis-vestingssituatie, de woonwensen en het verhuisgedrag.
de oudere ouderen (75+) willen verhuizen juist vanwege ontevredenheid met hun woning, is het ontbreken van een geschikte woning met name voor hen een knelpunt. Gebonden aan eigen woonomgeving
Waarom willen sommige ouderen niet verhuizen? Enkele buurtgeoriënteerde onderzoeken wijzen erop dat ouderen sterk gebonden zijn aan hun eigen omgeving, zeker als ze bewoners zijn van kleine kernen. Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) stelt vast dat ouderen in het algemeen meer tevreden zijn over hun buurt dan jongeren. Van het totaal aantal 35-54 jarigen voelt 47% zich niet gehecht aan de buurt; van de 55+ers is dit aandeel 32%.
17% van 55-74 jaar verhuisgeneigd
Verhuisreden: woning te groot of afnemende gezondheid
Hoeveel ouderen willen verhuizen? In het WBO wordt de zogenoemde verhuisgeneigdheid vastgesteld.12 Daaruit blijkt dat circa 17% van alle 55-74 jarigen op korte termijn wil verhuizen, maar dat het na de 75 een stuk minder wordt (80+: 11%).
Toch is er nog een aantal ouderen dat wel verhuist. Om welke reden doen ze dat? Ook dat is met behulp van het WBO onderzocht. Bij de jongste categorie ouderen (55-59 jaar) speelt vooral de ontevredenheid met de huidige woning een belangrijke rol. Bijna de helft van hen wil verhuizen omdat de huidige woning te groot is. De (afnemende) gezondheid wordt als verhuisreden steeds belangrijker naarmate men ouder wordt. Van de 11% van de 80+ers die willen verhuizen, wil 2/3 dat vanwege gezondheidsproblemen.
Voorkeur voor ouderenwoning
Het WBO stelt vast dat de vraag naar ouderenhuisvesting13 toeneemt en dat de helft van de verhuisgeneigde 55+ers een voorkeur heeft voor ouderenhuisvesting. Dat betekent overigens dat de andere helft nog steeds een ‘gewone’ woning prefereert. Naast zelfstandig blijven wonen vindt 58% een aanleunwoning of serviceflat een aantrekkelijke optie. Minder in trek is de woongroep, het appartement met zorggarantie en het wonen in een woonzorgzone. Wonen in een verzorgingshuis wordt door 57% als zeer onaantrekkelijk gezien. Echter, 43% ziet dit wel als een optie als men niet meer voor zichzelf kan zorgen. Eisen aan de woning
Van de 55-65 jarigen die willen verhuizen, wil 28% een driekamer woning. Bij de 75+ers is dit 61%. Daarbij wordt een grote woonkamer op prijs gesteld (20-29 m2), evenals een kamer voor hobby of logé’s. 54% van de 55-65 jarigen bezitten een eigen woning. Bij de 75+ers is dit 27%. Van de woningbezitters (de 55+ers) die willen verhuizen, wil 29% een koopwoning. In de categorie 55-65 jarigen is dit bijna 50%. Tekort aan ouderenwoningen
Het kleine aantal verhuisbewegingen van ouderen wordt veroorzaakt doordat – ondanks een groei van het aantal ouderenwoningen – er feitelijk te weinig woningen zijn die aan hun eisen voldoen. Het tekort aan (volledig toegankelijke) ouderenwoningen is volgens het WBO weliswaar gedaald, maar bedraagt nog altijd 73.000. Omdat vooral
Wonen met Zorg
~ Deel I
1.2 Lichamelijk gehandicapten Voor de woonwensen van lichamelijk gehandicapten is geen landelijk of regionaal onderzoek voorhanden. Wel is onlangs bij een zorgaanbieder in de regio Zaanstreek-Waterland het woonwensenonderzoek geactualiseerd. Dit leverde kort samengevat de volgende informatie op: A indien men in een grotere woonvorm verbleef, met een ruime kamer ter beschikking, dan: ~ wil de meerderheid naar een eigen appartement, bij voorkeur op de begane grond; ~ moet het appartement rolstoelaangepast zijn; ~ wil men een eigen voordeur, keuken, woon- en slaapkamer, badkamer, berging, tuintje of balkon; ~ gaat de voorkeur uit naar een kleine groep i.p.v. een grote groep; ~ zijn de gewenste voorzieningen: winkel(centrum), bank/postkantoor, en (para)medische zorg in de nabijheid. B indien men reeds in een appartement woonde, dan is er weinig behoefte om te verhuizen; het verliezen van het opgebouwde sociale netwerk of de verandering van het woon/werk verkeer speelt dan sterk mee.
17
1.3 Verstandelijk gehandicapten Binnen de verstandelijk gehandicaptensector is geen woonwensenonderzoek voorhanden. We volstaan hier met een beschrijving te geven van het huidige woonaanbod in de regio, dat in het verlengde van de vraaggestuurde zorg de afgelopen jaren een grote kwalitatieve verandering heeft ondergaan.
complex gehandicapten, cliënten met een zintuiglijke beperking of cliënten met een intensieve en complexe vraag gericht op gedragsondersteuning. Ook is de vergrijzing een belangrijk aandachtspunt. Extra faciliteiten en domotica zijn noodzakelijk om het zelfstandig wonen van de ouder wordende gehandicapte mogelijk te maken. Integratie in de woonwijk
Deconcentratie
Binnen de intramurale sector is de afgelopen jaren de deconcentratie van het terreingebonden aanbod voortgezet en aangevuld met diverse kleinschalige woonvormen. De semimurale sector kon op basis van een flexibel bouwregime al vele jaren kleinschalige en individueel geclusterde woonvormen ontwikkelen. Een voorbeeld bij een zorgaanbieder in Zaanstreek-Waterland toont nog eens de snelle ontwikkeling aan: tien jaar geleden werd in de verstandelijk gehandicaptensector het wonen in acht gezinsvervangende tehuizen georganiseerd. Hiervan resteren nu nog vier gemoderniseerde en te moderniseren woonvormen met daaromheen circa 45 individueel geclusterde woonvormen, waarin maximaal zes tot twaalf bewoners in een eigen appartement wonen. Individueel geclusterd wonen
Het concept van individueel geclusterd wonen bestaat per woning uit een eigen woon- en slaapkamer, keuken, badkamer/sanitair en berging. Het is een volwaardig woonprogramma, dat door aanpassingen in de bouw en schaalgrootte het noodzakelijke therapeutische of beschermende milieu ondersteunt. Voor het toewijzen van de woning aan de cliënt is de intensiteit van de begeleidingsbehoefte leidend. Door de wijze van bouwen wordt impliciet de mate van veiligheid en intensiteit van ondersteuning bepaald, bijvoorbeeld: de bereikbaarheid van de algemene ruimte door een binnengang; toegankelijkheid (voordeur achter een voordeur); het toepassen van domotica en andere technische en communicatieve hulp-middelen. Ten behoeve van de mate van gedragsondersteuning, de zorgvragen naar HDL en ADL en in relatie met veiligheid en toegankelijkheid worden aanpassingen in de woning gerealiseerd. De situering in een veilige woonomgeving is hierbij van groot belang, waarbij de afstand naar winkels (centrum), openbaar vervoer en in bepaalde gevallen naar andere zorgvoorzieningen ook meegewogen wordt. Verscheidenheid in vraag
Ook de verstandelijk gehandicaptensector sector signaleert een grote verscheidenheid in de vraag naar huisvesting. Zo hebben sommige cliënten behoefte aan een gespecialiseerde omgeving, zoals het collectief wonen. Bij andere cliënten ligt de nadruk juist op verpleging en verzorging. Er wordt bij de huisvesting ook rekeningen gehouden met meervoudig
18
Woonprojecten worden geïntegreerd in de woonwijk gebouwd. De aanpassingen van de woningen zijn achter de gevel. In de straat zijn de projecten niet herkenbaar. Speciaal wonen in een gewone omgeving is het adagium. Bovendien wordt door het verspreid realiseren van woningen met zorg in gewone woonwijken de kans op het bieden van mantelzorg groter. Dit is voor de cliënt van belang. De zorg kan hier dan aanvullend op worden aangeboden.
1.4 (Ex-)psychiatrische patiënten De geestelijke gezondheidszorg (GGZ) heeft de laatste vijftien jaar een inhaalslag gemaakt. Behandeling vond plaats in de psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen (P.A.A.Z; vooral kortdurende behandelingen) of in het Psychiatrisch Ziekenhuis Duin en Bosch in Castricum (langdurend). Mensen die uitbehandeld waren, maar nog zorg en bescherming nodig hadden, bleven in Castricum wonen, waar de nodige voorzieningen gerealiseerd werden. Hierbij moet gedacht worden aan woonpaviljoens, werkplaatsen, recreatievoorzieningen en een kerkje. Vermaatschappelijking
Rond 1990 komt ook in Zaanstreek-Waterland de beweging op gang deze mensen niet langer in het ziekenhuis te laten wonen, maar terug te plaatsen naar de maatschappij, dichtbij familie, vrienden en kennissen. Achtergrond van dit beleid (ook wel vermaatschappelijking genoemd) is het idee dat mensen in een ziekenhuis zich onvoldoende ontwikkelen, omdat er een voortdurend aanbod van zorg aanwezig is (waarom zou je koken als de etenskar toch langs komt). RIBW
Dit veranderde beleid laat zich in toenemende mate voelen; er worden mensen uit het psychiatrisch ziekenhuis geplaatst en nieuwe cliënten worden niet meer langdurig opgenomen (met uitzondering van de asielfunctie). In ZaanstreekWaterland werd in 1990 de Regionale Instelling voor Beschermende Woonvormen (RIBW) opgericht om deze mensen te huisvesten, te beschermen en hen te helpen hun mogelijkheden verder te ontwikkelen. Gestart werd met een woonvoorziening in Purmerend en in Zaanstad. De woonvoorzieningen bieden plaats aan 24 personen elk en kennen groepen van vier, zes en acht cliënten.
Wonen met Zorg
~ Deel I
In 1996 werden de eerste aanleunwoningen gehuurd, waar drie à vier mensen met begeleiding zelfstandig wonen. Sinds 2000 worden steeds meer mensen in hun eigen woning begeleid en kortdurend behandeld (door teams integrale zorg). In Zaanstreek-Waterland wonen 83 mensen in huizen die door het RIBW gehuurd worden.
Lokale aanpak Stap 2 Nader onderzoeken van lokale woonwensen en wensen voor wonen met zorg.
Lokaal kunnen de woonwensen toch andere accenten hebben dan uit landelijke onderzoeken blijkt.
Voorkeur voor éénpersoons woning
Sinds 2 jaar is er een tendens merkbaar dat cliënten de voorkeur geven aan woningen voor éénpersoons huishoudens, zogenaamde H.A.T.s (Huisvesting van Alleenstaanden en Tweepersoonshuishoudens). In Zaandam begeleidt de RIBW negen mensen die in een H.A.T. wonen. De Stichting zoekt zowel in Zaanstreek als in Waterland uitbreiding in dit woningtype.
12
13
Wonen met Zorg
~ Deel I
Men is verhuisgeneigd als men de vraag “Wilt u binnen twee jaar gaan verhuizen?” met “ja” beantwoord heeft. Volgens de officiële WBO-publicatie van het ministerie van VROM bestaat ouderenhuisvesting uit volledig toegankelijke woningen en ouderenwoningen. Ouderenwoningen zijn: bejaardenwoningen (aangepast voor ouderen), aanleunwoningen (nabij een verzorgingshuis), serviceflats (met dienstverlening), woonzorgcomplex (met zorg).
19
Hoofdstuk 2 Eisen aan woning en woonomgeving In dit hoofdstuk bespreken we de (bouwkundige) eisen, waaraan een woning en woonomgeving mimimaal moeten voldoen om mensen met een behoefte aan zorg en/of begeleiding in staat te stellen zelfstandig te wonen. Belangrijk is dat een woning, die geschikt (gemaakt) is voor een bewoner met een behoefte aan zorg en/of begeleiding, nooit geïsoleerd wordt bezien. Deze woning maakt immers deel uit van de woonomgeving of van een wooncomplex. Wanneer eisen aan de woning worden gesteld, dan moet dat ook voor de woonomgeving en het complex gebeuren. Bij het opstellen van de eisen hebben we rekening gehouden met de spanning tussen de ideale situatie en de financiële haalbaarheid bij het aanpassen van bestaande woningen. We hebben ervoor gekozen in overleg met betrokken partijen zo realistisch mogelijke eisen te stellen, opdat meer woningen kunnen worden aangepast dan wanneer de eisen van Woonkeur, het SEV-opplusmodel of de toegankelijkheidseisen voor rolstoelgebruikers toegepast zouden worden.
20
Wonen met Zorg
~ Deel I
2.1 Eisen aan de woning De woning hoeft niet zozeer aangepast te worden voor het leveren van zorg en begeleiding (oftewel, voor de zorgverlener/begeleider). De veranderingen zijn veeleer gericht op het creëren van een woning, waarin iemand met beperkingen, in welke vorm dan ook, zo lang en plezierig mogelijk zelfstandig kan blijven wonen. De aanpassingen helpen de bewoner zo lang mogelijk zijn/haar dagelijkse levensverrichtingen zelfstandig te kunnen blijven doen (opstaan, douchen, koken, etc).
~ basiseisen: dit zijn de eisen, waaraan een woning minimaal moet voldoen om mensen met een behoefte aan zorg en/of begeleiding (zo lang mogelijk) zelfstandig te kunnen laten wonen, ook met eenvoudige mobiliteitshulpmiddelen (bijvoorbeeld rollator); ~ basisplus eisen: dit zijn enkele hogere en aanvullende eisen, die met name een rol spelen voor mensen met een beperkte(re) mobiliteit; ~ pluseisen: hier geldt hetzelfde voor; er worden echter op een paar onderdelen wederom hogere eisen gesteld. Dit zijn volledig rolstoeltoegankelijke woningen.
Belang bouwtechnische aspecten
Met het oog op mogelijke aanpassingen zijn de bouwtechnische woningkenmerken van belang. Deze zijn voorwaarde voor het al dan niet kunnen aanpassen van woningen en wooncomplexen en het aanbrengen van “woonzorg” voorzieningen. De bouwtechnische kenmerken zijn met name relevant voor mensen met een beperkte mobiliteit, waaronder veel ouderen en mensen met een lichamelijke handicap. Andere doelgroepen binnen de zorg, zoals mensen met een psychiatrische achtergrond of verstandelijk gehandicapten, hebben eveneens behoefte aan aangepaste woonvormen. De bouwtechnische aspecten van de woningen zijn voor hen echter minder relevant. Wel belangrijk zijn de veiligheidsaspecten, het wonen in de buurt van voorzieningen, het gegroepeerd wonen, etc. Deze aspecten zijn natuurlijk ook voor de doelgroepen ouderen en mensen met lichamelijke beperkingen van belang. Onderscheid nieuwbouw en bestaande bouw
Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen nieuwbouw en de bestaande bouw. Het nieuwe Bouwbesluit is zodanig dat nieuwbouw in principe aanpasbaar is of reeds aan de benoemde (basis)eisen voldoet. Het Regionaal Patiënten/Consumenten Platform (RPCP), regionale zorgaanbieders èn landelijke organisaties als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en AEDES (de vereniging van woningcorporaties) adviseren voor verzorgd wonen de maatstaven van Woonkeur (voor levensloopbestendige woningen). Echter, labels als Woonkeur en het SEV-Oppluslabel bieden voor de bestaande voorraad geen uitkomst. De geformuleerde eisen komen dan zodanig hoog te liggen, dat bij toetsing van de bestaande woningvoorraad aan deze labels, slechts een enkele woning zou voldoen. Derhalve heeft de werkgroep in overleg met de corporaties, zorgaanbieders, gemeenten en het zorgkantoor voor de bestaande bouw een apart eisenpakket ontwikkeld. Dit eisenpakket voor de bestaande Zaans-Waterlandse woningvoorraad is opgenomen in bijlage II en kent de volgende hoofdindeling:
Wonen met Zorg
~ Deel I
2.2 Eisen aan de woonomgeving Op basis van een in de jaren negentig gehouden onderzoek onder ouderen en gehandicapten in Zaanstad en op basis van het Basispakket Woonomgeving uit het Handboek Woonkeur hebben we de eisen aan de woonomgeving geformuleerd. Hierbij is onderscheid gemaakt in eisen aan de bereikbaarheid, veiligheid en toegankelijkheid van de woonomgeving en eisen aan de nabijheid van voorzieningen. De woonomgevingseisen zijn net als in paragraaf 2.1 onderverdeeld in basis-, basisplus-, en pluseisen en staan in bijlage III. In het rapport “Opwaarderen: maatregelen voor het langer zelfstandig wonen van ouderen in de bestaande woningvoorraad, een handreiking voor huisvesters” van het Innovatieprogramma Wonen en Zorg van januari 2003, wordt uitgegaan van een minimale straal van 500 meter, waarbinnen alle (in bijlage III) genoemde voorzieningen aanwezig moeten zijn. Optimaal is het als deze voorzieningen binnen een straal van 200 meter rond het (op te waarderen) complex liggen en goed toegankelijk zijn. Als geen van de voorzieningen – met een prioriteit voor winkels voor dagelijkse boodschappen en een bushalte – binnen een straal van 500 meter liggen, zijn de mogelijkheden voor een goed functionerend complex voor wonen met zorg mimimaal. Naast de ligging van de voorzieningen zijn ook de sociale veiligheid, bereikbaarheid en toegankelijkheid van de voorzieningen belangrijke aspecten. De indeling van de woonomgevingeisen in basis-, basisplus, en pluseisen biedt in de concrete uitwerking op lokaal niveau de mogelijkheid de (potentieel) geschikte woningen voor wonen met zorg te vergelijken met de woonomgeving. Op basis van deze vergelijking kan geconcludeerd worden voor welke doelgroep de woningen en woonomgeving geschikt zijn, en/of op welke punten aanpassingen gepleegd moeten worden om de woningen of het wooncomplex en/of de woonomgeving geschikt te maken.
21
Lokale aanpak Stap 3
,
Screenen van de bestaande woningvoorraad aan de hand van het eisenpakket van bijlage II.
De Zaans-Waterlandse corporaties hebben dat voor een deel van de bestaande woningvoorraad al gedaan, zie hoofdstuk 4 en bijlage IV. Met het eisenpakket kunnen lokaal de geschikte woningen en woningcomplexen worden geïdentificeerd.
Lokale aanpak Stap 4 Screenen van de wijken, buurten en woonkernen (de woonomgeving) aan de hand van het eisenpakket van bijlage III.
Met het eisenpakket wordt het mogelijk om de goede en of kansrijke woonomgevingen in beeld te krijgen.
22
Wonen met Zorg
~ Deel I
Hoofdstuk 3 Toekomstscenario’s voor wonen met zorg Als laatste onderdeel van ‘de vraag naar wonen met zorg’ brengen we in dit hoofdstuk de toekomstige vraag in beeld. Waar de vorige twee hoofdstukken zijn ingegaan op de kwalitatieve vraag, berekenen we hier de kwantitatieve behoefte. We presenteren in dit hoofdstuk een overzicht van de verschillende modellen (scenario’s) die worden gebruikt om de toekomstige behoefte te bepalen. Om de modellen met elkaar te kunnen vergelijken, hebben we een aantal stappen ondernomen. Zo zijn de cijfers voor wonen met zorg omgezet naar de drie categorieën intramuraal, verzorgd wonen, en nultredenwoningen. Tevens hebben we de voorspelde behoefte uitgedrukt in percentages 75+ers, omdat dit voor afzonderlijke gemeenten de beste voorspellingsmogelijkheden biedt. Dit percentage geeft de voorspelde behoefte voor alle leeftijdsgroepen (dus niet alleen voor 75+ers) en ook voor alle doelgroepen (AWBZ-breed).
Wonen met Zorg
~ Deel I
23
3.1 Modellen voor bepalen capaciteitsbehoefte Om de capaciteitsbehoefte te bepalen voor wonen met zorg in aantallen zorgvragers en/of aantallen woningen hebben we acht modellen gebruikt: 1 Conceptnormen College voor Zorgverzekeringen; 2 Toekomstscenario’s provincie Noord-Holland (STAGG model); 3 Bouwcollege “Op tijd bouwen voor Ouderen”; 4 Landelijke wachtlijstcijfers; 5 Zorgcirkel rekenmodel; 6 VROM, AFB Research: regionale verkenning naar geschikte huisvesting voor ouderen en gehandicapten; 7 Arcares: Investeringsplan wonen en zorg; 8 Verzorgd wonen eenderde – tweederde zonder indicatie voor 24-uurszorg.
Voor een goed begrip van de modellen zijn de volgende opmerkingen van belang:
~ Mensen met de meest zware zorgbehoefte zijn in de modellen de mensen die een beroep moeten (kunnen) doen op 24-uurszorg. Traditioneel waren deze mensen aangewezen op de intramurale instellingen. Vanuit de landelijke overheid is het ‘scheiden van wonen en zorg’ ingezet. Dat betekent onder andere dat de 24-uurszorg binnen 10 à 15 minuten ook in de reguliere woningen geleverd moet worden. De verschillende scenario’s hebben verschillende verwachtingen over het tempo en de mate waarin deze beleidsontwikkeling doorgevoerd zal worden. Zo zijn bijvoorbeeld twee modellen van het Bouwcollege opgenomen: één model dat uitgaat van gelijkblijvend gebruik van intramurale zorg, en één model dat een ontwikkeling voorziet van de substitutie van intramurale zorg naar 24-uurszorg in de reguliere woning. ~ Sommige scenario’s houden rekening met het wegwerken van de wachtlijsten. De behoeftecijfers vallen bij deze scenario’s aanzienlijk hoger uit. In onderstaande tabel 2 zijn de verschillende benaderingswijzen van de acht modellen weergegeven. Drie van de acht modellen – CVZ, Wachtlijstrapport en het Zorgcirkel model – berekenen alleen de cijfers voor de sector Verpleging & Verzorging.
Tabel 2 De benaderingswijzen Model
Gebaseerd op Wegwerken
Sectoren
Intramuraal
wachtlijsten
Verzorgd
Nultreden-
wonen
woningen
CVZ normen V&V
Nee
V&V
75+ en totaal
75+ en totaal
Onbekend
Prov. NH gematigde Extramuralisering
Nee
Alle
Totaal inwoners
Totaal inwoners
Bouwcollege gelijkblijvend gebruik
Nee
Alle
75+
75+
Bouwcollege substitutie wonen-zorg
Nee
Alle
75+
75+
Totaal inwoners
Wachtlijstrapport V&V
Ja
V&V
Vraag als % 75+
Vraag als % 75+
Onbekend
Zorgcirkel model V&V
Ja
V&V
Vraag als % 75+
Vraag als % 75+
Onbekend
ABF Research/VROM
Ja – woningen
Alle
Niet
Vraag en aanwezig
Vraag en aanwezig
Arcares
Ja – woningen
Alle
Niet
Vraag en aanwezig
Niet
2/3 zonder indicatie 24-uurszorg
Ja – woningen
Alle
Niet
Vraag en aanwezig
Niet
24
Wonen met Zorg
~ Deel I
1
Conceptnormen College voor Zorgverzekeringen
Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) heeft planningsnormen voor intramurale en extramurale verpleeghuis- en verzorgingshuiscapaciteit ontwikkeld. Deze voorgestelde normen hebben nooit het conceptstadium verlaten en zijn niet vastgesteld. Vraagsturing in de zorg werd namelijk belangrijk. De voorgaande normen van het College hadden reeds geleid tot (lange) wachtlijsten in de zorg. 2
Toekomstscenario’s provincie Noord-Holland
Met het provinciale model zijn verschillende scenario’s van meer of minder extramuralisering te berekenen. Het model houdt wel rekening met de bevolkingsontwikkeling, maar niet met de feitelijke vraag (wachtlijstgegevens zijn niet inbegrepen). Uitgangspunt voor de intramurale capaciteit zijn de normen van het College voor Zorgverzekeringen voor intramurale capaciteit voor alle sectoren. Deze zijn omgewerkt naar een percentage van de totale bevolking. 3
Bouwcollege “Op tijd bouwen voor ouderen”
Het Bouwcollege gaat in de notitie “Op tijd bouwen voor ouderen” in op de bouwbehoefte voor alle sectoren. Dit is zonder aandacht voor de bestaande wachtlijsten. Het Bouwcollege berekent ook een substitutievariant, waarbij een derde van de intramurale plaatsen omgezet worden naar zorgwoningen. Ook geeft dit rapport inzicht in de totale behoefte aan woningen met zorg voor 75+ ers. Uitgangspunt is dat op dit moment 45% van de 75+ers behoefte hebben aan wonen met zorg. Het rapport gaat over de gehele AWBZ, dus inclusief de sectoren V&V, GZ en GGZ. De titel “Op tijd bouwen voor ouderen” geeft aan dat het grootste knelpunt bij de ouderenzorg ligt. 4
Landelijke wachtlijstcijfers
Het landelijke rapport over de wachtlijst inventarisatie houdt rekening met de “huidige” vraag, zoals deze zich in 2001 voordeed binnen de sector Verpleging & Verzorging. Dit rapport vermeldt hoe hoog het percentage van 75+ ers is dat op dat moment een vorm van 24-uurszorg ontving en hoe hoog het percentage wachtenden op 24-uurszorg was (respectievelijk 22% en 6%). Als we de bevolkingsprognoses hierbij voegen is de voorspelde behoefte aan woningen met 24-uurszorg of intramurale capaciteit voor de sector V&V te berekenen. Dit komt neer op een behoefte aan woningen/verblijf met 24-uurszorg van 28% van de 75+ers. 5
Zorgcirkel rekenmodel
Het Zorgcirkel rekenmodel gaat uit van de feitelijke vraag naar 24-uurszorg (het percentage verleende indicaties), de jaarlijkse doorstroming (branche gegevens), de bevolkings-
Wonen met Zorg
~ Deel I
prognoses (provinciaal) en de aanwezige capaciteit. Met deze gegevens kunnen de voorspelde tekorten aan zorgmogelijkheden voor 24-uurszorg binnen de sector V&V in een bepaald jaar berekend worden. Het model is vanwege de gegevensverzameling van de verleende indicaties alleen nog bruikbaar voor de sector V&V. Na 2004 als de brede indicatiestelling is ingevoerd, kan het model ook AWBZ breed benut worden. De huidige cijfers zijn gebaseerd op de indicaties over de voorgaande jaren. De cijfers over de functionele indicaties zijn nog niet beschikbaar. 6
VROM, ABF Research
ABF Research heeft in opdracht van VROM een regionale verkenning uitgevoerd naar geschikte huisvesting voor ouderen en gehandicapten. Hierbij is de meest actuele informatie uit het WBO, de Woonmilieudatabase en de bevolkingsprognoses (PRIMOSO3) gebruikt. De verkenning bestrijkt de periode 2003 – 2015. Bij het vaststellen van de opgave tot 2015 hebben drie factoren een rol gespeeld: 1 huidig tekort aan diverse woonvormen; 2 vergrijzing; 3 extramuralisering (beleid VWS: afname intramurale capaciteit). Er is geen opgave voor intramurale capaciteit benoemd. 7 Arcares
De toekomstvisie van Arcares komt als reactie op de bouwscenario’s van VROM. De bouwopgave voor levensloopbestendige woningen ligt bij VROM eenderde lager dan Arcares, omdat VROM de huidige gebruikers als uitgangspunt neemt en Arcares de toekomstige behoeften/wensen meeneemt. Arcares heeft ook een visie over hoe om te gaan met de intramurale capaciteit en de modernisering hiervan, maar deze is nog niet goed te vertalen in aantallen voor de regio Zaanstreek-Waterland. Arcares stelt zich de volgende verdeling van bewoners voor bij verzorgd wonen: eenderde zwaardere indicaties, eenderde lichtere indicaties, en eenderde zonder indicatie. 8
Verzorgd wonen eenderde – tweederde zonder indicatie voor 24-uurszorg
Dit is een model voor verzorgd wonen, waarbij tweederde van de woningen beschikbaar is voor mensen zonder een indicatie voor 24-uurszorg en eenderde beschikbaar is voor geïndiceerden voor verzorgd wonen met 24-uurszorg. Op deze manier kan in complexen een normale afspiegeling van de gehele populatie wonen en wordt voorkomen dat opnieuw zogenaamde “geïndiceerde getto’s” gaan ontstaan, zoals op dit moment in de intramurale setting het geval is.
25
Woonbehoefte Gehandicaptensector Hoewel er wel scenario’s bestaan voor de ouderenzorg, zijn er geen scenario’s voorhanden die berekeningen maken voor de gehandicaptensector. Derhalve hebben we in bijlage IV een overzicht opgenomen van de intra- en semimurale woonbehoefte gehandicaptensector Zaanstreek-Waterland. Op basis van de wachtlijstgegevens van het Zorgkantoor en de behoef-
reguliere woningbouw of vanuit de AWBZ wordt gefinancierd (en dus deel uitmaakt van de intramurale capaciteit). In dit rapport zijn deze woningen tot de gemeentelijke bouwopgaven gerekend. Om de bouwbehoefte voor verzorgd wonen te berekenen hebben we de categorieën clusterwoningen, begeleid of beschut wonen en de woonzorgcomplexen samengevoegd (zie tabel 3).
te van de regionale zorgaanbieders, verminderd met de aantallen geplaatste en aantallen bewoners in geplande (zekere)
Actie 2: absolute behoefte in Waterland 2015
projecten, ontstaat de resterende behoefte. Vooralsnog is dit
Als tweede actie hebben we voor de subregio Waterland de absolute uitkomsten van de modellen naast elkaar gezet.14 Daartoe hebben we de modellen, die enkel de tekorten weergeven (ABF Research en Arcares) zodanig omgerekend dat ze de totale behoefte in 2015 weergeven. Als uitgangspunt voor die berekeningen is de aanwezige capaciteit verpleging en verzorging (V&V) in Waterland in 2003 gebruikt (zie bijlage VI). Daarbij is ervan uitgegaan dat 25% van de aanleunwoningen bestemd zijn voor cliënten met een indicatie voor 24-uurszorg en dus onder de categorie van verzorgd wonen kunnen worden gerekend.
een indicatief aantal, omdat momenteel de wachtlijstcijfers geschoond worden. We hebben geen (betrouwbare) gegevens over de behoefte van (lichamelijk) gehandicapten naar zelfstandige woonruimte.
Woonbehoefte GGZ Hoewel er geen exacte cijfers zijn voor Zaanstreek-Waterland, bestaan er wel landelijke cijfers uit een onderzoek van Zorgconsult Nederland. Uit deze cijfers blijkt dat tot 2010 het aantal plaatsen voor de doelgroep verdubbeld dient te worden (voorzichtige schatting). Voor Zaanstreek-Waterland
Actie 3: behoeftecijfers als percentage van het aantal 75+ers
betekent dit 83 extra woningen tot 2010. Hierbij dient aange-
Om de modellen vergelijkbaar te maken, hebben we de cijfers die de behoeften aangeven in 2015 uitgedrukt als een percentage van het aantal 75+ ers. Let op: ook al rekenen we met een percentage van het aantal 75+ers, het percentage betreft de behoefte van de sector V&V inclusief de overige sectoren. Overigens geldt dit laatste natuurlijk alleen voor de modellen die cijfers voor alle sectoren presenteren. Het model van het CVZ, het Wachtlijstrapport en het Zorgcircelmodel - alle drie voor de sector V&V - kunnen nu eigenlijk nog niet vergeleken worden met de overige modellen, die voor alle sectoren gelden. NB. Het voordeel van de omrekening naar een percentage van het aantal 75+ers is, dat bij de berekeningen van behoeften oftewel benodigde aantallen woonvormen met zorg, per gemeente goed rekening te houden is met de specifieke vergrijzing van de betreffende gemeente.
tekend te worden dat een groot aantal mensen die ambulant geholpen worden al over een woning beschikken. Daar de cliënten over weinig middelen beschikken, hebben landelijk genomen maatregelen relatief veel invloed. Zo zal een verdere afbouw van de huursubsidie de beweging die wij nu zien naar meer zelfstandig wonen afremmen. Voorzichtig geschat zou met een toename van 10 woningen per jaar in Zaanstreek-Waterland aan de vraag voor beschermd en begeleid wonen voldaan kunnen worden (60 woningen tot 2010). Indien de asielfunctie, die nu in Castricum (Duin en Bosch) wordt vervuld, regionaal vormgegeven moet worden, dan zal met een toename van een complex van 24 woningen rekening gehouden moeten worden.
3.2 Vergelijking van de modellen Om een vergelijking tussen de acht modellen mogelijk te maken, zijn vijf acties gepleegd. Actie 1: indeling in hoofdcategorieën wonen met zorg
De eerste actie was het hanteren van dezelfde definities voor de woonvormen. We hebben voor de indeling van VROM gekozen: intramuraal, verzorgd wonen en zelfstandig wonen/nultredenwoningen. Bij het provinciale model hebben we ervoor gekozen de clusterwoningen niet bij de intramurale capaciteit op te tellen. Zolang 24-uurszorg kan worden geleverd, is het van ondergeschikt belang of de bouw van clusterwoningen vanuit de
26
Actie 4: wegwerken van de wachtlijsten
Vervolgens hebben we alle modellen, die geen rekening houden met het wegwerken van de wachtlijsten (CVZ, provinciaal model, Bouwcollege), aangepast . Dit hebben we gedaan aan de hand van het percentage uit het landelijke wachtlijstrapport (2002), dat aangeeft dat voor intramurale capaciteit en verzorgd wonen een wachtlijst aanwezig is van 25% van de aanwezige capaciteit. In dit geval hebben we dus de cijfers voor intramuraal en verzorgd wonen van het CVZ, provinciaal model, en het Bouwcollege opgehoogd met 25%. In tabel 4 staat de behoefte in 2015 als percentage van het aantal 75+ers inclusief de wachtlijstaanpak voor de regio Zaanstreek-Waterland weergegeven.
Wonen met Zorg
~ Deel I
Tabel 3 Vergelijking indeling in woonvormen (wonen met zorg) Indeling in hoofdcategorieën – VROM
Definities van Provincie NH (gebaseerd op STAGG model)
Intramuraal
Intramuraal: bed of onzelfstandige verblijfsruimte in een grootschalige setting, die gericht is
-
op 24-uurs zorg of toezicht. Financiering bouw vanuit de AWBZ.
Verzorgd wonen: Betreft nultredenwoningen, waarbij
Clusterwonen: Zes tot acht aaneengeschakelde onzelfstandige woonruimten (woonslaapkamers)
(de mogelijkheid tot het verkrijgen van) extramurale
met eigen sanitair, een gemeenschappelijke woonkamer en keuken plus zorgruimten. Vanuit
verzorging, verpleging en begeleiding én hotel- en wel-
de gemeenschappelijke ruimte kan 24-uurszorg of toezicht worden geboden. Situering van
zijnsdiensten onlosmakelijk onderdeel uitmaken van
het cluster bij voorkeur direct nabij een steunpunt met 24-uurs aanwezige zorg. Clusterwonen
het geboden arrangement. Zorg is op afroep mogelijk.
vereist een royalere opzet dan doorsnee woningen.
Extra m2 ruimte in de woning voor verzorging en de
Begeleid of beschut wonen: Een aantal volwaardige één of tweepersoons wooneenheden in een
directe fysieke nabijheid van zorgvoorzieningen en
woongebouw met daarnaast gemeenschappelijke voorzieningen en zorgruimten. Vergeleken
diensten (al dan niet binnen het complex) zijn specifieke
met de clusterwoning is er meer privéruimte en minder gemeenschappelijke ruimte. Situering
kenmerken van deze vormen van wonen. Niet zelden
bij voorkeur binnen een woonzorgzone op loopafstand van een zorgpost. Deze woonvorm
gaat het om geclusterde vormen van wonen.
lijkt op de reeds bekende Fokus-woning voor ernstig lichamelijk gehandicapten. Woonzorgcomplex: Een complex zelfstandige woningen met een bouwwijze, die gericht is op beschermd wonen, met een complexgewijs overeengekomen zorg- en servicearrangement. Er is een duidelijke scheiding tussen wonen, zorg en service.
Nultredenwoning: Een woning die zonder trappen van
Zelfstandig wonen met zorg: Al dan niet aangepaste gewone woning. De bewoner kan
buiten af bereikbaar is en waarbij de zgn. ‘primaire ruim-
aanspraak maken op zorg aan huis, voor zover die op afspraak kan worden verstrekt
tes’, de keuken, het sanitair, de woonkamer en minimaal
(bijvoorbeeld thuiszorg).
één slaapkamer zich op dezelfde woonlaag bevinden. Drempels in de woning zijn laag of ontbreken.
Tabel 4 Behoefte 2015 als percentage 75+ers (inclusief wachtlijstaanpak) Model
Intramuraal
Verzorgd
Nultreden-
wonen
woningen
CVZ normen V&V
20%
4%
Prov. NH gematigde Extramuralisering
22%
34%
Bouwcollege gelijkblijvend gebruik
25%
31%
Bouwcollege substitutie wonen-zorg
21%
35%
Wachtlijstrapport V&V
28%
Zorgcirkel model V&V
21%
6%
ABF Research/VROM
11%
Arcares
17%
2/3 zonder indicatie 24-uurszorg
34%
Wonen met Zorg
21%
~ Deel I
58%
27
3.3 Conclusies 2015
Actie 5: absolute behoefte Zaanstreek en Waterland 2015
We beschikten niet over de indicatiegegevens van de subregio Zaanstreek om het Zorgcirkel model uit te rekenen.15 Echter, als we veronderstellen dat er gemiddeld op dezelfde wijze geïndiceerd wordt in Zaanstreek als in Waterland, dan kunnen we op grond van de gevonden percentages in Waterland ook de cijfers voor Zaanstreek berekenen. In tabel 5 staan de absolute behoeften (inclusief wachtlijstaanpak) in 2015 voor respectievelijk de regio’s Zaanstreek en Waterland.
De modellen leiden tot minimum en maximumvarianten, oftewel bandbreedtes, voor de behoeften aan wonen met zorg in de regio Zaanstreek-Waterland in 2015. Voor wat betreft de intramurale capaciteit ontlopen de scenario’s elkaar niet veel. Scenario’s verschillen in verwachting over mate van extramuralisering en het gedrag van mensen. Dat leidt tot grotere verschillen als we onderscheid maken tussen verzorgd wonen en nultredenwoningen. De totale verwachtingen voor deze beide categorieën tezamen liggen echter veel minder ver uit elkaar.
Geen correctie van de modellen voor V&V naar alle sectoren
A Intramuraal verblijf
We hebben uiteindelijk afgezien van het aanpassen van de cijfers van het CVZ, het Wachtlijstrapport, en het Zorgcirkel model voor alle sectoren. Voor deze correctie hadden we onvoldoende betrouwbare gegevens. Weergave van cijfers in een tabel op basis van een ruwe schatting zou een niet bestaande nauwkeurigheid suggereren. Zoals in tabel 4 te zien is, vallen de percentages van deze drie modellen V&V vergeleken met de andere modellen over het algemeen lager uit. Bij de intramurale capaciteit is dit bijna verwaarloosbaar: de 20 en 21% van het CVZ en het Zorgcirkel model zijn nagenoeg hetzelfde als het Bouwcollege substitutiemodel (21%). Bij verzorgd wonen is echter sprake van een aanzienlijk verschil. Kijken we naar de percentages voor verzorgd wonen, respectievelijk 4% bij het CVZ en 6% bij het Zorgcirkel model, dan wijkt dit af van het percentage van VROM van 11%. In onze conclusies in paragraaf 3.3 hebben we de modellen V&V bij verzorgd wonen dan ook buiten beschouwing gelaten.
De percentages voor intramurale capaciteit lopen uiteen van 20% van het aantal 75+ ers (Zorgcirkel model voor V&V en Bouwcollege substitutiemodel) tot aan 25% (Bouwcollege gelijkblijvend gebruik). B Verzorgd wonen
Voor verzorgd wonen verschillen de modellen aanzienlijk in hun voorspelde behoefte. Als minimum kunnen hierbij de normen van VROM aangehouden worden. Deze normen gaan uit van de realisatie van verzorgd wonen voor 11% van de 75+ers per gemeente. Het maximum ligt op 34% van de 75+ers (provinciaal model en model 2/3 zonder indicatie.) C Nultredenwoningen
De modellen met de berekeningen voor de nultredenwoningen komen uit op voorspellingen die liggen tussen de 21% (provinciaal model) en 58% (VROM).
Tabel 5 Absolute behoefte Zaanstreek en Waterland 2015 Model
Zaanstreek Intramuraal
Waterland Verzorgd
Nultreden-
wonen
woningen
Intramuraal
Verzorgd
Nultreden-
wonen
woningen
CVZ normen V&V
2.341
423
Prov. NH gematigde Extramuralisering
2.648
3.885
Bouwcollege gelijkblijvend gebruik
2.926
3.658
2.456
3.070
Bouwcollege substitutie wonen-zorg
2.443
4.141
2.051
3.475
Wachtlijstrapport V&V Zorgcirkel model V&V
2.430
1.965
358
2.171
3.334
3.219 2.512
2.701 741
2.108 4.567
622
ABF Research/VROM
1.237
Arcares
1.855
1.646
2/3 zonder indicatie 24-uurszorg
3.711
3.291
28
2.108
1.097
3.833
Wonen met Zorg
~ Deel I
Ad A en B: totale behoefte aan 24-uurszorg.
Lokale aanpak Stap 5
Voor de zorgaanbieders, zorgkantoor en gemeenten bieden de scenario’s inzicht in de omvang van de zorgvraag die zich lokaal zal (kunnen) voordoen. Uit de verschillende scenario’s is een grote toekomstige behoefte af te leiden naar 24-uurszorg. Deze zorgvraag uit alle sectoren tezamen zal liggen tussen 30% en 56% van 75+ers. Dit kan worden geconcludeerd uit de diverse optellingen van percentages in de categorieën intramuraal en verzorgd wonen (Zie tabel 4; Zorgcirkelmodel en Wachtlijstrapport komen voor alleen V&V op 27 – 28%, het provinciaal model komt op 56%). Dit is exclusief de wenselijk geachte menging met 2/3 niet-geïndiceerden.
Bepalen van de minimale en maximale opgaven voor de drie
Ad B en C: de opgave voor de (volks)huisvestingssector.
Lokale aanpak Stap 6
Binnen wonen met zorg worden verzorgd wonen en nultredenwoningen als twee afzonderlijke categorieën gedefinieerd, maar verzorgd wonen is in feite een verbijzondering van de nultredenwoningen op grond van de geleverde zorg etc.. Beide categorieën moeten worden opgeteld als zijnde de (volks)huisvestingstaak voor wonen met zorg. Bij optelling van desbetreffende percentages uit het provinciale model en het VROM-model, gaat het om een variatie in verwachting aan behoefte aan zelfstandige huisvesting voor wonen met zorg die ligt tussen 55 – 69% van het aantal 75+ ers.
Vergelijken van de uitkomsten van stap 5 (minimale en maximale
vormen van wonen met zorg per betreffende gemeente, wijk of kern met behulp van tabel 6 (als percentages van 75+ers). Dit toont tot de globale omvang van de lokale problematiek. Aan de lokale partijen is de keus welk scenario binnen de bandbreedte als best passend bij de lokale situatie gehanteerd zal worden.
Met de inventarisatie van de bestaande woningvoorraad (stap 3) in de hand en in het licht van de reeds bestaande plannen voor (ver)nieuwbouw, valt de keus op meer of minder extramuraliseren.
opgaves wonen met zorg als percentages van 75+ers) met die van stap 3 (de bestaande woningvoorraad) en concluderen welke tekorten er op het niveau van gemeente, wijk, buurt of kern bestaan.
Men beschikt dan over de globale lokale opgaven voor wonen met zorg, zonder dat er al sprake is van en keuze voor bepaalde concrete oplossing.
De totale opgaven voor wonen met zorg zijn ten slotte onderscheiden in bandbreedtes voor de intramurale sector enerzijds en voor het verzorgd wonen plus de nultredenwoningen (dus voor de volkshuisvestingssector) anderzijds. Deze opgaven moeten in relatie tot elkaar worden bezien. Wanneer voor de intramurale capaciteit een lager percentage gehanteerd wordt, zijn meer woningen nodig waar mensen kunnen wonen en zorg kunnen ontvangen. Dit vergt dus een grotere volkshuisvestingsinspanning (hoger percentage). Minder intramurale capaciteit vraagt op de eerste plaats om meer verzorgd wonen, om aan de vragen naar 24-uurszorg te voldoen. Wanneer de intramurale zorg vermindert en in verzorgd wonen in beperktere mate voorzien wordt, zijn des te meer gewone nultredenwoningen nodig.
Tabel 6 Bandbreedtes wonen met zorg 2015 Zaanstreek-Waterland als percentage van het aantal 75+ers Intramuraal
Verzorgd wonen & Nultredenwoningen
Minimum
20%
55%
Maximum
25%
69%
14
15
Wonen met Zorg
~ Deel I
Gemeenten in subregio Waterland: Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Purmerend, Waterland, Zeevang. Gemeenten in subregio Zaanstreek: Zaanstad, Wormerland, Oostzaan.
29
Deel II
het aanbod van wonen met zorg
Hoofdstuk 4 (Potentieel) geschikte woningen in beeld gebracht Hoofdstuk 5 Capaciteit voor intramuraal en verzorgd wonen Hoofdstuk 6 De zorgcomponent
Hoofdstuk 4 (Potentieel) geschikte woningen in beeld gebracht In dit hoofdstuk wordt de omvang van het huidige en toekomstige aanbod aan zelfstandige nultredenwoningen voor mensen met een behoefte aan zorg en/of begeleiding zo goed mogelijk in beeld gebracht. Het gaat hier dus om woningen die vallen in de categorieën 2 en 3 van wonen met zorg. In paragraaf 4.1 beschrijven we de werkwijze bij het in beeld brengen van de (potentieel) geschikte woningen. We hebben daarbij gebruik gemaakt van een inventarisatie van het corporatiebezit, de uitkomsten van het WBO 2002 voor de opbouw van de particuliere woningvoorraad en de (reeds bekende) sloop- en nieuwbouwplannen. In de paragrafen 4.2 en 4.3 beschrijven we de uitkomsten voor respectievelijk Zaanstreek en Waterland. Dit geheel resulteert in richtinggevende aantallen - de cijfers zijn dus minder ‘hard’ dan ze lijken. In paragraaf 4.4 vatten we kort de conclusies samen voor de regio Zaanstreek-Waterland. 32
Wonen met Zorg
~ Deel II
4.1 Werkwijze bij corporatiebezit en particuliere voorraad Voor de gekozen werkwijze is het belangrijk onderscheid te maken tussen de woningcorporaties en de particuliere woningeigenaren. Bij de woningcorporaties is het mogelijk geweest een daadwerkelijke toets van het woningbezit uit te voeren (zie kader). Echter, door de hoge spreiding aan (bewoners) eigenaren van het particuliere woningbezit was dit voor de particuliere voorraad niet mogelijk. Derhalve hebben we voor dit woningbestand gekozen voor een grovere scan aan de hand van de resultaten van het WBO 2002. Hieronder volgt een toelichting op de gevolgde werkwijze. In hoofdstuk 2 hebben we reeds vermeld dat de eisen voor het wonen met zorg bij bestaande woningen minder hoog kunnen worden gesteld dan bij nieuwbouw. Daarom heeft de werkgroep een apart eisenpakket opgesteld. Dit pakket eisen staat in bijlage II. Wanneer een woning minimaal aan de basiseisen voldoet spreken
aan zorg en/of begeleiding, maar dat is niet vanzelfsprekend. Het in beeld brengen van de bestaande voorraad was een omvangrijke klus. De meting16 is uitgevoerd voor de volgende woningtypen: ~ gelijkvloerse woningen op de begane grond; ~ gelijkvloerse woningen maximaal 1 meter boven het straatniveau; ~ galerijflats (met lift). Van andere woningen, zoals eengezinswoningen en etagewoningen in portiekflats, was bij voorbaat al helder dat deze niet aan de eisen voldoen, omdat traplopen vereist is – enkele uitzonderingen daargelaten. Ervan uitgaande dat de woningen in één complex aan dezelfde maten voldoen, is daarnaast ingestoken op het niveau van het complex. Wanneer bekend is dat bepaalde woningen in een complex afwijkende kenmerken/maten hebben, dan zijn deze apart beoordeeld.
we in deze rapportage van een nultredenwoning. Bij voldoen aan de basiseisen is de woning rollator-toegankelijk, bij basisplus eisen
Grove scan particuliere voorraad
gaat het om enkele hogere en aanvullende eisen over de toeganke-
Door de hoge spreiding aan particuliere woningeigenaren is het niet mogelijk een daadwerkelijke toets (zoals bij de corporatiewoningen) uit te (laten) voeren. Gezien de omvang van de particuliere voorraad (68% in Waterland; 56% in de Zaanstreek) kan een globale inschatting naar geschiktheid of aanpasbaarheid van deze voorraad voor wonen met zorg echter niet achterwege blijven. Daarvoor is als uitgangspunt het WBO 2002 genomen. Dit onderzoek geeft inzicht in de aanwezigheid van gelijkvloerse woningen. Niet al deze woningen zullen voldoen aan de basiseisen. Daarom hebben we ten behoeve van deze rapportage aangenomen dat het percentage (potentiële) nultredenwoningen binnen de particuliere voorraad overeenkomt met de verhoudingen binnen de getoetste corporatievoorraad in de betreffende regio.
lijkheid van de woning en bij pluseisen is de woning volledig rolstoeltoegankelijk. Dit pakket aan eisen is maart 2003 door alle betrokken partijen bestuurlijk geaccordeerd en vastgesteld.
Inventarisatie corporatiebezit
De woningcorporaties hebben in 2003 hun woningbestand getoetst aan het in bijlage II opgenomen bouwkundig pakket van eisen. Daarbij is beoordeeld of de woning(en): ~ reeds aan de genoemde eisen voldoen; ~ wanneer dit niet het geval is, hierop aan te passen zijn. Ofwel, hebben de woningen de potentie om aan deze eis te voldoen? ~ is dit ook niet mogelijk, dan voldoen de woningen niet en zijn ze evenmin aan te passen.
Impact sloop- en nieuwbouwplannen
Voor de inventarisatie gelden de in het bouwkundig pakket genoemde eisen als hard criterium. Ofwel, een halve centimeter te veel of te weinig is niet geschikt - mogelijk wel aanpasbaar. De uitkomsten van de inventarisatie per gemeente staan in bijlage IV. Over de aanpasbaarheid van de woningen merken we op dat het gezien de omvang van de inventarisatie en het beschikbare tijdsbestek niet mogelijk was financiële doorrekeningen en risicoanalyses te maken voor de haalbaarheid van de aanpassingen. Daarom is de woningcorporaties gevraagd de afweging zo reëel mogelijk te maken. Hier is dus sprake van enig ‘natte vingerwerk’. Dat betekend dat in de toekomst overwogen kan worden om de woning(en) geschikt te maken voor het langer zelfstandig laten wonen van mensen met behoefte
Wonen met Zorg
~ Deel II
De inventarisatie van de sociale huurwoningvoorraad en de inschatting voor de particuliere sector geven aan hoe groot het aantal (potentieel) geschikte woningen binnen de voorraad op dit moment is. Door toevoegingen aan en transformaties van deze voorraad is de voorraad continu aan verandering onderhevig. Bij de bepaling van de toekomstige behoefte aan geschikte woningen is het daarom noodzakelijk de toekomstige uitbreidingen en mutaties van de woningvoorraad mee te nemen. Deze ingrepen zijn op basis van de gemeentelijke plannen berekend.
4.2 (Potentiële) nultredenwoningen in Zaanstreek De regio Zaanstreek omvat de gemeenten Wormerland, Zaanstad en Oostzaan en heeft in totaal zo’n 67.500 woningen. De verhouding koop-huur is ongeveer 49 – 51%. Deze verhouding is in Wormerland 59 – 41% en in Zaanstad 47 – 53%.
33
Corporatiebezit Zaanstreek
De totale corporatievoorraad in de Zaanstreek telt 29.454 woningen. Daarvan zijn in totaal 8.745 woningen (30%) getoetst op geschiktheid of aanpasbaarheid aan de benoemde bouwkundige eisen. Zoals in paragraaf 4.1 is aangegeven zijn de eengezinswoningen en gestapelde woningen zonder lift niet onderzocht. Het aantal getoetste woningen maakt circa 13% uit van de totale Zaanse woningvoorraad (corporatie en particulier bezit gezamenlijk). De ‘paarse lijn’ in onderstaande schema geeft aan welk deel van de woningvoorraad in de Zaanstreek is getoetst. getoetste woningvoorraad
Totale woning-
woningvoorraad
voorraad
corporaties
67.539 (100%)
29.454 (44%)
8.745 (13%)
geschikt
gelijkvloers BG
aanpasbaar
gelijkvloers, max 1m boven BG gestapeld met lift
niet geschikt
niet getoetste woningvoorraad
woningvoorraad 20.709 (31%) particulieren
eengezinswoningen gelijkvloers, 1m boven BG
38.085 (56%)
gestapeld zonder lift
Van de 8.745 getoetste woningen voldoen er 1.330 aan de basiseisen. Het aantal woningen dat is aan te passen aan de basiseisen is groot: 3.440. 82% van de corporatiewoningen zijn niet geschikt en niet aan te passen. Zie tabel 7.
Tabel 7 Uitkomsten inventarisatie corporatiebestand Zaanstreek Nultreden-
Aantal
% corporatie-
% totale wo-
woningen
woningen
bestand
ningbestand
Aanwezig
1.330
5%
Potentieel
3.440
12%
5%
83%
93%
100%
100%
Niet geschikt Totaal
2%
Particuliere voorraad Zaanstreek
De particuliere voorraad maakt in de regio Zaanstreek 56% van de totale woningvoorraad uit. In het WBO 2002 zijn enkel representatieve gegevens beschikbaar over de nultredenwoningen in de gemeente Zaanstad. Zaanstad herbergt 83% (31.792 woningen) van alle particuliere woningen in de Zaanstreek. Op basis van het WBO 2002 kan worden vastgesteld dat er 16.060 gelijkvloerse woningen zijn in Zaanstad. Uit de inventarisatie blijkt dat daarvan 8.540 woningen van de Zaanse corporaties zijn en 7.520 van particulieren. In tabel 8 zijn de aantallen naar geschiktheid/aanpasbaarheid weergegeven, op basis van de aanname dat deze overeenkomt met de verdeling binnen de getoetste corporatiewoningen.
34
Tabel 8 Uitkomsten grove scan particulier woningbestand Zaanstad Nultreden-
Aantal
% particuliere
% totale won-
woningen
woningen
voorraad
ingbestand
Aanwezig
1.150
4%
2%
Potentieel
3.000
9%
5%
niet geschikt Totaal
87%
93%
100%
100%
NB: omdat de aantallen zijn gebaseerd op aannames, zijn ze richtinggevend
Passen we de uitkomsten van de inventarisatie van het corporatiebezit in Zaanstad toe op de particuliere, gelijkvloerse woningvoorraad, dan zou 4% (1.150 woningen) van de totale particuliere voorraad moeten voldoen aan de basiseisen. 9% van deze voorraad (3.000 woningen) is in potentie geschikt als nultredenwoning. Zoals aangegeven zijn in het overzicht enkel de particuliere woningen in Zaanstad meegenomen. Een verdere opschaling van de aantallen naar regionaal Zaans niveau zou ons inziens de inschatting te veel vertroebelen, omdat aan de genoemde cijfers reeds aannames ten grondslag liggen. Daarom houden we het bij de constatering dat de feitelijke beschikbaarheid van (potentieel) geschikte woningen hoger ligt dan hier aangegeven – deze aantallen kunnen daarom als minimum beschouwd worden. Impact sloop- en nieuwbouwplannen in Zaanstreek
Voor Zaanstad is op basis van de reeds bekende plannen in beeld gebracht wat het effect is van nieuwbouw- en transformatie op de aanpasbare en geschikte woningvoorraad. Voor de overige Zaanse gemeenten is ook deze informatie helaas niet beschikbaar. Dit is in dit geval minder bezwaarlijk, omdat Zaanstad in de regio Zaanstreek de grootste nieuwbouw- en transformatieopgave heeft. In tabel 9 zijn de geplande nieuwbouw en sloop van gestapelde woningen in Zaanstad weergegeven.
Tabel 9 Sloop en nieuwbouw gestapelde woningen Zaanstad (2004-2010) Nultredenwoningen
Meergezinswoningen
Totaal nieuwbouw
2.500
4%
850
1%
2.500
3%
Totaal sloop Netto toevoeging
% huidige voorraad
Uit tabel 9 blijkt dat er de komende periode in totaal ca. 2.500 gestapelde nieuwbouw nultreden woningen worden ontwikkeld. Omdat het gaat om gestapelde bouw met lift en de nieuwe woningen moeten voldoen aan de eisen uit het huidige Bouwbesluit, voldoen ze minimaal aan de basiseisen; het gaat dus om zogenoemde nultredenwoningen. De 850 te Wonen met Zorg
~ Deel II
slopen woningen in de wijken Zaandam Zuid, Poelenburg en Rosmolenwijk voldoen niet aan het basispakket. Dat betekent dat de 2500 nieuwbouwwoningen ook een netto toevoeging betekenen ten gunste van het aantal nultreden woningen in Zaanstad respectievelijk de Zaanstreek.
der lift niet onderzocht. Het aantal getoetste woningen is 8% van de totale woningvoorraad in Waterland (inclusief de particuliere voorraad). De ‘paarse lijn’ in onderstaand schema toont het deel van de Waterlandse woningvoorraad dat getoetst is. getoetste
Conclusie Zaanstreek
woningvoorraad
In tabel 10 laten we de stand van zaken in 2003 van het (potentieel) geschikte aanbod voor wonen met zorg in de regio Zaanstreek zien. Nogmaals merken we op dat, omdat enkel de particuliere voorraad in Zaanstad is meegerekend; de beschikbaarheid aan geschikte / aanpasbare woningen in de regio Zaanstreek ligt dus hoger.
4.459 (8%)
geschikt
gelijkvloers BG
aanpasbaar
Totale woning-
woningvoorraad
voorraad
corporaties
58.486 (100%)
18.660 (32%)
gelijkvloers, max 1m boven BG gestapeld met lift
niet geschikt
niet getoetste woningvoorraad
woningvoorraad 14.201 (24%)
Tabel 10 Huidig (potentieel) woningaanbod voor wonen met zorg in Zaanstreek Nultreden-
Corporatie Particuliere Totaal
woningen
woningen
Aanwezig
1.330
1.150
2.480
Potentieel
3.440
3.000
6.440
% Z’stad
% Z’streek
4%
4%
particulieren
eengezinswoningen gelijkvloers, 1m boven BG
39.826 (68%)
gestapeld zonder lift
woningen
niet geschikt Totaal
11%
10%
85%
86%
100%
100%
Tabel 11 toont een totaaloverzicht in 2003 met het effect van de tot 2010 geplande ingrepen (in Zaanstad).
Van de 4.459 getoetste woningen zijn er 955 aan te merken als nultredenwoningen. Dit wil zeggen dat deze woningen voldoen aan de basiseisen voor woningen die geschikt worden geacht voor mensen met een behoefte aan zorg en/of begeleiding. Het aantal woningen dat is aan te passen aan de basiseisen is groot: 2.886. 79% van de corporatievoorraad voldoet niet aan de basiseisen en is hieraan ook niet aan te passen. Zie tabel 12.
Tabel 11 Geschikt woningaanbod voor wonen met zorg in Zaanstreek (2010)
Tabel 12 Uitkomsten inventarisatie corporatiebestand Waterland
Nultreden-
Geschikt
Sloop/
Geschikt
Nultreden-
Aantal
% corporatie-
% totale wo-
woningen
2003
nieuw-bouw
2010
woningen
woningen
woningen
ningbestand
2.480
2.500
4.980
Aanwezig
955
5%
Potentieel
2.886
15%
5%
80%
93%
100%
100%
niet geschikt
Uitgaande van de bestaande geschikte woningen en de netto nieuwbouwproductie zijn er in 2010 dus circa 4.980 geschikte woningen beschikbaar voor wonen met zorg.
Totaal
2%
Particuliere voorraad Waterland
4.3 (Potentiële) nultredenwoningen in Waterland De regio Waterland omvat de gemeenten Beemster, EdamVolendam, Landsmeer Purmerend, Waterland en Zeevang en heeft ruim 58.000 woningen. De verhouding koop-huur is ongeveer 65% - 35%. Deze verhouding verschilt echter per gemeente. In Purmerend is het percentage koopwoningen 55%, in Edam-Volendam is het meer dan 70%. Corporatiebezit Waterland
De totale corporatievoorraad in Waterland telt 18.660 woningen. Hiervan is ongeveer een kwart geïnventariseerd op geschiktheid of aanpasbaarheid aan de benoemde bouwkundige eisen (4.459 woningen). Zoals in paragraaf 4.1. is aangegeven zijn de eengezinswoningen en gestapelde woningen zonWonen met Zorg
~ Deel II
De particuliere voorraad maakt in de regio Waterland 68% van de totale woningvoorraad uit. In het WBO 2002 zijn enkel representatieve gegevens beschikbaar over de gelijkvloerse woningen in de gemeente Purmerend. Purmerend herbergt 46% (18.331 woningen) van alle particuliere woningen in Waterland. We beschrijven hier de geschiktheid respectievelijk aanpasbaarheid van de particuliere Purmerendse woningvoorraad. Op basis van het WBO 2002 kan worden vastgesteld dat er 6.780 gelijkvloerse woningen (gelijkvloers bereikbaar zonder traplopen) zijn in Purmerend. Uit de inventarisatie blijkt dat er daarvan 3.991 woningen van de Purmerendse corporaties zijn en 2.789 van particulieren. Omdat niet alle gelijkvloerse woningen zullen voldoen aan de basiseisen, is aangenomen dat het percentage (potentiële) nultredenwoningen
35
binnen de particuliere voorraad overeenkomt met de verhoudingen binnen de getoetste Purmerendse corporaties. In tabel 13 zijn de particuliere woningen in Purmerend weergegeven.
De te slopen woningen zijn namelijk aan te passen tot basiswoningen, maar voldoen op dit moment nog niet aan de gestelde eisen. Daarom komt de volledige meergezinsnieuwbouw ten gunste van het aantal nultredenwoningen.
Tabel 13 Uitkomsten grove scan particulier woningbestand Purmerend
Conclusie Waterland
Nultreden-
Aantal
% pariculiere
% totale wo-
woningen
woningen
voorraad
ningbestand
Aanwezig
550
3%
2%
Potentieel
1.950
11%
6%
Niet geschikt Totaal
86%
92%
100%
100%
NB: omdat de aantallen zijn gebaseerd op aannames, zijn ze richtinggevend
Een verdere opschaling van de aantallen van Purmerend naar regionaal Waterlands niveau zou ons inziens de inschatting te veel vertroebelen, omdat aan de genoemde cijfers reeds aannames ten grondslag liggen. Daarvoor verschilt de woningvoorraad in Purmerend en de regio te veel (naar leeftijd en type). Daarom houden we het bij de constatering dat de feitelijke beschikbaarheid van (potentieel) geschikte woningen hoger ligt dan hier aangegeven – deze aantallen kunnen daarom als minimum beschouwd worden.
In tabel 15 laten we de stand van zaken in 2003 van het (potentieel) geschikte aanbod voor wonen met zorg in de regio Waterland zien. Nogmaals merken we op dat, omdat enkel de particuliere voorraad in Purmerend is meegerekend, de beschikbaarheid aan geschikte/aanpasbare woningen in de regio Waterland hoger ligt.
Tabel 15 Huidig (potentieel) woningaanbod voor wonen met zorg in Waterland Nultreden-
Corpo.
Particul.
woningen
Woningen
Woningen
Totaal
% Waterland
Aanwezig
955
550
1.505
3%
Potentieel
2.886
1.950
4.836
8%
Niet geschikt
89%
Totaal
100%
Tabel 16 toont een totaaloverzicht in 2003 met het effect van de tot 2010 geplande ingrepen (in Purmerend).
Impact sloop- en nieuwbouwplannen in Waterland
Voor Purmerend is op basis van de reeds bekende plannen in beeld gebracht wat het effect is van nieuwbouw- en transformatie op de aanpasbare en geschikte woningvoorraad. Voor de overige Waterlandse gemeenten is ook deze informatie helaas niet beschikbaar. Dit is in dit geval minder bezwaarlijk, omdat Purmerend in de regio Waterland de grootste nieuwbouw- en transformatieopgave heeft. In tabel 14 zijn de geplande nieuwbouw en sloop van gestapelde woningen in Purmerend weergegeven.
Tabel 14 Sloop en nieuwbouw gestapelde woningen Purmerend (2004-2010) Nultredenwoningen
Meergezinswoningen
Tabel 16 Geschikt woningaanbod voor wonen met zorg in Waterland in 2010 Nultredenwoningen
Totaal sloop Netto toevoeging
1.350
2% 4%
1.505
1.350
2.855
In tabel 17 hebben we de conclusies voor de totale (potentieel) geschikte voorraad (inclusief sloop- en nieuwbouwplannen) voor wonen met zorg in de regio Zaanstreek-Waterland samengevat.
4%
500
Geschikt 2010
4.4 Conclusies Zaanstreek-Waterland
% huidige voorraad
1.350
Sloop/ Nieuwbouw
Uitgaande van de bestaande geschikte woningen en de netto nieuwbouwproductie zijn er in Waterland in 2010 dus circa 2.855 geschikte woningen voor wonen met zorg.
Totaal nieuwbouw (Vinex + binnenstedelijk)
Geschikt 2003
Tabel 17 Totaal aantal (potentieel) geschikte woningen in Zaanstreek-Waterland Uit deze tabel blijkt dat er de komende periode in totaal circa 1.350 gestapelde nieuwbouwwoningen worden ontwikkeld. Omdat het gaat om gestapelde bouw met lift en de nieuwe woningen moeten voldoen aan de eisen uit het huidige Bouwbesluit, voldoen ze minimaal aan de basiseisen (zie 4.1); het gaat dus om zogenoemde nultredenwoningen. Dit is ook het netto aantal nultredenwoningen dat erbij komt.
36
Nultredenwoningen
Zaanstreek
Waterland
Totaal
Geschikt aanwezig 2003
2.480
1.505
3.955
Potentieel geschikt 2003
6.440
4.836
11.276
Geschikt aanwezig 2010
4.980
2.855
6.955
16
Het letterlijk opmeten van breedtes, oppervlaktes, etc.
Wonen met Zorg
~ Deel II
Hoofdstuk 5 Capaciteit voor intramuraal en verzorgd wonen In dit hoofdstuk bespreken we de capaciteit voor intramuraal en verzorgd wonen, beide gefinancierd vanuit de AWBZ. We kijken naar de huidige situatie (2003) en de toekomst (tot 2007 en daarna). We schetsen een beeld van alle sectoren, waarbij de gegevens voor de sector V&V het meest compleet zijn.
Wonen met Zorg
~ Deel II
37
5.1 Bestaande capaciteiten 2003
Tabel 19 Totale iintermurale en verzorgd wonen capaciteit AWBZ-breed in Zaanstreek - Waterland
Capaciteit verpleging & verzorging
Wijzigingen 2003-2006
In tabel 18 is de in 2003 aanwezige capaciteit in de sector V&V voor de categorieën intramuraal en verzorgd wonen weergegeven voor Zaanstreek en Waterland.
V&V VG
Intramuraal
Intramuraal
GGZ Zaanstreek-Waterland
Intramuraal +
wonen
verzorgd wonen
2.943
883
3.826
497
441
938
52
52
24
83
107
3.464
1.459
4.923
LG
Tabel 18 Aanwezige intramurale en verzorgd wonen capaciteit V&V 2003 Zaanstreek - Waterland
Verzorgd
Verzorgd wonen
Zaanstreek
1.771
516
Waterland
1.172
367
Zaanstreek-Waterland
2.943
883
5.2 Toekomstige capaciteiten Toekomstige capaciteit verpleging & verzorging
Bron: Zorgkantoor en zorgaanbieders, december 2003.
Capaciteit verstandelijk gehandicaptensector
De verstandelijk gehandicaptensector heeft 497 intramurale plaatsen bij de Prinsenstichting. De capaciteit van Breidablick in Midden-Beemster is in dit rapport niet verwerkt (wel opgenomen in bijlage V), omdat het daar gaat om bovenregionale capaciteit (bestemd voor het hele land, niet exclusief voor Zaanstreek-Waterland). Verzorgd wonen voor mensen met een verstandelijke handicap wordt door de Stichting Odion aangeboden. Dit gebeurt groepsgewijs (“semimuraal”) alsook – voor het grootste deel – op basis van individueel (geclusterd) wonen. Het betreft in totaal 441 plaatsen. Capaciteit lichamelijk gehandicaptensector
Ten behoeve van verzorgd wonen voor mensen met een lichamelijke beperking beschikken de Stichting Wonen Lichamelijk Gehandicapten in Purmerend, centrum Heliomare in Krommenie en de Stichting Odion in Purmerend over respectievelijk 40, 9 en 3 (dus 52) plaatsen. Capaciteit GGZ-sector
Er zijn in de regio 24 plaatsen intramurale capaciteit verzorgd door Dijk en Duin. De Regionale Instelling voor Beschermende Woonvormen (RIBW) beschikt over 83 plaatsen verzorgd wonen. De totale capaciteit intramuraal + verzorgd wonen in 2003 van alle sectoren in de gehele regio Zaanstreek-Waterland staat bijeen in tabel 19.
38
Niet alleen het scheiden van wonen en zorg resulteert in een beperking van de intramurale capaciteit. De overheid staat namelijk niet toe dat bij vervangende nieuwbouw de oorspronkelijke intramurale capaciteit volledig wordt teruggebouwd. Ook als gevolg van renovatie om de huidige verpleeghuizen en verzorgingshuizen aan te passen aan de eisen van deze tijd, zal de intramurale capaciteit gereduceerd worden. Bij verpleeghuizen is (beperkte) uitdunning aan te orde om eenpersoonskamers te realiseren. Voor de bestaande verzorgingshuizen geldt dat als deze gaan renoveren, de oppervlakte van de appartementen aangepast wordt aan de huidige bouwmaatstaven. Hierdoor zal bij renovatie binnen de bestaande muren van het gebouw ongeveer de helft van het aantal plaatsen verdwijnen. Voor de sector V&V kunnen we aan de hand van capaciteitsgegevens van het Zorgkantoor en de bouwplannen van instellingen tot 2007 een zeer betrouwbare inschatting maken. Die resulteert tot 2007 per saldo nog in een zeer bescheiden intramurale capaciteitsuitbreiding, vanwege lopende capaciteitsuitbreidingsafspraken. Na 2007 zal opnieuw een aantal verouderde verzorgingshuizen renoveren of vervangende nieuwbouw plegen. De totale Zaans-Waterlandse intramurale capaciteit V&V zal dan gaan afnemen. Indien tweepersoonskamers worden omgezet naar eenpersoonskamers, dan is de inschatting van het Zorgkantoor dat het aantal verzorgingshuisplaatsen in Zaanstreek met 137 vermindert, en in Waterland een reductie van 153 verzorgingshuisplaatsen optreedt. De gevolgen van deze verwachte ontwikkelingen staan in tabel 20.
Wonen met Zorg
~ Deel II
Tabel 20 Capaciteitsontwikkelingen V&V Wijzigingen 2003-2006
Intramuraal
Lokale aanpak Stap 7
Verzorgd
Intramuraal +
Vaststellen welke uitbreidingsplannen er reeds concreet bestaan
wonen
verzorgd wonen
of zelfs in uitvoering zijn die de tekorten die in stap 6 zijn gesignaleerd tussen nu en 2015 al zullen verminderen, en welke concrete
Geplande uitbreiding Zaanstreek
- 117
plannen rond sloop en vernieuwbouw de tekorten juist weer
433
groter zullen maken.
Geplande uitbreiding Waterland
124
254
Dit levert inzicht in de tekorten aan wonen met zorg. Vergelijking met de resultaten van stap 2 en stap 3 kan vervolgens duidelijk
Capaciteit eind 2006 Zaanstreek
1.771 - 117 = 1.654
Waterland
1.172 +124 = 1.296
Zaanstreek-Waterland
949
2.603
maken op welke locaties concrete inspanningen (tegen de minste kosten) het meest succesvol voor wonen met zorg kunnen zijn.
621
1.917
2.950
1.570
4.520
- 137
Nog onbekend
- 153
Nog onbekend
Wijzigingen na 2007 Geplande uitbreiding Zaanstreek Geplande uitbreiding Waterland
Capaciteit na 2007 Zaanstreek
1.654 - 137 = 1.517
Waterland
1.296 - 153 = 1.143
Zaanstreek-Waterland
2.660
Bron: Zorgkantoor en zorgaanbieders, december 2003.
De reductie van de intramurale capaciteit na 2007 is mogelijk groter, wanneer ook verpleeghuizen gaan renoveren om de aanwezige twee-persoonskamers om te bouwen naar eenpersoonskamers. Wij kunnen hier nog geen cijfers voor inschatten, omdat dit mede afhankelijk is van landelijk beleid. De intramurale capaciteitsreductie na 2007 vraagt natuurlijk om uitbreiding van verzorgd wonen en/of gewone nultredenwoningen. Toekomstige capaciteit gehandicaptensector
Op basis van de wachtlijstinformatie van het Zorgkantoor en informatie verkregen van de individuele zorgaanbieders in Zaanstreek-Waterland, is inzicht verkregen in wat de toekomstige behoefte is. Hierbij is o.a. rekening gehouden met de toekomstige en reeds geplande projecten. Een nadere specificatie staat in bijlage IV. Uit deze bijlage blijkt dat voor het opvangen van de intramurale en semimurale woonbehoeften van de totale verstandelijke en lichamelijke gehandicaptensector, een aantal van circa 370 woningen wordt geraamd waar voornamelijk verzorgd wonen georganiseerd moet worden. Toekomstige capaciteit GGZ-sector
Over de capaciteitsplanning van de GGZ zijn geen eenduidige gegevens beschikbaar.
Wonen met Zorg
~ Deel II
39
Hoofdstuk 6 De zorgcomponent In hoofdstuk 5 is ingegaan op het aanbod intramurale capaciteit en verzorgd wonen in ZaanstreekWaterland. Bij beide categorieën gaat het om 24-uurszorg. In de intramurale setting is deze zorgcomponent onlosmakelijk met de wooncomponent verbonden. Bij verzorgd wonen gaat het (vooralsnog) voornamelijk om aanleunwoningen – met de mogelijkheid van 24-uurszorg. In hoofdstuk 4 ingegaan op de aanwezige en potentieel aan te passen nultredenwoningen in de regio Zaanstreek-Waterland. In deze woningen zal niet alleen zorg op afspraak plaatshebben. In een deel van deze woningen zal 24-uurszorg mogelijk moeten zijn (verzorgd wonen). Het beantwoorden van de vraag naar wonen met zorg vergt dus zowel een geschikt woningenaanbod als de gegarandeerde mogelijkheid van (intensieve) zorglevering. Achtereenvolgens bespreken we de financiële haalbaarheid van 24-uurszorg aan huis en de steunpunten van waaruit zorg- en dienstverlening in de wijk georganiseerd kan worden. 40
Wonen met Zorg
~ Deel II
6.1 Financiële haalbaarheid 24-uurszorg
De drie zorgcentra laten zeer wisselende resultaten zien. Eén zorgcentrum beperkt de extramurale zorg- en dienstverlening tot de eerste schil. Het tweede zorgcentrum gaat iets verder en levert ook een welzijnspakket aan thuiswonende ouderen in de tweede en derde schil. Het derde zorgcentrum tracht een zo volledig mogelijk pakket aan alle ouderen in het servicegebied te leveren – inclusief 24-uurszorg. Dit laatste blijkt een bijzonder lastige opgave. Zorgverlening is in de derde schil gebonden aan een maximum aantal bezoeken per dag. Voor intensieve zorg geldt een maximumduur.
Bij het leveren van 24-uurszorg aan thuiswonende zorgvragers stuiten zorginstellingen op problemen bij de financiële haalbaarheid. In het rapport “Onderzoek Financiering woonzorgcomplexen” (2001) van het NIZW wordt hierover het volgende gezegd: “De haalbaarheid van 24-uurszorg in een woonzorgcomplex vergt een minimale omvang van 50-60 woningen. Het kleinste stand-alone complex uit ons [NIZW – red.] onderzoek (44 woningen) geeft aan het draagvlak voor het realiseren van 24-uurszorg te gering te vinden.” Dit zou immers moeten betekenen dat alle bewoners van de 44 woningen ten alle tijden geïndiceerd zijn voor 24-uurszorg.
In de eindrapportage worden deze verschillen tussen de zorgcentra nader toegelicht.18 De onderzoekers concluderen dat het schillenmodel een goed model is voor cliënten, omdat per servicegebied een herkenbaar adres (oftewel steunpunt) verantwoordelijk is voor de afhandeling van alle ondersteuningsvragen. De onderzoekers signaleren daarnaast wel een aantal voorwaarden (zie kader) waaraan voldaan moet worden, wil men het schillenmodel met succes invoeren.
In 2003 hebben de grote zorgaanbieders in de sector V&V in Zaanstreek-Waterland berekend dat de minimum omvang in een complex gesteld moet worden op 30 tot 50 geïndiceerden voor 24-uurszorg. Nu in 2004 de financiële regelgeving opnieuw gewijzigd is, zal deze minimum omvang volgens de zorgaanbieders eerder op 50 geïndiceerden komen te liggen. Naast de noodzakelijke schaalomvang speelt ook het veiligheidsaspect mee in de financiële haalbaarheid van 24-uurszorg in de wijk. Sommige huisartsen gaan reeds uit veiligheidsoverwegingen uitsluitend met een chauffeur op pad. Voor extramurale zorgverleners, voornamelijk (jonge) vrouwen, is dit veiligheidsaspect van wezenlijk belang. Volgens de zorgaanbieders in de regio biedt de huidige financiering van 24-uurszorg nog onvoldoende mogelijkheden om het werk op een veilige manier uit te voeren.
Voorwaarden bij het schillenmodel: ~ Aanwijzen duidelijke probleemeigenaar: gemeente en zorgkantoor dragen verantwoordelijkheid. ~ Initiatiefnemer bezit daadkracht om partners enthousiast te maken en plannen tot uitvoering te brengen . ~ Samenhang met andere initiatieven, die raken aan het schillenmodel. ~ Afstemming over servicegebieden: één organisatie draagt verantwoordelijkheid voor levering zorg en diensten (samenwerking in plaats van concurrentie).
6.2 Steunpunten
~ Nauwe afstemming en samenwerking met alle partijen op het
Steunpunten (soms ook zorgsteunpunten of wijksteunpunten genoemd) zijn fysieke locaties, van waaruit zorg- en dienstverlening bij de mensen thuis kan worden geleverd. Volgens VROM en VWS kan “via de realisatie van zorgsteunpunten bestaande nultredenwoningen in de buurt daarvan als het ware ‘opgewaardeerd’ worden tot woningen in de categorie verzorgd wonen.”17
terrein van wonen, welzijn en zorg. ~ Zorgcoördinator voor m.n. hoogbejaarden. ~ Koppeling zorgtoewijzing – woningtoewijzing: minimale schaalomvang noodzakelijk om zorg te kunnen organiseren. ~ Schaalomvang bij zorgcentrum om schillenmodel te kunnen opzetten en onderhouden. ~ Afspraken over samenwerking bij zorgverlening binnen seniorencomplexen.
Onderzoek naar reikwijdte steunpunten
De regiocommissie Ouderenzorg heeft vorig jaar een onderzoek laten verrichten naar de reikwijdte van dergelijke steunpunten. Met ondersteuning van een adviesbureau hebben drie zorgcentra gedurende anderhalf jaar de grenzen aan extramuralisering opgezocht aan de hand van het schillenmodel. Dit model gaat uit van een centraal gelegen steunpunt in een geografisch omschreven servicegebied. Binnen het model worden drie schillen onderscheiden. De eerste schil betreft de aanleunwoningen en de binnen 200 meter gesitueerde seniorencomplexen. De tweede schil betreft de verder afgelegen seniorencomplexen, en de derde schil de zelfstandige woningen in de wijk.
Wonen met Zorg
~ Deel II
~ In het servicegebied dient verpleeghuiszorg geleverd te kunnen worden. ~ Beschikbaarheid van inzicht in de vraag – openbaarheid van gegevens bij RIO, zorgkantoor en corporaties. ~ Professionele alarmopvolging in alle schillen. ~ Gemeenschappelijke regie van verschillende welzijnsvoorzieningen – garantie van minimumpakket binnen servicegebied. ~ Andere wijze van werken: van intramurale naar extramurale teams. 18
19
Brief VROM / VWS: “Investeren voor de Toekomst: de kwantitatieve opgave voor wonen, zorg enn welzijn” van 15 september 2003. Zorg Consult Nederland: Het Schillenmodel: onderzoek naar de mogelijkheden van het schillenmodel bij het vormgeven van de ondersteuning aan thuiswonende ouderen (februari 2004)
41
Deel III
de vergelijking tussen vraag en aanbod
Hoofdstuk 7 De regionale opgave voor wonen met zorg Hoofdstuk 8 De regionale opgave lokaal vertalen
In dit hoofdstuk vergelijken we de toekomstige behoefte aan wonen met zorg met het huidige aanbod. Over de hele linie gaat het om grote aantallen woningen, die een gezamenlijke inspanning van gemeenten, zorgkantoor, woningcorporaties, projectontwikkelaars, particuliere woningeigenaars en zorgaanbieders zal vergen. Om aan de totale behoefte te kunnen voldoen, zal een balans gevonden moeten worden tussen het intramuraal bouwen, gefinancierd vanuit de AWBZ, en het bouwen van verzorgd wonen en nultredenwoningen, gefinancierd vanuit de reguliere woningmarkt.
De regionale opgave voor wonen met zorg
Hoofdstuk 7
44
Wonen met Zorg
~ Deel III
7.2 Grote opgave tot 2015
7.1 Communicerende vaten 24 uurs zorg Er bestaat een belangrijke relatie tussen de intramurale capaciteit en het verzorgd wonen. Beide woonvormen richten zich op cliënten die zonder ondersteuning de regie over hun eigen leven dreigen te verliezen en/of cliënten die behoefte hebben aan 24-uurs bereikbaarheid van zorg. Als door de (politieke) keuze voor het op grotere schaal scheiden van wonen en zorg minder intramurale capaciteit gerealiseerd kan worden, dan zullen meer complexen nultredenwoningen beschikbaar moeten komen waar verzorgd wonen mogelijk is. Ook het omgekeerde is het geval: als er te weinig plaatsen zijn waar verzorgd wonen gerealiseerd kan worden, dan zal meer intramurale capaciteit nodig zijn. De intramurale capaciteit en het verzorgd wonen verhouden zich dus als communicerende vaten. Als voor de ene woonvorm weinig capaciteit beschikbaar is, dan zal dat in de andere woonvorm gecompenseerd moeten worden. Schematisch ziet dit er als volgt uit:
Bij de berekening van de benodigde capaciteit in 2015 hebben we de volgende uitgangspunten gehanteerd: ~ De cijfers zijn inclusief de wachtlijstaanpak van de desbetreffende scenario’s. ~ In de berekeningen van de (ver)bouwopgaven voor verzorgd wonen en gewone nultredenwoningen is uitgegaan van de veronderstelling dat deze woningen bewoond worden door mensen met een zorgindicatie. ~ De in dit hoofdstuk vermelde (ver)bouwopgaven voor Zaanstreek-Waterland zijn berekend op basis van capaciteitsgegevens van de sector V&V. Voor die sector zijn de ontwikkelingen het best bekend. Bovendien is de V&Vsector veruit de omvangrijkste. Maar het betekent wel dat de absolute getallen van de bouwopgaven met een slag om de arm gehanteerd moeten worden. Immers, ze behoeven een correctie voor de aantallen in de verstandelijk en lichamelijk gehandicapten sector en de GGZ. De (ver)bouwopgaven voor de Zaans-Waterlandse regio zijn berekend door de aanwezige capaciteiten voor de drie vormen van wonen met zorg in 2003 (de resultaten van hoofdstuk 4, tabellen 11 en 16, en de resultaten van hoofdstuk 5, tabellen 18-20) af te trekken van de totale behoeften aan wonen met zorg in 2015 (de uitkomsten van hoofdstuk 3, tabel 5). De resulterende (ver)bouwopgaven staan in tabel 21.
Wonen met zorg Intramuraal
Nultredenwoningen
AWBZ-gefinancierd
Woningbouwcorporaties
Verblijf
Verzorgd
24 uurszorg
wonen
Communicerende vaten
Tabel 21 (Ver)bouwopgaven tot 2015 in Zaanstreek en Waterland Model
Opgave Zaanstreek 2015 Intramuraal
CVZ normen V&V Prov. NH gematigde Extramuralisering Bouwcollege gelijkblijvend gebruik Bouwcollege substitutie wonen-zorg
Nultreden-
wonen
woningen
570
-93
877
3.369
1.155 672
Wachtlijstrapport V&V
Opgave Waterland 2015
Verzorgd
-28
Intramuraal
741
ABF Research/VROM
Nultreden-
wonen
woningen
793
-9
999
2.967
684
1.284
1.167
879
932
Zorgcirkel model V&V
Verzorgd
1.595 1.162
225 870
936 4.567
255 730
Arcares
1.339
1.279
2/3 zonder indicatie 24-uurszorg
3.195
2.924
Wonen met Zorg
~ Deel III
595 1.190
3.833
45
Als we de uitkomsten van de verschillende modellen vergelijken, zien we in de regio Zaanstreek de volgende bandbreedtes in de toe te voegen capaciteiten: ~ Intramuraal: uitbreiding variërend van 672 plaatsen (Bouwcollege bij substitutie) tot 1.155 (Bouwcollege bij gelijkblijvend gebruik); ~ Verzorgd wonen: realiseren van minimaal 870 woningen (VROM) tot maximaal 3.369 woningen (provinciaal model; ~ Nultredenwoningen: bij de minimumvariant is sprake van een overschot van 28 woningen (provinciaal model) tot een maximum tekort van 4.567 woningen (VROM). In de regio Waterland komen we tot de volgende bandbreedtes in de toe te voegen capaciteiten: ~ Intramuraal: uitbreiding variërend van 879 plaatsen (Bouwcollege bij substitutie) tot 1.284 plaatsen (Bouwcollege bij gelijkblijvend gebruik); ~ Verzorgd wonen: realiseren van minimaal 730 woningen (VROM) tot maximaal 2.967 woningen (provinciaal model); ~ Nultredenwoningen: realiseren van minimaal 595 woningen (provinciaal model) tot maximaal 3.833 woningen (VROM).
Op basis van hoofdstuk 4 (het onderzoek van de bestaande woningvoorraad) kan worden gesteld dat er in theorie behoorlijke aantallen woningen aanwezig zijn, die aan te passen zijn (de aantallen potentieel geschikte/ geschikt te maken nultredenwoningen). Vanwege de aannames bij de aantallen aan te passen nultredenwoningen, maken nader onderzoek naar onder meer de kosten noodzakelijk om vast te stellen in hoeverre hier daadwerkelijke kansen liggen. Of de woningen vervolgens ook beschikbaar zullen zijn voor de zorgvragers is een zaak van woningtoewijzing (zie dilemma 6 en aandachtspunt 7 in hoofdstuk 8). Wanneer het systeem van woningtoewijzing niet of onvoldoende rekening houdt met de vraag naar wonen met zorg, zal er bij de huisvestingssector een grotere vraag komen te liggen naar het realiseren van nultredenwoningen. De in tabel 22 genoemde maximumaantallen (*) zijn dan eerder minimumnormen.
Lokale aanpak Stap 8 Keuzes maken binnen de bandbreedtes aan de hand van de uitkomsten van voorgaande stappen (zeker met in achtneming van de stappen 2 en 3) waar, door wie en wanneer acties zullen worden ondernomen om tekorten in de vragen naar wonen met zorg op te lossen.
In tabel 22 zijn deze bandbreedtes in de (ver)bouwopgaven voor de regio’s Zaanstreek en Waterland nog eens naast elkaar gezet. De minimumvarianten van verzorgd wonen zijn opgeteld bij de maximumvarianten van gewone nultredenwoningen, en andersom.
Tabel 22 Bandbreedtes ‘(ver)bouw’opgave Zaanstreek en Waterland 2015 Intramuraal Min
Max
Verzorgd wonen & Nultredenwoningen Min
Max
Zaanstreek
672
1.155
3.369 - 28 = 3.341
870+4.567= 5.437*
Waterland
879
1.284
2.967+595= 3.562
730+3.833= 4.563*
1.551
2.439
6.903
10.000*
Zaastreek & Waterland
Toelichting bij de (ver)bouwopgaven
De bandbreedtes van de bouwopgaven voor de gehele regio laten zien wat er nodig is qua nieuwbouw en verbouw om in de aantallen woningen en intramurale plaatsen de groei in de vraag naar wonen met zorg op te vangen. Dit betreft twee van de drie door VROM en VWS bepleite lijnen van aanpak (zie Inleiding). Indien het Kabinet zou besluiten om de gepresenteerde groei in de intramurale capaciteit niet toe te staan, zal de druk op de volkshuisvestingssector alleen maar toenemen.
46
Wonen met Zorg
~ Deel III
In dit laatste hoofdstuk komen we terug bij de doelstelling van dit rapport: partijen zullen op lokaal niveau oplossingen op maat moeten vinden om aan de lokale behoefte aan wonen met zorg te kunnen voldoen. Dit rapport geeft de regionale contouren van de ontwikkelingen en acht stappen voor de lokale vertaling van dit regionale kader. Uitgangspunt van het achtstappenplan is dat voor het realiseren van de verschillende vormen van wonen met zorg moet worden aangesloten bij de lokale mogelijkheden. De werkgroep kent de lokale vertalingen van de regionale opgave die uit dit rapport naar voren komen niet. Bovendien wil de werkgroep niet op de stoel van de betrokken belanghebbende partijen gaan zitten. Wel wijst de werkgroep er op dat de lokale uitvoering een gezamenlijk proces vergt. We bespreken een aantal dilemma’s die partijen tegenkomen bij de lokale opgave voor wonen met zorg. Tot slot geven we een aantal aandachtspunten mee.
De regionale opgave lokaal vertalen
Hoofdstuk 8
8.1 Gezamenlijk proces Regionaal ligt er een majeure opgave voor wonen met zorg in de regio Zaanstreek-Waterland. Hoofdstuk 7 geeft aan dat er, uitgaande van de vastgestelde behoefte, tot 2015 in de regio tussen 1.551 en 2.440 intramurale plaatsen en 6.903 tot 10.000 plekken voor verzorgd wonen + gewone nultredenwoningen nodig zijn. Het is belangrijk in onderling overleg lokaal af te wegen in welke mate en op welke wijze aan de lokale vraag tegemoet wordt gekomen. Voor een indicatie tot 2015 van de behoeften aan de drie vormen van wonen met zorg, kan per gemeente gebruik gemaakt worden van de percentages uit tabel 23 (= tabel 6 uit paragraaf 3.2). Tabel 23 Bandbreedtes wonen met zorg 2015 Zaanstreek-Waterland als percentage van het aantal 75+ers Intramuraal
8.2 Dilemma’s De werkgroep Wonen met Zorg signaleert bij de drie lijnen waarlangs de toename van mogelijkheden voor wonen met zorg gerealiseerd kan worden, een aantal dilemma’s. Deze dilemma’s maken dat het realiseren van concrete oplossingen met problemen gepaard gaat en stellen de betrokken partijen voor lastige keuzes. Hieronder staan de belangrijkste dilemma’s, verbonden met nieuwbouw, verbouw en toewijzing van intramurale capaciteit, verzorgd wonen en nultredenwoningen.
Verzorgd wonen & Nultredenwoningen
Minimum
20%
55%
Maximum
25%
69%
Om goed in te kunnen spelen op de vraag zal door de betrokken partijen op de eerste plaats gekeken moeten worden naar de lokale vraag en het aanbod aan intramurale capaciteit, nultredenwoningen en de mogelijkheden voor verzorgd wonen, daarbij rekeninghoudend met reeds voorgenomen (ver)bouw- of sloopplannen. Uit een lokaal woonwensenonderzoek onder ouderen en/of gehandicapten is mogelijk aanvullende informatie beschikbaar over de lokale vraag. De discrepantie tussen vraag en aanbod zal gekwantificeerd en gekwalificeerd moeten worden. De belanghebbenden partijen zullen betrokken moeten worden bij het vinden van oplossingsmogelijkheden. Het verzorgd wonen en de intramurale capaciteit verhouden zich hierbij als communicerende vaten. Als voor de ene woonvorm weinig capaciteit beschikbaar is, dan zal dat in de andere woonvorm gecompenseerd moeten worden. Zoals in de inleiding al is aangegeven zien de ministeries van VWS en VROM voor het realiseren van voldoende aanbod van wonen met zorg drie lijnen: nieuwbouw, verbouw en gerichte woningtoewijzing. Dit zijn de drie mogelijke oplossingsrichtingen waarop de lokale afspraken zich kunnen richten. Nieuwe woningen of intramurale capaciteiten kunnen gebouwd worden in uitleggebieden, maar ook op inbreidingslocaties. Bij verbouw gaat het om aanpassen van de bestaande woningvoorraad of de bestaande intramurale capaciteit. Gerichte woningtoewijzing is enkel mogelijk binnen de sociale (huur)sector en de nieuwbouw.
48
Lokaal zijn er veel belanghebbende partijen: het gemeentebestuur, de financiers/het Zorgkantoor en aanbieders van zorg en hulp, de corporaties en projectontwikkelaars, maar ook de doelgroepen en de omwonenden. De Zaans-Waterlandse werkgroep hoopt dat men op basis van de uitkomsten van dit rapport met elkaar om de tafel zal gaan.
1
Intramurale (ver)nieuwbouw leidt meestal tot verlies aan intramurale capaciteit.
De bestaande intramurale capaciteiten zijn deels verouderd (of zullen dat in 2015 zijn) en voldoen niet meer aan de huidige kwaliteitseisen. Alleen recente nieuwbouw en verbouw zal in 2015 nog aan de kwaliteitseisen voldoen. Bij vernieuwing is veelal (gedeeltelijke) vermindering van capaciteit aan de orde. In verzorgingshuizen worden vaak van twee kamers één gemaakt en in de verpleeghuizen worden vierbedskamers veranderd in twee- en éénbedskamers. Daarnaast wordt bestaande bouw afgebroken en vervangen door nieuwe voorzieningen met mogelijk geringere capaciteit. 2
Het bieden van keuzevrijheid kan strijdig zijn met gerichte woningtoewijzing.
Alle partijen streven ernaar de klanten, ook diegenen met een behoefte aan zorg en/of begeleiding, zoveel mogelijk keuzevrijheid te bieden. Dat betekent dat er ten eerste een balans gevonden moeten worden tussen het intramuraal (ver)bouwen, gefinancierd vanuit de AWBZ, en het aanbieden van verzorgd wonen en nultredenwoningen, die voor wat betreft de wooncomponent gefinancierd wordt vanuit de reguliere woningmarkt. Ook binnen deze segmenten is het wenselijk de nodige variëteit te bieden. Hiervoor is toegelicht dat het voor het leveren van 24-uurs zorg noodzakelijk is een relatief hoge mate van bundeling te realiseren (genoemd is het streefaantal van 50 geïndiceerden in één complex). Dit streven zal gebaat zijn bij een koppeling van de zorgtoewijzing aan de woningtoewijzing, maar moet afgewogen worden ten opzichte van de gewenste keuzevrijheid.
Wonen met Zorg
~ Deel III
3
Het realiseren van verzorgd wonen is lastig bij de
5
huidige financiële regelgeving.
Om 24-uurszorg buiten de intramurale instelling onder de huidige financiële regelgeving te kunnen organiseren, dient een minimum aantal geïndiceerden voor 24-uurszorg aanwezig te zijn. Bij de huidige regelgeving schatten de zorgaanbieders in de regio Zaanstreek-Waterland dit aantal op 50. Bestaande complexen voor verzorgd wonen en geschikte nultredenwoningen voldoen niet altijd aan deze voorwaarde. Op zo’n plek is verzorgd wonen dan vrijwel onmogelijk te realiseren binnen bestaande mogelijkheden. Naast de noodzakelijke schaalomvang speelt ook het veiligheidsaspect mee in de financiële haalbaarheid van 24-uurszorg in de wijk. Sommige huisartsen gaan reeds uit veiligheidsoverwegingen uitsluitend met een chauffeur op pad. Voor extramurale zorgverleners, voornamelijk (jonge) vrouwen, is dit veiligheidsaspect van wezenlijk belang. Volgens de zorgaanbieders in de regio biedt de huidige financiering van 24-uurszorg nog onvoldoende mogelijkheden om het werk op een veilige manier uit te voeren. De keuze is dus de schaal te vergroten of, waar dit niet kan, met partijen te bezien hoe de 24- uurszorg toch op wat kleinere schaal behouden of gerealiseerd kan worden (via financiële verevening of aanvullende mogelijkheden). 4
Een minimale schaalomvang voor het aanbieden van verzorgd wonen staat op gespannen voet met het mogelijk ontstaan van “geïndiceerden-ghetto’s”.
Hoe zijn de minimaal noodzakelijke aantallen eenheden te realiseren ? Kunnen bestaande complexen voor verzorgd wonen en geschikte nultredenwoningen, die niet aan de minimale schaalvoorwaarde voldoen, worden uitgebreid? Zijn nieuwe complexen van voldoende omvang te realiseren, in nieuwbouwlocaties of herstructureringsgebieden? Er ligt hierbij ook de wens tot het tegengaan van “geïndiceerden-getto’s”. In hoofdstuk 3 is aangegeven (model 8 voor toekomstige capaciteitsberekeningen) dat een menging van 2/3 niet-geïndiceerden met 1/3 wel-geïndiceerden “ideaal” geacht wordt. Dit vraagt om bij nieuwbouw van complexen voor verzorgd wonen tegelijkertijd een aantal nultredenwoningen te realiseren voor cliënten zonder een indicatie voor 24-uurszorg. Welke keuzes zijn te maken zodat het aanbod verzorgd wonen zowel kwantitatief voldoende is als gerealiseerd wordt binnen een redelijk normale afspiegeling van de gehele populatie?
Wonen met Zorg
~ Deel III
De vraag naar mogelijkheden voor wonen met zorg concurreert met de vraag van andere woningzoekenden.
Mensen met een behoefte aan zorg en/of begeleiding zijn één van de vele doelgroepen binnen het wonen. Dat betekent dat bij het creëren van aanbod en bij de woningtoewijzing steeds de belangen van verschillende doelgroepen in het geding zijn en om afwegingen vragen. Dit klemt des te meer bij de huidige schaarste op de woningmarkt. De sociale sector moet zich hierbij primair richten op de belangen van de volkshuisvestelijke doelgroep. Op welke doelgroep(en) moeten de gemeenten zich het eerst richten? Hoever kunnen of willen de gemeenten binnen hun mogelijkheden voor uit- of inbreiding gaan? Hoeveel nieuwe woningen kunnen voldoen aan bijvoorbeeld Woonkeur (dat gewenst wordt voor verzorgd wonen, maar duurder is dan het aanpasbaar bouwen volgens het nieuwe Bouwbesluit)? Allemaal keuzes die te maken hebben met de gewenste toekomst en groeimogelijkheden en het behoud van de leefbaarheid. 6
Bij het aanpassen van de woningvoorraad strijdt de ideale situatie met de beperkte middelen.
Het aanpassen van woningen om als nultredenwoning aangemerkt te kunnen worden, gaat met kosten gepaard. Voor het realiseren van verzorgd wonen zijn vooral complexen van woningen interessant. De vraag zal zich voordoen of een complex geheel ongeschikt is wanneer het op een bepaald onderdeel een halve centimeter te kort schiet? En of die halve centimeter aangepast moet worden, zelfs wanneer dit leidt tot zeer hoge investeringen ten opzichte van de opbrengst/ meerwaarde van de wijziging? Om met hetzelfde budget meer woningen te kunnen aanpassen, zijn de basiseisen voor de nultredenwoningen die geschikt zijn voor wonen met zorg (zie hoofdstuk 4) al niet al te hoog vastgesteld. Wel betekent het hanteren van deze basiseisen dat een flink aantal nultredenwoningen dan toch minder geschikt is voor bewoning door mensen met een zware zorgvraag of voor rolstoelgebruik (beide vergen eerder basisplus of pluseisen, of zelfs Woonkeur). De gezamenlijke partijen zullen kortom moeten afwegen of bijvoorbeeld Woonkeur wordt nagestreefd tegen een hogere kostprijs voor één complex (voor verzorgd wonen), of dat een lager eisenpakket wordt gehanteerd, waardoor meer complexen en meer woningen kunnen worden opgeplust. Voor de corporaties speelt daarbij verder het dilemma dat juist bewoners uit de primaire doelgroep de extra kosten van de (aangebrachte) aanpassingen niet kunnen of willen betalen.
49
7
De voor wonen met zorg geschikte woningvoorraad wordt ook door niet zorg- en/of begeleidingsbehoeftigen bewoond.
De geschikte woningen voor wonen met zorg worden momenteel bewoond door mensen mét maar ook door mensen zónder een zorg- en/of begeleidingsbehoefte. Dit speelt bijvoorbeeld bij woningen in de directe omgeving van zorgsteunpunten (zoals aanleunwoningen), maar ook wanneer woningen voor een eerdere bewoner voorzien zijn van aanpassingen, die de nieuwe bewoner niet nodig heeft (en soms zelfs weer sloopt). Dit betekent dat een inventarisatie van feitelijke geschikte woningen voor wonen met zorg (zoals in hoofdstuk 4 voor de subregio’s Zaanstreek en Waterland gedaan is) dus geen uitsluitsel geeft over de werkelijke tekorten. Die zullen hoger zijn. Het gaat hierbij in ieder geval over de tekorten voor verzorgd wonen, maar natuurlijk ook over de “gewone” nultredenwoningen. Het dilemma is dat hoe minder men gericht toewijst, des te groter het aantal nultredenwoningen moet zijn om aan de vraag naar wonen met zorg te voldoen. Bij het toewijzen van voor wonen met zorg geschikte (huur)woningen aan mensen met een zorg en/of begeleidingsbehoefte, spelen in de afweging soms ook andere woonbehoeftes. Sowieso is de toewijzing van huurwoningen in de regio ZaanstreekWaterland ingekaderd binnen de vigerende Huisvestingswet (die vrije vestiging regelt) en de bestaande woonruimteverdelingsafspraken die in ROA-verband gemaakt zijn. Onder deze laatste vallen beperkte, zei het vooralsnog tot 2006 verruimde, toewijzings-en labelingsmogelijkheden. De keuze ligt voor in hoeverre men de voor wonen met zorg geschikte (huur)woningen uitsluitend zou willen toewijzen aan mensen met een zorg- en / of begeleidingsbehoefte. Vervolgens moet bezien worden wat hiervoor de mogelijkheden zijn binnen de huidige regelgeving en afspraken. 8
Naar mate de leeftijd toeneemt neemt de verhuisbereidheid af.
Uit verschillende onderzoeken (waaronder het woonbehoefteonderzoek) blijkt dat de verhuisbereidheid onder 55+ers groter is dan onder 75+ers of 80+ers. In het kader van de doorstroming is de groep 55+ers vaak interessant gezien het woningtype dat men achter laat. Met het oog op een toekomst (met zorg) moeten 55+ers op tijd “verleid” worden om te verhuizen. Dat levert het volgende dilemma op. Met het oog op een toekomst die (ver) na 2015 ligt is het een goede zaak dat men als 55+ers al woningen bewoont of betrekt die ook voldoende kwaliteit hebben als men zorg nodig heeft. Maar aan de (acute) behoefte van 75+ers wordt daarmee nog niets gedaan. (zie ook dilemma’s 4 en 6).
50
8.3 Aandachtspunten Voor het lokaal oppakken van de drie lijnen waarlangs de toename van mogelijkheden voor wonen met zorg gerealiseerd kan worden, wil de werkgroep Wonen met Zorg aan het einde van haar rapport een aantal punten van aandacht meegeven. De werkgroep geeft de lokale partijen het dringende advies mee om deze aandachtspunten bij het vinden van de lokale oplossingen te betrekken. 1
Diversiteit is noodzakelijk voor voldoende keuzemogelijkheden.
Er zal een balans gevonden moeten worden tussen het intramuraal (ver)bouwen, gefinancierd vanuit de AWBZ, en het aanbieden van verzorgd wonen en nultredenwoningen, die voor wat betreft de wooncomponent gefinancierd wordt vanuit de reguliere woningmarkt. Voor het aanbod van 24-uurszorg maakt het niet uit of er intramuraal of extramuraal gebouwd wordt. Getracht moet worden in de totale behoefte aan wonen met zorg te voorzien en daarbij een zo divers mogelijk aanbod te creëren, opdat zorgvragers voldoende keuzemogelijkheden hebben. 2
Er zijn thans nog steeds wachtlijsten.
Er bestaan op dit moment (lange) wachtlijsten voor 24-uurszorg. In de ouderenzorg hangen deze wachtlijsten samen met de zeer sterke vergrijzing in een groot aantal ZaansWaterlandse gemeenten. Voor het aanbod van 24-uurszorg maakt het niet uit of er intramuraal of extramuraal capaciteit bijkomt. Het toevoegen van intra- en extramurale capaciteit (dus van intramuraal en verzorgd wonen) moet gericht worden op het wegwerken en voorkomen van de (lange) wachtlijsten. 3
Verzorgd wonen is gebaat bij Woonkeur.
Woonkeur stelt hogere eisen aan woningen, dan de in hoofdstuk 4 geformuleerde basiseisen. Voldoend aan Woonkeur biedt een woning goede mogelijkheden om met een grotere zorgbehoefte of met rolstoelgebruik zelfstandig te kunnen wonen. Verschillende partijen bevelen aan om bij nieuwbouw, zeker wanneer gedacht wordt aan het mogelijk aanbieden van verzorgd wonen, Woonkeur als uitgangspunt te nemen, in plaats van het (standaard) nieuwe Bouwbesluit. 4
Dit rapport biedt realistische Basiseisen voor verbouw.
Voor de bestaande woningvoorraad ligt de lat van Woonkeur bij het aanpassen ten behoeve van wonen met zorg wel erg hoog. Er voldoen nauwelijks bestaande woningen aan deze eisen. Bouwtechnisch is het niet alleen heel kostbaar, maar vaak ook onmogelijk door aanpassingen aan Woonkeur te gaan voldoen. De in hoofdstuk 4 geformuleerde basiseisen zijn realistisch vanuit het oogpunt dat met dezelfde hoeveelheid middelen meer gedaan kan worden.
Wonen met Zorg
~ Deel III
5
Verzorgd wonen is haalbaar in kansrijke woningcomplexen en met inzet van collectieve WVG-vergoedingen.
Het is belangrijk vooraf te onderzoeken welke bestaande wooncomplexen (voor senioren, flatgebouwen, appartementen) geschikt zijn/ aangepast zouden kunnen worden voor verzorgd wonen. De al eerder genoemde basiseisen zijn fundamenteel. Ook de omvang van het complex is belangrijk. Voorts kan gekeken worden naar het toepassen van collectieve WVG-vergoedingen. In een aantal projecten heeft de VG sector voorafgaand, en soms nog tijdens de bouw, in overleg met desbetreffende gemeente het totaal van WVG-vergoedingen vastgesteld. Die optelsom van diverse vergoedingen voor de gezamenlijke bewoners is als zogenaamde collectieve WVG-vergoeding aangemerkt (omdat de WVG in feite alleen individuele vergoedingen kent). Met deze collectieve WVGvergoeding is op project/ complexniveau een aanzienlijke kostenbesparing bereikt. Dit biedt voor andere zorgsectoren ook mogelijkheden. 6
Wonen met zorg vraagt om een aantrekkelijke woonomgeving.
In hoofdstuk 2 van dit rapport is ingegaan op de eisen waaraan de woonomgeving zou moeten voldoen, willen bewoners met een zorg- en/of begeleidingsbehoefte daar goed kunnen wonen. Er is onderscheid gemaakt in eisen van bereikbaarheid, veiligheid en toegankelijkheid enerzijds en eisen van aanwezige voorzieningen anderzijds. Voor het bepalen van locaties waar op wonen met zorg zal worden ingezet, is een omgevingsscreening vooraf aan te bevelen om aldus voor wonen met zorg geschikte wijken te bepalen. Dit kan met behulp van de in dit rapport opgenomen checklist. Op een andere manier is dit inmiddels uitgevoerd voor bijvoorbeeld de gemeente Zaanstad, zie bijlage VII. Met behulp van de basiseisen, basispluseisen en pluseisen woonomgeving kunnen de voorzieningen geinventariseerd worden en inzichtelijk gemaakt worden op een plattegrond/ kaart. Door rondom de (getoetste) wooncomplexen cirkels van 500 meter te trekken, is eenvoudig na te gaan welke complexen ook op de woonomgevingseisen ‘goed scoren’. . Op de aantrekkelijkheid van de woonomgeving is ook van invloed in hoeverre een gemengde bewoning van mensen met en zonder een 24-uurszorgindicatie bestaat. Een verhouding van 1/3 geïndiceerden en 2/3 niet-geïndiceerden wordt als na te streven ideaal gezien voor genormaliseerde verhoudingen die bijdragen aan een hogere levenskwaliteit van de zorgen begeleidingsbehoeftigen.
Wonen met Zorg
~ Deel III
7
Er is behoefte aan ruimere mogelijkheden voor een koppeling tussen de zorg- en woningtoewijzing.
Het probleem van de noodzakelijke schaalomvang voor het realiseren van 24-uurszorg alsmede het probleem dat voor verzorgd wonen geschikte woningen door ‘verkeerde’ doelgroepen bewoond worden, zal gebaat zijn bij een koppeling van de zorgtoewijzing met de woningtoewijzing. Ook VROM en VWS pleiten voor gerichte woningtoewijzing, labelling en reservering. Het kan lastig liggen om andere doelgroepen die interesse hebben voor woningen die voor verzorgd wonen geschikt zijn, te willen weren. Voor verdeling van huurwoningen hebben de Zaans-Waterlandse gemeenten bovendien rekening te houden met afspraken die in ROA-verband gemaakt zijn. Toch moeten voor zorg geschikte woningen terechtkomen bij de zorg- en/of begeleidingsbehoeftige doelgroep. Om te voorkomen dat de discussie zich gaat richten op het bestaande woonruimteverdeelsysteem, heeft de regiocommissie ouderenzorg het volgende voorgesteld: de zorginstelling die de zorglevering in een complex van woningen in beheer heeft, mag voor een vastgesteld aantal van deze woningen een (bindende) voordracht doen aan de organisatie die de woning toewijst (woningbouwvereniging of gemeente). Van de voordracht kan slechts vanwege gewichtige redenen worden afgeweken. 8 Gezamenlijke verantwoordelijkheid is een belangrijke succesfactor.
Wonen met zorg hoort als belangrijke opgave voor de toekomst op de agenda van alle lokaal betrokken partijen vanuit de zorg- en de (volks)huisvestingssector thuis. Gezamenlijk moet bepaald worden hoeveel 24-uurszorg intramuraal dan via wel verzorgd wonen gerealiseerd zou moeten worden om in de lokale behoefte te voorzien. Nultredenwoningen moeten beschikbaar komen voor mensen met een zorg- en/of begeleidingsbehoefte. Voor de vraag naar wonen met een 24-uurszorgbehoefte (verzorgd wonen) is belangrijk in welke mate en op welke locaties geschikte woningen beschikbaar zijn/ komen en hoe aan de realisering van dit wonen met zorgaanbod gewerkt zal worden. De opgave is groot, het vinden van oplossingen een interessante klus, het gezamenlijk werken aan concrete realisering een uitdaging ! Alleen in gezamenlijke verantwoordelijkheid kan het optimale resultaat worden bereikt.
51
8.4 Stappen voor lokale aanpak De werkgroep wonen met zorg biedt tot slot de lokale partijen een stappenplan aan, als handreiking om het regionale kader van dit rapport met de lokaal betrokken partijen te kunnen vertalen in lokale opgaven en uitvoeringsafspraken.
Stap 5 (hoofdstuk 3) Bepalen van de minimale en maximale opgaven voor de drie vormen van wonen met zorg per betreffende gemeente, wijk of kern met behulp van tabel 6 (als percentages van 75+ers). Dit toont tot de globale omvang van de lokale problematiek. Aan de lokale partijen is de keus welk scenario binnen de bandbreedte als best passend
De stappen hebben betrekking op het gebruik van het materiaal zoals in dit rapport is opgenomen. De werkgroep hoopt dat dit het gebruik van dit rapport zal stimuleren, overbodig onderzoek zal voorkomen en de nog ontbrekende lokale gegevens zal aanleveren.
bij de lokale situatie gehanteerd zal worden.
Met de inventarisatie van de bestaande woningvoorraad (stap 3) in de hand en in het licht van de reeds bestaande plannen voor (ver)nieuwbouw, valt de keus op meer of minder extramuraliseren.
Stap 1 (inleiding)
Stap 6 (hoofdstuk 3)
Bijeenbrengen van de lokale verantwoordelijke partijen op het niveau
Vergelijken van de uitkomsten van stap 5 (minimale en maximale
waarop men wonen met zorg wil gaan realiseren.
opgaves wonen met zorg als percentages van 75+ers) met die van stap 3 (de bestaande woningvoorraad) en concluderen welke te-
Lokale partijen zijn: gemeentebesturen, woningcorporaties, project-
korten er op het niveau van gemeente, wijk, buurt of kern bestaan.
ontwikkelaars, particuliere woningeigenaren, aanbieders van zorg en diensten aan ouderen, gehandicapten en/of mensen met een
Men beschikt dan over de globale lokale opgaven voor wonen
psychische beperking en het zorgkantoor.
met zorg, zonder dat er al sprake is van en keuze voor bepaalde
De lokale partijen zullen de nog ontbrekende gegevens moeten
concrete oplossing.
verzamelen en keuzes moeten maken over de omvang van de verschillende categorieën wonen met zorg en over de wijze van realiseren van wonen met zorg.
Stap 7 (hoofdstuk 5) Vaststellen welke uitbreidingsplannen er reeds concreet bestaan of zelfs in uitvoering zijn die de tekorten die in stap 6 zijn gesignaleerd tussen
Stap 2 (hoofdstuk 1)
nu en 2015 al zullen verminderen, en welke concrete plannen rond
Nader onderzoeken van lokale woonwensen en wensen over voor
sloop en vernieuwbouw de tekorten juist weer groter zullen maken.
wonen met zorg. Dit levert inzicht in de tekorten aan wonen met zorg. Vergelijking Lokaal kunnen de woonwensen toch andere accenten hebben dan uit
met de resultaten van stap 2 en stap 3 kan vervolgens duidelijk
landelijke onderzoeken blijkt.
maken op welke locaties concrete inspanningen (tegen de minste kosten) het meest succesvol voor wonen met zorg kunnen zijn.
Stap 3 (hoofdstuk 2) Screenen van de bestaande woningvoorraad aan de hand van het
Stap 8 (hoofdstuk 7)
eisenpakket van bijlage II.
Keuzes maken binnen de bandbreedtes aan de hand van de uitkomsten
De Zaans-Waterlandse corporaties hebben dat voor een deel van de
van voorgaande stappen (zeker met in achtneming van de stappen 2
bestaande woningvoorraad al gedaan, zie hoofdstuk 4 en bijlage IV.
en 3) waar, door wie en wanneer acties zullen worden ondernomen om tekorten in de vragen naar wonen met zorg op te lossen.
Met het eisenpakket kunnen lokaal de geschikte woningen en woningcomplexen worden geïdentificeerd.
Stap 4 (hoofdstuk 2) Screenen van de wijken, buurten en woonkernen (de woonomgeving) aan de hand van het eisenpakket van bijlage III.
Met het eisenpakket wordt het mogelijk om de goede en of kansrijke woonomgevingen in beeld te krijgen.
52
Wonen met Zorg
~ Deel III
Wonen met Zorg
~ Deel III
53
Literatuur Bouwbesluit 2003 herziene druk (Den Haag 2003)
Directoraat-generaal Wonen, Investeren voor de Toekomst; de kwantitatieve opgave voor wonen, zorg en welzijn (brief aan tweede kamer september 2003)
Gemeente Purmerend, Het Purmerendse Opplusmodel (november 2002)
Handboek voor Toegankelijkheid 4e druk geheel herzien
NIZW: Onderzoek Financiering woonzorgcomplexen (2001)
Odion, Wonen met Zorg voor mensen met een handicap (juli 2002)
Provincie Noord-Holland: Toekomstscenario’s voor wonen met zorg in Noord-Holland 2000-2030 (gewijzigde herdruk augustus 2003)
Provincie Noord-Holland: Wonen, welzijn, zorg: Wat willen ouderen zelf? Aanvullend literatuuronderzoek specifieke groepen (september 2003)
Provincie Noord-Holland: Wonen, welzijn zorg: Wat willen ouderen zelf? Een behoeftepeiling onder Noord-Hollandse ouderen (september 2003)
Provincie Noord-Holland: Wonen, welzijn zorg: Wat willen ouderen zelf? Bijlagen bij behoeftepeiling Noord-Hollandse ouderen (september 2003)
Regiovisie Ouderenzorg Zaanstreek-Waterland (maart 2001)
Regiovisie Zorg en Dienstverlening voor mensen met een lichamelijke handicap regio Zaanstreek-Waterland (maart 2000)
Regiocommissie Zaanstreek-Waterland, Regiovisie Geestelijke Gezondheidszorg (maart 2001)
Regiocommissie Verstandelijk Gehandicaptenzorg, “Optimale zorg voor unieke mensen korte weergave van het actieprogramma uit de regiovisie Verstandelijk Gehandicaptenzorg in de regio Zaanstreek-Waterland (juni 2001)
Stichting SBO-NH, Ontwerpen en bouwen van woningen goed bewoonbaar door senioren (september 2001)
Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting, Handboek Woonkeur (Rotterdam)
Uneto, Installaties voor levensbestendig wonen: drie modellen (juli 2001)
Zorg Consult Nederland: Het Schillenmodel onderzoek naar de mogelijkheden van het schillenmodel bij het vormgeven van de ondersteuning aan thuiswonende ouderen (februari 2004)
54
Wonen met Zorg
~ Literatuur
Bijlagen Bijlage I Leden werkgroep Wonen en Zorg
Voorzitter dhr. G.J.P. van Otterloo, Van Otterloo’s Zorg BV Zorgaanbieders dhr. G. Fokke, Odion dhr. M. Leeuwaarden, Zorgcirkel Waterland dhr. J.J. van Drunen, RIWB Gemeenten dhr. H.J. v.d. Weerd, Purmerend dhr. D. Prins, Zaanstad mw. O. Olij, Zaanstad mw. E.M.M. Hamaker, ISW
Woningbouwcorporaties mw. H. Zandbergen, SWZW
Zorgvragers dhr. F.J. Joosen, RPCP dhr. E. Kolder, RPCP
Zorgkantoor dhr. D. van Leen
Provincie mw. M. Harpe
Wonen met Zorg
~ Bijlagen
55
Bijlage II Eisen woningvoorraad Gelijkvloerse woning dan wel hoogteverschillen
1 De woning bevat minimaal een verblijfsruimte met een woonfunctie en een
zijn te overbruggen met lift(en) en/of hellingbaan
B
verblijfsruimte met een slaap-functie of een gecombineerde woon/slaapfunctie. 2 Er is een ruimtereservering voor een plateaulift of woonhuislift
B
3 Alle woningen met een peil boven 1000 mm boven het peil van de gemeenschappelijke
B
entree dienen bereikbaar te zijn met een personenlift 4 Woningen met een peil tot 1000 mm boven het peil van de gemeenschappelijke
B
entree mogen bereikbaar zijn via een hellingbaan én een trap Maximaal niveauverschil bij woningtoegangsdeuren
5 Niveauverschillen rond onderdorpels van voordeuren van woningen bedragen maximaal 20 mm
BP
6 Niveauverschillen rond onderdorpels van collectieve deuren en overige
BP
niveauverschillen in collectieve ruimten bedragen maximaal 20 mm 7 Niveauverschillen rond onderdorpels die toegang geven tot privébalkons, tuin,
BP
schuur, e.d. bedragen maximaal 20 mm Volledig drempelloos (gehele woning)
Voldoende deurbreedte in de woning en
8 Geen drempels in verkeersruimten en naar aangrenzende verblijfsruimten
B
9 Niveauverschillen tussen natte ruimten en aangrenzende vertrekken bedragen maximaal 40 mm
B
10 Niveauverschillen tussen natte ruimten en aangrenzende vertrekken bedragen maximaal 20 mm
BP
11 Vrije doorgangsbreedte collectieve deuren woongebouw minimaal 900 mm
P
12 Vrije doorgangsbreedte collectieve deuren woongebouw minimaal 850 mm
BP
13 Vrije doorgangsbreedte collectieve deuren woongebouw minimaal 800 mm
B
collectieve deuren in woongebouw)
14 Vrije doorgangsbreedte deuren in woning minimaal 900 mm
Vrije gebruiksruimte en opstelruimte bij toegangsdeuren
P
15 Vrije doorgangsbreedte deuren in woningen minimaal 850 mm
BP
16 Vrije doorgangsbreedte deuren in woningen minimaal 800 mm
B
17 Bij collectieve toegangsdeuren en voordeuren van woningen aan buitenzijde
B
een vrije ruimte van minmaal 900 mm x 1100 mm 18 Bij collectieve toegangsdeuren en voordeuren van woningen aan buitenzijde
P
een vrije ruimte van 1500 mm x 1500 mm Voldoende vrij oppervlakte toilet
19 Het vrije vloeroppervlak van de toiletruimte bedraagt minimaal 900 x 1200 mm
B
Voldoende vrije vloeroppervlakte of draaicirkel
20 Vrije gebruiksruimte bij de voordeur binnen de woning minimaal 1500 x 1500 mm
P
in gemeenschappelijke en privé ruimten
tegen de binnenzijde van de deur 21 Óf minimaal 1350 mm breed evenwijdig aan de deur en 1850 mm diep loodrecht op de deur 22 Vrije opstelruimte naast de slotzijde van de deur minimaal 500 mm
Voldoende passeerruimte in gemeenschappelijke
23 Vrije breedte in verkeerstroken minimaal 1200 mm
P BP P
verkeersruimten, o.a. gangen en galerijen
Voldoende ruime liftafmetingen
24 Vrije breedte verkeersstroken minimaal 900 mm
BP
25 Vrije breedte verkeerstroken minimaal 800mm
B
26 Vrije opstelruimte naast de slotzijde van de deur minimaal 350 mm
BP
27 De som van verkeersstroken voor en na een haakse bocht is 1950 mm
BP
28 De obstakelvrije ruimte tussen deurvlak en tegenoverliggende wand is 1100 mm
BP
29 Vrij vloeroppervlak trapplateaulift minimaal 900 x 1200 mm
B
30 Vrij vloeroppervlak overige liften minimaal 1100 x 1400 mm
B
31 Vrije doorgangsbreedte liftdeur minimaal 900 mm
P
32 Vrije doorgangsbreedte liftdeur minimaal 850 mm
BP
33 Vrije doorgangsbreedte liftdeur minimaal 800 mm
B
34 Liftdeuren zijn zelfsluitend met een bedieningsweerstand van max. 30 Newton, met
BP
beveiliging tegen beknelling en blijven voldoende lang open (sluit- en draaisnelheid maximaal 0,5 m per seconde 35 Vrij vloeroppervlak lift 1100 x 2100 mm
B = basis eisen
56
BP = basisplus eisen
BP
P = pluseisen
Wonen met Zorg
~ Bijlagen
Bijlage III Eisen woonomgeving Veiligheid, bereikbaarheid en toegankelijkheid Niveau van eis
Code Omschrijving
Basis
Basis-plus
Plus
B1
Een goed beloopbaar pad met een minimale breedte van 800 mm
B2
Niveauverschillen vanaf 40 mm zijn opgeheven
B3
Eventuele achterpaden zijn sociaal veilig, overzichtelijk en niet uitnodigend voor onbevoegden
BP 4
Niveauverschillen van meer dan 20 mm zijn opgeheven
BP 5
Niveauverschillen tot 1000 mm zijn bereikbaar met een trap en hellingbaan
BP 6
Niveauverschillen van meer dan 1000 mm zijn, naast een hellingbaan, overbrugbaar met een lift
BP 7
Een goed beloopbaar pad met een minimale breedte van 900 mm
BP 8
Voldoende parkeerplaatsen, aangepast voor gehandicapten
P9
Parkeerplaatsen (algemeen) bij woningen zijn veilig en overzichtelijk en in de nabijheid van de betreffende woningen en woongebouwen. Er is voldoende parkeergelegenheid voor bewoners en bezoekers
P 10
Een goed beloopbaar pad met een minimale breedte van 1200 mm
P 11
Op kwetsbare plekken dienen erfafscheidingen te worden aangebracht zonder dat deze het zicht op de woning of het woongebouw belemmert
P 12
Een complex van bergingen, schuren of privé-garages is overzichtelijk geplaatst. Dit met het oog op de sociale veiligheid
P 13
Binnenterreinen: de inrichting van een binnenterrein, een (semi-) openbare ontmoetingsruimte voor omwonenden, is niet kwetsbaar voor vandalisme en buurtoverlast en maakt evenmin de omliggende woningen kwetsbaar voor inbraak
P 14
Graffiti op muren, vlakken en wanden van gebouwen en constructies in de (semi-) openbare ruimte wordt zoveel mogelijk voorkomen: Daartoe worden blinde muren, vlakken, wanden en constructies op de grens van openbaar en privé-gebied waar weinig sociale controle is voorkomen, wordt deze afgeschermd door een strook beplanting of voorzien van graffitiwerende coating of van een eenvoudig te reinigen materiaal
Aanwezigheid/nabijheid van voorzieningen Niveau van eis
Code Omschrijving
Basis
Basisplus
Plus
Wonen met Zorg
~ Bijlagen
B1
Winkel voor dagelijkse benodigdheden
B2
Openbaar vervoerhaltes
B3
Huisarts voor bezoek aan spreekuur
BP 4
Apotheek – men kan ook thuisbezorgen
BP 5
Accommodaties met activiteitenaanbod of ruimte voor ontmoeting
P6
Kapper, fysiotherapeut en pedicure
P7
Wandelmogelijkheden (groenvoorziening, een parkje)
P8
Bibliotheek
57
Bijlage IV Inventarisatie corporatiebezit per gemeente Zaanstreek Gemeente
Basiswoning
Zaanstad
Wormerland
Oostzaan
won.
won.
won
%
%
Totaal
%
aanwezig
996
2%
74
1%
n.v.t
n.v.t.
1070
potentieel
3400
6%
40
1%
n.v.t
n.v.t.
3440
Basis-
aanwezig
55
0%
0
0%
n.v.t
n.v.t.
55
pluswoning
potentieel
117
0%
0
0%
n.v.t
n.v.t.
117
Pluswoning
aanwezig
88
0%
0
0%
n.v.t
n.v.t.
88
potentieel
0
0%
0
0%
n.v.t
n.v.t.
0
niet geschikt
3875
7%
100
2%
n.v.t
n.v.t.
3975
Totaal getoetst
8531
15%
214
3%
n.v.t
n.v.t.
8745
Totaal aantal woningen gemeente
57814
100%
6170
100%
3555
100% 67539
Totaal corporatiebezit
26448
46%
2011
33%
995
28% 29454
Waterland Gemeente
Purmerend won.
Basiswoning
aanwezig potentieel
Waterland %
won.
Edam/Volendam Zeevang %
won
%
won
Beemster %
won
Landsmeer %
won
Totaal %
685
2%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
n.v.t.
n.v.t.
685
2.787
9%
44
1%
0
0%
22
1%
33
1%
n.v.t.
n.v.t.
2.831
Basis-
aanwezig
14
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
n.v.t
n.v.t.
14
pluswoning
potentieel
69
0%
37
1%
6
0%
20
1%
0
0%
n.v.t
n.v.t.
112
Pluswoning
aanwezig
6
0%
58
1%
0
0%
30
1%
0
0%
n.v.t
n.v.t.
64
potentieel
14
0%
0
0%
16
0%
0
0%
0
0%
n.v.t
n.v.t.
30
416
1%
120
2%
82
1%
0
0%
0
0%
n.v.t
n.v.t.
618
3.991
13%
259
4%
104
1%
72
3%
33
1%
n.v.t
n.v.t.
4.459
Totaal aantal woningen gemeente
30.730
100%
6.832
100% 10.994
100%
2.453
100%
3.310
100%
4.167
100% 58.486
Totaal corporatiebezit
12.453
41% 1.836
27% 1.948
18%
461
19%
768
23% 1.194
29% 18.660
niet geschikt
Totaal getoetst
58
Wonen met Zorg
~ Bijlagen
Bijlage V Woonbehoefte Gehandicaptensector Zaanstreek-Waterland (2004 e.v.) In aantallen cliënten (mede o.b.v. wachtlijstinformatie d.d. 15 maart 2004) product code
Voorkeur aanbieder Totaal
Behoefte vanuit o.a. (interne) herschikking en deconcentratie totaal
Bekend
odion
Onbekend Wachtlijst
VG
pr.stg.
breidab spz
wlg
wv kr’nie Focus
(A)
effekt
Resterende
behoefte
projecten
Behoefte
(B)
(C)
(A+B-C)
B005
Bzw
1
4
B006
Ibzw
4
0
4
4
E007
Wn. 1
7
5
12
12
E008
Wn. 2
22
12
34
E009
Wn. 3
51
20
71
E010
Wn. 4
46
26
72
E011
Wn. 5
totaal
5
5
10
92
102 20
20
136 36
55 72
6
3
9
70
137
70
207
80
6
92
20
0
70
60
19
192
96
303
50
30
47
LG urg. 1
1 jaar
27
urg. 2
2 jaar
4
urg. 3
> 2 jr
26
18
4
3
totaal
3
34
6
13
9
26
18
50
30
54
9
12
10
12
12
0
263
150
367
ZG (boven-)regionale inventarisatie
ADL assistentie (subs.reg.cvz) cvz wachtlijst z/w
?
Totaal aantal
254
12
gewenste woningen
Wonen met Zorg
~ Bijlagen
59
Bijlage VI Zorgcapaciteit verpleging en verzorging tot 2007 Overzicht capaciteit regio Zaanstreek in 2003 en op basis van bouw- en renovatieplanning eind 2006 Locatie
per november 2003 verpleeghuiszorg pg
sz
planning per eind 2006 verzorgingshuiszorg
db
Evean Acht Staten
sub
pl
12
80
kdo
dv
1
verpleeghuis emz
pg
4
sz
verzorgingshuis db
12
pl
kdo
10
77
2
14
4
31
2
Evean Durghorst
16
53
3
6
5
53
3
Evean Erasmushuis
20
175
15
63
15
7
Evean Guisveld
dv
68
Evean Amandelbloesem
Meerpaal
extramuraal
24
6
60
9
39
Evean Lambert Melisz
10
Evean Nieuw Groenland
26
1 92
6
90
60
9
63
1
5
39 1
21
Bolksbeek
1
126
54 5
wsp
4
78
88 90
emz
92
6
54 5
21
1
14
Evean Noordse Balk/ Watering West Evean Oostergouw
90
90
141
102
35
14
90
48
141
102
35
14 48
10
Evean Rosariumhorst
10
72
3
8
8
86
4
Evean Westerwatering
10
80
1
10
9
80
1
10
Mennistenerf
22
98
2
Festina Lente
20
83
1
Saenden
10
92
2
58
1
26 1
32
8 9
98
3
20
60
1
2
83
1
5
15
1
6
92
2
15
30
1
46
58
1
90
1
Hervormd Centrum Pennemes
10
Gortershof
48
75
Parkzicht
55
75
Schildershoek
25
Verpleegunit De Heel Zaanstad totaal
321
271
19 44
Evean Lishof Oostzaan totaal
0
0
0
Torenerf Wormerland totaal Totaal Zaanstreek Toename t.o.v. 2003
25
19 166
960
38
54
461
391
16
104
3
15
25
21
16
104
3
15
25
21
10
72
2
241
0
44
0
30
852
39
61
801
7
26
10
30
88
1
26
10
30
88
1
72
2
8
60
1
0
0
0
10
72
2
0
30
0
0
0
72
2
8
60
1
321
271
44
192
1.136
43
69
516
412
241
44
950
51
99
949
9
91
-30
0
-186
8
30
433
bron: zorgkantoor & zorgaanbieders/december 2003
60
Wonen met Zorg
~ Bijlagen
Bijlage VI Vervolg Overzicht capaciteit regio Waterland in 2003 en op basis van bouw- en renovatieplanning eind 2006 Locatie
per november 2003
planning per eind 2006
verpleeghuiszorg pg
sz
verzorgingshuiszorg
db
sub
pl
kdo
Middelwijk
dv
0
verpleeghuis emz
pg
48
16
48
34
0
8
30
30
15
Breidablick
sz
Gouwzee/Nicolaashof
0
0
0
0
30
30
16
10
Nicolaashof Meermin
0
0
99
4
0
18
10
10
86
3
10
13
20
185
7
10
31
Keetzijde
pl
kdo
8
dv
1
emz
wsp
48
‘05 WZN ‘05 Rafaël stichting
0 10 24
Edam-Volendam totaal
Landsmeer totaal
60
1 2
10
50
2
10
20
1
0
10
50
2
10
20
1
70
3
10
0
12
3
10
0
12
69
90
60
8
60
100
30
10
10
78
2
20
79
5
30
167
1
55
20
78
2
18
Viervorst Rusthoeve Jaap van Praag
10
Tien Gemeenten
15 10
25
Avondzon
41
Meander
22
10 18 10 18
30
Gradiënt
18
Waterland ziekenhuis
10
20
244
180
150
160
58
120
Waterland totaal
0
0
0
0
402
10
118
5
118
5
Seevanck
10
10
0
13
0
‘03 Zorgcirkel
78
2
10
15
‘02 Hoeksteen
38
5
10
27
‘06 Wooncompagnie
55
nvt WZN
10
50
nvt WZN
41
nvt Wherestad
167
1
61
2
30
2
20
1
68
394
0
118
30
10
nvt Hoeksteen
40
1
‘06 Zorgcirkel
10
0
‘06 Zorgcirkel
13
40
329
2
13
nvt WZN
0
0
13
0
2
0
30
1
0
0
0
0
0
2
0
30
0
0
0
0
2
0
30
1
180
190
94
160
775
27
30
367
344
210
126
713
29
80
621
6
164
20
32
-62
2
50
254
Toename t.o.v. 2003
‘05 WZN
nvt Zorgcirkel
1
118 0
‘06 Zorgcirkel
‘05 Zorgcirkel
13
2
Zeevang totaal
245
69
22
Weidevenne l
Swaensborch
nvt WZN
181
70
40
13
10
20
8
10
‘07 Zorgcirkel ‘06 Vooruitgang
30
20
30
3
1
3
10
60
86
30 78
11
10
100
10
4
0
32
0
60
1 33
48
151
0 90
0
15
26
Novawhere
1
40
30
Molentocht
54
0
30
30
De Keern
Totaal Waterland
db
extramuraal
18
Beemster totaal
Purmerend totaal
verzorgingshuis
nvt Wooncompagnie
bron: zorgkantoor & zorgaanbieders/december 2003
Toename/afname tov 2003
intramuraal
verzorgd wonen
totaal 24 uurs zorg
pg
sz
vzh
kdo
totaal
Geplande uitbreiding 2006 Zaanstreek
91
-30
-186
8
-117
433
316
Geplande uitbreiding 2006 Waterland
164
20
-62
2
124
254
378
Intermuraal omvat: ~
pg = psychiatrie
~
emz = extramurale zorg = verzorg wonen
~
sz = somatische zorg
~
db = dagbehandeling
~
vzh = verzorgingshuis
~
sub = substitutie zorg
~
pl = plaats
~
dv = dagverzorging
~
kdo = kortdurende opname
Wonen met Zorg
~ Bijlagen
61
Bijlage VII Kaart met voor wonen met zorg geschikte wijken in Zaanstad Ouderen- en gehandicaptenvriendelijke wijken in de Zaanstad zijn:
~ Poelenburg - ten oosten van het Darwinpark
~ Zaandam - Oud West: ten zuiden van de Parkstraat
~ Rooswijk - Noord
~ Pelderhoorn - Zuid
~ Zaandam - Nieuw West - omgeving winkel-
~ Wormerveer - van Kerkstraat tot Dubbele Buurt
~ Zaandam - Zuid
centrum/zorgcentrum Westerwatering
~ Krommenie - Oost
~ Rosmolenwijk - Zuid
~ Oud Koog - ten zuiden van het Coentunnelviaduct
~ Westzaan - omgeving Kerkbuurt
~ Kalf
~ Oud Zaandijk - omgeving Guisweg
~ Assendelft - omgeving N.H. kerk
~ Oude Haven - omgeving Russische Buurt
~ Westerkoog - Zuid
62
Wonen met Zorg
~ Bijlagen
Wonen met Zorg
~ Bijlagen
63
Colofon
Uitgave Deze uitgave is een gezamenlijk product van de werkgroep Wonen met Zorg Zaanstreek-Waterland.
Ontwerp en productie Brain Communication, Krommenie
Oplage 1.250 exemplaren
Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door de provincie Noord-Holland, het Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland en de gemeente Zaanstad.
April 2004