William Kentridge If We Ever Get to Heaven William Kentridge (Johannesburg, 1955) is bekend geworden met zijn bijzondere animatiefilms, houtskooltekeningen en installaties opgebouwd uit film, geluid, muziek en sculpturale objecten. Daarnaast is hij werkzaam als opera- en theater regisseur. Hij is één van die kunstenaars die met schijnbaar speels gemak verschillende media weet samen te brengen in een uitzonderlijk oeuvre. Een belangrijk en steeds terugkerend thema in het werk van Kentridge is het beladen verleden van zijn vaderland ZuidAfrika. Misschien niet verrassend als zoon van twee belang rijke anti-Apartheidsadvocaten, weet Kentridge dit conflict in al zijn complexiteit vorm te geven. Hij is echter geen kunste naar die de wereld in goed en slecht verdeelt. Hij zegt hierover: ‘Ik heb nooit illustraties van Apartheid proberen te maken, maar de tekeningen en films kwamen wel voort uit, en werden gevoed door, de ontmenselijkte samenleving die dat tot gevolg had. Wat mij boeit is een politieke kunst, dat wil zeggen een kunst die meerduidig en tegenstrijdig is, een kunst van onafgemaakte gebaren en een onzekere afloop.’ De tentoonstelling If We Ever Get to Heaven bestaat uit een drietal grote installaties en een film. In deze werken is goed te zien hoe Kentridge een persoonlijk verhaal naar een meer algemeen menselijk niveau poogt te tillen. Zijn werk houdt zich dan ook bezig met de onvolkomenheid van de menselijke soort, met de onmogelijkheid om tot een mate van politiekmaatschappelijke verlichting te komen. Zoals hij zegt: ‘Elke poging tot verlichting, iedere missie om mensen te redden, al onze beste intenties gaan zo gebukt onder het gewicht van wat daarop volgt: hun schaduw, het geweld dat met de ver lichting gepaard is gegaan.’ In If We Ever Get to Heaven is voor het eerst de schaduwfilminstallatie More Sweetly Play the Dance te zien, die Kentridge speciaal voor EYE en de lichtsicht – Projection Biennale (Bad Rothenfelde, D) heeft gemaakt. Voor De Nationale Opera regisseert William Kentridge deze zomer Alban Bergs opera Lulu (Holland Festival 2015).
William Kentridge (Johannesburg, 1955) achieved renown with his remarkable animation films, charcoal drawings and installations composed of film, sound, music and sculptural objects. Also active as an opera and theatre director, Kentridge is one of those artists who succeed with apparent ease in bringing together a host of media in one exceptional body of work. An important and recurring theme in the work of Kentridge is the charged history of his native South Africa. Perhaps unsurprisingly for the son of two prominent anti-Apartheid lawyers, Kentridge manages to capture this conflict in all its complexity. He is not, however, an artist who divides the world into good and bad. As he expresses it: ‘I have never tried to make illustrations of Apartheid, but the drawings and films are certainly spawned by and feed off the brutalized society left in its wake. I am interested in a political art, that is to say an art of ambiguity, contradiction, uncompleted gestures and uncertain endings.’ The exhibition If We Ever Get to Heaven consists of three large installations and a film. These works clearly show how Kentridge seeks to elevate personal stories to a more general human level. Therefore his work mainly concerns the inadequacies of the human race and the impossibility of achieving a measure of socio-political enlightenment. ‘Every act of enlightenment, all the missions to save souls, all the best impulses, are so dogged by the weight of what follows them; their shadow, the violence that has accompanied enlightenment,’ he comments. On display for the first time in If We Ever Get to Heaven is the film installation More Sweetly Play the Dance, specially made by Kentridge for EYE and the lichtsicht – Projection Biennale (Bad Rothenfelde, D). For the Dutch National Opera, William Kentridge is directing Alban Berg’s opera Lulu (Holland Festival, summer 2015). Publication Accompanying the exhibition is the lavishly illustrated publication More Sweetly Play the Dance, published by EYE and nai010. Film programme Accompanying the exhibition is the extensive film programme 7 Perspectives on If We Ever Get to Heaven and Lulu. More information is available at eyefilm.nl
Publicatie Bij de tentoonstelling verschijnt de rijk geïllustreerde publicatie More Sweetly Play the Dance, uitgegeven door EYE en nai010. Filmprogramma Bij de tentoonstelling wordt een uitgebreid filmprogramma georganiseerd, 7 Perspectieven op If We Ever Get to Heaven en Lulu. Meer informatie: eyefilm.nl
De tentoonstelling is geïnitieerd en samengesteld door Jaap Guldemond, in samenwerking met Marente Bloemheuvel / The exhibition has been initiated and curated by Jaap Guldemond in collaboration with Marente Bloemheuvel Director of Exhibitions / Curator: Jaap Guldemond Associate Curator: Marente Bloemheuvel Projectmanagers / Project Managers: Claartje Opdam, Sanne Baar Technische productie / Technical Production: Indyvideo, Utrecht; Martin Schrevelius Audiovisuele apparatuur / Audiovisual Equipment: Eidotech, Berlin Installatie / Installation: Landstra & De Vries, Amsterdam
Grafische vormgeving / Graphic Design: Joseph Plateau, Amsterdam Lichtontwerp / Light Design: Theatermachine, Amsterdam (dank aan / with thanks to Stedelijk Museum Amsterdam) Publiciteit en marketing / Publicity and Marketing: Inge Scheijde, Marnix van Wijk Filmprogrammeur / Film Programmer: Anna Abrahams
Met dank aan / EYE wishes to thank William Kentridge; staff William Kentridge Studio: Anne McIlleron, Yoav Dagan, Natalie Dembo, Gavan Eckhart, Janus Fouché, Snezana Marovic, Chris Waldo de Wet; Sabine Theunissen De tentoonstelling en publicatie zijn mede mogelijk gemaakt met financiële steun van / The exhibition and publication were made possible with the financial support of
More Sweetly Play the Dance is gemaakt op uitnodiging en met steun van lichtsicht – Projection Biennale, Bad Rothenfelde en EYE Filmmuseum, Amsterdam More Sweetly Play the Dance has been made in response to an invitation and with support from lichtsicht – Projection Biennale, Bad Rothenfelde and EYE Filmmuseum, Amsterdam
More Sweetly Play the Dance 2015
More Sweetly Play the Dance is de titel van het werk dat William Kentridge maakte op uitnodiging van EYE en de ‘licht sicht – Projection Biennale’ in Bad Rothenfelde (D). Het werk bestaat uit een fries van circa 45 meter breed; een fries van bewegend beeld waarop een eeuwig voortdurende processie te zien is. Een processie van tientallen mensen die aan je voorbij trekken terwijl ze allerhande spullen en objecten met zich mee dragen. Mensen met manden op hun hoofd, met restanten huiswaar in hun armen of enorme hoeveelheden karton en plastic in karren achter zich aanslepend. Maar ook dansende figuren of mensen met beelden van heiligen of politieke helden op lange houten stokken als in een protest mars. Kentridge toont de personages als schaduwfiguren, schaduwen die niet helemaal zwart zijn, maar bij tijd en wijle ook talloze details en kleurschakeringen laten zien. De land schappen die Kentridge in houtskool tekende en animeerde weerspiegelen de mijnbouwwoestenij rond Johannesburg, vol gebroken glas, verbrande grasstoppels en lege bill boards. De processie is een terugkerend thema in het werk van Kentridge, een thema dat volgens hem diep in onze psyche is geworteld. Het beeld van een processie gaat terug tot Plato’s mythe van de grot, antieke friezen, schilderijen uit de Middel eeuwen en Renaissance, maar doen ook denken aan de beelden die dagelijks via de media bij ons binnenkomen van mensen op de vlucht voor honger, oorlog of ziekte. Ook lijken ze te refereren aan beelden van mensen in protest tegen politieke regimes, tegen corruptie en tegen economische uitbuiting. De processie is voor Kentridge een verbeelding van de ‘condition humaine’.
More Sweetly Play The Dance is tegelijkertijd een dodendans, een ‘danse macabre’, als een hoopgevende dans waarin de Zuid-Afrikaanse danseres Dada Masilo, met wie Kentridge ook al in zijn theaterstukken samenwerkte, het middeleeuwse idee vertegenwoordigt dat als men maar furieus genoeg danst, men de dood op afstand kan houden.
HD video-installatie op 8 schermen en 4 megafoons, geluid / Video installation for 8 screens and 4 megaphones, sound Lengte / duration: 14’ Montage / Video editing and construction: Janus Fouche Compositie / Music composition: Johannes Serekeho Muziek uitgevoerd door / Music performed by: the African Immanuel Essemblies Brass Band (under Bishop R.E. Sefatsa) Stemmen / Vocals: Bham Ntabeni, Moses Moeta Percussie / Percussion: Tlale Makhene Geluidsmix / Sound mix: Gavan Eckhart
Kostuumontwerp / Costume design: Greta Goiris Choreografie en dans / Choreography and dance: Dada Masilo Performers: Dada Masilo, Tlale Makhene, Bham Ntabeni, Thato Mothlaolwa, Mncedisi Shabangu, Luc de Wit, Joanna Dudley, Sue Pam-Grant, Lara Adine Lipschitz, Lawrence Maduna, Samson Falowo, Sipho Zungu, Sipho Seroto, Agnes Khunou, Maria Ndlela, Mapho koane Serobanyane, Okechukwu Adinnu, Members of African Immanuel Essemblies Brass Band, Members of First St John Brass Band
More Sweetly Play the Dance is the title of the piece that William Kentridge created at the invitation of EYE and the ‘lichtsicht – Projection Biennale’ in Bad Rothenfelde, Germany. The work consists of a frieze of moving imagery, about 45 metres in length, that depicts a never-ending procession of people passing by as they drag with them all sorts of belongings and objects. People carrying baskets on their heads or assorted household items in their arms, or pulling along huge piles of cardboard and plastic in carts. And also dancing figures holding images of saints or political heroes on long wooden sticks, as though on a protest march. Kentridge shows these figures as silhouettes, as shadows that are not completely dark but, occasionally, reveal countless details and shades of colour. The landscapes, drawn and animated in charcoal by Kentridge, reflect the mining wilderness around Johannesburg, full of broken glass, scorched stubble and empty billboards. The procession is a recurring theme in Kentridge’s work, a theme he says is deeply rooted in our psyche. The image of a procession extends back to Plato’s Allegory of the Cave, to antique friezes, and to medieval and Renaissance paintings. Yet it also reminds us of images that hit us every day through the media of people fleeing from hunger, war or sickness. Moreover, it seems to hint at images of people protesting against political regimes, against corruption and against economic exploitation. For Kentridge, the procession expresses the ‘condition humaine’.
More Sweetly Play The Dance is a dance of death, a ‘danse macabre’, but also a dance of hope in which the South African dancer Dada Masilo, with whom Kentridge has collaborated in his work for the theatre, represents the medieval belief that if people only dance furiously enough, they can keep death at bay.
More Sweetly Play the Dance 2015
Een nieuwe installatie van Kentridge samengesteld uit een aantal grote uitgesneden beelden die dienst deed in de opnames voor het grote fries dat in de volgende zaal te zien is. Het zijn koppen van beroemde historische figuren uit de Romeinse geschiedenis als Cicero, Gaius Mucius Scaevola en Giordano Bruno, maar ook beeltenissen van kopstukken uit de Chinese revolutie. Daarnaast zijn het beelden van typische Kentridge-attributen zoals een typemachine, een vuilniszak en een naaimachine. In deze installatie gebruikt Kentridge een eigen versie van het aloude schaduwspel. In plaats van de werken achter een verlicht scherm te plaatsen en zodoende donkere schaduwen op het doek te creëren, plaatst hij ze vlak voor een verlichte wand waardoor de werken zelf een schaduwbeeld lijken te worden. Kentridge speelt op deze wijze met de idee van Plato’s grot: zijn de schaduwen in Plato’s grot een weerspiegeling van de werkelijkheid of zijn ze de werkelijkheid zelf? Cut-out silhouetten gebruikt tijdens het maakproces van de video installatie More Sweetly Play the Dance (2015) Foamcore, papier, karton, hout
A new installation by Kentridge composed of several big carved images used for the filming of the large frieze on display in the next gallery. They depict not only the heads of famous historical figures from Roman history, among them Cicero, Gaius Mucius Scaevola and Giordano Bruno, but also effigies of leading figures from the Chinese revolution. In addition, they include images of typical Kentridge attributes such as the typewriter, bin bag and sewing machine. In this installation Kentridge applies his own version of the timehonoured shadow game. Instead of placing the figures behind a illuminated screen in order to cast dark shadows on the screen, he places them just in front of a illuminated wall, turning the works themselves into what look like silhouettes. In doing so, Kentridge plays with the idea of Plato’s cave: are the shadows in Plato’s cave a reflection of reality or are they reality itself? Cut-out silhouettes used in making the video installation More Sweetly Play the Dance (2015) Foamcore, paper, cardboard, wood
Other Faces 2011
In zijn serie Drawings for Projection filmt Kentridge zijn eigen houtskooltekeningen terwijl hij deze uitwist en weer over tekent. Laag voor laag wordt de geschiedenis overschreven. Deze techniek illustreert Kentridges ideeën over verander lijkheid: hij beschouwt de wereld eerder als een proces dan als vaststaand feit. Zijn kunst bouwt hij en passant op, vanuit het spontane en niet vanuit de analyse.
Other Faces keert terug naar de fictieve figuur van Soho Eckstein, de industrieel en projectontwikkelaar die als sleutel figuur fungeert in de Drawings for Projection-serie. In deze cyclus van tien films, gemaakt tussen 1989 en 2011, richt Kentridge zich op de tegengestelde kanten van het ‘zelf’, gepersonifieerd in de kapitalist Soho en zijn tegenpool, de ongecorrumpeerde dichter Felix Teitelbaum (beiden overigens met de karakteristieken van Kentridge zelf). Soho Eckstein waart in de film door zijn eigen herinneringen en door een onbestemd Johannesburg, een ondoordringbare stad van verlangen, die meer is dan alleen decor. De stad speelt zelf de hoofdrol, met zijn straten vol verleden, zijn anonieme stadslandschappen met ontheemde mensen, die hier eindelijk een gezicht krijgen. De geschiedenis sijpelt overal doorheen, van burgeroorlogen tot alledaags xenofoob geweld. De mengeling van abstracte en figuratieve, overgetekende beelden toont een wereld die altijd in verandering is, levendig en pluriform, in een voortdurend proces van onttakelen en zichzelf opnieuw uitvinden. Philip Miller, de componist uit Johannesburg die vele malen met Kentridge heeft samengewerkt, componeerde de muziek. Catherine Meyburgh, editor van het grootste deel van Kentridges films en videowerk, sluit met haar montage aan bij de muziekscore. 35mm film overgezet op video Lengte: 9’45” Montage: Catherine Meyburgh Muziek en geluidsontwerp: Philip Miller Stem: Ann Masina, Bham Ntabeni Geluidsmix: Wilbert Schübel, Gavan Eckhart
In his series Drawings for Projection, Kentridge films his own charcoal drawings while he erases and redraws them, rewriting history layer by layer. This technique illustrates Kentridge’s ideas about transience: he views the world more as a process than an established fact. He composes his art en passant, spontaneously rather than analytically.
Other Faces returns to the figure of Soho Eckstein, the industrialist and property developer who acts as a key figure in the Drawings for Projection series. In this cycle of ten films, made between 1989 and 2011, Kentridge focuses on the conflicting sides of the ‘self’, as personified by the capitalist Soho and his opposite, the incorruptible poet Felix Teitelbaum (both of whom, incidentally, bear traits of Kentridge himself). In the film, Soho Eckstein wanders through his own memories and through an indefinable Johannesburg, an impenetrable city of desires that is more than simply a decor. Playing the leading role is the city itself, with its streets full of the past, its anonymous urban landscapes with displaced people finally given a face here. History seeps through into everything, from civil wars to everyday xenophobic violence. The mixture of abstract and figurative redrawn images presents a world always in transition, vibrant and multiform, in a constant process of dismantlement and rediscovery of itself. Philip Miller, the composer from Johannesburg who has worked with Kentridge on numerous occasions, composed the music. Catherine Meyburgh, editor of most of Kentridge’s films and video work, ties in with the musical score with her montage. 35mm film transferred to video Duration: 9’45” Editing: Catherine Meyburgh Music and sound design: Philip Miller Voice: Ann Masina, Bham Ntabeni Sound mix: Wilbert Schübel, Gavan Eckhart
I Am Not Me, the Horse Is Not Mine 2008
De titel van dit werk (‘ik ben ik niet, en het paard is niet van mij’) ontleende Kentridge aan een oud-Russische uitdrukking om bij voorbaat alle schuld en verantwoordelijkheid te ont kennen. Deze absurdistische zin zou zo ontleend kunnen zijn aan de opera De neus die Dimitri Sjostakovitsj in 1928 schreef en baseerde op het korte, gelijknamige verhaal van Nicolaj Gogol uit 1837. In dit verhaal ontdekt een man op een ochtend dat zijn neus weg is. Als hij deze uiteindelijk terugvindt, blijkt zijn neus een hogere ‘rang’ te hebben bereikt en zijn eigenaar niet meer te willen kennen. Het is een satire op de klassen maatschappij ten tijde van het tsaristische Rusland. William Kentridge liet zich voor zijn 8-schermige video-instal latie niet alleen inspireren door het verhaal van Gogol en de opera van Sjostakovitsj (die hijzelf in 2010 zou regisseren voor het Metropolitan Opera House in New York), maar evenzeer door de bijzondere vormentaal die de Russische revolutie sinds 1917 zelf heeft voortgebracht. Utopische kunstwerken en projecten van mensen als El Lissitzky, Vladimir Tatlin en Vladimir Majakovski. Hooggestemde idealen verbeeld en verpakt in slogans, vlaggen, parades en beelden van arbeiders en atleten. Kentridge gebruikt – op de hem kenmerkende wijze – al deze uitingsvormen en beelden als basis voor een overdonderend amalgaan aan bewegend beeld, daarbij gebruikmakend van stopmotion animatie, collages, oud Sovjet filmmateriaal, beelden van hemzelf, absurdistische cut-outs en revolutionaire teksten. Op één scherm is echter enkel de tekst te lezen van het proces uit 1937 tegen de politicus Nicolaj Boecharin die door Stalin van verraad beticht werd en kort na het proces geëxecuteerd zou worden. Voor Kentridge eens te meer een voorbeeld hoe moeilijk, moeizaam en beladen de menselijke geschiedenis voortschrijdt. Voor Kentridge is I Am Not Me, the Horse Is Not Mine een ‘elegie… voor de esthetische vormentaal die in de jaren 30 de kop in is gedrukt, en voor de mogelijkheid dat mensen echt veranderen, iets waar zovelen op hoopten en in geloofden tijdens de revolutie.’
Videoprojectie op 8 schermen, geluid, kleur / 8-channel video projection, sound, colour Lengte / duration: 6’ Montage / Video editor: Catherine Meyburgh Componist / Composer: Philip Miller Animatie-assistenten / Animation assistants: Gerhard Marx, Naomi van Niekerk, Catherine Walker Muziek / Music: Galop Componist / Composer: Philip Miller Ngilahlekelelwe Ikhala Lami Componist / Composer: Philip Miller Muziek en tekst / Music and lyrics: Richard Siluma, Thulani Manana Koor / Choir: Thulani Manana, Abanikazi Bomkhalanga
The Galop Band: Trombone: Dan Selsick Tuba: Billy Middleton Trompet / trumpet: Adam Howard Castrol tin-can gitaar / Castrol tin-can guitar: Ntkozo Zunga Percussie / percussion: Bethuel Mbonani Vocaal leider / vocal leader: Thulani Manaka: Danser / Dancing Figure: Thato Motlhaolwa
Kentridge took the title of this work from an old Russian expression that means to deny all guilt and responsibility in advance. This absurdist sentence could have been borrowed from The Nose, the opera written in 1928 by Dmitri Shostakovich and based on the short story of the same name by Nikolai Gogol from 1837. In this story, a man discovers one morning that his nose is gone. When he eventually finds it again, it turns out that his nose has achieved a higher ‘status’ and no longer wishes to recognize its owner. It is a satire on class society in Tsarist Russia. For his 8-screen video installation, William Kentridge drew inspira tion not only from the story by Gogol and the opera by Shostakovich (which he would direct for the Metropolitan Opera House in New York in 2010), but also from the remarkable visual language generated by the Russian revolution since 1917, in utopian works of art and projects by figures such as El Lissitzky, Vladimir Tatlin and Vladimir Mayakovsky. High-sounding ideals represented and packaged in slogans, flags, parades and images of workers and athletes. In his distinctive way, Kentridge takes all these manifesta tions and images as the basis for an overwhelming amalgam of moving imagery that combines stop-motion animation, collages, old Soviet film material, pictures of himself, absurdist cut-outs and revolutionary texts. All that is visible on one screen is the text from the 1937 process against the politician Nikolai Bukharin, who was accused of treason by Stalin and executed shortly after his trial. For Kentridge, that is but one more example of the difficult, painful and charged advance of human history. For Kentridge, I Am Not Me, the Horse Is Not Mine is ‘an elegy ... for the formal aesthetic language that was crushed in the 1930s and for the possibilities of human transformation that so many hoped for and believed in during the revolution’.