Wijzigingsplan Locatie Laad- en loskade RBT NL.IMRO.01410000.BPW00003-0401-
Vastgesteld
wijzigingsplan
Locatie laaden loskade RBT gemeente Almelo
Vastgesteld
29 januari 2013 projectnummer 80461.02
INHOUD
TOELICHTING
ALGEMEEN
1
1.2
LIGGING VAN HET WIJZIGINGSGEBIED
1
1.3
DE BIJ HET PLAN BEHORENDE STUKKEN
3
1.4
HUIDIGE PLANOLOGISCHE SITUATIE
3
1.5
LEESWIJZER
4
2
DE HUIDIGE SITUATIE
5
2.1
INLEIDING
5
2.2
HISTORIE
5
2.3
RUIMTELIJKE STRUCTUUR
6
2.4
FUNCTIONELE STRUCTUUR
8
2.5
ACTUELE WERKZAAMHEDEN
8
3
BELEIDSKADER
9
3.1
RIJKSBELEID
3.2
PROVINCIAAL BELEID
14
3.3
REGIONAAL BELEID
16
3.4
GEMEENTELIJK BELEID
19
4
MILIEUASPECTEN
9
21
4.1
ALGEMEEN
21
4.2
VORMVRIJE M.E.R.-BEOORDELING
21
4.3
BODEM
23
4.4
LUCHTKWALITEIT
26
4.5
GELUID
28
4.6
BEDRIJVIGHEID
28
4.7
GEUR
30
4.8
FLORA EN FAUNA
30
4.9
ARCHEOLOGIE
33
4.10
EXPLOSIEVENONDERZOEK
34
4.11
VEILIGHEID EN HULPVERLENING
34
4.12
INFRASTRUCTUUR
42
5
WATER
44
5.1
GEMEENTELIJK BELEID
44
5.2
WATERHUISHOUDKUNDIG PLAN
45
6
PLANBESCHRIJVING
50
6.1
INLEIDING
50
6.2
RANDVOORWAARDEN VAN DE WIJZIGINGSBEVOEGDHEID
50
6.3
BEHOEFTEONDERZOEK
51
6.4
STEDENBOUWKUNDIGE VISIE BEDRIJVENTERREIN
52
6.5
TOEKOMSTIGE SITUATIE LAAD- EN LOSKADE
56
RBT |
1.1
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
1
|
INLEIDING
SAB
1
I
7
SAB
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
II
JURIDISCH BESTUURLIJKE ASPECTEN
58
7.1
INLEIDING
58
7.2
JURIDISCHE SYSTEMATIEK
58
7.3
BESCHRIJVING BESTEMMING
59
8
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
61
9
INSPRAAK, VOOROVERLEG EN ZIENSWIJZEN
62
9.1
INSPRAAK
62
9.2
VOOROVERLEG
62
9.3
ZIENSWIJZEN
62
BIJLAGEN
bijlage 1: Regels bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT) bijlage 2: Ecologisch onderzoek bijlage 3: Activiteitenplan bijlage 4: Explosievenonderzoek RBT bijlage 5: Ontheffing Flora- en faunawet bijlage 6: Rapport markstudie XL Business Park Twente bijlage 7: Zienswijzenreactienota wijzigingsplan locatie laad- en loskade
SEPARATE BIJLAGEN
bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT)
1 1
De provincie Overijssel heeft in de Omgevingsvisie Overijssel de wens uitgesproken om
RBT |
een vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie te stimuleren. Voldoende en aantrekkelijke vestigingsmogelijkheden voor de kennisintensieve maakindustrie en het midden en kleinbedrijf zijn daarbij vereist. Daarnaast wil de provincie ook voldoende en goede ruimte bieden aan de vestigingsmogelijkheden van andere typen bedrijvigheid in Overijssel, zoals voor transport, logistiek en zwaardere industrie. Doel daarbij is dat er in Overijssel voldoende vitale werklocaties zijn, die aansluiten bij de voordurend veranderende wensen en eisen van het bedrijfsleven. De ontwikkeling van het regionaal bedrijventerrein Twente (hierna genoemd: bedrijventerrein XL Businesspark Twente) langs de A35 te Almelo moet ruimte bieden aan hoogwaardig en grootschalig bedrijventerrein met een omvang van circa 130 hectare netto uitgeefbaar terrein. Hiervoor is in 2006 het bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein Twente “RBT” door de gemeenteraad van Almelo vastgesteld. In 2007 is het bestemmingsplan goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel en onherroepelijk geworden. Het bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein Twente “RBT” voorziet ter plaatste van een groenstrook aan de zijde van het Twentekanaal in een wijzigingsbevoegdheid voor een laad- en loskade. Middels een wijzigingsbevoegdheid kunnen Burgemeester en wethouders ter plaatse van deze aanduiding een laad- en losplaats en kade mogelijk maken op het moment dat zich bedrijven aandienen voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente die hier gebruik van willen maken. Voorliggend wijzigingsplan voorziet in de planologische kaders voor de laad- en loskade.
1.2
LIGGING VAN HET WIJZIGINGSGEBIED Het wijzigingsgebied betreft het gebied van de beoogde laad- en loskade, aan de oostzijde van het Twentekanaal, ten zuiden van de kern Almelo. Het wijzigingsgebied heeft een oppervlakte van circa 1,2 hectare en ligt in het westen van het RBT (ook wel XL Businesspark Twente genoemd). Momenteel heeft het gebied een landelijk karakter, waarbij het bijna in zijn geheel is begroeid met bomen en bosschage. Ten noorden en ten zuiden van het gebied loopt deze groenstructuur verder door. Ten oosten van het gebied heeft het gebied een agrarisch karakter en aan de westzijde is de zijtak van het Twentekanaal naar Almelo gelegen. In de navolgende afbeeldingen is de globale liggen en begrenzing van het wijzigingsgebied aangegeven. De exacte plangrenzen zijn aangegeven op de verbeelding bij het wijzigingsplan.
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
ALGEMEEN
|
1.1
INLEIDING
SAB
1
SAB
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
2
Globale ligging van het plangebied
Globale begrenzing van het plangebied
bron: Google Earth 2011
bron: Google Earth, 2011
1.3
DE BIJ HET PLAN BEHORENDE STUKKEN Voorliggend wijzigingsplan bestaat uit de volgende onderdelen: regels;
verbeelding;
bijlagen bij het plan.
3 3 RBT |
toelichting;
Op grond van de Wet ruimtelijk ordening worden in het wijzigingsplan, in tegenstelling tot in het geldende bestemmingsplan “RBT” dat onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening valt, de termen ‘verbeelding’ voor de plankaart en ‘regels’ voor de voorschriften gebruikt. In het wijzigingsplan worden de verbeeldingen B en C (milieuzonering) uit het geldende bestemmingsplan gebruikt. Deze verbeeldingen hebben samen met verbeelding A met de bestemmingen en aanduidingen behorende bij het wijzigingsplan, de juridische status als verbeelding. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het wijzigingsplan. De toelichting heeft geen juridisch bindende functie, maar een toelichtende functie
SAB
|
op aspecten van het plan
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
1.4
HUIDIGE PLANOLOGISCHE SITUATIE
Geldend bestemmingsplan Het wijzigingsgebied ligt binnen de grenzen van het geldend bestemmingsplan Regionaal bedrijventerrein Twente “RBT”. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 11 juli 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 20 februari 2007. In dit bestemmingsplan zijn zowel gedetailleerde als globale bestemmingen opgenomen. Voor de gronden die bedoeld zijn voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein en gebieden met belangrijke cultuurhistorische elementen is gekozen voor uit te werken bestemmingen. Het doel van deze bestemmingen is het flexibel omgaan met de gefaseerde aanleg van het terrein in relatie tot de looptijd van het project. De uit te werken bestemmingen voor het bedrijventerrein worden in verschillende fasen uitgewerkt.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan
Wijzigingsbevoegdheid Het wijzigingsgebied heeft conform het vigerend bestemmingsplan de bestemming ‘Groenvoorzieningen I’. Onder deze bestemming vallen alle te handhaven groenvoorzieningen. Voor zover mogelijk zijn de waardevolle landschappelijke elementen in het RBT positief bestemd. Door middel van de voorschriften worden ze vastgelegd in het plan en beschermd. Binnen deze bestemming is aan de zijde van het Twentekanaal een aanduiding “laad- en loskade toegestaan” opgenomen. Middels een wijzigingsbevoegdheid kunnen Burgemeester en wethouders ter plaatse van deze aanduiding een laad- en losplaats en kade moge-
lijk maken. Het wijzigingsgebied betreft het gehele gebied waarop deze wijzigingsbevoegdheid is gelegen. Na wijziging van de bestemming ‘Groenvoorzieningen I’ in ‘Vaarweg’, zijn deze gronden 4
bestemd voor een vaarweg, laad- en loskade, verhardingen en daarbij behorende bouw-
SAB
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
werken. Daarbij zijn de volgende regels van toepassing:
de loskade moet buiten de doorgaande oeverlijn van het kanaal liggen;
de breedte van de inkassing/vaarweg dient 16,4 meter te bedragen;
er dient ruimte langs de vaarweg vrijgehouden te worden voor de bereikbaarheid van hulpdiensten bij onverhoopte calamiteiten en voor het verrichten van onderhoudswerkzaamheden en inspecties.
Voorliggend wijzigingsplan voorziet in de wijzigingsbevoegdheid en maakt zodoende een laad- en losplaats en kade met de daarbij behorende voorzieningen mogelijk.
1.5
LEESWIJZER De toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk 1 wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op de relevante beleidsthema’s. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de milieuaspecten behandeld, zoals de kwaliteit van de bodem, luchtkwaliteit, geluid en bedrijvigheid. Hoofdstuk 5 gaat in op het aspect water. In hoofdstuk 6 wordt de toekomstige situatie beschreven. Vervolgens vormt hoofdstuk 7 de toelichting van het juridische gedeelte van dit plan. Tot slot komen de economische uitvoerbaarheid en de resultaten van de planologische procedure aan bod in respectievelijk hoofdstuk 8 en 9
5 5
In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie beschreven van het wijzigingsgebied en de
RBT |
omgeving. Hierbij wordt inzicht gegeven in de ontstaansgeschiedenis, de bestaande ruimtelijke en functionele structuren. Tot slot worden de actuele werkzaamheden op het gehele bedrijventerrein XL Businesspark Twente beschreven.
2.2 2.2.1
HISTORIE
Ontstaansgeschiedenis en bodemgesteldheid Het wijzigingsgebied en het gehele bedrijventerrein XL Businesspark Twente vertoont nog resten van het oorspronkelijke kampenlandschap. Dit is ontstaan door kleinschalige ontginning van akkertjes en het gebruik van omringende gronden voor het weiden van vee. Kenmerkend zijn de kleine essen. Het bedrijventerrein XL Businesspark Twente laat zich kenmerken als een kleinschalige verkaveling waarin essen, houtwallen, bosjes, laagten en boerenbedrijven elkaar afwisselen. In vergelijking met andere gebieden in Twente met een dergelijke kleinschalig kampenlandschap is het gebied een van de ‘minst’ waardevolle gebieden. Het microreliëf in het wijzigingsgebied varieert tussen de 9.50 m+ NAP en de 11.00 m+ NAP.
2.2.2
Archeologie en cultuurhistorie Navolgend figuur is een bodemkaart van het wijzigingsgebied en het omliggende gebied. De hoge zwarte enkeerdgronden corresponderen met de gebieden waarvan de mogelijke trefkans voor het aantreffen van archeologische resten in de bodem het hoogst is. Op verschillende plaatsen (met name langs de Pastoor Ossestraat) is sprake van een middelhoge tot hoge trefkans. Aan de grillige verkaveling kan afgelezen worden hoe het gebied werd ontgonnen en in cultuur gebracht. Langs de kavelgrenzen kwamen doorgaans houtwallen voor en de erven werden omzoomd door erfbosjes van vooral eiken. Het hoevenlandschap liep vroeger door in westelijke richting. Door het graven van het Twentekanaal, in de jaren 30 van de twintigste eeuw, werd het gebied doorsneden. Ten westen van het huidige kanaal kent het gebied een veel rechtlijniger verkaveling, terwijl het gebied voor het bedrijventerrein meer van zijn oorspronkelijke vorm heeft behouden. Het wijzigingsgebied heeft de eigenschappen van een beekeerdgrond. Direct aan de zuidzijde van het wijzigingsgebied zijn hoge zwarte enkeerdgronden gelegen. Hier geldt dan ook een hoge archeologische verwachtingswaarde. In het wijzigingsgebied is dit niet het geval.
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
INLEIDING
|
2.1
D E H U I D I G E S I T U AT I E
SAB
2
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
6
bron: bestemmingsplan Regionaal bedrijventerrein Twente (RBT)
SAB
|
Bodemkaart
2.3 2.3.1
RUIMTELIJKE STRUCTUUR
Verkeersstructuur Het bedrijventerrein XL Businesspark Twente wordt vanaf het rijkswegennet ontsloten via de afrit van de A35 en de Pastoor Ossestraat. In de huidige situatie is de Pastoor Ossestraat de belangrijkste ontsluitingsweg van het bedrijventerrein. Dit is de doorgaande weg van Bornerbroek naar Almelo. Het wijzigingsgebied wordt aan de noordzijde ontsloten door de Columbus. Het wijzigingsgebied is niet toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer. Direct ten noorden van het wijzigingsgebied gaat de Columbus het Twentekanaal over. Langs de oever van de Twentekanaal loopt een pad. Ook hier is gemotoriseerd verkeer niet toegestaan. Navolgende afbeelding kijkt uit over het Twentekanaal vanaf de A35. Hierbij is ook de Columbus te zien, die over het Twentekanaal heen gaat.
Zicht over het Twentekanaal vanaf de A35
bron: Google Earth, 2011
2.3.2
Waterstructuur Oppervlaktewater
uiteindelijk af op het Twentekanaal.
Grondwater Uit de grondwaterkaart van Nederland blijkt dat binnen het gehele bedrijventerrein XL Businesspark Twente deels op minder dan 10 m beneden maaiveld een tertiaire kleilaag voorkomt. De diepte van deze laag neemt in westelijke richting toe, tot meer dan 20 m beneden maaiveld in en nabij het wijzigingsgebied. Vanaf maaiveld, tot aan de tertiaire laag bestaat de grond uit matig tot goed doorlatend zand. Op basis van de bodemopbouw is deze ingedeeld in een aantal goed doorlatende lagen, de watervoerende pakketten en een aantal slecht doorlatende lagen, de scheidende lagen. In een watervoerend pakket is de grondwaterstroom overwegend horizontaal en in een scheidende laag overwegend verticaal. Het grondwater stroomt volgens de toelichting van het vigerend bestemmingsplan “RBT”, indien dit niet wordt beïnvloed door sloten of grondwateronttrekkingen, in westelijke richting. De waterhuishoudkundige situatie wordt aan de hand van het waterhuishoudkundig plan verder beschreven in hoofdstuk 5.
2.3.3
Natuur en landschap In, maar met name rondom, het wijzigingsgebied zijn restanten van het landschapstype “kampenontginningen met essen” herkenbaar. Ten opzichte van de natuurwaarden in overig Twente heeft dit gebied in de loop der jaren al veel van haar oorspronkelijke natuurwaarden verloren. In het wijzigingsgebied bevindt zich, langs het Twentekanaal, een doorgaande bomenrij. Deze bomenrij wordt door vleermuizen gebruikt als vliegroute. Zodoende is deze bomenrij van belangrijke ecologische waarde.
2.3.4
Transportleidingen en straalverbinding Over het bedrijventerrein XL Businesspark Twente loopt een aantal bestaande gastransportleidingen. Zowel de regionale als de hoofdtransportleidingen worden verlegd naar de teen van het talud van de A35. Hiermee worden de veiligheidsafstanden tot de leidingen zoveel mogelijk buiten het bedrijventerrein geplaatst en in ieder geval buiten het wijzigingsgebied. Langs de zijtak van het Twentekanaal loopt een laagvliegroute. Dit kan beperkingen opleveren voor bijvoorbeeld hoge bouwwerken als windmolens. Daarbij dient opgemerkt te worden dat wordt gemeten vanaf het peil in Enschede. Dit peil ligt precies 30 meter hoger dan het peil in Almelo voor het wijzigingsgebied.
RBT |
te, watert (via de Bornebroekse waterleiding, het toekomstige tracé van de doorbraak)
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
Het gehele wijzigingsgebied, alsmede het gehele bedrijventerrein XL Businesspark Twen-
7 7
|
nabij het wijzigingsgebied diverse waterlopen gelegen.
SAB
Direct ten westen van het wijzigingsgebied stroomt het Twentekanaal. Daarnaast zijn
2.4 2.4.1 8
FUNCTIONELE STRUCTUUR
Bedrijven Onder andere direct ten zuiden van het wijzigingsgebied zijn bestaande bedrijven gele-
SAB
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
gen. De agrarische bedrijvigheid op het bedrijventerrein wordt beëindigd. De woonbebouwing en bedrijfsbebouwing die ten dienste staan van de agrarische bedrijvigheid worden te zijner tijd geamoveerd.
2.5
ACTUELE WERKZAAMHEDEN De ontwikkeling van de 1e tranche is momenteel in volle gang. Diverse bedrijven hebben zich inmiddels op het bedrijventerrein gevestigd of treffen de voorbereidingen daarvoor. De hoofdontsluiting (hoofdas) is deels gerealiseerd en het viaduct over de Pastoor Ossestraat is eveneens gerealiseerd. Daarnaast wordt ook de ontwikkeling van tranche 3A opgestart.
3
BELEIDSKADER Dit wijzigingsplan betreft de realisatie van de laad- en loskade van het bedrijventerrein
bestemmingsplan reeds getoetst aan het ruimtelijk beleid. Voor een uitgebreide onderbouwing van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente wordt verwezen naar het bestemmingsplan “RBT”. In dit wijzigingsplan is volstaan met een korte samenvatting van het vigerend ruimtelijk beleid.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Algemeen Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig gebleken omdat de verschillende beleidsnota’s op het gebied van ruimte en mobiliteit gedateerd zijn door nieu-
|
3.1.1
RIJKSBELEID
we politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis,
SAB
3.1
9 9 RBT |
de planologische basis. De ontwikkeling van het bedrijventerrein is in het kader van dit
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
XL Businesspark Twente. Het geldend bestemmingsplan “RBT” uit 2006 vormt hiervoor
klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De visie is vernieuwend in de zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De structuurvisie vervangt daarvoor de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De Structuurvisie Nationaal Waterplan blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan. In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn). De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar&veilig”. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De drie hoofddoelstellingen en 13 nationale belangen zijn:
Concurrerend = Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd:
Nationaal belang 1: een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren;
Nationaal belang 2: Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
Nationaal belang 3: Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
Nationaal belang 4: Efficiënt gebruik van de ondergrond;
Bereikbaar = Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd:
10
Nationaal belang 5: Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandver-
SAB
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
bindingen;
Nationaal belang 6: Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarweg;
Nationaal belang 7: Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
Leefbaar & veilig = Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn:
Nationaal belang 8: Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s;
Nationaal belang 9: Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
Nationaal belang 10: Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
Nationaal belang 11: Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
Nationaal belang 12: Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
De rijksverantwoordelijkheid voor het systeem van goede ruimtelijke ordening is zonder hoofddoelstelling, als afzonderlijk belang opgenomen: Nationaal belang 13: Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen. De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Voor alle nationale opgaven worden rijksinstrumenten ingezet, waarbij financiering slechts één van de instrumenten is. Ook decentrale overheden en marktpartijen dragen bij aan de realisatie van nationale opgaven.
Hoofdstructuur Op de ruimtelijk hoofdstructuurkaart is Netwerkstad Twente aangeduid als stedelijke regio met topsectoren, de regio valt daarmee dan ook onder het nationaal belang. De ambitie voor de regio is om een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat te bewerkstelligen met een concentratie van topsectoren.
Ruimtelijke reservering Twentekanaal Voor de binnenvaart heeft het Rijk de ambitie om een vlot, betrouwbaar rijksvaarwegennetwerk te realiseren, waarbij gestreefd wordt naar een wachttijd van maximaal 30 minuten voor schepen bij sluizen en bruggen. Dit betekent dat het Rijk bij het beheer en onderhoud van het rijksvaarwegennetwerk prioriteit geeft aan de belangrijkste achterlandverbindingen (maatregelen bij sluizen en bruggen en voor betere bevaarbaarheid). In de structuurvisie is voor het Twentekanaal een ruimtelijke reservering opgenomen voor een toekomstige aanpassing van het vaarwegprofiel. De inrichting van de laad- en loskade en de gevolgen van de ruimtelijke reservering zullen met Rijkswaterstaat worden besproken.
SAB
|
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
11 11
Ruimtelijke reservering aanpassing vaarwegprofiel
SER-ladder Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de ‘SER-ladder’). Achtergrondinformatie: De SER (Sociaal Economische Raad) introduceerde de ladder in 1999. Voor het inpassen van de ruimtebehoeften voor de functies wonen, bedrijvigheid en infrastructuur stelde de SER voor de volgende ladder als denkmodel te hanteren:
Gebruik de ruimte die reeds beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden.
Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen.
Indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt, is de optie van uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde. Daarbij dienen de verschillende relevante waarden en belangen goed te worden afgewogen in een gebiedsgerichte aanpak. Door een zorgvuldige keuze van de locatie van ‘rode’ functies en door investeringen in kwaliteitsverbetering van de omliggende groene ruimte moet worden verzekerd dat het meerdere ruimtegebruik voor wonen, bedrijventerreinen of infrastructuur de kwaliteit van natuur en landschap respecteert en
In de waar SVIRmogelijk wordt de SER-ladder als volgt geconcretiseerd: versterkt.
De ladder voor duurzame verstedelijking werkt met de volgende opeenvolgende stappen (‘de treden van de ladder’):
Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouw-
12
locaties en andere stedelijke voorzieningen. Naast de kwantitatieve beoordeling (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve vraag (bij-
RBT |
voorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
|
woonmilieu) op regionale schaal;
aanleg van een laad- en loskade. Het bedrijventerrein en de toekomstige laad- en loska-
Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
Indien herstructurering of transformatie van bestaand bebouwd gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of deze vraag op locaties kan worden ontwikkeld die passend multimodaal ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Toets SER-ladder
SAB
Dit wijzigingsplan voorziet in de uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein voor de de voorzien samen in een regionale vraag naar grote bedrijfskavels. Deze behoefte wordt aangetoond in de visie bedrijventerreinen Netwerkstad Twente 2011 (zie paragraaf 3.3.2). De uitbreiding van het bedrijventerrein ligt aan het Twentekanaal en aan het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein XL Businesspark Twente en voldoet daarmee aan de eis om verstedelijking binnen bestaand stedelijk gebied plaats te laten vinden. Met dit wijzigingsplan krijgt het bedrijventerrein de mogelijkheid om naast vervoer over de weg ook via het water ontsloten te worden, de ligging aan het Twentekanaal en de A35 en de nabijheid van de A-1 maken deze locatie daarvoor zeer geschikt. Het plangebeid ligt in een stedelijke regio van nationaal belang. De uitbreiding van het bedrijventerrein ten behoeve van een multimodale ontsluiting sluit aan bij de ambitie van het rijk voor een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s (inclusief de achterlandverbindingen) en bij een betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarweg.
3.1.2
Besluit algemene regels omgevingsrecht Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte). De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden
op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken
werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens treden regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden op een nader te bepalen tijdstip in werking. In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onelektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire
|
waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van
SAB
derwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de
13 13 RBT |
geacht direct of indirect, dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie, door te
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden
de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen. Dit deel van het besluit is momenteel alleen nog in ontwerp gereed. Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte; deze zal in het eerste kwartaal van 2012 worden vastgesteld. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Richtlijn Vaarwegen 2011 De Richtlijn Vaarwegen 2008 van Rijkswaterstaat beschrijft de normen voor de afmeting en vormgeving van de vaarwegen in Nederland, inclusief sluizen, bruggen en binnenhavens. De Richtlijn beschrijft welke ruimte een vaartuig nodig heeft om te kunnen varen en manoeuvreren en welke ruimte in een bocht vrij moet blijven van begroeiing en bebouwing. Door vaarwegen volgens dezelfde richtlijnen te ontwerpen, ontstaat een beter samenhangend vaarwegennetwerk en een veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer. De Richtlijn heeft geen wettelijke status maar kan wel beschouwd worden als afwegingskader voor vaarwegbeheerders van vaarwegen om te komen tot technisch en nautisch verantwoorde en optimale oplossingen als het gaat om vaarwegen en de daarbij behorende voorzieningen. Vaarwegbeheerders hebben de mogelijkheid om in specifieke situaties van de richtlijnen af te wijken, zolang afwijkingen goed gemotiveerd worden en de vaarweggebruiker goed informeert wordt. Rijkswaterstaat is de vaarwegbeheerder van het Twentekanaal, zij zal in dit geval het ontwerp van de laad – en loskade toetsen aan de Richtlijn.
CEMT-klasse De richtlijn geldt voor vaarwegen tot en met CEMT-klasse V. De CEMT-klasse is een Europese indeling van de vaarwegen in West-Europa. De indeling is bepaald door de Conférence Européenne des Ministres de Transport (vandaar de term CEMT-klasse). Per 14
klasse zijn de maximale afmetingen van het schip vastgelegd. Hiermee wordt meteen duidelijk welke bruggen al dan niet ondervaarbaar zijn en kanalen en rivieren al dan niet
RBT |
bevaarbaar zijn vanwege diepgang en manoeuvreerbaarheid. Het Twentekanaal is een CEMT-klasse IV vaarweg bedoeld voor schepen van maximaal 85 meter lang met een
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
laadvermogen van maximaal 1500 ton. Op de kaart op de volgende pagina zijn de hoofdvaarwegen van Nederland te zien met de daarbij behorende klasse-indeling. De aftakking
SAB
|
van het Twentekanaal richting Almelo is rood omcirkeld.
Vaarwegen CEMT-klasse II en hoger in Nederland (bron: CBS en AVV, 2003)
3.2 3.2.1
PROVINCIAAL BELEID
Omgevingsvisie Overijssel 2009 De omgevingsvisie is op 1 juli 2009 vastgesteld. In de omgevingsvisie worden het provinciaal belang en het beleid voor de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel uiteengezet. De omgevingsvisie heeft de status van structuurvisie, Regionaal Waterplan, Milieubeleidsplan, Provinciaal verkeer- en vervoersplan en Bodemvisie. De omgevingsvisie bevat de visie, beleidskeuzes en de uitvoeringsstrategie op het hele ruimtelijk-fysieke domein en is opgesteld met een doorkijk tot 2030. De hoofdambitie van de provincie is om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi en vitaal landschap (ruimtelijke kwaliteit). De centrale beleidsambitie hierbij is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag
op de beschikbare natuurlijke voorraden (duurzaamheid). De provincie heeft deze ambities vertaald in generieke beleidskeuzes en ontwikkelingsperspectieven, om haar beleiden kwaliteitsambities te realiseren. Deze generieke beleidskeuzes en ontwikkelingsper-
ging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door naast bescherming in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. In de omgevingsvisie is de SER-ladder als sturingscriterium gebruikt. De provincie Overijssel wil het aandeel goederenvervoer per spoor en per water vergroten, om de congestie op de hoofdinfrastructuur voor autoverkeer te beperken. Ten aanzien van het goederenvervoer over water profiteren ook havens en overslagpunten van deze groeiende vervoerstromen naar regionale overslagcentra. Daarbij bepleit de provincie een grotere diepgang van de binnenhavens in Twente, om de bereikbaarheid moeten worden versterkt in samenhang met de ontwikkeling en herstructurering van
|
bedrijventerreinen langs het water.
SAB
van overslagvoorzieningen te verbeteren. De bereikbaarheid van deze locaties zal daarbij
RBT |
Duurzaamheid wil de provincie realiseren door een transparante en evenwichtige afwe-
15 15
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
spectieven dienen bij te dragen aan duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.
Voor het wijzigingsgebied geldt het ontwikkelingsperspectief ‘bedrijventerrein’. Dit betreffen bestaande bedrijventerreinen en harde plannen voor bedrijventerreinen.
Uitsnede van de Omgevingsvisiekaart
bron: provincie Overijssel, 2011
In de Omgevingsvisie wordt geconcludeerd dat voor de periode 2010 - 2020, op basis van de nu geldende inzichten, behoefte bestaat aan circa 1.315 hectare netto nieuw bedrijfsterrein in de provincie. Een deel van die behoefte kan worden gevonden via de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen. De ruimtewinst die daarmee kan worden behaald is geraamd op circa 195 hectare. De netto behoefte aan nieuwe terreinen komt daardoor uit op ongeveer 1.120 hectare. In totaal gaat het in de provincie om ongeveer 810 hectare aan harde plannen en circa 400 hectare aan pijplijnplannen. Daarnaast is bij de provincie nog circa 605 hectare aan overige gemeentelijke planvorming bekend.
Toets plan Het gehele bedrijventerrein XL Businesspark Twente is in de Omgevingsvisie als hard plan (‘bestaand bedrijventerrein’) aangegeven. De voorgenomen ontwikkeling van het
bedrijventerrein XL Businesspark Twente, met de laad- en loskade als onderdeel daarvan, is in lijn met het beleid uit de Omgevingsvisie doordat het bedrijventerrein XL Businesspark Twente voorziet in de behoefte aan ruimte voor nieuwe bedrijventerreinen in Overijssel. Dit is reeds planologisch onderbouwd in het kader van het geldende bestemmings16
plan Regionaal Bedrijventerrein Twente “RBT”. De komst van een laad- en loskade zal naar verwachting een positieve invloed hebben op de komst van havengebonden bedrij-
Hiermee staat de locatie van het bedrijventerrein, alsmede de omvang, niet meer ter discussie. Een laad- en loskade past daarbij binnen het karakter van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente.
3.2.2
Omgevingsverordening De Omgevingsverordening is een provinciale verordening als bedoeld in artikel 4.1 Wro. De Omgevingsverordening is een uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie en is opgesteld in de vorm van voorschriften. In veel voorschriften is gekozen voor proces- en motiveringsvereisten. In de Omgevingsverordening moet elk inhoudelijk thema geregeld zijn, waar de provincie de mogelijkheid op wil hebben om juridische instrumenten in te kunnen zetten. Het inzetten van juridische instrumenten vindt plaats op basis van de
SAB
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
vigheid op het gehele bedrijventerrein.
interventieladder. Het beleid is erop gericht dat geen aanleg van nieuw bedrijventerrein mag plaatsvinden als op bestaande terreinen nog voldoende ruimte beschikbaar is of naar verwachting door optimalisering van de bouw- en gebruiksmogelijkheden en herstructurering beschikbaar zal komen. In titel 2.1 is verder bepaald dat gemeenten uitsluitend mogen voorzien in de lokale behoefte aan bedrijventerrein. Een uitzondering daarop wordt onder andere gemaakt voor stedelijke netwerken die mogen voorzien in een bovenregionale behoefte. Almelo maakt onderdeel uit van een dergelijk stedelijk netwerk. Het bedrijventerrein XL Businesspark Twente voorziet in een bovenregionale behoefte.
Toets plan De Omgevingsverordening is niet direct van toepassing voor het aantonen van de haalbaarheid van voorliggend wijzigingsplan. De haalbaarheid, waaronder proces- en motiveringsvereisten, is reeds aangetoond in het geldende bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein Twente “RBT”. Het bedrijventerrein XL Businesspark Twente is in de Omgevingsvisie in zijn geheel als ‘bestaand bedrijventerrein’ en daarmee als ‘hard plan’ aangegeven. Het bedrijventerrein is daarnaast gelegen buiten de EHS en andere aandachtsgebieden, waardoor de plannen in lijn liggen met de provinciale verordening.
3.3 3.3.1
REGIONAAL BELEID
Regionaal economisch ontwikkelingsplan Twente Als grootstedelijke regio met circa 620.000 inwoners wil Twente de komende jaren de economische groei verder stimuleren, de werkloosheid terugdringen en de economie
structuurbestendiger maken. Het dagelijks bestuur van Regio Twente heeft daarom voor de periode 2005-2010 een Regionaal Economisch Ontwikkelingsplan (REOP) opgesteld in nauwe samenwerking met: de provincie Overijssel;
het ministerie van Economische Zaken / regio Oost;
de Kamer van Koophandel Veluwe-Twente;
de Ontwikkelingsmaatschappij Oost NV.
Al gedurende een aantal jaren kampen de Twentse gemeenten met een chronisch tekort aan uitgeefbaar bedrijventerrein. Het probleem is min of meer ontstaan doordat in de jaren negentig van de afgelopen eeuw ten gevolge van de voorspoedige economische groei sprake is geweest van forse uitgiftes op Twentse bedrijventerreinen. Hierdoor slonk de voorraadpositie sneller dan verwacht en ontstond eerder de vraag naar nieuw bedrijventerrein. Mede door de ruimtenood binnen de eigen gemeente hebben Enschede, Hengelo, Almelo naal bedrijventerrein uitgewerkt. Ook wordt het bedrijventerrein XL Businesspark Twente
|
meer en meer als een “Unique Selling Point” gezien, hetgeen de regionale concurrentie-
SAB
en Borne – in samenwerking met de provincie Overijssel - het plan voor een groot regio-
positie van Twente kan versterken. De recente economische recessie heeft de druk daarbij wat van de ketel gehaald. Echter bij een aantrekkende economie kan de regio de vraag naar bedrijventerreinen onvoldoende bedienen. Zodoende is het van belang dat de overheden zich gezamenlijk inzetten om de situatie te verbeteren.
Toets plan De ontwikkeling van het RBT langs de A35 te Almelo moet ruimte bieden aan circa 130 hectare netto hoogwaardig en grootschalig bedrijventerrein voor de bedrijvigheid. Hiervoor is in 2006 het bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein Twente “RBT” door de gemeenteraad van Almelo vastgesteld. Dit wijzigingsplan voorziet in de komst van een laad- en loskade op het bedrijventerrein XL Businesspark Twente.
3.3.2
17 17 RBT |
de 14 Twentse gemeenten;
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
Visie bedrijventerreinen Netwerkstad Twente 2011 De visie bedrijventerreinen Netwerkstad Twente 2011 is door de gezamenlijke gemeenten (Almelo, Borne, Enschede, Hengelo en Oldenzaal) in de netwerkstad opgesteld en vormt een analyse van de vraag en het potentiële aanbod aan bedrijventerreinen voor de periode 2010-2030 voor de Netwerkstad. Uit de analyse blijkt dat voor de genoemde periode er een grote vraag is naar bedrijventerreinen voor transport, logistiek en distributie en dat deze behoefte het grootste is in de gemeenten Almelo, Oldenzaal en Enschede. Ook na 2020 wordt nog in Almelo en Oldenzaal ruimtevraag verwacht, terwijl voor de overige gemeenten dit vanaf die tijd niet meer het geval zal zijn. Hiermee is niet gezegd dat in de andere gemeenten geen nieuwe bedrijvigheid na 2020 ontstaat, maar op basis van de scenario’s wordt tussen 2020 en 2030 geen substantiële groei verwacht van de ruimtevraag naar bedrijventerreinen.
Toets plan Voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente wordt in de visie gesteld dat het bedrijventerrein een bijzondere positie in Netwerkstad Twente inneemt. Het bedrijventer-
reinkan uitstekend de toekomstige ruimtevraag accommoderen voor met name bovenregionale bedrijvigheid met een ruimtebehoefte van meer dan 2 hectare.
3.3.3
Binnenhavenvisie Twente
18
SAB
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
De Binnenhavenvisie Twente is een gezamenlijke uitgave van Regio Twente en ECORYS Nederland BV en is in juni 2008 verschenen. De Binnenhavenvisie Twente is tot stand gekomen in samenwerking met de gemeenten Almelo, Enschede, Hengelo, Hof van Twente en Twenterand, de provincie Overijssel, Rijkswaterstaat Oost-Nederland, Kamer van Koophandel Veluwe en Twente en de werkgroep Twentekanalen. Ten aanzien van het bedrijventerrein XL Businesspark geeft de visie aan dat het bedrijventerrein is opgezet om grootschalige bedrijvigheid een plek te geven in de regio Twente. Het regionale bedrijventerrein ligt ten zuiden van Almelo aan de zijtak van het Twentekanaal en een directe aansluiting op de A35. Dit biedt de mogelijkheid tot het ontwikkelen van een openbare laad- en loskade. Het is de bedoeling dat deze kade enkel gebruikt gaat worden door bedrijven die op het bedrijventerrein XL Businesspark gevestigd zijn. De ontwikkeling van de kade hangt dan ook nauw samen met de vestiging van havengebonden bedrijvigheid op het terrein. Het openbare karakter van de kade is belangrijk, zodat de bedrijven op het terrein gebruik kunnen maken van vervoer over water. Het uitgeven van kade aan bedrijven is vooralsnog geen optie.
Toets plan Dit wijzigingsplan voorziet in een laad- en loskade met een openbaar karakter. De kader voldoet zodoende aan de kenmerken zoals deze in de Binnenhavenvisie Twente worden omschreven. De ontwikkeling van de kade staat daarbij niet los van de vestiging van havengebonden bedrijvigheid op het gehele bedrijventerrein XL Businesspark.
GEMEENTELIJK BELEID
Masterplan Almelo, 11 oktober 2004
Een kwaliteit van Almelo is de regionaal-functionele kwaliteit. Van oudsher zijn de omliggende dorpen en kernen voor de niet-dagelijkse voorzieningen op Almelo aangewezen. Deze regiofunctie wil Almelo vasthouden. Daarnaast is de samenwerking met Enschede, Hengelo en Borne in de Netwerkstad Twente van groot belang. Dit geldt evenzeer voor de samenwerking in de Regio Twente. Een van de belangrijke zaken die Almelo in deze samenwerkingsverbanden kan inbrengen is ruimte. Binnen de gemeente Almelo is voldoende ruimte om stedelijke functies voor de hele regio te herbergen, bijvoorbeeld voor het Regionaal Bedrijventerrein Twente. Dat is van belang aangezien de ‘Ecologische Hoofdstructuur’ de groeimogelijkheden in de zuidflank van de Netwerkstad Twente beperkt. Van de functies die Almelo kan herbergen zijn werken en wonen het belangrijkst. In het Masterplan wordt voorzien in 280 hectare tot 2030, gedifferentieerd naar verschillende typen. Het bedrijventerrein XL Businesspark zal voorzien in circa 143 hectare voor zowel industrie, schone productie als transport en distributie.
Toets plan Het bedrijventerrein XL Businesspark is ook in het gemeentelijk beleid reeds geaccordeerd. Het bedrijventerrein vormt de locatie voor de ruimtevraag van grootschalige bedrijvigheid uit de regio. Het gaat hierbij met name om grootschalige bedrijvigheid, transport en distributie. De komst van een laad- en loskade verbeterd daarbij de faciliteiten voor grootschalige bedrijvigheid, gericht op transport en distributie.
Milieubeleidsplan Almelo (2002) Almelo wil een duurzame stedelijke ontwikkeling bevorderen. Dit is omschreven als 'het ordenen, inrichten en beheren van de leefomgeving op een ecologische verantwoorde wijze, zodat de huidige maar ook de komende generatie, daar graag willen en kunnen leven'.
Toets plan De duurzame stedelijke ontwikkeling van het bedrijventerrein XL Businesspark wordt gewaarborgd door de basisprincipes het stedenbouwkundig plan. Dit is nader beschreven in hoofdstuk 6.
Bomenverordening Op grond van de bomenverordening van de gemeente Almelo is het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstand van het bevoegd gezag te vellen of te doen vellen:
monumentale houtopstand;
bijzondere houtopstand;
structurele houtopstand;
gemeentelijke houtopstand waarvan de stamdoorsnede op 1.30 meter boven het maaiveld meer is dan 30 cm en dunnere gemeentelijke houtopstand die deel uitmaakt van een groep of rij van minimaal 6 bomen.
RBT |
welke structuren de stad zich wil ontwikkelen.
19 19
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
voor afzonderlijke plannen. Het laat de samenhang tussen die plannen zien en langs
|
Het Masterplan Almelo is in oktober 2004 vastgesteld. Dit Masterplan is een raamwerk
SAB
3.4
Burgemeester en wethouders wijzen monumentale en bijzondere houtopstand aan en registreren die op een lijst met monumentale en bijzondere houtopstand. Burgemeester en wethouders wijzen structurele houtopstand aan en registreren die op een kaart met 20
structurele houtopstand.
SAB
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
Toetsing vindt plaats bij de omgevingsvergunningaanvraag voor de realisatie van het plan. In het bomenstructuurplan zijn overigens geen maatregelen voorgesteld. Het betreft een bedrijventerrein dat in ontwikkeling is. Overigens bevat het geldend bestemmingsplan “RBT” een regeling voor de bescherming van de voor dat bestemmingsplan geïnventariseerde waardevolle bomen op het bedrijventerrein. Op grond van deze regeling geldt een verbod voor het bouwen binnen een afstand van 2 meter van de maximale kruinprojectie. De voor het bestemmingsplan “RBT” geïnventariseerde waardevolle bomen zijn aangegeven op plankaart D van het geldend bestemmingsplan. Op basis van deze plankaart kan geconcludeerd worden dat binnen het wijzigingsgebied geen waardevolle bomen aanwezig zijn.
Toets plan Het vigerend bestemmingsplan biedt een beschermingsregeling voor waardevolle bomen in het plangebied. Toetsing aan de bomenverordening vindt plaats bij de omgevingsvergunningaanvraag voor het kappen van bomen. Vanuit het bomenstructuurplan gelden verder geen maatregelen voor het plan.
moederplan onderzoek verricht naar diverse milieuaspecten. Voor de milieuaspecten waar voor dit wijzigingsplan wordt aangesloten bij de onderzoeken en conclusies zoals deze in het moederplan zijn gesteld, wordt verwezen naar het moederplan (bestemmingsplan “RBT”).
4.2 4.2.1
VORMVRIJE M.E.R.-BEOORDELING
Wettelijk kader Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan de m.e.r.procedure moet worden doorlopen. Bij het Besluit m.e.r. zit een bijlage, die uit vier onderdelen bestaat; de onderdelen A, B, C en D. Om te beoordelen of er een m.e.r.-procedure nodig is, zijn vooral de onderdelen C en D van belang. Onderdeel C bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het doorlopen van een m.e.r. verplicht is. Onderdeel D bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.-beoordeling verplicht is. In de onderdelen C en D worden per activiteit de drempelwaarden beschreven. Deze worden uitgedrukt in aantallen, grootte, lengtes of oppervlakten. De laad- en loskade wordt als activiteit genoemd in onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r.1. De laad- en loskade kan worden aangemerkt als faciliteit voor de overlading tussen vervoerswijzen, als bedoeld in categorie D-2.1. De relevante drempelwaarde bij deze categorie is dat de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 25 hectare of meer. De laad- en loskade heeft een oppervlakte van circa 1,2 hectare. Deze ligt ruim onder de gestelde drempelwaarde van 25 hectare of meer. De drempelwaarden in onderdeel D van het Besluit m.e.r. zijn echter indicatieve waarden (zie artikel 2, lid 5, onder b van het Besluit m.e.r.). Dit betekent concreet dat het bevoegd gezag zich ervan moet vergewissen of de activiteit, wanneer deze onder de drempelwaarden zit, daadwerkelijk geen belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben, waarbij in het bijzonder moet worden nagegaan of sprake is van de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de Europese Richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling. Een dergelijke beoordeling wordt een ‘vormvrije m.e.r.-beoordeling’ genoemd.
1
M.e.r. = milieueffectrapportage
RBT |
Ten behoeve van het aantonen van de haalbaarheid van dit wijzigingsplan is reeds in het
21 21
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
ALGEMEEN
|
4.1
MILIEUASPECTEN
SAB
4
In categorie 2.1 wordt het wijzigingsplan als besluit genoemd. Er dient dus te worden bepaald of er bij het besluit ter vaststelling van het wijzigingsplan sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, waardoor een nadere m.e.r.-beoordeling nodig is. 22
Bij het bepalen van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu wordt, conform de
4.2.2
de kenmerken van het project;
de plaats waar de activiteit wordt verricht;
de kenmerken van het potentiële effect.
De kenmerken van het project De totale oppervlakte van de laad- en loskade is circa 1,2 hectare. De laad- en loskade wordt geschikt voor schepen in klasse Va. Klasse Va zijn schepen van 110 x 11,4 meter breed. De kade heeft voldoende lengte voor twee klasse Va schepen. De kavels, die gebruik kunnen maken van de kade, worden ontsloten door middel van de hoofdas van het RBT. Deze as is een gebiedsontsluitingsweg en vormt de ruggengraat van het bedrijventerrein. De ontwikkeling van de laad- en loskade zou mogelijk kunnen cumuleren met de verrui-
SAB
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
Bijlage III van de Europese Richtlijn, ingegaan op de volgende onderdelen:
ming van de Twentekanalen, inclusief de zijtak Almelo. Met de verruiming van de Twentekanalen beoogt Rijkswaterstaat een veiligere vaarweg die door meer schepen en grotere schepen kan worden gebruikt.
4.2.3
De plaats waar de activiteit wordt verricht Het wijzigingsgebied vertoont nog resten van het oorspronkelijke kampenlandschap. Dit is ontstaan door kleinschalige ontginning van akkertjes en het gebruik van omringende gronden voor het weiden van vee. Kenmerkend zijn de kleine essen. In vergelijking met andere gebieden in Twente met een dergelijke kleinschalig kampenlandschap is het gebied een van de ‘minst’ waardevolle gebieden.
4.2.4
De kenmerken van het potentiële effect In hoofdstuk 4 van deze toelichting is aangetoond dat de laad- en loskade past binnen de gestelde normen voor de diverse milieuaspecten. Voor het thans geldende bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein Twente is het inrichtingsMER Regionaal Bedrijventerrein Twente (Grontmij, 2003) opgesteld. In het voorkeursalternatief van dit inrichtingsMER is de mogelijkheid van kavels met een laaden loskade aan Twentekanaal meegenomen. Er worden geen milieueffecten direct aan de laad- en loskade toegeschreven. Op grond van de kenmerken en de ligging van het project, wordt kort aandacht besteed aan:
invloed op de landschappelijke kwaliteiten;
toename scheepvaartbewegingen en cumulatie;
verschuiving wegtransport naar binnenvaart.
Het stedenbouwkundig plan voor het gehele RBT houdt rekening met de oorspronkelijke verkavelingsstructuur van het gebied. Diverse kavels krijgen een groen karakter en sluiten qua vorm en grootte aan op de schaal van het landschap. De laad- en loskade zelf zal
van de kade. Het effect is echter minimaal, gezien de landschappelijke impact van de realisatie van het totale bedrijventerrein. De laad- en loskade kan een toename genereren van scheepvaartbewegingen over zijtak van Almelo. Deze ontwikkeling kan cumuleren met de verruiming van de Twentekanalen, inclusief de zijtak Almelo. De verruimde zijtak Almelo zal naar verwachting het mogelijke extra scheepvaartverkeer als gevolg van de laad- en loskade aan het RBT ruim voldoende kunnen accommoderen, waardoor het extra scheepvaartverkeer geen hinder en veiligheidsrisico’s veroorzaakt. Tot slot kan als gevolg van de laad- en loskade een verschuiving plaatsvinden van weg-
4.2.5
zorgt in principe voor een emissiereductie, omdat binnenvaart schoner is dan wegvervoer
|
(rapport: Binnenvaart voordurend duurzaam, 2004). Dit geeft een gunstig effect.
SAB
transport naar binnenvaart. Een toename van goederenvervoer per binnenvaartschip
Conclusie Op grond van het voorgaande komt het bevoegd gezag tot de conclusie dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen zijn, waardoor een nadere m.e.r.-beoordeling niet noodzakelijk is.
4.3 4.3.1
BODEM
Algemeen Voordat een ruimtelijk plan kan worden vastgesteld moet worden aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik.
4.3.2
23 23 RBT |
onderdeel van het kanaal. Wel zal er een dubbele bomenrij worden gekapt ten behoeve
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
geen grote landschappelijke impact hebben. Na realisatie vormt de kade een logisch
Onderzoek Voor het geldende bestemmingsplan is een groot aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. Om deze onderzoeken en de resultaten daarvan te inventariseren is in september 2006 een kennisdocument bodemkwaliteit opgesteld. Het kennisdocument (versie 2006) is een dynamisch document, dat telkens met nieuw beschikbaar gekomen bodeminformatie wordt geactualiseerd. Concreet betekent dit dat van elke aankoop van percelen van derden in het plangebied een bodemonderzoek beschikbaar is. Indien uit deze onderzoeken iets naar voren komt, waarvan in het kader van de Wet bodembescherming gesteld kan worden dat deze gesaneerd moet worden, hier de benodigde maatregelen worden getroffen om het perceel geschikt te maken voor de beoogde bestemming.
SAB
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
24
Uitsnede kennisdocument
(2006)
De gemeente Almelo beschikt tevens over een bodemkwaliteitskaart. De bodemkwaliteitskaart is in 2010 geactualiseerd en in januari 2011 door de gemeenteraad vastgesteld.
SAB
|
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
25 25
Uitsnede bodemkwaliteitskaart
Op basis van de nieuwe indeling wordt het gebied gekwalificeerd als schoon voor de bovengrond en ondergrond. De nieuwe kaart biedt op basis van de beleidsnota bodembeheer mogelijkheden tot het verlenen van vrijstelling van onderzoek en geeft de mogelijkheden aan van grondverzet. Voor het wijzigingsgebied van de laad- en loskade blijkt uit het dossier van de gemeente dat de bodem geschikt is voor de toekomstige functie.
4.3.3
Conclusie Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.
4.4 4.4.1 26
LUCHTKWALITEIT
Algemeen De Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (hoofdstuk 5, titel 2 Wm,
SAB
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
Stb. 2007, 414), hierna de Wet luchtkwaliteit genoemd, is een implementatie van de Europese kaderrichtlijn luchtkwaliteit 2008 en diverse dochterrichtlijnen. Hierin zijn onder andere grenswaarden voor de luchtkwaliteit ter bescherming van mens en milieu vastgesteld. Met de Wet luchtkwaliteit, de bijbehorende bepalingen en maatregelenpakket wil de overheid een zodanige verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen dat aan de grenswaarden wordt voldaan en de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang kunnen vinden. De kern van de Wet is het ‘Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit’ (NSL). Dit instrument wordt door de rijksoverheid gecoördineerd en bevat de ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit ‘in betekenende mate’ verslechteren en maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het doel van het NSL is om in 2015 overal aan de grenswaarden te voldoen. In het voorjaar van 2009 heeft de Europese Commissie ingestemd met deze Nederlandse aanpak. Concreet betekent dit dat Nederland uitstel (derogatie) heeft gekregen voor de ingangsdata voor de normen voor stikstofdioxide en fijn stof voor agglomeraties en zones die deel uit maken van het NSL. De ingangsdata zijn hier als gevolg van deze derogatie opgeschoven van januari 2010 naar juni 2011 (voor fijn stof) en januari 2015 (voor stikstofdioxide). De Derogatiewet implementeert de Europese richtlijn 2008/50/EG en de genoemde derogatie in de Nederlandse wetgeving. Tevens is hiermee het NSL sinds 1 augustus 2009 in werking getreden. De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate (ofwel ‘niet in betekenende mate’) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Kleine projecten hoeven niet langer afzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. Grotere projecten kunnen worden opgenomen in het NSL-programma mits overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door de maatregelen van het NSL. Anders moet met projectsaldering worden aangetoond dat de luchtkwaliteit per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft. VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB), genaamd: “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”. Projecten die de concentratie meer dan 3% van de grenswaarde van een stof verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling. Voor fijn stof en stikstofdioxide betekent dit een maximale toename van 1,2 µg/m3. Deze 3%-grens is in een gelijknamige ministeriële regeling voor een aantal veel voorkomende ruimtelijke functies gekwantificeerd als:
woningen: 1.500 woningen met één ontsluitingsweg;
kantoren: 10 hectare bruto vloeroppervlak (bvo) met één ontsluitingsweg;
landbouwinrichtingen: akkerbouw of tuinbouw met open teelt, teelt van eetbare gewassen in een gebouw of onverwarmde glastuinbouw ongeacht de omvang en verwarmde opstanden van glas of kunststof van maximaal 2 hectare;
kinderboerderijen.
Naast de toets vanuit de Wet luchtkwaliteit moet vanuit de Wet op de ruimtelijke ordening worden getoetst of het uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wat betreft luchtkwaliteit aanvaardbaar is om een bepaald plan op een bepaalde plaats te
Toets Wet luchtkwaliteit Wat betreft de toets aan de Wet luchtkwaliteit geldt dat op basis van de uitgevoerde onderzoeken voor het bestemmingsplan “RBT” kan worden gesteld dat voor fijn stof de toename van 0,82 het plan zorgt voor een toename van maximaal 0,82 μg/m3. Echter, de toename van stikstofdioxide bedraagt maximaal 2,1 μg/m3. Het bedrijventerrein “RBT” draagt als geheel ‘in betekenende mate’ toe aan de luchtkwaliteit. Aangezien het plan ‘in betekenende mate’ bijdraagt aan de luchtkwaliteit, moet worden getoetst aan de normen van de Wet luchtkwaliteit. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 4.4.3.
Toets Wet ruimtelijke ordening Voor het geldend bestemmingsplan is een aantal onderzoeken in verband met de luchtkwaliteit uitgevoerd. De onderzoeken zijn uitgevoerd op basis van het destijds geldend Besluit luchtkwaliteit 2005. De volgende luchtkwaliteitonderzoeken zijn uitgevoerd:
‘Onderzoek luchtkwaliteit Regionaal Bedrijventerrein Twente’ van Goudappel Coffeng, d.d. 21 februari 2005;
‘Nader onderzoek luchtkwaliteit Regionaal bedrijventerrein Twente’ van Goudappel Coffeng, d.d. 26 oktober 2005;
‘Luchtkwaliteit onderzoek Regionaal Bedrijventerrein Twente te Almelo’ van Arcadis, d.d. 3 juli 2006.
Het laatste onderzoek gaat in op de directe invloed van het bedrijventerrein XL Businesspark op de luchtkwaliteit door de emissie van bedrijven. Op basis van de uitgevoerde onderzoeken kan worden geconcludeerd dat op stedelijk/regionaal niveau door de locatiekeuze en de versnelde aanleg van de A35 het leefklimaat voor de stedelijke omgeving zoveel mogelijk wordt ontzien. Recente berekeningen hebben aangetoond dat de verkeersaantrekkende werking en de bedrijven op het bedrijventerrein XL Businesspark geen dusdanige invloed op de luchtkwaliteit hebben dat de normen worden overschreden. De eerder verwachte overschrijding langs de H.R. Holstlaan is niet meer aangetoond. Gesteld kan worden dat de resultaten uit dit onderzoek nog bruikbaar zijn voor de huidige beoordeling en dat de optredende emissie voldoet aan de huidige Wet luchtkwaliteit. Door de ligging aan het Twentekanaal en de komst van een laad- en loskade is het bedrijventerrein XL Businesspark ook via het water te bereiken. Een gevolg hiervan zal onder andere zijn dat een gedeelte van het goederenvervoer van en naar het bedrijventerrein per boot zal gebeuren, in plaats van per vrachtwagen. Gezien het feit dat vervoer over het water minder luchtemissies met zich mee brengt dan vervoer over de weg, zal dit de luchtkwaliteit in positieve zin beïnvloeden.
4.4.4
Conclusie Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.
SAB
|
4.4.3
RBT |
4.4.2
27 27
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
realiseren. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging een rol.
4.5 4.5.1
GELUID
Algemeen
28
De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor)wegverkeer of industrie het stelt de wet dat in principe de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Voor spoorwegverkeer mag de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet worden overschreden. In het geval van industrielawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar geluidsbelasting ten gevolge van alle (spoor)wegen op een bepaalde afstand van geluidsgevoelige functies.
4.5.2
Afweging Voorliggend initiatief betreft de realisatie van een laad- en loskade. Hiermee wordt niet voorzien in een geluidsgevoelig object. Een akoestisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
SAB
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer
Daarnaast zullen de activiteiten op de laad- en loskade (geluids)hinder op de omgeving tot gevolg kunnen hebben. Het wijzigingsgebied maakt deel uit van een geluidgezoneerd bedrijventerrein. In het akoestisch onderzoek dat verricht is in het kader van het bestemmingsplan Regionaal bedrijventerrein Twente (RBT), waar de wijzigingsbevoegdheid voor de Laad- en loskade in opgenomen is, zijn de gronden ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheid op grond van blad C (Milieuzonering II) bedoeld voor bedrijven in de categorie 1 tot en met 4. Op grond van de VNG-brochure2 kan de laad- en loskade getypeerd worden als een activiteit die binnen deze categorie valt (laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve binnenvaart met containers). Hiermee kan gesteld worden dat de laad- en loskade passend is binnen de geluidszonering.
4.5.3
Conclusie Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.
4.6 4.6.1
BEDRIJVIGHEID
Algemeen Met onderhavig plan wordt de komst van een laad- en loskade juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Dit kan gevolgen hebben voor omliggende, gevoelige functies, zoals woningen. Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen functies met een milieuzone en gevoelige functies is de VNG publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en 2
VNG publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’, 2009.
gebiedstypen opgenomen. Het gaat om de volgende omgevings- en gebiedstypen: ‘rustige woonwijk’, ‘rustig buitengebied’ en ‘gemengd gebied’. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies
gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningenhoreca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Bij het bepalen van de aanbevolen richtafstanden zijn in de VNG-brochure de volgende uitgangpunten gehanteerd:
het betreft ‘gemiddeld’ moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstypen ‘rustige woonwijk’ en ‘rustig buitengebied’. Bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’ kan worden uitgegaan
de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactivi-
|
teiten;
SAB
van kortere afstanden (verlaging met één afstandsstap);
bij activiteiten met ruimtelijk duidelijk te onderscheiden deelactiviteiten (zoals productie, opslag, kantoren, parkeerterreinen) kunnen deze deelactiviteiten desgewenst als afzonderlijk te zoneren activiteiten worden beschouwd, bijvoorbeeld bij ligging van de activiteit binnen zones met een verschillende milieucategorie.
De richtafstanden lopen op naar mate sprake is van een bedrijf in een hogere milieucategorie. Zoals bij de uitgangspunten voor de richtafstanden is gesteld, kan bij het type gemengd gebied de richtafstand zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat met één afstandsstap worden verlaagd (dus van bijvoorbeeld 50 naar 30 meter voor milieucategorie 3.1). Verdere reducties zijn volgens de toelichting in de VNGbrochure niet te verantwoorden, omdat in algemene zin niet aannemelijk kan worden gemaakt dat het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast en het functioneren van bedrijven niet in gevaar wordt gebracht. De richtafstand wordt gemeten vanaf de grens van het bedrijfsperceel tot de gevel van het gevoelige object.
4.6.2
29 29 RBT |
structuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfra-
Afweging De richtafstand wordt gemeten vanaf de grens van het wijzigingsgebied tot aan het bouwvlak van een gevoelige bestemming. In het bestemmingsplan Regionaal bedrijventerrein Twente (RBT), waar de wijzigingsbevoegdheid voor de laad- en loskade in opgenomen is, zijn de gronden ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheid op grond van blad B (Milieuzonering I) bedoeld voor bedrijven in de categorie 1 tot en met 4A voor de aspecten geur, stof en gevaar. Hiervoor geldt een maximale afstand tot de woonomgeving van 200 meter. Op grond van de VNG-brochure 2009 vallen laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve binnenvaart met containers in de categorie 4.2 met een maximale richtafstand van 300 meter (aspect geluid) ten opzichte van een rustig buitengebied. De andere aanbevolen richtafstanden stof en gevaar, respectievelijk 10 en 50 meter. De meest nabij gelegen woning ligt op een afstand van circa 190 meter (Hoenselerdijk 5). Hiermee wordt voldaan aan de richtafstanden voor stof en gevaar. Voor het aspect geluid is de laad- en loskade reeds meegenomen in de geluidszone van het bedrijventerrein. Bij vaststelling van de geluidzone is een afweging gemaakt ten aanzien van de
gevelwaarde op de betreffende woning. In dit geval zijn maatregelen aan de gevel van de woning getroffen. Hiermee vormt het aspect geluid geen belemmering vanuit milieuzonering.
4.6.3
gingsplan.
4.7 4.7.1
GEUR
Algemeen Bij de inrichting van geurgevoelige objecten moet rekening gehouden worden met mogelijke geurhinder uit de omgeving. De laad- en loskade betreft geen geurgevoelig object, een nader onderzoek kan dan ook achterwege worden gelaten. Daarnaast moet ook onderzocht worden in hoeverre de laad- en loskade geurhinder kan
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
Conclusie Het aspect bedrijvigheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzi-
RBT |
30
SAB
veroorzaken. Op grond van de VNG-brochure 2009 vallen laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve binnenvaart met containers in de categorie 4.2. Voor het aspect geur is geen afstand opgenomen. Dit betekent dat er geen geurhinder van de laad- en loskade te verwachten is.
4.7.2
Conclusie Het aspect geurhinder vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.
4.8 4.8.1
FLORA EN FAUNA
Algemeen Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden nagegaan of er sprake kan zijn van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten. Aangetoond dient te worden dat in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet van een negatief effect geen sprake is, dan wel dat daarvoor respectievelijk een vergunning of ontheffing kan worden verkregen.
4.8.2
Gebiedsbescherming Het plangebied ligt niet in of nabij een beschermd gebied op basis van de Natuurbeschermingswet. Ten zuiden van het plangebied loopt een ecologische verbindingszone. Het betreft de verbindingszone Twente-Regge (Doorbraakzone). In het kader van het overleg over de partiële herziening van het Streekplan Overijssel 2000+ is de afspraak gemaakt om bij een stedelijke ontwikkeling, zoals de aanleg van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente, ten noorden van de Doorbraak plaats de breedte van de ecologische verbindingszone wordt vergroot. De ecologische verbindingszone wordt daarmee
gemiddeld 150 meter breed om de mogelijke verstorende invloed van het bedrijventerrein op de ecologische verbindingszone te compenseren. In de verbreding van de Doorbraak worden extra natuurvoorzieningen gerealiseerd, zoals poelen voor amfibieën en
“groenvoorzieningen II”. Dit gebied valt buiten het plangebied.
4.8.3
Soortenbescherming Onderzoek In verband met de voorgenomen realisatie van de laad- en loskade en het aangrenzende bedrijventerrein (tranche 3a) met bijbehorende infrastructuur is door EcoGroen Advies BV ecologisch onderzoek uitgevoerd3. De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingreep op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de Flora- en faunawet. Het onderzoek is gebaseerd op diverse veldbezoeken, uitgevoerd in de zomer van 2010 en het voorjaar van zowel 2011 als 2012, en een inventarisatie van bekende verspreidingsgegevens. Het onderzoek is als bijlage bij dit wijzigingsplan opgenomen.
Aangetroffen en te verwachten soorten
In het gebied zijn, met uitzondering van de laag beschermde Gewone dottebloem, geen beschermde plantensoorten of plantensoorten van de Rode Lijst aangetroffen of te verwachten;
Als gevolg van de plannen treedt geen schade op aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Zowel het Twentekanaal, aangrenzende dubbele eikenrij als de bomen/struiken langs de Wolbes Landen fungeren als belangrijke vliegroute voor
vleermuizen. De dubbele eikenrij dient ook als belangrijk foerageergebied voor-
Als gevolg van de aan te leggen infrastructuur verdwijnt een groot deel van het
Verspreid in het gebied zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorko-
vleermuizen; leefgebied van Eekhoorn; mende, laag beschermde zoogdiersoorten te verwachten. Vaste verblijfplaatsen van zwaarder beschermde soorten zijn niet aangetroffen in het gebied en worden ook niet verwacht in het gebied of binnen de invloedsfeer van de plannen;
Er zijn diverse algemene broedvogels aanwezig en te verwachten van bos en struweel, maar ook watervogels en weidevogels zijn aanwezig. Nesten van jaarrond beschermde vogelsoorten zijn - met uitzondering van Steenuil en Huismus niet in het gebied of binnen de invloedsfeer van de plannen aangetroffen en worden ook niet verwacht;
Laag beschermde amfibieënsoorten als Bruine kikker, Bastaardkikker, Kleine watersalamander en Gewone pad zijn voorplantend en overwinterend aanwezig in het gebied. Strikt beschermde amfibieënsoorten zijn niet aangetroffen in het gebied en worden ook niet verwacht;
Er zijn geen reptielen, of beschermde vissen en ongewervelden aangetroffen en deze worden op basis van biotoopkenmerken en bekende verspreidingsgegevens ook niet in het gebied verwacht.
3
EcoGroen Advies B.V., Ecologisch onderzoek ten behoeve van Tranche 3a XL Businesspark, Inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van de Flora- en faunawet, projectcode 10-203, d.d. 21 mei 2012
RBT |
en de randen. In het bestemmingsplan “RBT” is dit gebied opgenomen in de bestemming
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
Twente. Het grootste deel van de verbredingszone wordt gerealiseerd in de groene wig
31 31
|
meter zijn opgenomen in de exploitatieopzet voor het bedrijventerrein XL Businesspark
SAB
onderkomens voor vleermuizen. De verwervings- en investeringskosten van de extra 75
Vervolgstappen en mitigerende maatregelen
Aangezien de dubbele eikenrij langs het Twentekanaal gekapt wordt, zal belangrijk foerageergebied van vleermuizen verdwijnen. In overleg met de toetsende instantie
32
Dienst Landelijk Gebied (DLG) wordt het vervolgtraject bepaald;
Schade aan de vliegroute van Meervleermuis (Twentekanaal) is te voorkomen door
RBT |
in ieder geval aan 1 zijde van het kanaal geen uitstralende lichtbronnen te plaatsen. Om schade aan de vliegroute langs de Wolbes Landen te voorkomen is het ook
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
noodzakelijk om maatregelen in acht te nemen:
Aangezien de dubbele eikenrij langs het Twentekanaal wordt gekapt, zal ook een belangrijke vliegroute van vleermuizen verdwijnen. Ten westen van het Twentekanaal is echter een alternatieve bomenrij aanwezig waardoor de te kappen dubbele bomenrij niet ‘onmisbaar’ is;
Als gevolg van de werkzaamheden kan de functionaliteit van de vaste verblijfplaats van Eekhoorn niet gegarandeerd worden. Het aanvragen van een ontheffing ten aanzien van Eekhoorn lijkt zodoende noodzakelijk;
Van de jaarrond beschermde nestlocaties van zowel Steenuil als Huismus wordt niet verwacht dat de functionele leefomgeving in gevaar komt. Het nemen van vervolg-
|
stappen voor deze soorten is dan ook niet noodzakelijk;
SAB
Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering op te starten in de periode voor half maart en na half juli. Voor het broedseizoen wordt echter geen standaardperiode gehanteerd, maar het is van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum;
Bij de beoogde plannen kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine grondgebonden zoogdieren, planten en amfibieën verloren gaan. Voor de in voorliggende situatie aanwezige of te verwachten tabel 1soorten geldt in deze situatie echter automatisch vrijstelling van artikel 75 van de Flora- en faunawet.
Om de mogelijk negatieve effecten op vleermuizen en eekhoorns tot een minimum te beperken zijn de beoogde mitigerende en compenserende maatregelen uitgewerkt in een activiteitenplan4. Op grond van dit activiteitenplan is een ontheffing aangevraagd voor de betreffende soorten. De Dienst Regeling van het Ministerie van Landbouw, Economie en Innovatie (EL&I) heeft ingestemd met de mitigerende en compenserende maatregelen die worden getroffen en heeft de ontheffing verleend. Het activiteitenplan en de ontheffing zijn als bijlage bij dit wijzigingsplan opgenomen.
4.8.4
Conclusie Op basis hiervan kan gesteld worden dat het aspect flora en fauna geen belemmering vormt voor de uitvoering van zowel dit wijzigingsplan als het aangrenzende uitwerkingsplan ten behoeve van tranche 3A van het XL-Businesspark.
4
Activiteitenplan XL Businesspark Tranche 3a (incl. Laad- en LOskade) in het kader van
ontheffing artikel 75 Flora- en faunawet, d.d. 6 augustus 2012
Met de ondertekening van het verdrag van Malta (1992) en de parlementaire goedkeuring daarvan (1998) heeft de Nederlandse overheid zich verplicht erop toe te zien dat bij ruimtelijke plannen rekening gehouden wordt met het bekende en het nog niet bekende archeologische “bodemarchief”. De Wet op de archeologische monumentenzorg is sinds 1 september 2007 van kracht en legt de verplichting op om de archeologische waarden van de grond te betrekken in de ruimtelijke planvorming.
4.9.2
Onderzoek Uit archeologisch onderzoek voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente blijkt dat de hoge zwarte enkeerdgronden corresponderen met de gebieden waarvan de mogelijke trefkans voor het aantreffen van archeologische resten in de bodem het hoogst is5. Navolgende afbeelding geeft de verschillende archeologische verwachtingsgebieden aan.
|
Met een paarse arcering is hierbij het wijzigingsgebied aangegeven. Gezien de lage archeologische verwachtingswaarde van het wijzigingsgebied is een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk.
Uitsnede archeologische verwachtingskaart RBT
4.9.3
BAAC BV, 2005
Conclusie Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.
5
Archeologische verwachtingskaart met verkennende veldinspectie, Regionaal Bedrijventerrein Twente, BAAC BV, augustus 2005
33 33 RBT |
Algemeen
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
4.9.1
ARCHEOLOGIE
SAB
4.9
4.10 4.10.1
EXPLOSIEVENONDERZOEK
Inleiding
34
In verband met de ontwikkeling van het bedrijventerrein is een historisch onderzoek naar
4.10.2
Onderzoek Het onderzoeksgebied wordt als licht verdacht beschouwd. Hiervoor bestaande volgende redenen:
de kans op het aantreffen van bommen in het onderzoeksgebied is zeer klein;
de kans op het aantreffen van V-1’s in het onderzoeksgebied is zeer klein;
diverse vliegtuigen zijn in de omgeving van Almelo neergestort, maar de exacte locaties zijn niet bekend;
in een strook langs het Twentekanaal van enkele honderden meters ten noorden en zuiden van de Entersebrug met een breedte van ongeveer 800 meter moet rekening worden gehouden met het aantreffen van blindgangers uit de Tweede wereldoorlog.
SAB
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
explosieven uitgevoerd6. Het onderzoek is als bijlage toegevoegd.
Om uitsluitsel te kunnen geven over het aantreffen van explosieven of andere materialen uit de Tweede Wereldoorlog wordt een probleemanalyse aanbevolen.
4.10.3
Conclusie In het plangebied bestaat kans op het aantreffen van explosieven of andere materialen uit de Tweede Wereldoorlog. Voorafgaand aan de aanlegfase zal worden afgewogen of nader onderzoek wordt uitgevoerd naar explosieven. In een latere fase van de procedure wordt de stand van zaken hiermee in deze paragraaf vermeld.
4.11 4.11.1
VEILIGHEID EN HULPVERLENING
Veiligheidseffectrapportage Voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente is de ‘Veiligheidseffectrapportage Regionaal bedrijventerrein Twente’ (Adecs-oost, januari 2006) opgesteld. In deze rapportage is onder andere een veiligheidsscan ten aanzien van de bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen, voorgestelde maatregelen en een implementatie van afspraken uit de rapportage in de planvormings- en uitvoeringsfase opgenomen. De zaken uit de rapportage die met de ruimtelijke component externe veiligheid te maken hebben worden in de paragraaf hieronder beschreven. Daarnaast is in de regels van het wijzigingsplan opgenomen dat er ruimte langs de vaarweg vrijgehouden dient te worden voor de bereikbaarheid van hulpdiensten bij onverhoopte calamiteiten en voor het verrichten van onderhoudswerkzaamheden en inspecties. Hiermee is dit aspect nader geborgd.
6
Rapportage inventarisatie historisch onderzoek regionaal bedrijventerrein Twente te
Almelo, Leemans Speciaalwerken B.V.
Externe veiligheid Risicovolle inrichtingen
streeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het doel van het beleid inzake externe veiligheid is deze kans binnen aanvaardbare grenzen te houden. Het Bevi geeft daartoe veiligheidsnormen en bepaalt dat het bevoegd gezag bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen rekening dient te houden met externe veiligheid. Het Bevi maakt onderscheid tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico houdt het risico in dat op een plaats buiten de inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar, een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon ongeval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. De richtwaarde van het plaatsgebonden risico bedraagt 10-6. Dit betekent dat de kans dat iemand buiten de inrichting overlijdt ten gevolge van een ongeval in die inrichting niet hoger mag zijn dan 1 op de miljoen jaar. Dit kan grafisch worden weergegeven door een risicocontour. Voor een aantal categorieën inrichtingen is in de Regeling externe veiligheid inrichtingen een vaste veiligheidscontour vastgelegd. Voor overige inrichtingen wordt de veiligheidscontour door het bevoegd gezag bepaald. Binnen de vastgestelde contour mogen zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
Groepsrisico Het groepsrisico is de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico wordt het groepsrisico niet vastgelegd als richtwaarde, maar als oriëntatiewaarde. In het Bevi zijn enkele oriëntatiewaarden opgenomen waarvan het bevoegd gezag gemotiveerd kan afwijken.
Verantwoordingsplicht groepsrisico Verantwoording van het groepsrisico is een onderdeel van het externe veiligheidsbeleid. Door middel van een verantwoordingsplicht wil het rijk de bevoegde overheden aanzetten tot nadenken over onder andere de omvang van het groepsrisico in relatie tot de veiligheid van de risicovolle situatie, de gevolgen voor de omgeving, de hulpverlening en de zelfredzaamheid van omwonenden. Voor buisleidingen is de verantwoordingsplicht uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en het spoor in de ‘Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’ (Circulaire RNVGS) en voor inrichtingen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Circulaire RNVGS en Bevi De verantwoordingsplicht is voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en het spoor van toepassing bij een toename van het groepsrisico of een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Dit kan optreden door een verandering van risicovolle activiteiten en/of door een verandering van de personendicht-
RBT |
wordt in dit Bevi gedefinieerd als de kans om buiten een inrichting te overlijden als recht-
35 35
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (hierna: Bevi). Externe veiligheid
|
Het beleid inzake externe veiligheid wat betreft inrichtingen zijn wettelijke grondslag in
SAB
4.11.2
heid. De verantwoordingsplicht is voor inrichtingen van toepassing bij het nemen van een ruimtelijke besluit. Volgens de Circulaire RNVGS en het Bevi moeten ten minste de volgende aspecten in de bestuurlijke afweging van het groepsrisico worden vermeld: Het aantal personen in het invloedsgebied;
De omvang van het groepsrisico;
De mogelijkheden tot risicovermindering;
De mogelijke alternatieven;
De mogelijkheden van bestrijdbaarheid;
De mogelijkheden van zelfredzaamheid.
Bevb Op basis van het Bevb moeten gemeenten bij het vaststellen van een bestemmingsplan het groepsrisico verantwoorden. Hierbij maakt het Bevb een onderscheid tussen een beperkte verantwoording van het groepsrisico en een uitgebreide verantwoording. Onder de beperkte verantwoording van het groepsrisico wordt verstaan dat alleen inzicht gegeven moet worden in:
SAB
de aanwezigheid van personen binnen het invloedsgebied de hoogte van het groepsrisico per kilometer;
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
36
de mogelijkheden voor het voorkomen, beperken en bestrijden van incidenten bij de buisleiding (bestrijdbaarheid);
de mogelijkheden voor zelfredzaamheid.
Van een beperkte verantwoording is alleen sprake als:
het plangebied buiten de 100% letaliteitscontour1 ligt of
het groepsrisico kleiner is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde of
het groepsrisico niet meer dan 10% toeneemt bij een groepsrisico dat kleiner is dan de oriëntatiewaarde.
Bij de uitgebreide verantwoording moet ook onderzocht worden welke maatregelen genomen kunnen worden om de risico’s te beperken en welke alternatieven mogelijk zijn. Advies van de Veiligheidsregio Een belangrijk onderdeel van de verantwoordingsplicht is de adviestaak van de Veiligheidsregio. De rijksoverheid heeft (wettelijk) vastgesteld dat het bevoegd gezag het bestuur van de Veiligheidsregio in de gelegenheid dient te stellen advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van een inrichting, transportas of buisleiding.
Uitgangspunten toetsing bedrijventerrein In de nabijheid van de laad- en loskade zijn geen woningen gelegen. Risicovolle bedrijven ingevolge artikel 2, eerste lid van het besluit worden in het bestemmingsplan “RBT” expliciet uitgesloten. Door middel van een afwijkingsbevoegdheid kunnen deze bedrijven alsnog worden toegestaan. Wanneer deze situatie zich voordoet, zal een kwantitatieve risicoanalyse worden uitgevoerd. Vooralsnog betekent dit voor onderhavig gebied dat in de omgeving van het plangebied geen inrichtingen aanwezig zijn die gebruik maken van gevaarlijke stoffen. De laad- en loskade wordt daarmee niet gebruik voor de overslag van gevaarlijke stoffen. Een nadere toetsing kan derhalve achterwege blijven.
4.11.3
Transport van gevaarlijke stoffen Over de zijtak van het Twentekanaal worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Op basis van
naal in het kader van externe veiligheid geen belemmering oplevert voor de ontwikkeling van de laad- en loskade. Op de navolgende afbeelding is een fragment van het Definitief
SAB
|
ontwerp basisnet water opgenomen.
37 37 RBT |
zonder toetsingsafstand. Dit betekent dat het transport over de zijtak van het Twenteka-
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
het Basisnet Water is de zijtak van het Twentekanaal aangewezen als binnenvaartcorridor
Fragment definitief ontwerp basisnet water Derhalve is bij dit aspect geen sprake van een knelpunt wat betreft de veiligheid voor wijzigingsgebied.
4.11.4
Transportleidingen Over het bedrijventerrein XL Businesspark Twente lopen drie buisleidingen. De leidingen zullen verlegd worden naar een gebied dat parallel langs de A35 loopt. Gezien het ruimtebeslag van de veiligheidszone is verlegging naar een zone langs de A35 noodzakelijk. Gezien de afstand van het plangebied tot de veiligheidszone en het feit dat in het wijzigingsgebied geen kwetsbare objecten zullen worden gerealiseerd, kan nadere toetsing achterweg blijven.
4.11.5 4.11.5.1
Fysieke veiligheid XL-Park laad- en loskade Inleiding Het aspect fysieke veiligheid beoogt het beschermen van mens, dier en milieu tegen (de gevolgen van) ongevallen en rampen. Ondanks de gerealiseerde veiligheidsmaatregelen en -voorzieningen blijft er een restrisico waarbinnen incidenten plaats kunnen vinden. Om de effecten van een incident zoveel mogelijk te beperken, is het belangrijk dat hulpverleningsdiensten adequaat op kunnen treden en dat burgers zich in veiligheid kunnen brengen. Het bestemmingsplan is op fysieke veiligheidsaspecten getoetst aan landelijke, regionale en gemeentelijke richtlijnen en/of regelgeving. Dit betreft de onderdelen:
a b c d e f 4.11.5.2
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
38
bereikbaarheid; opkomsttijd; bluswatervoorziening; zelfredzaamheid; sirenedekking; samenhang veiligheidsketen.
Bereikbaarheid Bereikbaarheid algemeen De inrichting van de ruimte kan de bestrijding van een incident beïnvloeden. De gemeentelijke bouwverordening en de handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid van het NVBR (september 2003) vormen het uitgangspunt. Het uitgangspunt is dat een object/gebied via minimaal twee ontsluitingswegen toegankelijk is. Ook dienen de wegen voldoende capaciteit te hebben om de populatie uit het gebied te kunnen evacueren en om hulpverleningsdiensten het gebied in te laten rijden. De wegen dienen tevens geschikt te zijn voor brandweervoertuigen. Gedacht kan worden
|
aan draaicirkels, totaal gewicht en aslasten van de brandweervoertuigen. Daarbij gaat
SAB
het tevens om de opstelmogelijkheden om in de belaste omgeving (al dan niet op eigen terrein) het materiaal op te stellen. Wanneer er in de toekomst laad- en losactiviteiten met gevaarlijke stoffen zijn, dan dient rekening te worden gehouden met extra voorzieningen. Bereikbaarheid kade Het is van belang dat de wegenstructuur zodanig wordt vormgegeven dat het voor hulpdiensten mogelijk is om de kade via twee onafhankelijke routes te bereiken. Dit in verband met de bereikbaarheid bij eventueel bovenwinds aanrijden of in geval van wegafsluitingen.
4.11.5.3
Opkomsttijd Opkomsttijd Algemeen De opkomsttijd is de optelsom van de verwerkingstijd van de melding, de uitruktijd en de aanrijdtijd. De uitruktijd is daarbij de tijd tussen het alarmeren van de brandweer door de meldkamer en het tijdstip dat het voertuig de kazerne verlaat. De aanrijdtijd is de tijd die het eerste voertuig nodig heeft om van de kazerne naar het plaats incident te gaan. In het gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Almelo staan de hoofdroutes van de brandweer aangegeven. Dit vormt een van de uitgangspunten bij het bepalen van de verkeersstructuur.
SAB
|
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
39 39
Hoofdrijroutes brandweer Almelo, zoals beschreven in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Almelo.
In het Besluit Veiligheidsregio's (BVR) zijn de opkomsttijden voor de brandweer vastgelegd. Voor de eerste basisbrandweereenheid gelden vier verschillende normtijden 5, 6, 8 en 10 minuten, waar volgens het besluit gemotiveerd van afgeweken kan worden. Deze normen zijn gedifferentieerd naar verschillende gebruiksfuncties uit het Bouwbesluit. In de onderstaande tabel staat beschreven wat dit betekent: Normtijd
Gebruiksfunctie
5 minuten
Winkel met gesloten constructie (tijdens openingsuren), wonen boven winkel, cel Portiekwoningen/portiekflats, woning verminderd zelfredzamen Overige woningen, winkels, gezondheidszorg, onderwijs, kinderdagverblijf, logies Kantoor, (lichte)industrie, sport, overige ruimtes voor bijeenkomsten, overige gebruiksfuncties
6 minuten 8 minuten 10 minuten
Om te bepalen of de brandweer binnen de norm ter plaatse kan zijn, is er onderscheid gemaakt tussen de dagsituatie en de avond, nacht en weekenden. Dit onderscheid wordt gemaakt omdat in Almelo gedurende kantooruren (dagsituatie) vanaf de kazerne in het Centrum(AMC) wordt uitgerukt en buiten kantooruren vanaf de posten Noord (AMN) en 40
Zuid (AMZ). Tevens wordt er rekening gehouden met de opkomsttijd van omliggende
RBT |
korpsen zoals Wierden en Enter.
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
Opkomsttijd XL-Park kade Tijd Vaknummer
TAS1*
TAS1
AMZ
11,40
AMC
11,30
Avond- en nachtsituatie/weekendsituatie 12.002 Dagsituatie
SAB
|
12.002 *TAS: tankautospuit
Het plangebied wordt ontwikkeld voor industrie. Volgens het Besluit Veiligheidsregio's (BVR) geldt een opkomsttijd van 10 minuten. Uit de tabel blijkt dat de brandweer in theorie niet altijd binnen deze 10 minuten ter plaatse kan zijn.
4.11.5.4
Bluswatervoorziening Bluswatervoorziening algemeen Voor een optimale bluswatervoorziening wordt onderscheid gemaakt in primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen. De basiskenmerken van deze drie modellen zijn:
De primaire bluswatervoorziening: Boven- of ondergrondse brandkranen die geplaatst zijn op het drinkwaterleidingnet.
De secundaire bluswatervoorziening: Als aanvullende bluswatervoorziening op primair kunnen geboorde putten, bluswaterriolen of vijvers dienst doen.
De tertiaire bluswatervoorziening: Bij de noodzakelijke inzet van grotere hoeveelheden water of gedurende langere tijd zijn de primaire en secundaire voorzieningen niet voldoende. Dan kan water onttrokken worden aan open water zoals kanalen of een grote vijver.
Bluswatervoorziening XL-Park kade Op XL-park is een Centrale Bluswatervoorziening (CBV) aangelegd die als primaire en secundaire bluswatervoorziening dient. De CBV zal ook de nabij de kade gerealiseerd worden. De CBV biedt de mogelijkheid om 4 uur lang 120m3/per uur te leveren. Voor de bedrijven die worden aangesloten op de CBV geldt dat bij een eventuele voorziening op eigen terrein aangesloten wordt bij de filosofie van de bluswatervoorziening. Dit betekent bijvoorbeeld dat het bovengrondse brandkranen zijn die een capaciteit leveren van 120m3/per uur. Deze brandkranen zijn verder voorzien van een ingebouwde reduceer tot 4 bar.
Het Twentekanaal is geschikt als tertiaire bluswatervoorziening. Hiervoor is het van belang dat de brandweervoertuigen het water tot op maximaal 8 meter kunnen bereiken en dat het ook bruikbaar is.
4.11.5.5
Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid algemeen Voor de bestrijdbaarheid van een incident zijn onder andere de bereikbaarheid voor hulpdiensten, opkomsttijd en bluswatervoorziening van belang. Daarnaast speelt de zelfredzaamheid van burgers een rol. Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchting. Het zelfredzame vermogen van personen in de buurt van een risicovolle bron is een aspect om grote effecten bij een incident te voorkomen. Ruimtelijke inrichting
RBT | SAB
kan op verschillende manieren inspelen op de zelfredzaamheid.
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
rekening te worden gehouden met extra voorzieningen.
41 41
|
Wanneer er in de toekomst laad- en losactiviteiten met gevaarlijke stoffen zijn, dan dient
Zelfredzaamheid specifiek Over het algemeen zijn de mensen in het plangebied zelfredzaam. Desondanks dienen er mogelijkheden te zijn om te schuilen of het bedreigde gebied kunnen verlaten. De hoofdentree, de Hoeselderdijk en het fietspad onder de A35 richting Twentepoort kunnen hiervoor gebruikt worden. Bij het aspect verantwoording van het groepsrisico wordt hier verder op ingegaan.
4.11.5.6
Waarschuwing- en alarmeringssysteem (WAS) Sirenedekking algemeen De sirene is een hulpmiddel van de overheid om mensen te kunnen waarschuwen voor acute gevaren. Dit is bijvoorbeeld het geval als er gevaarlijke stoffen vrijkomen bij een brand of ongeval. Op dat moment is het gevaarlijk om buiten te blijven waar men wordt blootgesteld aan het gevaar. De sirenes kunnen dan worden ingeschakeld. Voldoet het dekkingsgebied van de sirene niet, dan zal rond rondom de diverse risico-objecten middels alternatieven moeten worden gealarmeerd. Hierbij valt te denken aan sms berichten of sirenewagens. Sirenedekking XL-Park kade Het gebied valt niet binnen het dekkingsgebied van een sirene.
4.11.6
Conclusie Gezien het bovenstaande vormt het aspect veiligheid en hulpverlening vormt geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
4.12 4.12.1 42
INFRASTRUCTUUR
Algemeen Naar de afwikkeling van het verkeer op het gehele bedrijventerrein XL Businesspark
SAB
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
Twente is uitgebreid onderzoek gedaan door het adviesbureau Goudappel Coffeng. Conclusie is dat bij ontwikkeling van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente in de komende 17 jaar aanpassingen nodig en mogelijk zijn op de H. Roland Holstlaan en dat daardoor een acceptabele verkeersafwikkeling mogelijk blijft. In de exploitatieopzet van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente is een afdracht aan het fonds Bovenwijkse voorzieningen van Almelo opgenomen. Rond 2020 zullen de verkeersintensiteiten op de H. Roland Holstlaan en de Wierdensestraat - N 36 de capaciteiten van die wegvakken overschrijden. Voor de bereikbaarheid van Almelo (inclusief het bedrijventerrein XL Businesspark Twente) zullen dan maatregelen op structuur- en Netwerkstadniveau nodig zijn. De ontsluiting van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente vindt plaats vanaf de nieuwe aansluiting op de doorgetrokken Rijksweg 35 in het verlengde van de H. Roland Holstlaan. Er komt een noodaansluiting op de Pastoor Ossestraat, die als calamiteitenroute dient of open wordt gezet indien de hoofdontsluiting door werkzaamheden geblokkeerd is. Verder komen er diverse fietsontsluitingen die ook geschikt worden gemaakt als alternatieve ontsluitingen voor hulpdiensten. In oost-west richting wordt een hoofdontsluitingas aangelegd. De bereikbaarheid van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente is hiermee gewaarborgd. De hoofdontsluitingsas is bovendien zo gesitueerd dat verlenging over het kanaal mogelijk is om een eventueel Almelo’s bedrijventerrein westelijk van het kanaal te kunnen ontsluiten. Het wijzigingsgebied wordt ontsloten via de hoofdontsluitingsas over het bedrijventerrein XL Businesspark Twente die de Pastoor Ossestraat ongelijkvloers kruist. Op de hoofdas zijn bedrijfsstraten aangesloten die elke kavel binnen het wijzigingsgebied ontsluiten.
Laad- en loskade
en zuidzijde door middel van een lus-vormige verkeersstructuur op de hoofdontsluitingas worden ontsloten. Navolgende afbeelding maakt dit inzichtelijk, waarbij het wijzigingsge-
SAB
|
bied is weergegeven met een paarse stippellijn.
43 43 RBT |
De laad- en loskade die met dit wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt, zal aan de noord-
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
4.12.2
Verkeersstructuur RBT
Door de ligging aan het Twentekanaal en de komst van een laad- en loskade is
het bedrijventerrein XL Businesspark Twente ook via het water te bereiken. Een gevolg hiervan zal onder andere zijn dat een gedeelte van het goederenvervoer van en naar het bedrijventerrein per boot zal gebeuren, in plaats van per vrachtwagen. Dit zal de belasting op het omliggende wegennet doen afnemen. 4.12.3
Parkeren De parkeerdruk die de laad- en loskade met zich meebrengt kan op eigen terrein worden opgelost en zal niet worden afgewenteld op het openbaar gebied.
5
44
5.1
W AT E R
GEMEENTELIJK BELEID
Uitgangspunt voor het Waterplan Almelo is de ambitieuze doelstelling van het Waterpact van Twente om de milieubelasting binnen de waterkringloop met een factor van 20 te verminderen. In het Waterplan is aangegeven dat het vasthouden van water de voorkeur verdient. Wanneer dit niet meer mogelijk is, wordt zoveel mogelijk water geborgen. Daarbij speelt de waterkwaliteit een belangrijke rol; water van verschillende kwaliteit (de stedelijke en landelijke waterstromen) wordt zoveel mogelijk gescheiden. Wanneer ook berging niet meer mogelijk is, wordt het water tenslotte afgevoerd. In Almelo wordt het overtollige, schone grondwater enerzijds benut voor hergebruik in de waterketen, anderzijds door voeding in de beken. Wanneer de kwaliteit van het drainagesysteem dit niet toestaat, wordt aangesloten op de vuilwaterriolering en afgevoerd naar de RWZI's.
SAB
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
Waterplan Almelo (2002)
Voor nieuwe bebouwing wordt afhankelijk van de lokale situatie en mogelijkheden, op maat invulling gegeven aan de algemene gidsprincipes, waarbij geldt dat er geen relatief schoon water wordt afgevoerd naar de RWZI. De uitbreidingen mogen het watersysteem zowel kwalitatief als kwantitatief niet nadelig beïnvloeden. Dit betekent "grondwaterneutraal" bouwen, retentie van gebiedseigen water en het voorkomen van vervuiling. Afhankelijk van de lokale situatie en mogelijkheden wordt hier op maat invulling aan gegeven. Hierbij geldt dat alle nieuwe percelen waar afvalwater vrijkomt, worden voorzien van een aansluiting op de riolering.
Grondwaterplan 2010-2015 Uit het Grondwaterplan 2010-2015 blijkt onder andere dat de gemeente Almelo streeft naar een volledige scheiding tussen schoon hemelwater aan de ene kant en (mogelijk) vervuild regenwater en afvalwater aan de andere kant. Een verdere scheiding tussen (mogelijk) vervuild regenwater en afvalwater op langere termijn verdient de voorkeur. De gemeente zoekt voor de hemelwaterzorgplicht aansluiting bij het vigerende landelijk beleid, de zogenaamde voorkeursvolgorde en het regionale beleid zoals door het waterschap Regge en Dinkel is verwoord in de nota afkoppelen. In de landelijke voorkeursvolgorde is afvalwater gedefinieerd als: al het water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, dus afvalwater en hemelwater. Voor het hemelwaterbeleid is de eerste stap uit de voorkeursvolgorde namelijk het voorkomen van het ontstaan van afvalwater de belangrijkste. De gemeente Almelo is, als beheerder van de openbare ruimte, verantwoordelijk voor voldoende ontwateringsdiepte van haar terrein. Er wordt in het bebouwd gebied een ontwateringsdiepte (GHG) onder wegen van 0,7 m nagestreefd. Aangezien bij in- en uitbreidingen meer mogelijkheden zijn om toekomstige overlast te voorkomen geldt voor nieuwe gebieden een ontwateringsdiepte van 0,8 m. Bij de aanleg van een nieuw bedrijventerrein gaat de voorkeur uit naar een systeem met drie typen afvoer: DWA, vervuild hemelwater en schoon hemelwater. Voor het schone hemelwater gaat de voorkeur uit naar directe afvoer op oppervlaktewater. Indien dit niet mogelijk is kan er ook gewerkt worden met een IT-riool (Infiltratie Transportriool, riool waarmee hemelwater kan worden geïnfiltreerd en / of kan worden afgevoerd afhankelijk
van de intensiteit van regenbuien). Het DWA en het vervuilde hemelwater worden verwerkt middels een verbeterd gescheiden stelsel of een verbeterd gescheiden stelsel plus.
teit staan in het Verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2011 – 2015 (vGRP Almelo 2011 – 2015). Relevante doelstellingen zijn:
doelmatige inzameling van het afvalwater;
doelmatige inzameling van hemelwater, onder andere:
1
zo min mogelijk hemelwater op de riolering door afkoppelen van verhard oppervlak;
2
geen afvoer van oppervlaktewater of drainage op de riolering.
doelmatig transport van afvalwater (zowel afstroming als capaciteit);
voorkomen van vuiluitworp (verontreiniging) naar bodem-, grond- en oppervlaktewater (bijvoorbeeld door het toepassen van materialen die niet uitlogen);
minimale overlast voor de omgeving (onder andere grond- en oppervlaktewater en
5.2
effectief rioleringsbeheer;
|
goede waterkwaliteit door baggeren.
SAB
stank);
WATERHUISHOUDKUNDIG PLAN Het wijzigingsgebied maakt wat betreft de waterhuishouding deel uit van het waterhuishoudkundig plan voor het gehele bedrijventerrein (Waterhuishouding en riolering XL Businesspark fase I, II en II, actualisatie 2011, 19 december 2011). Het waterhuishoudingsplan is door het waterschap goedgekeurd. In deze paragraaf is het waterhuishoudingsplan kort samengevat.
5.2.1
45 45 RBT |
De gemeentelijke doelstellingen op het gebied van riolering, grondwater en waterkwali-
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
Verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2011 – 2015
Uitgangspunten en randvoorwaarden Voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente geldt het principe van een duurzame inrichting van het stedelijk gebied. Dit leidt, aangevuld met specifieke doelen en randvoorwaarden voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente, tot de volgende uitgangspunten en randvoorwaarden:
voorkomen van grondwateroverlast;
voorkomen van piekbelastingen op ontvangende watergangen;
het scheiden van schone en vuile waterstromen;
voorkeur voor het volgen van de geografische ligging van het terrein;
minimale verstoring van geohydrologische relaties;
voorkeur voor ophogen boven draineren;
minimaal grondverzet en im- en export van bodemmateriaal;
duurzame waterhuishouding.
5.2.2
Systeemkeuze Bij de aanleg van het Businesspark verandert de functie van het gebied van ‘landelijk’ naar ‘bedrijventerrein met verschillende categorieën’. De waterhuishouding van een
46
bebouwd gebied gedraagt zich anders dan in een landbouwgebied. Er is een toename Door de toename van het bebouwde oppervlak komt neerslag veel sneller tot afvoer. Om van neerslag in het plangebied vereist. De berging vindt plaats door de aanleg van op-
en deels naar de zuivering.
SAB
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
overbelasting van het bestaande waterhuishoudkundige systeem te voorkomen is berging
|
RBT |
van het verharde oppervlak, waardoor de afstroming en infiltratie van neerslag verandert.
pervlaktewater. Het regenwater van daken voert rechtstreeks af naar watergangen rondom de percelen. Daar waar geen watergangen aanwezig zijn zorgt een schoonwaterleiding op openbaar terrein voor de afvoer naar het dichtstbijzijnde oppervlaktewater (retentie). De percelen gelegen aan het Twentekanaal voeren hun dakwater rechtstreeks af op het Twentekanaal. Het regenwater van weg- en terreinoppervlakken voeren via een verbeterd gescheiden stelsel af naar de watergangen en deels naar de rioolwaterzuivering. Een telemetriesysteem moet er voor zorgen dat tijdens een overstorting geen water wordt verpompt naar de zuivering. Na de regenbui wordt het stelsel weer leeggepompt naar oppervlaktewater Vanuit de watergangen vindt een vertraagde afvoer plaats naar het stedelijk watersysteem ‘De Wendel’ (zie navolgende figuur). De afvoer van regenwater moet plaatsvinden via debietregulerende kunstwerken die afvoeren op twee aanwezige duikers onder de Rijksweg A35. De Hoeselder waterleiding wordt verlegd naar het noorden. Hierdoor kan de huidige kwelsloot langs het Twentekanaal behouden blijven. Afhankelijk van de komst van een laad- en lokade zal de kwelsloot voor een deel worden vervangen door een ondergrondse kwelleiding gelegen op openbaar terrein. De retentiezone ten noorden van de Doorbraak heeft een vijverpartij met een vast waterpeil op 9,30 m + NAP. Er zijn verschillende overloopgebieden op 9,50 m + NAP gerealiseerd. Tussen de overloopgebieden lopen eilandjes die onderling met elkaar verbonden zijn zodat een soort wandelroute ontstaat.
Afwateringswijze bedrijventerrein XL Businesspark Twente
5.2.3
Kwelsloot In de huidige situatie ligt direct naast het Twentekanaal, deels in het plangebied, een
In het nieuwe waterhuishoudkundig ontwerp (december 2011) zal de Hoeselder waterleiding naar het noorden gaan afvoeren. Dit voorkomt een nieuwe duiker onder de A35 en scheelt oppervlak aan uitgeefbaar terrein doordat de kwelsloot niet verlegd hoeft te worden. Wat overblijft is de huidige kwelsloot en de afvoerwijze van de bermsloten ten zuiden van de A35. In de huidige situatie zijn de bermsloten via een retentievoorziening voor de A35 aangesloten op de kwelsloot. Een mogelijk alternatief is om de retentie voor de A35 aan te sluiten op de afvoerleiding voor XL Businesspark. Het overtollig water voert dan af naar het noorden, het stedelijk watersysteem de Wendel. In verband met de aanleg van de laad- en loskade zal de kwelsloot voor een deel worden vervangen door een ondergrondse kwelleiding gelegen op openbaar terrein.
5.2.4
Aanleghoogtes In de navolgende tabel zijn per fase zoals gehanteerd in het waterhuishoudkundig plan de definitieve aanleghoogten weergegeven samen met de gehanteerde uitgangspunten. In de navolgende figuur is een overzicht gegeven van de deelgebieden.
Overzicht fases uit het waterhuishoudkundig plan
RBT |
noordoosten van de Rijksweg A35 (Hoeselder waterleiding).
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
Twentekanaal de afvoerfunctie behouden voor het bovenstrooms gelegen gebied ten
47 47
|
het oosten. De kwelsloot zou naast de functie om kwelwater af te vangen vanuit het
SAB
kwelsloot. In het waterhuishoudkundig ontwerp van 2008 was de kwelsloot verlegd naar
SAB
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
48
Tabel met definitieve aanleghoogten per fase uit het waterhuishoudkundig plan. De aanleghoogte Fase III Twentekanaal bedraagt bij de komst van de laad- en loskade minimaal 11,10 m + NAP
5.2.5
Riolering Voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente zijn drie bemalingsgebieden ontworpen voor de droogweerafvoer. Redenen om voor drie bemalingsgebieden te kiezen zijn:
a b c
beperken diepteligging riolering en gemalen (minder grondverzet); minder onttrekking van grondwater tijdens de uitvoeringsfase; fasering.
De gemalen worden aangesloten op een gezamenlijke persleiding, waarna het afvalwater naar de AWZI Sumpel wordt getransporteerd. Het afstromende hemelwater wordt binnen bedrijventerrein XL Businesspark Twente afgevoerd door middel van de drie bemalingsgebieden. Er is hierbij sprake van een verbeterd gescheiden riolenstelsel.
Consequenties wijzigingsgebied De kwelsloot langs het Twentekanaal wordt voor een deel vervangen door een onder-
bedrijventerrein XL Businesspark Twente. Dit wijzigingsplan voldoet verder aan het waterbeleidsplan van de gemeente Almelo, dat samen met het Waterschap Regge en Dinkel is opgesteld. Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.
RBT |
loskade maakt verder integraal deel uit van het waterhuishoudkundig plan van het gehele
49 49
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
11,10 m + NAP. De waterhuishouding binnen het wijzigingsgebied voor de laad- en
|
grondse kwelleiding gelegen op openbaar terrein. De aanleghoogte bedraagt minimaal
SAB
5.2.6
6
50
6.1
PLANBESCHRIJVING
INLEIDING
RBT |
Aanleiding tot de totstandkoming van het onderhavige wijzigingsplan van de laad- en loskade is de mogelijkheid die het geldend bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
Twente “RBT” biedt. Dit bestemmingsplan voorziet ter plaatste van een groenstrook aan de zijde van het Twentekanaal in een wijzigingsbevoegdheid voor een laad- en loskade. Voor het wijzigingsplan "Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT) laad- en loskade" is het geldend bestemmingsplan het uitgangspunt. Dit betekent dat overwegend de toekomstige situatie wordt vastgelegd. Daarnaast is voor het gehele bedrijventerrein XL Businesspark Twente een beeldkwaliteitsplan (BKP) op hoofdlijnen opgesteld. In dit hoofdstuk worden allereerst de randvoorwaarden inzichtelijk gemaakt waar rekening mee moet worden gehouden, wanneer gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid
|
voorziening nader bekeken. Ook wordt in dit hoofdstuk de stedenbouwkundige visie voor
SAB
een laad- en loskade te realiseren. Vervolgens wordt de behoefte naar een dergelijke het gehele bedrijventerrein XL Businesspark Twente en het daarbij behorende beeldkwaliteitsplan op hoofdlijnen, kort beschreven. Vervolgens wordt ingezoomd op de toekomstige situatie van de laad- en loskade.
6.2
RANDVOORWAARDEN VAN DE WIJZIGINGSBEVOEGDHEID Aan de zijde van het Twentekanaal, is binnen de bestemming ‘Groenvoorzieningen I ‘ een aanduiding “laad- en loskade toegestaan” opgenomen. Middels een wijzigingsbevoegdheid kunnen Burgemeester en wethouders ter plaatse van deze aanduiding een laad- en losplaats en kade mogelijk maken. Het wijzigingsgebied betreft het gehele gebied waarop deze wijzigingsbevoegdheid is gelegen. In de toelichting van het geldend bestemmingsplan zijn daarbij enkele randvoorwaarden aangegeven. Deze worden navolgend behandeld:
Behoefte vanuit het bedrijfsleven; een laad- en loskade is mogelijk wanneer zich bedrijven aandienen voor het bedrij-
venterrein XL Businesspark Twente die hier gebruik van willen maken.
Vleermuisroute; de bestaande vleermuisroute dient door middel van een nieuwe groenstrook te worden omgeleid.
Afmeting; in overleg met Rijkswaterstaat is afgesproken dat het hier om een laad- en losplaats gaat voor schepen in klasse Va. Klasse Va zijn schepen van 110 x 11,4 meter breed. Met een veiligheidsstrook van 5 meter, is een inkassing van 16,4 meter voldoende. De aanduiding op de plankaart is groot genoeg om hier een laad- en loskade voor twee klasse Va schepen te maken. Indien de laad- en loskade wordt gerealiseerd (door middel van de wijzigingsbevoegdheid) wordt er aansluitend op de laad- en loskade tevens een strook van 10 meter bestemd tot “vaarweg” om aanwijzingen voor de scheepvaart op te plaatsen.
Obstakelvrije zone; een obstakelvrije veiligheidstrook van ten minste 20 meter moeten worden aangehouden vanaf de te realiseren kade. Voor zover de veiligheidsstrook binnen de be-
Indien er ook schepen laden en lossen met gevaarlijke (en/of lichtontvlambare) stoffen dient er zowel rekening te worden gehouden met het groepsrisico als met de ADNR-richtlijnen, waarbij laad- en losplaatsen voor schepen met een zogenaamde 1 blauwe kegel aanduiding minimaal 100 meter van gesloten woongebieden, kunstwerken of tankopslagplaatsen dienen te liggen.
6.3
BEHOEFTEONDERZOEK Dit plan maakt de realisatie van een laad- en loskade aan het Twentekanaal voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente mogelijk. Een voorwaarde van de wijzigingsbevoegdheid is dat een laad- en loskade mogelijk kan worden gemaakt wanneer zich bedrijven aandienen voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente die hier gebruik van willen maken.
Concrete behoefte Aan deze voorwaarde wordt voldaan aangezien het Amerikaanse bedrijf Timberland, dat sinds 2012 gevestigd is op het Businesspark aan heeft gegeven gebruik te willen maken van de laad- en loskade. Timberland verzorgt vanaf het businesspark de distributie van haar artikelen door heel Europa, Midden Oosten en Afrika. Een voorwaarde voor de distributie is dat deze zowel via de weg als over het water kan plaatsvinden. Voor hun bedrijfsvoering is de aanleg van de laad- en loskade dan ook essentieel. Naast Timberland hebben ook andere bedrijven aangegeven gebruik te willen maken van de bi-modale ontsluiting van het businesspark.
Marktanalyse Daarnaast is door Stec Groep B.V. een marktanalyse verricht7 om te behoefte aan een laad – en loskade nader in kaart te brengen. Uit deze analyse blijkt dat de ruimtevraag voor kadegebonden en kadegerelateerde kavels in Netwerkstad Twente tot en met 2020, 22 tot 30 hectare is. Hiervan is circa de helft, 11 tot 18 hectare, voor kavels groter dan 2 hectare en dus geschikt voor XL Businesspark. Door het toelaten van kade- en watergebonden bedrijvigheid kleiner dan 2 ha kan deze marktpotentie nog eens verhoogd worden. Een andere manier is om niet te kiezen voor een bepaalde sector maar voor diverse soorten goederen. Door het aanleggen van een zogenaamde “ingroeikade”, die sober begint en uitgebreid kan worden naargelang de behoefte, kan hierin gefaciliteerd worden. Daarnaast blijkt uit de analyse dat de kade XL Businesspark een unieke positie geeft in de markt. De range aan mogelijke kadefaciliteiten maken het businesspark onderscheidend ten opzichte van concurrerende terreinen binnen en buiten de regio. De mogelijke verdieping van het Twentekanaal kan de marktpotentie nog meer verhogen. Belangrijk is wel dat ingezet wordt op alle kavelgroottes en alle soorten goederen. 7
Toegevoegde waarde kade XL Businesspark 24 Stec Groep aan Projectbureau XL Businesspark
11.076, d.d. 8 september 2011
RBT |
Laden en lossen met gevaarlijke stoffen;
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
51 51
|
geen bedrijfsbebouwing toegestaan.
SAB
stemming bedrijfsdoeleinden I valt is in ieder geval volgens dit bestemmingsplan
Concluderend kan gesteld worden dat de ruimtevraag voor kadegebonden en kadegerelateerde kavels in Netwerkstad Twente tot en met 2020 30 hectare is en dat hiervan ongeveer de helft geschikt is voor XL Businesspark. De kade maakt het businesspark onder52
scheidend ten opzichte van concurrerende terreinen. De mogelijke verdieping van het Twentekanaal zal positief uitwerken op de potentie van het XL Businesspark. De laad –
RBT |
en loskade voorziet naar verwachting dan ook in een reële behoefte. Met het inzetten op
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
worden.
|
alle kavelgroottes en alle soorten goederen kan het marktaandeel nog verder vergroot
type terrein in de regio Twente. Na 2020 blijft er verdere vraag, maar in een lager tem-
Marktstudie XL Businesspark Twente Zeer recent is ook door Ecorys8 een Marktstudie verricht om de toekomstige ruimtebehoefte naar bedrijventerreinen voor 2010-2020 en 2021-2030 in de regio Twente in beeld te brengen. Hiervoor is gebruik gemaakt van drie prognosemethoden. Samen zorgen ze voor een robuuste onderbouwing ten behoeve van het marktonderzoek naar de mogelijkheden van het XL Business Park in de regio Twente. Uit de prognoses blijkt dat tot 2020 een verdere ruimtevraag van kadegebonden bedrijven in de regio Twente verwacht wordt. De ruimtevraag zal tussen de 13 en 23 hectare nat bedrijventerrein bedragen
SAB
expliciet geschikt voor het XL Businesspark. Dit is 50-60% van de ruimtevraag naar dit po. Het betreft na 2020 een behoefte aan nat bedrijventerrein van 6 - 17 hectare. Gezien het beschikbare aanbod van 10 hectare aan natte kavels op het XL Businesspark is de vraag groter dan het aanbod. De behoefte aan natte kavels is voldoende om de aanleg van een laad- en loskade te rechtvaardigen. Zonder laad- en loskade vervalt deze behoefte op deze locatie. Het rapport is als bijlage bij dit wijzigingsplan gevoegd.
6.4 6.4.1
STEDENBOUWKUNDIGE VISIE BEDRIJVENTERREIN
Uitgangspunten Inleiding Reeds in 2001 is ten behoeve van het haalbaarheidsonderzoek begonnen met het onderzoek naar de ruimtelijke mogelijkheden voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente op de locatie Almelo-Zuid. Belangrijke vraag hierbij was of op deze locatie een kwalitatief hoogwaardig bedrijventerrein kon worden ontworpen met voldoende netto uitgeefbaar terrein. Naast de circa 130 hectare netto uitgeefbaar terrein golden de volgende belangrijke uitgangspunten:
een goede landschappelijke inpassing met veel aandacht voor de omgeving en de cultuurhistorisch waardevolle elementen;
een goede waterhuishouding;
mede afgestemd op de Doorbraak;
een adequate verkeersstructuur die het bedrijventerrein XL Businesspark Twente ontsloot zonder de wegen in de omgeving te belasten;
8
een duurzaam plan.
Ecorys, Marktstudie XL Businesspark Twente, d.d. 21 november 2012
Op basis van een eerste programmatische en ruimtelijke verkenning waarin aangetoond werd dat circa 125 hectare aan netto uitgeefbaar terrein haalbaar was binnen de gestelde uitgangspunten, is een besluit tot voortzetting van de planvorming genomen door alle
plan waarin de negatieve gevolgen voor de duurzaamheidsthema’s zoveel mogelijk voorkomen moesten te worden. Om een goede overgang te creëren tussen het huidige gebied en het bedrijventerrein XL Businesspark Twente is gekozen om de landschappelijke structuur zoveel mogelijk te integreren in het ontwerp.
Inpassing in de landschappelijke context Door de cultuurhistorische waarden als uitgangspunt te hanteren lag de geleding in drie deelgebieden vast. De Wolbeslanden en de Pastoor Ossestraat blijven beide gehandhaafd. De Wolbeslanden krijgt een functie als doorgaande fietsverbinding van Windmolenbroek tot Bornerbroek en vice versa. De Pastoor Ossestraat blijft gehandhaafd als van de cultuurhistorische elementen is een groenstructuur geprojecteerd die enerzijds de
|
deelgebieden van elkaar scheidt en anderzijds de verbinding met de Doorbraak vorm
SAB
(boven) lokale verbindingsweg tussen Almelo en Bornerbroek. Aansluitend op de erven
RBT |
Voor de Inrichtings-MER is de verkenning nader uitgewerkt tot een stedenbouwkundig
53 53
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
initiatiefnemers van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente.
geeft. Het stedenbouwkundig plan speelt verder in op de onderliggende oorspronkelijke agrarische verkaveling. Het oostelijke deel ten oosten van de Pastoor Ossestraat ontleent de vorm van de kavels aan het onderliggende blokvormige heideontginningslandschap en staat wat betreft de richting loodrecht op de A35. Aan weerszijden van de Pastoor Ossestraat is de kavelgrootte en vorm aangepast om beter aan te kunnen sluiten bij het kleinschaliger karakter van deze (boven) lokale ontsluitingsweg. De kavels krijgen hier een groene uitstraling. In deze strook is daarom ook een deel van de waterberging gesitueerd om dit groene karakter te benadrukken. Het westelijke deel ontleend zijn karakter voornamelijk aan het kanaal. De richting van de kavels is hier ook op afgestemd. Het centrale deel heeft een grilliger karakter, omdat het deels zijn grenzen ontleent aan de Wolbeslanden, de Pastoor Ossestraat en Erve Wolbeslanden. Dit deel ligt in het verlengde van de stedelijke as: de Henriëtte Roland Holstlaan. De stedelijke allure zal in dit deel van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente doorgezet worden tot aan de groene wig. Tussen het centrale deel en het westelijke deel wordt aansluitend op het Erve Wolbeslanden en de groene wig een gebied gereserveerd voor bedrijven in het groen die qua schaal beter aansluiten op de cultuurhistorische elementen.
Verkeer en vervoersstructuur Uitgangspunt voor de verkeersstructuur van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente is dat de bestaande (boven) lokale wegen als de Wolbeslanden, Hoeselderdijk en de Pastoor Ossestraat niet worden belast met bestemmingsverkeer van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente. Daarom komt een nieuw autonoom ontsluitingssysteem voor het bedrijventerrein. De hoofdentree van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente sluit aan op het nieuwe knooppunt van de Henriëtte Roland Holstlaan met de verlengde A35. Deze hoofdentree eindigt op een T-kruising en gaat vervolgens over in de hoofdas. Deze as is een gebiedsontsluitingsweg en vormt de ruggengraat van het bedrijventerrein. De hoofdas (zie onderstaande tekening) loopt vanaf de kavels aan het kanaal tot aan de meest oostelijk gelegen kavels nabij de Maatkampsweg.
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
54
Ligging hoofdas
bron: BKP op hoofdlijnen
De bedrijfspercelen worden niet rechtstreeks vanaf de hoofdas ontsloten om de doorstroming van deze gebiedsontsluitingsweg zo goed mogelijk te laten functioneren. Op de hoofdas zijn bedrijfsstraten aangesloten die elke kavel van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente ontsluiten. Deze hebben de status van erftoegangsweg. Door een ruimtereservering is het mogelijk om in de toekomst, indien ruimtelijke ontwikkelingen dat nodig maken, de hoofdas te verlengen tot over het kanaal. Het tracé van de hoofdas
|
volgt voor een deel de bestaande Wolbeslanden.
SAB
Water en bodem Uitgangspunt is dat schoon water van daken en andere schone oppervlakken afgekoppeld wordt. Voor de retentie van schoon en vuil water is ongeveer 6 hectare nodig verdeeld over het hele wijzigingsgebied. In het stedenbouwkundig plan is ruim voldoende water opgenomen voor retentie van zowel schoon als vuil water (in totaal ongeveer 8 hectare). De exacte verdeling schoonwaterretentie en vuilwaterretentie is in overleg met het waterschap bepaald, en is afhankelijk van het totale oppervlak dat niet aangesloten wordt. Gezocht is naar een evenwichtige verdeling over het hele terrein. Daarnaast zijn twee noord-zuidverbindingen opgenomen om landelijk water ten noorden van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente rechtstreeks te verbinden met de Doorbraak. De retentievoorzieningen (schoonwater) wateren af via de bermsloot langs de A35 naar het landelijk watersysteem (De Doorbraak) en zijn op elkaar afgestemd.
6.4.2
Beeldkwaliteitsplan op hoofdlijnen Om de beeldkwaliteit van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente vorm te geven is door SAB een beeldkwaliteitsplan op hoofdlijnen opgesteld9. De onderstaande schets geeft weer hoe het RBT onderverdeeld is in 7 deelgebieden. Deze deelgebieden zijn de belangrijkste beelddragers van het bedrijventerrein. De blanco delen op onderstaande kaart zijn op het gebied van beeldkwaliteit uitgewerkt in het BKP op kavelniveau.
9
SAB (januari 2007) Beeldkwaliteitsplan RBT, Beeldkwaliteit op hoofdlijnen
bron: beeldkwaliteitsplan op hoofdlijnen
De beeldkwaliteit op hoofdlijnen is voor deze gebieden nader uitgewerkt. Het wijzigingsgebied is gelegen in het deelgebied ‘De Kade’. De kade ligt aan de westzijde van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente, grenzen aan het Twentekanaal (zijtak naar Almelo). Het hier gelegen deelgebied ‘de Kade’ is vooral interessant voor bedrijven die goederen per schip laten vervoeren. De bedrijven kunnen zich optimaal langs het kanaal presenteren en zijn ook op bepaalde plaatsen vanaf de snelweg zichtbaar.
SAB
|
overzicht deelgebieden
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
55 55
6.5
TOEKOMSTIGE SITUATIE LAAD- EN LOSKADE Met dit wijzigingsplan wordt van de wijzigingsbe-
56
voegdheid gebruik gemaakt die in het geldend men voornemens een laad- en loskade te realiseren.
6.5.1
Beschrijving toekomstige laad- en loskade Het gaat hierbij om een laad- en loskade gaat voor schepen in klasse Va. Klasse Va zijn schepen van 110 x 11,4 meter. Om de kade veilig te laten functioneren is het van belang een veiligheidsstrook van 5 meter op te nemen, zodat de inkassing van de laad- en loskade 16,4 meter zal be-
|
dragen. De kade zal ruimte bieden aan twee klasse Va schepen.
SAB
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
bestemmingsplan is opgenomen. Zodoende is
Navolgende afbeelding maakt de toekomstige situatie inzichtelijk. Aansluitend op de laad- en loskade wordt een strook van 10 meter bestemd tot “vaarweg” om aanwijzingen voor de scheepvaart op te plaatsen. Tevens zal er een obstakelvrije veiligheidstrook van ten minste 20 meter worden aangehouden. Deze obstakelvrije veiligheidsstrook valt in zijn geheel binnen het plangebied
Principeschets laad- en loskade
Alleen onder voorwaarden zijn schepen met gevaarlijke (en/of lichtontvlambare) stoffen toegestaan. Kranen en silo’s worden toegestaan tot een bouwhoogte van 45 meter. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 20 meter. Gebouwen zijn niet toegestaan op de kade. Voor de doorstroming van het verkeer is het niet gewenst dat wordt geparkeerd of gewacht met vracht op de kade of op de directe ontsluitingsweg naar de kade.
6.5.2
Toetsing aan de randvoorwaarden
Behoefte vanuit het bedrijfsleven; In paragraaf 6.3 is dit aangetoond door de behoefte vanuit Timberland en andere bedrijven. Daarnaast is er een marktanalyse en een marktstudie uitgevoerd die aantonen dat de laad – en loskade naar voorziet in een reële behoefte.
Vleermuisroute; Ter hoogte van de te kappen eikenrij bevindt zich direct ten westen van het kanaal ook een bomenrij. Deze bomenrij kan als alternatieve vliegroute door beide vleermuissoorten worden gebruikt. Hierbij kan het viaduct als oriënterend element worden gebruikt om het kanaal eenvoudig over te steken. De te kappen dubbele bomenrij (vliegroute) is zodoende niet ‘onmisbaar’ en zodoende niet beschermd. Voor een
duurzame instandhouding van deze alternatieve vliegroute wordt geadviseerd een nieuwe bomenrij parallel aan deze (enkele) bomenrij aan te planten. Op deze wijze ontstaat er op zowel de korte als lange termijn ook nieuw foerageergebied (voor
afmetingen zoals deze zijn gesteld in de randvoorwaarden;
Obstakelvrije zone; De obstakelvrije zone vindt in zijn geheel binnen het wijzigingsgebied zijn beslag.
Laden en lossen met gevaarlijke stoffen; Zoals in paragraaf 6.5.1 is beschreven, zullen er geen schepen met gevaarlijke (en/of lichtontvlambare) stoffen laden en lossen op de kade.
RBT |
Gezien de beschreven toekomstige situatie in paragraaf 6.5.1 wordt voldaan aan de
57 57
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
Afmeting;
|
SAB
meer informatie wordt verwezen naar paragraaf 4.8).
7
JURIDISCH BESTUURLIJKE ASPECTEN
7.1
INLEIDING In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarin de meeste gewenste ontwikkeling
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
58
juridisch is vertaald. Het wijzigingsplan bestaat uit regels en verbeeldingen. Deze vormen het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van gronden, de bebouwingsmogelijkheden en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. In de regels worden de mogelijkheden in schrift vastgelegd. Op de verbeeldingen worden de bestemmingen en milieuzoneringen per locatie vastgelegd. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het be-
|
In dit hoofdstuk is de juridische systematiek van het wijzigingsplan toegelicht en een
SAB
stemmingsplan ten grondslag liggen.
beschrijving per bestemming opgenomen.
7.2
JURIDISCHE SYSTEMATIEK
wat is een wijzigingsplan? Een bestemmingsplan heeft een planperiode van 10 jaar. In het bestemmingsplan kunnen wijzigingsbevoegdheden worden opgenomen waarin is geregeld dat de geldende bestemming middels een wijzigingsplan gewijzigd kan worden in een andere bestemming. In een wijzigingsplan wordt de bestemmingen gewijzigd conform de uitgangspunten in het bestemmingsplan. Na de inwerkingtreding van het wijzigingsplan maakt deze onderdeel uit van het bestemmingsplan. Een wijzigingsplan vormt dus uiteindelijk een onderdeel van een bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemeen Plaatselijk Verordening, de Wet Milieubeheer en de bouwverordening zijn ook belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijke beleid.
wijzigingsplan en de Wro-WRO Het geldende bestemmingsplan “RBT” is in werking getreden onder vigeur van de Wet op de Ruimtelijk Ordening (WRO) zoals deze van kracht was voor 1 juli 2008. Het wijzigingsplan maakt onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Het wijzigingsplan wordt echter opgesteld onder vigeur van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zoals deze van kracht is geworden op 1 juli 2008. De gevolgen voor de gewijzigde wetgeving voor de inhoud en de vorm van het wijzigingsplan zijn hieronder beschreven.
Op grond van artikel 9.1.5 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening geldt dat op een wijzigingsplan, waarvan het ontwerp binnen één jaar na inwerkingtreding van de
Wro ter inzage is gelegd, het recht van toepassing is zoals dat gold voor de inwerkingtreding van de Wro. Onderhavig wijzigingsplan wordt niet binnen één jaar na inwerkingtreding van de Wro ter visie gelegd. Daarom is de Wro van toepassing. Voor de vormgeving,
van het gebruik van de landelijke RO-standaarden en het beschikbaar stellen van een digitaal plan. Dit artikel bepaalt dat een uitwerking van een bestemmingsplan dat voor 1 juli 2009 ter visie is gelegd vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld wordt op de wijze waarop het bestemmingsplan waarop de uitwerking betrekking heeft is vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld. Voor onderhavig wijzigingsplan betekent dit het volgende. Wat betreft het vormgegeven en inrichten wordt aangesloten bij de vormgeving en inrichting van het geldend bestemmingsplan. Op grond van de Wro worden in het wijzigingsplan de termen ‘verbeelding’ voor de plankaart en ‘regels’ voor de voorschriften gebruikt. Verder is de in het Bro voorgeschreven anti-dubbeltelbepaling opgenomen.
In dit wijzigingsplan wordt een bestemmingsregeling beoogt waarbij de rechtszekerheid
|
gewaarborgd is. Uitgegaan is van positieve bestemmingen, waarbij de ontwikkeling van
SAB
opzet van het wijzigingsplan
nieuwbouw of verbouw mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een bouwvergunning hebben verleend. De hoofdstukindeling van de regels ziet er als volgt uit: Hoofdstuk 1: “Inleidende bepalingen”, omvat de volgende artikelen: I.
Begripsomschrijvingen.;
Hoofdstuk 2: “Bestemmingsomschrijvingen”, bevat de bestemming , die het volgende stramien heeft: I.
Bestemmingsomschrijving;
II.
Bouwregels;
III.
Specifieke gebruiksregels;
Hoofdstuk 4: “Algemene Bepalingen”, bevat:
7.3
59 59 RBT |
van artikel 8.1.2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) een uitzondering ten aanzien
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
het inrichten en het beschikbaar stellen van dergelijke wijzigingsplannen geldt op grond
I.
Anti-dubbeltelbepaling;
II.
Relatiebepaling;
III.
Titel.
BESCHRIJVING BESTEMMING Voorliggend wijzigingsplan kent alleen de bestemming Vaarweg. Het wijzigingsplan maakt na afronding van de procedure onderdeel uit van het bestemmingsplan “RBT”. De algemene bepalingen over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, ontheffingen en wijzigingen uit het geldende bestemmingsplan zijn ook van toepassing op dit wijzigingsplan. Daarnaast zijn aanvullend de specifieke begripsbepalingen uit dit wijzigingsplan alleen van toepassing op dit wijzigingsplan. Voordat de bestemming nader worden beschreven wordt eerst uitgelegd wat op basis van het geldende bestemmingsplan de systematiek is voor de milieuzonering op basis waarvan een bedrijf/bedrijvigheid in het wijzigingsgebied is toegestaan.
7.3.1
bestemming ‘Vaarweg’ Deze bestemming is toegekend aan de gronden die in het bestemmingsplan “Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT)” de bestemming Groen 1 hebben met de aanduiding laaden loskade. In de bestemmingsomschrijving is aangegeven dat de gronden met de be-
60
stemming Vaarweg een vaarweg bestemd zijn voor een laad- en loskade, verhardingen
SAB
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
en de daarbij behorende voorzieningen en andere bouwwerken. In de bouwregels is aangegeven welke bouwwerken mogen worden opgericht en waar de situering en inrichting van de laad- en loskade aan moet voldoen. Tevens zijn de maximale bouwhoogten hier geregeld. In de gebruiksregels is een regeling opgenomen voor de bereikbaarheid van de laad- en loskade voor hulpdiensten bij onverhoopte calamiteiten en voor het verrichten van onderhoudswerkzaamheden en inspecties. Tevens is hier vastgelegd dat de hoogte van opslag van zaken maximaal 10 meter mag bedragen.
7.3.2
overige bepalingen Het wijzigingsplan maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT). De regels van dat plan zijn dan ook aanvullend van toepassing. Dit is beschreven in de relatiebepaling. Voor een toelichting op de overige bepalingen wordt verwezen naar het geldende bestemmingsplan.
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeente tot kostenverhaal bij ruimtelijke plannen
die voor 1 juli 2008 ter inzage zijn gelegd bestaat geen wettelijke basis. Wijzigingen als in het bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT), dat vóór 1 juli 2008 ter inzage is gelegd, hoeven derhalve op basis van de Grondexploitatiewet niet begeleid te worden door een exploitatieplan. Eerst bij het voldoen aan de actualisatieverplichting (herziening van bestemmingsplan) komt de Grondexploitatiewet in beeld. Voor het bestemmingsplan “RBT” is dat 10 jaar na datum vaststelling van dat bestemmingsplan. Voor het wijzigingsplan is geen exploitatieplan opgesteld. De kosten om te komen tot wijziging van het bestemmingsplan en de kosten van de fysieke aanleg van de laad- en loswal komt volledig voor rekening van het RBT. Het RBT draagt voor haar rekening zorg voor het vervaardigen van het bestemmingsplan en alle daarbij behorende onderzoeken en documenten. Voor de gemeente geldt dat de door haar te maken kosten bestaan uit de uiteindelijke toets van het wijzigingsplan en het voeren van de procedure. Deze kosten dienen door de gemeente te worden verhaald via de bepalingen van de legesverordening. Voor dit wijzigingsplan geldt verder dat de gronden in het plangebied in eigendom zijn van het Openbaar Lichaam Regionaal Bedrijventerrein Twente. Het Openbaar Lichaam ziet toe op de realisatie van de laad en loskade. Uit de exploitatieopzet blijkt dat het initiatief financieel haalbaar is.
RBT |
Voor het toepassen van de Grondexploitatiewet op wijzigingen van bestemmingsplannen
61 61
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
kunnen kosten worden verhaald op basis van een overeenkomst of een exploitatieplan.
|
zoals een bestemmingsplan of een projectbesluit. Indien kostenverhaal aan de orde is,
SAB
8
9
62
9.1
INSPRAAK, VOOROVERLEG EN ZIENSWIJZEN
INSPRAAK
voorontwerp bestemmingsplan. Vervolgens is in het kader van de verdere bestemmingsplanprocedure een aantal formele reactiemomenten geweest. Nu het geldend bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, ligt de bestemming van het plangebied vast. Onderhavig wijzigingsplan voorziet in een wijziging van de bestemming groen naar vaarweg. In feite gaat het om een wijziging waarvan de keuze reeds is gemaakt in het geldende bestemmingsplan. Voor het wijzigingsplan wordt de bestemming van het gebied niet opnieuw ter discussie gesteld. Derhalve is afgezien van een inspraakprocedure voor het wijzigingsplan.
9.2
VOOROVERLEG In verband met het wettelijk vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruim-
|
WIJZIGINGS PLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
In het kader van het geldend bestemmingsplan heeft inspraak plaatsgevonden over het
SAB
telijke ordening is het wijzigingsplan verzonden naar de verschillende vooroverlegpartners waaronder het Waterschap Regge en Dinkel en de Provincie Overijssel. Uit het vooroverleg zijn geen reacties naar voren gekomen. Hiermee kan worden aangenomen dat de vooroverlegpartners in kunnen stemmen met het wijzigingsplan.
9.3
ZIENSWIJZEN Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geldt de voorbereidingsprocedure zoals vervat in afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent onder andere dat het ontwerp-besluit tot vaststelling van het wijzigingsplan en de daarbij behorende stukken gedurende 6 weken ter visie liggen. De tervisielegging heeft plaatsgevonden van 19 september 2012 tot en met 6 november 2012. De resultaten van de zienswijzenperiode zijn opgenomen in de ‘Zienswijzenreactienota wijzigingsplan locatie laad- en loskade’ die als bijlage bij dit wijzigingsplan is gevoegd.
BIJLAGE 1: REGELS BESTEMMINGSPLAN REGIONAAL BEDR IJVENTE RRE IN TWE NTE (R BT )
SAB
|
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
1
SAB
|
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
BIJLAGE 2: ECOLOGISCH ONDERZOEK
1
Ecologisch onderzoek ten behoeve van Tranche-3A XL Businesspark
Inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van de Flora- en faunawet
COLOFON Titel: Ecologisch onderzoek ten behoeve van Tranche-3A XL Businesspark Subtitel: Inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van de Flora- en faunawet Projectcode: 10-203 Status: Eindrapport Datum: 21 mei 2012 Auteur: Ing. M. (Mike) Wallink Eindredactie: Drs. I. Veeman Veldonderzoek: Ing. M. Wallink, ing. M. Hoksberg & drs. D. Tuitert Opdrachtgever: Gemeente Almelo Contactpersoon: Dhr. R. Hogt
Foto voorpagina/colofon: Dubbele eikenrij langs zijtak Twentekanaal EcoGroen Advies BV Postbus 625 8000 AP Zwolle T: 038 423 64 64 I: www.ecogroen.nl
© EcoGroen Advies (2012) Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt mits onder vermelding van de bron: Wallink M. (2012). Ecologisch onderzoek ten behoeve van Tranche-3A XL Businesspark; Inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van de Flora- en faunawet. Eindrapport 10-203. EcoGroen Advies, Zwolle.
ECOLOGISCH ONDERZOEK TRANCHE-3A XL BUSINESSPARK
INHOUDSOPGAVE Samenvatting en conclusies 1
Inleiding ............................................................................................................................................... 1 1.1 Aanleiding en doelstelling ............................................................................................................ 1 1.2 Situatie......................................................................................................................................... 1 1.3 Algemene opzet en werkwijze ..................................................................................................... 2
2
Wettelijk kader en onderzoeksmethode ................................................................................................ 3 2.1 Wettelijk kader ............................................................................................................................. 3 2.2 Onderzoeksmethode ................................................................................................................... 4
3
Flora- en faunawet ............................................................................................................................... 6 3.1 Vleermuizen................................................................................................................................. 6 3.2 Eekhoorn ..................................................................................................................................... 8 3.3 Overige zoogdieren ..................................................................................................................... 9 3.4 Flora ............................................................................................................................................ 9 3.5 Broedvogels................................................................................................................................. 9 3.6 Amfibieën................................................................................................................................... 11 3.7 Overige soortgroepen ................................................................................................................ 12
4
Geraadpleegde bronnen..................................................................................................................... 13
Bijlagen Bijlage I - Wettelijk kader Bijlage II – Inventarisatiekaart Eekhoorn Bijlage III – Inventarisatiekaart Steenuil Bijlage IV – Inventarisatiekaart Vleermuizen
ECOLOGISCH ONDERZOEK TRANCHE-3A XL BUSINESSPARK
SAMENVATTING EN CONCLUSIES
Aanleiding en doelstelling In verband met de voorgenomen realisatie van een laad- en loskade met bijbehorende infrastructuur in de nabijheid van het Twentekanaal heeft de gemeente Almelo EcoGroen Advies BV verzocht ecologisch onderzoek uit te voeren. De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingreep op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de Flora- en faunawet. Het onderzoek is gebaseerd op diverse veldbezoeken, uitgevoerd in de zomer van 2010 en het voorjaar van zowel 2011 als 2012 plus een inventarisatie van bekende verspreidingsgegevens.
Aangetroffen en te verwachten soorten • •
• •
•
•
•
In het plangebied zijn, met uitzondering van de laag beschermde Gewone dotterbloem, geen beschermde plantensoorten of plantensoorten van de Rode Lijst aangetroffen of te verwachten; Als gevolg van de plannen treedt geen schade op aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Zowel het Twentekanaal, aangrenzende dubbele eikenrij als de bomen/struiken langs de Wolbes Landen fungeren als belangrijke vliegroute voor vleermuizen. De dubbele eikenrij dient ook als belangrijk foerageergebied voor vleermuizen; Als gevolg van de aan te leggen infrastructuur verdwijnt een groot deel van het leefgebied van Eekhoorn; Verspreid in het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde zoogdiersoorten te verwachten. Vaste verblijfplaatsen van zwaarder beschermde soorten zijn niet aangetroffen in het plangebied en worden ook niet verwacht in het plangebied of binnen de invloedsfeer van de plannen; Er zijn diverse algemene broedvogels aanwezig en te verwachten van bos en struweel, maar ook watervogels en weidevogels zijn aanwezig. Nesten van jaarrond beschermde vogelsoorten zijn - met uitzondering van Steenuil en Huismus niet in het plangebied of binnen de invloedsfeer van de plannen aangetroffen en worden ook niet verwacht.; Laag beschermde amfibieënsoorten als Bruine kikker, Bastaardkikker, Kleine watersalamander en Gewone pad zijn voorplantend en overwinterend aanwezig in het plangebied. Strikt beschermde amfibieënsoorten zijn niet aangetroffen in het plangebied en worden ook niet verwacht; Er zijn geen reptielen, of beschermde vissen en ongewervelden aangetroffen en deze worden op basis van biotoopkenmerken en bekende verspreidingsgegevens ook niet in het plangebied verwacht.
Vervolgstappen en mitigerende maatregelen •
•
•
• • •
•
Aangezien de dubbele eikenrij langs het Twentekanaal gekapt wordt, zal belangrijk foerageergebied van vleermuizen verdwijnen. Het is noodzakelijk om in overleg met de toetsende instantie Dienst Landelijk Gebied (DLG) het vervolgtraject te bepalen; Schade aan de vliegroute van Meervleermuis (Twentekanaal) is te voorkomen door in ieder geval aan 1 zijde van het kanaal geen uitstralende lichtbronnen te plaatsen. Om schade aan de vliegroute langs de Wolbes Landen te voorkomen is het ook noodzakelijk om maatregelen in acht te nemen (zie paragraaf 3.2); Aangezien de dubbele eikenrij langs het Twentekanaal wordt gekapt, zal ook een belangrijke vliegroute van vleermuizen verdwijnen. Ten westen van het Twentekanaal is echter een alternatieve bomenrij aanwezig waardoor de te kappen dubbele bomenrij niet ‘onmisbaar’ is; Als gevolg van de werkzaamheden kan de functionaliteit van de vaste verblijfplaats van Eekhoorn niet gegarandeerd worden. Het aanvragen van een ontheffing ten aanzien van Eekhoorn lijkt zodoende noodzakelijk; Van de jaarrond beschermde nestlocaties van zowel Steenuil als Huismus wordt niet verwacht dat de functionele leefomgeving in gevaar komt. Het nemen van vervolgstappen voor deze soorten is dan ook niet noodzakelijk; Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering op te starten in de periode voor half maart en na half juli. Voor het broedseizoen wordt echter geen standaardperiode gehanteerd, maar het is van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum; Bij de beoogde plannen kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine grondgebonden zoogdieren, planten en amfibieën verloren gaan. Voor de in voorliggende situatie aanwezige of te verwachten tabel 1-soorten geldt in deze situatie echter automatisch vrijstelling van artikel 75 van de Flora- en faunawet.
ECOLOGISCH ONDERZOEK TRANCHE-3A XL BUSINESSPARK
1
INLEIDING
1.1 Aanleiding en doelstelling In opdracht van de heer R. Hogt van de gemeente Almelo heeft EcoGroen Advies een actualiserend (veld)onderzoek uitgevoerd naar juridisch zwaarder beschermde soorten. Dit binnen de invloedsfeer van de realisatie van Tranche 3A van het XL Businesspark met een laad- en loskade in de nabijheid van het Twentekanaal inclusief bijbehorende infrastructuur en aanliggende kavels. Voorliggend onderzoek heeft zich met name gericht op broedvogels (uilen en roofvogels) en vleermuizen. In 2003/2004 heeft EcoGroen Advies in opdracht van de gemeente Almelo diverse natuuronderzoeken uitgevoerd ten behoeve van het Regionaal Bedrijventerrein Twente (De Vries et. al. 2003 & De Vries et. al. 2004). Op grond van de destijds aangetroffen beschermde soorten en de toen geldende natuurwetgeving, is een ontheffing artikel 75 1 in het kader van de Flora- en faunawet aangevraagd en verkregen . Deze ontheffing is eind oktober 2010 verlopen, terwijl nog niet alle werkzaamheden hebben plaatsgevonden. De voorliggende plannen voor een laad- en loskade plus bijbehorende infrastructuur wijken bovendien af van de eerdere plannen en voorwaarden uit de verleende ontheffing. Voor een zorgvuldige en juridisch correctie werkwijze is daarom een actualiserend onderzoek vereist, welke eventueel leidt tot een nieuwe ontheffingsaanvraag. Ook speelt mee dat er sinds augustus 2009 enkele essentiële wijzigingen zijn opgetreden in de Flora- en faunawet. Deze wijzigingen hebben voor sommige soortgroepen, met name vogels en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn (o.a. vleermuizen) consequenties. De Flora- en faunawet verplicht vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen of activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten. Voorliggend (actualiserend) ecologisch onderzoek heeft zodoende betrekking op het vaststellen van de aan- of afwezigheid van beschermde soorten, waarbij de reeds in het gebied bekende soorten logischerwijs de meeste aandacht zullen krijgen. In het voorliggende onderzoek vindt, ten behoeve van de onderbouwing van de ruimtelijke planvorming, een toetsing plaats aan de Flora- en faunawet. Een toelichting op de genoemde weten regelgeving is gegeven in bijlage I.
1.2 Situatie Het onderzoek is noodzakelijk in verband met de geplande aanleg van Tranche 3A van het Xl Businesspark inclusief kade plus infrastructuur en aanliggende kavels ten zuiden van Almelo (zie figuur 1 en 2 op volgende pagina). Het is de bedoeling dat deze kade plus bijbehorende infrastructuur zo spoedig mogelijk bouwrijp wordt gemaakt. Als gevolg van de beoogde plannen zal onder andere het Twentekanaal worden vergraven, landbouwgebied verdwijnen, watergangen worden gedempt en gegraven en enkele gebouwen aan de Wolbes Landen 9 worden gesloopt. Ook zal het voor de realisatie van de nieuwe kade nodig zijn een groot deel van de dubbele bomenrij langs het Twentekanaal te kappen (zie foto voorpagina).
1
Kenmerk; toek.FF.2002C.102.ahf. afgiftedatum: 2 maart 2005. Tijdvak 5 oktober 2005 t/m 1 oktober 2010
ECOLOGISCH ONDERZOEK TRANCHE-3A XL BUSINESSPARK
1
Figuur 1. Ligging Tranche 3A van het Xl Businesspark.
Figuur 2. Ligging van de laad- en loskade plus de beoogde infrastructuur.
1.3 Algemene opzet en werkwijze Om inzicht te krijgen in de effecten van de voorgenomen uitbreiding op juridisch beschermde soorten is nagegaan welke beschermde planten- en diersoorten in het gebied voorkomen of kunnen voorkomen (hoofdstuk 2). Voorliggende ecologische beoordeling is gebaseerd op diverse locatiebezoeken, bekende verspreidingsgegevens (zie Hoofdstuk 3 Geraadpleegde bronnen), beschikbare gebiedskennis en bekende ecologische principes. Uit de verzamelde informatie volgt een korte beschrijving van de verwachte effecten van de ruimtelijke ingreep op beschermde soorten en gebieden. Daarnaast is beschreven welke mitigerende (verzachtende of inpassings-) maatregelen eventueel nodig zijn om overtreding van de Flora- en faunawet te kunnen voorkomen en/of aanvullend onderzoek ten aanzien van beschermde soorten en/of gebieden nodig is.
ECOLOGISCH ONDERZOEK TRANCHE-3A XL BUSINESSPARK
2
2 2.1
WETTELIJK KADER EN ONDERZOEKSMETHODE Wettelijk kader De Flora- en faunawet (FFW) verplicht een ieder die ruimtelijke ingrepen of andere activiteiten wil ontplooien, na te gaan in hoeverre dit negatieve effecten kan hebben op van nature in Nederland in het wild voorkomende planten- en diersoorten – ongeacht of deze beschermd zijn of niet. De zorgplicht van artikel 2 uit de Flora- en faunawet stelt dat optredende negatieve effecten zo veel mogelijk vermeden of geminimaliseerd dienen te worden. Voor schade aan juridisch zwaarder beschermde soorten kan de aanvraag van een ontheffing van de Flora- en faunawet bij het Ministerie van EL&I noodzakelijk zijn.
Aangepaste beoordeling ontheffingen Flora- en faunawet Tot voor kort was het noodzakelijk voor het verwijderen, verstoren of beschadigen van een vaste verblijfplaats van zwaarder beschermde soorten een ontheffing op de Floraen faunawet aan te vragen. Door uitspraken van de Raad van State in het voorjaar van 2009 is de beoordeling van ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet voor ruimtelijke ingrepen aangepast. Sinds augustus van dat jaar wordt daardoor gewerkt volgens een nieuw stroomschema (zie bijlage I) en is het in veel gevallen niet meer noodzakelijk om een ontheffing van de Flora- en faunawet aan te vragen (Dienst 2 regelingen 2009a) . Voor soorten van tabel 1 geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen automatisch vrijstelling van artikel 75 van de Flora- en faunawet. Voor tabel 2 soorten zijn drie opties mogelijk: 1) Werken volgens de eisen van een goedgekeurde Gedragscode Flora- en faunawet; 2) Het aanvragen van een ontheffing; 3) Het opstellen van een ecologisch werkprotocol indien aangetoond kan worden dat de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort behouden blijft. Overigens is het in de eerste twee gevallen ook noodzakelijk om een op de situatie toegesneden ecologisch werkprotocol op te stellen. Voor tabel 3 soorten en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn en broedvogels met jaarrond beschermde nesten zijn twee opties mogelijk: 1) Het aanvragen van een ontheffing, mits er een bij wet genoemd belang is; 2) Het opstellen van een ecologisch werkprotocol indien aangetoond kan worden dat de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort behouden blijft en dat de soort binnen het leefgebied succesvol kan (blijven) overwinteren, foerageren en/of voortplanten tijdens en na uitvoering van de plannen. Hierbij geldt voor het aanvragen van ontheffing dat ook een ecologisch werkprotocol opgesteld moet worden waarin de te nemen mitigerende maatregelen beschreven worden.
In het voorjaar van 2012 zijn er door Raad van State uitspraken gedaan die mogelijk de beoordeling van ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet voor ruimtelijke ingrepen weer doen aanpassen, zodat weer vaker een ontheffing nodig kan zijn.
2
ECOLOGISCH ONDERZOEK TRANCHE-3A XL BUSINESSPARK
3
2.2
Onderzoeksmethode Ecologisch onderzoek 2003/2004 Zoals in hoofdstuk 1 beschreven is voorliggend onderzoek deels gebaseerd op ecologisch onderzoek dat in 2003/2004 door EcoGroen Advies in opdracht van de Gemeente Almelo is uitgevoerd. Het betrof natuuronderzoeken uitgevoerd ten behoeve van het Regionaal Bedrijventerrein Twente. 'Voorliggende plannen voor een laad- en loskade plus bijbehorende infrastructuur als onderdeel van Tranche 3A van het XL Businesspark' (zie figuur 1 en 2 op pagina 2) wijken af van de eerdere plannen. Zodoende heeft de gemeente Almelo in 2010 bij EcoGroen Advies het verzoek neergelegd om voor de beoogde plannen een actualiserend ecologisch onderzoek uit te voeren.
Actualiserend onderzoek 2010, 2011 & 2012 Voor het verkrijgen van een actueel beeld van de situatie is het plangebied 7 maal bezocht. Het betreft drie dagbezoeken en vijf nachtelijke bezoeken. Hieronder is de onderzoeksmethode nader toegelicht. Dagbezoeken juni 2010 Tijdens de twee bij daglicht uitgevoerde bezoeken (9 en 10 juni 2010) is aandacht besteed aan de beschermde soorten binnen de Flora- en faunawet en vooral aan de juridisch zwaarder beschermde soorten (tabel 2 en 3). Voor zover mogelijk zijn de volgende soortgroepen geïnventariseerd: hogere planten, zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden. Aanwezige bomen zijn geïnspecteerd op de aanwezigheid van horsten van roofvogels en holten welke door vleermuizen gebruikt kunnen worden als verblijfplaats. Waar nodig is hierbij gebruik gemaakt van een boomcamera. Tevens is navraag gedaan bij bewoners van nabijgelegen erven, met name met het oog op nestplaatsen van uilen. Vleermuisbezoeken juni/ juli 2010 Er zijn twee nachtelijke bezoeken uitgevoerd op 9 juni en 15 juli 2010. Het bepalen van de waarde van het plangebied voor vleermuizen is hierbij het belangrijkste doel geweest. Het accent heeft gelegen op de functie van aanwezige boselementen als vliegroute, maar ook is gelet op aanwijzingen voor de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen. Ook opgemerkte activiteiten van andere nachtactieve dieren als Steenmarter en uilen zijn ten tijde van deze bezoeken geregistreerd. Bij onderzoek naar vleermuizen vereist de toetsende instantie (DLG) meerdere nachtelijke bezoeken verspreid over het jaar (zie kader1).
Kader 1: Protocol voor Vleermuisonderzoek Vleermuizen zijn een belangrijke soortgroep binnen de natuurbescherming. Vleermuizen zijn echter moeilijk te inventariseren, vertonen specifiek gedrag en advies omtrent deze soortgroep is regelmatig complex. Tegen die achtergrond heeft het Vleermuisvakberaad van het Netwerk Groene Bureaus een protocol opgesteld voor de inventarisatie van vleermuizen. Het doel van het protocol is bij te dragen aan de kwaliteit en uniformiteit in onderzoek, ook in de richting van ontheffingsaanvragen. Het protocol wordt ondersteund door Dienst Landelijk Gebied (Ministerie van EL&I) en de Zoogdiervereniging.
Beide nachtelijke vleermuisonderzoeken hebben plaatsgevonden rond de schemering. Gezien de forse omvang van het onderzoeksgebied zijn beide bezoeken door twee personen uitgevoerd. Daarbij is gebruik gemaakt van een batdetector. Met een batdetector zijn vrijwel alle vleermuissoorten op naam te brengen. Steenuilbezoeken voorjaar 2011 In de directe nabijheid van het plangebied zijn in 2003/2004 enkele territoria van Steenuil aangetroffen (De Vries et. al. 2003 & De Vries et. al. 2004). Ook de dagbezoeken uit 2010 hebben zichtwaarnemingen en braakballen van Steenuil opgeleverd. Gezien eerdere waarnemingen en de hoge beschermingsstatus is het van belang om meer duidelijkheid te krijgen over de noodzaak van en mate waarin
ECOLOGISCH ONDERZOEK TRANCHE-3A XL BUSINESSPARK
4
eventuele mitigerende maatregelen genomen dienen te worden. Zodoende is een actueel beeld van de steenuilterritoria gewenst in en in de nabijheid van het plangebied. In het plangebied en een groot omliggend gebied (zie bijlage III) zijn drie nachtelijke inventarisatieronden in maart - half april 2011 uitgevoerd gericht op Steenuil. De bezoeken zijn uitgevoerd door 1 persoon, waarbij gebruik is gemaakt van geluidsapparatuur om de roep van Steenuilen te activeren. Locatiebezoek Wolbes Landen 9 maart 2012 Tijdens één van de steenuilbezoeken, uitgevoerd in het voorjaar van 2011, is een territoriaal mannetje aangetroffen op het erf aan de Wolbes Landen 9 (zie bijlage III). Aangezien een deel van de bebouwing aan de Wolbes Landen 9 zal verdwijnen en de omliggende terreinen worden heringericht is het van belang de exacte functie van dit erf en nabijgelegen percelen ten aanzien van Steenuil te bepalen. Op 22 maart 2012 is alle bebouwing aan de Wolbes Landen 9 van binnen geïnspecteerd waarbij gelet is op sporen (zoals braakballen, uitwerpselen en veren) van uilen en Steenuil in het bijzonder. Ook is navraag gedaan bij de huidige bewoners. Uiteindelijk is op basis van de veldonderzoeken, terreingesteldheid, bekende verspreidingsgegevens (zie Hoofdstuk 3 Geraadpleegde bronnen) en ‘expert judgement’, een uitspraak gedaan over de mogelijk aanwezige beschermde soorten.
ECOLOGISCH ONDERZOEK TRANCHE-3A XL BUSINESSPARK
5
3
FLORA- EN FAUNAWET In dit hoofdstuk worden de relevante soorten uit de onderzochte soortengroepen beschreven die in het plangebied en de directe omgeving zijn aangetroffen en te verwachten. Relevante soorten worden in de onderstaande paragrafen kort toegelicht. Een korte toelichting op het beschermingsregime van de FFW is gegeven in hoofdstuk 2 en bijlage I.
3.1
Vleermuizen Alle vleermuizen zijn opgenomen in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in tabel 3 van de Flora- en faunawet en daardoor strikt beschermd.
Vaste verblijfplaatsen Verblijfplaatsen bevinden zich in donkere en voor vleermuizen bereikbare ruimten in bomen, huizen, kelders etcetera. De te kappen bomen, waaronder de dubbele eikenrij langs het Twentekanaal, herbergen geen holten of spleten die door vleermuizen als vaste verblijfplaats kunnen worden gebruikt. Als gevolg van de plannen verdwijnt alleen bebouwing aan de Wolbes Landen 9. Deze gebouwen herbergen geen potentiële vaste verblijfplaatsen van vleermuizen waardoor schade aan vaste verblijfplaatsen niet zal optreden. Kraamkolonie Gewone dwergvleermuis Zoals in hoofdstuk 2 weergegeven heeft het vleermuisonderzoek zich met name gericht op vliegroutes en foerageergebied van vleermuizen. Tijdens het vleermuisonderzoek is echter ook een kraamkolonie van Gewone dwergvleermuis aangetroffen op een erf aan de Newton (zie bijlage IV). Het betreft hier een kolonie van ten minste 25 exemplaren. Dit erf met bijbehorende bebouwing blijft onaangetast, waardoor schade aan deze vaste verblijfplaats niet zal optreden.
Vliegroutes Van veel vleermuissoorten is bekend dat zij gedurende lange tijd gebruik kunnen maken van dezelfde structuren voor de oriëntatie en daarlangs van hun verblijfplaats naar de foerageergebieden trekken. Vanwege dit traditiegetrouwe gedrag van vleermuizen vormen bepaalde lijnvormige structuren (bijvoorbeeld rijen woningen, watergangen en singels) een belangrijk onderdeel van een vliegroute. Wanneer alternatieve structuren ontbreken zijn dergelijke structuren ‘onmisbaar’ en zodoende beschermd. Tijdens de nachtelijke bezoeken gericht op vleermuizen zijn enkele (belangrijke) vliegroutes van vleermuizen aangetoond. Hieronder worden deze kort besproken. Dubbele eikenrij langs Twentekanaal De dubbele eikenrij ter hoogte van de te realiseren kade vormt een zeer belangrijke vliegroute van zowel Gewone dwergvleermuis als Laatvlieger voor respectievelijk circa 130 en 40 exemplaren (bijlage IV). Als gevolg van de aan te leggen kade dient deze dubbele eikenrij te worden gekapt. Ter hoogte van de te kappen dubbele eikenrij bevindt zich direct ten westen van het kanaal ook een bomenrij. Deze bomenrij kan als alternatieve vliegroute door beide vleermuissoorten worden gebruikt. Hierbij kan het viaduct als oriënterend element worden gebruikt om het kanaal eenvoudig over te steken. De te kappen dubbele bomenrij (vliegroute) is zodoende niet ‘onmisbaar’ en zodoende niet beschermd. Voor een duurzame instandhouding van deze alternatieve vliegroute wordt geadviseerd een nieuwe bomenrij parallel aan deze (enkele) bomenrij aan te planten. Op deze wijze ontstaat er op zowel de korte als lange termijn ook nieuw foerageergebied (zie hieronder ook paragraaf foerageergebied).
ECOLOGISCH ONDERZOEK TRANCHE-3A XL BUSINESSPARK
6
Twentekanaal Het Twentekanaal ter hoogte van de te realiseren kade vormt een belangrijke vliegroute van minimaal 20 meervleermuizen (bijlage IV). Indien in het plangebied verlichting wordt aangebracht waardoor het Twentekanaal wordt verlicht, kan schade optreden aan de belangrijke vliegroute van Meervleermuis. Meervleermuis is namelijk erg gevoelig voor licht op haar vliegroute (Limpens et. al. 2004). Schade aan de vliegroute van Meervleermuis is te voorkomen door in ieder geval aan 1 zijde van het kanaal geen uitstralende lichtbronnen te plaatsen/ in gebruik te hebben in de periode dat Meervleermuizen in hun zomerverblijfplaatsen aanwezig zijn (1 april tot en met 1 oktober). Kraamkolonie Gewone dwergvleermuis De beplanting rondom de erven langs de Newton worden gebruikt als vliegroute door Gewone dwergvleermuis. Deze vliegroute gaat vervolgens verder langs de beplanting langs de Wolbes Landen in zuidoostelijke richting. Het betreft exemplaren afkomstig uit de aanwezige kraamkolonie van deze soort (zie bijlage IV). Aangezien zowel de erven als bijbehorende erfbeplanting langs de Newton behouden blijven, zal hier geen schade optreden op de aanwezige vliegroute van Gewone dwergvleermuis. De beplanting langs de Wolbes Landen kan echter wel deels verdwijnen in verband met de nieuw te realiseren ontsluitingsweg die langs en door de Wolbes Landen (en dus de vliegroute) zal komen te liggen. Aangezien alternatieve routes voor vleermuizen ontbreken is het van belang om negatieve effecten op de aanwezige vliegroute te voorkomen. De vliegroute van Gewone dwergvleermuis kan in deze situatie geschaad worden doordat de doorlopende structuur van bomen en hoge vegetatie wordt doorbroken met een voor vleermuizen onoverbrugbare afstand (dit is het geval wanneer openingen van circa >30 meter ontstaan). Om schade aan de vliegroute te voorkomen is het noodzakelijk om onderstaande maatregelen in acht te nemen: • • •
3
Opgaande beplanting wordt gekapt buiten het actieve seizoen van vleermuizen ; Voordat het actieve seizoen van vleermuizen weer begint worden nieuwe (vervangende) bomen (met een hoogte van minimaal 3 meter) aangeplant, zodat geen opening ontstaat groter dan 30 meter; Rekening houden met eventueel aan te brengen verlichting (zie kader 2).
Kader 2: Vleermuizen en verlichting Vleermuizen zijn als nachtactieve dieren ingesteld op het leven in het donker. Zij kunnen op verschillende manier verstoord worden door kunstlicht. Zo kunnen vliegroutes en foerageergebieden ongeschikt worden door kunstlicht. Om lichtverstoring te voorkomen zijn diverse oplossingen denkbaar zoals het toepassen van marterverlichting, het aanpassen van de lichtintensiteit of het beperken van de hoeveelheid verlichting. Marterverlichting verstrooid niet naar de omgeving, maar verlicht lokaal de grond. Een betere oplossing is echter het toepassen van zogeheten ‘Amber verlichting’. Uit een onlangs uitgevoerd veldexperiment van de Zoogdiervereniging en LEDexpert, blijkt dat het kleurspectrum van de Amber ledlamp lichtgevoelige vleermuizen niet te verstoren, terwijl ‘groen’ licht en wit licht duidelijk verstorend werken. Bron: http://www.vleermuis.net/nieuws-2010/een-vleermuisvriendelijke-kleur-voor-verlichting.html
3
Het actieve seizoen van vleermuizen loopt van circa half maart tot eind oktober (afhankelijk van met name weersomstandigheden). In de winterperiode zijn vleermuizen in winterrust.
ECOLOGISCH ONDERZOEK TRANCHE-3A XL BUSINESSPARK
7
Foerageergebieden Vleermuizen foerageren op locaties waar insecten aanwezig zijn, bijvoorbeeld langs randen van bossen en bomenrijen of boven water. Foerageergebied van vleermuizen geniet binnen de Flora- en faunawetgeving echter geen juridische bescherming, tenzij het onmisbaar is voor het voortbestaan van een populatie. Dubbele eikenrij langs Twentekanaal Tijdens de gerichte vleermuisbezoeken is gebleken dat de te verwijderen dubbele eikenrij langs het Twentekanaal zeer belangrijk foerageergebied vormt. Een groot aantal Gewone dwergvleermuizen en Laatvliegers is foeragerend in de boomtoppen aangetroffen (zie bijlage IV). Aangezien de dubbele eikenrij gekapt wordt, zal dit belangrijke foerageergebied verdwijnen. Het is echter niet eenvoudig om vast te stellen welke consequenties het verdwijnen van een dergelijk belangrijk foerageergebied heeft op populatieniveau van vleermuizen. Het is noodzakelijk om in overleg met de toetsende instantie Dienst Landelijk Gebied (DLG) te bepalen of en zo ja in welke mate er in deze situatie sprake is van het verdwijnen van onmisbaar foerageergebied. Vervolgens kan ook vastgelegd worden in welke mate en op welke locaties nieuw foerageergebied gecreëerd dient te worden. Verspreid over de rest van het plangebied zijn enkele foeragerende vleermuizen in relatief lage dichtheden aangetroffen (zie bijlage IV). Het betreft enkele Laatvliegers, Rosse vleermuizen, Gewone en Ruige dwergvleermuizen. Het plangebied zal met de nieuwe inrichting ook in de toekomst geschikt foerageerhabitat voor vleermuizen vormen. Zodoende zal voor deze foeragerende vleermuizen geen sprake zijn van schade aan onmisbaar foerageergebied.
3.2
Eekhoorn Functie plangebied voor Eekhoorn In het bosperceel gelegen ten zuiden van de carpoolplaats zijn drie nesten van Eekhoorn aangetroffen (FFW tabel 2) (zie bijlage II). Aangezien lokaal ook diverse (verse) vraatsporen zijn gevonden, kan geconcludeerd worden dat de nesten in gebruik zijn als vaste verblijfplaats. Op basis van het aantal (geclusterde) nesten wordt ingeschat dat het één bewoond territorium betreft. Naar verwachting wordt het gehele bosperceel als leefgebied gebruikt door Eekhoorn, maar met name de Fijnsparren (waarin ook de nesten zijn aangetroffen) vormen de belangrijkste voedselbron voor de soort.
Effectbeoordeling Op basis van het herinrichtingsplan wordt geconcludeerd dat het grootste deel van het bosperceel en dus het leefgebied van Eekhoorn verdwijnt. Naar verwachting verdwijnt er onmisbaar foerageergebied, omdat slechts een klein deel van het bosperceel gehandhaafd blijft en het belangrijkste leefgebied (deel van het bos met de fijnsparren) van Eekhoorn zal verdwijnen. Aangezien in de omgeving geen alternatieve nestlocaties of leefgebied voorhanden zijn, kan de functionaliteit van de vaste verblijfplaats van Eekhoorn niet gegarandeerd worden. Er zal zodoende sprake zijn van een overtreding van de verbodsartikelen in het kader van de Flora- en faunawet. Het aanvragen van een ontheffing ten aanzien van Eekhoorn lijkt zodoende noodzakelijk.
Mitigerende maatregelen Het is bij zowel het uitvoeren van de werkzaamheden als bij de inrichting van het plangebied van belang rekening te houden met Eekhoorn. Dit kan ik deze situatie gerealiseerd worden door bijvoorbeeld onderstaande maatregelen in acht te nemen. • •
Handhaaf zoveel mogelijk bomen en struiken, met name de Fijnsparren, die aanwezig zijn binnen het territorium van Eekhoorn; Het verwijderen of verstoren van nesten dient buiten de voortplantings- en
ECOLOGISCH ONDERZOEK TRANCHE-3A XL BUSINESSPARK
8
•
3.3
overwinteringsperiode te gebeuren. De periode half september -begin december is het meest geschikt voor kapwerkzaamheden binnen het territorium van Eekhoorn; Om er voor te zorgen dat Eekhoorn zich in de toekomst weer kan vestigen op de locatie, worden er bomen en struiken aangeplant aan de westzijde van het huidige bosperceel (zie bijlage II). Het wordt geadviseerd om bij deze nieuwe aanplant ook Grove den en/of Fijnspar in het sortiment op te nemen zodat deze in de loop der jaren als voedselbron en/of nestlocatie kunnen fungeren.
Overige zoogdieren In het plangebied en de directe omgeving is een aantal vaste verblijfplaatsen van laag beschermde (FFW tabel 1), kleine grondgebonden zoogdiersoorten aangetroffen en/of te verwachten, namelijk Bosmuis, Bosspitsmuis (spec.), Rosse woelmuis, Veldmuis, Huisspitsmuis, Dwergmuis, Woelrat, Konijn, Egel, Haas, Ree en Mol. Sporen die duiden op de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van zwaarder beschermde zoogdieren (tabel 2/3-soorten zoals bijvoorbeeld Steenmarter) zijn niet aangetroffen in het plangebied of binnen de invloedsfeer van de plannen. Vaste verblijfplaatsen van zwaarder beschermde zoogdieren worden (met uitzondering van Eekhoorn) ook niet verwacht. Bij de werkzaamheden kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van laag beschermde zoogdieren verloren gaan. Voor laag beschermde kleine zoogdieren geldt automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Flora- en faunawet, waardoor het nemen van vervolgstappen voor deze zoogdieren niet aan de orde is. Schade aan de algemene en laag beschermde zoogdieren kan – indien de planning van de werkzaamheden dit toelaat - geminimaliseerd worden door werkzaamheden zoveel mogelijk uit te voeren buiten de voortplantingsperiode (maart - augustus). De minst schadelijke periode is september - december (mits vorstvrij).
3.4
Flora Tijdens het actualiserende onderzoek zijn geen beschermde of bedreigde soorten (Rode Lijst) aangetroffen in het plangebied. Tijdens het ecologische onderzoek van 2003/2004 is wel de laag beschermde Gewone dotterbloem (FFW tabel 1) aangetroffen langs het Twentekanaal. Het is mogelijk dat deze soort momenteel niet meer aanwezig is in het plangebied, of slechts in zeer lage dichtheden. In het plangebied zijn vooral plantensoorten aangetroffen die kenmerkend zijn voor enigszins voedselrijke omstandigheden. Het betreft met name algemeen voorkomende soorten als Riet, Gele lis, Grote waterweegbree, Scherpe zegge, Grote kattenstaart, Koninginnenkruid, Moerasandoorn, Harig wilgenroosje, Gewoon duizendblad, Gewoon reukgras, Gewone ereprijs, Pinksterbloem, Gewone hoornbloem, Gewoon Biggenkruid Echte valeriaan, Moerasspirea, Grote wederik en Moerasrolklaver. Voor eventuele schade aan de laag beschermde Gewone dotterbloem geldt in deze situatie automatisch vrijstelling van verbodsartikel 8 uit de Flora- en faunawet. Zwaarder beschermde soorten binnen de Flora- en faunawet en bedreigde soorten (Rode Lijst) zijn niet aangetroffen tijdens de veldbezoeken en deze worden gezien de aangetroffen soortensamenstelling en terreingesteldheid ook niet verwacht. Het nemen van vervolgstappen voor de soortgroep flora is in deze situatie niet aan de orde.
3.5
Broedvogels Op de locatie is geen volledige broedvogelinventarisatie uitgevoerd. Op basis van het uitgevoerde veldbezoek in combinatie met de terreingesteldheid, bekende verspreidingsgegevens en expert judgement is echter wel een goede uitspraak te doen over de te verwachten soorten.
Broedvogels met jaarrond beschermde nestplaatsen Van veel broedvogels zijn nesten alleen gedurende het broedseizoen beschermd.
ECOLOGISCH ONDERZOEK TRANCHE-3A XL BUSINESSPARK
9
Oude nestlocaties kunnen dan buiten het broedseizoen zonder overtreding van de Flora- en faunawet verstoord of verwijderd worden. Voor een aantal broedvogelsoorten geldt echter dat de nestlocaties inclusief de functionele omgeving jaarrond beschermd zijn. Dit betreffen de broedvogels Boomvalk, Buizerd, Gierzwaluw, Grote gele kwikstaart, Havik, Huismus, Kerkuil, Oehoe, Ooievaar, Ransuil, Roek, Slechtvalk, Sperwer, Steenuil, Wespendief en Zwarte wouw. Voor sommige andere soorten geldt dat de nesten jaarrond beschermd zijn als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. De soorten die binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden voorkomen zijn Steenuil en Huismus. De functie van het plangebied voor deze soorten en de consequenties van de plannen worden hieronder nader toegelicht.
Steenuil Territoria Steenuil in en in omgeving plangebied Tijdens de steenuilbezoeken in het voorjaar van 2011 zijn totaal zijn 3 territoria vastgesteld van Steenuil (zie bijlage III). Gezien de huidige begrenzing van de te realiseren kade en bijbehorende infrastructuur ligt slechts één territorium voor een klein deel binnen de invloedsfeer van de plannen. Het betreft de meest noordelijk gelegen territorium aan de Wolbes Landen 9. Tijdens één bezoekronde in het voorjaar van 2011 is hierbij een territoriaal mannetje aangetroffen. De andere twee territoria liggen ver ten zuiden van het plangebied en ondervinden zeker geen effecten van de beoogde plannen.
Kader 3: Steenuil De favoriete habitat van Steenuil (RL ‘kwetsbaar’) bestaat uit kleinschalig cultuurlandschap, met een veelheid aan holle bomen, oude schuren en ruige graslanden, vaak in de randen van oude dorpen of steden. Als standvogel is de soort het gehele jaar in het territorium aanwezig. Steenuil foerageert voornamelijk binnen 200 meter rond de nestlocatie en de gemiddelde grootte van een steenuilterritorium bedraagt circa 12 hectare. Optimale foerageergebieden bestaan uit paarden- en schapenweiden.
Steenuil Wolbes Landen 9 en 16 Aangezien enkele gebouwen aan de Wolbes Landen 9 zullen verdwijnen en de omliggende terreinen worden heringericht, is het van belang in kaart te brengen wat de functie ervan is voor Steenuil. Zodoende is op 22 maart 2012 alle bebouwing aan de Wolbes Landen 9 van binnen geïnspecteerd. Hierbij zijn geen sporen aangetroffen die duiden op de (recente) aanwezigheid van Steenuil. Dit komt overeen met de mondelinge mededeling van de bewoners aan de Wolbes Landen 9. Zij geven aan dat Steenuil in 2012 nog niet op het erf is waargenomen, dit in tegenstelling met voorgaande jaren. De bewoners geven aan nooit een broedgeval van Steenuil op het erf te hebben waargenomen. Tijdens het veldbezoek van 22 maart 2012 is ook de bewoner van de Wolbes Landen 16 gesproken. Deze gaf aan dat sinds de winter van 2011/2012 regelmatig Steenuil aanwezig is op zijn erf. In de jaren hiervoor is Steenuil hier nooit waargenomen. Op basis van de resultaten van het veldonderzoek in combinatie met de informatie van de bewoners kan geconcludeerd worden dat Steenuil geen broedlocatie heeft aan de Wolbes Landen 9. Naar verwachting betreft het een solitair mannetje dat tot 2012 zijn territorium aan de Wolbes Landen 9 had en sinds het voorjaar van 2012 zijn territorium heeft (verplaatst) naar het erf aan de Wolbes Landen 16 (zie bijlage III). Op de grens van het territorium aan de Wolbes Landen 16 wordt een nieuw natuurgebied (De Doorbraak) gerealiseerd. Als gevolg van deze ingreep zal slechts (tijdelijk) marginaal geschikt foerageergebied (intensief grasland) ongeschikt worden als foerageergebied voor Steenuil. Aangezien het territorium aan de Wolbes Landen 16 (bebouwing inclusief het belangrijke foerageergebied) onaangetast blijft, wordt niet verwacht dat de gunstige staat van instandhouding van Steenuil in gevaar komt. Het nemen van vervolgstappen voor de soort is dan ook niet noodzakelijk.
ECOLOGISCH ONDERZOEK TRANCHE-3A XL BUSINESSPARK
10
Huismus Op het erf aan de Wolbes Landen 9 zijn circa 3 paartjes Huismus aangetroffen. Deze zijn allen broedend aanwezig in de te handhaven woning. In de te slopen gebouwen op het erf zijn geen broedgevallen van Huismus aangetroffen. Broedgelegenheid en/of belangrijk leefgebied van Huismus zal niet verdwijnen als gevolg van de plannen. Het nemen van vervolgstappen voor Huismus wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Overige soorten De bomen en struiken in en langs de rand van het plangebied vormen geschikt broedbiotoop voor algemene broedvogels van bos en struweel zoals Merel, Grasmus, Zanglijster, Tjiftjaf, Vink, Roodborst en Houtduif. In de permanent waterhoudende sloten en het Twentekanaal zijn bovendien broedvogels als Wilde eend, Waterhoen, Meerkoet, Kleine karekiet, Rietgors en Fuut te verwachten. Gezien de ligging, terreingesteldheid en uitgevoerde veldbezoeken is de nabije omgeving van het plangebied geschikt voor enkele weidevogels. In de omgeving van het plangebied zijn onder andere Kievit, Scholekster, Wulp en Graspieper te verwachten. Deze laatste soort staat op de lijst van bedreigde diersoorten (RL 4 ‘gevoelig’). Door de realisatie van de plannen zal voor alle te verwachten soorten de ‘gunstige staat van instandhouding’ of de huidige populatiegrootte niet in gevaar komen, omdat slechts beperkt broedgebied verdwijnt, in de omgeving voldoende broedgebied aanwezig blijft en deze soorten in de regio relatief algemeen voorkomen. Alle broedvogels zijn gedurende hun broedseizoen beschermd en mogen in deze periode niet verstoord of geschaad worden. Als broedseizoen wordt gehanteerd: periode van nestbouw, periode van broed op de eieren en de periode dat de jongen op het nest gevoerd worden. Voor verstoring tijdens de broedseizoen van een vogel wordt geen ontheffing verleend. Indien op een locatie geen broedende/nestelende vogels aanwezig zijn, mag het aanwezige geschikte broedbiotoop ook tijdens het broedseizoen verwijderd worden. Voor de meeste soorten kan de periode tussen half maart en half juli worden aangehouden als broedseizoen. Een soort als Houtduif kan echter tot ongeveer half november broedend aanwezig zijn.
3.6
Amfibieën Strikt beschermde amfibieën In de nabijheid van het plangebied zijn enkele waarnemingen bekend van zwaarder beschermde amfibieënsoorten. Het betreft hier Kamsalamander en Poelkikker (RAVON & www.waarneming.nl). Wegens het ontbreken van geschikt biotoop is de aanwezigheid van Kamsalamander in of langs de randen van het plangebied uit te sluiten. Ook Poelkikker is niet te verwachten in het plangebied, mede aangezien Poelkikker ten tijde van de veldbezoeken in juni 2010 waarneembaar was, maar niet is aangetroffen. Geschikt leefgebied voor overige zwaarder beschermde soorten ontbreekt binnen het plangebied.
Overige amfibieën In de aanwezige watergangen is tijdens het veldonderzoek de laag beschermde Bastaardkikker, Gewone pad, Kleine watersalamander en Bruine kikker (allen FFW tabel 1) aangetroffen. De watergangen worden gebruikt als voortplantingsgebied voor deze soorten. De enigszins ruige perceelsranden, de aanwezige strooisellaag en de sliblaag in de watergangen vormen overwinteringsgebied voor deze soorten. Door de beoogde werkzaamheden vindt mogelijk aantasting plaats van zowel voortplantingsgebied als overwinteringshabitat van Gewone pad, Bastaardkikker, Bruine kikker en Kleine watersalamander. Het betreft hier zogenaamde algemene, laag beschermde soorten waarvoor in deze situatie automatisch een vrijstelling geldt van de verbodsartikelen 9, 11 en 12 van de Flora- en faunawet. Ontheffing annex artikel 75
ECOLOGISCH ONDERZOEK TRANCHE-3A XL BUSINESSPARK
11
van de Flora- en faunawet hoeft derhalve voor deze soorten niet aangevraagd te worden. Wel is het wenselijk om rekening te houden met deze kwetsbare soortgroep. Effecten op overwinterende en voortplantende amfibieën kunnen – mits de planning van de werkzaamheden dit toelaat - geminimaliseerd worden door de werkzaamheden uit te voeren buiten de overwinterings- en voortplantingsperiode van amfibieën. De maanden september en oktober zijn in de regel het meest geschikt (minst schadelijk) voor het uitvoeren van werkzaamheden op zowel het land als in/ nabij water (zie ook onderstaand kader).
Kader 4: Kwetsbaarheid amfibieën
Voortplantende amfibieën Gedurende de voortplantingsperiode, die zich volledig afspeelt in het water, zijn amfibieën kwetsbaar. Er zijn dan eisnoeren, eiklompen en larven aanwezig. Dit speelt ongeveer in de periode tussen maart en half augustus.
Overwinterende amfibieën Ook in de overwinteringsperiode (half november – februari/maart), zijn amfibieën kwetsbaar. De dieren zijn dan immobiel en dus niet in staat om te vluchten. De te verwachten amfibieënsoorten (Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander) overwinteren over het algemeen op het land. Bastaardkikker in de sliblaag van watergangen.
3.7
Overige soortgroepen Zwaarder beschermde soorten uit de soortgroepen reptielen, vissen en ongewervelden zijn tijdens het veldonderzoek niet aangetroffen en worden niet verwacht. Eventuele vervolgstappen zijn hier voor deze soortgroepen niet aan de orde. Onderstaand volgt een korte motivatie.
Reptielen Gezien de terreingesteldheid en bekende verspreidingsgegevens zijn geen reptielen te verwachten in het plangebied (RAVON).
Vissen Ondanks een intensieve bemonstering van de watergangen met een steeknet zijn er geen beschermde vissen aangetroffen en deze worden zodoende ook niet verwacht. Ook in het Twentekanaal zijn geen beschermde vissoorten bekend (Crombaghs et al. 2002) waardoor deze ook niet verwacht worden.
Ongewervelden en weekdieren In het plangebied zijn geen beschermde of bedreigde (Rode Lijst) ongewervelden en weekdieren aangetroffen. Wegens de afwezigheid van geschikt biotoop ontbreken geschikte voortplantingslocaties voor beschermde ongewervelden en weekdieren binnen het plangebied. Deze zijn dan ook niet te verwachten in het plangebied.
ECOLOGISCH ONDERZOEK TRANCHE-3A XL BUSINESSPARK
12
4
GERAADPLEEGDE BRONNEN Broekhuizen S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk, J.B.M. Thissen (1992). Atlas van de Nederlandse zoogdieren. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Creemers R.C.M.& J.J.C.W. van Delft (2009). De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. Crombaghs B.H.J.M, N. van den Berg & A.B. Goutbeek (2002). Vissen in Overijssel; Verspreidingsatlas van zoetwatervissen in stromende en stilstaande wateren in Overijssel, Buro Natuurbalans Limes Divergens, Nijmegen. Dienst Regelingen (2009a). Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet. Vastgesteld 26 augustus 2009. Dienst Regelingen (2009b). Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Floraen faunawet ruimtelijke ingreep. Vastgesteld 26 augustus 2009. Lange E., P. Twisk, A. van Winden en A. Diepenbeek (1994). Zoogdieren van West-Europa. Uitgegeven door de KNNV. Limpens H., K. Mostert & W. Bongers (red.) (1997). Atlas van de Nederlandse vleermuizen, Stichting Uitgeverij van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. Limpens, H.J.G.A., P.Twisk & G. Veenbaas (2004). Met vleermuizen overweg. Brochure over vleermuizen en de wijze waarop bij planning, aanleg, reconstructie en beheer van wegen praktische invulling kan worden gegeven aan de wettelijke zorgplicht voor vleermuizen. Uitgave Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Dienst Wegen Waterbouwkunde, Delft, en de Zoogdiervereniging, Arnhem. 24 pp. Ministerie van LNV (2004). Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit TRCJZ/2004/5727, houdende vaststelling van rode lijsten flora en fauna. Ministerie van LNV (2009). Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 augustus 2009, 25344, houdende vaststelling van geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna. Ministerie van EL&I. Natura 2000-gebieden. (www.synbiosys.alterra.nl/natura2000). RAVON, Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland (www.ravon.nl). Vries E. de, M. van der Sluis & G.A. Engelbertink (2003). Flora- en fauna onderzoek Regionaal Bedrijventerrein Twente; Tussentijdse rapportage van het onderzoek naar twee mogelijke locaties voor het Regionaal Bedrijventerrein Twente: Almelo noord en Almelo zuid. EcoGroen Advies, Zwolle. Vries E. de & M. van der Sluis (2004). Ecologisch onderzoek Regionaal Bedrijventerrein Twente; Inventarisatie en beoordeling natuurwaarden ten behoeve van de realisering van een regionaal bedrijventerrein ten zuiden van Almelo. EcoGroen Advies, Zwolle. Waarneming.nl (website met soortenwaarnemingen in Nederland: www.waarneming.nl).
ECOLOGISCH ONDERZOEK TRANCHE-3A XL BUSINESSPARK
13
BIJLAGEN
BIJLAGE I: WETTELIJK KADER Flora- en faunawet Inleiding Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Onder de Flora- en faunawet zijn ongeveer 500 soorten in Nederland aangewezen als beschermde dier- of plantensoort. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende plant- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is `nee, tenzij`. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. De Flora- en faunawet kent een groot aantal verbodsbepalingen die samenhangen met ruimtelijke ingrepen, plannen en projecten. Zo is het verboden beschermde inheemse planten te plukken of te beschadigen en geldt voor beschermde dieren een verbod op het doden, verwonden en opzettelijk verontrusten. Ook is het verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde inheemse dieren te beschadigen of te verstoren of eieren te rapen of te vernielen. De verbodsbepalingen betreffende planten op hun groeiplaats zijn opgenomen in artikel 8. De verbodsbepalingen betreffende dieren in hun natuurlijke leefomgeving zijn vermeld in artikel 9 tot en met 12. Van het verbod op schadelijke handelingen (`nee`) kan onder voorwaarden (`tenzij`) worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I), of, in geval van beheer en schadebestrijding, van gedeputeerde staten van de provincies.
Beschermde dier- en plantensoorten Beschermde inheemse planten- en diersoorten zijn bij algemene maatregel van bestuur aangewezen. Het zijn soorten die van nature in Nederland voorkomen en die in hun voortbestaan worden bedreigd of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd. Ook zijn soorten aangewezen die niet noodzakelijkerwijs in hun voortbestaan worden bedreigd, maar wel bescherming genieten ter voorkoming van overmatige benutting. De volgende diersoorten zijn beschermd volgens de Flora- en faunawet: 1) Alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren en met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis; 2) Alle van nature op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels; 3) Alle van nature in Nederland voorkomende soorten amfibieën en reptielen; 4) Alle van nature in Nederland voorkomende soorten vissen, met uitzondering van de soorten waarop de Visserijwet 1963 van toepassing is; 5) Een aantal ongewervelden (onder andere insecten, libellen en kevers) die in hun voortbestaan bedreigd zijn of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd. Er zijn drie beschermingsregimes van kracht, mede afhankelijk van de zeldzaamheid van de soort en de status in Europese richtlijnen. Van licht naar zwaar beschermd zijn de soorten opgenomen op Tabel 1, 2 of 3. Voor vogels gelden specifieke eisen, met name tijdens het broedseizoen. Bij ruimtelijke ingrepen geldt automatisch vrijstelling voor soorten van Tabel 1 waardoor de meeste aandacht gevraagd is voor soorten van Tabel 2/3 en voor vogels.
Wijze van toetsing Door uitspraken van de Raad van State in het voorjaar van 2009 is de beoordeling aangepast bij ontheffingsaanvragen voor ruimtelijke ingrepen. Sinds 26 augustus van dat jaar werken we daardoor volgens een nieuw stroomschema (zie volgende pagina). Gaat u een ruimtelijke ingreep uitvoeren en zijn beschermde soorten aanwezig, dan zijn er vaak twee opties: 1) Voorkom overtreding van de Flora- en faunawet. Het gaat dan om het behoud van de functionaliteit van de voortplantingsen/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort. Het betreft de functies van het leefgebied die ervoor zorgen dat de soort succesvol kan rusten of voortplanten, bijvoorbeeld nesten, migratieroutes en foerageergebied. Als u deze veilig stelt door vooraf mitigerende maatregelen te treffen, heeft u mogelijk geen ontheffing meer nodig. Om zeker te zijn dat uw maatregelen voldoende zijn, kunt u ze vóóraf laten beoordelen door Dienst Regelingen. Als deze voldoende zijn krijgt u een beschikking met daarin de goedkeuring van uw maatregelen. De goedkeuring krijgt u in de vorm van een afwijzing van uw ontheffingsaanvraag. U heeft namelijk geen ontheffing nodig doordat u met uw maatregelen overtreding van de Flora- en faunawet voorkomt. 2 ) Kan de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort niet worden gegarandeerd door mitigerende maatregelen? Dan dient u een reguliere ontheffingsaanvraag in waarbij de onderstaande vragen gesteld worden: • • • •
In welke mate wordt de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats aangetast? Is er een bij wet genoemd belang? (behalve bij Tabel 2-soorten) Is er een andere bevredigende oplossing? (behalve bij Tabel 2-soorten) Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar?
Beoordeling Dienst Regelingen Dienst Regelingen beoordeelt of het bij wet genoemd belang zwaarder weegt dan het overtreden van de verbodsbepaling(en). Voor Tabel 2-soorten gelden minder zware eisen en kan een door het ministerie goedgekeurde gedragscode ook uitkomst bieden. De gedragscode moet wel van toepassing zijn op uw activiteit en u moet kunnen aantonen dat u precies zo werkt als in de gedragscode staat. Voor Bijlage 1-soorten uit Tabel 3 krijgt u alleen ontheffing wanneer sprake is van een bij wet genoemd belang. Bij een ruimtelijke ingreep betreft het meestal één van de onderstaande vier belangen: • • • •
Bescherming van flora en fauna (b) Volksgezondheid of openbare veiligheid (d) Dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten (e) Uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (j)
Voor vogels en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt dat u alleen ontheffing kunt krijgen op grond van een bij wet genoemd belang uit respectievelijk de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. In de praktijk zijn de mogelijkheden voor het verkrijgen 4 van een ontheffing voor die soorten dan ook zeer beperkt, met name voor vogels .
Toetsingsschema Flora- en faunawet (Bron: Dienst Regelingen 2009. Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijk ingrepen Flora- en faunawet).
Rode lijsten Los van de Flora- en faunawet heeft de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ter uitvoering van de bepalingen in artikelen 1 en 3 van het Verdrag van Bern een aantal Rode Lijsten voor bedreigde en kwetsbare soorten dieren en 5 planten gepubliceerd . Voor soorten van de Rode Lijsten heeft de overheid zich verplicht onderzoek en werkzaamheden te bevorderen die nodig zijn voor bescherming en beheer. Het voorkomen van een soort op de Rode Lijst heeft geen wettelijke beschermingsstatus tot gevolg. Opname op de Rode Lijst zegt alleen iets over de zeldzaamheid en populatieontwikkelingen van de betreffende soorten.
4
In de Vogelrichtlijn worden alleen de belangen b en d én de veiligheid van het luchtverkeer (belang c) genoemd; Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van TRCJZ/2004/5727, houdende vaststelling van rode lijsten flora en fauna en Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 augustus 2009, 25344, houdende vaststelling van geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna. 5
Natuurbeschermingswet 1998 Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op Natura 2000 gebieden in Nederland en verankert een deel van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de nationale wetgeving. Natura 2000 bestaat uit een netwerk van Europese natuurgebieden. Het vormt de basis van het Europese natuurbeleid. Natura 2000 is gericht op de instandhouding en ontwikkeling van soorten en ecosystemen die voor Europa belangrijk zijn. Nederland regelt aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van EL&I. Daarnaast stelt Nederland voor al haar Natura 2000-gebieden beheerplannen op waarin de te beschermen waarden, de zogeheten instandhoudingsdoelen, nader worden uitgewerkt in ruimte, tijd en omvang. In voorgaand wettelijk kader zijn alleen de meest relevante onderdelen van de wetgeving vereenvoudigd weergegeven. Aan deze tekst kunnen derhalve geen rechten worden ontleend. Voor meer achtergronden en de oorspronkelijke wetsteksten kunt u terecht op www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/natuur en op www.drloket.nl.
BIJLAGE II: INVENTARISATIEKAART EEKHOORN
BIJLAGE III: INVENTARISATIEKAART STEENUIL
BIJLAGE IV: INVENTARISATIEKAART VLEERMUIZEN
SAB
|
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
BIJLAGE 3: ACT IVITE ITENP LAN
1
ACTIVITEITENPLAN XL BUSINESSPARK TRANCHE 3A (INCL. LAAD- EN LOSKADE) Activiteitenplan in het kader van ontheffing artikel 75 Flora- en faunawet
Rapportnummer: 01 File: Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief.doc
Almelo, 06 augustus 2012
Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief 17-8-2012
pagina 2 van 19
VOORWOORD Dit document bevat een nadere uitwerking van de vragen uit de Aanvraag ontheffing, ingevolge Flora- en faunawet artikel 75.
Dit activiteitenplan is opgesteld om de realisatie van Tranche 3A van het XL- Businesspark (incl. laad- en loskade) te Almelo mogelijk te maken waarbij negatieve effecten op enkele soorten vleermuizen en een eekhoorn tot een minimum beperkt worden. We verwachten dan ook dat de mitigerende en compenserende maatregelen die worden getroffen afdoende zijn voor de verdere uitvoering van het wijzigingsplan en uitvoeringsplan ten behoeve van Tracnche 3A van het XL-Businesspark.
In dit rapport zijn diverse passages verkort uit de ecologische onderzoeken overgenomen die ook als bijlage is toegevoegd.
Rob Hogt
Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief 17-8-2012
pagina 3 van 19
INHOUD 1.1
Algemene gegevens pagina 1 aanvraag ....................................................6 Algemeen 1a: Ontheffingsaanvrager. ............................................................6 Algemeen 1b: Contactpersonen. ...................................................................6 Algemeen 2: Projectnaam. ............................................................................6 Algemeen 3: Locatie. .....................................................................................7 Algemeen 4: Periode van de ontheffing .........................................................7 Algemeen 5: Voorgenomen activiteiten .........................................................7 Algemeen 6: Waarom wordt ontheffing aangevraagd (belang) ......................7 Algemeen 7: Voor welke soorten en verbodsbepalingen ...............................7
1.2
Aanvullende gegevens Activiteitenplan A t/m R .......................................8 A. Locatie.......................................................................................................8 B. Activiteiten en werkzaamheden .................................................................8 C. Topografische kaart ..................................................................................8 D. Manier waarop de activiteiten worden uitgevoerd .....................................8 E. Doel en belang van de activiteiten.............................................................9 F. Planning en onderbouwing van de activiteiten ..........................................9 G. Deskundige en kwalificaties ......................................................................9 H. Korte termijn effecten ..............................................................................10 I.
Lange termijn effecten .........................................................................10
J. Verantwoording effectenstudie.................................................................11 K. Overheidsinstantie* die toestemming heeft verleend ..............................11 L. Beschrijving huidige situatie plangebied ..................................................11 M. Positie locatie t.o.v. natuurgebieden .......................................................11 N. Verspreiding beschermde soorten op en nabij locatie .............................11 O. Verantwoording verspreidingsinformatie .................................................12 P. Mitigerende maatregelen .........................................................................12 Q. Compenserende maatregelen.................................................................12 R. Tijdstip en locatie mitigerende en compenserende maatregelen. ...........12 S. Beschrijving alternatieven. ......................................................................12 T. Beschrijving zorgvuldig handelen. ...........................................................13 U. Omschrijving dwingende reden van groot openbaar belang. ..................13 Bijlage 1 ; Ecologisch onderzoek ten behoeve van Tranche-3A XL Businesspark, 21 mei 2012 .........................................................................14 Bijlage 2; 2012-08-06_Activiteitenplan_Florafauna_Tranche 3A_Vleermuisroute_Laad-loskade-i41170_R2 ............................................15 Bijlage 3; 2012-08-06_Activiteitenplan_Florafauna_Tranche 3A_Groeninrichting toegangsweg-i41280_R2Bijlage 4; Vastgesteld Bestemmingsplan Regionaal Bedrijvenpark Twente (RBT) Vastgesteld 11 juli 2006 .......................................................................................................16
Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief 17-8-2012
pagina 4 van 19
Bijlage 4; Vastgesteld Bestemmingsplan Regionaal Bedrijvenpark Twente (RBT) Vastgesteld 11 juli 2006 ....................................................................17 Bijlage 5; Tekening i.41109 XL Businesspark Twente werk B: VleermuisbunkerBijlage 6; Toestemming Rijkswaterstaat voor het kappen van hout ten behoeve van de laad- en loskade. ..........................................18 Bijlage 6; Toestemming Rijkswaterstaat voor het kappen van hout ten behoeve van de laad- en loskade. ...............................................................19
Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief 17-8-2012
pagina 5 van 19
1 1.1
ACTIVITEITENPLAN Algemene gegevens pagina 1 aanvraag Algemeen 1a: Ontheffingsaanvrager.
Openbaar lichaam RBTwente Dhr. M. Rol Coördinator Wierdensestraat 25b 7607 GE Almelo
Postbus 76 7600 AB Almelo
Tel. 0546-851888 Fax. 0546 - 54 13 44
[email protected]
Algemeen 1b: Contactpersonen. Gemeente Almelo Rob Hogt Projectleider openbare ruimte Stadhuisplein 1 7607 EK Almelo
Postbus 5100 7600 GC Almelo Tel 0546 – 541528 Fax 0546 – 541344
[email protected]
Algemeen 2: Projectnaam. De projectnaam is: XL-Businesspark Tranche – 3A (incl. laad- en loskade)
Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief 17-8-2012
pagina 6 van 19
Algemeen 3: Locatie. Het plangebied bevindt zich aan de noordzijde van de stad Almelo (zie figuur 1). Voor de globale plangrenzen van het plangebied wordt verwezen naar figuur 2.
Figuur 1: Globale Ligging plangebied (binnen de rode cirkel) ten zuiden van Almelo.
Algemeen 4: Periode van de ontheffing Er wordt ontheffing aangevraagd van 01-11-2012 tot en met 01-11-2017.
Algemeen 5: Voorgenomen activiteiten De voorgenomen activiteiten vallen onder: “Ruimtelijke ingrepen”.
Algemeen 6: Waarom wordt ontheffing aangevraagd (belang) Het belang is: “Dwingende reden van groot belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten” (belang e) en “Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling” (belang j)
Algemeen 7: Voor welke soorten en verbodsbepalingen Soorten De ontheffing wordt aangevraagd voor de categorie -
Soort uit tabel 3: “Gewone Dwergvleermuis” en “Laatvlieger”
-
Soort uit tabel 2: “Eekhoorn” Het gaat om een nestlocatie van (Sciurus vulgaris)
Verbodsbepalingen Er wordt ontheffing aangevraagd voor: -
artikel 10, opzettelijk verontrusten van dieren;
-
artikel 11 verstoring van een voortplantings-, rust-, of verblijfplaats van dieren.
Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief 17-8-2012
pagina 7 van 19
1.2
Aanvullende gegevens Activiteitenplan A t/m R A. Locatie
Het terrein is gelegen tussen het Twentekanaal, zijtak Almelo, de rijksweg 35, de carpoolplaats van de rijksweg 35 en het te realiseren gebied van De Doorbraak binnen de gemeente Almelo, in de provincie Overijssel. Postcodegebied 7627 PS te Bornerbroek (gemeente Almelo).
B. Activiteiten en werkzaamheden Aanleg van een laad- en loskade aan het Twentekanaal, zijtak Almelo inclusief de bijbehorende infrastructuur en aanliggende kavels ten behoeve van Tranche 3A van het XL Businesspark.
C. Topografische kaart
Figuur 2: Topografische kaart met globale ligging plangebied. (rood omkaderd). (Bron: NedBrowser Versie: 4.02 Copyright 2009 NedGraphics B.V.).
D. Manier waarop de activiteiten worden uitgevoerd In de kanaaldijk van het Twentekanaal, zijtak Almelo ter hoogte van het XL Businesspark wordt een laad en loskade gerealiseerd met de daarbij behorende infrastructuur en aanliggende kavels ten behoeve van nieuw te realiseren bedrijven.
Ten behoeve van de aanleg van de laad en loskade is het noodzakelijk om de aanwezig dubbele eikenrij gelegen parallel langs het Twentekanaal voor een groot deel te rooien. Voordat de bomen gekapt worden, worden er aan de oostzijde van het Twentekanaal, zijtak
Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief 17-8-2012
pagina 8 van 19
Almelo, bomen aangeplant in de gaten in de bomenstructuur langs het kanaal zodat deze als lijnvormig element hersteld wordt.
Voor de aanleg van de laad en loskade wordt er een damwand langs het kanaal geplaatst waarna het achterliggende dijklichaam wordt ontgraven en ingericht als laad en loskade. Tevens wordt het achterliggende maaiveld verhoogd om aansluiting te krijgen op de laad en loskade. Aansluitend op deze werkzaamheden wordt de aansluitende infrastructuur inclusief de kavels aangelegd.
Voor de aanleg van de infrastructuur wordt ter hoogte van de Wolbes Landen een bosje verwijderd om de aansluiting op de hoofdontsluiting te realiseren. De hoofdontsluitingsweg zal in dit deel hoofdzakelijk de bestaande infrastructuur volgen. De hoofdontsluiting wordt in de woonrijpfase voorzien van een twee rijige bomenstructuur. Ten zuiden van de hoofdontsluiting wordt een waterretentie gerealiseerd met diverse groenzones.
E. Doel en belang van de activiteiten Tranche 3A (incl. de laad- en loskade) is onderdeel van de totale ontwikkeling van het XL Businesspark en betekent een grote bedrijfsmatige impuls voor de regio. De aanleg van de laad- en loskade wordt financieel ondersteund door een bijdrage van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat in het kader van de tijdelijke regeling quick wins binnenvaart.
F. Planning en onderbouwing van de activiteiten De aanleg van het bouwrijp maken van Trance 3A (incl. laad- en loskade) is gepland voor de periode van eind 2012 tot eind 2013. Omdat de groenstructuren aangelegd dienen te zijn voordat er gestart kan worden met het verwijderen van de bomen ten behoeve van de aanleg is het noodzakelijk om eind 2012 hiermee te starten. Er wordt met het werk gestart op het moment dat de benodigde vergunningen en ontheffingen zijn verleend.
Werkzaamheden (zie kaart te bijlage)
uitvoering ca.
Aanplant bomen
nov – dec 2012
Kappen bomen, opschonen/voorbereiden van het werkterrein Bosje ivm infrastructuur
nov - dec 2012
Dubbele eikenrij langs kanaal
dec - jan 2012
Aanleg infrastructuur
apr – dec 2013
Aanleg laad en loskade
mei – dec 2013
G. Deskundige en kwalificaties Dit Activiteitenplan is opgesteld door gemeente Almelo, met ecologische toetsing en advisering door:
EcoGroen Advies BV Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief 17-8-2012
pagina 9 van 19
Postbus 625 8000 AP Zwolle Tel: 038-4236464 www.ecogroen.nl
Ecologische verantwoording EcoGroen:
H. Korte termijn effecten Laatvlieger en Gewone dwergvleermuis
Door het verwijderen van de dubbele eikenrij ten behoeve van de laad- en loskade zal een deel van het foerageergebied van zowel de laatvlieger als gewone dwergvleermuis verdwijnen. Het is echter niet eenvoudig om vast te stellen welke consequenties het verdwijnen van het foerageergebied heeft op populatieniveau van deze soorten.
In het activiteiten plan hebben we daarom zowel het herstel van enkele alternatieve vliegroutes opgenomen als het inrichten van enkele gebieden als foerageergebied van deze soort vleermuizen. T.a.v. vliegroute Laatvlieger en Gewone dwergvleermuis is het juridisch niet nodig om alternatieve route te creëren, omdat deze al aanwezig is. T.a.v. de schade aan belangrijk foerageergebied van beide soorten is het wel van belang maatregelen te treffen (zie punt p en q)
De Eekhoorn Door het (deels) verwijderen van het bosperceel tussen de Wolbes Landen en Newton zal een groot deel van het territorium, inclusief nestlocaties, van eekhoorn verdwijnen. De functionaliteit van de vaste verblijfplaats van de Eekhoorn kan niet gegarandeerd worden en is sprake van een overtreding van de verbodsartikelen in het kader van de Flora- en faunawet.
Door de in dit activiteitenplan genoemde maatregelen uit te voeren, wordt ervoor gezorgd dat schade aan exemplaren eekhoorn wordt voorkomen en dat de Eekhoorn in de toekomst zich weer op deze locatie kan vestigen.
I.
Lange termijn effecten
Het is op dit moment niet goed vast te stellen wat exact de effecten zijn op lange termijn. Door de voorgestelde maatregelen, conform tekening 2012-0806_Activiteitenplan_Florafauna_Tranche 3A_Groeninrichting toegangsweg-i41280_R2, wordt geprobeerd de negatieve effecten zoveel als mogelijk te beperken en waar mogelijk nieuw foerageergebied te creëren, hierdoor worden de effecten op lange termijn ook tot een minimum beperkt.
Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief 17-8-2012
pagina 10 van 19
J. Verantwoording effectenstudie Het ecologisch onderzoek bestaat uit een bron- en literatuuronderzoek en een actualiserend onderzoek (2010, 2011, 2012), uitgevoerd door EcoGroen Advies BV te Zwolle. Deze is als bijlage toegevoegd.
K. Overheidsinstantie* die toestemming heeft verleend * = niet verplicht
Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft met het toekennen van subsidie (nr.5000001360) d.d. 12 juli 2010 ingestemd met de aanleg van een laad- en loskade op het XL-Businesspark.
L. Beschrijving huidige situatie plangebied Het plangebied zoals dat op figuur 1 is aangegeven, bestaat voor het grootste gedeelte uit een relatief grote weilanden, kleine opgaande groenstructuren met landelijke bebouwing. Het gebied wordt doorsneden door het Twentekanaal met aan beide zijde een dijklichaam met begeleidende bomenstructuur.
Aan de oostzijde van het gebied is de eerste fase (Tranche 1) van het XL-Businesspark gerealiseerd inclusief een deel van de carpoolplaats ter hoogte van de aansluiting aan de H. R. Holstlaan met de Rijksweg 35.
M. Positie locatie t.o.v. natuurgebieden In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen Natura 2000-gebieden (voorheen Europese Habitat- en Vogelrichtlijngebieden) of beschermde natuurmonumenten. ‘Engbertsdijkvenen’ is het meest dichtbij gelegen. Het plangebied maakt verder geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur.
N. Verspreiding beschermde soorten op en nabij locatie Algemeen beschermde soorten (tabel 1) Voor soorten uit dit beschermingsniveau is in deze situatie geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet nodig. Verplichte acties vanuit de zorgplicht: geen. Op populatieniveau ondervinden deze soorten geen significant negatieve schade.
Overig beschermde soorten (tabel 2) Nesten van de voorkomende vogelsoorten zijn alleen beschermd gedurende het gebruik van deze nesten. Verplichte acties: zorgvuldig handelen, dus verstoring van nestelende/ broedende vogels wordt te allen tijde voorkomen.
Streng beschermde soorten (tabel 3) Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief 17-8-2012
pagina 11 van 19
Aan de rand van het plangebied bevinden zich een vaste rust- en verblijfplaats van Gewone dwergvleermuis. Deze blijft echter (voorlopig) nog behouden evenals de vliegroute langs de daar aanwezige beplanting.
O. Verantwoording verspreidingsinformatie Voor verspreidingsinformatie verwijs ik u naar de bijlage: Ecologisch onderzoek ten behoeve van Tranche-3A XL Businesspark, 21 mei 2012
P. Mitigerende maatregelen Binnen het projectgebied wordt vooruit op de kapwerkzaamheden de vliegroute aan de overzijde (westzijde) van het kanaal hersteld zodat volwaardig gebruikt kan worden als verbinding naar diverse foerageergebieden.
Schade aan de vliegroute van Meervleermuis (Twentekanaal) wordt voorkomen door in aan één zijde geen verlichting te plaatsen en aan de zijde van de laad en loskade te kiezen voor lichtbronnen die geen uitstraling veroorzaken.
Q. Compenserende maatregelen Om het leefgebied van de aanwezige vleermuizen zoveel mogelijk in stand te houden worden de volgende maatregelen getroffen: -
Inrichten van de groene ruimte rond ‘De Doorbraak’ als foerageergebied voor vleermuizen
-
Aanvullen bomenstructuur aan de zuidzijde van de te kappen bomen zodat er extra foerageergebied voor vleermuizen ontstaat.
-
Creëren van een winterverblijf aan de zuidzijde van het plangebied nabij de Pastoor Ossestraat. (zie bijlage 5)
R. Tijdstip en locatie mitigerende en compenserende maatregelen. Zie 1.2.5 F Planning en onderbouwing van de activiteiten
S. Beschrijving alternatieven. In verband met de directe ligging aan de hoofdinfrastructuur van het XL-Businesspark en de uitgangspunten voor de scheepvaart zijn er geen alternatieven mogelijk voor aanleg van een laad- en loskade waardoor de aanwezige fauna minder schade ondervindt.
Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief 17-8-2012
pagina 12 van 19
T. Beschrijving zorgvuldig handelen. Voor broedvogels wordt er rekening gehouden met de werkperiode. Daarbij worden werkzaamheden die invloed kunnen hebben op broedende vogels ruim voor het broedseizoen uitgevoerd, indicatief betreft dit de periode van half maart tot half juli. Ook buiten deze periode wordt rekening gehouden met mogelijk in gebruik zijnde nesten. Sommige vogelsoorten broeden nog vroeg of juist later in het jaar (bijvoorbeeld de houtduif kan tot laat in het najaar broeden). Het verwijderen van de bomen wordt ook rekening gehouden met de werkperiode, dit is gepland voor de periode januari – februari 2013. De meeste boombewonende soorten vleermuizen zoeken gebouwen uit als winterverblijf met enkele uitzonderingen daarop. Vanwege het ontbreken van duidelijke holten en spleten is de aanwezigheid van een winterverblijf van vleermuizen uit te sluiten.
Ten behoeve van de meervleermuis is ervoor gekozen om vleermuisvriendelijke verlichting toe te passen (zie P. Mitigerende maatregelen)
U. Omschrijving dwingende reden van groot openbaar belang. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft met het toekennen van subsidie (nr.5000001360) d.d. 12 juli 2010 ingestemd met de aanleg van een laad- en loskade op het XL-Businesspark.
Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief 17-8-2012
pagina 13 van 19
Bijlage 1 ; Ecologisch onderzoek ten behoeve van Tranche-3A XL Businesspark, 21 mei 2012
Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief 17-8-2012
pagina 14 van 19
Bijlage 2; 2012-08-06_Activiteitenplan_Florafauna_Tranche 3A_Vleermuisroute_Laad-loskade-i41170_R2
Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief 17-8-2012
pagina 15 van 19
Bijlage 3; 2012-08-06_Activiteitenplan_Florafauna_Tranche 3A_Groeninrichting toegangsweg-i41280_R2
Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief 17-8-2012
pagina 16 van 19
Bijlage 4; Vastgesteld Bestemmingsplan Regionaal Bedrijvenpark Twente (RBT) Vastgesteld 11 juli 2006
Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief 17-8-2012
pagina 17 van 19
Bijlage 5; Tekening i.41109 XL Businesspark Twente werk B: Vleermuisbunker
Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief 17-8-2012
pagina 18 van 19
Bijlage 6; Toestemming Rijkswaterstaat voor het kappen van hout ten behoeve van de laad- en loskade.
Activiteitenplan artikel 75 F&F Trance 3A XL Businesspark_definitief 17-8-2012
pagina 19 van 19
SAB
|
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
B I JLAGE 4: E XPLOSI EVENO NDE RZOEK RBT
1
B I J L A G E 5 : O N T H E F F I N G F L O R A - E N FA U N A W E T
SAB
|
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
1
BIJLAGE 6: RAPP ORT M AR KST UDIE XL BUSINE SS PAR K TWE NTE
SAB
|
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
1
Marktstudie XL Businesspark Twente Eindrapport Opdrachtgever: Projectbureau Businesspark Twente Rotterdam, 21 november 2012
Marktstudie XL Businesspark
Eindrapport
Opdrachtgever: Projectbureau Businesspark Twente
Gerlof Rienstra Joost de Koning Ewout Buckmann
Rotterdam, 31 oktober 2012
Over Ecorys
Met ons werk willen we een zinvolle bijdrage leveren aan maatschappelijke thema’s. Wij bieden wereldwijd onderzoek, advies en projectmanagement en zijn gespecialiseerd in economische, maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkeling. We richten ons met name op complexe markt-, beleids- en managementvraagstukken en bieden opdrachtgevers in de publieke, private en not-forprofit sectoren een uniek perspectief en hoogwaardige oplossingen. We zijn trots op onze 80-jarige bedrijfsgeschiedenis. Onze belangrijkste werkgebieden zijn: economie en concurrentiekracht; regio’s, steden en vastgoed; energie en water; transport en mobiliteit; sociaal beleid, bestuur, onderwijs, en gezondheidszorg. Wij hechten grote waarde aan onze onafhankelijkheid, integriteit en samenwerkingspartners. Ecorys-medewerkers zijn betrokken experts met ruime ervaring in de academische wereld en adviespraktijk, die hun kennis en best practices binnen het bedrijf en met internationale samenwerkingspartners delen. Ecorys Nederland voert een actief MVO-beleid en heeft een ISO14001-certificaat, de internationale standaard voor milieumanagementsystemen. Onze doelen op het gebied van duurzame bedrijfsvoering zijn vertaald in ons bedrijfsbeleid en in praktische maatregelen gericht op mensen, milieu en opbrengst. Zo gebruiken we 100% groene stroom, kopen we onze CO2-uitstoot af, stimuleren we het OV-gebruik onder onze medewerkers, en printen we onze documenten op FSCof PEFC-gecertificeerd papier. Door deze acties is onze CO2-voetafdruk sinds 2007 met ca. 80% afgenomen.
ECORYS Nederland BV Watermanweg 44 3067 GG Rotterdam Postbus 4175 3006 AD Rotterdam Nederland T 010 453 88 00 F 010 453 07 68 E
[email protected] K.v.K. nr. 24316726 W www.ecorys.nl
2
NL2325809
Inhoudsopgave
Samenvatting
5
1
8
2
3
Inleiding 1.1
Aanleiding en doel
8
1.2
Stappen in het onderzoek
8
1.3
Leeswijzer
9
Vraag naar bedrijventerreinen
11
2.1
11
Ruimtevraag als gevolg van autonome economische groei 2.1.1
Methodiek toegelicht
11
2.1.2
Resultaten methode 1
12
2.1.3
Resultaten methode 2
13
2.1.4
Resultaten methode 3
13
2.2
Bovenregionale ruimtevraag
17
2.3
Conclusies en aanbevelingen
18
Wat betekent dit nu voor XL Businesspark?
21
Bijlage A
Scenario’s CPB
23
Bijlage B
Clusterindeling
26
Marktstudie XL Businesspark TwenteXL Businesspark Twente
3
Samenvatting
In deze marktstudie is een kwantitatieve vraaganalyse voor de regio Twente uitgevoerd aan de hand van drie methoden en de vier lange termijnscenario’s van het Centraal Planbureau (zie onderstaande tabel):
De ruimtebehoefte op basis van een regiospecifieke werkgelegenheidsraming (1. SPECTRA wgh)
De ruimtebehoefte op basis van een regiospecifieke toegevoegde waarde-raming (2. SPECTRA TW)
De ruimtebehoefte op basis van goederenstromen (3. Goederenstromen)
Het gaat daarbij alleen om de ruimtebehoefte van de clusters Industrie & Bouw en Transport, Groothandel & Distributie, omdat dit clusters van bedrijven zijn die belangstelling zouden kunnen hebben voor vestiging op het XL Businesspark Twente. De raming heeft betrekking op de ruimtebehoefte van bedrijven die reeds in Twente gevestigd zijn (= autonome vraag).
* Ruwe schatting 15-50 ha. i.v.m. grotere onzekerheid en n.a.v. benchmark met regio’s in Zuid-Holland en West-Brabant Uit de tabel blijkt dat er weinig verschil zit tussen de ruimtebehoefteramingen op basis van werkgelegenheid (1.) en toegevoegde waarde (2.), waardoor de resultaten door ons als robuust worden beoordeeld. Verder is het van belang te beseffen dat de feitelijke werkgelegenheidsontwikkeling in Twente sinds 2002 op het niveau van Transatlantic Market ligt. Dit scenario wordt daarom door ons beschouwd als een realistisch groeipad wanneer het gaat om de vertaling van de regionale prognose naar een prognose voor de ruimtevraag op het XL Businesspark. Daarnaast geeft de raming op basis van de goederenstromen specifiek inzicht in de behoefte aan nat bedrijventerrein (bulk- en containervervoer). Hier ligt de ruimtebehoefte op een bandbreedte tussen het Strong Europe en het Global Economy scenario. Naast de autonome, regionale vraag is er in principe ook nog sprake van bovenregionale vraag. Daarbij gaat het om de belangstelling van Nederlandse en van buitenlandse bedrijven (FDI, buitenlandse investeringen) om zich in de regio Twente te vestigen. Daarbij is gebruik gemaakt van informatie van Database Oost NV (daadwerkelijke vestiging 2000-2011) en Oxford Intelligence (alle bekende belangstelling van buitenlandse bedrijven in Twente tussen 1996 en 2012). Bij extrapolatie van directe vestiging en belangstelling in het recente verleden levert dit nog ca. 20 ha. (10%) extra ruimtevraag op t.o.v. de 210 ha. uit de werkgelegenheidsraming in Transatlantic
Marktstudie XL Businesspark Twente
5
Market. Het totaal van de ruimtebehoefte in de regio Twente voor de twee relevante clusters stijgt daarmee tot 230 ha. Wat betekenen deze ramingen voor XL Businesspark Twente? XL Businesspark voldoet aan alle kwaliteiten die nodig zijn om logistieke en industriële activiteiten te accommoderen. Hoe beter de multimodale (of zelfs tri-modale) inframogelijkheden worden op het terrein, hoe aantrekkelijker het terrein wordt voor grootschalige bedrijven. Naast XL Businesspark is er nog een aantal terreinen dat voldoet aan de eisen vanuit het cluster om deze ruimtevraag te accommoderen. De totale ruimtevraag zal dan ook niet alleen op XL Businesspark landen, maar ook elders in de regio Twente neerslaan. Gezien de omvang van de ruimtevraag per bedrijf vanuit de clusters Industrie & Bouw en Transport, opslag & distributie mag verwacht worden dat een belangrijk deel zich zal vestigen op XL Businesspark. Zeker gezien de regionale afspraak dat bedrijven groter dan 2 hectare in principe geaccommodeerd moeten worden op XL Businesspark. De behoefte aan accommodatie op XL Businesspark kan als volgt worden toegelicht: (1)
Op basis van goederenstromen: behoefte aan nat bedrijventerrein.
(2)
Op basis van SPECTRA en benchmark DelTri: behoefte aan droog én nat bedrijventerrein
samen Ad (1) De behoefte aan nat bedrijventerrein op XL Businesspark (t/m 2020 en vanaf 2021 - 2030)… … In een situatie met laad- en loskade voor bulkoverslag Tot 2020 verwachten we een verdere ruimtevraag van kadegebonden bedrijven in de regio Twente. De ruimtevraag zal naar verwachting tussen de 13 en 23 hectare nat bedrijventerrein bedragen expliciet geschikt voor het XL Businesspark. Dit is 50-60% van de ruimtevraag naar dit type terrein in de regio Twente. Na 2020 blijft er verdere vraag, maar in een lager tempo. Het betreft na 2020 een behoefte aan nat bedrijventerrein van 6 - 17 hectare. Gezien het beschikbare aanbod van 10 hectare aan natte kavels op het XL Businesspark is de vraag groter dan het aanbod. De behoefte aan natte kavels is voldoende om de aanleg van een laad- en loskade te rechtvaardigen. Zonder laad- en loskade vervalt deze behoefte op deze locatie. … In een situatie met containerterminal Het XL Businesspark is niet alleen aantrekkelijk voor kadegebonden bedrijven, maar ook voor havengerelateerde activiteiten die niet noodzakelijk aan de kade willen vestigen. Vooral voor grote logistieke dienstverleners en Europese distributiecentra kan het XL Businesspark aantrekkelijk zijn. Voor bedrijven uit deze sector is de aanwezigheid van containeroverslag over water in de toekomst steeds meer een vereiste. De nabijheid van de containerterminal van CTT in Hengelo is belangrijk, maar de mogelijkheid voor containeroverslag direct op het XL Businesspark maakt de propositie nog aantrekkelijker. Het mogelijk realiseren van containeroverslag op het XL Businesspark is alleen mogelijk als de natte kavels nog niet aan andere kadegebonden bedrijven zijn uitgegeven. Aanleg van de laad- en loskade is voor containeroverslag essentieel. Gezien de concurrentie van andere regio’s om de vestiging van logistieke activiteiten is het wel verstandig grote investeringen pas te doen bij gebleken interesse. Indien op de vestiging van grote logistieke bedrijven wordt ingezet, bevelen wij aan wel ruimte te reserveren voor containeroverslag.
6
Marktstudie XL Businesspark Twente
Ad (2) De behoefte aan droog én nat bedrijventerrein op XL Businesspark (t/m 2020 en vanaf 2021 2030)… De behoefte voor accommodatie op XL Businesspark tot 2020 wordt door ons geraamd op 85-100 hectare. Daarbij hebben wij gekeken welke doelgroepen het meest voor vestiging op dit bedrijventerrein in aanmerking komen. Dat zijn naar onze mening vooral internationaal en/of nationaal opererende logistieke bedrijven met beperkte productieactiviteiten. Kijken wij welk aandeel deze doelgroepen in de benchmarkregio’s in Zuidoost-Zuid-Holland en West-Brabant innemen, dan gaat het om 65% van de ruimtevraag in het cluster Transport, opslag & distributie (125 hectare), te weten 85 hectare. Koppelen we logistiek ook aan industrie, in de vorm van industributie of Value Added Logistics, kan daaraan nog eens 15 hectare worden toegevoegd. Na 2020 komt daar nog eens een behoefte van 30-35 hectare nat en droog bedrijventerrein bij. Daarbij moet wat ons betreft ook rekening worden gehouden met een uitgestelde vraag. Nu de economische ontwikkeling naar verwachting de komende jaren beperkt zal zijn, is het mogelijk dat een deel van de vraag die op de middellange termijn (i.c. tot 2020) is voorzien, doorschuift naar de periode 2021-2030. In de lange termijnscenario’s van het CPB is een knip gemaakt bij 2020, maar dit betekent naar onze mening niet dat de ontwikkeling in 2021 sterk hoeft af te wijken van die in 2019. Het gaat daarmee om een totale ruimtebehoefte van 100 hectare (2010-2020) en 30-35 hectare (2020-2030). Tussen 2010 en 2012 is reeds 9 hectare uitgegeven, waardoor over de periode 20122030 met een gemiddelde jaarlijkse uitgifte van 6 hectare rekening gehouden mag worden. Bedrijven van buiten de regio Twente komen niet vanzelf. Zeker als het om activiteiten met een nationaal of internationaal karakter gaat zijn er meer kapers op de kust. Het aanbod op XL Businesspark is aantrekkelijk, zeker met aanvullende voorzieningen als kade en containeroverslag. Het aantrekken van nationale en internationale logistiek vereist continu een behoorlijke acquisitieinspanning. Ook de realisatie van een laad- en loskade, alsmede een containerterminal zijn van doorslaggevend belang voor het accommoderen van bedrijven met behoefte aan multimodaliteit. Met deze voorzieningen ziet de toekomst voor het XL Businesspark Twente er alleszins rooskleurig uit!
Marktstudie XL Businesspark Twente
7
1
Inleiding
1.1
Aanleiding en doel Om de aantrekkelijkheid van het XL Businesspark Twente te vergroten overweegt het bestuur van het Openbaar Lichaam voor het Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT) een openbare laad- en loskade aan te leggen, aan de westzijde van het bedrijvenpark (langs het Twentekanaal). Gelijktijdig ontstaan kansen om 10 hectare nat bedrijventerrein en 20 hectare ‘regulier’ terrein te ontsluiten (tranche 3a). Op dit moment wordt het bestemmingsplan hiervoor uitgewerkt, om een subsidie veilig te kunnen stellen. Na vaststelling van het uitwerkingsplan door B&W van de gemeente Almelo (2012) en na aanbesteding van de kade en de toegangsweg, komt vanaf 2013 nog circa 30 hectare aan bouwgrond beschikbaar. In totaal is er dan:
27 hectare droog terrein in tranche 1
25 hectare droog terrein in tranche 2a/b, waarvan het RBT de mogelijkheden doorzoekt om deze gronden tijdelijk uit de markt te nemen voor realisatie van een zonnepark
20 hectare droog terrein in tranche 3a
10 hectare nat terrein in tranche 3a
30 hectare in tranche 3b (na uitgifte van tranche 3a en tranche 1)
Het bestuur heeft besloten pas tot aanbesteding over te gaan nadat zekerheid is verkregen over de financiële risico’s (zoals het uitgiftetempo). Daarom bestaat bij het bestuur en het projectbureau behoefte aan inzicht in:
De behoefte aan nat bedrijventerrein (t/m 2020 en vanaf 2021 - 2030)
De behoefte aan droog bedrijventerrein (t/m 2020 en vanaf 2021 - 2030)
In een situatie met laad- en loskade voor bulkoverslag
In een situatie met containerterminal
In 2002 en 2004 is een marktonderzoek door Buck Consultants International (BCI) voor de programmering van het RBT uitgevoerd. De toegevoegde waarde van een kade is in 2011 door de Stec Groep uitgevoerd. Beide onderzoeken vragen om een actualisatie en herijking in verband met het gevraagde inzicht over de behoefte aan bedrijventerrein. U heeft Ecorys gevraagd het genoemde marktonderzoek uit te voeren.
1.2
Stappen in het onderzoek Centraal in dit onderzoek staan de twee clusters die voor het XL Businesspark Twente specifiek van belang zijn, industrie en bouw, alsmede transport, groothandel en distributie. De volgende procestappen zijn genomen om te komen tot het voorliggende onderzoek: 1.
Uitvoeren van een marktanalyse
2.
Bespreking tussenresultaten marktonderzoek met opdrachtgever en de aandeelhouders van het Openbaar Lichaam.
3.
Opstellen rapportage marktonderzoek.
4.
Presentatie eindresultaat marktonderzoek aan de projectgroep op 16 oktober en de aandeelhouders van het Openbaar Lichaam op 22 oktober.
8
Marktstudie XL Businesspark Twente
1.3
Leeswijzer In deze rapportage wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de ruimtevraag naar bedrijventerreinen vanuit de clusters industrie & bouw (1), alsmede transport, opslag & distributie (2) in de periode 2010-2020 en 2021-2030 in de regio Twente. Dit is gedaan aan de hand van drie prognosemethoden. In hoofdstuk 3 ten slotte adviseren we over de betekenis van onze bevindingen voor XL Businesspark.
Marktstudie XL Businesspark Twente
9
2
Vraag naar bedrijventerreinen
Om de toekomstige ruimtebehoefte naar bedrijventerreinen voor 2010-2020 en 2021-2030 in beeld te brengen voor de regio Twente is gebruik gemaakt van drie prognosemethoden. De nauwkeurigheid van deze drie methoden wordt hieronder kort toegelicht. Samen zorgen ze voor een robuuste onderbouwing ten behoeve van het marktonderzoek naar de mogelijkheden van het XL Business Park in de regio Twente.
2.1
Ruimtevraag als gevolg van autonome economische groei
2.1.1 Methodiek toegelicht In dit eerste deel van de raming wordt gekeken wat de vraag naar ruimte voor bedrijventerreinen in de perioden tot 2020, resp. tot 2030 in de regio Twente zou kunnen zijn met verschillende uitgangspunten en methoden: 1.
Toepassing van SPECTRA (werkgelegenheid)
2.
Toepassing van SPECTRA (toegevoegde waarde)
3.
Toepassing van goederenstromen (volume per hectare)
Hieronder worden de drie prognosemethoden nader toegelicht: Methode 1: toepassing van SPECTRA (werkgelegenheid) De eerste methode, toepassing van het SPECTRA-model op basis van de vier scenario’s van het CPB, geeft een beeld van de toekomstige ruimtebehoefte aan bedrijventerrein in de regio Twente 1
o.b.v. de ontwikkeling van de regionale werkgelegenheid . Deze benadering is als micro te karakteriseren, omdat zij rekening houdt met de reeds bestaande sectorstructuur en werkgelegenheid in de regio Twente. Bij deze vraagprognose is de groei per cluster in beeld gebracht, zijn de locatievoorkeuren per sector geactualiseerd en is het terreinquotiënt
2
geregionaliseerd. In deze variant wordt niet gecompenseerd voor werkgelegenheidsverlies als gevolg van bijv. economische krimp of verplaatsing. Elke toename van werkgelegenheid betekent daarom extra vraag naar bedrijventerreinen. Methode 2: toepassing van SPECTRA (toegevoegde waarde) De tweede methode, een prognose van ruimtebehoefte door de ontwikkeling van de regionale toegevoegde waarde en arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per arbeidsjaar), is een aantrekkelijke methode voor een bedrijventerreinraming als er nog wel sprake is van groei van de economie, maar (nog) geen stijging van de vraag naar werkgelegenheid. Deze situatie doet zich nu en in de nabije toekomst voor in de relevante clusters industrie en bouw, alsmede transport, groothandel en distributie. Werkgelegenheid wordt vervangen door kapitaal (mechanisering en automatisering), terwijl de productie nog groeit, het goederenvolume toeneemt en de ruimtebehoefte daarmee ook stijgt. Dan is er wel sprake van een directe relatie tussen productie en ruimtebehoefte, maar niet meer via de werkgelegenheidsontwikkeling. Methode 3: toepassing van goederenstromen De derde methode, toepassing van de ontwikkeling van de goederenvolumes op basis van de twee relevante scenario’s van het CPB, geeft een realistisch beeld van de toekomstige ruimtebehoefte
1 2
In bijlage A staat een toelichting op de vier scenario’s van het CPB Ruimtegebruik per werknemer
Marktstudie XL Businesspark Twente
11
aan bedrijventerrein als het gaat om logistieke stromen en de daarvan af te leiden voorzieningen (kades en nat bedrijventerrein) in de regio Twente. 2.1.2 Resultaten methode 1 Zoals gesteld kijken we specifiek naar de verwachtte ruimtevraag naar bedrijventerrein vanuit de clusters industrie en bouw, alsmede transport, opslag en distributie voor de periode 2010-2020 en 2021-2030 in regio Twente. Er zijn door het CPB vier vergezichten ontwikkeld van de groei in Nederland (zie bijlage A). Deze vergezichten gebruiken we in ons SPECTRA-model. Transatlantic Market-scenario Het Rijk en de provincie Overijssel hanteren het Transatlantic Market-scenario (TM) als referentiescenario. Dat betekent dat voor de regio Twente in ieder geval dit scenario moet zijn uitgewerkt. Dat wil overigens niet zeggen dat dit scenario voor Twente het meest passend is. Daarbij is het verstandig een onderscheid te maken naar de perioden, waarover de scenario’s lopen. In principe zijn ze gemaakt voor de periode 2002-2040. Daarbij kennen de scenario’s Global Economy (gemiddelde jaarlijkse groei 2002-2040: 0,4%) en Strong Europe (0,1%) nationaal een grotere groei van de werkgelegenheid dan TM (0,0%). Het scenario Regional Communities (-0,5%) scoort daarentegen lager dan TM. Door het CPB is de periode ook opgeknipt. Zo zijn de groeicijfers voor de periode 2002-2020 hoger dan voor de periode daarna (2021-2040). Wij hebben in deze analyse vooral de periode tot 2020 in beschouwing genomen, zowel terug- als vooruitkijkend. Kijken we naar de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de regio Twente tot nu toe (0,4% jaarlijkse groei, gemiddeld 2002-2009), dan ligt die vanaf 2002 net boven het nationale niveau van het TM-scenario voor de periode 2002-2020 (0,3% jaarlijkse groei). Over de ‘slechte’ jaren 2010 en 2011 hebben wij nog geen werkgelegenheidscijfers van het CBS beschikbaar, maar die zullen ongetwijfeld het gemiddelde omlaag brengen. TM lijkt derhalve het meest plausibel. Voor Twente betekent dit als gevolg van een positieve regionale component een gemiddeld jaarlijks groeipad van 0,4% tot 2020 in TM. Interpretatie van de autonome ruimtebehoefte Van belang is dat de berekende ruimtebehoefte alleen extra ruimte betreft als gevolg van economische groei en/of groei van de werkgelegenheid bij het bedrijfsleven in de regio Twente. De vervangingsvraag als gevolg van onttrekkingen van het aanbod maakt geen onderdeel uit van de berekende ruimtebehoefte. De ruimtebehoefte is ook exclusief reserveringen voor een ijzeren voorraad en eventuele ruimtewinst die geboekt wordt door intensieve herstructurering.
Hoewel na 2020 de vraag naar bedrijventerrein sterk afvlakt, zal voornamelijk nog ruimtevraag komen uit het cluster ‘Transport, logistiek & groothandel in het hoogste groeiscenario GE. Hier ligt het aantal werkzame personen per hectare duidelijk lager, namelijk op ca. 20. Tabel 2.1 Autonome ruimtevraag op basis van SPECTRA (werkgelegenheid) voor de periode 2010-20220 en 2021-2030 in regio Twente voor 4 scenario’s (netto hectares, droog bedrijventerrein) Regio Twente
Industrie & Bouw Transport, logistiek & groothandel
TM-scenario
RC-scenario
SE-scenario
2010-
2021-
2010-
2021-
2010-
2021-
2010-
2021-
2020
2030
2020
2030
2020
2030
2020
2030
85
15
40
45
75
5
45
10
125
0
140
90
65
20
75
5
Bron: Ecorys
12
GE-scenario
Marktstudie XL Businesspark Twente
2.1.3 Resultaten methode 2 Zoals toegelicht in paragraaf 2.1.1 is vooral voor de kapitaal intensieve sectoren waar economische groei verwacht wordt de werkgelegenheid een minder goede graadmeter. Hiervoor hebben we een alternatieve methodiek ontwikkeld die we SPECTRA+ noemen, opgebouwd vanuit de werkelijke 3
ruimteproductiviteit op bedrijventerreinen . Deze methode past echter niet binnen de scope van dit onderzoek. Daarom is gekozen voor een quick-scan benadering, SPECTRA (toegevoegde waarde), waarbij we met name tot 2020 betrouwbare uitspraken kunnen doen. Op de langere termijn worden de onzekerheden groter en om deze reden is ervoor gekozen om met de huidige methodiek een bandbreedte aan te geven voor de periode 2021-2030, namelijk 15-50 hectare. Dit heeft vooral te maken met ontwikkelingen die wij elders in Nederland waarnemen, in het bijzonder in Zuidoost-Zuid-Holland en West-Brabant, inmiddels al logistieke hot spots (DelTri-regio). Specifiek voor kapitaalintensieve en arbeidsextensieve clusters als logistiek en industrie geldt dat de zogeheten arbeidsproductiviteit een meer geschikte graadmeter vormt voor de toekomstige ruimtevraag. Daarbij is sprake van een toenemende arbeidsproductiviteit en een dalende ruimteintensiteit (dalend aantal werkzame personen per hectare als gevolg van robotisering) in deze sectoren. Zichtbaar is dat de ruimtevraag vanuit beide clusters in de eerste periode vergelijkbaar is met methode 1. Methode 2 op basis van toegevoegde waarde bevestigt daarmee de verwachtingen ten aanzien van de ruimtevraag naar bedrijventerrein tot 2020. Tabel 2.2 Autonome ruimtevraag op basis van SPECTRA (toegevoegde waarde) voor de periode 20102020 en 2021-2030 in regio Twente voor 4 scenario’s (netto hectares, droog bedrijventerrein) Regio Twente
Industrie & bouw Transport, logistiek & groothandel
TM-scenario
GE-scenario
RC-scenario
SE-scenario
2010-
2021-
2010-
2021-
2010-
2021-
2010-
2021-
2020
2030
2020
2030
2020
2030
2020
2030
80
*
40
*
70
*
40
*
125
*
145
*
60
*
75
*
* ruwe schatting 15-50 ha. (bandbreedte), i.v.m. grote onzekerheid en n.a.v. benchmark met regio’s in Zuid-Holland en West-Brabant over de ontwikkelingen in de logistiek. Bron: Ecorys
2.1.4 Resultaten methode 3 De vraag naar natte bedrijventerreinen komt van bedrijven die voor het transport van goederen (mede) afhankelijk zijn van vervoer over water. Deze bedrijven hebben behoefte aan een eigen kavel, direct aan het water en worden kadegebonden genoemd. Het vervoer van deze bedrijven over water betreft voornamelijk bulkgoederen. Andere kadegebonden bedrijven zijn overslagbedrijven en terminals. Daarnaast zijn er bedrijven die wel gebruik maken van goederenvervoer over water, maar niet zelf een kade nodig hebben. Dit betreft vooral bedrijven die goederen per container vervoeren of stukgoederen, zoals grote constructies. Deze bedrijven vestigen zicht het liefst nabij een kade of bij een (container)terminal. Dit zijn haven- of kadegerelateerde bedrijven die zich ook op natte bedrijventerreinen vestigen. Vraag naar kadegebonden kavels Voor kadegebonden bedrijven hebben we o.b.v. de prognose van de (bulk)goederen de ruimtebehoefte bepaald. Hierbij is een update gemaakt van de prognoses die Ecorys eerder voor de Binnenhavenvisie Twente (2008) en de Landelijke Capaciteitsanalyse Binnenhavens (2010) 3
Onder andere toegepast voor Stadsregio Rotterdam en de Provincie Zuid-Holland.
Marktstudie XL Businesspark Twente
13
heeft opgesteld. In deze visie en capaciteitsanalyse is, zoals gebruikelijk bij goederenstroomramingen, gebruik gemaakt van het scenario Global Economy (GE) en Strong Europe (SE). Voor goederenstromenramingen bestaat geen TM- en RC-scenario zoals het CPB heeft opgesteld voor de ontwikkeling van werkgelegenheid en toegevoegde waarde.
Figuur 2.1
Overslag van bulkgoederen per binnenvaart in Twente (mln. ton) 2001-2009 en prognoses
Overslag in mln. ton
2020 (GE en SE scenario)
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 2000
2005
2010
2015
jaar
2020 SE
GE
Bron: Ecorys
De overslag van bulkgoederen in Twente is de afgelopen jaren verder doorgegroeid, zoals uit bovenstaande figuur blijkt. De gerealiseerde overslag is binnen de bandbreedte van beide prognoses (SE- en GE-scenario), maar benadert (tot en met 2009) het groeipad van het scenario met de hoogste groei, GE. De huidige crisis zorgt voor een afzwakking van de groei, maar er is geen aanleiding om de prognoses voor 2020 aan te passen. Tabel 2.3 Extra ruimtevraag natte terreinen o.b.v. ruimteproductiviteit Overslag
Groei t.o.v. 2010
Ruimteproductiviteit
Extra
(mln.ton)
(mln. ton)
(ton/ha.)
ruimtevraag (ha)
2010
5,4
-
26.600
-
2020 SE
6,2
0,8
29.383
26
2030 SE
6,4
1,0
30.886
32
2020 GE
6,8
1,4
35.748
39
2030 GE
7,6
2,2
37.576
59
Bron: Ecorys
Vertaling van de verwachte groei in goederenoverslag tot 2020 (o.b.v. de WLO-scenario’s) in hectares levert een nieuwe ruimtevraag op van 26 tot 39 hectare tot 2020. Na 2020 blijft er extra ruimtevraag, maar het tempo neemt af in vergelijking met de periode tot 2020. Deze vertaling is gemaakt m.b.v. de ruimteproductiviteit, de goederenoverslag/verwerking (in tonnen) per uitgegeven natte hectare. Deze ruimteproductiviteit op watergebonden bedrijventerreinen neem toe in de toekomst. De intensivering van het ruimtegebruik op de Twentse natte terreinen verschilt per
14
Marktstudie XL Businesspark Twente
toekomstscenario en is sterk afhankelijk van het type bedrijvigheid. Basis is de Twentse ruimteproductiviteit in 2010. In het rapport van de Stec Groep wordt, uitgaande van een ruimtevraag per bedrijf van minimaal 2 ha, gesteld dat ruim de helft (50 tot 60%) van deze extra ruimtevraag daarmee geschikt is voor het 4
XL Businesspark . Wij nemen deze factor van Stec in onze prognose over, resulterend in een vraag van 13 tot 23 hectare tot 2020. De extra vraag na 2020 bedraagt 6 tot 17 hectare. XL Businesspark is alleen bestemd voor bedrijven met een ruimtevraag groter dan 2 hectare, zodat de vraag naar kleinere kavels uitgefilterd is. Aangezien alle nieuwe vestigers in de regio met een ruimtevraag groter dan 2 hectare op het XL Businesspark zijn aangewezen, is er alleen concurrentie met terreinen buiten Twente, vooral Europark (Coevorden) en Oevers (Meppel), zoals reeds door Stec is benoemd. Daarnaast zijn er binnen de provincie Overijssel nog potentiële concurrenten zoals het logistiek park Hessenpoort in Zwolle en de Zuiderzeehaven in Kampen. Geen van deze locaties kent echter de ligging aan de internationale transportcorridor naar het noordoosten (Noord-Duitsland en Scandinavië). Ook in Duitsland worden logistieke terreinen aangeboden, maar deze kennen weer niet de mogelijkheden voor vervoer over water die XL Businesspark in principe wel kent. De geprognosticeerde ruimtevraag van 13 tot 23 hectare tot 2020 betreft autonome ruimtevraag op basis van verwachte goederenstromen. In potentie zou XL Businesspark een nog groter goederenvolume aan zich kunnen binden door extra inzet op acquisitie. Dit is echter een beleidsgerichte stimulans, wij hebben alleen de autonome ruimtevraag berekend. Vraag naar haven-/ kadegerelateerde kavels Havengerelateerde bedrijven maken vooral gebruik van containervervoer over water. De gerealiseerde containeroverslag in Twente (bij CTT in Hengelo) overtreft de eerdere prognose uit de Landelijke Capaciteitsanalyse Binnenhavens (2010), zie onderstaande figuur. De groei van de containeroverslag was de afgelopen jaren hoger dan het groeipad van de twee scenario’s aangeeft. Naar onze mening is verdere groei mogelijk, gezien de recente uitbreiding van kade en faciliteiten van CTT in Hengelo en de afspraken van Havenbedrijf Rotterdam met de containerterminals op Maasvlakte 1 en 2 over (veel) meer vervoer per binnenvaart. Dit vormt een goede basis voor verdere ontwikkeling. Bovendien maakt een hoge frequentie van aangeboden diensten de regio aantrekkelijk.
4
Stec Groep (2011) Toegevoegde waarde kade XL Businesspark.
Marktstudie XL Businesspark Twente
15
Figuur 2.2
Overslag van containers per binnenvaart in Twente (10.000 TEU) 2001-2009 en prognoses 2020 (GE en SE scenario)
12
Overslag in TEU
10 8 6 4 2 0 2000
2005
2010 jaar
2015 SE TEU
2020 GE TEU
Bron: Ecorys
Voor havengerelateerde bedrijven is geen rechtstreekse vertaling van de overslag in containers naar de ruimtevraag te maken. Deze vraag betreft vooral vestigende bedrijven van buiten de regio, in het bijzonder grote logistieke dienstverleners en Europese distributiecentra. De aantrekkelijkheid van de regio op dergelijke bedrijven blijkt uit de positie van Twente op de lijst van logistieke hot 5
e
spots (figuur 2.3). In 2012 heeft Twente de 11 positie, achter regio’s als West-Brabant, VenloVenray en Tilburg-Waalwijk. De gehanteerde criteria voor deze rangschikking zijn de beschikbare grond, goede infra, bereikbaarheid, medewerking overheid, beschikbaar personeel / opleidingen en inzet/motivatie medewerkers. De regio kent een belangrijk concurrentievoordeel voor de goederenstromen vanuit de mainports richting Noord-Duitsland (Bremen, Hamburg) en Scandinavië. De uitbreiding van voorzieningen zoals de containerterminal is daar mede debet aan. Het is belangrijk om te beseffen dat de belangrijkste logistieke hot spot in Nederland, West-Brabant, ook nog maar recent die status heeft verworven door de combinatie van een gunstige ligging, een goede bereikbaarheid, ruimte voor logistieke activiteiten en een actief acquisitiebeleid. De mogelijkheid van containeroverslag op het XL Businesspark vergroot de aantrekkelijkheid van het terrein voor dit type bedrijven.
5
16
TNO en Vakblad Logistiek 2012.
Marktstudie XL Businesspark Twente
Figuur 2.3
2.2
Overzicht van logistieke hot spots en internationale corridors in Nederland.
Bovenregionale ruimtevraag Ruimtevraag als gevolg van interregionale verhuizingen en buitenlandse investeringen Ruimtevraag kan ook ontstaan door interregionale verhuizingen en buitenlandse investeringen. Eerdere studies hebben aangetoond dat bedrijven die verhuizen dit meestal binnen de eigen gemeentegrens doen (75%). Dit betekent dat er voldoende geschikte accommodaties beschikbaar moeten zijn om aan de vraag naar ruimte op basis van de verhuisdynamiek binnen een regio te kunnen voldoen. Uit cijfers van Oost NV (september 2012) blijkt dat van buiten de regio gemiddeld 9 Nederlandse bedrijven per jaar een vestiging in Twente openen. Het gaat hierbij om gemiddeld 19 arbeidsplaatsen per vestiging. Het XL Businesspark biedt voldoende mogelijkheden om binnen de afgesproken voorwaarden deze verhuisdynamiek te kunnen accommoderen. Dat geldt ook voor buitenlandse investeringen of de belangstelling van buitenlandse bedrijven voor een vestiging in de regio Twente. Gemiddeld 3 buitenlandse bedrijven per jaar met een gemiddelde werkgelegenheid van 40 arbeidsplaatsen hebben zich sinds 2000 hier gevestigd (Oost NV, september 2012).
Marktstudie XL Businesspark Twente
17
De Database FDI van Oxford Intelligence (onderdeel van Ecorys in 2012) levert informatie op over alle bij dit bedrijf bekende belangstelling van buitenlandse bedrijven in Twente tussen 1996 en 2012. Volgens deze bron ging het tussen 1996 en 2012 om 23 bedrijven. Daarvan zijn uiteindelijk 13 (industriële) bedrijven daadwerkelijk gevestigd in Twente met een geschat aantal van 1050 banen, waarvan 500 bij Ericsson dat inmiddels gesloten is. Het betreft vooral (nationale of regionale) hoofkantoren, logistiek, R&D en Sales & Marketing. Tabel 2.4 Buitenlandse investeringen (1996-2012): gevestigde bedrijven in Twente die zouden passen op het XL Businesspark
Jaar
Bedrijfsnaam
Stad
2012
Clarks Cycle Systems
Enschede
2012
Sequent Europe
Almelo
2011
Freedom Innovations Europe BV
Enschede
2011
Dens Facility Services Inc
Enschede
2010
James Instruments Inc - Europe
Almelo
2010
Apollo Tyres (overname/uitbreiding van Vredestein)
Enschede
2007
Fiege Healthcare Logistics
Hengelo
2007
Sekisui Plastics
Almelo
2001
Panduit Europe
Almelo
2001
Ericsson Eurolab Netherlands
Enschede
2000
JMA Benelux
Almelo
1997
Panduit Europe
Almelo
1998
Bell Labs Regional Technical Centre
Enschede
Bron: Oxford Intelligence (september 2012)
2.3
Conclusies en aanbevelingen Om de toekomstige ruimtebehoefte naar bedrijventerreinen voor 2010-2020 en 2021-2030 in beeld te brengen voor de regio Twente is gebruik gemaakt van drie prognosemethoden voor de regionale vraag en van een extrapolatie van de bovenregionale vraag. De eerste benadering, gedifferentieerd naar de werkgelegenheidsontwikkeling in de scenario’s van het CPB, geeft wat ons betreft de meest traditionele prognose. Daarbij is het TM-scenario, het referentiescenario van Rijk en provincies en tevens aansluitend bij het huidige regiospecifieke groeipad van de werkgelegenheid in de regio Twente, nader uitgewerkt naar clusters. Voor het cluster ‘Transport, logistiek & groothandel ’ verwachten wij de grootste terreinbehoefte. De drie methoden geven een compleet beeld van de mogelijke ontwikkelingen omdat verschillende uitgangspunten zijn genomen. Het is moeilijk om voor een lange periode (2020 en 2030) met precisie voorspellingen te doen van wat er zal gaan gebeuren. Niettemin moet het beleid wel een richtsnoer hebben om de economische ontwikkelingen mogelijk te maken en goed in te passen in de regio Twente en de daartoe behorende gemeenten. Het TM-scenario geeft voor droge bedrijventerreinen in de regio Twente een goed richtsnoer voor ruimtelijke reservering, omdat het past binnen de huidige economische trend en de bestuurlijke prioriteit bij Rijk en provincie om bestaande terreinen zo goed mogelijk te benutten en eventueel zo nodig te herstructureren. Wij adviseren dan ook dit scenario als beleidsscenario te hanteren in het overleg met de participanten in het XL Businesspark. Naast de regionale behoefte adviseren wij bij de verdere ontwikkeling van dit bedrijventerrein rekening te houden met de gevolgen van interregionale verhuizingen binnen Nederland en de komst van buitenlandse bedrijven naar Twente.
18
Marktstudie XL Businesspark Twente
De behoefte aan droog bedrijventerrein (t/m 2020 en vanaf 2021 - 2030) Tot 2020 verwachten we een substantiële ruimtevraag vanuit het cluster transport, logistiek & groothandel en het cluster industrie & bouw. Samen goed voor circa 210 hectare netto ruimtevraag naar droog bedrijventerrein in het tot nu toe meest passende TM-scenario. Als de belangstellingsregistratie en de feitelijke vestiging van bedrijven van buiten de regio Twente en de buitenlandse investeringen uit de periode na 1996 c.q. 2000 worden geëxtrapoleerd tot 2020 kan daar nog 20 hectare bij komen. Dit betekent voor de regio Twente boven de in het TM-scenario gehanteerde autonome ruimtevraag (van bedrijven binnen de regio Twente) van circa 210 hectare bij extrapolatie van het patroon van de afgelopen 10 jaar een extra reservering van 20 ha voor bedrijven van buiten de regio. Dit betekent een totale relevante ruimtevraag van 230 hectare in de regio Twente. Na 2020 bestaat er bij ons een grotere onzekerheid rondom de verwachte ruimtevraag. Op basis van de werkgelegenheidsprognose is de verwachting dat de ruimtevraag aanzienlijk daalt (naar circa 15 hectare), maar op basis van de toegevoegde waarde is de verwachting dat er ook na 2020 sprake kan zijn van een substantiële ruimtevraag (tot 50 hectare). Daarbij hebben wij ook een benchmark gemaakt met ons onderzoek naar de logistieke ruimtebehoefte in Zuidoost-Zuid-Holland en West-Brabant (DelTri-regio). In vergelijking met deze regio’s valt op dat Twente relatief arbeidsintensieve bedrijven in industrie en logistiek kent. Met andere woorden, ook na 2020 is onze verwachting dat er een beduidend grotere ruimtevraag zal zijn dan nu uit de werkgelegenheidsraming naar voren komt. Tot nu toe zijn de genoemde clusters in de regio Twente nog relatief arbeidsintensief. Dat blijkt ook uit de geringe verschillen tussen de werkgelegenheidsraming en de toegevoegde waarderaming tot 2020. Maar de vraag is of dit na 2020 zo blijft gezien de ontwikkelingen van de logistieke hot spots in de DelTri-regio. Daarom kiezen wij voor de periode na 2020 voor een grote bandbreedte van 15-50 hectare. De behoefte aan nat bedrijventerrein (t/m 2020 en vanaf 2021 - 2030) Vertaling van de verwachte groei in goederenoverslag tot 2020 (o.b.v. de WLO-scenario’s) in hectares levert een nieuwe ruimtevraag op van 26 tot 39 hectare tot 2020. Na 2020 blijft er extra ruimtevraag, maar het tempo neemt af in vergelijking met de periode tot 2020. Het gaat dan om een bandbreedte van 6 tot 20 hectare. Deze vertaling is gemaakt m.b.v. de ruimteproductiviteit, de goederenoverslag/verwerking (in tonnen) per uitgegeven natte hectare. In onderstaande tabel zijn de resultaten van de vraaganalyse samengevat. Tabel 2.5 Autonome ruimtevraag naar bedrijventerrein vanuit de clusters Industrie & bouw (1) en Transport, opslag & distributie (2) in de regio Twente (netto hectare), naar scenario Vraag naar bedrijventerrein: Transatlantic
1. SPECTRA (wgh)
2. SPECTRA (TW)
3. Goederenstromen
2010-2020
2021-2030
2010-2020
2021-2030
2010-2020
2021-2030
210*
15
205
**
nvt
nvt
180
135
185
**
39
20
140
25
130
**
nvt
nvt
120
15
115
**
26
6
Market (TM) Global Economy (GE) Regional Communities (RC) Strong Europe (SE)
* + 20 hectare, als er bedrijven van buiten de regio of vanuit het buitenland bij komen cfm. de extrapolatie. ** ruwe schatting 15-50 ha. (bandbreedte), i.v.m. grote onzekerheid en n.a.v. benchmark met regio’s in Zuidoost-Zuid-Holland en West-Brabant (DelTri-regio) over de ontwikkelingen in de logistiek.
Marktstudie XL Businesspark Twente
19
3
Wat betekent dit nu voor XL Businesspark?
XL Businesspark voldoet aan alle kwaliteiten die nodig zijn om logistieke en industriële activiteiten te accommoderen. Hoe beter de multimodale (of zelfs tri-modale) inframogelijkheden worden op het terrein, hoe aantrekkelijker het terrein wordt voor grootschalige bedrijven. Naast XL Businesspark is er nog een aantal terreinen dat voldoet aan de eisen vanuit het cluster om deze ruimtevraag te accommoderen. De totale ruimtevraag zal dan ook niet alleen op XL Businesspark landen, maar ook elders in de regio Twente neerslaan. Gezien de omvang van de ruimtevraag per bedrijf vanuit de clusters Industrie & Bouw en Transport, opslag & distributie mag verwacht worden dat een belangrijk deel zich zal vestigen op XL Businesspark. Zeker gezien de regionale afspraak dat bedrijven groter dan 2 hectare in principe geaccommodeerd moeten worden op XL Businesspark. Er is daarbij wel een belangrijk aandachtspunt. De trend in de benchmarkregio’s in Zuidoost-Zuid-Holland en West-Brabant is namelijk dat de arbeidsintensiteit in deze clusters afneemt en zelfs onder de 20 arbeidsplaatsen per hectare duikt. Als diezelfde trend zich op termijn in Twente gaat voordoen, heeft dat niet alleen consequenties voor de ruimtebehoefte zelf, maar ook voor de voorwaarden waaraan vestiging op XL Businesspark moet voldoen (huidige norm 20-50 arbeidsplaatsen per hectare). Dat betekent in onze ogen nog eens kritisch kijken naar de ondergrens van 20 arbeidsplaatsen per hectare. De behoefte aan accommodatie op XL Businesspark kan als volgt worden toegelicht: (1) Op basis van goederenstromen: behoefte aan nat bedrijventerrein. (2) Op basis van SPECTRA en benchmark DelTri: behoefte aan droog én nat bedrijventerrein samen Ad (1) De behoefte aan nat bedrijventerrein op XL Businesspark (t/m 2020 en vanaf 2021 - 2030)… … In een situatie met laad- en loskade voor bulkoverslag Tot 2020 verwachten we een verdere ruimtevraag van kadegebonden bedrijven in de regio Twente. De ruimtevraag zal naar verwachting tussen de 13 en 23 hectare nat bedrijventerrein bedragen expliciet geschikt voor het XL Businesspark. Dit is 50-60% van de ruimtevraag naar dit type terrein in de regio Twente. Na 2020 blijft er verdere vraag, maar in een lager tempo. Het betreft na 2020 een behoefte aan nat bedrijventerrein van 6 - 17 hectare. Gezien het beschikbare aanbod van 10 hectare aan natte kavels op het XL Businesspark is de vraag groter dan het aanbod. De behoefte aan natte kavels is voldoende om de aanleg van een laad- en loskade te rechtvaardigen. Zonder laad- en loskade vervalt deze behoefte op deze locatie. … In een situatie met containerterminal Het XL Businesspark is niet alleen aantrekkelijk voor kadegebonden bedrijven, maar ook voor havengerelateerde activiteiten die niet noodzakelijk aan de kade willen vestigen. Vooral voor grote logistieke dienstverleners en Europese distributiecentra kan het XL Businesspark aantrekkelijk zijn. Voor bedrijven uit deze sector is de aanwezigheid van containeroverslag over water in de toekomst steeds meer een vereiste. De nabijheid van de containerterminal van CTT in Hengelo is belangrijk, maar de mogelijkheid voor containeroverslag direct op het XL Businesspark maakt de propositie nog aantrekkelijker. Het mogelijk realiseren van containeroverslag op het XL Businesspark is alleen mogelijk als de natte kavels nog niet aan andere kadegebonden bedrijven zijn uitgegeven. Aanleg van de laad- en
Marktstudie XL Businesspark Twente
21
loskade is voor containeroverslag essentieel. Gezien de concurrentie van andere regio’s om de vestiging van logistieke activiteiten is het wel verstandig grote investeringen pas te doen bij gebleken interesse. Indien op de vestiging van grote logistieke bedrijven wordt ingezet, bevelen wij aan wel ruimte te reserveren voor containeroverslag. Ad (2) De behoefte aan droog én nat bedrijventerrein op XL Businesspark (t/m 2020 en vanaf 2021 2030)… De behoefte voor accommodatie op XL Businesspark tot 2020 wordt door ons geraamd op 85-100 hectare. Daarbij hebben wij gekeken welke doelgroepen het meest voor vestiging op dit bedrijventerrein in aanmerking komen. Dat zijn naar onze mening vooral internationaal en/of nationaal opererende logistieke bedrijven met beperkte productieactiviteiten. Kijken wij welk aandeel deze doelgroepen in de benchmarkregio’s in Zuidoost-Zuid-Holland en West-Brabant innemen, dan gaat het om 65% van de ruimtevraag in het cluster Transport, opslag & distributie (125 hectare), te weten 85 hectare. Koppelen we logistiek ook aan industrie, in de vorm van industributie of Value Added Logistics, kan daaraan nog eens 15 hectare worden toegevoegd. Na 2020 komt daar nog eens een behoefte van 30-35 hectare nat en droog bedrijventerrein bij. Daarbij moet wat ons betreft ook rekening worden gehouden met een uitgestelde vraag. Nu de economische ontwikkeling naar verwachting de komende jaren beperkt zal zijn, is het mogelijk dat een deel van de vraag die op de middellange termijn (i.c. tot 2020) is voorzien, doorschuift naar de periode 2021-2030. In de lange termijnscenario’s van het CPB is een knip gemaakt bij 2020, maar dit betekent naar onze mening niet dat de ontwikkeling in 2021 sterk hoeft af te wijken van die in 2019. Het gaat daarmee om een totale ruimtebehoefte van 100 hectare (2010-2020) en 30-35 hectare (2020-2030). Tussen 2010 en 2012 is reeds 9 hectare uitgegeven, waardoor over de periode 20122030 met een gemiddelde jaarlijkse uitgifte van 6 hectare rekening gehouden mag worden. Ten slotte Bedrijven van buiten de regio Twente komen niet vanzelf. Zeker als het om activiteiten met een nationaal of internationaal karakter gaat zijn er meer kapers op de kust. Het aanbod op XL Businesspark is aantrekkelijk, zeker met aanvullende voorzieningen als kade en containeroverslag. Het aantrekken van nationale en internationale logistiek vereist continu een behoorlijke acquisitieinspanning. Ook de realisatie van een laad- en loskade, alsmede een containerterminal zijn van doorslaggevend belang voor het accommoderen van bedrijven met behoefte aan multimodaliteit. Met deze voorzieningen ziet de toekomst voor het XL Businesspark Twente er alleszins rooskleurig uit!
22
Marktstudie XL Businesspark Twente
Bijlage A
Scenario’s CPB
Hieronder volgt een korte toelichting op de vier WLO-scenario’s van het CPB. Voor meer informatie raden we aan om de studie: “Welvaart en Leefomgeving, een scenariostudie voor Nederland in 2040” uit 2006 te raadplegen. In onderstaande toelichting is gekeken naar de kenmerken van elk van deze scenario’s tegen de achtergrond van de twee sleutelonzekerheden: 1) soevereiniteit versus samenwerking, en 2) publieke versus private aanpak van problemen.
De WLO-scenario’s van het CPB zijn hieronder voor Nederland in cijfers weergegeven. Duidelijk is dat het GE-scenario de hoogste economische groei oplevert. Tabel: Belangrijkste uitkomsten van de vier scenario’s voor Nederland Global
Transatlantic
Strong
Regional
Economy
Market
Europe
Communities
1971-2001
2002-2040
2002-2040
2002-2040
2002-2040
Bevolking
0,7
0,5
0,2
0,4
0,0
Arbeidsaanbod
1,1
0,4
0,0
0,1
-0,4
Werkgelegenheid
0,9
0,4
0,0
0,1
-0,5
Arbeidsproductiviteit
1,9
2,1
1,9
1,5
1,2
Volume BBP (marktprijzen)
2,6
2,6
1,9
1,6
0,7
BBP per hoofd
1,9
2,1
1,7
1,2
0,7
Mutaties per jaar in %
Gemiddeld niveau in % beroepsbevolking Werkloze beroepsbevolking
5,5
4,1
4,6
5,7
7,3
47
51
Niveaus eindjaar Collectieve uitgavenquote (%BBP)
42
36
38
Bron: Welvaart en Leefomgeving, een scenariostudie voor Nederland in 2040
Hieronder worden de gevolgen van de verschillende scenario’s voor Nederland kwalitatief uitgebreider behandeld
Marktstudie XL Businesspark Twente
23
Global Economy In het scenario Global Economy breidt de EU zich nog verder naar het oosten uit. Naast Turkije worden ook landen als Oekraïne lid. De WTO-onderhandelingen zijn succesvol, en daar vaart de internationale handel wel bij. De deelnemende landen integreren echter niet in politiek opzicht. Internationale samenwerking op andere gebieden dan handelsvraagstukken mislukt. Net als in Transatlantic Market benadrukt de overheid in dit scenario de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Vergeleken met Transatlantic Market groeit de arbeidsproductiviteit in dit scenario nog extra door de sterke wereldwijde economische integratie. De groei van zowel de materiële welvaart als van de bevolking (vooral door immigratie) is in dit scenario dan ook het hoogst. Net als in Transatlantic Market komt er geen overeenkomst om grensoverschrijdende milieuvraagstukken aan te pakken. Dit en de wereldwijde hoge economische groei leiden tot forse milieuvervuiling. Wel leidt de hoge groei tot lokale milieu-initiatieven. Strong Europe In het scenario Strong Europe is er veel aandacht voor internationale samenwerking. De Europese instituties worden succesvol hervormd en landen geven een deel van hun soevereiniteit op. Daarmee wordt Europa een invloedrijke speler op het economische en politieke wereldtoneel, en internationale milieuvraagstukken kunnen gecoördineerd aangepakt worden. Europa doet enige concessies aan de Verenigde Staten, die daarna het Kyotoverdrag ratificeren. Turkije treedt toe tot de Europese Unie. Het sociaal-economisch beleid is net als in het scenario Regional Communities gericht op solidariteit en op een gelijkmatige inkomensverdeling, al vinden er wel enige hervormingen plaats. Door deze hervormingen, door hogere investeringen in onderwijs en onderzoek, en door de grotere markt groeit de arbeidsproductiviteit meer dan in Regional Communities. Ook de economische groei en de bevolkingsgroei, vooral door immigratie, zijn in dit scenario hoger. Transatlantic Market In het scenario Transatlantic Market wordt de uitbreiding van de Europese Unie geen politiek succes. Daarvoor hechten landen te veel aan hun soevereiniteit: ze lossen problemen liever op nationaal niveau op. Wel wordt de handel tussen de Verenigde Staten en Europa vérgaand geliberaliseerd, waardoor op termijn een nieuwe interne markt ontstaat. Dit scenario kenmerkt zich door een overheid die de eigen verantwoordelijkheid van burgers benadrukt. De verzorgingsstaat wordt ingeperkt en publieke voorzieningen worden versoberd. Hierdoor neemt de inkomensongelijkheid toe. Doordat de macht van vakbonden afneemt, wordt de arbeidsmarkt flexibeler. Door de versobering van de sociale zekerheid groeit de arbeidsparticipatie, de internationale concurrentie verhoogt de prikkel om te innoveren, en de grotere inkomensverschillen maken studeren aantrekkelijk. De groei van de arbeidsproductiviteit en de economische groei zijn hoger dan in het scenario Strong Europe, terwijl de bevolking slechts matig toeneemt. Grensoverschrijdende milieuvraagstukken worden in dit scenario niet opgepakt. Lokale milieuinitiatieven gericht op bijvoorbeeld geluid- en stankoverlast kunnen zich wel voordoen. Regional Communities In het scenario Regional Communities hechten landen sterk aan hun eigen soevereiniteit. Daardoor slaagt de Europese Unie er niet in om institutionele hervormingen door te voeren. Ook mondiale handelsliberalisatie komt niet van de grond, waardoor de wereld uiteenvalt in een aantal handelsblokken. Internationale milieuvraagstukken worden niet aangepakt. Toch is de milieudruk relatief laag, omdat de bevolkingsgroei en de economische groei bescheiden zijn. De collectieve sector wordt in dit scenario nauwelijks hervormd. Collectieve regelingen blijven in stand, waarbij de nadruk erop ligt de inkomens gelijkmatig te verdelen en solidair te zijn. Door geringere prikkels in de sociale zekerheid en de hoge belasting- en premietarieven is de
24
Marktstudie XL Businesspark Twente
arbeidsparticipatie relatief laag en de werkloosheid hoog. Minder concurrentie remt de noodzaak voor bedrijven om te innoveren. De verbrokkelde markten belemmeren dat kennis zich snel verspreidt, en door de kleine inkomensverschillen is de stimulans om te investeren in onderwijs beperkt. De arbeidsproductiviteit stijgt jaarlijks maar weinig en de economische groei is gering. Bron: Welvaart en Leefomgeving, “Een scenariostudie voor Nederland in 2040” (2004)
Marktstudie XL Businesspark Twente
25
Bijlage B
Clusterindeling
Industrie & Bouw Sectornaam Voeding & Genot Overige Industrie Basischemie Fijnchemie Rubber en Kunststof Basismetaal Metaalprodukten Elektrotechniek Industrie Transportmiddelen Industrie Aardolie industrie Delfstoffenwinning Openbaar Nut Bouw 50 % Overige dienstverlening
Transport, Logistiek & Groothandel Sectornaam Water en Luchtvaart Vervoer over land Dienstverlening tbv vervoer Groothandel
26
Marktstudie XL Businesspark Twente
Postbus 4175 3006 AD Rotterdam Nederland
Watermanweg 44 3067 GG Rotterdam Nederland
T 010 453 88 00 F 010 453 07 68 E
[email protected]
W www.ecorys.nl
Sound analysis, inspiring ideas
BELGIË – BULGARIJE – HONGARIJE – INDIA – NEDERLAND – POLEN – RUSSISCHE FEDERATIE – SPANJE – TURKIJE - VERENIGD KONINKRIJK - ZUID-AFRIKA
B I J L A G E 7 : Z I E N S W I J Z E N R E A C T I E N O TA W I J Z I G I N G S P L A N L O C ATIE LAAD- EN LOSKADE
SAB
|
WIJZIGINGSPLAN LOCATIE LAAD- EN LOSKADE
RBT |
1
ZIENSWIJZENREACTIENOTA
Zienswijzenreactienota Wijzigingsplan Locatie laad- en loskade RBT
Wijzigingsplan Locatie laad- en loskade RBT Inleiding Het ontwerpwijzigingsplan ‘Locatie laad- en loskade RBT’ heeft van 19 september 2012 tot en met 6 november 2012 ter inzage gelegen. Het wijzigingsplan is opgesteld conform het bestemmingsplan ‘Regionaal Bedrijventerrein Twente’ (vastgesteld door de raad op 11 juli 2006). Het bestemmingsplan is opgesteld voor de planologische ontwikkeling van het XL Businesspark Twente en is voorzien van directe bestemmingen, uit te werken bestemmingen en te wijzigen bestemmingen. Het ontwerpwijzigingsplan ‘Locatie laad- en loskade RBT’ betreft de gronden die in het westen van het XL Businesspark Twente zijn gelegen. Het plangebied grenst aan het Twentekanaal en heeft een oppervlakte van ongeveer 1,2 hectare. De huidige bestemming hiervan is ‘Groenvoorzieningen 1’ en heeft de aanduiding ‘laad- en loskade toegestaan’. Door het wijzigingsplan wordt deze bestemming gewijzigd in ‘Vaarweg’ en maakt een inkassing/vaarweg van 16,4 meter breed met bijbehorende voorzieningen mogelijk. Tegelijkertijd met onderhavig ontwerpwijzigingsplan heeft het ontwerpuitwerkingsplan ‘Tranche 3A RBT’ ter inzage gelegen. Het plangebied betreft de gronden die in het zuidwesten van het XL Businesspark Twente zijn gelegen, ten zuiden van de kern Almelo. Het plangebied grenst aan de noordzijde gedeeltelijk aan de Hoeselerdijk, aan de oostzijde van het plangebied ligt deels aan de Derksweg en is momenteel agrarisch gebied. De zuidzijde van het plangebied wordt begrensd door de doorbraakzone en de westzijde van het plangebied wordt begrensd door het Twentekanaal. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 29.1 hectare. Middels het uitwerkingsplan wordt het voorlopige bouwverbod weggenomen, waardoor bij recht een omgevingsvergunning kan worden verleend. Het betreffen de uit te weken bestemmingen ‘Bedrijfsdoeleinden 1’, ‘Bedrijfsdoeleinden 2’ en ‘Cultuurhistorische elementen’. Een aantal ontvangen zienswijzen zijn tevens op dit uitwerkingsplan gericht. Omdat het een aparte ruimtelijke procedure betreft, worden in onderhavige zienswijzenreactienota alleen de zienswijzen behandeld voor zover deze zijn gericht tegen het ontwerpwijzigingsplan ‘Locatie laad- en loskade RBT’ Indieners zienswijzen Tijdens de terinzage periode zijn twee zienswijzen ingediend. 1. Driehoek Advocaten te Almelo, dhr. J. Paalman, verzonden op 1 november 2012, door ons ontvangen op 2 november 2012, namens: a. de heer J.M.H.J. Stamsnijder en mevrouw J.G.M. Stamsnijder-Homan, aan de Wolbeslanden 16A te Bornerbroek; b. de heer E.B.J. Stamsnijder en mevrouw H.H.J. Stamsnijder-ten Berge, Wolbeslanden 16 te Bornerbroek; c. de heer C.G.J. Stamsnijder, Meester Hodesstraat 8 te Bornerbroek; De bedrijfsgebouwen zijn gelegen aan de Wolbeslanden 9/9a. 2. Stichting Achmea Rechtsbijstand te Tilburg, mr. H.A. Gooskens, verzonden op 2 november 2012, door ons ontvangen op 5 november 2012, namens: a. W.G.I. Wilmink en R.G.J. Wilmink, Worker Landen 35 te Bornerbroek; Op de volgende pagina is een kaart weergegeven waarop de indieners van de zienswijzen zijn weergegeven, alsook het plangebied. Het adres van 1c is gelegen aan de noordzijde van de dorpskern Bornerbroek en is hierom niet zichtbaar op de kaart weergegeven. Ontvankelijkheid Conform artikel 3.9a Wet ruimtelijke ordening juncto afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht kunnen alleen belanghebbenden een zienswijze indienen. Het begrip belanghebbende is opgenomen in artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht. Er dient sprake te zijn van een rechtstreeks belang. De afstand van appellant 1a en 1b tot het plangebied van het wijzigingsplan betreft ongeveer 1150m. De afstand van appellant 1C is ruim 1800m tot het plangebied. De afstand van appellant 2 tot het plangebied betreft ongeveer 950m. De bedrijfsgebouwen aan de Wolbeslanden 9/9A zijn op de kaart weergegeven met een 1 en betreft een afstand van ongeveer 850m tot het plangebied. De afstanden tot het plangebied zijn dermate groot, dat er geen sprake is van enige zichtbaarheid op het plangebied door appellanten. De ontsluiting via de weg (aan- en afvoer) van de laad- en loskade zal vanaf de noordzijde plaatsvinden, grotendeels via de Hoeselerdijk of via de reeds (bij recht) bestemde hoofdas
DCS - 1102770
van het XL Businesspark, naar de bij recht te vestigen en/of bestaande bedrijven op het XL Businesspark.
Zienswijzenreactienota Wijzigingsplan Locatie laad- en loskade RBT
Alle zienswijzen zijn tijdig ingediend, maar er wordt onvoldoende aangetoond dat is voldaan aan het criterium belanghebbende. Er is geen sprake van een rechtstreeks belang. Volledigheidshalve worden de ontvangen zienswijzen wel voorzien van een antwoord.
Zienswijzen 1. De zienswijze is gericht tegen het ontwerp uitwerkingsplan ‘Tranche 3A RBT’ en tegen het ontwerpwijzigingsplan Locatie laad- en loskade RBT’. Alle huidige bedrijven in het plangebied zijn onder het overgangsrecht gebracht. Tijdens de behandeling van het bestemmingsplan RBT bij de ABRS op 4 februari 2008 is aangegeven tot verwerving over te gaan. Hier is nog geen uitvoering aan gegeven. Adressant geeft aan dat dit te maken heeft met de vertraagde uitgifte van kavels en een substantieel tekort op de begroting van het Openbaar Lichaam RBT. Hierdoor wordt getwijfeld aan de economische uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan. Er wordt ontpachting van de locaties voorgestaan, wat niet de bedoeling was van de gedane
Zienswijzenreactienota Wijzigingsplan Locatie laad- en loskade RBT
toezegging omtrent verwerving tijdens de zitting bij de ABRS. Indien het uitwerkingsplan onherroepelijk is, waardoor ontpachting zal plaatsvinden, zal de bedrijfsvoering van de cliënten bedrijfstechnisch, bedrijfseconomisch en financieel onmogelijk worden gemaakt. De pachtlocaties vallen in het uitwerkingsplan deels onder de bestemming ‘Groenvoorzieningen II’ uit het bestemmingsplan RBT. Er is nog geen zicht op schadeloosstelling op onteigeningsbasis, waardoor er onvoldoende rekening is gehouden met de belangen en in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur. Er is geen nut/noodzaak om nu over te gaan tot het vaststellen van het uitwerkingsplan, omdat de gronduitgifte trager verloopt en er zelfs sprake is alternatief gebruik van kavels. Er zal sprake zijn van overcapaciteit en levert strijd op met een goede ruimtelijke ordening. Het uitwerkingsplan wordt slechts in procedure gebracht om het wijzigingsplan ‘Locatie laad- en loskade RBT’, dit is oneigenlijk gebruik van de uitwerkingsregeling uit het bestemmingsplan. Gemeentelijke reactie: De zienswijze wordt alleen voorzien van een gemeentelijke reactie, voor zover dit betrekking heeft op ontwerpwijzigingsplan ‘Locatie laad- en loskade RBT’. Het bestemmingsplan RBT is op 11 juli 2006 vastgesteld door de gemeenteraad en is op 12 maart 2008 na uitspraak van de Raad van State onherroepelijk geworden. Op basis van dit bestemmingsplan wordt het bedrijventerrein XL Businesspark Twente ontwikkeld. In het bestemmingsplan zijn de gronden binnen het plangebied voorzien van diverse bestemmingen. De bedrijfsbestemmingen (BDI, BDII en CE) dienen te worden uitgewerkt en er is (deels) voor de gronden gelegen aan het Twentekaneel een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming ‘Vaarweg’ opgenomen voor de groenbestemming ‘GI’ om een laad- en loskade te kunnen realiseren. Op het moment dat de bestemming wordt gewijzigd, dienen de wijzigingsregels, zoals opgenomen in het bestemmingsplan RBT, te worden gevolgd. Onderhavig wijzigingsplan voldoet aan de wijzigingsregels, zoals gesteld in artikel 3 en 10 van het bestemmingsplan RBT. Er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsvoering in het plangebied, waardoor er ook geen sprake is van bedrijfsvoering die onder het overgangsrecht is geplaatst. Een nauwkeurig inzicht in de haalbaarheid is bij een wijzigingsbevoegdheid niet nodig, indien wordt voldaan aan de wijziging/uitwerkingvoorwaarden (ABR 11/05/2005, Loenen, 200401563/1). Desalniettemin wordt in de toelichting van het wijzigingsplan bij paragraaf 6.3 ‘behoefte onderzoek’ aangetoond dat er behoefte is naar een laad- en loskade voor het XL Businesspark. Er wordt ondermeer verwezen naar het onderzoek van Stec Groep bv. van 8 september 2011. Dit wordt versterkt door een recenter onderzoek door Ecorys en zal aan het wijzigingsplan worden toegevoegd. Dit betreft een marktstudie waarin een kwantitatieve vraaganalyse voor de Regio Twente is uitgevoerd, waarin de gevolgen voor het XL Businesspark zijn opgenomen. Daarnaast blijkt uit de praktijk dat er wel degelijk sprake is van concrete behoefte naar een wijzigingsplan, en dat dit niet afhankelijk is van de ontwikkeling van het plangebied van het uitwerkingsplan ‘Tranche 3A’. Het Amerikaanse bedrijf Timberland, dat sinds 2012 gevestigd is op het XL Businesspark (tranche 1), verzorgt vanaf het XL Businesspark de distributie van haar artikelen door heel Europa, Midden Oosten en Afrika. Een voorwaarde voor de distributie is dat deze zowel via de weg als over het water kan plaatsvinden. Voor hun bedrijfsvoering is de aanleg van de laad- en loskade dan ook essentieel. Naast Timberland hebben ook andere bedrijven aangegeven gebruik te willen maken van de bi-modale ontsluiting van het businesspark. Luchtkwaliteit De luchtkwaliteit wordt gebaseerd op onderzoeken uit 2005/2006. Appellant betwist de bruikbaarheid van deze verouderde onderzoeken. Er dient nieuw onderzoek te worden uitgevoerd. Gemeentelijke reactie: De onderzoeken voor de luchtkwaliteit behorende bij het bestemmingsplan RBT zijn nog steeds actueel. Sindsdien is de rekenmethodiek, normering en de uitgangspunten niet gewijzigd. Geurhinder Er is geen rekening gehouden met het rundveebedrijf/varkensbedrijf aan de Wolbeslanden 9/9A. Ondanks dat deze onder het overgangsrecht valt, wil dit niet zeggen dat geen rekening dient te worden gehouden met de feitelijke aanwezigheid. Het is nog maar de vraag of ontpachting van deze locatie zal plaatsvinden. Het onderzoek is onvolledig. Er is eveneens geen rekening gehouden met naburige agrarische bedrijven uit de gemeenten Borne en Hof van Twente. Uit het onderzoek is gebleken dat in het grootste deel van het plangebied geen geurgevoelige objecten kunnen worden gerealiseerd. Op dit onderdeel wordt de uitvoerbaarheid betwist. De in de toelichting bedoelde planologische beperking is niet op de juiste wijze in de planvoorschriften verwoord. In de planvoorschriften wordt ‘kwetsbare objecten’ niet toegestaan, maar dit moet zijn ‘geurgevoelige objecten’ in de zin van artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij.
Gemeentelijke reactie: Het gehele plangebied is voorzien van de bestemming ‘Vaarweg’, waarbij de bouwmogelijkheden zijn beperkt tot een loskade, een inkassing/vaarweg en andere bouwwerken. Op basis van deze bestemming kunnen geen geurgevoelige objecten worden gerealiseerd.
Zienswijzenreactienota Wijzigingsplan Locatie laad- en loskade RBT
Flora en Fauna Uit het activiteitenplan blijkt dat vooralsnog niet is voldaan aan de Flora- en Faunawet in verband met de aanwezigheid van vleermuizen en/of eekhoorns. Hiermee wordt de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan betwijfeld. Gemeentelijke reactie: Op 8 november 2012 is door de dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie ontheffing op basis van artikel 75 van de Flora- en Faunawet verleend voor het beschadigen, vernielen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen van de eekhoorn op het XL Businesspark Twente. De ontheffing was tevens aangevraagd voor de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger. Hiervoor is geen ontheffing nodig, omdat er geen sprake is van opzettelijke verontrusting. De verleende ontheffing wordt als bijlage bij de toelichting van het wijzigingsplan opgenomen. 2. De zienswijzen zijn gericht tegen het wijzigingsplan ‘Locatie laad- en loskade RBT’ en tegen het uitwerkingsplan ‘Tranche 3A RBT’. De cliënten van adressant exploiteren twee agrarische bedrijven in de directe nabijheid van het plangebied. Het betreft de Worker Landen 20 en Worker Landen 35. Er wordt gevreesd voor problemen met de toekomstige bedrijfsvoering als het uitwerkingsplan wordt vastgesteld. Een goed woon- en leefklimaat kan bij nieuwe geurgevoelige bestemmingen niet worden gegarandeerd. Bestaande rechten worden geschaad en leveren een beperking op van de ontwikkelmogelijkheden of maken deze onmogelijk. Adressant geeft aan dat het bedrijventerrein terecht wordt gezien als bebouwde kom, waarvoor een norm geldt van 3,0 ou/m3. Hierdoor zijn geen geurgevoelige objecten mogelijk, waardoor er nauwelijks bebouwing binnen het plangebied kan plaatsvinden. Door dit met een later vast te stellen geurverordening op te lossen, wordt de omgekeerde weg gevolgd. Er zal eerst duidelijkheid moeten zijn over de geurverordening. Een onderbouwing om het plangebied als buiten de bebouwde kom aan te wijzen ontbreekt. Ook als de geurnorm wordt verhoogd naar 14 ou/m3 wordt de situatie nog slechter dan hij nu is, omdat de norm aanzienlijk lager zou kunnen zijn als er sprake is van buitengebied. Voor de Worker Landen 35 wordt alleen geconstateerd dat de voorgrondbelasting lager is dan de geldende norm van 3,0 ou/m3, maar de ontwikkelmogelijkheden van het bedrijf zijn hierin niet meegenomen. In het onderzoek voor geurhinder staat dat 19,6 ha van het plangebied een hogere voorgrondbelasting heeft dan 3 ou/m3. Hieruit blijkt dat de plannen alleen uitgevoerd kunnen worden als de norm verhoogd wordt door de nog vast te stellen geurverordening. De gemaakte berekeningen geven een onjuist beeld. Op een aantal coördinaten van het plangebied komt de geurbelasting hoger uit als 14 ou/m3. Er ontstaat een overbelaste situatie. In de geurberekeningen is een ruwheid aangepast. Het is onduidelijk waar deze op is gebaseerd. Er kan niet worden voldaan aan de eis dat de achtergrondbelasting moet voldoen aan de norm van de bebouwde kom als de voorgrondbelasting hier al niet aan voldoet. Gemeentelijke reactie: Zie ook de gemeentelijke reactie onder 1. Er wordt aangegeven dat de zienswijze ook is gericht tegen het wijzigingsplan ‘Locatie laad- en loskade’. De inhoudelijke gronden van de zienswijze hebben echter alleen betrekking op het aspect geur. Omdat in het plangebied van het wijzigingsplan geen geurgevoelige objecten worden toegestaan, wordt dit aspect voorzien van een gemeentelijke reactie bij de zienswijzenreactie uitwerkingsplan ‘Tranche 3A RBT’. De uitvoerbaarheid van het plan wordt betwijfeld. Er wordt verwezen naar een Regionaal Economische Ontwikkelingsplan voor de periode 2005-2010. Dit is een verouderd plan en toont de noodzaak van het plan niet meer aan. Het is onzeker of de economie weer aantrekt, opdat de vraag naar bedrijventerreinen weer zal toenemen. Er is sprake van diverse onzekerheden. Gemeentelijke reactie: Zie hiervoor de gemeentelijke reactie onder 1. Conclusie: De op 8 november 2012 door de dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie verleende ontheffing op basis van artikel 75 van de Flora- en Faunawet wordt
als bijlage bij het wijzigingsplan toegevoegd, alsmede het aanvullende behoefte onderzoek door Ecorys. De zienswijzen geven verder geen aanleiding tot wijziging van het wijzigingsplan ‘Locatie laad- en loskade’ of door niet over te gaan tot vaststelling ervan.