¿t.
wii
natuur
methode natuur-, milieu- en techniekonderwiis voor de basisschool
7
Marja Baeten
'Wolters-Noordhoff
l
o
T
Strate eegJes 7 Elke straat heeft een naam Vroeger had de naam van een straat vaak te maken met de plek van die straat. Een straat heette niet voor niets Hoofdstraat of Middenweg. Een straat werd ook genoemd naar het dorp of de stad waar de straat heen ging. Bijvoorbeeld de Vughterweg, Vlissingerdijk of Rotterdamse straarweg. Of een straat heette naar een belangrijk gebouw uit die straat. Zoals de Kerkstraat, Schoolstraat of Kazernestraat.
Nederland groeide. Er kwamen steeds meer straten. Er moesten nieuwe namen worden bedacht. Er kwamen straten met namen van bomen, namen van componisten, namen van ministers. De bloemenwijk met een Tulpenstraat en Goudsbloemlaan. De schilderswijk met een Karel Appellaan en een Rembrandtweg. Naar alle bekende Nederlanders van vroeger zijn straten vernoemd. Maar ook naar Europese steden en filmsterren.
(
o
itt.o
@;r
I
.E1l
I
t,'
I
q
i
r< GE
OE
lRt oEl
INAAL
I
"
O6
,irii!
BAS
fl;
'l: ' '\¿
I' D"
rweà
r
,S4
\',7
¡
o¿o
DONGE KANT"
I
0^,
¿þ
ð5
q!)-t t4ca
r"
¿ì
E6. ,
è,^ì2
Plattegrond van Dongen.
a,,f:^, €¿c
,ro,f"r! ¿Sr"
oø-!^0"
De Schoolstraat
in Detfzijl
In de Schoolstraat in Delfzijl staat nog een schoolgebouw. Maar daar wordt geen les meer gegeven. In die school van vroeger werken nu mensen. Het is een kantoor. De speelplaats van vroeger is nog steeds een plein. De Schoolstraat is een doorgaande weg. Er rijden veel auto's en fietsen. Op weg naar het postkantoor en de bank bijvoorbeeld, die ook aan de Schoolstraat liggen. Helemaal aan het einde is de oude molen. Daar wordt geen graan meer gemalen. Het is nu een museum.
De Schoolstraat
in DeLfzijI heeft
weinig bomen en planten.
Er is
veeI verkeer.
in de Schoolstraat In Hilvarenbeek is de school in de Schoolstraat Een school
nog steeds een school. Het is basisschool De Bidonk. Helemaal aan de andere kant van de stÍaat staat nog een schoolgebouw. Dat is de school van vroeger. Daarin is nu de bibliotheek. De Schoolstraat is een woonstraat. Met bijna alleen maar nieuwe huizen. Omdat er zo veel kinderen in de buurt wonen, ligt de Schoolstraat in een 30 km-gebied. De automobilisten moeten er goed rekening houden met voetgangers, fietsers en spelende kinderen. Om ze daaraan te herinneren, zljn in de buurt van de school vorig jaar 7 5 verkeersdrempels aangelegd. Voor De Bidonk liggen er drie.
In
de Schoolstraat
in Hilvarenbeek
is weinig verkeer en
veeL groen.
in Zwolle Bijna niemandinZwolle kent de Schoolstraat. Het is een klein straatje met niet één belangrijk gebouw. En geen enkele winkel. Er wonen alleen De Schootstraat
maar mensen. De school staat er niet meer. Die is in 1.977 afgebroken. Op precies dezelfde plek staat nu een gebouw met appartementen. Naast dat gebouw staan nog huizen uit de vorige eeuw. De bewoners zrjn bejaard. Als kinderen zaten ze op de school die al lang is verdwenen. Vroeger woonden hier veel meer kinderen. Er waren winkels. Er was een timmerwerkplaats. In elk geval was er altijd iets te beleven.
Sommige oude bewoners vinden de Schoolstraat tegenwoordig maar saai. Anderen vinden het er Lekker rustig.
Wonen in een nieuwbouwwijk In veel Nederlandse gemeenten is een Schoolstraat, In de meeste Schoolstraten staat geen schoolgebouw meer. En als het gebouw er nog wel staat, doet het bijna nooit meer dienst als school. Vroeger lag een school midden in het dorp of de stad. Net als de kerk en het raadh'uis. Dat was de plek waar de meeste mensen woonden. Daar vind je dus ook de Schoolstraat, Kerklaan of Raadhuisweg. Maar steden en dorpen groeiden uit. Aan de rand werden nieuwe woonwijken gebouwd. Vaak met grotere woningen. In die wijken is meer ruimte om te spelen, te sporten en te tuinieren. In het centrum van een dorp of stad zijn nu vooral winkels en kantoren. Het is er druk met verkeer.
Landbouwgrond bij Volendam
4
moet wijken voor nieuwbouw.
'è-¡-
2
Een straat inrichten
Nederland is een klein land met veel inwoners. Daarom moeten we verstandig omgaan met de 'Vle moeten goed bedenken waar huizen en ruimte. wegen komen, en wat landbouwgrond en natuur moet blijven. Elke Nederlandse gemeente heeft een stedenbouwkundige dienst. Daar worden plannen gemaakt. Bestemmingsplannen en uitbreidingsplannen. Van die plannen worden ook tekeningen gemaakt. Op zo'n tekening kun je zíen hoe de gemeente er later gaat uttzien. Ptannenmaker Rob Aben Rob Aben is stedenbouwkundige bij de gemeente Amsterdam. Hij werkt aan het oude havengebied in Amsterdam-0ost. In die buurt stond het vol met oude loodsen. Daarvoor in de ptaats moeten nu huizen komen en een school. Rob Aben: "Als je een ptan gaat maken voor een buurt, begin je met de wegen. Je bedenkt wat de handigste ptek is voor de doorgaande wegen. Die worden het drukst. Ook moet je uitwerken hoe bijvoorbeetd de metro of de tram gaat rijden. Daarna denk je na over de beste plek voor huizen. En waar bomen, struiken en planten neergezet kunnen
worden."
:.ì Rob Aben tekent
zijn
.1" .
pLannen heel precies
uít. Zo kunnen van tevoren
veel probLemen worden opgelost.
5
De schoot en de straat Rob Aben: "De school hebben we neergezet aan een doorgaande weg. Een school moet goed bereikbaar zijn. Ook voor mensen die hun kinderen met de auto brengen. De zijkant en de achterkant van de school zijn verkeersvrij gemaakt. Daar spelen de kinderen. Voor kinderen die met de fiets komen. is aan de voorkant van de school een hete lange buis voor fietsen gemaakt. Daar past een beugelslot omheen. Fietsenrekken nemen te veel plek in op de stoep. En die is a[ smaller geworden dan we van plan waren. Want de bewoners wilden graag een fietspad. Dat waren wij vergeten."
Winkels en een park Rob gaat door: "In de straat van de school zijn geen winkets. Verderop in de wijk komt een winkelcentrum. Voorzieningen voor iedereen moet je op een centrale plek maken. vind ik. Daarom ligt het park ook ongeveer midden in de wijk. In dat park komen vooral gras en perken met bloemen. Geen struiken. Dat willen de mensen niet. Struiken vinden ze eng. Daar kan iemand achter verstopt zitten. Een grasveld kun je overzien. En natuurtijk planten we een heleboel bomen. In het park zijn dat vooral iepen. Langs de straten komen platanen. De takken van een plataan groeien vooral in de breedte. Over twintig jaar rijd je dan onder een bladerdak. Dat tijkt me mooi. En platanen zijn ook heel geschikte stadsbomen. Weet je dat ze grote stukken schors verliezen? Ze groeien dan uit hun 'jasje'. Dat is heel normaal. Zo heeft een plataan geen last van een aangetaste schors. Want door uitlaatgassen raken de tuchtgaatjes van de schors verstopt."
6
Speetplekken en lantaarnpalen Aben: "Wij kiezen ook de bestrating uit. De doorgaande wegen krijgen asfalt. Daar moeten vrachtwagens en bussen kunnen rijden. Asfalt kan goed
tegen zwaar verkeer. In de kleinere straten komen klinkers te liggen. Dat vind ik zelf veel mooier. 0p de speelplekken komt ook asfalt. Omdat je daar lekker op kunt voetbatlen, basketbalten, skaten en skateboarden. De afvalbakken op die speetptekken heb ik aan de lantaarnpalen laten vastmaken. Dan hou je meer ruimte over om te speten. Voor die lantaarnpalen hebben we een heel eenvoudig model gekozen. Voor mooiere, duurdere paten, was geen geld meer."
o
elektrakabel
telefoonkabel televisiekabel
{I
Onder de straat
"Als de plannen voor een straat zijn bedacht, duurt het nog ongeveer drie jaar voordat er menSen Wonen,"zvertelt Rob Aben. "Het echte bOUwen begint met de aanleg van een tijdetijke weg voor al het bouwverkeer. De echte weg wordt aangelegd als we klaar zijn met bouwen. Die zou anders door het zware verkeer toch maar kapotgereden worden. Ats ze huizen gaan bouwen, leggen ze tegelijk teidingen onder de grond. En ze plaatsen de lantaarnpalen. Pas als er mensen wonen, worden de fietsenrekken en de afvatbakken geplaatst. Dan worden ook de bomen geplant."
i, lar
ili li Jr''
,*-.-..,-.1' L*-É_-
-. _-.
ll
t- _^
I
f,
I
ll{it'/ V' ll
tr
1
A
Putten en deksets Aan putten en deksels kun je zienwaar alle kabels en buizen liggen. Op waterputjes staat de letter'W of 'water'. Daaronder ligt de waterleiding. Gele putjes zijn meestal van het gas. Het riool heeft grote putten midden op de weg. Langs de stoeprand liggen ook putten. Daar kan het regenwater in weglopen.
Kabels en buizen WaterLeidingbuizen liggen diep onder de grond. Daarin kan het water 's winters niet bevriezen. Door rioleringsbuizen stroomt aI het afuatwater uit
j
de huizen: badwater, afwaswater en poep uit de wc. Het regenwater stroomt er ook doorheen. Door gasleidingen slroomt gas naar het gasfornuis, de kachet, de geiser of de bojter. 0m de elektrokobel zit een dikke laag kunststof. Dat is voor de veitigheid, want op die kabel staat stroom. Kabels voor teleþon en televisie zijn van stevig plastic gemaakt. Binnenin zit koperdraad. Ats er
vocht in de draad komt, krijg je storing. 7
3 Leven in de straat Sinds kort hebben de bewoners van de Binnenweg en omgeving een eigen buurtkrant: 'Buurtnieuws'. Twee jaar geleden is de Binnenweg opnieuw bestraat. De stoepen zijn verbreed en er zijn verkeersdrempels aangelegd. De bewoners wisten precies wat er zou veranderen. Zehebben zelfs kunnen aangeven wat ze wel en niet goed vonden. Om iedereen van alle afspraken op de hoogte te
@
6-8
houden, is de drogist met Buurtnieuws begonnen. En die krant bestaat nog steeds. Meneer van Buren, de drogist: "Als winkelier en bewoner wil ik dat het goed gaat met de Binnenweg. Zo'n krantje helpt daarbij. Mensen voelen zich meer bij de straat betrokken als ze over nieuwe plannen lezen. En als ze merken dat er iets gedaan wordt aan de zaken waar ze last van hebben. "
BUU Er komen containers Vorige week hebben we een brief ontvangen van de gemeente. De glasbak en de papielbak zullen worden weggehaald. Ze staat te onhandig op die plek. In plaats daa¡van krijgen we ondergrondse containers. Op de stoep zie je dan alleen twee kleine, groene kastjes staan. Eén voor papier en één voor glas. In die containers kan meer dan in de bakken van nu. Hopelijk staan er dan ook geen tasjes met flessen en kranten meer op straat.
rã"
&"
t
\ Reiger wordt klant Bij snackbar 'Friet van Piet' hebben zeeen nieuwe klant.
Al
twee keer is
)
Þ-5
bij
de
afvalbak een reiger gezien. Hij heeft zeker van de meeuwen gehoord dat patat lekkerder is clan vis.
Oversteekplaats Als buurtbewoner en moecler van drie kinderen ik eindelijk gerust-
gesteld. Die beveiligde oversteekplaats is top! Ik bedank iedereen die er aan mee heeft geholpen. Mariëtte Donders
In veel steden zljn uiúaatterreintjes aangelegd. Maar toch poepen nog steeds veel honden gewoon op de stoep. Voor voetgangers en spelende kinderen is dat heel vervelend. Gemeenten worden daarom steeds strenger, vooral in grote steden. Daar zijn stadswachten die hondenbezitters moeten waarschuwen als ze de poep van hun hond niet opruimen, De politie kan er zelfs een bekeuring voor geven.
Stadsdieren
In een woonwijk leven vaak veel huisdieren. Natuurlijk zie je die niet allemaal. Mensen gaan meestal niet de straat op met hun konijn, cavia of parkietje. Huisdieren die je wel buiten ziet, zljn honden en katten. Veel hondenbezitters laten hun hond een aantal keren per dag uit. Dan kan het beest zijn behoefte doen en even lekker rennen.
gehaald. Niemand heeft cle dader(s) gezien. De plantjes betalen we met z'n allen. lvlaal er is geen geld om tien keer per jaar nieuwe planten te kopen. Stekelige rozenstruiken lijken rnij nu de beste oplossing. Is iedereen het claar. mee eeus? Graag bellen naar lnevrouw Trip.
Parkeerplaats verboden 'Wie
zet er steecls zijn vuilniszakken op mijn
(
Bloembakken met
prikplanten Zarerdagnacht zijn v oor de tweede keer de plant-
jes uit de bloembakken
parkeerplaats?
Natuwlijk is de parkeerplaats voor mijn winkel niet van mij. Maar cle vrachtauto's die bij mij moeten lossen, willen er wel graag kunnen staan. Dat is hier ook toegesfaau. Er staat niet voor niets een bord. Al drie keer heb ik vuilniszakken van de parkeerplaats weg rnoeten slepen. Nog één keer en ik waarschuw de milieupolitie. Die kunnen aau de inhoud van de zakken zien, van wie ze zijn. Ronald Gordijn
Uitlaatveldje een succes
Het uitlaatvelclje voor honden wordt steeds vaker gebruikt. Er ligt bijna geen poep meer op de stoep. Om het veldje nog aantrekkelijker te maken, komen er birurenkort twee banken voor baasjes en baziruren.
9
Nog meer dieren in de stad In de stad zie je niet alleen huisdieren. Er leven ook dieren die voor zichzelf zorgen. Kijk maar eens om je heen. Dan zie je mussen, spreeuwen en merels op het grasveld. Eenden in de vijvers. Misschien woont er in je achtertuin wel een egel. En dan zljn er nog de dieren die je niet ziet, maar die er wel zijn. Zoals huismuizen en spitsmuisjes. Op plekken waar veel rommel ligt, leven misschien wel bruine ratten. Natuurlijk zljn er in elke stad insecten, bodemdiertjes en kleine beestjes in sloten
en vr]Vers.
Deze meeuwen eten afvaL
Winters komen er dieren naar de stad die je in de zomer niet ziet. Zoals meeuwen. In de stad kunnen ze gemakkelijker aan voedsel komen. Brood dat weggegooid is, bijvoorbeeld. Reigers zag je vroeger nooit in de stad. Misschien
zijn reigers over een paar jaar wel net zulke stadsvogels als merels. \Øant die leefden lang geleden ook alleen maar in het bos. Nu zie je ze in elke tuin!
in
pLaats van vis.
's
De aarde bedekt Straten in dorpen en steden worden 'verhard'. 0p een verharde weg kun je beter [open en rijden. Zo'n weg is ook beter schoon te houden bij regen, en na sneeuwvaI of dooi. Een weg moet een beetje bol staan, zodat het regenwater gemakkeLijk kan wegtopen. Ats verharding worden tegels, klinkers of asfatt gebruikt. Asfalt zie je vooral op doorgaande wegen en fietspaden. Het is vrij g[ad. Stoepen worden meestaI met tegels en stoepranden gelegd. Maar ook
wel met ktinkers. Ktinkers en tegels worden zo getegd, dat ze niet kunnen gaan schuiven. Ze [iggen dicht tegen etkaar aan in een bepaatd patroon. 0f in verschiltende patro nen.
De
tritmachine legt de klinkers goed vast in het zand.
De straat wordt zo mooi gtad.
10
Stratenmakers weten precies hoe dat moet. Ze gebruiken bij hun zware werk altertei hu[pmiddeten. Kteine en grote: om te titten, te stampen en te snijden. 0ok bij het asfalteren worden machines gebruikt.
Samenvatting In een dorp of stad heeft elke straat een naam. Vroeger had die naam vaak te maken met de plek van de straat. Of met een belangrijk gebouw in die straat. Tegenwoordig heten straten naar bloemen, muziekinstrumenten, schilders of bekende Nederlanders.
De stedenbouwkundige dienst beslist ook welke bestrating er komt en welke lantaarnpalen en afvalbakken . En ze overleggen met deskundigen over geschikte beplanting. Ze moeten daarbij op verschillende dingen letten: onderhoud, kosten, veiligheid en uiterlijk.
Een straat is smal of breed, druk of rustig. Er zijn woonstraten, werkstraten en winkelstraten met veel etalages en reclame. In straten wordt rekening gehouden met verkeer en bewoners.
Als er eenmaal mensen in een straat wonen, zijn die niet allemaal tevreden. En soms hebben ze gelijk! 'S7at bedacht is, kan soms anders uitpakken. Toch te weinig afvalbakken en parkeerplaatsen? Of rijden de auto's er te hard en is het niet veilig voor spelende kinderen? Bewoners kunnen met hun klachten bij de gemeente aankloppen en om aanpasslngen vragen. In elke straat gelden regels: verkeersregels, maar ook regels van fatsoen.
Elke straat wordt van tevoren bedacht. Dorpen en steden hebben een stedenbouwkundige dienst. Daar maken ze een bestemmingsplan voor een buurt. Ze spreken af waar de wegen komen. En waar de huizen, de school of een park komen te liggen. In Nederland worden veel nieuwe huizen gebouwd. Sommige dorpen zljn daardoor geen dorp meer. Ze zljn zo groot als een stad geworden.
In
In een gemeente leven veel huisdieren. Maar er zijn ook echte stadsdieren die het prettig vinden om in de buurt van huizen te leven.
deze straat worden
verkeersdrem pets aangelegd.
Straks is het hier vei[iger voor voetgangers en fi etsers.
1.1.
2
atten
Ats TH
ng Veranderingen
o
r
Ao, e
fngo
vallon'u oon bwino bladorenzøe. l+t vit d'to bvvino bladorontr* komon,
o
{
bomon,
k)ovron,
to flouron.
\
I
Kvbon 6'unendil9 groep Ø, V
jd I
¿o
gchool ÚronYngon.
I t
"/. ,.
I
,J
ø
-i V
ü
T'
'r a
i a a a
f ìo Spreeuwen verzamelen zich om 1.2
een pLek voor de nacht te zoeken.
9-10
in de natuur
In de herfst verandert er buiten van alles. De meeste bloemen zijn uitgebloeid. Groene bossen worden rood en oranje. De zon is niet meer zo warm. 's Avonds wordt het eerder donker. Je moet vaker tegen de storm in fietsen. En je wordt vaker nat dan in de zomer of de winter. In de herfst hoor je buiten bijna geen vogels meer zingen. Veel vogels vertrekken dan naar Afrika en Spanje. Daar is het warmer, zodat er meer voedsel ls.
Ook oudere mensen vertrekken in de herfst wel eens naar het zuiden. Om te overwinteren in een warm land. Daar hebben ze minder last van griep eñ stijve spieren.
jaar heeft vier seizoenen Na de herfst wordt het winter. Daarna lente en dan zomer. Elk seizoen duurt ongeveer drie maanEen
JANUARI
FEBRUARI
MAART
APRIL
MEI
JUNI
den.
Elk seizoen heeftz'n eigen type weer. Dat heeft te maken met de manier waarop de aarde draait. De aardbol draait om de zon. Daar doet de aarde een laar over. De aarde draait ook om haar eigen as. Daar doet de aarde een dag en een nacht over. De as waar de aarde om draait staat niet recht. Eigenlijk hangt de aarde een beetje scheef. Daardoor is het noordelijk halfrond de ene helft van het jaar meer naar de zon gekeerd. Dan is het bij ons lente en zomer. De andere helft van het jaar is het zuidelijk halfrond dichter bij de zon. Voor ons is de zon dan verder weg. Daarom is het hier minder warm in de herfst en winter. zomer op het
winter op het
noordelijk
noordelijk
halfrond
halfrond
A
G
STU S
SEPTEMBER
l
KT
BER
NOVEMBER
O
JaarkaLender met seizoenen.
= winter; groen = lente; = zomer; bruín = herfst.
BLauw geeL
Selzoen
DECEMBER
Ge¡niddetde
Eaglicht
4agternperaHnrr winter op het
o
zomer op het
zuidelijk
zuidelijk
halfrond
halfond
Lente: 21 maart 20
ongeveer 1,2 uur
20 graden
ruim 16 uur
74 graden
ongeveer 1.2 uur
5 graden
ongeveer 8 uur
juni
Zomer: 21
12 graden
juni -
22 september
Herfst: 23 september 21 december
Wlnter: 22 december -
20 maart 13
Kortere dagen In de herfst staat de zonlager boven de horizon dan in de zomer. De zon heeft minder tijd nodig om van oost naar west te gaan. Daatom worden
in de herfst de dagen korter. Dat gaat door tot 21 december. Dat is het begin van de winter. Vanaf die dag is het elke dag weer een beetje langer licht. In de winter kunnen de zonnestralen de aarde dus maar korte tijd verwarmen. Er is minder licht en minder warmte. Na het zomerseizoen wordt eind oktober de klok een uur teruggezet. Dat heet wintertijd. Eerst was het 's ochtends om acht uur pas helemaal licht. Nu is het om zeven uur al licht. Zo lijkt de dag toch weer een beetje langer. De wintertijd is de gewone tijd. In de zomer leven we eigenlijk een uurtje eerder. Yanaf begin april, want dan wordt de klok een uur vooruitgezet.
o Wanneer de zomertijd ingaat, gaat
de ktok een uur vooruit. 's Avonds
blijft het dus een uur langer licht.
Met Sint-Maarten gaan kinderen met een lampion langs de deuren. Ze zingen een Liedje
t4
ze snoep krijgen.
en hopen dat
Sint-Maarten is een herfstfeest Sint-Maarten was een Romeinse soldaat die oog had voor zijn medemensen. Op een daggaf hij de helft van zijn mantel aan een bedelaar die het koud had. In het jaar 397 is Sint-Maarten begraven. Op 11 november.
Nog steeds wordt op die dagztjr' feest gevierd. Vroeger mochten bedelaars en armen dan langs de huizen gaan om eten te verzamelen. In de maand november waren de meeste kelders goed gevuld met voedsel. Dat kwam dus goed uit. In de kelders lag de voorraad voor de winter. Er waren in die tijd geen supermarkten en diepvriezers. Armen zljn er helaas nog wel. Maar Sint-Maarten vieren ze niet meer. Dat is overgenomen door kinderen.
2
Het bos in
Huub Berger is boswachter van Staatsbosbeheer in Baarn. Als boswachter weet hij precies wat er in zijn bos gebeurt. Hij weet welke dieren er leven en waar. En of het goed gaat met de eikenbomen en de varens. De boswachter telt een paar keer per jaar de konijnen en de eekhoorns die hij ziet. En hij luistert naar de vogels die er leven. Zijn er meer soorten dan vorig jaar? Of juist minder? Huub Berger gaat ook met schoolgroepen de bossen in. Huub Berger: "Kinderen zijn niet zo vaak meer in de natuur. De meesten weten niet eens wat een beukennootje is! ìØat ze ovef planten en dieren weten, hebben ze in een boekje gelezen. Ik denk dat je het meest leert als je in de natuur bent. Dan kun je alles zien, ruiken en voelen. Dan snap je gewoon beter waar het over gaat." Een denneneiketnootje Groep 7 van basisschool de Twijnkel loopt mer de boswachter het bos in. Na de kennismaking begint Huub niet meteen te vertellen. Hij raapt een dennenappel op en vraagt: "\Øat is dit nou? Volgens mij een denneneikel. Of niet?" De kinderen halen hun schouders op. Houdt de boswachter hen voor de gek? Zewetenhet niet zeker. Nu pakt Huub een paar eikels van de grond. "Of zijn dít eikels?" vraagt hij. Meteen daarna haalt hij beukennootjes uit'zijn zak. "En wat zijn dit dan?" Niemand weet het meer. Huub vertelt hoe het zit. Daarna krijgen de kinderen de opdrachr om zoveel mogelijk onbekende dingen van de grond re rapen. Huub: "Ik merk dat ze de namen van de verschillende zaden op deze manier het best onthouden. Ze moeteî er ook allemaal een paar meenemen. Dan vertellen ze er thuis nog een keer over. Ik denk dat ze dan het verschil tussen een eikel en een dennenappel nooit meer vergeten!"
Huub Berger is boswachter. Hij kent het bos op zijn duimpje.
Overal een antwoord op Lopend door het bos zien de kinderen steeds meer dingen waarover ze iets willen weten. Aan Huub Berger kun je alles vragen. Robert: Hoe þomt het dat in de herfst de bladeren uan de boom uallen? Huub: "Een grote boom drinkt met zljn wortels ongeveer driehonderd liter water per dag. Dat water gaat omhoog via de houtvaten. Die zitten vlak onder de schors. Het meeste van dat opgezogen water verdampt via de bladeren. Als het buiten kouder wordr, nemen boomwortels steeds minder vocht op. Stel je voor dat de verdamping via de bladeren ondertussen gewoon doorging! Dan zou elke boom uitdrogen. Om te zorgen dat dat niet gebeurt, vallen de bladeren af."
1.5
Cindy: Waarom Øorden de meeste bladeren in de herfst geel en rood?
Huub: "In elk bladzitten drie kleurstoffen: groen, geel en rood. Groen is de sterkste kleur. Daarom zijn bladeren meestal groen. Dat groen wordt gemaakt door bladgroenkorrels. Een boom heeft
hulst
die korrels nodig om te leven. In de herfst gaan de bladeren vallen. Daarmee zouden ook alle bladgroenkorrels verdwijnen. Dat mag niet gebeuren. Daarom neemt de boom de bladgroenkorrels eerst op in de stam. Hij bewaart ze Yoor in de lente. Als de bladgroenkorrels uit de bladeren ziin verdwenen, komen de andere twee kleuren tevoor-
beuk kastanje
schijn."
o
De nerven van het eikenblad Lijken op een veer. De bladrand
Het kastanjeb[ad
is
gegoLfd
lijkt op een hand. De btadrand heeft zaagtandjes.
De bladrand van de beuk is een beetje gegotfd en dat van de hulst is gesteke[d.
Rachid: Als er geen bladeren ddn de boom høngen, kun ie toch niet zien of het een eikenboom is of
o
een bewþenboom?
De neryen geven een btad
Huub: "Dat verschil kun je wel zien. Kijk maar eens naar de schors van bomen. Dat is de buitenste laag van de stam. Bij sommige bomen is die
stevigheid. Door de nerven [open hete dunne buisjes. Het water dat door de wortels uit de grond wordt opgezogen, kan
zo naar het uiterste puntje van een blad stromen.
|
I I l¿'
.'
-'
,'
L'
Patrick: Bomen zodls een þerstboom bliiuen wel groen in de winter. Hoe þ.an dat dan? Huub: "Kerstbomen zijn naaldbomen. Bomen met bladeren heten loofbomen. Via grote bladeren verdampt er veel meer water dan via kleine naaldjes. Omdat naaldbomen veel minder water verdampen, kunnen ze groen blijven. Naaldbomen nemen in de winter ook bijna geen water op uit de grond." 1.6
De beuk (l.inks) heeft een gladde schors. De den (midden)
heeft een ruwe schors. En de plataan een schilferende schors.
schors glad. Zoals bij een beuk en een es. De schors kan ook ruw zijn. Zoals bíj een eik, een populier en bij alle naaldbomen. En dan heb je ook nog een schilferende schors. Daar is de plataan een mooi voorbeeld van. Maar behalve naar de schors kun je ook naar de vorm van de boom kijken. Dat heet het silhouet (zeg: sieloewet) van een boom. Van een eik is het silhouet heel anders dan van een populier. En dan zijn er ook nog de knoppen aan de takken die je wegwijs kunnen maken."
Schors De buitenste laag, Beschermt de boom
@
Bast
Zit meteen onder de schorslaag. Door de
tegen beschadiging en
bast stromen
uitdroging.
voedingsappen.
Rosa: Bii ons in bet park zuigen ze bladeren op met stofzwigers. Doet u dat ooþ? Huub: "Ik zal daar gek zijn! Al die afgevallen bladeren moeten juist blijven liggen. Dat is nou zo bijzonder in de natuur. Afval van de een is altijd weer voedsel voor de ander. Dat noemen ze de
kringloop. In die bladerenlaag leven een heleboel pissebedden, duizendpoten en regenwormen. Vooral die wormen zijn belangrijk. Ze eten de afgevallen bladeren op. Watze uitpoepen is heel vruchtbaar. Het stinkt niet. Het lijkt op een soort aarde. Zoals potgrond die je bij een bloemist in zo'n witte plastic zak koopt. Daar heet het compost. In de natuur heet het humus."
Jaaning Elke brede
lichtgekleurde ring Groeilaag Aan de buitenkant groeit de bast. Aan de binnenkant groeit het hout.
is zacht voorjaarshout
In
Een smalle, donkere ring
het goed om
de
tuin is
is in de zomer gegroeid.
btaderen op te
Dat hout is harder.
zuigen. Want de
Een lichte en een don-
natte bladeren
kere ring vormen samen één jaaning. De laaßte
verstikken het gras. Het wordt
jaarringzit aan de bui-
dan geel en
tenkant.
bruin. En er komt veel mos tussen.
3 Zaden liften mee Jaap Verdonk is boomkweker. 0p zijn terrein staan eiken en beuken. De zaden van die bomen, de eikels en de beukennootjes, worden opgeraapt. Jaap: "Zaden met een harde schil blijven in de natuur meestal jaren liggen voor er een worteltje uitgroeit. Zo veel geduld heb ik niet. Daarom behandel ik de zaden om de buitenkant dun te maken." Als die behandeling klaar is, worden de zaden in de grond gestopt. Allemaal netjes op een rij. Die grond is van tevoren gemengd met stalmest. De kleine plantjes hebben straks veel voedset nodig uit de bodem. Na het planten wordt de grond aangedrukt en komt er nog een dun laagje zand overheen.0m te zorgen dat de regen dat zandlaagje niet wegspoelt, doet Jaap er plastic overheen. Jaap: "En het is een bescherming tegen de vogels die het zaad anders
De boomkweker zorgt ervoor dat de zaden kunnen ontkiemen. 0ver een paarjaar staan hier eikenboompjes in kaarsrechte rijen
wegpikken!" tamme kastanje
M* aardbei
tomaat
beukennootje
tuinboon
appel
dennenappel
18
@
Zaad of vrucht? Eikels en kastanjes zijn zaden. Een dennenappel is de verpakking van het zaad. Meestal is de vrucht de
verpakking van het zaad. Een appel en een peer zijn vruchten. Hun zaden noemen we pitjes. Bij een peulvrucht zijn de bonen of erwten de zaden. De aardbei is een uitzondering. In plaats van ín de vrucht, zitten de zaadjes op de vrucht.
Zaden genoeg In bossen en parken liggen in de herfst overal eikels, beukennootjes en kastanjes. Soms worden ze opgeraapt door mensen. Die verkopeî ze aan boomkwekers die geen eigen zaadtain hebben.
Tegenwoordig gebruiken kwekers ook een soort stofzuiger die geschikte zaden van de bosgrond zuigt. Maar de meeste zaden worden opgegeten door dieren. De natuur is veel minder voorzichtig met zaden dan de kweker. Dat geeft niets. Bomen en planten hebben zaden genoeg. Dat is ook nodig, want er gaan er een heleboel.verloren. Etk zaadje zoekt een pl,ekje Eikels en kastanjes zijn grote zaden. De meeste zaden zijn veel kleiner. Yaak zo klein, dat je ze nauwelijks ziet. De lucht zit er vol mee. De wind blaast die zaden alle kanten op. Soms vallen ze in het water. Soms komen ze terecht op een autoweg. Maar ze vallen ook wel eens in een tuin. Of op een hoop zand.In de lente kun je dat pas zien.
Bij de Parkietschool in Den Haag lag in november een berg zand. Dat zand hadden de werklui nodig voor de verbouwing. Na de voorjaarsvakantie was die berg ptotseling groen. Er groeiden honderden kteine plantjes op. Het was kleÍn kruiskruid. Na een maand stonden die plantjes in bloei. Een week daarna werden de eerste zaadjes weggeblazen door de wind. Dat was net op tijd. Want een paar dagen later werd het zand met een bulldozer weggehaald.
0ok op deze bergen zand zijn zaadjes terechtgekomen. Ze zullen nìet Lang Leven, want het zand wordt straks weggehaa[d.
Hoe zaden reizen Met de wind dat alle zaden uit een boom of struik recht naar beneden vallen. Duizenden zouden er op één plek terechtkomen. \Øeinig kans dat ze kunnen ontkiemen en opgroeien. Daarom is het goed dat zaden wegwaaien. Dat gaat het best met zaden die licht zijn. Sommige zaden krijgen nog extra hulp Stel
van een pluisje (de paardenbloem) of van een vleugeltje (de esdoorn). De zaadjes
b
van het
F.
wilgenroosje kunnen
dankzij het ptuis heeI
Als je om je heen kijkt, zie je vast plekken waar ooit zaadjes zijn gevallen. Zoals het 'onkruid' in veel tuinen. Maar ook de plantjes die dapper tussen het smalle richeltje van een stoeptegel groeien. Meestal is dat de grote weegbree. De bladeren liggen plat tegen de stoeptegels gedrukt. Ze zijn zo taai als leer. Elke grote weegbree heeft een zaaddoosje. Het is een bolletje waar wel vijftienduizend zaadjes in zitten.
ver met de wind meewaaren.
@
Over het water De meeste zaden die op het water vallen, zinken naar de bodem en rotten weg. Andere gaan juist met de stroming van het water mee. Daaronder zijn veel zaden van planten die in de buurt van een sloot of plas staan. De gele lis, bilvoorbeeld. Als die plant is uitgebloeid, hangen er groene vruchten aan. Het lijken kleine augurken. Als de vruchren rijp zijn, springen ze open. De zaadjes vallen in het water. Ze blljven drijven, want om elk zaadje zit een dun laagje kurk. Langs sloten staan vaak wilgenbomen. De zaadjes van een wilg zitten verstopt in een pluk pluis. Daardoor kan de wind ze wegblazen. Soms vallen ze op het water en blijven ze drijven. Lang genoeg om te zorgen dat de pluizen ergens tegen de kant
drijven. Met een vogel Merels, lijsters en spreeuwen eten bessen. De felst gekleurde bessen zren ze het eerst. Na een tijdje poepen de vogels de zaden uit die in de bessen zaten. De zaden zijn zo hard, dat ze niet verteren in de maag van de vogel. Het harde buitenlaagje wordt wel zachter in het vogellichaam. Dat komt goed uit. Nu kunnen de zaden eerder ontkiemen. Trekvogels nemen ook zaden mee uit andere landen. In hun veren of aan hun poten.
q
* .-iftê
--' :
(Ð
De zaden van de witgenboom waaien weg en bLijven goed drijven.
Met andere dieren of mensen Mieren slepen met vioolzaadjes. Andere dieren nemen per ongeluk zaden mee. Meestal zijn dat zaden met weerhaakjes. Die haken zich makkelijk vast in de vacht van een dier. Of ze blijven vastzitten aan de jas of de sokken van een wandelaar. ìØeerhaakjes hebben een uitvinder ooit op een idee gebracht. Hij vond klittenband uit! Ook zaden zonder weerhaakjes worden door mensen meegenomen. Ze zítten in hun haren of in de modder onder hun schoenen. Je moet die modder eens verzamelen in een bakje. nØedden dat er over een poosje plantjes in groeien?
Drijven en zinken De zaden van de gele
lis drijven op het water. 0p die manier komen ze op een ptekje waar ze kunnen groeien. Mensen hebben van de natuur afgekeken hoe dat drijven gaat. Een vtot of een schip btijft ook drijven en brengt mensen op de ptaats van hun bestemming. Het vtot moet natuurl.ijk niet te zwaar betaden zijn, anders gaat het zinken.
20
(
Samenvatting Een jaar heeft vier seizoenen. Als het jaar begint, in januari, is het nog winter. Daarna wordt het lente, dan zome\ dan herfst. In elk seizoen is het ander weer. Dat komt door de stand van de zon. Dat heeft weer te maken met de manier waarop de aarde om de zon draait. Omdat de aarde een beetje scheef hangt, is de ene helft van het jaar het noordelijk halfrond (met Nederland) meer naar de zon gekeerd. De andere helft van het jaar het zuidelijk halfrond.
(Ð Na ongeveer een uur poept de merel de zaden
In de herfst staat de zonlager boven de horizon dan in de zomer. De dagen worden korter. Omdat de zon minder lang schijnt, daalt de temperatuur. De natuur reageert daarop. De bladeren verkleuren en vallen van de bomen. Als de blaadjes bleven zitten, zou de boom in de winter uitdrogen. De afgevallen bladeren zijn een woonplaats en voedsel voor insecten en regenwormen. Die maken er humus van. Dat is heel vruchtbare grond. In de herfst verliezen planten en bomen hun
Zaden op de ontbijttafel.
In
uit die in de bessen van
de lijsterbes zaten.
zaden. ZoaIs eikels, kastanjes en beukennootjes.
Zeverliezen ook hun vruchten, zoals appels en peren. In die vruchten zitten de zaden. Dat zljn pitjes. Die zaden zorgen ervoor dat er nieuwe bomen en planten gaan groeien. Sommige zaden worden met de wind meegenomen. Andere door vogels, insecten of door het water.
de
pindakaas, mues[i, broodjes, crackers, koffie en chocopasta.
27
3 I
Kle
Paarden hebben haren, eenden veren, kevers een hard schild, vissen schubben en een stekelvarken heeft stekels. De huidbedekking van een dier heeft altijd te maken met zijn leefplaats en de leefwijze. De huidbedekking beschermt tegen ijzige kou en hete zon. Soms tegen vijanden. Ooit had de mens ook een meer.beþaarde huid dan nu. Om onze huid te beschermen tegen kou of hitte dragen we nu kleding, schoenen en hoofddeksels. ZoIang we weten, hebben mensen hun naakte lichaam bedekt of versierd Kleren tegen kou en warmte Toen de mensen kleding gingen dragen, konden ze veel beter tegen kou dan wij nu. In de winter gingen ze rustig met een dunne lap stof om hun schouders op jacht. Toch hadden ze het niet koud.
22
mens
@
16'17
Dat kwam door hun onderhuidse vetlaagjes. Die hielden hun lichaam op temperatuur. In de loop van de tijd bleek de natuurlijke bescherming van die vetlaagjes steeds minder nodig. Daarom zljn ze langzaam verdwenen. Mensen hebben nog één warmte-vasthouder van vroeger overgehouden. Dat is kippenvel. Je krijgt
het als het opeens koud wordt. Die kippenvelbobbeltjes proberen de warmte nog iets langer vast te houden. Maar dat lukt niet echt, omdat we bijna kaal zijn. Veel dieren krijgen ook kippenvel als ze het koud hebben. Bij hen werkt het beter. Boven op elk kippenvelbobbeltje zit een stevige haar of een veer. Krijgt een dier kippenvel, dan gaan die overeind staan. Zo wordt de luchtlaag tussen de huid en de huidbedekking dikker. Die houdt de warmte h\nger vast.
o
{.
N
t\
KLeding beschermt de huid het best tegen de zon. Insmeren met een
zonnebrandmiddel hetpt alteen tijdetìjk.
Kleren om je mooi te maken Als het feest is, trekt iedereen z'n mooiste kleren aan. De kamer is versierd. De stoel is versierd. En de mensen zijn versierd. Het is leuk om er mooi uit te zien. Je bent tevreden als je in de spiegel kijkt. Nú is het fijn als andere mensen naar je kijken. Omdat mooi zijn leuk is, kopen mensen veel kleren. Van alle winkels in Nederland, zijr' de meeste winkels kledingwinkels. Pas dan komen supermarkten, snackbars en bakkers.
I
I
Kleren om je te beschermen tegen pijn
Ridders beschermden zich tegen pijlpunten en zwaardei. Daarvooi trokken ze een maliënkolder en een harnas aan. Politieagenten beschermen zich bij een gevaarlijke.actie tegen kogels met een kogelvrij vest. Als je gaat skaten wil je geen blauwe plekken en schaafwonden krijgen. Je beschermt je met elleboogbeschermers, kniebeschermers en scheenbeschermers.
I
I
23
Kleren om herkend te worden Een conducteur draagt een uniform. Een machinist, een verpleegster, een agent en een postbode
ook. Uniformen zijn vooral handig voor alle mensen die zelf geen uniform dragen. In een drukke trein weet je dan meteen aan wie je je kaartje moet
laten zien. Als je hulp nodig hebt op srraar, wijsr het uniform van de politie je de weg. Voor soldaten is een uniform ook belangrijk. Stel je voor dat ze zomaaÍ wat âantrokken. Ze zouden niet herkenbaar zijn en aangezien kunnen worden voor de vijand. Eigenlijk geldt op het sportveld en in sportzalen hetzelfde. Zo weet je wie bij de tegenpartij hoort.
Uniforme kleding op het voetba[ve[d. Pubtiek en spelers moeten in één oogopslag kunnen zien bij wetke ctub een speler hoort.
Kteren om erbij te horen Een conducteur is verplicht om een uniform te dragen. Een zakenman is niet.verplicht om een pak aan te trekken met een overhemd en een stropdas. Toch doen bijna alle zakenmannen dat. Omdat ze herkend willen worden als zakenman. Ze willen gtaag bij die groep horen.
I
H
t
$ li:
'ìli
Door kleding en kapsel Laatje zien bij welke groep je graag wilt
24
horen.
2 Van huid tot hemd De natuur levert de mensen allerlei grondstoffen. Met hun handen, maar ook met heel veel machines, maken de mensen daar bijna alle producten van die ze nodig hebben. I(eding bijvoorbeeld. De eerste kleren maakten de mensen van dierenhuiden. In die tijd leefden ze van de jacht. Dat was in de steentijd. Als de jagers een beesr hadden gedood, werd het gevild. Het vlees werd gegeren of op een manier bereid dat het lang houdbaar was. Met stenen schraapten ze de dierenhuid
schoon. De huid werd daarna gelooid: het stuk leer lag wekenlang in het sap van planten en boomschors. Pas dan stonk de huid niet meer en was het leer soepel geworden. Grote huiden sloegen de mensen orn zich heen. Kleinere stukken huid naaiderr ze aan elkaar. Met een scherpe steen prikten ze eerst gaatjes in het leer, Daar werden pezen van dieren of sterke grassoorten doorheen geregen. De jacht maakte steeds meer plaats voor landbouw De mensen verbouwden gewassen op het land en hielden koeien en schapen. Ze moesten een andere manier bedenken om kleren te maken. Ze ontdekten dat je van wollen en katoenen draden lappen kunt weven.
18-1 9
Draden van schapenwol zijn vet en moeten gewassen worden. Om ze eert kleurtje te geven, gaanze in een verfbad. Dan is de wol klaar voor verdere verwerking.
Thuis draden spinnen met een spinnenwiel kan natuurlijk nog steeds.
Een draad van katoen Katoen komt van een katoenplant. Het is een struik die alleen groeit in heel warme landen. Als de katoen rijp is, hangt de struik vol pluizenbollen. Die zijn wit en voelen donsachtig aan. Machi na[e
katoenptuk in
Een draad van wol
\ü/ol komt van schapen. Maar zo'n dikke schapenvacht is niet meteen een wollen draad. Eerst moet het schaap geschoren worden. Meestal gebeurt dat als het buiten warmer wordt: in mei. De schapenvacht bestaat uit allemaal plukken wol.
Die plukken worden uit elkaar getrokken rot heel dunne slierten. Die slierten worden niet aan elkaar vastgeknoopt, maaÍ aan elkaar vastgedraaid. Dat heet spinnen. Vroeger gebruikten ze daar een spinnenwiel voor. Nu gebeurt dat met mathines in fabrieken.
NoordAmerika.
25
Machines en mensen plukken die bollen. De katoenpluis wordt samengeperst tot grote balen die naar de spinnerij gaan. Daar trekken machines sliertjes uit het pluis. Die slierten draaien in elkaar tot er een lange katoenen draad ontstaat. Een draad van zijde
Niet alleen machines kunnen spinnen. Er is ook een beestje dat het kan: de zijderups. Die maakt een draad van wel negen kilometer lang. Met die draad wikkelt de rups een omhulsel om zich heen: de cocon. Mensen hebben ontdekt dat je de draad van die
heb je geen rupsen nodig. Kunstzijde wordt gemaakt van cellulose die uit het hout van naaldbomen wordt gehaald. Een draad van linnen
Linnen draden worden gesponnen van lange vezels uit de steel van een vlasplant. Die vezels zitten dicht tegen elkaar aan geplakt. Vezels zijn stukjes draadachtig materiaal die je ergens in de natuur kunt vinden. In de vacht van een dier of in de stengel van een plant.
cocon ook weer kunt afwikkelen. En dat je met zljden draden mooie, glanzende stoffen kunt weven. Voor één lap stof is een hele mand cocons nodig. Je begrijpt dat echte zijde heel kostbaar is. Een goede reden om het na te maken. Voor kunstzijde
VLasoogst
in
Flevo[and. Van vlas wordt onder andere linnen
gemaakt.
Vlas groeit ook in Nederland. Vooral in de provincie Zeeland. Als het vlas rijp is, worden de planten met wortel en al uit de grond getrokken en op het veld te drogen gelegd. Door de stelen te laten drogen en ze daarna te spoelen met wateï, komen de vezels los.
Na de p[uk worden de cocons nagekeken. SLechte cocons gaan er
26
tussenuit.
In dezelfde vlasplant zit ook zaad. Lljnzaad heet dat. Het wordt gebruikt als voeding voor dieren. Maar er kan ook lijnolie van worden gemaakt. Lijnolie zit in verf en vernis.
Een
trui van aardolie
Kijk eens naar het etiket
Tot nu toe hebben we het over natuurlijke vezels gehad. Die werden vroeger gebruikt en nu nog steeds. Maar er waren lang niet genoeg natuurlijke vezels voor alle kleding die nodig was. Mensen ontdekten hoe ze van aardolie en steenkool kunstvezels konden maken: nylon en polyesteÍ. Kunststoffen worden anders gemaakt dan natuurlijke stoffen. Ze zien er ook anders uit. En ze hebben andere eigenschappen. Een trui van goede wol is warm en duur. Een trui van kunstvezels is sterk en goedkoop. Tegenwoordig worden de vezels vaak met elkaar vermengd. Dan krijg je een stof die voor een deel uit wol en voor een deel uit polyester bestaat. Zo gebruik je de handige eigenschappen van allebei de vezels: warm, sterk en niet duur.
(Ð
Kunstvezels moet je anders wassen dan natuurlijke vezels. Een trui van kunststof mag je in de wasmachine wassen op zestig graden. Eén wo-llèñ trui kan niet tegen hoge temperaturen en een ruwe behandeling. Zo'n trui moet je in water van dertig graden wassen, voorzichtig met de hand.
In elk kledingstuk zit ergens een etiketje waarop je kunt zien van welke vezels het is gemaakt. Dat is handig om te weten. Vooral als je de kleding gaat wassen, drogen en strijken. De ene stof wordt het best schoon in heet water. De andere stof gaat dan juist krimpen. Die mag alleen in lauwwarm water. Er zijn stoffen die je hard mag uitwringen. Andere moet je kletsnat ophangen. Sommige stoffen mag je helemaal niet wassen. Die moeten naar de stomerij voor een speciale behandeling. Omdat je dat niet allemaal kunt onthouden, staat er op de meeste etiketten ook een wasvoorschrift. Het zijn tekentjes die op de hele wereld gebruikt worden. Je hoeft er niet voor te kunnen lezen. Maar je moet natuurlijk wel weten wat ze betekenen.
fJ
Mag in de wasmachine.
t,*heterwassendan
W@@
@ ê
o lc
graden.
Alleen met de hand wassen, in lauwwarm water.
Mag gestreken worden Hoe meer stipjes op het strijkijzer,
I
hoe heter,
\
Niet zelf wassen Naar de stomerij, Daar wordt de kleding veilig gereinigd met stoom of een chemische vloeistof.
Mag in de droogtrommel.
27
3 Zo wordt jouw spijkerbroek Meer dan honderd jaar geleden (1873) maakte de kleermaker Levi Strauss zijn eerste spijkerbroek. Dat was in Amerika . Daar vroeg een goudzoeker hem om een superstevige broek. Levi Strauss had nog een stuk tentdoek liggen. Hij naaide er een broek van. Om ervoor te zorgen dat de naden niet zouden uitscheuren, sloeg hij koperen klinknagels door de uiteinden van de zakken. De goudzoeker was heel tevreden. Zijn,vrienden wilden ook zo'n broek. Binnen een jaar had Levi Strauss een broekenwinkel. En weer een jaar.later een broekenfabriek. Van Levis-spijkerbroeken zljn er sinds die tijd meer dan twee biljoen verkocht.
gemaakt
20-22
Eerst zaten er ook
klinknagels op de achterzakken van de spijkerbroek. Amerikaanse schoLen klaagden
bij
de
Levis-fabrieken dat hun banken en stoeLen erdoor kapotgìngen. Daarom besloot de fabriek in 'J.937 om de achterzak-
spijkers weg te laten.
blauwe katoenen stof uit Frankrijk. De stof kwam uit de stad Nîmes. 'De Nîmes' (uit Nîmes), zeggen de Fransen. Als Amerikanen dat snel uitspreken hoor je: denim. Daarom is dat een andere naam voor spijkerstof geworden. Aan het model van de spijkerbroek is al die jaren niet veel veranderd. Aan de manier waarop de broeken gemaakt worden wel! Com putergestuurde machines Vroeger maakte één naaister een hele spijkerbroek alleen. Zeknipte het patroon en stikte de lappen stof aan elkaar. Ze zorgde dat er een rits in kwam en dat er een knoop op werd vastgezet. Nu staan in de fabrieken grote machines die door computers worden bediend. De machines tekenen het patroon van de broeken op de stof. Snijmachines knippen
Goudzoekers
28
in spijkerbroek, 1880.
A[ honderdvijftig jaar hetzelfde model De eerste spijkerbroeken werden van beige canvas gemaakt. Die stof kwam uit de Verenigde Staten. Later zocht Levi Strauss naar een nog steviger, maar ook iets soepeler stof. Het werd denim: een
honderden linker- en rechterpijpen tegelijk uit de blauwe, zwarte of gekleurde denim. Alleen voor het aan elkaar naaien van de onderdelen zijn nog steeds mensen nodig. Ze zitten in rijen in een groot atelier achter een naaimachine. Er wordt druk nagedacht over de vraag of machines en robots ook dat werk nog kunnen overnemen. Maar de volautomatische naaimachine is nog niet uitgevonden. Er is wel een machine die helemaal alleen zakken kan maken. En er is er één die het sierstiksel op de zakken naait.
Kteding uit lagelonenlanden Spijkerbroeken worden al lang niet meer alleen in Arnerika gemaakt. Toen de broek overal populair werd, kwamen er fabrieken over de hele wereld. De meeste Levis-broeken worden gemaakt in de buurt waar ze verkocht worden. Dat scheelt kosten voor vervoer. Er staan Levis-fabrieken in Frankrijk, Engeland, België en Spanje. Omdat Levis-broeken in Europa worden gemaakt, zijnhet dure broeken. Want werknemers in Europese landen worden goed betaald. Voor Levis maakt dat niet uit. Ze weten dat hun klanten wel wat over hebben voor een 'echte 501'. Veel andere kledingfabrikanten willen hun product wel zo goedkoop mogelijk maken. In Azië en Noord-Afrika verdienen werknemers veel minder dan in'W'est-Europa. Daarom worden landen als de Filippijnen, Taiwan en Indonesië lagelonenlanden genoemd. Van alle kleding die in Nederlandse winkels hangt, komt meer dan de helft uit zulke landen. Elk jaar is de mode anders. En elk jaar willen de meeste mensen die nieuwe mode volgen. Ze kopen vaak nieuwe kleren, maar die moeten wel betaalbaar blijven.
*rl
Y
t,
I
?
ì
lr. ^
Kinderarbeid
;
I, a
I t
1
I
l¿
\ 74
China
in de Indiase text'ielindustrie.
Gaia werkt twaatf uur per dag (elf jaar) naar een naaiatelier in de Indiase stad Tirupur. Gaia naait T-shirts die ook in Nederlandse warenhuizen worden verkocht. Ze werkt twaatf uur per dag. Daar verdient ze 25 roepies mee. In India kost een kito rijst twaatf roepies. Een pak melk vier roepies. Gaia kan niet lezen en schrijven. Ze is nog nooit naar school geweest. Dat is niets bijzonders. In India gaat de helft van de kinderen tussen de zes en veertien jaar niet naar school. Elke ochtend om halfzeven gaat Gaia
- tt\
in
In naaiateliers in derdewereldlanden verdienen arbeiders maar net genoeg om eten te kopen. Er werken ook kinderen, net als in de textielfabrieken. Kinderen zijn voor hun bazen nog goedkoper. Officieel is kinderarbeid verboden. Maar de regeringen van die landen treden er niet vaak tegen op, Soms ook omdat ze beseffen dat gezinnen het extra geld niet kunnen missen.
I
*ã¡
Naai-atelier
Kinderarbeid
29
Weven Van losse draden kun je een stuk stof maken door draden in etkaar te vlechten. Dat heet weven. Daarvoor heb je een weefraam nodig. In dat raam zijn van boven naar beneden draden gespannen. Die draden heten: de schering (a) of de
schacht'1 schacht 2
ketting (b).
a-draden
Eerst worden de a-draden opgetiLd. Dat doet schacht 1. De draden [open door oogjes die vastzitten aan de vertica[e draden in de schacht. De spoel met een draad gaat van rechts naar [inks onder de a-draden door. Daarna worden de b-draden opgetiLd. Dat doet schacht 2. De spoel met de draad gaat van links naar rechts onder de b-draden door. Met een riet worden de twee draden aangedrukt. 0p de bovenbaLk zijn [ange scheringdraden opgerotd. Ats het weefraam volgeweven is, wordt de stof op de onderbatk opgero[d. Van de bovenbatk komen nieuwe scheringdraden. Zo kun je een lap stof weven van meters lang.
b-draden bovenbalk
traPPer
onderbalk
In fabrieken staan weefmachines die groter zijn dan
je
kamer.
Ze werken ongeveer hetzelfde als
het weefraam van afbeelding 16. Atteen gaat met zo'n machine
30
atles automatisch.
Samenvatting De huid van dieren is bedekt met haren, veren, schild of schubben. Mensen hebben weinig huidbedekking. Hier en daar zitten wat haren, maar 'We moeten onze huid voor de rest zijn we naakt. kou en tegen warmte. Daarom beschermen tegen doen we kleding aan.
Maar we trekken ook kleren aan om onszelf mooi te maken. Om herkend te worden. Om ergens bij te horen. En om de huid te beschermen tegen blessufes.
De grondstof voor textiel komt uit de natuur. Lang geleden al gebruikten mensen de huid van dieren om kleding van te maken. Andere natuurlijke grondstoffen zijn wol, katoen, zijde en linnen. Mensen vonden appâraten uit om van natuurlijke vezels draden te spinnen. En van die draden weefdenze lappen stof. Toen er steeds meer mensen kwamen die kleding gingen dragen, had men niet genoeg aan natuurlijke vezels alleen. Uit aardolie maken we kunstvezels, zoals nylon. Spijkerbroeken worden al meer dan honderd jaar van katoen gemaakt. Tegenwoordig zorgen computers ervoor dat machines de patronen op de stof tekenen. Snijmachines snijden de stof. Maar het in elkaar zetten van de broeken gebeurt nog steeds iloor mensen. Daar zljn nog geen machines voor uitgevonden. Veel kleding wordt gemaakt in lagelonenlanden. Nederlandse winkeliers importeren de goedkopere kleding uit landen in Azië en Afrika. Daar verdienen werknemers minder dan hier.
Bont is nog al.tijd de beste beschermer tegen kou.
In Nederland kom je
niet veel echt bont meer tegen. Dat komt door acties die jarentang zijn gevoerd tegen dragers en verkopers van bont. 31
4
Ve[ o 7
een
Je huid is de verpakking
Een huiel l¡eschermt De meeste dieren leven in het wild. Ze bouwen een eigen hol of nest. Ze zoel<en hun eigen eten en drinken. Omdat dieren voor zichzelf moeten zorgen, hebben ze soms bescherming nodig. Tegen kou en hitte, of tegen vijanden. De rrìeeste dieren worden goed beschermd door hun huidbedekking: door veren, haren, stekels of schubben. Hetjong van een wiLd zwijn heeft een gestreepte huid. Daardoor valt hij ìn het bos niet zo op.
*i¡r' Haren groeien meestaI naar achteren. Daardoor blijven
takjes niet zo snel in de vacht hangen. 0ok de kan er makkeLìjker vanaf gLijden.
regen
Haren
Bijna alle zoogdieren hebben haren. Die van varkens zijn kort en hard. Haren van een poes zijn langer en zacht. Schapen hebben gekrulde haren. De behaarde huid van een dier heet een vacht. In de winter groeien er extra veel haren. Zo hebben de dieren geen last van de kou. In het voorjaar vallen die extra haren uit. Dan 'verhaart'een dier Stekels Stekels zijn holle, harde haren. Een egel heeft er meer dan achtduizend. Met opgezette stekels kan hij een vijand op afstand houden.
Veren
Vogels hebben veren. In de vleugels en de staart zitten sterke slagpennen. Hiermee moet de vogel vliegen. De rest van het vogellichaam is bedekt met dekveren. Heel dicht tegen de huid groeien donsveren. Die houden de warmte van het lichaam lang vast. Als de veren versleten zijn, worden ze vervangen door nieuwe. De oude veren vallen uit. De vogel is in de rui. Veren groeien uit een veerzakje in de huid. Uit één zakje groeien één of twee veren per jaar. Zo worden de oude veren vervangen.
Mannetjesvoge[s hebben soms pronkveren. Ze proberen daarmee de aandacht van een vrouwtje te
trekken. En andere mannetjes af
te schrikken.
Schubben
Bij vissen groeien schubben op de huid. Het zijn kleine, dunne plaatjes die uit een hoornachtige stof bestaan. Net als je nagels. Schubben vormen een soort pantser dat de vis beschermt. Op de schubben groeit een slijmlaag die de vis behoedt voor ziektes. Schubben liggen als dakpannen over elkaar.
Zo'n
gladde,'gestroomlijnde' vis, kan sneller zwemmen.
De schubben van een karper
hebben jaarringen. Ats
weet
je
je die telt,
hoe oud de vis is.
33
Jouw huid
beschermer blijft, moet je hem goed verzorgen. \Øas je elke dag. Het vuil uit de lucht en het zweer moeten eraf. tü/as je liever niet te vaak met zeep.
Je huid ligt niet zorr'aar over je botten. Hij ligt over een laagje vet. Dat heet: onderhuids bind-
weefsel. Dat laagje houdt je huid op zijn plaats. Het buitenstelaagje van je huid is stevig. Dat komt doordat er hoorn in zit. Hoorn is een harde stof. Je nagels zijn helemaal van hoorn. Je huid slijt. Er gaat steeds wat van die hoornlaag af.Wrijf eens over je huid als je in bad bent geweest. Dan zie je het. Gelukkig groeien er ook steeds nieuwe huiddeeltjes aan. In je huid liggen zenuwuiteinden. Ze zorgen ervoor dat je kunt voelen. Uit de haarzakjes groeien haren. Haren op je hoofd groeien per maand één centimeter. Na zes jaar laat de haar los. Hij valt uit. Dat geeft niets. Er /groeit al snel weer een nieuwe haar.
lederhuid
Poriën
opperhuid
Zeep droogt de huid uit en dan raken de poriën verstopt. Je huid droogt ook uit van chloorwater in het zwembad. Van fietsen in de wind of lang in de zon zitten. Er zrjn allerlei crèmes waarmee je je huid tegen uitdrogen kunt beschermen. Ook tegen de zon moet je je huid beschermen. rü/ie te veel in de zon is, kan huidkanker krijgen. Zonnebrandcrème en kleding beschermen je huid tegen schadelijke zonnestralen. Zweet
je
koet
Je zweet altijd. Meestal merk je het niet. Het zweet
verdwijnt in je kleren, in je laken en matras, of in de lucht. Je merkt het pas als je het warm hebt. De zweetkliertjes gaan dan harder werken. Onder je huid liggen zweetkliertjes. Door piepkleine gaatjes komt het zweet naar buiten. Die gaatjes heten poriën. Er komen druppeltjes op je huid. Zweten helpt om warmte kwijt te raken. Als je niet zweet, raakt je lichaam oververhit.
zenuw zweetklier onderhuids bindweefsel
haarzakie
O
0p de tekening zie je een klein stukje huid, atsof het is doorgesneden. En dan
34
ftink vergroot.
Verzorg'm goed Je bent ingepakt in je huid. En dat is maar goed ook. Anders zouden schadelijke bacteriën en andere ziekmakers zo je lichaam in kunnen komen. Om te zorgen dat je huid een goede
. --* u*.ff -2
2 Je binnenste buiten Botten zorgen ervoor dat je rechtop kunt staan. En dat je stevig in elkaar zit. Botten zitten in je hele lichaam. Samen heten ze het geraamte of skelet. In botten zit kalk. Die kalk zorgt ervoor dat botten hard zijn. In melkproductenztt ook kalk. Als je elke dag een halve liter melk drinkt, blijven je botten stevig. Jij groeit nog. Je botten worden elke dag een stukje groter en dikker. Tot je volwassen bent. Botten groeien vooral als ze rust hebben. Dat is een van de redenen, zeggen artsen, dat kinderen vroeger naar bed moeten dan volwassenen. Bescherming beschermen je organen. Zo zitten je hart botten Je en je longen veilig in een 'kooi' van ribben. Je hersenen worden goed beschermd door een 'helm' van bot. Die helm noemen we de schedel. Volgens sommige mensen hoort het gebit ook bij het geraamte. Anderen vinden dat ze bij de huid en de nagels horen. Net als je botten, groeien je tanden als je jong bent. Tanden moet je goed schoonhouden en verzorgeî. Ze zrjn niet bedekt met spieren en huid.
25-26
schedel
borstbeen ribben
/ wervelkolom
heup
dijbeen
kniegewricht
o In je lichaam zitten 206 botten. Die heb
je
a[emaaL aL,
geboren wordt. In
aLs
je
scheenbeen
I enkelgewricht
je oren zitten
de aL[erkleinste. Het bot in je
dijbeen is het grootst.
35
Knie gebroken
Spier verrekt
is over de stoeprand bij het bejaardenhuis gestruikeld. Ze is op haar knie gevalten. Die is toen gebroken. Oude botten worden brozer. Er zit minder kalk in, daarom breken Mevrouw van Delden
ze eerder. De knie van mevrouw van Delden kan wel weer genezen, weet de dokter. Maar dan moet er een paar weken een gipsverband omheen. Gips is een soort kalkpoeder. Daar kun je met water een papje van maken. Zo'n papje zit in gipsverband. Als het opdroogt, wordt het keihard. De stukken bot die gebroken zijn, kunnen niet meer verschuiven. Ze groeien weer aan etkaar vast. Ats het gipsverband eraf mag, moet mevrouw van Delden opnieuw leren lopen. Ze heeft haar spieren dan zo lang niet gebruikt, dat ze stijf zijn gewor-
Annemarie heeft erg veel pijn aan haar enkel. Ze is verkeerd neergekomen toen ze bij het turnen van de evenwichtsbalk sprong. Een fysiotherapeut probeert te ontdekken wat er mis is met de enkel. Hij heeft al gevoeld dat er geen bot is gebroken. Waarschijnlijk is er een spier te veel uitgerekt. Annemarie mag twee weken niet turnen.
den.
+-
0p een röntgenfoto kijk
je
dwars door de
V
huid heen. Je ziet de botten goed. Die zijn
wit. Spieren en bloed zren er op een
röntgenfoto grijs uit.
I
De enkeL wordt stevig
in het verband gepakt, zodat hij niet meer
kan
bewegen. Nu krijgen de spieren rust en kunnen ze [angzaam genezen
36
Zonder gewrichten zou je niet kunnen bewegen. Een knie is een gewricht. Een gewricht verbindt de botten met elkaar. Door gewrichten in heup, knie, elleboog en pols kun je je armen en benen buigen.
Bij het bewegen gebruik je je spieren. Grote, sterke spieren om hard te lopen en te springen. I(leine, fijne spieren om met je ogen te knipperen en te schrijven. Je hebt ook spieren die uit zichzelf bewegen. Je hartspier beweegt om bloed door je lichaam te pompen. Je longen hewegen om te aclemen.
Om te kunnen bewegen, hebben spieren 'brandstof' nodig. Daarom eten en drinken we.
Btoedarmoede Joris voett zich a[ weken niet lekker. Hij ziet ook bteek. De dokter denkt dat hij bloedarmoede heeft. Dan zitten er te weinig rode bloedce[len in je btoed. 0m dat zeker te weten, moet het bloed van Joris worden onderzocht. Een verpleger prikt een ho[[e naald aan de binnenkant van zijn elleboog. Daar kan hij gemakketijk in een bloedvat komen. Het doet even pijn. Nu zuigt hij wat bloed in een buisje. Na drie dagen weet de dokter de uitslag. Joris heeft inderdaad bloedarmoede. Daarom is hij zo moe. Hij moet gezond eten en hij krijgt medicijnen. Na twee weken voett Joris zich weer prima.
Er zljn ook bloedvaten waardoor het bloed terugstroomt naar het har.t. Die heten aders. In het bloed dat door aders stroomt, zit niet veel zuurstof en voedsel meer. Dat is er al uit. Dit bloed zorgt ervoor dat afvalstoffen van het lichaam worden afgevoerd.
Happen naar lucht Kees moet's morgens en 's avonds even 'puffen'. Met een apparaatje zuigt hij z'n medÍcijn naar binnen. Kees heeft astma. Maar ats hij regelmatig zijn medicijn inademt, krijgt hij het niet benauwd. Zo kan hij tenminste gewoon meedoen met gym. Bij het ademen gaat er lucht door je mond en neus naar binnen. Via de luchtpijp komt die lucht in je Iongen. Daar wordt de zuurstof eruit gehaald. \Øat je niet gebruikt, adem je weer uit. Je longen zljn een soort ballonnen. AIs je inademt, worden ze groot. Adem je uit, dan worden ze weer kleiner.
(D
a (
genoeg bLoed heeft, plakt hij een pLeister op het gaatje. Het bloeden stopt nu vanze[f. Het bLoed wordt dik: het sto[t. ALs de
Bloedvaten lopen door je hele lichaam. IHet zljn een soort buisjes waar je bloed doorheen wordt gepompt. Die pomp, dat is je hart. Je bloed moet overal kunnen komen. Bloed vervoert zuurstof, vocht en voedingsstoffen naar alle plaatsen van je lichaam die het nodig hebben. De grote bloedvaten die van je hart naar alle lichaamsdelen lopen heten slagaders.
luchtpijp
longen
37
3 Dieren winnen het van de mens kunt met je lichaam van de ene naar de andere plek gaan. Dat doe je met je ledematen: je armen en benen. Je kunt ermee lopen, zwemmen of sprin-
Je
gen.
Aan al je botten zitten spieren vast die kunnen bewegen. Spieren zijn elastisch. Net als elastiek wordt een spier langer, als je eraan trekt. Maar een spier springt niet vanzelf weer terug, zoals een elastiekje. Spieren wachten op een seintje van de hersenen. De zenuwen geven die seintjes door. Zenuwen zijn heel dunne draadjes die van je hersenen naar alle delen van het lichaam lopen.
ALs
je iets engs ziet, seint de oogzenuw dat door naarje hersenen.
De hersenen seinen meteen naar de spieren van
mogelijk moet
a.
38
weglopen.
lr
je benen, datje zo hard
@
Lopen
Lopen leer je als je ongeveer éénjaar bent. Het is moeilijk en het duurt een half jaar voor je het goed kunt. Een pasgeboren veulentje of kalfje kan binnen een uur lopen. Dieren hebben meer haast dan mensen. Binnen een jaar moeten de meeste voor zichzelf kunnen zorgen. Dan zoeken ze hun eigen voedsel en kunnen ze zelf vluchten. En ze gaan zelf op zoek naar een soortgenoot om jongen mee te krijgen.
Dieren hebben veel minder hersenen dan mensen. Ze kunnen geen apparaten bedenken die ervoor zorgen dat ze sneller of hoger gaan. Dieren moeten alles met hun eigen lichaam doen. Daarom heeft zo'nhjf vleugels als het vliegen moet. En is zo'n lichaam gestroomlijnd als het moet zwemmen. Mensen kijken goed naar lichamen van dieren en hoe die bewegen. Als mensen even hard willen zwemmen en net zo hoog willen springen, doen ze de dieren gewoon een beetje na.
Help me vooruit! Mensen kunnen ze[f [open, rennen, zwemmen, springen en kruipen. Altertei manieren om vooruit te komen. Toch hebben we altertei hulpjes bedacht om
dat nog gemakketijker, snetter of leuker te doen. 0m op het water vooruit te komen, gebruiken we roeispanen. Dat gaat heel wat beter dan peddeten metje handen. De vorm van een boot is ook belangrijk. Met een stanke en gladde boot gLijd je
Honden winnen attijd is sneller dan een hond met koÉe poten. Bij mensen is dat ook zo. Toch Een hond met lange poten
kan een mens met lange benen een hond met kortere poten niet bijhouden. Dat komt doordat een mens een zoolganger is. Hij raakt met zijn hete voet de grond ats hij toopt. Een hond is een teenganger. Die raakt bij het lopen al[een met de tenen de grond. Daardoor zijn teengangers sne[[er.
soepel door het water. Denk maar aan een kano. Daarmee kom je zetfs in rivieren met wi[d stromend water nog tegen de stroom in vooruit. De uitvinding van de fiets heeft ervoor gezorgd dat we ons op het land snelter kunnen voortbewegen. En dat getdt natuurtijk helemaal voor auto's, treinen en bussen. Maar dan maak je geen gebruik meer van je spierkracht. Dat doe je weI bij skiën, schaatsen en skatenl
(Ð
---
39
Zwemmen
De
Haaien zljîtopzwemmers. Zehalen op topsnelheid 45 kilometer per uur. De wereldkampioen bij mensen gaat niet harder dan negen kilometer per uur. Mensen weten dat ze die haaien nooit kunnen bijhouden. Maar omdat ze steeds sneller willen, apen ze de vissen wel na. Vissen hebben een vorm die makkelijk door het water glijdt. Daarom gaãn ze zo hard. Aan mensen zitten allerlei uitsteeksels. Die houden het water tegen en dat remt af. Om zoveel mogelijk op een vis te lijken, doen wedstrijdzwemmeÍs een badmuts over hun hoofd. Ze trekken een zo strak mogelijk badpak aan. En ze scheren alle haartjes van hun lijf. Om snel te zwemmen, trekken mensen ook zwemvliezen aan. Springen
Om ver te kunnen springen heb je sterke achterpoten nodig. Zoals een poema. Als die een beetje zijn best doet, maakt hij een sprong van vijftien meter. Een verspringer bij mensen springt net geen negen meter op z'n verst. \Øedstrijd-sporters trainen elke dag om sterkere beenspieren te krijgen. Maar die poema halen ze nooit in!
stof van het
badpak gaat sneller
door het water dan de huid. Dat kan beLangrijke seconden
schelen. Daarom dragen wedstrijdzwemmers soms een
'tang'badpak.
Je hart en je longen Als je beweegt, moeten je spieren harder werken. Omdat ze harder werken, hebben ze meer voeding en zuurstof nodig. Die krijgen ze vta het bloed. Daarom voel je dat je hart sneller klopt als je rent. Er moet meer bloed naar de spieren worden
gepompt.
r
Als je beweegt, heeft je lichaam ook meer zuurstof nodig. Daarom ga je bij sporten vaker ademhalen. Door in te ademen, zuig je verse lucht naar binnen, Als je uitademt, blaas je de gebruikte lucht eruit.
\I,
q
,5/v\
40
@
Samenvatting De huid beschermt dieren tegen kou en hitte. Huidbedekkingen van dieren zijn veren, haren, stekels en schubben. Bijna alle zoogdieren hebben haren. In de winter hebben ze er extra veel. Die wintervacht valt in het voorjaar uit. Dan verhaart een dier. Als de veren van een vogel uitvallen, is hij in de rui. In de huid van mensen zitten veel minder haarzak-\ jes dan bij dieren. Uit elk haarzakje groeit een haar. Na zes jaar laat een haar los. Dan groeit er een nieuwe. Je moet je huid goed verzorgen: regelmatig wassen. En insmeren met crème tegen uitdrogen en tegen schadelijke stralen van de zon.
Al je botten samen heten een skelet of geraamte. Botten zotgeî voor de stevigheid van je lichaam. Ze beschermen ook je organen. Ribben beschermen. je longen en je hart. Je schedel beschermt je
hersenen.
Gewrichten verbinden botten met elkaar. Je knie is ook. Door je je bewegen. Maar daar heb die gewrichten kun je ook spieren voor nodig. Die zitten aan je botten een gewricht, en je heup en je elleboog
vast. Spieren kunnen alleen bewegen als ze een seintje krijgen van je hersenen. Die seintjes gaan door
zenuwen. Spieren worden via het bloed voorzien van voeding en zuurstof. Bloed stroomt door je hele lichaam. Je hart pompt het door aders en slagaders.
Je kunt je lichaam voortbewegen. Je hersenen geven aan de armen en benen het signaal dat ze moeten gaan bewegen. Je armen en benen heten je
ledematen. Je kunt met je lichaam lopen, zwemmen of springen. Als je veel beweegt, heb je meer zuurstof nodig. Daarom ga je bij sporten sneller ademhalen.
41.
5
Een 7
Iaats e hoofd
Een
Alle mensen willen een onderdak. Daar voelen ze zich beschermd. Het is er droog als het buiten regent. En warm als het buiten koud wordt. Een plek om te slapen, te eten en te spelen. Een veilige plek voor kinderen.
De eerste schuitptaatsen
van mensen waren grotten
o
*
3G31
-'"-*.__
Schuine daken Vroeger werd er gebouwd met materiaal dat in de streek voorkwam. Tegenwoordig kunnen de meeste mensen kiezen van welke materialen ze een huis willen bouwen: van baksteen, hout of van beton en staal. In warme, droge landen zie je vaak huizen met kleine ramen en dikke muren. Die houden de hitte en het zonlicht buiten. Op plekken waar het veel regent, zie je bijna altijd huizen met schuine daken. Dan kan het water van het huis afstromen.
I
I
In de zon gedroogde klei
Een huis van natuursteen.
Een
tijdelijk
huis
De eerste mensen waren jagers. Ze woonden niet op een vaste plek, maar trokken met de kuddes van dieren mee. Dat deden de indianen bijvoorbeeld. Daarom bouwden die een huis dat ze gemakkelijk konden meenemen: een tipi, gemaakt van bizonhuiden en stokken. Veel mensen hebben die tijdelijke woning afgekeken van de indianen. In de vakanties staan er op campings over de hele wereld honderdduizenden tenten.
aLs bouwmateriaaI
in
Peru
Een huis uit ruimtegebrek grote In steden kunnen niet alle meqsen naast elkaar wonen. Er is niet genoeg plek meer. Daarom worden er flats gebouwd. In Amsterdam zijn mensen ooit in boten gaan wonen. De grachten liggen er nog vol mee.
Een goedkoop huis
Veel mensen in ontwikkelingslanden gebruiken klei bij het bouwen.In Zuid-Amerika maken ze van klei grote blokken. De kieren tussen die blokken worden met modder dichtgesmeerd. Door de klei zijn stro en dierenharen gemengd. Daar wordt het bouwmateriaal sterker van. In
Hongkong leven veel arme
mensen op eenvoudige bootjes. Sampans heten die.
43
Modern bouwen
In Nederland bouwt bijna niemand zijn eigen huis. Je moet er veel technische kennis voor hebben. Ook moeten de huizen voldoen aan allerlei veiligheidseisen. Daarom laten we dat een aan{remer doen. Een aannemer heeft vaklui in dienst, zoals een metselaar, een timmerman en een loodgieter. De deuren, de ramen en de kozijnen van een huis worden in een timmerfabriek gemaakt. Er zijn ook fabrieken die betonnen wanden maken waar al gaten voor ramen en deuren in zitten. Op de bouwplaats worden de delen van het huis in elkaar gezet. Dat doen bouwvakkers met moderne gereedschappen en machines.
o In veel steden in Nederland zie je nieuwbouw naast 'oudbouwi
Huizen om te bewaren
Er worden in Nederland elk jaar zo'n negentigduizend nieuwe huizen gebouwd. Er worden er ongeveer tienduizend gesloopt. Die huizen zijn meestal te bouwvallig om nog op te knappen. De meeste huizen die nu nieuw worden gebouwd, zullen ongeveer veertig jaar blijven staan. Niet dat ze dan versleten zijn. De meeste materialen gaan lang mee. Maar na veertig jaar zijn veel ramen, kozljnen en daken aan vervanging toe. Dat kost een heleboel geld. In de plaats daarvan bouwen ze dan liever modernere, nieuwe huizen. In Nederland staan ook huizen die veel ouder zijn. Ze zien er aan de buitenkant anders uit dan moderne huizen. Op de gevel staat vaak een jaartal. Bijvoorbeeld 1648 of 1740. Die huizen worden monumenten genoemd. Ze zijn de moeite waard om te bewaren. Aan de binnenkant zijn die huizen even modern als nieuwe huizen. Met een wc en een badkamer. Alleen aan de buitenkant is sinds driehonderd jaar bijna niets veranderd.
i
rf.
ìl
,,i-
2 Dieren onderdak Dieren hebben ook een schuilplaats nodig Ze bouwen een nest of graven een hol. Sommige dieren zoeken hun onderkomen in een mensenhuis. Daar is het meestal warm. En je vindt er makkelijk eten. Het enige nadeel in zo'n huis zijn de mensen. Die doen erg hun best om de beesten het huis ult te lagen: met gif of een val.
32-33
3
De huismus woont graag onder de dakpannen. Een paar takjes en wat gras zrJn genoeg voor een eenvoudig nest.
o 1
Motten zijn nachtdieren. Ze leggen hun eitjes in wol. ln de
vloerbedekking of in een kast met truien, Als de eitjes uitkomen, eten de larven
4
De huiszwaluw bouwt zijn nest tegen de zijmuuç bij
de houten balk van de dak rand Het nest wordt van stukjes klei gemaakt. Voor de stevigheid gaan er grasjes en veertjes in, Steeds meer huizen worden van beton gemaakt. Daardoor vindt de zwaluw steeds moeilijker een geschikte nestplaats. Zonder hout heeft het nest niet genoeg
zoveel wol als ze kunnen. ln de truien
komen dan gaten.
houvast.
2
De huismuis woont 8(aag tussen plafonds en vloeren, Daar is het warm en mensen kunnen er niet komen. Ze hóren
de muizen wel. Een huismuis bouwt een nestje met pluisjes en stukjes papier, als er
jongen komen.
5
De huisspin zoekt het liefst een donker hoekje om een
web te bouwen. Daar komt niet zo vaak een stofzuiger. Een huisspin is bruin en ongeveer één centimeter groot. Hij eet de insecten die in zijn web vliegen. Zoals vliegen, die ook graag in een mensenhuis wonen.
Dieren bouwen ook Dieren bouwen meestal een schuilplaats om eieren te leggen en jongen te krijgen. Maar ook omdat ze daar zelf veiliger zijn. Voor vijanden en slecht weer. En omdat ze rrret zo'n eigen plek een territorium afbakenen: deze plek is alleen van mij! Elke diersoort maakt zijn schuilplaats op zijn eigen manier,.,,
Eekhoorns gebruiken vaak oude
vogeLnesten.
O
maakt een koolmees soms een nest in een brievenbus of een fietstas. Veel andere vogels zoeken voor hun nest een geschikt plekje op de grond of in een struik. Bouwen in het water Meestal bouwen vissen geen huis. Ze zoeken bescherming achter een waterplant of steen. En hun eitjes en zaadlaten ze gewoon in het water vallen. Als er jonkies komen, zoeken die het maar uit. Het stekelbaarsje bouwt wel een 'nest'. Hij zorgt eerst dat een stukje sloot van hem alleen is. Hij jaagt iedereen weg. Als dat is gelukt, maakt hij op de bodem een bergje van stukies waterplant. Ze worden aan elkaar vastgeplakt met een kleverige draad die hij zelf afscheidt. Als het bergje hoog genoeg is, wurmt de stekelbaars zich erdoorheen. Zo ontstaat er een tunneltje. FIet mannetje gaat nu een vrouwtje lokken met eitjes in haar buik. Die zwemt door het tunneltje en laat de eitjes in het nestje vallen. Meteen daarna zwemt het mannetje erdoor om de eitjes te bevruchten.
Bouwen in een boom In een boom zit je hoog. Dat is veilig. Maar je moet ook zorgen voor een stevig nest. Vant de wind heeft daarboven vrij spel. En als de eieren uit het nest vallen, zijn ze kapot. Merels, lijsters en vinken maken een nest van grasjes, takjes en soms wat stukjes mos.Ze gebruiken
ook wel eens stukjes papier en plastic. Alles is stevig aan elkaar vast gevlochten. Aan de binnenkant smeren de vogels met hun snavel een laagje modder.
46
Toch kunnen de eitjes er nog steeds gemakkelijk worden uitgehaald. Door eksters bijvoorbeeld. Daarom maken meesjes liever een nest in een hol. Dat kan in een dode boom, als die tenminste niet wordt omgezaagd. Vaak zijn er te weinig nestplaatsen. De nestkastjes die mensen ophangen, helpen tegen de 'woningnood'. En als die vol zijn,
Het steketbaars-
ma n
netje
maa
kt een
tu
n
neLtje. I
NØeekdieren zijn zacht en slijmerig. Daarom hebben ze als bescherming vaak een harde schelp als huis. Die schelp groeit met het weekdier mee. Een schelp heeft jaarringen, net als een boom. In de winter groeit een schelp niet. Dan ontstaat er een
dikkere ribbel.
moeder een aparte kraamkamer. Ze bedekt de grond met lekker zacht gras en haren uit haar eigen vacht. Twee keer per dag komt moeder
konijn haar jongen zogerr. Als ze het hol uitgaat, maakt ze de ingang dicht met grond.
@ Slakken en schelpdieren zijn weekdieren.
Bouwen onder de grond
Het is druk onder de grond. Mol, vos, das, bunzing, hermelijn, konijn en wezel: ze gÍàveî er allemaal hun hol. En ratten en muizen doen ook mee. Een mollenhol vind je het makkelijkst. Zoek de molshopen boven de grond. Ondergronds zijn die hopen door gangen met elkaar verbonden. Mollengangen kunnen heel oud zijn. Ze worden jaren gebruikt. Een vos zoekt een betere v-erstopplek. Meestal in het bos. Een vossenhol kun je gemakkelijk herkennen. Bij de ingang zie je een waaier van uitgegraven grond. Soms heeft een hol maar êén ingang. Maar veel vossen maken onder de grond een uitgebreid gangenstelsel met meer uitgangen. In april worden diep in het hol jonge vosjes geboren. Vlak voord at ze jongen krijgt, graaft een konijnen-
n-(, -tr
@
Alleen wonen of met etkaar De meeste dieren wonen alleen. Het is vaak al moeilijk genoeg om voldoende voedsel te vinden. Dieren die alleen leven, noemen we solitair. In de broedtrjd zljn dieren vaker samen met hun partner en later met hun jongen. Meeuwen wonen dan met z'n honderden bij elkaar. Zo'n groep heet een meeuwenkolonie. Die kolonie beschermt de eieren en de jongen. Meeuweneieren liggen op de grond. Daar kan een vos, een bunzing of een roofvogel gemakkelijk bij. Maar de roofdieren schrikken terug voor zo'n grote, krijsende en pikkende groep. Stiekem een ei of een kuiken stelen, lukt ze dan ook niet. Er is altijd wel een meeuw die het gevaar ziet aankomen en de anderen waarschuwt. Toch heeft ook een meeuwenpaar een stukje om het nest waar geen andere meeuwen mogen komen. Dat heet een territorium. Dieren die niet in groepen samenleven, hebben een groter territorium.
ì^ -tê¡''\
-Þaè
47
3 Een nieuwe school Openbare basisschool De Border staat midden in een nieuwbouwwijk in Amersfoort.
Architectenbureau Poolen heeft het gebouw ontworpen en de bouwtekening gemaakt. Op zo'n tekening kun je de constructie van het gebouw goed zien. De gemeente keurde dat plan goed. Daarna heeft een aannemersbedrijf de school gebouwd.
Bij de bouwtekening van de school hoort een dik schrift. Dat heet het bestek. Er staat precies in van welke materialen de school moet worden gebouwd. De architect heeft dat beslist. De aannemer heeft de materialen gekocht. Daarbij is er goed op gelet of de materialen lang meegaan. Dat heet duurzaam.
Net als de buitenmuren zijn de binnenmuren hier ook van baksteen. Omdat een ur van steen niet zo snel vuil wordt. Een bin van baksteen heet'schoon metselwerk'. de ste-
Tussen de binnen- en de buiten-
nen wordt heel netjes
wordt opgevuld met isolatiemateriaal.7o blijft het in de winter lan-
muur zit een ruimte van veeÉien centimeter. Zo'n dubþele muur heeLeen spouwmuul, De spouw
ger warm in de school en in de zomer langer koel.
-..siæ
(Ð Alle vloeren zijn gemaakt van beton. Beton is een mengsel van cement, zand, grind (kiezelsteentjes) en water. Als beton opdroogt, wordt het heel sterk
en keihard. Onder de betonnen vloeren zit een ruimte van ongeveer één meter hoog. Dat heet de kruipruimte. Daarin liggen isolatieplaten. Daardoor krijgen de kinderen minder snel koude voeten. ln de kruipruimte liggen ook leidingen en kabels voor elektriciteit, water en gas.
48
34:36
Stalen balken dragen het gewicht
van het gebouw. Staal is heel sterk materiaal. Het dak van de school rust op de stalen balken.
De muren en de vloeren zijn van hard materiaal gemaakt. Maar dat weerkaatst geluid En in een klaslokaal verdubbelt daardoor de herrie. Om die reden zijn de plafonds van steenwol. Dat is zacht en het dempt geluid. Alles klinkt nu minder hard. Aan de plafonds hangen in elke klas spiegels. Daarmee kun je
vanuit de klas naar de kruidentuin kijken.
Raamkozijnen zijn gemaakt van Europees hardhout
nen, want die worden alleen gebruikt op een
zaam materiaal.
schuin dak. De kunststofdeken is waterdicht.
De architect wilde liever geen tropisch hardhout gebruiken. Want hij wil niet dat de regenwouden
Op het dak heeft de architect een kruidentuin bedacht. Op de plek waar nu het schoolgebouw staat, was eerst natuur. "7o kan ik de natuur een
worden omgehakt. Daar moeten zoveel mogelijk bomen blijven staan, Tropische regenwouden heten niet voor niets 'de longen van de wereld'. Bomen maken zuurstof die mensen en dieren
len zitten zonnecellen, die het zonlicht opvangen. Ze maken van zonlicht elektriciteit. Die elektriciteit
woud kunnen we niet missen.
gebruikt de school voor de verlichting. Ook de computers gebruiken die stroom.
ffi
Þ __!
zìjn weggewerkt in de
Buitenmuren zijn gemetseld van baksteen. Bakstenen zijn gemaakt van klei. Dìe klei wordt gebakken in een steenfabriek. In grote steenovens, bij een temperatuur van meer dan duizend graden,
buitenmuur. Om te zor-
De meeste bakstenen zijn rood. Er zijn ook gele
gen dat kinderen niet
bakstenen. Dat hangt af van de kleur klei die wordt gebruikt.
Regenpijpen zijn gemaakt van kunststof. Maar je ziet ze niel.7e
langs de regenpijp op het dak klimmen.
klein beetje teruggeven," zegt de architect.
Op het dak liggen ook zonnepanelen. ln die pane-
inademen. De zuurstof van het tropisch regen-
FI l: Þffi I
Op het dak ligt een kunststofdeken. Ceen dakpan-
uit Tsjechië Hardhout gaat lang mee, Het is duur-
De ruiten zijn van extra isolerend glas. ln alle ramen zit dubbele beglazing. Meestal zit tussen de twee ruiten een laagje lucht. Maar bij deze ramen zit in die tussenruimte een soort gas. Dat zorgt ervoor dat de kou nog beter buiten blijft En de warmte nog beter binnen Dat is goed voor het milieu en het bespaart kosten. De verwarming kan minder hard worden gestookt
Nederland baksteenland In Nederland wordt veel met bakstenen gebouwd, omdat we die stenen zelf kunnen maken. De grondstof voor baksteen is rivierklei. Die wordt gevonden in de uiterwaarden: stukken land tussen
dijk. Baksteenfabrieken staan daarom bijna altijd langs de grote rivieren, zoals de Maas, de Waal en de IJssel. de rivier en de
Metselen Bakstenen worden op elkaar gemetseld. Dat doet een metsetaar. Voordat hij begint, maakt hij metse[-
specie: 'de lijm'tussen de stenen. In een betonmoten gaan cement, zand en water. Die worden goed gemengd. Het is belangrijk dat de gemetselde muur recht komt te staan. Daarom werkt de metsetaar tussen profielen. Dat zijn twee houten batken die kaarsrecht in
Bij een stevige muur zit er rondom elke steen precies genoeg specie. De ruimtes tussen de stenen heten voegen De muur wordt stevig doordat
de metselaar de stenen niet precies recht op elkaar [egt.
De
stenen verspringen steeds een
beetje. Dat noem je een 'hatfsteensverband'.
50
de grond staan. Ze staan bij het begin en bij het einde van een muur. Tussen die twee balken spant de metsetaar een metsetdraad. Hij moet precies ,tangs die draad werken. De metsetaar schept specie op de bakstenen met een troffe[. Dat is een plat schepje. Voordat de metsetaar met een nieuwe rij stenen begint, bindt hij de metsetdraad een stukje hoger.
Samenvatting Mensen en dieren zorgen voor een veilige plek.
Om te eten, te slapen en kinderen te krijgen. In Nederland bouwen mensen bijna nooit hun eigen huis. Dat laten ze een aannemer doen. Die heeft vaklui in dienst zoals een timmerman, een metselaar en een loodgieter. De meeste dieren bouwen welzelf hun'huis'. Elke diersoort doet het op een eigen manier. Dieren die goed kunnen graven, maken een hol. Vogels kiezen vaak een boom als veiligste plek.
Bijna alle dieren wonerì. alleen. Dat noemen we solitair. Het gebied dat een dier bewoont, heet een territorium . Er zijn ook dieren die in het broedseizoen met veel bij elkaar gaan wonen. Meeuwen, bijvoorbeel d. Zo' n meeuwenkolonie beschermt de eieren en jongen. Samen zijn de meeuwen sterker om vijanden weg te jagen. Dieren gebruiken bouwmaterialen die ze in hun eigen buurt vinden. Dat deden mensen vroeger ook. Bij bossen bouwden zeh:uizen van hout. In de buurt van een steengroeve gebruikten ze natuursteen. Tegenwoordig kunnen mensen kiezen: uit baksteen of beton, uit hout en staal. Een architect maakt een bouwtekening. Hierop staat de constructie van het gebouw. Hij bedenkt de vorm en bepaalt welke materialen worden gebruikt. Duurzame materialen gaan lang mee. Voor materialen die slecht zijn voor het milieu wordt iets anders gezocht.
@
FSC
@
dit logo herken je hout dat op een verantwoorde manier is geoogst. Dat kan ook tropisch hardhout zijnl FSC is de afkorting van 'Forest
Aan De bonte specht maakt met
van een boom.
zijn snaveI een nest in de stam
Stewardship Counci['. Dat is Engels voor de 'Raad voor goed bosbehee/.
57
6
Geen leven zonder water 7 Nederland, een waterland De meeste kinderen in Nederland hebben een zwemdiplorna voor ze acht jaar zijn.In bijna geen enkel ander land leren kinderen zo snel zwemmen
37-38
Dat komt cloordat Nederland een waterland is. Overal zijn sloten, meertjes en grachten. De kans dat je daarin valt is nogal groot.
als hier.
/'
t *', *' <=)-¿-
lj'r"
îô
c.r
.-....<:
Gb
-
it
.,.
O-'(lr ¿
LJl-,
."r
"
_¡,!f
.)
,-,,! 'n
il:'
C
l, l:" I
., g
).î
:."
,# a\
\" <.
)
Zonder water ga
je
dood
In Nederland is er meer dan genoeg water. Dat is maar goed ook. Zonder water kan niets leven: planten niet, dieren niet en mensen niet. Je kunt vier weken zonder eten. Maar als je een paar dagen niet drinkt, ga je dood. Dan droog je uit. Een mensenlichaam bestaat voor tachtig procent uit water. Door te zweten en te plassen verlies je vocht. Als je dorst hebt, weet je dat je watervooïraad nodig moet worden aangevuld. De watervoorraad van de wereld
Van al het water op aarde is 99 procent zout. Zeeën zijn allemaal zout. Eén procent van al het water is zoet. Mensen, planten en dieren die op het land leven, hebben zoet water nodig. Omdat daar veel minder van is, moeten we er verstandig
0p aarde is meer water dan Land. Maar het is niet eertijk verdeetd. Er
zijn plekken waar oogsten
mislukken doordat er niet genoeg regen vatt. 0p andere ptekken va[t weer
te veel neerstag of zorgen
overstromingen voor wateroverLast,
mee omgaan.
Het water in rivieren is zoet. Het komt van gletsjers in de bergen en van regen. Regenwater zorgt ook dat er voldoende water in de grond zakt. Dat is belangrijk, want van grondwater en rivierwater wordt drinkwater gemaakt.
In Nederland halen we het meeste drinkwater uit de Rijn. Die rivier stroomt door Nederland en komt uit in de zee. Op die plek mengt zoet water zich met zout water. Dat heet brak water. De Rijn begint
in Zwitsertand a[s een schone bergbeek. De beek is
afkomstig van smeltwater van een gletsjer. Duizenden kilometers verderop, in Nedertand, mondt hij ujt in de zee. Van de rivier zie vee[, want de monding is één groot havengebied.
je niet
Een schone sloot Als er kikkers in een sloot leven, weet je dat het water in die sloot schoon is. Niet zo schoon dat jij het kunt drinken. Maar wel schoon genoeg voor planten en dieren. In een schone sloot is het water vrij helder. Je ziet torretjes en kevertjes. Er zwemmen vrssen. In een schone sloot groeien ook waterplanten. Die nemen koolzuur uit het water op. Daar maken ze zuurstof van. Die zuurstof wordt door de dieren ingeademd. Dieren ademen weer koolzuur uit. De 'bewoners' van een sloot, planten en dieren, hebben elkaar dus nodig. Dat heet een levensgemeen-
@
Een
renresten. Daar maken ze meststoffen van. \Øaterplanten gaan daar beter van groeien. Zo zoa een sloot altijd schoon kunnen blijven. Maar er komt ook wel eens te veel vuil in een sloot. Dan kan de opruimingsdienst het niet meer aan. Het water gaat stinken. Planten gaan dood en er leven steeds minder dieren.
schap. waterlelie
I
lt .È. i.
/.
ry*
libelle
-t!.
vuile sloot
rùTaterplanten sterven elk jaar af. Het afval komt in de sloot. Er gaan ook vissen en andere waterdieren dood. In een sloot valt regenwâter. En er wordt ook wel eens afvalwater op geloosd. Gelukkig heeft elke sloot een eigen schoonmaakdienst. Op de bodem leven wormen, slakken, torretjes en bacteriën. Zlj eten dode planten- en die-
watergentiaan
o
sch
rijvertje
rà 1
,J'watermijt
'
f
bootsmannetje
moerasslak
fi
,
'
--ìt,'
,Å
watervlo
/ì
'-\_
fr larve van
.g
t
--ñr
libelle snoek
kikker
t'
geelgerande waterkever
I
i
'P
%
/f'
^j" T¿
t:
,l þ
'\'t:
q{ ,ll,
hoornblad poelslak
.t.
fonteinkruid
-{
id,
2
De waterkringloop
Een kringloop is iets dat steeds opnieuw gebeurt: er is geen begin en geen einde. 'Water heeft ook een kringloop: het komt steeds terug op de plek waar het ooit vandaan kwam. Op aarde is dat de zee. Je kunt zeggeni een druppel water gaat nooit verloren. In de glazen pot op de afbeelding kun je zien hoe dat kan. De planten in de pot hebben één keer een flinke scheut water gehad. Toen is er een kurk op de pot gedaan. Zo kan er geen lucht meer
in of uit.
39-40
'Wat
er met het water in de pot gebeurt, heet een kleine waterkringloop. Op aarde gebeurt hetzelfde in het groot. Verdampen
rü/aterdamp zit in de lucht, maar je ziethet niet. In droge lucht zit weinig waterdamp. Droge lucht voelt niet prettig. Je krijg er een droge mond van en je keel gaat kriebelen. In vochtige lucht zit juist veel waterdamp. Heel vochtige lucht is ook niet prettig. Het voelt benauwd. Dat komt doordat vochtige lucht meestal samengaat met waÍmte. Je gaat zweten. Maar jouw zweet verdampt slecht doordat er al zoveel waterdamp in die vochtige lucht zit. Daardoor krijg je het benauwd. Condenseren
Als lucht koud wordt, kun je de waterdamp zien die erin zit. Zoals bij wolken. Als je 's winters buiten je warme adem uitbla ast, zie je de waterdamp ook. En zet eens een blikje frisdrank uit de koelkast in een warme kamer. De waterdamp in de warme lucht verandert op het koude blikje al snel in druppels.
In zo'n glazen pot wordt het snel warm. Daarom verdampt het water. De vloeistof verandert in een soort gâs: waterdamp. Als die damp tegen het koudere glas botst, verandert de waterdamp weer in water. Dat heet condenseren. De waterdruppels vallen als een soort regen naar beneden. Je hoeft de planten in de pot nooit nieuw water te geven. FIet water raakt niet op.
o
55
De zee
in en uit 1
\Øe beginnen bij de zee. De zon schijnt op het water. Een klein beetje water van de zee verdampt: het wordt waterdamp. Die zweeft in de lucht boven de zee. Zeewater is zout. Maar de water-
damp is dat niet. Alleen het water verdampt. Het zout blijft achter in de zee. De waterdamp stijgt hoger en hoger. Boven in de lucht wordt het kouder. De waterdamp verandert in waterdruppels: condens. Je kunt de waterdamp nu zien. F{'et zljn de wolken. De druppels in de wolken worden steeds groter. Na een tijd zljn ze zo zwaa\ dat ze naar beneden vallen. Het regent. Niet alle regen valt in zee. Het water dat op het land valt, begint aan een lange reis. Maar uiteindelijk komt elke druppel weer terug waar hij is begonnen: in zee.
Waterdruppels op reis Een waterdruppel valt in een kanaal of een
sloot. Dat water stroomt naar een rivier. Die rivier stroomt naar zee. Zo komt de druppel terug. Van rivierwater wordt ook drinkwater gemaakt. Als dat is gebruikt om te koken en te wassen, stroomt het via afvoerbuizen weer terug in de rivier. Die buizen heten riolen. NØater uit de riolen wordt eerst gezuiverd. Dan komt het terecht in rivieren of meteen rn zee. De druppel kan ook in water vallen dat niet stroomt. Dat water verdampt vrij snel. 2 Een waterdruppel valt op straat. Als het meteen daarna droog wordt, verdampt de druppel. Als het even blijft regenen, stroomt het water door de goot naar een put. Het komt terecht in buizen onder de grond. 3 Een waterdruppel valt op de grond en zakt daarin weg. Dat water komt terecht bij het grondwater, diep in de grond. Als het veel regent, staat het grondwater hoger. Het grond\Mater kan wegstromen door de aarde heen naar een sloot, een kanaal of een rivier. En die stroomt weer naal zee.
o o
Òo
56
o
3 Watergebruik Een Nederlander gebruikt gemiddeld 135 liter
water per dag. 'Gemiddeld' betekent dat niet iedereen evenveel water gebruikt. En ook dat iemand niet elke dag evenveel water gebruikt. Hoeveel water? douchen een:
60 liter 250 liter
,
vol.båd
tandçn poetsen úin.kern koken SBe[en met wåter
vijf
2 [iter 2 liter 4 [iter 1.0
liter
kleren was\en
35 liter 40 [iter.
afwassen schoonmaken
10
keer we doorspoeten
135 Liter water: kun
I [iter
liter
jij je voorstellen dat je op één dag zo
vee[ opmaakt?
Grondwater 'Water
uit de kraan kun je ook leidingwater noe-
men. Het water stroomt door de waterleiding je
@
r-43
huis in. Dat leidingwater is schoongemaakt rivierwater of schoongemaakt grondwater. Grondwater is eigenlijk regenwater dat langzaarrin de bodem is gesijpeld. Het zit soms wel tweehonderd meter diep. Met wateïpompen wordt het weer naar boven gehaald. Maar niet overal kan
water worden'gewonnen'. Het grondwater mag niet erg vervuild zijn. In landbouwgebieden bijvoorbeeld zorgt te veel mest voor vervuiling van het grondwater. Hoe schoner het grondwater, hoe minder het hoeft te worden gezuiverd. Er zijn speciale waterwingebieden. Daar gelden extra strenge regels. rüØant met het regenwater sijpelt dat Mensen die hier stiekem afvaL storten, vuil mee de grond in. een hoge boete krijgen 0ppervlaktewater Al het water dat je in de natuur kunt vinden, heet oppervlaktewater: water in oceanen, meren, rivieren en sloten. In Nederland wordt van oppervlaktewater van de Maas en de Rijn drinkwater gemaakt. Maar ook dat water moet eerst worden schoongemaakt. Rivierwater is meestal meer vervuild dan grondwater. Daarom wordt veel rivierwater eerst door leidingen naar de duinen gevoerd. Daar zakt het water door het zand naar beneden. F{et zand werkt als een filter. Het vuil blijft erin achter. Hoe rivierwater vervuild raakt? Door afvalstoffen die door fabrieken worden geloosd. Fabrieken zijn verplicht om hun afvalwater te zuiveren voordat zehet lozen. Daar zijn wetten voor gemaakt. Maar soms houden mensen zich niet aan de wet.
kunnen
57
;tt
Een rivier kan ook getroffen worden door een ongeluk met een schip. Het is wel eens gebeurd dat een tanker met chemische stoffen een aanvaring kreeg op de Rijn. Door een lek stroomden er tienduizenden liters gif in de rivier. De meeste bedrijven en mensen gaan tegenwoordig verstandig om met water. Dat vinden ze heel normaal. Daardoor worden de rivieren ook steeds
Zo wordt rioolwater dat in rivieren stroomt eerst schoongemaakt. In een waterzuiveringsinstallatie. Daarna is het niet meer schadelijk voor planten en dieren. schoner.
Spaarbekken
In de zomer verdampt rivierwater sneller. Het water staat dan laag. Maar de afvalstoffen verdampen niet mee. Dus is 'zomerwater' meer vervuild. Het waterleidingbedrijf probeert daarom zoveel mogelijk 'winterwater' vast te houden. Dat gebeurt in spaarbekkens. Ze zien eruit als enorme meren. In de Biesbosch in Noord-Brabant wordt in spaarbekkens water uit de Maas bewaard. 2
Het grondwater valt door sproeiers naar beneden. Daardoor komt er lucht bij het waier. Omdat grondwater zolang diep in de grond heeft gezeten, zit er bijna geen zuurstof meer in. Zuurstof zorgt ervoor dat
Van grondwater
tot drinkwater
water lekkerder smaakt.
3
Het water sijpelt door een dikke laag zand Restjes aarde en bestrijdingsmiddelen blijven achler in het zand. Het zand werkt als een filter.
1
Een waterpomp pompt
het water uit de grond.
5
Het water sijpelt door een tweede laag zand. De vlokken blijven achter in het zand.
58
Schoon water
In een aquarium bl.ijft het water niet vanzelf
vuil water
schoon. Vissen maken afualstoffen. Ze poepen en ademen uit. Maar er is ook zwevend bodemvuiI en er drijven ptantenresten. 0m het aquarium-water schoon te houden heb je een fitter nodig. Dat fitter is aangestoten op een pomp. Aan die pomp zitten sta
schoon water
ngen.
Het water wordt uit het aquarium gezogen en door een bakje met watten gepompt. Die watten houden het zweefuuiI en de ptantenresten tegen. Daarna gaat het water door een Laag turfvezets en dan door een laag koolstofkorrets. Die halen kteurstoffen en bacteriën uit het water. Kteurstoffen zitten in de ptas van vissen en in voer. De aquariumwatten, de turfueze[s en de kootstofkorrels moeten om de zes weken worden vernieuwd. Met een filter kun je water goed schoonhouden. En niet alteen water. 0ok [ucht kan gefilterd worden.
4
(Ð
koolstofkonels turfvezels
aquariumwatten
Het grondwater gaat over drie watervallen
Mensen gebruiken niet op etk moment van de dag evenveel water. Soms is er veel vraag en soms minder. Ats er
Er komt nog meer lucht bij het water.
Daardoor klonteren de laatste restjes vuil
een voetbatwedstrijd op de tv is, is er voor en na de wedstrijd veel vraag naar water. En ook in de rust. De meeste mensen zetten voor de wedstrijd nog sneI even koffie. En in de rust gaan ze bijna a[[emaa[ naar de wc. A[ die wc's worden bijna tegeLijkertijd doorgetrokken. Daar is heel veel water voor nodig. Bij het waterleidingbedrijf laten ze op zo'n moment extra veel water door de
samen, Het worden een soort vlokken
@
teiding stromen.
6
De opslagkelder zit helemaal vol met schoon drinkwa-
ter. De kelder is groter dan tien zwembaden bij elkaar.
7
De pomp brengt het water omhoog naar de waterlei-
ding die naar huizen gaat,
59
Zuinig met water \Øater gaat nooit verloren. Maar je hoort wel vaak dat je er zuinig mee moet zijn. rü/aarom? Eigenlijk is er niet zo veel zoet water. Maar de mensen gebruiken er wel steeds meer van. 'We wassen vaker dan vroeger. l7e gaan meer onder de douche of in bad. Er komen steeds meer auto's die gewassen worden. Maar wat geeft dat eigenlijk? Het komt toch allemaal weer terug in de zee? Dat is zo. Maar al dat water dat we gebruiken is niet schoon meer. Er is iets aan het water toegevoegd: zeep) zout of poep. Al dat vuil en al die toegevoegde stoffen vervuilen het water. Het kost steeds meer tijd en geld om
r#lTRql
EIEYE]I
GEBRUIK MINDER ìüTATER VOOR EEN BETER MILIEU 60
v
@
van dat water opnieuw drinkwater te maken. Dat is de reden dat je met schoon water verstandig moet omgaan. Nedertand verdroogt Nederland is een nat land. Toch is er steeds minder grondwater. Ook daarom moet je zuinig zijn met schoon water. \Øant grondwater is de beste leverancier van drinkwater. Vroeger woonden er minder mensen in Nederland. '$Vat Er was altijd drinkwater genoeg. de mensen gebruikten, kwam er door de regen weer bij. Het grondwater in Nederland staat nu lager dan ooit. Dat komt doordat we meer water gebruiken. Maar ook doordat boeren drogere weilanden willen. Daar kunnen ze met zwaardere machines op rijden. Daarom leggen zebuízen onder hun akkerland. Dat heet drainage. Het regenwater loopt dan meteen in de sloot. Het komt niet meer in het grondwater terecht. In Nederland worden ook steeds meer huizen en kantoren gebouwd. En er zijn veel meer wegen aangelegd. Op al die plaatsen zakt de regen niet meer in de grond. Het verdwijnt in goten en putten. Door rioolbuizen komt het water direct in kanalen en rivieren terecht. Om iets tegen de verdroging te doen, zljn er nu nieuwe woonwijken waar het 'hemelwater' weer in de grond zakt. Het stroomt niet meer weg door een putje.
Samenvatting Het grootste deel van de aarde bestaat uit water. Het meeste water is zout. Mensen, dieren en planten hebben zoet water nodig. Zonder water kunnen ze niet leven. Dieren in een sloot vormen
Rioolwater wordt gezuiverd voor het de rivier in stroomt. De rivieren worden weer steeds schoner omdat bedrijven en mensen dat belangrijk vinden.
samen een Ievensgemeenschap.
Grondwater en rivierwater worden in speciale installaties gezuiverd tot drinkwater. Dat gebeurt met verschillende filters. Pompen sturen het water door de waterleiding naar de huizen. Het wordt steeds moeilijker en duurder om schoon drinkwater te maken van het vervuilde water. Daarom moeten we verstandig omgaan met water.
'\X/ater
gaat nooit verloren. Er bestaat een waterkringloop. Zeewater verdampt. Boven land verandert die waterdamp in wolken. Als de druppels in een wolk zwaar genoeg zijn, vallen ze als regen naar beneden. De rcgen zakt in de grond en wordt grondwater. Het stroomt naar sloten en rivieren. En die stromen weef naar zee.
\Øe moeten ook zuinig zljn met water, omdat het
Mensen gebruiken per dag gemiddeld 135 liter water: om te wassen, te koken en te drinken. Drinkwater wordt gemaakt van grond- en rivierwater (oppervlakte-water). Dat water is soms vervuild. In grondwater zitten meststoffen die de boe-
grondwaterpeil in Nederland zakt. Er is steeds minder voorraad om drinkwater van te maken. Nederland verdroogt. Veel regenwater zakt niet meer in de grond. Bij wegen en bebouwing wordt het via putten en rioolbuizen direct naar een rivier geleid. Om verdere verdroging te voorkomen, zijn maatregelen nodig. In sommige nieuwbouwwijken Iaten ze hemelwater weer gewoon in de grond zakken.
ren op het land gebruiken. Rivierwater kan vervuild zijn door afvalstoffen van fabrieken en door ongelukken met schepen. Fabrieken moeten zich aan de wet houden als ze aÍvalwater lozen.
I
\
I
\r
\
1'\\
,l
I
\ T\ \
\
\
\,
ìi
1l
\
:i
I
,t
I
I
'
t'-,
\
\t \r
'\l
lr
Itt'l
\l
r\r
I
i\
ñ \
Deze kinderen zorgen ervoor dat
ï
ti
15
het grondwater wordt aangevuLd. 0f...?
\,
1
I ì. 11
I I
I
61.
id i
met nzen
T a
spleg Overal waar je kijkt Spiegels om jezelf in te bekijken. Spiegels om te zienwat er achter je gebeurt. Door de bolle spiegel
Op de eerste verdieping bij mevrouw De Haan hangt een spionnetje. Daardoor kan ze zien wie er bij de voordeur staat. De politie kijkt met een spiegel onder een âuto of daar niets verbodens is verstopt. Bij de kassa staat een spiegeltje om te kijken of er iets onder op het winkelwagentje wordt meegenomen. Een tandarts kijkt via een spiegeltje op moeilijke plekjes.
op het kruispunt zie je wat er uit de zljstraat komt, voordat je er bent. In grote winkels houden bolle spiegels heel veel klanten in de gaten. Met een spiegeltje kun je met het licht van de zon een boodschap seinen.
: Ki)k<ens wâb vâ ker, in^e 5
r)
td1
,vâ nà ?
ká rr er
//\\\ ?
t
iü
ô
I
ø ;/.
¿.2
!";
¡
62
V
Spiegelbeetd
Een spiegel is vaak van glas. Op de achterkant zit een flinterdun laagje zilver.In dat laagje zilver wordt al het licht dat op de spiegel valt, precies zo teruggekaatst. Het spiegelbeeld is helder. Het lijkt sprekend. Alleen zijn links en rechts omgewisseld.
Langs de autoweg staan vaak witte paaltjes met kleine grijze plaatjes. Dat zijn spiegeltjes. 's Nachts weerkaatsen die spiegels het licht van de koplampen van auto's de berm in. Je ziet steeds lichtflitsen als je er langsrijdt. Dieren schrikken van het licht. Ze lopen nu niet zomaar de weg op. En dat is precies de bedoeling! Deze spiegeltjes noem je wildspiegels.
a_
//
fL
\
'v
-:.
t\?
63
2
oeistoffen
Project: we
^
) I I
i\
ll,/ ,.
å
o
66
t€
Vloeibaar 'Water is een vloeistof. Het kan stromen. Als je
water kookt, blijft het geen vloeistof. Het wordt waterdamp: een soort gas. \Øater verandert in waterdamp als het warmer wordt dan honderd graden Celsius. Als je water ijskoud maakt, blijft het ook niet vloeibaar. Het wordt een vaste stof: ijs. IJs ontstaat als water afkoelt tot nul graden Celsius. Dat is het vriespunt van water. Temperatuur er met water gebeurt als je het verwarmt of koelt, geldt ook voor andere vloeistoffen. Iets wat vloeibaar is kan altijd weer veranderen door het heel koud of juist heel warm te maken. Datzelfde geldt voor vaste stoffen. Ook die kunnen veranderen in vloeistoffen of in gas. Al die veranderingen hebben een naam. - De overgang van vast naar vloeibaar heet: 'Wat
is nu vloeibaar en loopt in de lekke plekken. Daar koelt het af en stolt het. Daardoor wordt het lek gedicht. Hoog smeltpunt
IJzer smelt pas bij vijftienhonderd graden. Daarom ztjn er bij een ijzergieteúj smeltovens. In zo'n oven wordt ijzer vloeibaar. Nu kan het in elke vorm
worden gegoten. Na afkoeling verandert de vloeistof weer in een vaste stof. De vorm is dan niet meer te veranderen . Yan ijzer worden zo allerlei voorwerpen gegoten. Onderdelen van motoren, hamers en tangen, en bumpers van auto's bijvoorbeeld. VLoeibaar ijzer wordt
in de gewenste vorm gegoten
smelten.
-
De overgang van vloeibaar naar vast heet: stollen en bevriezen. De overgang van vloeibaar naar gas heet: verdampen. De overgang van gas naar vloeibaar heet: condenseren.
Smelten en stollen Boter smelt in de koekenpan als je die verwarmt. Als je het vuur onder de koekenpan uitdoet, wordt de boter in de pan ook Iangzaam weer hard. De boter stolt. Stollen is het omgekeerde van smelten. Dat een stof kan smelten en stollen is soms erg handig. Bijvoorbeeld bij het repareren van de waterleiding. Een lek kun je dichtmaken met soldeersel. Dat is een mengsel van metalen. Met een gasbrander maak je het soldeersel zo heet (driehonderd graden Celsius) dat het smelt. Het metaal 67
Flnf
ivcm el¡r aiurßcc¡r
drijft op het water. Maar een steen zinkt. Dat komt doordat plastic lichter is dan water. De bal kan het water niet wegduwen. De steen wel, want steen is zwaarder dan water. Daarom zakt hij erdoorheen. Een plastic bal
)
I
i Een bal van klei zinkt. Een boot van klei niet. Hoe kan dat nou? De bal zinkt, omdat hij zwaarder is dan een even grote 'bal' van water. Je kunt het ook zo zeggeni de bal van klei is zwaarder dan de hoeveelheid
68
water die de bal verplaatst. Het bootje is gemaakt van evenveel klei. Maar die zinkt niet. Dat komt doordat de boot breed en vlak is. De boot verplaatst meer water dan de bal. Het grootste gedeelte van de boot is gevuld met lucht. De boot en de lucht erinzijn samen lichter dan het water dat ze verplaatsen. Daarom drijft de boot. Je kunt dit zelf uitproberen met een bal en een vlak bootje van klei.
Waterdruk \Vater is zwaar. Een litel wâter weegt één kilo. Als je diep onder water zwemt, voel je dat het wâter op je oren drukt. Hoe dieper je gaat, hoe zwaarder het water drukt. Dieper dan dertig lneter kunnen mensen niet gaan. Dan worden ze in elkaar gedrukt. Met een duikerpak en zware zuurstofflessen kun je tot ongeveer honderd meter diepte duiken. Duikboten zijn soms zo sterk dat ze tot vierduizend meter diep kunnen duiken.
Water met een vettetje Als het net heeft geregend, liggen er op je fiets wel eens losse druppels. Het water stroomt niet weg. Om de druppel zit een soort velletje, lijkt het wel. Datzíeje ook als je heel voorzichtig een glas helemaal volschenkt met water. Als je van opzij kijkt, zie je dat het water bol staat. Het wateroppervlak steekt boven de rand van het glas uit. Het zogenaamde velletje dat het water bij elkaar houdt,
heet'oppervlaktespanning'. Schaatsenrijdertjes zijn insecten die op het water lopen. Door de oppervlaktespanning zakken ze niet weg. Dat is maar goed ook, want schaatsenrijdertjes kunnen niet zwemmen. In vervuild water verdrinken ze allemaaL Daarin zrjn vaak schoonmaakmiddelen geloosd. Zeep verlaagt de oppervlaktespanning. Als je dit proefje doet, zie je hoe dat gebeurt.
Doe wat water in een bak¡e.
Zieje schaatsenrijdertjes in een stoot, dan weetje dat het water niet erg vervuiLd is.
Leg voorzichtig een droge punaise
Laat een druppeltje afwasmiddel in
(zonder plastic laagie) op het water, met de
het water vallen. De punaise zakt naar
punt omhoog. De punaise bliift driiven.
de bodem.
q q9 q
ç2 "àìt
)
+
q OO
Register aannemer 44,48, 51 aarde 13
gas 67 gebit 35
ader 37, 41
gemeente 5, 11, 48
spaarbekken 58 spiegel 62, 63
spieren
36,38,40
afvalbak 6, afvalstoffen 57,59,61 afvalwater 54, 57, 61 aquarium 59 architect 48,49, 51
geraamte 35
grondstoffen 25, 31 grondwater 53, 56, 57, 58,
naaldbomen 16, 26 nagel 34, 35 natuurlijke vezels 27, 31 natuurlijke stoffen 27 nestplaats 46 nieuwbouwwrik 4, 48 , 6L
bestek 48 bestemmingsplan 5
60,61
noordelijk halfrond 13,
bestrating 6, I 1 bewoner 8, 11 bladgroenkorrels l6 bloedarmoede 37 bolle lens 64 boomkweker 18 boswachter 15 botten 34,35,36,41 bouwen 43, 44, 46, 47, 48,
haarzakje 34,4L
ond,erdak 42
teenganger 39
hardhott 49,
onderhuids bindweefsel 34
21
temperatuur 13,21 territorium 46, 47, 5L textiel 3l tipí 43
holle lens 64 hoorn 34 huid 22, 25, 31 huidbedekking 22, 31, 32,
oppervlaktesp anníng 6 9
51
41
overwinteren 12
bouwmaterialen 51 bouwtekening 48, 51 brak water 53
humus 1.7,21
11
Celsius 62 cocon 26
compost 17 condenseren 55,67
constructie 48, 51 container 8 denim 28 derdewereldland 29 drainage 60
drinkwater 56, 57, 58, 60, 61
duurzaam 48,49
ftlter 57, 59, 61 70
molshoop 47 monument 44
gestroomlijnd 39 gewricht 36, 41 gletsjer 53
51
hart 35, 37,40 heúst 12,13,14, 15,16,
kinderarbeid 29 kippenvel 22 kleding 22, 23, 24, 29, 31, 34 kledingindustrie 27 kolonie 47, 51
onkruid 19 ontkiemen 19, 20 ontwikkelingsland 50
21.
spierkracht 39 spijkerbroek 28,29,31 stadsdier 9, 11 stadsvogels 1 I stadswacht 9 stedenbouwkundige dienst s,1.1
oppervlaktewater 57 orgaan 35
uitbreidingsplan 5 uiterwaarden 50
oversteekplaats 8
uniform 24
pantser 33 parkeerplaats 9, 11 plattegrond 5 poien 34
púÍen 37
pupil65
vacht 32,41 veiligheidseisen 44 verdroging 60
vergrootglas 64 verharen .J2 verkeer 7, LL verkeersdrempel 8,
1.1
verrekijker 65
kringloop 17,55,61
regenwater 53, 54
vezels 26, 27
kunststoffen 27 ktnstvezels 27, 3L
regenwoud 49
vlasplant_26 voortbewegen 39,41 vriespunt 67
lagelonenlanden 29, 31 ledematen 38
leer L8,25 leidingwater 57 lens 64,65
ríool 7, 60, 61
rivierklei rui 33
.10
schedel 35, 41
schors 15, 16,17 schuilplaats 45, 46
vrucht 18,20,21 wasvoorschrift 27 waterwingebied 57 waterdamp 55, 56, 61, 66
levensgemeenschap 54, 61
seizoen 13, 21
longen 35,40 loofbomen 16 luchtpijp 37
skelet 35
waterdruk 68 waterkringloop 55,61
slagader 37, 41 solitair 47, 51
watetleíding 7 wâterpomp 5Z
I 11u strati
everantwoordi n g
Foto's
waÍervoorraad 52 waterzuiveringsinstallatie
o)
x
58 weefuaam 30 weekdier 46 weer 13, 2L weerhaakje 20 weven 30 wildspiegel 63 winkelcentrum 6
blz 32(L), 43(o)
7, 24, 28(r), 34, 36(r), 44, 55, 57(r), 60, 63 Lester V.Bergman/Corbis/Benelux Press BV Voorburg: btz 36(t) BiLderberg/Benelux Press BV Voorburg: btz 12 B&U Inteihational Picture Service, Amsterdam/Benelux Press BV, Voorburg: blz 29(r) Catchtíght Visual Services, Huizen: bÞ 57(l), 64 Corel Corporation, Satinas, V.S.: blz 16, 31 Frits van Daalen/Foto Natura, Wormerveer: b[z 51 FSC/BeneLux Press BV Voorburg: bÞ 51 Ron Giling/Lineair, Arnhem: btz a3(r) Ki nalDick Voorburg: btz 69 Wim
wrntertljd 14
Klom Strau
wintervacht 41 wolk 56 woonwijk 4, 60
Ear[ Kowa Lev'i
zaden 1.8, 19, 20, 21 zenuwuiteinde 34
zeruw 38,41 zljderups 26 zonnepaneel 49 zoogdíer 32, 4L zoolganger 39
zuidelijk halfrond zweet 34, 55
Press BV, Voorburg: btz a3(b)
lz 28(r) Dick Maalsen/Benetux Press BV, Voorburg: btz 53(b) Marka/Benelux Press BV Voorburg: bÞ 53(m) James Montgomery/BeneLux Press BV Voorburg: blz 29 Piet Munsterman/Foto Natura, Wormerveer: bLz 10(b) Edmund Nagele/Benelux Press BV, Voorburg: btz 53(to) Orion Press/BeneLux Press BV, Voorburg: bLz 17 Poolen Architekten, Amersfoort: blz 48 Ton Poortvtiet, Dordrecht: bÞ 10(o) Roeland van Santbrink, Laren: blz 2, 4(o), 7, 77, 15, 79, 27, 23, 24(b), 32(r) btz 25(b) Kevin Schafer/Corbis/Benetux Press blzz5(o) Science Photo Librar/Benelux Press SetektHuìs/Henk Eertrik/CatchLight , Huizen: btz 50 Stock Imagery inc./Benelux Press BV Voorburg: blz 41 The Stock Market/Benelux Press BV Voorburg: bLz 61 Tetegraph Colour Library/Benetux Press BV, Voorburg: blz 30, 67 Juan Vrijdag/ANP Foto, Amsterdam: b[z 40 Yvonne Wacht/Benetux Press BV, Voorburg: btz 33(b) Eric Wanders/Foto Natura, Wormerveer/Benelux Press BV, Voorburg: btz 46 Benno de WiLde/Benetux Press BV, Voorburg: blz 26(L)
BV BV, Visu
13
Tekeningen Hans Bishoff, Purmerend: blz 6-7, 44, Ed Boelaarts, De Heurne: blz 27, 42
a7(o),
56
Annemieke Bunjes, Almere: schutbtad (achter) Bea Boelen, Moerkapette: btz 20(o), 23,35,37(l),39,55 Erik Eshuis Tnfographics, Groningen: btz 13(b), 14 Han Janken, Geleen: bÞ 12 Danny Juchtmans, KesseL/België: schutbLad (voor) Egbert Koopmans, Den Bosch: blz 63(r), 64, 65 Loek Koopmans, Zwotte: bÞ 19,20(b), 46, 41(b),54 Marian Latour, Bussum: blz 38, 66, 68, 69 Joop Mommers, Barendrecht: hlz 8-9, 27 Anke NobeL. Amersfoo¡t: btz 13(t), '16,78,30,34,37(r) Inge van Noortwijk, Amerongen: hlz 45,58,59 Lex vd Oudeweetering, Amersfoort: blz 48-49 Rob Phietix, IJsselstein: blz 22 Rob Spier, Amsterdam: blz 62-63 Helen van Vliet, Rotterdam: btz 52
Bronvermelding Btz 12:
uit:
Mensen, dieren, díngen. Uitgeverij Zirkoon, Amsterdam.
77
Redactie Pau[ Fenger, Fenger Produkties, Alkmaar Paul Fenger werkte zo'n v'ijftien joar als leerkracht in het basísonderwijs. Daarna schreef hij als freelance tekstschrijver mee 00n verkeersprojecten en musícals. Sìnds joren ís híj nauw betrokken bij de ontwikkeling van onderwijsmethoden voor het basisonderuijs. In die laatste
Adviezen Witfried Romp, IVN Vereniging voor natuur- en mitieueducatie Maarten de Jongh, schootbioloog Jan Smit, medewerker Centrum natuur- en mitieu-educatie,
enkele
Arnhem
hoedanigheid werkte hij mee oon de methoden 'Stroatwerk', 'Wijzer op weg', 'Wijzer door de tijd' en 'Wijzer door de wereLdi
Basis: Frans Nies Grafisch 0ntwerpers BN0, Nijmegen Artdigit, Bergen op Zoom
Jan Zwiers, Zevenaar Jan Zwíers werkte een oantal joren als leerkracht ìn het basisonderwíjs en werd daarna hoofd van de Dienst Natuur- en Milieu-educatíe te Zevenaar. Híj heeft tevens enkele joren als projectleíder van het progrommo 'Nieuws
uit de Natuur'van de N1T gewerkt. l4omenteel werkt híj ín dienst van IseLinge Educatieve Faculteit te Doetinchem. Hij houdt zích daar bezig met opleíding, begeleíding en nascholing rondom natu u ro nderwíjs, n atu u r- en mi Li eu-educatie en techniek.
Vormgeving en opmaak
0mslagontwerp Artgrafica, Amsterdam
0mslagillustratie Carotyn Ridsdate, Amsterdam
0mslagdia Tony Stone, Amsterdam
@
Wolters-Noordhoff bv Groningen/Houten
A[[e rechten voorbehouden. Níets uit deze uitgave mag worden verveetvoudigd. opgesLagen
in een geautomatiseerd gegevensbestand, of
openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen. of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. ISBN 90 05 00680 3 Eerste druk, achtste optage 2005
5IS0 476.5 en 478 210832
IVN VERENIG¡NG VOOR NATUUR- EN MILIEUEDUC]ATIE
Het IVN Vereniging voor natuur- en miLieueducatie streeft naar meer natuur en een betere kwaLiteit van het miLieu. Educatie is daarbij essentieet. Deze methode kwam
tot stand
mede dankzij de nauwe
samenwerking tussen Wotters-Noordhoff en het lVN, en votgt door het IVN onderschreven djdactische uitgangspunten.
72