SAMENVATTING
Wie de leerling liefheeft Astrid Boon Inleiding Veel opvoeders en ook docenten willen maar al te graag hun relatie met de kinderen en de klas goed houden en zij menen oprecht dat je die niet moet verstoren met een confrontatie. Omdat tieners heel goed aanvoelen dat volwassenen die confrontatie uit de weg gaan, overschrijden ze geleidelijk aan de grenzen steeds vaker. Terwijl de puber zich wil afzetten tegen de wensen van volwassenen, willen de volwassenen van tegenwoordig kinderen juist zo min mogelijk in de weg staan, opdat zij zich zo vrij mogelijk ontwikkelen. Daarbij komt dat veel scholen als uitgangspunt hanteren, dat de adolescent, die zich niet aan de gemaakte afspraken houdt, zich misdraagt, zelf verantwoordelijk is voor het ten goede keren van zijn gedrag. Een ‘gesprek’ moet hem daartoe voldoende motiveren… Natuurlijk moet iedere leerling eerst een paar kansen krijgen om op eigen kracht zijn gedrag te veranderen. Maar als de leerling een (omgangs)regel voor de zoveelste keer overtreedt, dan dwingt hij ons tot optreden. Een kind kan men vrijheid geven binnen een ruimte met duidelijke grenzen, waarbij het zeker kan zijn van de consequenties bij het overschrijden ervan. Dat hoort bij opvoeden. Hoofdstuk 1 Ik ben gewoon een puber Gedragssturing door een uitgekiend straf- en beloningssysteem kan heel effectief zijn. Pubers hebben periodes, waarin ze heel opstandig zijn. Dat ze alleen nog maar aan hun eigen wensen denken. Praten heeft alleen dan zin, als men tegelijkertijd aan het overtreden van afspraken of regels consequenties verbindt, die onplezierig zijn, en die dan ook een tijdje consequent worden toegepast. Pubers erkennen dat het in hun eigen belang is thuis en op school niet meer ruimte, zelfbeschikkingsmogelijkheden en eigen verantwoordelijkheid te krijgen, dan zij aankunnen. Eigen verantwoordelijkheid kan leiden tot keuzestress en schuldgevoel. Het dragen van verantwoordelijkheid kan soms verwoestend uitpakken en straf kan een heilzame uitwerking hebben. Hoofdstuk 2 Over de schreef Meestal is niet de hele klas druk. De klas wordt meestentijds gedomineerd door een ‘kliergroep’. Druktemakers hebben niet zoveel besef van wat hun gedrag teweeg brengt. Welke leerlingen hebben last van lawaaiige lessen? Dat zijn de leerlingen, over wie de docenten zeggen dat ze ‘stil’ of ‘minder weerbaar’ zijn. Docenten delen hun klas vaak in drie groepen in: een kleine groep leerlingen met een neiging tot lesverstorend gedrag, een grote middengroep en een klein groepje kwetsbare leerlingen.
Het is opvallend dat leerlingen op school ongestraft allerlei regels, die in het maatschappelijk verkeer gelden, kunnen overtreden. Die overtredingen worden lang niet altijd bestraft. Leraar zijn op een middelbare school is een grote uitdaging, meer nog: het is een enorme opgave. Het werk verdient veel respect. Hoe denken de leerlingen over het functioneren van hun docenten? Er zijn drie groepen te onderscheiden: hoge statusleraren, lage statusleraren en de grootste groep die er tussenin zit. De eerste groep: de lessen gaan als vanzelf, op basis van natuurlijk gezag en persoonlijke uitstraling. De docenten hoeven weinig moeite te doen om de lessen in goede banen te leiden. Er is orde en rust in de lessen. De les voldoet aan de belangrijke basisvoorwaarden: een heldere structuur, duidelijke regels, en de leerlingen weten wat er van hen wordt verwacht. De tweede groep: het kost deze docenten meer moeite en energie om een les zonder al te veel strubbelingen te laten verlopen. De derde groep: De lessen vertonen weinig structuur, weinig sturing. Leerlingen, die sociaal niet zo vaardig zijn, durven bij deze docenten op zoek te gaan naar de grenzen van wat wel en niet mag. Deze groep docenten is gebaat bij een begeleidingstraject, gericht op de meest basale docentvaardigheden om een les ordelijk te laten verlopen. Hoofdstuk 3 De maat is vol. Spreekuur deel een Belangrijk is de leerlingen niet de keuzevrijheid te geven waar ze willen gaan zitten in het lokaal. Dit kan leiden tot vervelende taferelen. Bij het samenwerken in groepjes is het risico groot dat minder weerbare kinderen in de knel komen: de sterkste leerlingen krijgen de kans om de situatie naar hun hand te zetten. Uiteindelijk delven de ijverige kinderen het onderspit. Laat het samenstellen van groepjes nooit aan de leerlingen over, maar stel zelf de groepen samen! Leerlingen verwachten van een docent die dreigt met straf ook daadwerkelijk straf! Ze vragen om consequent gedrag van de leraar. Dus niet alleen zeggen, maar ook doen! Drukke leerlingen zijn gebaat bij een plaatsje voorin of achter in het lokaal, waar ze alleen kunnen zitten en rustig kunnen werken, zonder anderen af te leiden of afgeleid te worden. Zo worden ze minder afgeleid door alle prikkels in hun omgeving. Waarom helpen waarschuwingen, dreigementen van docenten bij sommige leerlingen niet? “Omdat er niets gebeurt, als wij het toch weer doen.” Leerlingen zijn verongelijkt over de discrepantie tussen het een en het ander. Eerst worden ze een aantal keren gewaarschuwd, dan is de maat onverwachts vol. Het middel van uitsturen ervaren velen als onrechtvaardig en te zwaar voor het vergrijp. Door de overdaad van verbale correcties door de docenten kan het eruit sturen van leerlingen volledig uit de lucht komen vallen. Deze correcties zijn gericht tegen iedereen en tegen niemand in het bijzonder. Op den duur is het allemaal aan dovemansoren gezegd. De stap van het ‘softe’ waarschuwen naar eruit sturen is dan erg groot en abrupt. Wie humor gebruikt bij het corrigeren van de leerling wordt door leerlingen vaak ervaren als ‘sarcastisch’ en wie daar heel gevoelig voor is, gaat in de verdediging of in de aanval. Een onzakelijke wijze van corrigeren leidt vaker tot riskante confrontaties. Een ironische of beledigende wijze van corrigeren leidt regelmatig tot spanningen, die kunnen escaleren. Wie echter kalm en zakelijk reageert op ongeoorloofd gedrag, loopt veel minder risico verkeerd begrepen te worden of ongewild te kwetsen. Op relatief kleine overtredingen staat soms een zware straf. Is er niet een lichtere denkbaar, eentje die bijdraagt aan verbetering van het gedrag?
Het advies aan de school luidt: Laat het nablijven alleen tellen na het laatste uur van een leerling. Dat zal meer effect sorteren. Het maken van uitzonderingen op de regel, door voortijdig op te houden met sanctioneren, van bijvoorbeeld absenties, kan bij de jeugdige het idee doen postvatten, dat er kennelijk toch echt wel heel wat met hem aan de hand is. Citaat van een vader die aan de mentor van een leerling schrijft: ( na veelvuldig bericht van de mentor over wangedrag van de leerling ) “Hoe kan het toch dat X zich overal goed gedraagt, maar kennelijk bij u op school niet? Weten de leraren dan niet, hoe ze moeten optreden tegen dergelijk pubergedrag? U bent er als school toch zelf bij? Dan is het toch uw taak om aan te pakken? Natuurlijk kan ik uw optreden ondersteunen door er thuis nog met hem over te spreken, maar dat is mosterd na de maaltijd. De volwassenen op school zijn op dat moment toch als enige in staat, om dat gedrag aan te pakken? De sportcoach belt mij toch ook niet, als mijn zoon zich daar niet goed gedraagt? Ik bel u toch ook niet als mijn zoon zich thuis niet goed gedraagt?” Dan te bedenken dat de betreffende school er schande van sprak dat een vader zo reageerde naar de school… Hoofdstuk 4 Als praten niet meer helpt Veel ordeverstoring kan voorkomen worden. Als we maar niet voorbijgaan aan de eigenschappen van leerlingen in de puberteit. De huidige interventies op ordeverstoringen blijken in toenemende mate ineffectief. Die bestaan hoofdzakelijk uit gesprekken en te lichte (standaard)straffen zonder een duidelijke afweging, prioriteit, richting of volgorde. Het aantal niet meer te hanteren leerlingen en klassen groeit door de huidige, ondoelmatige aanpak. Bij de adolescentie hoort een natuurlijke reactie om bij tijd en wijle verzet te plegen tegen gestelde grenzen. Zij hebben de natuurlijke neiging zich los te maken van volwassenen en zich af te zetten tegen de regels, normen en waarden, die de volwassenen van belang achten. Ze tasten de grenzen van het aanvaardbare af. Grensverkennend gedrag van adolescenten is op zichzelf niet verwijtbaar. Het belasten van ouders met problemen die de leerling veroorzaakt in de les/klas is geen oplossing omdat zij niet kunnen ingrijpen noch ter plekke maatregelen kunnen treffen. Wie ter plekke is, moet zijn maatregelen nemen, dus de docent of de schoolleiding. Bij overtreding van normhandhaving via het harmoniemodel ontbreekt het de leerling vaak aan duidelijke regels en duidelijke consequenties. Leerlingen willen duidelijkheid over wat wel en niet mag en verwachten dat de docent ingrijpt. Sommige leerlingen vinden het heerlijk om voortdurend met de docent in discussie te gaan en maken daar soms misbruik van. Sommige adolescenten zijn meesters in het vinden van ‘afleidingstactieken’. Met nog een aspect van het gedrag van adolescenten wordt weinig rekening gehouden en dat is de groepsdruk. Een zorgelijk aspect aan de huidige maatregelen tegen wangedrag is dat ze in de ogen van veel leerlingen niet in verhouding zijn met hun vergrijp. Een waarschuwing heeft pas dan betekenis, als de opvoeder het kind zegt, zijn gedrag te veranderen, zo niet, dan volgt er een bepaalde maatregel. Door gedragsverandering kan het kind de straf voorkomen. Ineffectief zijn loze waarschuwingen of waarschuwingen die eindeloos herhaald worden. Het eruit sturen heeft een aantal nare bijwerkingen. Het conflict wordt hier niet binnen de relatie docent – leerling opgelost. Andere leerlingen zien het als een zwaktebod wanneer de docent de zaak uit handen geeft aan bijvoorbeeld een teamleider. Het eruit
sturen van een leerling werkt voor sommigen statusverhogend. Soms b(lijkt) de school niet bij machte om het probleem terug te leggen waar het hoort, namelijk pontificaal op het bordje van de zich misdragende leerling! Het kost de school en niet de leerling veel inspanning en tijd. Dat is een van de oorzaken van het falen van de huidige aanpak. Het inlichten van de ouders door de school bij wangedrag van de leerling gebeurt vaak te laat en komt over als “een doekje voor na het bloeden.” Vanuit een kindvriendelijke houding, en vanuit de erkenning van zijn behoefte aan zelfstandigheid honoreert de school in eerste instantie wel een verzoek de ouders er buiten te laten. De leerling neemt de ouders in bescherming, door te zeggen dat hij het zo belastend voor zijn ouders vindt. Het omgekeerde is echter het resultaat; het kind wordt door de school onbedoeld in bescherming genomen tegen de ouders. Daardoor worden die te lang buitenspel gezet. Dat is onverstandig. Lang niet altijd gaat het om puur gedragsmoeilijke leerlingen, maar om wat opgeschoten tieners eenvoudigweg doen in die leeftijdsfase: zij benutten de vrijheid en speelruimte die men hun laat. Het is de groep leerlingen, die impliciet vraagt om een strenge aanpak, zodat het probleem van het wangedrag uit de wereld geholpen kan worden. Het zijn doorsnee, dwarse tieners, waar niets mis mee is. Wat we missen is het antwoord op hun grensoverschrijdende gedrag. Het uitblijven van voldoende tegenspel leidt ertoe, dat opstandige leerlingen onvoldoende de ernst van de overtredingen inzien. Adequate en gerichte maatregelen zijn onontbeerlijk, om het gedrag van zelfs een extreem opstandige leerling weer in gezonde banen te leiden. Wil hulpverlening effectief zijn, dan biedt zij een aanvulling op de schoolse maatregelen, omdat die het kader bieden, waarbinnen op zinvolle wijze begeleid kan worden. Zonder dit kader, zonder dit fundament van corrigerende maatregelen die volgen op overtredingen van de schoolregels, blijven hulpverleningsgesprekken met opstandige pubers vrijblijvend, snijden zij absoluut geen hout en is de kans groot dat het wangedrag zich blijft voordoen. Het zou zo moeten zijn, dat hulpverleners in en om de school, voordat men hulp gaat verlenen aan leerlingen met vermijdings- en wangedrag, aan de school vragen: “ Kunt u, als school, nu eerst eens het meest voor de hand liggende doen, te weten: (stevige corrigerende) maatregelen nemen in plaats van alsmaar met en tegen de leerling te praten? En als dan na een maand blijkt, dat de leerling niet inbindt, meldt u dan de leerling weer bij ons aan. Want dan lijkt het erop, dat er echt iets aan de hand is, en dat snapt de leerling dan waarschijnlijk langzamerhand ook. Pas dan zal er een gemeenschappelijk probleembesef ontstaan, hoort de leerling op de agenda van het zorgteam en is hij meer gemotiveerd voor een training of behandeling. “ Hoofdstuk 5 Een laatste kans. Spreekuur deel twee Tip: het is een goede gewoonte om als mentor zo af en toe de kinderen iets te laten opschrijven over hun ervaringen in de klas. Om te onderzoeken hoe de leerlingen een en ander ervaren kunnen de leerlingen in september bijvoorbeeld een vragenlijstje invullen/beantwoorden met onder andere de vraag of er bepaalde klasgenoten zijn die de sfeer in de klas negatief beïnvloeden. Docenten, die behalve aardig zijn ook na een of twee waarschuwingen echt straffen, dwingen ontzag af en zorgen voor een werkbare sfeer. Schorsen suggereert een krachtig lik op stuk beleid. In de praktijk blijkt een dergelijke vorm van strengheid weinig zoden aan de dijk te zetten. (Overigens geldt dit ook voor het uitsturen van leerlingen met een meldbrief).
Kinderen confronteren met hun eigen gedrag door hun heel wat uren vrije tijd te ontnemen en ze daarin te laten schrijven is een efficiënte methode. De volgorde moet eigenlijk zijn: hen eerst de consequenties laten voelen en pas daarna al die invoelende begripvolle gesprekken. Eerst straf, pas daarna de wederzijdse afspraken. Overlast bezorgend gedrag kan niet alleen door aanspreken, maar vooral door het aanpakken teruggedrongen worden. Regelmatig kan men ook ‘vermijdingsgedrag’ goed onder controle krijgen, door niet meteen of alleen te gaan ‘hulpverlenen.’ Soms is het beter om de kinderen eenvoudigweg de pas af te snijden als ze in dit vluchtgedrag dreigen te vervallen. Hoofdstuk 6 Dankzij Dino Belangrijk bij straffen: heel veel strafregels, door de ouders laten ondertekenen. Alleen al de dreiging van een flinke tijdrovende overschrijfopdracht, die letterlijk het eigen gedrag behandelt, waarvan de ouders op de hoogte komen, heeft een onmiddellijk effect op impulsief gedrag. Moet de leerling dan niet intrinsiek gemotiveerd worden om zich beter te gedragen? Ja zeker, maar dat gaat vanzelf, als het wangedrag maar eenmaal is gestopt. Het motto wordt: wie goed doet, goed ontmoet. Hoofdstuk 7 Voor straf De school is een maatschappij in het klein. De school kan de leerlingen normen en waarden bijbrengen, dat betekent voor een groep leerlingen een compensatie voor lacunes in de opvoeding. Als de school zorgt voor structuur, overzicht en voorspelbaarheid is de kans het grootst, dat gedragsproblemen hanteerbaar blijven en het klimaat veilig wordt. Vooral de meest structuurloze leerlingen hebben hier baat bij. Een docent zou de basisvaardigheid moeten hebben tijdig kleine conflictjes en het begin van rumoerigheid op te merken en op een effectieve manier te stoppen, ter voorkoming van groter onheil. Cruciaal is dat men: “de beginnende leerling stopt en iets doet waardoor die leerling echt ophoudt.” Leerlingen vinden het belangrijk, dat ze allemaal volgens de regels, maar wel gelijk behandeld worden. Bij ongelijke behandeling ontstaat al gauw het idee, dat de docent of school niet bepaald gedrag, maar bepaalde personen wil straffen. Leerlingen moeten voelen, dat de bal gespeeld wordt, niet de persoon. Dat doet men enerzijds door zonder onderscheid des persoons op bepaalde overtredingen bepaalde maatregelen te laten volgen en anderzijds door daarbij altijd ‘zacht op de persoon’ te blijven. ‘Orde houden’ is een belangrijke voorwaarde voor een goed leerklimaat en een prettige sfeer. Een no-nonsense aanpak kan samen met de juiste manier van bestraffen een heilzame werking hebben. Maatregelen dienen voldoende irritant te zijn voor leerlingen. Ook moet een straf tijdrovend zijn. Als de straf te weinig op zwoegen neerkomt, werkt die meestal niet. Wees niet bevreesd, dat straffen te tijdrovend zijn! Een straf moet verder hard genoeg aankomen en voldoende indruk maken. Het moet flink beslag leggen op de vrije tijd van de student. Hij kan bijvoorbeeld opgezadeld worden met een flinke, uitgebreide extra opdracht, die na schooltijd gemaakt moet worden. Aan nablijven kleven enkele niet onbelangrijke nadelen: de leraar straft zichzelf ermee, ook leerlingen hebben verplichtingen, die de school niet altijd zomaar kan negeren.
Hulp aan de conciërge dient vermeden te worden als strafmaatregel, dit is voor de school weliswaar nuttig, maar veel leerlingen zijn van dit soort straffen niet onder de indruk. Ze vinden het vaak nog leuk ook! De ouders krijgen ook niet altijd lucht van de gemaakte straffen op school, vaak komen ze niet te weten dat hun kind moest nablijven. Hier ontbreekt het dus aan het zo belangrijke samenspel van de school met de ouders. De kunst wordt het om een goede balans te vinden tussen structuur en discipline enerzijds, en warmte en betrokkenheid anderzijds, tussen bestraffing en hulp. Goed straffen is goed voor de gestrafte. Bij het straffen is een respectvolle bejegening zeer belangrijk. Denk er wel aan dat nooit ofte nimmer de hele straf kwijtgescholden wordt! Je kunt wel een strafvermindering opleggen, maar nooit alles kwijtschelden. Een leraar moet straffen achter de hand hebben. Hoe sneller de straf volgt op het ongewenste gedrag, hoe groter het effect zal zijn. Na een bestraffing moet de leerling altijd weer op de been worden geholpen met een gedragssuggestie voor de komende les. Een meersporen-aanpak dus. Liefdevol straffen: een methodiek die misdragingen van leerlingen in alle gevallen behandelt als een uiting van onvermogen tot acceptabel gedrag. Het gedrag moet hoe dan ook gestopt worden, en de leerling moet van de straf leren, hoe hij herhaling van het gewraakte gedrag kan voorkomen. De straf moet naadloos aansluiten bij heldere regels en tevens laten zien welk gedrag de leerling wel diende te vertonen. De straf kan in de les, tijdens het nablijven of thuis gemaakt worden. Vaak leidt de aankondiging van het strafwerk al tot gedragsverbetering. Overschrijfstraffen zorgen ervoor dat de relatie met de docent niet verslechtert, het is straffen zonder voor langere tijd de verhoudingen te bederven. Straffen gebeurt binnen de context van de schoolnorm, die men in een ‘Handboek: Zo zijn onze manieren’ zou moeten opnemen. Hoe meer en gedetailleerder gedragsregels beschreven zijn, die in de interactie tussen leraar en jeugdige precair liggen, des te minder kans er is op onduidelijkheid en wederzijdse verwijten. Hoofdstuk 8 De schrijfstraf Het strafwerk, de schrijfstraf, wordt aan het einde van de les afgehaald en moet na schooltijd thuis of op school gemaakt worden. Als de leerling doorgaat met storen verdrievoudigen we de straf en verstrekken we de straf meteen. Het is een tijdrovende sanctie, waarin de leerling stilstaat bij de eigen overtreding, die letterlijk en uitvoerig beschreven staat. Er staat heel concreet in, wat de leerling de volgende keer in een soortgelijke situatie beter kan doen. Voorwaarde is dat de orde- en gedragsregels bekend zijn. Dit moet worden vastgelegd in bijvoorbeeld gedragscodes, een handboek/handleiding of door de mentor met de leerlingen uit zijn klas vastgesteld. Dat de ouders de schrijfstraf dienen te ondertekenen weegt voor de leerling erg zwaar. Een eerste keer hoeven de ouders niet altijd te ondertekenen. Vergeet niet als docent/mentor ook de leerling eens te complimenteren. Inpeperen gaat ons vaak makkelijker af dan prijzen! Door middel van de schrijfstraf kan de school dus eenvoudig met de ouders communiceren. Ook de mentor wordt ontzien. In de ‘communicatieve schrijfopdracht’ worden wel man en paard genoemd, omdat niet alleen voor leerlingen, maar ook voor ouders die ondertekenen de aard van de overtreding helder is. Beide opvoedingsfronten kunnen elkaar ondersteunen. Terwijl de leerling naast de docent staat, schrijft de docent een schrijfstraf of hij put uit een aangelegd voorraadje mogelijke schrijfstraffen. (zie bijlagen)
Een voorbeeld van een schrijfstraf: Het is beter als ik voortaan naar de eerste waarschuwing van de docent luister, hij probeert mij immers op een vriendelijke en volwassen wijze aan te spreken op mijn gedrag. Als ik niet luister, heeft dat tot gevolg dat ik nu deze kinderachtige schrijfstraf moet maken over mijn vergeetachtige gedrag. Voortaan neem ik mijn huiswerkschrift mee naar de les. Misschien is het een goed idee, als ik ’s avonds al mijn tas inpak, zodat ik ’s morgens niet in alle haast vergeet mijn schrift er in te doen.’ Als leerlingen er niet aan denken hun schrijfstraf op te halen, krijgen ze de dubbele portie aangevuld met een lange zin over ‘dat het onverstandig is om me niet na de les te melden bij de docent om de schrijfstraf in ontvangst te nemen. Ik heb namelijk de instructie van de docent alweer in de wind geslagen en het gevolg daarvan is dat ik nu nog meer schrijfwerk en vrijetijdsverlies heb.’ Dezelfde verdubbelingsregel geldt ook voor schrijfstraf die op het afgesproken moment niet is ingeleverd of ‘vergeten’ is, of niet ondertekend is, terwijl dat wel moest. Wat willen we met deze schrijfstraf bereiken? In de eerste plaats dat de leerling stil staat bij het eigen gedrag. Ten tweede staat de leerling stil bij de gevolgen voor de klas, de docent en voor de andere betrokkenen van zijn vaak niet bewuste optreden. Een derde element komt voort uit de rechtvaardiging die de leerling aanvoert. Hierna komen de gevolgen van het ongewenste gedrag. Ten slotte volgt een helpende suggestie. De schrijfstraf is een schorsingsvermijdende maatregel. Er is verdubbeling tot vervijfvoudiging mogelijk alvorens tot schorsing over te gaan. Volgt er toch een schorsing, dan dient dit een moment van langdurige bezinning te zijn. De schorsing dient opdrachten te bevatten die reflectief van aard zijn. Tijdens de schorsing volgt er ook een gesprek met bijvoorbeeld de mentor en de ouders. Als de schrijfstrafprocedure niet de gewenste resultaten heeft, werkt hij als ‘zeef.’ Dan hebben we er een echt probleemgeval uitgefilterd. Hoofdstuk 9 Zo zijn onze manieren Over een schoolbrede aanpak van normoverschrijdend gedrag wordt vaak pas in een heel laat stadium nagedacht. De eerste stap is het formuleren van een soort alomvattende schoolnorm voor gewenst gedrag. Die leidt tot het vaststellen van ‘gedragsregels’ met toelichtingen die diverse situaties preciezer beschrijven. Er worden sancties vastgesteld die worden toegepast wanneer het gedrag afwijkt van de schoolnorm. Op scholen bestaan een heleboel ongeschreven gedragsregels. Ze zijn terug te voeren op kernbegrippen zoals: respect, veiligheid, optimale werksfeer en dergelijke. Mogelijk vindt men dat het iedere docent vrij staat om in de eigen klas naar eigen inzicht gedragsregels en sancties te hanteren. Een duidelijke handleiding voor gewenst gedrag leveren genoemde begrippen echter niet op. Het zou zowel leerlingen als docenten steunen wanneer die er wel waren! Jongeren kunnen niet tegen vage regels. Het expliciet maken van deze ‘ongeschreven regels’ is dringend gewenst. Zodoende weet iedereen op school, waar hij zich aan heeft te houden. Men moet dus beginnen met de formulering van een algemene schoolnorm voor gewenst gedrag. Uit de formulering kunnen dan gedragsregels worden ontworpen voor de leerlingen. Deze worden dan uitgewerkt in zeer specifieke richtlijnen voor met name genoemd gedrag. Waar mogelijk worden gedragsregels van een toelichting voorzien. De laatste regels is altijd: “Iedereen houdt zich aan deze regels en helpt anderen zich eraan te houden.” Daarna wordt de sanctie; de schrijfstraf opgenomen.
Iedereen moet op de hoogte zijn van de voorgeschreven omgangsregels. Docenten kunnen nu corrigeren, door kort te verwijzen naar de schoolnorm en liever nog naar een specifieke gedragsregel. Uitleg is verder niet meer nodig, laat staan het in discussie gaan met de leerling. Niet de lankmoedigheid of de strengheid wordt doorslaggevend, maar het zijn de duidelijke gedragsregels. Maar met norm, regels en toelichtingen zijn we er nog niet. Van het grootste belang is het om met de klas de gevolgen van overtredingen; de sancties, te bespreken. Het formuleren van gedragsregels, ook voor docenten, voor de onderlinge bejegening wordt steeds belangrijker. Gedragsregels met een zeer concrete toelichting zullen als houvast fungeren voor hen, voor wie ze niet zo vanzelfsprekend zijn. De omgangsregels moeten telkens in herinnering worden gebracht. Het opstellen van een schoolnorm en gedragsregels voor leerlingen en leerkrachten vergt een gezamenlijke en zeer zorgvuldige aanpak, waarbij alle geledingen van de organisatie betrokken moeten worden. Hoofdstuk 10
Een goede start
Vaak kan een klas het voortijdig laten vieren van de bekende teugels niet goed aan en vervalt dan weer in oude ‘patronen.’Het gevolg is inmiddels bekend: er ontstaat voor de leerlingen weer ruimte om ongestraft van alles uit te halen en tegen Kerst zitten alle partijen opnieuw met de handen in het haar. Hier zien we een bekend patroon; voor de korte termijn wordt er voor ad-hocoplossingen gekozen, maar over het algemeen bestaat de neiging om dan weer eens dit en dan weer eens dat te proberen, zonder veel systematiek. Met een keuze voor de langere termijn heeft men moeite. Ook kan het gebeuren dat docenten zonder rugdekking, goede voorbereiding en begeleiding aan de slag gaan. Een schrijfstraf bevat de volgende formulering: Het is onverstandig wanneer ik…want…Dus voortaan…zodat… Er bestaat regelmatig grote aarzeling om korte metten te maken met aanhoudende overtredingen. Waar komt die weerstand vandaan? Waarom grijpen zoveel docenten niet in? Er zijn tal van oorzaken voor. Er zijn docenten die vinden, dat het niet tot hun taak behoort het gedrag van leerlingen te veranderen. Of ze hebben er geen last van en proberen onder het aanzwellende lawaai vriendelijk en rustig de enkelingen die nog wel uitleg willen, individueel te bedienen. De notie ‘eigen verantwoordelijkheid’ berust op een ideologie, niet op een gefundeerde pedagogisch-didactische visie. Er zijn ook docenten, die menen niet over de karaktereigenschappen te beschikken, om streng te kunnen zijn en straf uit te delen. Ook angst voor de reacties van anderen speelt een rol. De neiging om te ‘psychologiseren’ en het vage ‘pedagogische’ idee, dat men eerst in de weer moet gaan met de diepere en achterliggende oorzaken van gedragsproblemen, en dat het aanpakken van gedragsproblemen ‘symptoombestrijding’ zou zijn, maakt dat veel docenten vinden dat zij niet hoeven of moeten optreden. De weerstand bij de schoolleiding is zo mogelijk nog groter. Die vreest in sommige gevallen voor de reactie van ouders, wanneer die de schrijfstraf zouden moeten ondertekenen. Wil men de schrijfstraf invoeren, dan doet men dat niet voor even, en ook niet voor een enkele klas. De gedragsregels van de school moeten door alle betrokkenen gezamenlijk worden vastgesteld en onderschreven. De handhaving ervan is een opdracht aan
iedereen. Tijdens de invoering van de schrijfstraf raken docenten zo veel mogelijk op een lijn wat betreft het bijsturen van ongewenst gedrag. Dat gebeurt door training en intercollegiale uitwisseling. Het leren van succeservaringen van anderen is belangrijk! Dit om te voorkomen dat men ‘reflexmatig’ terugvalt in ‘oude’ patronen van minder effectieve gedragscorrigerende technieken. Men zou op de rapporten ook een beoordeling voor de studiehouding per vak kunnen noteren. Hoofdstuk 11
Verantwoording
Gedrag is aangeleerd, dus ook af te leren. De gedragstherapie gaat uit van de opvatting dat (probleem)gedrag in stand wordt gehouden of wordt afgezwakt dor de reacties van de omgeving. De opzet is dat gewenst gedrag direct geprezen en beloond wordt en dat ongewenst gedrag genegeerd wordt of onmiddellijk bestraft. De gedragstherapie is een gangbare en vruchtbare benadering. Het schrijven van strafregels fungeert bovendien als nadenkmoment, waarin de leerling langdurig stilstaat bij de gedragsalternatieven, die door herhaling telkens de revue passeren. Het gedrag zelf is het probleem. Door de huidige standaardaanpak – het systeem van positieve en negatieve bekrachtiging bij wangedrag – wordt dat wangedrag vaak niet minder, maar mogelijk neemt het onbedoeld zelfs toe! Straf op zichzelf is niet schadelijk. Als er sprake is van duidelijke regels, een bewust doel, een consequente toepassing en een doordacht, op aard en gewicht van het vergrijp aangepast strafmiddel, loopt de relatie tussen volwassene en leerling geen gevaar. De kans op een blijvende gedragsverbetering is namelijk in alle gevallen mede afhankelijk van het ‘belonen’ van gewenst gedrag. De schrijfstraf bevat een beloningsaspect, omdat strafvermindering mogelijk is wanneer het gedrag verbetert nadat de strafregel is uitgereikt in de les. Een goede sanctie leidt, als ze snel wordt toegepast, sneller tot het gewenste resultaat dan andere opvoedingsmiddelen, waaronder belonen. Straf is dus erop gericht een positieve wending te geven aan het gedrag van de bestrafte. Er wordt verder gewezen op het belang van rust, reinheid en regelmaat in de klassen. Op school gaat het om de invloed van klas en vriendengroep, maar ook om de benadering door de leraar en de wijze waarop men optreedt in geval van lastig gedrag. Als ‘regeloverschrijdend gedrag, dat aanhoudt ondanks gemaakte afspraken’ zich vooral voordoet bij lessen waar weinig structuur en orde is, of sprake is van veel ‘eigen verantwoordelijkheid en zelfwerkzaamheid’, beschouwt men het kind als probleem. Regelmatig blijken bijzondere vormen van hulpverlening overbodig na het geven van deze straf. Op de scholen leest men weinig over een gerichte alomvattende aanpak van ordeproblemen. Het wordt aan de eigen verantwoordelijkheid van de docent overgelaten om die maatregelen tegen normloos gedrag te bedenken en uit te voeren. Zolang zich geen calamiteiten voordoen, heeft de aanpak van normloos gedrag geen prioriteit. Zou het toedelen van de eigen verantwoordelijkheid en keuzevrijheid, oorzaak kunnen zijn van het groeiende aantal probleemleerlingen? Alleen al de aankondiging van straf kan preventief werken. Leerlingen hebben erop gewezen, dat als de docent wel dreigt met straf, maar die niet uitvoert, ze gewoon doorgaan met te doen, waar ze zin in hebben. Docenten geven dan blijk van het feit dat ze geen grenzen kunnen stellen. Het is belangrijk om standvastig te blijven en het dreigement uit te voeren.
Een snelle bestraffing, liefst ogenblikkelijk na de overtreding is belangrijk en het meest werkzaam, omdat dan voor iedereen duidelijk is waarom er gestraft wordt. Ook is de lol er dan af voor de leerling. Hoewel men in de gezinssituatie met de techniek van het negeren van ongewenst gedrag misschien goede resultaten kan bereiken, is deze methode minder geschikt voor in klaslokalen. Hiermee wordt wangedrag vaak beloond. Alleen daarom al is de techniek van het negeren ongeschikt voor de les. De kunst bij een goede bestraffing is juist, dat er prettige consequenties komen te vervallen voor de leerling. Wegsturen uit de les > minder geschikt voor het afleren van ongewenst gedrag. De onthoudingsstraf: iets prettigs wordt de leerling onthouden. Zo wordt het ongewenste gedrag onaantrekkelijker gemaakt, wat de kans op herhaling van dat gedrag doet afnemen. Niet mogen computeren en tv kijken vinden leerlingen heel erg. Ook huisarrest is een goede straf. We kunnen beslag gaan leggen op de vrije tijd na een schooldag, door vanuit school via het opleggen van extra (schrijf)opdrachten beslag te leggen op vrije tijd en dagen, als de school al uit is of dicht is en de leerlingen thuis zijn. Simpel gezegd: huisarrest krijgen door de leraar! Straf helpt om kinderen te leren zich goed te gedragen. Uit de praktijk, maar ook uit onderzoek blijkt, dat een straf, wanneer deze op de juiste wijze wordt toegepast, wel degelijk een duurzaam effect kan hebben. Leerlingen zullen nadat ze eenmaal straf hebben gehad een volgende keer de afweging maken: “Laat ik het maar niet doen, want anders riskeer ik…”Eerder dacht de regelovertreder-in-spe misschien: “Ik doe het, want ik riskeer hooguit een donderpreek.” Natuurlijk moeten de straffen wel in verhouding staan met het vergrijp. De schrijfstrafprocedure blijkt in hoge mate te voldoen aan verschillende criteria van effectieve gedragsveranderende technieken. Zou het feit dat men op school de vaardigheden van de puber zo schromelijk overschat, niet mede oorzaak kunnen zijn van de ordeproblemen waar men nu mee worstelt? En als we dat aannemen, hebben we met dit besef dan niet de sleutel tot de oplossing in handen? Een oplossing, die neerkomt op aanpakken in plaats van aanspreken? Samenvatting gemaakt door W. van Hartskamp