Handleiding voor de leerling
Inhoudopgave
Inleiding
blz. 3
Hoe pak je het aan?
blz. 4
Taken
blz. 5 t/m 9
Invulblad taak 1
blz. 10
Invulblad hoofd- en deelvragen
blz. 11
Plan van aanpak
blz. 12
Logboek
blz. 13
Inleiding Sommige leerlingen weten al lang wat ze na het VMBO willen doen. Anderen nog steeds niet. Een goede keuze is moeilijk. Want wat weet je eigenlijk van je toekomstige beroep? Helaas komt het nog al eens voor dat leerlingen voor een opleiding kiezen en na een paar maanden ontdekken, dat het eigenlijk helemaal niets voor ze is. Zo’n situatie moet je natuurlijk zien te voorkomen! Het sectorwerkstuk kan je daar bij helpen.
Wat wordt er van je verwacht? In de komende tijd moet je een onderzoek doen. Een onderzoek in de sector, waarin je verder wil studeren of die je interessant vindt. Daarvoor moet je vragen stellen. Door bijvoorbeeld een proef te doen, een bedrijf te bezoeken, naar een school te gaan, of literatuur te lezen vind je zelf het antwoord. En uiteindelijk presenteer je aan anderen wat je hebt gevonden. Je hoeft dit natuurlijk niet allemaal alleen te doen. Je mag het sectorwerkstuk ook in tweetallen maken. Er worden dan wel andere eisen gesteld, dan als je het alleen doet. Individueel: jouw presentatie duurt 10 minuten Tweetallen: jullie presentatie duurt 15 minuten Het sectorwerkstuk maak je voor een groot gedeelte op school tijdens de lessen technologie. Maar er wordt ook van jou verwacht dat je er in eigen tijd aan werkt. Je presenteert je sectorwerkstuk op dinsdag 13 of donderdag 15 januari 2015. Tijdens deze avond lever je dan ook je werkstuk geprint in. Denk eraan dat niet alle onderdelen geschikt zijn om een goed sectorwerkstuk te kunnen maken. Alcohol, drugs, sport, vrije tijd zijn onderwerpen die vaak aangevraagd worden. Deze onderwerpen zijn jammer genoeg erg algemeen en het is vaak subjectief. Dat wil zeggen dat je er een mening over kunt hebben (bijvoorbeeld over de invoering van de minimumleeftijd van 18 jaar voor alcoholgebruik), maar dat het moeilijk is hier feiten over te vinden. Je werkstuk wordt dan een soort spreekbeurt en we verwachten meer dan een spreekbeurt. Ook moet je onderwerp niet te algemeen zijn, omdat je dan ‘verdrinkt’ in informatie die je kan vinden. Je verslag wordt dan zó groot dat het óf teveel tijd gaat kosten, óf te algemeen blijft.
Wat is de bedoeling? Je moet laten zien wat je de afgelopen jaren geleerd hebt. Niet je kennis, die wordt op het examen getoetst, maar je vaardigheden moet je laten zien. Kun je goed omgaan met gevonden informatie? Kun je goed presenteren? Kun je goed onderzoeken? Kun je goed gebruik maken van taal? Want juist met deze vaardigheden kun je in de toekomst meer! Dit alles wordt getoetst met het sectorwerkstuk. Ondertussen doe jij ervaring op met de sector waarin jij verder wilt en leer je deze beter kennen.
3
Hoe pak je het aan? Een goed onderzoek doen is een ingewikkelde klus. Je leert daarom werken met het ABC-model. Dat is een plan om gemakkelijker de klus te klaren. Dit ABC-model ga je toepassen. Je krijgt negen taken, die je achtereenvolgens moet uitvoeren.
In fase A gaat het om de volgende taken: 1. 2. 3. 4. 5.
partner en onderwerp bepalen opstellen van een hoofdvraag en minimaal 3 deelvragen het inleveren van de hoofd- en deelvragen op F:\inlevermap\SWS\[jullie klas]. controle van het onderwerp en de vragen door de docent opstellen van een plan van aanpak
In fase B gaat het om de taken: 6. 7. 8.
het vinden van informatie het bezoeken van een instelling en het afnemen van enquêtes of interviews controleren van je informatie door de docent
In fase C gaat het om de taak: 9. 10.
presenteren van de uitwerkingen evaluatie
4
Taken De volgende negen taken voer je achtereenvolgens uit. Voor elke taak volgt een korte uitleg. Om ervoor te zorgen dat je niets zult vergeten, vind je voor elke taak een kaart.
Taak 1 Partner
A
Zoek iemand waarmee je het sectorwerkstuk wil gaan doen. Een geschikte partner is iemand die: in jouw klas zit (is verplicht) in dezelfde sector als jij verder wil werken /studeren in staat is om met jou afspraken te maken en na te komen met jou kan samenwerken jouw kwaliteiten aanvult
Onderwerp Als je een persoon gekozen hebt, ga je samen op zoek naar een geschikt onderwerp. Het onderwerp is goed als: je hierdoor meer te weten komt over jouw sector je voldoende informatie over dit onderwerp denkt te kunnen vinden het onderwerp je interesse heeft
A
Taak 2 De hoofdvraag en deelvragen opstellen De hoofdvraag Om een onderwerp te gaan onderzoeken, kun je natuurlijk zo maar ergens beginnen met informatie verzamelen. Het grootste probleem bij het doen van een onderzoek is niet dat je te weinig informatie hebt. Meestal heb je zoveel informatie dat je afdwaalt van wat je eigenlijk had willen onderzoeken. Bij een onderzoek is het daarom verstandig om één centrale vraag te stellen. Je onderzoek moet een antwoord geven op deze vraag. Er zijn verschillende soorten vragen: · Beschrijvende vraag: het antwoord op een beschrijvende vraag is een beschrijving van een situatie, gebeurtenis of ontwikkeling. Bijvoorbeeld: op welke wijze beïnvloedt de Nederlandse overheid de inkomensverdeling? · Verklarende vraag: het antwoord op een verklarende vraag is een verklaring voor een gebeurtenis of ontwikkeling. Bijvoorbeeld: waarom wil Barclays ABN Amro overnemen? · Analyserende vraag: het antwoord op een analyserende vraag laat zien welke processen de oorzaak zijn van een gebeurtenis of ontwikkeling en wat de gevolgen van een bepaalde maatregel of gebeurtenis zijn. Bijvoorbeeld: hoe komt het dat de sportrecords steeds scherper worden gesteld? · Meningsvraag: als je een meningsvraag beantwoordt, geef je jouw mening of de mening van iemand anders over een bepaald onderwerp. Het gaat er dan niet alleen om wat je ergens van vindt, maar ook waarom je dat vindt. Bijvoorbeeld: is het geoorloofd om dierproeven te doen om medicijnen te testen? · Voorspellende vraag; Je gaat onderzoeken hoe iets in de toekomst zal zijn. Bijvoorbeeld: Hoe groot is de kans dat er een 3e Wereldoorlog gaat komen?
5
De hoofdvraag moet aan de volgende eisen voldoen: · Niet te globaal: hoe algemener de vraag, des te meer informatie je moet zoeken en hoe meer onderzoekstijd je nodig hebt. · Duidelijk afgebakend: het onderwerp, de periode of het onderzoeksgebied zijn duidelijk aangegeven (Wat? Wanneer? Waar?). · Eenduidig: hij is maar op één manier uit te leggen. · Haalbaar: hij moet te onderzoeken zijn met jouw beschikbare tijd en middelen. Een goede vraag is open, laat ruimte om iets van meerdere kanten te bekijken en is niet al van tevoren te beantwoorden. Daarbij moet je ook nog opletten dat de vraag niet te breed is. De vraag: "kun je de Nederlandse economie met de Duitse economie vergelijken?", is niet zo'n goede vraag. Om te beginnen kun je de vraag al direct beantwoorden met ja of nee en als je iets uitgebreider wilt antwoorden, is de vraag veel te breed. "De economie" is een heel breed begrip en daar hoort zoveel bij, dat je er niet meer uit zal komen. Een vraag die wel een goed onderzoek kan opleveren is bijvoorbeeld een 'hoe' vraag. Voorbeeld: hoe verkoop je een huis? Bij deze vraag is er onmiddellijk veel te onderzoeken, je weet waarschijnlijk al iets van het onderwerp, je kunt de vraag niet met ja of nee beantwoorden en het onderzoeksgebied is redelijk afgebakend, want het gaat om een huis. DEELVRAGEN: Heb je een onderzoeksvraag, dan kun je direct verder met het formuleren van deelvragen. De deelvragen geven je houvast bij het onderzoek en helpen je om uiteindelijk een conclusie te trekken. Je komt tot deelvragen door bijvoorbeeld te bedenken welke kanten (wie) er allemaal een rol spelen bij je onderzoeksvraag. Bij het voorbeeld van het huis verkopen de rol van de makelaar, de kant van de verkoper en de koper, de kant van de notaris en de bank en wellicht ook de overheid. Voorbeelden: - wat is de rol van de makelaar? - hoe zet je een goede reclamecampagne op? - welke tips zijn er om een huis aan te prijzen? - wat maakt een huis populair? - hoe gaat de overdracht in zijn werk? - hoe gaat een onderhandeling? - welke regels zijn er verbonden aan het kopen en verkopen van een huis? - wat is de rol van internet?
6
Taak 3 Nadat je een partner hebt en de hoofdvraag en deelvragen hebt bedacht, lever je je onderzoeksvoorstel in. In dit onderzoeksvoorstel moet in ieder geval jullie hoofdvraag en de deelvragen staan en uit welke mensen jullie groepje bestaat. Je vindt een formulier voor het onderzoeksvoorstel in F:\uitdeelmap\SWS. Zorg ervoor dat jouw/jullie naam in de bestandsnaam staat, zodat het terug is te vinden. Bijvoorbeeld: onderzoeksvoorstel Jantje en Pietje.docx Je levert je onderzoeksvoorstel digitaal in de inlevermap op de F:-schijf. Doe dit als volgt: Sleep het bestand met je onderzoeksvoorstel vanuit je eigen schijf (H:) naar F:\inlevermap\sws\[jullie klas] LET OP: Als je bestanden opslaat op de F: schijf door te klikken op ‘opslaan’ of ‘opslaan als’, wordt het bestand niet of niet goed opgeslagen. Je onderzoeksvoorstel kan dan niet beoordeeld worden!
A
Taak 4 Nadat je de onderzoeksvraag en de deelvragen hebt geformuleerd, ga je het plan van aanpak maken. Dit plan maak je voordat je met je onderzoek gaat beginnen! Het is een plan, waarin je in hoofdlijnen beschrijft wat je wilt gaan doen en hoe je te werk wilt gaan. Je begeleiders gebruiken dit plan om te beoordelen of jouw ideeën uitvoerbaar, haalbaar zijn en passen bij het sectorwerkstuk. Het plan van aanpak laat je ook door beide docenten controleren.
7
B
Taak 5/6/7 Nadat je het plan van aanpak hebt gemaakt, ga je het uitvoeren. Tijdens de uitvoering moet je een logboek bijhouden. Dit logboek is zeer belangrijk!
Het logboek helpt jou om overzicht over je werk te houden. Het helpt de begeleider om snel te kunnen zien, wat je al gedaan hebt. Hierdoor kan de begeleider je sneller helpen.
Je maakt daarvoor gebruik van de logboekkaarten. Hier zie je een voorbeeld van een logboekkaart Datum Tijdsduur Plaats Verrichte werkzaamheden 10-09-2013 16.30-17.15 Aantekeningen Zoekmachine - Google - Ilse Zoekwoorden: - Glas - Glasblazer
Thuis
Zoeken op internet Opmerkingen /Vragen Nergens kan ik vinden hoe je glas kunt maken.
Afspraken Maandagmiddag drie uur gesprek begeleider De kolom opmerkingen is bedoeld om opvallende zaken te vermelden, zoals opvallende resultaten, problemen of opmerkingen van jou, je partner of begeleider. Het bezoek, de enquête of het interview Naast het vinden van informatie kun je ook een instelling bezoeken, of je maakt een enquête of interview. Om een betrouwbaar resultaat uit de enquête te krijgen, moet je deze bij minimaal 40 personen afnemen. Voor het interview geldt dat deze uit minimaal 20 vragen moet bestaan. Belangrijk is ook dat de vragen voor het interview moeten verwijzen naar de informatie die je over je onderwerp gevonden hebt. Bronnen- en materialenboek Naast een logboek moet je een documentatiemap maken. Dit is een belangrijk hulpmiddel bij het systematisch verzamelen en ordenen van gegevens. Je hebt dit nodig, wanneer jij je presentatie gaat voorbereiden. Het is belangrijk om niet te veel, maar ook niet te weinig informatie te bewaren. Langzamerhand heb je heel wat materiaal bij elkaar verzameld en kun je antwoord geven op je hoofdvraag en deelvragen. De presentatie komt in zicht. Met je begeleider zul je moeten bespreken of de resultaten voldoende zijn om een presentatie te kunnen houden. Je moet dus voldoende informatie hebben en voldaan hebben aan de eis om een instelling te bezoeken of om enquêtes of interviews af te nemen.
8
C
Taak 8 Je sectorwerkstuk moet je presenteren. Dit kan op heel veel verschillende manieren.
-
een (interactieve) posterpresentatie een mondelinge presentatie een presentatie met powerpoint of prezi een presentatie met behulp van video of DVD een maquette een informatiepakket samenstellen een spel ontwerpen een website bouwen een webquest maken enz.
Totnogtoe heb je vaak je werk gepresenteerd in een verslag. Jouw sectorwerkstuk bestaat uit een verslag, maar ook uit een presentatie. Beide zijn even belangrijk, net als het proces hoe je tot jouw eindresultaat bent gekomen (samenwerking, initiatief, plannen enz.)
C
Taak 9 Tijdens de evaluatie kijk je terug op de uitvoering en de aanpak. De docent zal bij de beoordeling het proces beoordelen door het bekijken van je logboek en door zijn/haar begeleiding tijdens de lessen. De presentatie wordt beoordeeld op inhoud en presenteren. Tot slot wordt het product beoordeeld op inhoud.
In ieder geval moet je er voor zorgen dat het product, het proces en de presentatie voldoende zijn!
9
A
Taak 1 Naam:
……………………………
Klas
…………………………..
Naam:
……………………………
Klas
…………………………..
Sector:
……………………………
Onderwerp: Geef een korte beschrijving van het door jullie gekozen onderwerp
…………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………. Motivatie Leg uit waarom jullie voor dit onderwerp gekozen hebben
…………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………….
Datum:
……………………………
10
A
Taak 2 Hoofdvraag en deelvragen
Hoofdvraag: ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
Deelvraag 1 ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
Deelvraag 2 ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
Deelvraag 3 ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
Deelvraag 4 (indien nodig) ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
Datum:
…………………………… 11
A
Taak 3 Plan van Aanpak Wat ga je doen?
Datum:
Datum
……………………………
12
Met wie?
B
Taak 4 Logboek / Uitvoering Datum
Tijdsduur
Plaats
Verrichte werkzaamheden
Aantekeningen
Opmerkingen
Afspraken
Datum
Tijdsduur
Plaats
Verrichte werkzaamheden
Aantekeningen
Opmerkingen
Afspraken
13