WH-Contactteam Jaarverslag 2005
Inhoud Voorzitter WH-Ct & voorzitter AGH Handhaving luid en duidelijk laten doorklinken
4
Agenda WH-Ct 2005 Waarover spraken zij?
6
Professionalisering van de milieuwethandhaving Slotfeestje en aftrap tegelijk
8
Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater Oplossingsgericht handhaven?
10
RIZA en rol Inspringen op behoeftes
12
RIZA laboratorium en logistiek Mag het een beetje meer zijn?
14
Handhaven in Zeeland Niks routinewerk!
15
Project nalevingsmeting Weten te meten
17
Veldbezoek handhaving Zeeuws reisje
18
Project Scheepsmilieucontroles Vaart in milieucontroles binnenvaart
20
HAVIK Handhaving en vergunningverlening gediend met ICT
22
Ketenhandhaving Van objectgericht naar ketengericht handhaven
24
Integrale waterwet Kanttekeningen bij de Waterwet
26
Interview met Jaap Rus Voorheen: Wvo-Contactteam
27
Cijfers Handhaving van de watergerelateerde milieuwetten door RWS en de Inspectie V&W in de periode 2001-2005
29
Gegevens AGH
30
Het WH-Contactteam, zoals dat in 2005 in functie was. In 2006 wordt dit team vervangen door de nieuwe Adviesgroep Handhaving (AGH). Meer informatie over de samenstelling van de AGH kunt u vinden op pagina 30.
Voorzitter WH-Ct & voorzitter AGH
Handhaving luid en duidelijk laten doorklinken Tineke Cnossen, Unitmanager Handhaving bij de Inspectie, zocht als voorzitter van het (oude) WH-Ct een voorzitter voor de (nieuwe) Adviesgroep Handhaving (AGH). Ze bracht Eric Marteijn binnen, directeur Water en Scheepvaart bij de regionale dienst Limburg.
Eric Marteijn, met een verleden bij RWS RIZA en de regionale dienst (RD) Zeeland, was net aan z’n tweede jaar begonnen bij de Dienst Limburg. Voor hem was na het beginjaar de fase aangebroken dat hij om zich heen kon kijken om ook landelijk activiteiten voor RWS op te pakken. “En dan neem ik, om het boeiend te maken, het liefst een onderwerp waarin ik juist niet zo goed thuis ben. Toevallig kwam handhaving langs: niet mijn natuurlijke achtergrond, noch mijn hobby, dus interessant”, zegt Marteijn.
4
“Met de wijziging in de relatie Inspectie-RWS , waardoor RWS weer volledig zelf verantwoordelijkheid draagt voor vergunningverlening en handhaving richting derden, vond ik dat de AGH-voor-
zitter uit RWS-gelederen zou moeten komen”, zegt Cnossen. Ze zocht een energieke, enthousiaste voorzitter die bovendien de aansluiting zou vormen naar de Voorbereidingsgroep Nat (VGNat), de groep RWS-directeuren waaraan AGH advies uitbrengt. “Eric heeft die kwaliteiten, is directeur - dus een mooie schakel naar VG Nat èn hij had nog geen overvolle agenda.” En wat heeft Marteijn, volgens hemzelf, de AGH te bieden? “Ik ben een brononderzoeker met als motto ‘beter goed gejat dan slecht zelf bedacht’. Delen van kennis is de rode draad in mijn leven en dat zie ik ook als motto voor het AGH. Binnen RWS hebben we de mond vol over kennis delen, maar er worden heel veel ballen niet inge-
schoten. Er is voor vergunningverlening en handhaving nog steeds een wereld te winnen.” ”Een persoon die een krachtige stem kon laten horen leek me ook niet gek”, zegt Cnossen, omdat althans tot voor kort - het idee bestond dat er op vergunningverlening en handhaving heel veel te bezuinigen viel. Handhavers zullen samen een stevig geluid moeten laten horen, niet per se voor het behoud van kwantiteit, maar wel om de kwaliteit overeind te houden.” “Ik zal ook het bestaansrecht van deze groep verdedigen”, zegt Marteijn, “want als je corporate wilt werken kun je niet zonder.” Teambuilding Om de adviesgroep te laten functioneren denkt Marteijn niet in de eerste plaats aan hoge vergaderfrequenties en lange zittingen. “Heel belangrijk is dat de deelnemers elkaar goed kennen, anders kun je nog zo lang praten maar lukt er niets. Ik wil daarom expliciet aan de slag met teambuilding, want dan bereik je sneller overeenstemming op inhoud. We moeten ook uitspreken welke onderlinge bedreigingen we zien, anders zitten we straks via de inhoud onze menselijke trekjes uit te spelen. We moeten elkaar zo goed kennen en vertrouwen dat we ook niet meer alles met z’n allen hoeven te bespreken: dat je het kunt overlaten aan kleinere werkgroepjes of iemand een mandaat kunt geven om namens AGH te spreken.” Nog een punt om aan te werken is de aansluiting met niet-milieuhandhavers van RWS. Cnossen: “AGH is er nu ook voor deze handhaving, maar de aanspreekpunten op dit terrein zijn nog niet in beeld en ik vraag me af of in de hoofden van de AGH-deelnemers die knop al om is.” “Bij mijn dienst zitten alle handhavers - milieu- en niet milieu - in één afdeling met één hoofd, zegt Marteijn, maar verder om me heen kijkend verbaasde het me bijvoor-
beeld te zien dat voor een aanstaande handhavingsdag alleen milieuwethandhavers waren uitgenodigd. “Ik heb direct voorgesteld dat iedere dienst uit eigen huis een niet-milieuwet handhaver meeneemt, die voor dit contact met milieuwethandhaving openstaat. Een volgende keer kunnen die niet-milieuwet handhavers dan op hun beurt hun collega’s naar zo’n dag meenemen. We zijn vaak meesters in het aanwijzen van verschillen, maar ik zie altijd meer de overeenkomsten. Handhaving van bijvoorbeeld de Wbr of Wvo maakt in principe niet veel uit. Eventuele verschillen in aanpak zou je ter verfrissing en inspiratie moeten gebruiken, zeg ik als brononderzoeker.” En de relatie met vergunningverlening? Marteijn: “Ik heb met Annet Augustijn, voorzitter van AGE, de adviesgroep van vergunningverleners, afgesproken dat we regelmatig op dezelfde dag en locatie zullen vergaderen. We kunnen dan een gemeenschappelijk programmaonderdeel organiseren, bijvoorbeeld tijdens de lunch. De vergunningverleners zijn toch te zien als onze ‘brothers in arms’, onze partners en ik wil graag bijdragen aan een ontluikende liefde.” Taken Het doel van de AGH is het bereiken van een professionele, uniforme en corporate werkwijze. “Ten
aanzien van de corporate werkwijze zullen we ons heel pro-actief moeten opstellen”, zegt Marteijn. “Je moet er niet tegenin gaan zwemmen, maar met die stroom mee. Je kunt dan samen bepalen hoe je erin wilt zitten en verspilt geen energie.” Zoals eerder aangegeven zal AGH de VG Nat (en op onderdelen VG Droog) gaan adviseren op het gebied van de handhaving milieuwetten en niet-milieuwetten (met uitzondering van de scheepvaartwet en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen). De AGH is bedoeld voor strategisch handhavingsoverleg, waarbij de groep RD-overschrijdende zaken kan (laten) oppakken. RD-overschrijdende inhoudelijke knelpunten kan de groep projectmatig (laten) oppakken. Bij voorkeur wordt de agenda niet gevuld met ‘presentaties ter kennisname’ maar met bondig beschreven punten met een duidelijke vraagstelling. “Ze hebben me al gevraagd wat we precies gaan oppakken, zegt Marteijn, maar dat is niet aan mij. Ik zit er meer als procesbegeleider bij de behandeling van zaken die zij moeten aandragen. Wel vind ik dat we als klantgerichte organisatie ook moeten nagaan wat we volgens de buitenwacht zouden moeten agenderen, bijvoorbeeld door goed naar de resultaten uit klanttevredenheidsonderzoeken te kijken.”
Ook de Inspectie zal, zij het bescheidener dan in het WH-Ct, in de AGH vertegenwoordigd zijn. Cnossen: “Het gaat ons erom mee te kunnen denken over werkwijzen, input te krijgen voor projecten, en zaken voor te leggen zoals inspectiekaders of concept-adviezen met betrekking tot het managementcontract van RWS zoals we die aan de Secretaris Generaal willen uitbrengen.” “Omdat jij degene bent die me op deze voorzittersplek heeft binnengehaald, zul je me over - zeg twee jaar- misschien ook nog op iets willen afrekenen?”, vraagt Marteijn aan Cnossen. “Ik zou willen zien dat de stem van AGH luid en duidelijk doorklinkt in VG Nat”, zegt Cnossen. “Ik leg daarmee de lat hoog, maar het zou mooi zijn.” “Die ambitie moet je hebben”, zegt Marteijn. “Zie de wielrennerij: het helpt als Armstrong al vooraf roept dat hij weer de Tour de France wil winnen.” Meer informatie: Eric Marteijn RWS Limburg Tel. 043-3294924
[email protected] Tineke Cnossen Inspectie VenW Tel 0320-299561
[email protected]
5
zouden zijn. Jansen: “Zo was er de vraag of je de KLPD in het informatiesysteem WVO-info zou kunnen toelaten en hoe je bedrijfsgevoelige informatie in het systeem technisch zou kunnen afschermen. Een ander voorbeeld is de behandeling van de vraag of waarschuwingen aan de eigen dienst in gevallen dat er nog geen sprake is van een overtreding ook ondertekening van de Inspectie behoeven“.
Sebastian Janssen
Agenda WH-Ct 2005
Waarover spraken zij? 6 “Het is toch wel een heel ander jaar geweest dan 2004”, zegt WH-Ct secretaris Sebastian Jansen (Inspectie), terugkijkend op 2005. “In 2004 was het ‘professionalisering en soms nog wat anders’, nu passeerden weer zeer uiteenlopende onderwerpen de revue.”
Niet dat professionaliseringonderwerpen ontbraken op de agenda. Jansen: “Begin 2005 was er nog van alles te doen rond de naderende eindmeting. Hoe gingen we bijvoorbeeld om met verassingen, zoals het feit dat we toch geacht werden om aan de hand van enkele dossiers al voorbeelden te geven van daadwerkelijke toepassing van de beschreven processen? En er waren nog wat projecten die tot in 2005 doorliepen, onder meer het deelproject Opleidingen en een vervolg op het project Kengetallen. In dat vervolgproject is geprobeerd producten nader te specificeren om zo grip te krijgen op de bandbreedte in de getallen. Immers, pas als iedereen precies hetzelfde verstaat onder een activiteit, zoals een bedrijfsbezoek, kun je de hoeveelheden tijd en geld die er bij verschillende diensten mee gemoeid zijn met elkaar vergelijken. We zijn er nu redelijk uitgekomen. Ook hebben we de oude discussie over
wel of niet tijd registreren achter ons gelaten. Ook als je niet in tijd maar in concrete producten denkt, kun je voor de ontwikkeling van kengetallen natuurlijk best tijd registreren. Ik verwacht overigens dat kengetallen nog regelmatig opnieuw ter discussie zullen staan. Als je zegt dat je anders en efficiënter gaat werken zullen de kengetallen gaandeweg ook moeten veranderen, anders klopt er iets niet.” Recepten En wat stond er verder op de agenda? “Eigenlijk te veel om op te noemen”, zegt Jansen. “Om de diversiteit aan te geven: we hebben het bijvoorbeeld gehad over een plan voor een verbeterslag van de ‘Risico Analyse Tool Handhaving’; over een landelijke handhavingsactie in 2006; over de handhavingsuitvoeringsprogramma’s, over de door de Inspectie benoemde Landelijke prioriteiten
2006 (herkenden ook de Regionale diensten deze als prioritair?); over het Toezichtarrangement Waterbeheer (hoe wil de Inspectie bij de RWS-diensten inspecties gaan uitvoeren?); en over knelpunten in het gedoogbeleid. Ik herinner me ook discussies over de ‘service level agreements’ die de DG met HID’s overeenkomt en dan met name over de daaraan gekoppelde budgetverdeling over de diensten. Ook is er gesproken over nieuwe functiebeschrijvingen in het ‘functiegebouw RWS’, omdat handhavers zich daar niet in konden vinden. Of neem zoiets praktisch als de vraag van RWS RIZA aan de regionale diensten om de analysebehoefte voor het komende jaar te schetsen, zodat ze, de prognoses van iedereen overziend, een goede planning kon maken. Ook voor zoiets praktisch is het prettig een WH-Ct te hebben. Er werden in 2005 ook weer regelmatig vragen van individuele regionale diensten in het WH-Ct besproken. Dit mede vanuit het idee dat het kwesties betrof die voor meer diensten interessant
Leren van elkaar, gezamenlijk dingen uitzoeken en kennisname van nieuwe ontwikkelingen door presentaties in het WH-Ct waren ook in 2005 herkenbare elementen in de activiteiten van het team. Zo vond een inventarisatie plaats van initiatieven op het gebied van uitbesteding van de handhaving, ook met het idee om dit gezamenlijk met een rol voor RWS RIZA - te gaan vormgeven. In 2005 is ook de traditie in ere hersteld om met het gehele team in de keuken van een RD te gaan kijken. Het tweedaagse programma (overigens inclusief een echte kookles) was voor een groot deel gevuld met presentaties en bespreking van ICT-ontwikkelingen, ‘publieksgerichte dienstverlening’ en ‘handhavingscommunicatie’ (zie ook het project HAVIK, pag. 22). Feedback Een aantal projecten is in het WHCt gebracht met de bedoeling feedback uit het team te krijgen. Zo is het project nalevingsmeting van de Inspectie (zie pag. 17 in dit verslag) besproken, wat verhelderende vragen opleverde. Ook het projectplan Ketenhandhaving is in het WH-Ct gebracht om suggesties te ontvangen voor een goede ‘natte keten’ die je in dit project zou kunnen uitdiepen opdat de exercitie meteen ook heel bruikbare resultaten zou opleveren. Daarnaast stond het WH-Ct ook zelf aan de wieg van een aantal activiteiten, bijvoorbeeld met het voorstel om een werkgroep Binnen-
vaart op te richten om het toezicht op de binnenvaart door RWS op uniforme wijze vorm te geven. Een ander voorbeeld is de formatie, op initiatief van RWS Zuid-Holland, van een werkgroep om de gevolgen van de KRW voor de handhaving te bekijken.
diensten over de uitvoerbaarheid.” Ook bodemwetgeving stond in 2005 op de agenda. Jansen: “Hier mocht ik zelf met een presentatie in het team toelichting geven op diverse veranderingen in de Wet bodembescherming en het Bouwstoffenbesluit.”
Speerpunt en pijnpunt Het team was ook de plek om te praten over implicaties van politieke wensen en stil te staan bij (veranderingen in) wet- en regelgeving. Zo is in het WH-Ct een standpunt geformuleerd om de administratieve lasten voor bedrijven te verminderen, bijvoorbeeld door bedrijven toe te staan met een lagere frequentie het eigen afvalwater te bemonsteren. Jansen: “Dit politieke speerpunt is een pijnpunt voor de handhavers: zo vragen ze zich af of het zelf nemen van monsters wel een administratieve last betreft of dat
Secretaris-af Met regelmaat is gesproken over de stand van zaken in de uitwerking van de nieuwe relatie Inspectie-RWS en - hoe kan het anders over de overgang van het WH-Ct in het adviesorgaan AGH. “In het AGH wordt onze rol kleiner”, zegt Jansen. “Nog altijd houden we een vaste vertegenwoordiging in de persoon van Francisco Leus en we zullen ad hoc meedraaien om specifieke onderwerpen toe te lichten, maar de Inspectie levert geen voorzitter en secretaris meer.” Op het moment van dit interview heeft Jansen net zijn laatste verga-
7
het gewoon als onderdeel van de bedrijfsvoering mag worden gezien. In ieder geval vrezen ze een verzwaring van de bewijslast voor handhavers.” Op het gebied van wet- en regelgeving is aandacht besteed aan onder meer het Lozingenbesluit huishoudelijk afvalwater (zie ook pag. 10 van dit verslag), de AmvB kleine lozingen en de aankomende integrale Waterwet. Jansen: “Vooral rond het Lozingenbesluit huishoudelijk afvalwater was er in 2005 veel te doen omdat de Inspectie met een inspectiekader voor de handhaving van dit besluit kwam, terwijl de regionale diensten vanuit de uitvoeringpraktijk moeite met de termijnen hadden.” Ten aanzien van de integrale Waterwet (zie ook pag. 26 in dit verslag) is een conceptreactie van de Inspectie over de handhaafbaarheid van de wet besproken. In de reactie naar DG wilde de Inspectie namelijk graag aansluiten op het oordeel van de Kijkje in de keuken bij een RD
dering als secretaris van het WHCt achter de rug. Hoe kijkt hij erop terug? “Twee jaar was leerzaam en boeiend: al die onderwerpen die ik heb zien langskomen. Het waren nuttige besprekingen en ik vond het heel vaak moeilijk om niet uit mijn rol te vallen en niet mee te gaan discussiëren.” Hij is positief over de transformatie van WH-Ct tot adviesorgaan. “Het zal wel vereisen dat de uitkomsten van de besprekingen heel stevig en concreet als advies op papier worden gezet. Misschien is dat nog even wennen, maar zo is er wel de mogelijkheid om heel herkenbaar als adviesgroep te functioneren en te laten zien hoeveel je kunt toevoegen aan de organisatie.” Meer informatie: Sebastian Jansen Inspectie Verkeer en Waterstaat Tel. 0320-299550
[email protected]
Professionalisering van de milieuwethandhaving
Michael Lunter (l) en Kitty van de Wall
Slotfeestje en aftrap tegelijk Behoeft de professionaliseringsslag van de milieuwethandhaving nog uitleg? Voor 2005 moest deze handhaving, ook die bij VenW, aan landelijke kwaliteitscriteria voldoen. Kitty van de Wall (RWS RIZA) en Michael Lunter (Inspectie) blikken terug en ….vooruit.
Beiden draaiden vanaf vrijwel het begin mee in het regieteam van het professionaliseringtraject. Kitty van de Wall als secretaris vanuit RWS RIZA; Lunter vanuit de Inspectie, gedelegeerd opdrachtgever voor dit project. Van de Wall: “Tijdens het project heb ik al de producten uit de diverse werkgroepen gereed zien komen waarmee we konden aantonen dat we de handhaving goed georganiseerd hadden. Gezien de goede score van RWS-diensten en de Inspectie bij een interne meting in 2004 zeg maar een generale repetitie voor de externe verificatie - konden we ons eindexamen met vertrouwen tegemoet zien.” “Toch is
8
in de slotfase nog hard getraind”, zegt Lunter, “want het is al een kunst op zich om het verificatieproces goed te doorlopen. Als je goed bent komt dat in zo’n toets nog niet automatisch uit de verf.” Het regieteam zorgde voor training en huurde in de eindfase zelf een adviesbureau in om bij de externe verificaties aanwezig te zijn en daarover aan het regieteam te rapporteren. Lunter: “Er kwam toch een aantal punten uit naar voren waarover we met de landelijke projectorganisatie in discussie zijn gegaan en waarop we gelijk hebben gekregen. Met een ‘ik heb het gevoel dat’-argumentatie kun je achteraf moeilijk je gelijk halen,
voor de handhaving”, zegt Van de Wall. “Je ziet vaak dat het niet één op één wordt gebruikt, maar dat er een vertaling voor de ‘eigen regio’ van wordt gemaakt. Men doet dat omdat het naslagwerk niet aansluit bij de eigen zoekvragen of omdat men het voor de eigen bedrijven nader wil invullen. Behoorlijke kans dat zo’n vertaling vervolgens een eigen leven gaat leiden waarbij de link met het Compendium wegvalt.”
maar wij konden dankzij de nauwkeurige observatie heel precies de aanvechtbare zaken aanwijzen.” In de tweede helft van 2005 werd duidelijk dat handhaving en inspectie bij VenW goed door de verificatie waren gekomen. Kon het boek toen dicht? Van de Wall: “Het betekent dat de milieuwetgeving in ieder geval op papier op orde is en dat wat in de landelijke kwaliteitseisen is vastgelegd in potentie aanwezig is. Nu komt het aan op implementatie.” Het behalen van de mijlpaal werd gevierd met een slotdag te Zeist, die zoals zich laat raden - deels in het teken stond van die implementatie. Politiek als paardenziekte Lunter: “Na een ochtend met diverse presentaties speelden we in Zeist met alle handhavers een Handhavers in discussie
soort ‘Kolonisten van Catan’-spel. We wilden het belang van een ‘plan do, check, act’-cyclus eens op een originele manier voelbaar te maken.” De aanwezigen werden ingedeeld in groepen, die de opdracht kregen het eigen ‘dorp’ zo welvarend en sterk mogelijk te maken door handel te drijven op een middeleeuwse markt. Van de Wall: “Het spel besloeg een periode van twee jaren, zodat in het tweede jaar de eerder opgedane ervaring benut kon worden. Als een nabijgelegen dorp veel meer had verdiend door bijvoorbeeld paarden in plaats van graan in te kopen - er liepen ook spionnen over het terrein - werd daar snel lering uit getrokken.” Lunter: “De spelleiding introduceerde echter ook onvoorziene gebeurtenissen, zoals een paardenziekte die allerlei mooie plannen doorkruiste.” De link naar de praktijk is snel gemaakt. Lunter: “Je moet van te voren je plan trekken maar dat ook snel kunnen bijstellen als er iets onverwachts gebeurt. De ‘paardenziekte’ kan zich in onze wereld bijvoorbeeld aandienen in de vorm een politieke ontwikkeling die inbreekt op onze eigen prioriteitstelling.” Van de Wall: “We hoopten dat het in het spel ook tot samenwerking zou komen, toch niet onbelangrijk in de corporate organisatie RWS, maar dat werd aanvankelijk opvallend vaak vergeten. Lunter: “De groepen waren zeer bont samengesteld, vanuit verschillende dien-
sten en hadden dus geen natuurlijke cohesie. Geef ze echter een jutezak voor inkopen en een vlag en ze gaan gelijk voor de eigen groep en de eigen aanpak en laten kansen liggen om profijtelijk met anderen samen te werken.” Van de Wall: “Het was, kortom, een dag vol boodschappen, letterlijk en figuurlijk.” Toeren En hoe staat het inmiddels met de implementatie? Van de Wall: “Inmiddels zijn we gestart met een vervolgproject ‘Handhaving: de volgende stap’. Ter voorbereiding is RWS RIZA eind 2005 onder andere begonnen aan een toer langs de regionale diensten om te inventariseren waar de regionale diensten knelpunten en verbeterpunten zagen ten aanzien van de producten uit het project professionalisering van de handhaving. Wij bezochten de werkvloer, terwijl een adviesbureau voor ons ook nog eens de hoofden bevroeg over wat gewenst en nodig was om werkelijk met de professionaliseringsproducten te gaan werken.” Voorbeelden van belangrijke dingen die nu moeten worden opgepakt? “Essentieel is bijvoorbeeld dat de sanctiestrategie die we gezamenlijk hebben afgesproken overal en altijd wordt gevolgd”, zegt Lunter, “tegen dat punt zijn ook wij in een inspectieonderzoek aangelopen.” “Een ander knelpunt is bijvoorbeeld het Compendium Handhaving, het grote naslagwerk
“Een tweede probleem” zegt Lunter, “is dat het kwaliteitsmanagementsysteem als het ware naast dit Compendium staat. Je zou de ‘plan, do, check, act’-cyclus in het Compendium willen terugzien. Dat deze integratie ontbreekt, is historisch zo gegroeid. Het was goed geweest om bij het kwaliteitsmanagement te beginnen, maar we zijn - onlogisch aan de productenkant gestart omdat er al het oude Protocol Handhaving lag dat we konden upgraden en updaten.” Van de Wall: “Eén van de belangrijke deelprojecten is daarom dit Compendium te herschrijven zodat een koppeling ontstaat met het waterkwaliteitshandboek RWS.” Op niveau Lunter en Van de Wall willen ten slotte niet onvermeld laten dat het zal schelen dat het WH-Ct is omgebouwd tot Advies Groep Handhaving (AGH). Van de Wall: “In het WH-Ct is veel gesproken over professionalisering en implementatie, maar het besprokene had in die setting geen automatisch vervolg. Nu opereert deze groep als adviesgroep voor de Voorbereidingsgroep Nat, het hoogste bestuurlijke orgaan van RWS op watergebied.” Lunter: “Ook dat is belangrijk voor het welslagen van het implementatieprogramma 2006. Je moet toch ‘op niveau’ steun verkrijgen want aan alles zit uiteindelijk toch wel een politiek of bestuurlijk prijskaartje.” Meer informatie: Kitty van de Wall RWS RIZA Tel. 0320-298453
[email protected]
9
Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater
andere benadering gewenst was. We volgen nu een projectmatige aanpak met gemeenten, andere beheerders en de doelgroep en dat blijkt de sleutel tot succes.”
Oplossingsgericht handhaven?
10
Hans Overbeek (l) en Henny van Gellekom Het jaar 2005 leek nog ver weg toen in 1997 het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater werd vastgesteld. Toch ging deze deadline behoorlijk wringen bij de sanering van de lozingen in kwestie, waaronder de lozingen vanuit woonboten. RWS Noord-Holland, met veel woonboten in het beheersgebied en de Inspectie zijn belangrijke spelers in de operatie om de zaak tot een goed eind te brengen.
“In de praktijk ligt het vrij gecompliceerd”, zegt Hans Overbeek van de afdeling Emissies van RWS Noord-Holland “Neem de eis dat de stroom huishoudelijk afvalwater op het riool moet worden aangesloten als dat rioolstelsel op minder dan veertig meter afstand ligt. Als dat riool er ligt en onze handhavers zeggen dat de lozing vanuit een woonboot op oppervlaktewater afgelopen moet zijn, zou de
gemeente tegelijkertijd ‘aan de walzijde’ druk moeten kunnen uitoefenen en aansluiting moeten kunnen afdwingen, maar ze hebben daartoe weinig middelen in handen. En wat doe je als een dichtbijliggend rioolstelsel wel gepland is, maar pas over twee jaar zal worden aangelegd?” “Daar doorheen spelen ook nog aspecten van proportionaliteit”, zegt Henny van Gellekom, jurist bij
RWS Noord-Holland. “Vergeleken bij woonhuizen liggen de kosten voor woonbootbewoners vaak veel hoger, omdat aan boord eerst nog een heel buizenstelsel moet worden aangelegd om het afvalwater te verzamelen. Als je als beheerder zo graag wilt saneren, is er juridisch gezien een grens aan wat je van de lozer kunt verlangen. Je zult bij onevenredig hoge kosten toch ook zelf bij moeten springen.” Overbeek: ”We kwamen tot het inzicht dat we een subsidieregeling moesten ontwerpen. Dat is tegelijk mooie smeerolie in het proces dat je met de mensen in moet gaan om de sanering voor elkaar te krijgen.” Van Gellekom: “We hebben het in het begin wel anders geprobeerd: met een zeer rechtlijnige aanpak van woonboten in Zeeburg. De woonbootbewoners vormen echter een goed georganiseerde groep die onmiddellijk het beginsel van proportionaliteit in stelling bracht. Toen een lawine van juridische procedures dreigde werd snel duidelijk dat een
Inspectiekader Problemen van bovenbeschreven aard met het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater waren natuurlijk een uitnodiging aan de kersverse IVW Divisie Water (nu: Inspectie Verkeer en Waterstaat, Toezichteenheid Waterbeheer) om in een inspectiekader aan te geven hoe aan dit besluit uitvoering moest worden gegeven. Rijkswaterstaat mocht meedenken over een praktische aanpak en Overbeek en Van Gellekom waren daar nauw bij betrokken. Overbeek: “In het uiteindelijke inspectiekader zijn drie categorieën lozingen onderscheiden: de eigen lozingen RWS, die van derden en - als aparte groep daaruit gelicht - de woonboten. De eigen lozingen moesten voor 2006 geregeld zijn, die van de twee andere categorieën moeten voor 2007 op orde zijn. Er worden ook praktische aanwijzingen gegeven, bijvoorbeeld dat je de planning van de gemeente moet natrekken en informeren of er sprake was van een provinciale ontheffing van de rioleringsverplichting.” Van Gellekom: “Die deadlines betekenden weliswaar een versoepeling, maar het kader liet zo toch weinig ruimte voor een andere aanpak. Het standpunt van de Inspectie was toch dat we het allemaal ruim van te voren hadden kunnen zien aankomen.” Het inspectiekader dat er uiteindelijk kwam te liggen stelde Overbeek en Van Gellekom, met name voor de knelpuntsituaties/woonboten, dan ook wel enigszins teleur, ook al beseffen ze dat de Inspectie vanuit een eigen verantwoordelijkheid voor een correcte uitvoering een eigen positie koos. Focus “Onze insteek was inderdaad dat er in het besluit al gigantische overgangstermijnen waren opgenomen”, zegt Sebastian Jansen van de Inspectie, reagerend op Overbeek en Van Gellekom. “Met het uitstel dat we met het inspectiekader hebben gegeven, is tegemoet gekomen aan het argument van RWS-diensten dat ze een
enorme bestuurslast door aangetekende bezwaren verwachten. Maar we willen nu toch wel actie zien op handhavingsgebied.” Jansen vindt de aanpak nu erg oplossingsgericht. Dat je in een project aan een lange-termijnoplossing werkt, neemt niet weg dat je lozers nu op hun verantwoordelijkheid kunt aanspreken. Wie zegt dat het niet voorlopig kan worden opgelost met een IBA of septic tank? De focus moet niet alleen op de gezamenlijk te bereiken eindoplossing liggen, dat is namelijk iets anders dan handhaving.” Een inspectiekader zal volgens hem altijd wel een beetje ‘te streng’ worden gevonden. “Maar hoe zie je anders waar mogelijke problemen liggen? Een negatief oordeel van de Inspectie is ook niet het einde van de wereld, want een
secretaris voorgelegd. Het is voor haar ook belangrijk dat het ineens goed geregeld wordt, zodat ze niet twee keer naar de Kamer hoeft met een verhaal over uitstel. Ze heeft ons en RWS gevraagd te komen met een onderbouwde reële termijn. Van Gellekom: “Als uitkomst van ons gezamenlijk overleg is ruimte gecreëerd om onder bepaalde voorwaarden tot een aanpassing van de termijn te komen. Het uitvoeringskader van RWS zal invulling gegeven aan deze bepaalde voorwaarden. Dit zal ook weer met de Inspectie moeten worden afgestemd omdat zij zich daarin moet kunnen vinden. Janssen: “We willen wel duidelijke criteria: als vrijstelling wordt gegeven omdat ‘binnen afzienbare tijd’ een duurzame voorziening te verwachten is, willen we wel hel-
11
dienst kan wel eens heel valide redenen hebben om af te wijken.” Reparatieslag Voor Van Gellekom en Overbeek blijft het zonneklaar dat er voor wat betreft woonboten zonder een projectmatige aanpak nauwelijks voortgang valt te boeken. Van Gellekom: “En daarmee blijft er een spanning bestaan met de termijnen uit het inspectiekader.” Overbeek: “Dat het op dat punt wringt kun je al simpel afleiden uit het feit dat we nu bij RWS een subsidieregeling hebben met een looptijd tot voorbij het moment waarop alles op basis van besluit en uitvoeringskader allang geregeld zou moeten zijn.” Er staat inmiddels een nieuw Besluit lozing afvalwater huishoudens op stapel. Nieuwe kansen? Jansen: “Na de hele discussie over het kader is de zaak aan de staats-
der hebben of je het dan over vijf, tien of vijftien jaar hebt” Overbeek: “Ik zie het toch een beetje als een reparatieslag die we gezamenlijk kunnen maken. Met het nieuwe Besluit krijgt de Inspectie ook een grond om het inspectiekader te wijzigen. Besluit, inspectiekader en subsidieregeling kunnen dan veel meer één geheel gaan vormen.” Meer informatie: Hans Overbeek / Henny van Gellekom RWS Noord-holland Tel. 023-5301417/ 023-5301875
[email protected]/
[email protected] Sebastian Jansen Inspectie Verkeer en Waterstaat Tel. 0320-299550
[email protected]
RIZA en rol
Inspringen op behoeftes Bij de handhaving van watermilieuwetten door Rijkswaterstaat is voor RWS RIZA een ‘ondersteunende, adviserende, faciliterende en coördinerende rol’ weggelegd. Hoe ziet dat er in de praktijk uit? Jowi Bijsterbosch en Kirsten van Dijk over de ‘Riza-rol’ en het doel dat zij willen dienen.
12
Een voorbeeld dat Kirsten van Dijk, adviseur handhaving bij RWS RIZA, desgevraagd direct uit de mouw schudt is het lopende contact met een regionale dienst waar men aan het onderzoeken is of en hoe de monsterneming kan worden uitbesteed. “Omdat we ons vanouds bezighouden met het analyseren van monsters voor de regionale diensten en het adviseren over de controle ten behoeve van de verontreinigingsheffing, hadden wij ook altijd al contact over de wijze van monstername, conservering en transport. Ook hebben we, nu we inmiddels 90% van de analyses buitenshuis laten uitvoeren, veel ervaring met uitbesteden en de kwaliteitsbewaking daarbij. We kunnen daarom de regionale dienst in zo’n kwestie goed ondersteunen.” “Bij die afweging spelen bovendien meer dan alleen technische aspecten”, zegt Jowi Bijsterbosch, hoofd Handhaving en Heffing van RWS RIZA. “Ook op die punten denken we graag mee. Hoe regel je bijvoorbeeld de bevoegdheden als iemand in jouw plaats een bedrijfsterrein wil betreden? En wat verlies je aan ‘oog
en oor’-functie’ bij zo’n uitbesteding? Je haalt tijdens een bedrijfsbezoek immers veel meer weg dan alleen een monster: er ontstaat ook een indruk van het reilen en zeilen van een bedrijf en je kunt en passant op de naleving van andere milieuregels letten. Zo’n bredere functie van een bedrijfsbezoek zal in de uitbesteding van de monstername grotendeels verloren gaan. Nu hoeft dat geen onoverkomelijk bezwaar te zijn, maar we maken een regionale dienst wel graag bewust van de mogelijke nadelen.“ ”Uit dit voorbeeld blijkt hoe praktisch-technische ondersteuning vloeiend kan overgaan in organisatorische advisering”, zegt Van Dijk. “Ik zie het als onze kracht dat we onderdeel zijn van de RWS-organisatie en tegelijkertijd veel overzicht hebben omdat we door ons ondersteunende werk met veel onderdelen daarvan te maken hebben.” Lijnen naar ‘buiten’ Vanouds adviseert RWS RIZA ook het bureau Bureau Verontreinigingsheffing Rijkswateren, bijvoorbeeld door het bureau te assisteren in be-
zwaarprocedures van bedrijven tegen de aanslagen, of door handhavers wegwijs te maken op heffingengebied. Bijsterbosch: “Voor veel rijkswaterstaters is de toezichtstaak die ze hebben voor de heffing een wat vreemde eend in de bijt. De heffing valt onder belastingwetgeving en onder verantwoordelijkheid van dat speciale bureau. Toch is het van cruciaal belang dat de handhavers de heffing meenemen in hun werk. Dat besef heeft constant onderhoud nodig.“ Van Dijk: “Een goede uitvoering is ook belangrijk als je bedenkt dat we bij Rijkswaterstaat allemaal uit de opbrengsten van deze heffing betaald worden.” RWS RIZA geeft ook regelmatig ondersteuning aan de Inspectie, die vraagt mee te denken over bijvoorbeeld inspectiekaders en audits of over risicomanagement, onder meer in het proces om de landelijke handhavingsprioriteiten vast te stellen. De werkrelatie met de Inspectie, die onder meer participeert in ALOM en BLOM, verschaft RWS-RIZA tegelijkertijd een mooi venster op allerlei, voor Rijkswaterstaat mogelijk relevante ontwikkelingen. Oog voor ontwikkeling “Ontwikkelingen bijhouden en inschatten op consequenties is een belangrijk aspect van mijn werk”, zegt Bijsterbosch. “Denk bijvoorbeeld aan de reorganisatie van RWS met de vorming van een staf DG en een corporate dienst of aan de veranderde werkrelatie tussen Inspectie en RWS. “Nu de Inspectie meer het intrabestuurlijktoezicht doet, is RWS aan zet om allerlei klussen op te pakken om de uitvoering verder te optimaliseren en te uniformeren. Dat is een gat waar een regionale dienst niet zo snel als trekker in zal stappen. Vandaar dat we bijvoorbeeld een stevige secretariaatsrol aanbieden bij activiteiten waarmee de diensten de corporate-benadering verder handen en voeten kunnen geven. Zo’n betrokkenheid geeft ons ook direct inzicht in bestaande behoeftes, waarop we dan met specifieke ondersteuning kunKirsten van Dijk (l) en Jowi Bijsterbosch
Controle bij een RWZI nen inspringen. Daar is geld voor: een deel van het RIZA-budget voor ‘landelijke taken’ gaat weliswaar op aan de afvalwateranalyses voor de regionale diensten, maar het andere deel is flexibel in te zetten, waarbij ik zaken wil oppakken die voor alle diensten van betekenis zijn.” Illustratief voor de ondersteuning die RWS RIZA kan leveren was de rol in de afgelopen jaren in het verbetertraject voor de professionalisering van de milieuwethandhaving. Voor dit proces leverde RWS RIZA de projectleider en verzorgde het projectsecretariaat. De succesvol verlopen externe verificatie betekent dat bij VenW de organisatie en documentatie ten aanzien van de handhaving nu perfect op orde is. Het komt vervolgens aan op implementatie op de werkvloer. RWS RIZA is daarin onder meer actief als opsteller van een implementatieplan. Daarvoor maakte ze een toer langs de regionale diensten om het oor op de werkvloer te luisteren te leggen. Ook zorgde RWS RIZA voor een ‘foto RWS’, een opname die een (kwantitatief) beeld geeft van de handhaving. Niet alleen wat er concreet uit de handhavingsprocessen van de verschillende diensten komt, maar ook wat er aan werk ligt. “Ook is met deze opname na te gaan in hoeverre wordt voldaan aan het beginsel van uniformiteit uit het Ondernemingsplan RWS”, zegt Bijsterbosch. “Meer nog dan het Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer hamert het onderne-
mingsplan namelijk op een gelijkvormige aanpak: dat bijvoorbeeld een gelijksoortig bedrijf, ongeacht de vestigingsplaats in het ene of andere regionale beheersgebied, dezelfde aanpak vanuit RWS ervaart.” “De diensten staan best goed op de foto”, zegt Van Dijk, “maar zoals op elke portretfoto zie je bij zo’n opname haarfijn de oneffenheden en rimpeltjes, en daar moet natuurlijk nog aan gewerkt worden.” Dienstbaar Leveren al die activiteiten RWS RIZA niet een interessante spin-in-hetweb positie op, met de verleiding om dingen te gaan beoordelen en bewaken? “Dat is momenteel niet onze rol ”, zegt Bijsterbosch. “Neem de Handhavinguitvoeringsprogramma’s, bekend als ‘HUPs’. In 2004 was dat nog een product dat de regionale diensten ter goedkeuring aan de Inspectie V&W moesten sturen, maar waarover de inspectie zich nu alleen nog maar adviserend uitspreekt. Ik zie nu al die HUP’s bij ons langskomen, maar geef daar geen oordeel over. Ik zet ze wel op een rij om een overzicht te maken van wat er bij regionale diensten aan handhaving gebeurt. Dat landelijke plaatje kan dan namens de DG aan de IG worden aangeboden. Bij zo’n exercitie zie je natuurlijk verschillen. Dat de RWS-aandacht voor RWZI’s van één waterschap per regionale dienst kan verschillen. Of dat de ene dienst op- en overslag sterk in de gaten houdt en een
andere nauwelijks. Dat soort dingen wil ik wel graag met de diensten bespreken en analyseren. Je kunt bijvoorbeeld denken aan een breed project om de controle van RWZI’s landelijk vorm te geven. Van Dijk: “Wat me in de HUPs opvalt wil ik met de diensten delen. Niet bij wijze van commentaar maar om samen de RWS-organisatie hecht en sterk te maken, met één gezicht naar buiten. Ik heb zeker oog voor de verschillen. Vanuit wat ons bindt moeten we niet nalaten om goed naar die verschillen te kijken. Daar liggen de kansen waarop je van elkaar kunt leren en als grotere organisatie winst kunt behalen.” “Om daarbij te helpen willen we graag bij de Adviesgroep Handhaving (AGH) betrokken zijn”, zegt Bijsterbosch. “En als er dan landelijk dingen uitgezocht of opgeschreven moeten worden kunnen wij dat op ons nemen.” Van Dijk: “Meedoen is voor ons belangrijk want we willen graag de dingen doen waaraan behoefte is en wat goed is voor Rijkswaterstaat als organisatie, waarvoor dus draagvlak bestaat.” Meer informatie: Jowi Bijsterbosch RWS RIZA Tel. 0320-298494
[email protected] Kirsten van Dijk RWS RIZA Tel. 0320-298922
[email protected]
13
Handhaven in Zeeland
Niks routinewerk! Middelburg, donderdagochtend half tien. Zoals afgesproken hebben ze niet op me gewacht. Na een treinreis uit de Randstad schuif ik aan tafel bij het werkoverleg van de handhavers van RWS Zeeland.
Herman Schuijn (l) en Aadje Mugie
RIZA laboratorium en logistiek
Mag het een beetje meer zijn? Sinds jaar en dag zorgt RWS RIZA er voor dat de monsters die de regionale diensten nemen, bij haar in huis of via uitbesteding, worden geanalyseerd. Maar RIZA kan en doet op dit terrein meer dan ‘draaien op verzoek’.
14
“In 2005 hebben we bij RWS RIZA veel aandacht besteed aan het onderwerp houdbaarheid”, zegt Aadje Mugie, hoofd onderafdeling Inklaring en Uitbesteding van het RIZA laboratorium. “De NEN-norm ter zake bestond al langer, maar afwijkingen daarvan gingen steeds zwaarder wegen.” “Het probleem zit in enkele specifieke stoffen”, zegt Herman Schuijn, samen met Wout van Hemert coördinator afvalwateronderzoek van het RIZA laboratorium. “Als je, zoals het gebruik was, de monsters twee à drie keer per week bij de diensten laat ophalen, valt bijvoorbeeld een nitraatmeting mogelijk lager uit door omzettingsprocessen die in het monster zijn opgetreden. Daar zullen de lozers het niet moeilijk mee hebben, maar je wilt als handhaver een bedrijf aanspreken op de werkelijk geloosde hoeveelheden van een bepaalde stof. Hoewel de nitraatgehalten op het moment van monstername waarschijnlijk hoger waren dan op het moment van de analytische meting, vonden wij dat hierover in juridische zin geen discussie mocht ontstaan.” “We hebben het probleem vrijwel geheel getackeld”, zegt Mugie. “Monsters worden nu dagelijks opgehaald. Met de laboratoria hebben we afgesproken dat ook op vrijdagavond en zaterdagmorgen van zoveel mo-
gelijk monsters het gehalte wordt zeker gesteld. Bij de presentatie van de wijzigingen in het Wh-Ct heb ik wel aangegeven dat we voor bemonsteringen vlak voor of tijdens het weekend niet kunnen garanderen dat zich geen problemen met de houdbaarheid voordoen.” “Een specifiek probleem met houdbaarheid rond verzamelmonsters moesten we anders aanpakken”, zegt Schuijn. “In WVOInfo termen is een verzamelmonster al een dag oud op het moment van bemonsteren. Hier lag de oplossing in strikt volgen van de norm die zegt dat als datering telt de datum van het afvullen van het flesje, lees van het afvullen van het verzamelmonster. We konden simpelweg de ‘geboortedata’ in het computersysteem aanpassen.” Afvalwaterworkshop “2005 was ook het jaar van een workshop ‘Professionalisering afvalwaterplanning’ voor handhavers van regionale diensten”, vertelt Mugie. “We spraken daar ook over de dingen die ons opvallen: bijvoorbeeld dat - waarschijnlijk uit routine - steeds weer dezelfde dure analyses worden gevraagd, ook al liggen de analyseresultaten keer op keer onder de rapportagegrens. Of dat het per dienst kan variëren welke parameters men gemeten wil hebben in monsters
van vergelijkbare herkomst, bijvoorbeeld van RWZI’s.” Schuijn: “Het lijkt ons goed om eens per jaar - het handigst zou zijn rond het moment dat een regionale dienst bij ons de jaarplanning van de monstername inlevert - met die dienst aan tafel te gaan zitten. Mogelijk is het nuttig nog eens naar de precieze informatiebehoefte te kijken en de manieren waarop je daarin kunt voorzien. Mugie: “Dit krijgt nu vorm in een deelproject van het vervolgtraject van de professionalisering.” Nieuw is ten slotte ook, meldt Mugie, dat RIZA vanuit haar informatiesysteem veel frequenter en toegespitst op de belangrijkste sturingsinformatie aan diensten kan laten zien waar ze staan in de realisatie van de afvalwaterplanning van dat jaar. Schuijn: “Ik denk dat we ons in het afgelopen jaar al met al sterker hebben geprofileerd in de handhaving, vanuit het idee dat wij daaraan vanuit ons specifieke vakgebied nog wat meer kunnen bijdragen.” Meer informatie: Aadje Mugie Tel. 0320-298777
[email protected] Herman Schuijn Tel. 0320-298651
[email protected]
Ik val midden in een levendige discussie die is ontstaan rond de administratieve lastenverlichting voor bedrijven. “De politieke belofte ligt er al veel langer”, zegt Sandra Borowski, clusterleider handhaving, “maar moet in het zicht van de verkiezingen nu toch echt waar worden waargemaakt.” AGE, de adviesgroep van de RWSvergunningverleners, heeft voorgesteld alle bedrijven die niet onder de Europese IPPC-richtlijn vallen te ontslaan van de verplichting zelf metingen te verrichten. Het is overduidelijk een onderwerp dat de handhavers recht in het milieuhart treft: “Wil je echt bedrijven het zicht op zichzelf, de mogelijkheid om zich zelf verantwoordelijk te voelen ontnemen?” “We zullen toch brave, gehoorzame ambtenaren moeten zijn”, stelt Borowski tot slot, maar ze meldt dat deze zaken zeker nog prominent op de agenda zullen komen van de Adviesgroep Handhaving. Resultaat- en kwaliteitgericht werken Nog zo’n prikkelend onderwerp is het project om in een paar weken tijd aan te geven hoe het objectbeheersregime (OBR) voor water als ‘beheersobjectcategorie’ eruit moet gaan zien. Dit in navolging van de vaststelling van de OBR’s voor alle andere beheersobjectcategorieën (zoals verkeersbruggen, sluizen of primaire waterkeringen) waarbij exact wordt aangegeven wat aan onderhoud en vervanging nodig is.
De vaste prijs per object, vermenigvuldigd met het aantal van die objecten in het beheersareaal, vormt daarna de onderbouwing voor de budgettering, beter bekend als PxQ. “Niet dat je dit voor vergunningverlening en handhaving als waterbeheeractiviteiten niet zou moeten doen, maar dit is niet iets om ‘even snel’ op papier te zetten.” “Voor de financiering van handhaving ben je er echt nog niet als je enkel het aantal Wvo-vergunningen gaat tellen, vermenigvuldigd met een eenheidsprijs. Volgens het nieuwe bedrijfsmodel wordt het handhaven van de niet-milieuwetten ook een belangrijke taak die nu nog helemaal niet in het PxQ-verhaal is meegenomen.” Borowski legt nog een volgend probleempje op tafel: op basis van een kwartaalrapportage rekent ze voor dat de dienst dit jaar niet zal uitkomen op het te halen quotum aan 800 bedrijfsbezoeken. Gezien de werklast, inclusief de inspanning die intern nodig is om nieuwe mensen op te leiden, is dit momenteel ook een vrijwel onmogelijke opgave, vinden de aanwezigen. Het scheelt nog - hierover verschillen de meningen aan tafel - als ook monstername als een bedrijfsbezoek mag meetellen. In ieder geval maakt dit alarmsignaal van Borowski duidelijk dat het zaak is elk bezoek, ook bezoeken waar niets inhoudelijks over te melden valt, in WVO-info te registreren.
Van verbeterplan tot vogelgriep De agenda voorziet ook in minder tijdsintensieve agendapunten. Zo wordt geattendeerd op het gereedkomen van een ‘verbeterplan reinigen en conserveren vaste objecten’ of op een inspectierapport over de implementatie van de professionalisering door toepassing van de nalevingsstrategie. Voorts is er aandacht voor onder meer de leidraad KRW, de veranderde procedure bij melding AMvB eigen werk, en de mogelijke consequenties van het bedrijfsmodel RWS. En was al bekend dat het WH-Ct overgaat in AGH en welke statusverandering dit inhoudt? Wat meer tijd nemen de terugmeldingen van handhavers over hun specifieke activiteiten en projecten. Zoals de laatste ontwikkelingen uit het project HAVIK (digitalisering van de handhaving) of de stand van zaken m.b.t. de uitvoering van het Lozingenbesluit huishoudelijke lozingen. Aan tafel wordt onder meer geconcludeerd dat het strategisch en juridisch verstandig is om lozers nu al aan te schrijven, los van eventuele geplande acties van gemeenten om riolen aan te leggen. Borowski inventariseert aansluitend wie zich heeft opgegeven of wil opgeven voor een aantal komende workshops, nieuwe activiteiten en projecten. Het werkoverleg biedt ten slotte ook gelegenheid voor terugmeldingen uit milieuoverleg in de provincie, waarin de RWShandhavers meedraaien. Zo komt als een beetje een vreemde eend in de bijt - ook het verzoek ter tafel om in het veld en passant op
15
16
eventuele gevallen van vogelgriep te letten.
dossierkennis nog wel bij ons aanwezig blijft.”
Tijd voor een aantal meer huishoudelijke zaken, zoals de ziekmeldingsprocedure, het schoonhouden van het laboratorium en een betere roosterafstemming tussen handhavers. De agenda blijkt te vol en punten moeten worden doorgeschoven. Als Borowski afsluit zijn ook afspraken gemaakt over een aantal te houden themabijeenkomsten. Daarin kan - dieper dan in het reguliere clusteroverleg mogelijk is - inhoudelijk worden ingegaan op een aantal zaken. Dit ten behoeve van de kennisopbouw van met name de vele nieuwe mensen bij handhaving.
Is alles te ondervangen met opleiding? Volgens Borowski moeten het werk, de cultuur en het milieu je wel liggen. “Het is een bijzondere combinatie van binnen- en buitenwerk. Als je graag in het veld bezig bent moet je daarnaast toch het nodige bureauwerk doen om een zaak ook schriftelijk degelijk af te handelen. “In het veld zijn assertiviteit en communicatieve vaardigheid belangrijk”, zegt De Wit: “je moet slechte boodschappen kunnen brengen. Stap maar eens aan boord van een schip om te praten over het morsen van verf. Er staan zo tien andere schippers ‘belangstellend’ om je heen. Als je het slecht aanpakt ligt je GSM in het water voordat je even naar Middelburg hebt kunnen bellen.” Je kunt de nieuwe mensen volgens hem niet in het diepe gooien. “Vandaar dat we met een soort mentorschap werken: duobezoeken aan bedrijven, met een evaluatie van het optreden van de nieuwe handhaver achteraf door de senior.”
Van internetmedewerker tot handhaver Na afloop zit ik met Borowski en senior handhaver Hans de Wit in de kantine. “De helft van de mensen is dit jaar nieuw”, zegt Borowski, “met bij ons als complicerende factor dat de vacatures vooral zijn gevuld door mensen die intern vanuit een totaal ander werkveld hebben gesolliciteerd. Toen veel taken naar de Corporate Dienst RWS werden overgeheveld, oriënteerden mensen zich op de meest uiteenlopende functies bij RWS-Zeeland om zo verhuizing te voorkomen.” Het verklaart de grote inspanning die gaat zitten in opleiding van mensen. Van de vijf ‘oudgedienden’ gaat ook niet iedereen door met wat ze vorig jaar deden, vertelt Borowski, en bovendien moeten zij veel energie steken in de kennisoverdracht naar de anderen. “Tel daar bij op de voor iedereen nieuwe ontwikkelingen, zoals de agentschapsvorming, het bedrijfsmodel RWS en de implementatie van de professionalisering, en het zal duidelijk zijn dat dit voor niemand van ons een routinejaar is! Het zijn goede veranderingen maar het is hard werken, terwijl de winkel ook nog open moet blijven.” ”Het zou niet goed zijn als onze klanten er iets van zouden merken in de vorm van verslapte aandacht of een geringere klantgerichte manier van werken”, zegt de Wit. “Het ontgaat hen natuurlijk niet dat er veel nieuwe gezichten zijn. En soms vragen ze bezorgd of de
Nieuwkomer Borowski En hoe nieuw is handhaving voor Borowski zelf? Ze studeerde industriële scheikunde in België. Na werk bij een adviesbureau en bij RWS Zuid-Holland, waar ze zich vooral bezig hield met gemeentelijke rioleringsplannen, vertrok ze in ‘96 naar Zeeland. Ze ging aan de slag als beleidsmedewerker voor de internationale Scheldecommissie (ISC). “Ik wilde altijd al wat met ‘milieu’, maar ging daarvoor naar
Nederland omdat het onderwerp destijds in België niet erg leefde. Dit werk was mijn kans om als cultuurbrug te functioneren en - indirect - toch wat aan de verbetering van de waterkwaliteit in België te doen.” Bij RWS-Zeeland zette ze daarna haar ervaring met internationale samenwerking in om samen met Vlaanderen te komen tot gemeenschappelijk nautisch beheer van de Westerschelde. In een voorlaatste functie ging ze aan het werk bij infraproviding (beheer en onderhoud van infrastructuur zoals sluizen en wegen) en was daar onder meer in de weer met de begrotingsvoorbereiding, beheerplan nat, het implementeren van de SLA-monitoring en het op orde brengen van areaalgegevens. “En nu zit ik hier, in een interessante periode voor iemand die graag scheppend bezig is. Handhaving heeft bovendien absoluut een grote toegevoegde waarde voor de maatschappij.” Borowski kijkt met belangstelling naar de nieuwe ontwikkelingen binnen handhaving. Bijvoorbeeld naar pilots, zoals bij RWS Limburg, om monsternameactiviteiten in de markt te zetten. “Wij zijn er hier ook al mee bezig geweest maar liepen vast op juridische gronden. Waar ik me ook door wil laten inspireren is de onconventionele aanpak die ik van een gemeente ken ten aanzien van dakkapellen. Men geeft daarvoor geen vergunningen meer af, wat een enorme lastenverlichting voor de burger betekent, maar hanteert een lijst van uit te kiezen ‘goedgekeurde’ aannemers die alle regels precies kennen. Steekproefsgewijs wordt het werk gecontroleerd, met als stok achter de deur dat het uitvoerende bedrijf van die lijst kan vallen. Op zo’n creatieve manier moet je ook steeds over onze handhaving blijven denken. De werkwijze is niet heilig, het doel staat voor mij voorop.” Meer informatie: Sandra Borowski RWS Zeeland Tel. 0118-622 431
[email protected]
Sandra Borowski
Project nalevingsmeting
Weten te meten Omdat het in handhaving draait om doen naleven, is het wel zo prettig inzicht in dat effect te hebben. De Inspectie zocht geschikte methodes voor nalevingsmeting.
Tjeerd de Jong, nu werkzaam bij DG RWS, leidde tot voor kort bij de Inspectie het project nalevingsmeting. De aanleiding voor het project? “De Algemene Rekenkamer sprak ‘gij zult nalevingsniveau’s bepalen’, maar natuurlijk leeft ook bij jezelf de behoefte aan dat inzicht omdat je verantwoording wilt kunnen afleggen en prioriteiten wilt stellen.” Nu hadden Justitie en RWS in 2001/2002 al eens de effectiviteit van de WVOhandhaving gemeten. De aanpak, met onder meer uitgebreide enquêtes onder bedrijven en extra monsternames, leidde tot een goed beeld, maar was volgens De Jong “te groot en te zwaar” om met regelmaat te herhalen. “Daarvoor heb je een snellere en goedkopere methode nodig. We zagen als Inspectie de mogelijkheid om daarmee voor RWS aan de slag te gaan. Vanuit het project wilden we een ‘gereedschapskist’ met dergelijke instrumenten aanreiken.” Het project resulteert in een handleiding met praktische ‘gebruiksaanwijzingen’ om een nalevingsmeting op te zetten en de resultaten van deze meting te gebruiken (hoe trek ik de conclusies en hoe gebruik ik de resultaten voor verantwoording of prioritering?). Nuttig “In de tijd dat het project startte was de Inspectie nog eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de handhaving en dus ook voor de effectiviteit daarvan. Ze had er daarom zelf alle belang bij dat regionale diensten de naleving op een goede manier gingen meten”, zegt Daniël Clement, collega van De Jong bij de Inspectie en diens opvolger als projectleider. “Nalevingsmeting is - zij het nu wat indirecter - nog altijd belangrijk voor ons. In onze rol als toezichthouder op RWS willen we immers graag weten op welke onderdelen
van de handhaving we ons toezicht het beste kunnen toespitsen.” Interessant is verder dat in het ‘nalevingsbeeld’ dat wordt opgesteld ook de motieven voor (niet) naleving worden blootgelegd. Clement: “Dat kan dingen boven water brengen waarmee wij als Inspectie iets moeten doen. Het kan namelijk zijn dat de naleving in grote mate wordt bepaald door zaken waarop RWS weinig invloed heeft. Bijvoorbeeld wanneer blijkt dat de wet- en regelgeving niet door de doelgroep worden begrepen. Of als de sancties in het strafrechtelijke traject te gering zijn om effect te hebben.” De Jong: “In de scheepvaart, waarmee ik me nu bij DG RWS intensief bezig houd, zie ik daar voorbeelden van: dat een PV voor overbelading de schipper op een boete van nog geen 100 euro komt te staan, terwijl er heel veel meer wordt verdiend aan de extra vracht. Niet dat de Inspectie de hoogte van de boetes kan bepalen, maar ze heeft wel regelmatig overleg met het OM, waaraan ze signalen kan afgeven.” Ten slotte wil de Inspectie kijken of ze het instrumentarium voor nalevingsmeting ook zelf kan gebruiken in het toezicht op handhaving door RWS en medeoverheden (provincies, gemeenten en waterschappen). Clement: “Als een instantie steken laat vallen in de handhaving zou je dat immers ook als een soort van niet-naleven kunnen zien.” Grasduinen “We wisten al dat anderen, zoals de VROM-Inspectie, het Expertisecentrum Rechtshandhaving van Justitie en de Voedsel en Waren Autoriteit methoden voor nalevingsmeting in gebruik hadden”, zegt De Jong. “We hebben daar in de keuken gekeken en hun methodes vergeleken. Daarnaast hebben we met veel ondersteuning vanuit RWS RIZA een aantal pilotonder-
zoeken gedaan, bijvoorbeeld naar de bruikbaarheid van gegevens uit het Waterbodem Informatiesysteem (WIS) en WVO-Info en naar de mogelijkheid om een quickscan-methode te ontwikkelen.” “Het is complexe materie”, zegt Clement. “Het begint al met de vraag in welke maat je de naleving wilt uitdrukken: het percentage van je doelgroep dat zich aan de regels houdt? Of het percentage monsters dat voldoet aan de normen? En stel dat je nalevingsmeting wilt doen aan de hand van toezichtgegevens: dat lijkt wel objectief maar vergeet dan niet dat de uitgevoerde controles geen representatieve steekproef vormen. Ze zijn uitgevoerd op basis van een vooropgesteld idee over waar de grootste risico’s zitten. Ze kunnen daarom een te negatief beeld opleveren omdat je risicobedrijven bemonstert, of juist een te positieve indruk geven omdat uitgerekend die bedrijven erg op hun tellen passen.” ‘Expert judgement’ is ook een mogelijkheid, en een voor de hand liggende in de gevallen waarin je over weinig meetgegevens beschikt, zegt Clement. “Elk instrument heeft zijn goede en minder goede kanten die - afhankelijk van de situatie en de informatie die je wilt genereren - meer of minder zwaar kunnen wegen.” Kookboek Het WH-Contactteam is van de activiteiten in het project op de hoogte gehouden en de handleiding nalevingsmeting is in conceptvorm bij enkele van de regionale diensten neergelegd. De Inspectie wilde weten of deze diensten in de praktijk met de handleiding uit de voeten kunnen. De Jong: “We kregen terug dat
17
bouwing. Het wordt dus een kwestie van balans. En een beetje ingewikkeld mag misschien ook wel als je daarmee een reëler beeld kunt krijgen van de naleving. Dat is tenslotte waar het ons allemaal om gaat.”
Daniël Clement (l) en Tjeerd de Jong het allemaal wel wat praktischer mocht, ‘liever een paar A4tjes en dan regelen we het wel’. Zo eenvoudig is het helaas niet: ik zie het meer als een kookboek met recepten waarin je het recept opzoekt dat je nodig hebt.” Clement: “We zullen naar aanleiding van het
commentaar wel een verkorte handleiding maken, al zullen de onderliggende stukken noodzakelijkerwijs wat academisch blijven. We kregen nu al het commentaar van onze collega’s in de projectgroep dat het te los was gekomen van de wetenschappelijke onder-
Meer informatie: Tjeerd de Jong Corporate Dienst RWS, Tel. 070-3518267
[email protected] Daniël Clement, Inspectie Verkeer en Waterstaat Tel.0320-299512
[email protected]
Veldbezoek handhaving
Zeeuws reisje
18
Het loopt tegen tweeën als we op de parkeerplaats diverse wagens met het Rijkswaterstaatlogo voorbijlopen om in een neutraal blauw busje te stappen. “Het is soms gewenst dat je zichtbaar aanwezig bent”, zegt Rien Mastenbroek, handhaver bij RWS Zeeland, “maar vanmiddag hoeft dat niet.”
Wvo-vergunning. “Overigens geen water waarmee je problemen hoeft te verwachten”, zegt Mastenbroek. “Nieuwe auto’s zullen niet snel olie lekken.”
Mastenbroek is regio handhaver en “al ben je achtervang voor elkaar” thuis in Noord- en Midden Zeeland. Een ronde zoals hij vandaag maakt, doet hij minimaal een dagdeel per week. Buiten Middelburg zet Mastenbroek koers richting Industriegebied Vlissingen-Oost. De grote windmolens draaien er op volle toeren. “Het waait altijd in Zeeland” zegt Mastenbroek, ”vandaar dat zo’n scheepswerf als je daar ziet absoluut afschermende voorzieningen nodig heeft. Zo moet voorkomen worden dat de stoffen die vrijkomen bij het slijpen, branden en spuiten in het water terechtkomen. En bij het leegpompen van de dokken mag er natuurlijk geen olievlek opduiken, daar controleren we vaak op tijdens de milieuvluchten die we uitvoeren, want vanuit de lucht is zo’n verontreiniging goed te zien.” En als Mastenbroek hier, zoals bij het vorige bezoek, erg veel zwerfvuil aantreft zegt hij er ook wat van. “Met een beetje wind ligt het immers zo in het water.” En die dichte hal? De ultieme milieumaatregel? “Dat zou ideaal zijn, maar die staat er om een andere reden: de bouw van marineschepen.”
Lekkende olie Anders is het gesteld met het wagenpark dat op inscheping staat te wachten bij een op- en overslagbedrijf, onze volgende stop deze middag. Een apart terreintje vormt het tussenstation voor een bonte verzameling zwaar materieel, zoals bejaarde vrachtwagens, graafmachines, oogstcombines en cementwagens. De oude motoren en hydraulische systemen lekken olie, zo merkte Mastenbroek bij eerdere bezoeken. De verbindingsweg naar het ponton waar deze voertuigen aan boord worden gezet was besmeurd met olie. Ook zonder regenval dreigde er al waterverontreiniging op te treden. Een grote hoeveelheid olie had zich verzameld in de laagst gelegen hoek van het wegdek, hooguit nog anderhalve meter van het water verwijderd. “Heel link, ook voor het bedrijf zelf”, volgens Mastenbroek. “Ze hebben geen Wvo-vergunning, dus bij de eerste druppel die in het water belandt is het meteen foute boel.” Als Mastenbroek me de plek in kwestie aanwijst geeft deze weinig ondersteuning meer aan zijn verhaal: er ligt nu een keurig dammetje van cement aan de rand van deze weg-
Vergeten We rijden langs een opgespoten terrein waar nieuwe auto’s worden neergezet voor de export. “Onlangs is hier een riolering voor hemelwater aangelegd”, weet Mastenbroek. Tijdens de aanleg vond bronbemaling plaats. “Dat hadden ze allemaal keurig geregeld: toestemming voor het oppompen van grondwater van de provincie, zelfs gedacht aan de verplichtingen voor de Verontreinigingsheffing Rijkswateren. Alleen: vergeten dat de lozing van het water op de haven ook vanuit de Wvo gedekt moest zijn. Een vergunningaanvraag voor een eenvoudige lozing had volstaan. Uit de monsters die het bedrijf zelf had laten nemen bleek dat deze lozing verder geen vergunning nodig had. Dit werd bevestigd door de monsters die ik ter plekke nam. Ze zaten zelf erg met deze misser in hun maag. Een collega van vergunningverlening heeft zo veel mogelijk vaart gezet achter de procedure om het alsnog formeel te regelen. Het bedrijf krijgt nog wel een waarschuwingsbrief maar geen PV, we zijn geen bonnenfabriek.” Het inmiddels aangelegde riool loost z’n inhoud overigens keurig mét
helft en het wegdek is brandschoon. “De veegwagens waarover we met het bedrijf hebben gesproken komen hier nu duidelijk met regelmaat langs.” Mastenbroek maakt foto’s en aantekeningen en vat zijn bevindingen samen: “Dit ziet er nu prima uit!”. Erts, zand, auto’s en kolen In de auto doceert Mastenbroek en passant over een ponton voor het lossen van fosfaaterts dat aan de overkant van het water zichtbaar is. Boven een bepaalde windsnelheid mag daar niet meer gelost worden en ertsresten van het pontondek afspoelen is uit den boze. Aan de overkant ligt ook een overslagbedrijf dat de laatste tijd steeds meer scheepsreparaties lijkt uit te voeren en daardoor zijn aandacht heeft. “De huidige vergunning staat enig reparatiewerk toe, maar er kan een punt worden bereikt dat een nieuwe Wvo-vergunning nodig is.” Op de kade aan onze zijde doemt nu een obstakel op in de vorm van een tijdelijke zandberg. Deze staat bij Mastenbroek ‘op de kaart’: “We hebben er een melding van gekregen en kennen de kwaliteit, wat natuurlijk van belang is voor wat hier eventueel van de kade afspoelt.” Wat groter was de hoeveelheid zand die tijdelijk in depot zou gaan voor de aanleg van een spoorlijn in het havengebied, vertelt Mastenbroek. Dat was zonder twijfel een geval voor een lozingsvergunning, want het plan was om hier per schip direct vanuit de winplaatsen drijfnat zand in depot te brengen. Uiteindelijk hebben ze er vanaf gezien en is droog zand aangevoerd.” Nog meer auto’s, op de volgende plek waar Mastenbroek de wagen stilzet. Maar met deze auto’s heeft hij “in principe niets” De oude per-
sonenauto’s op dit geïmproviseerde parkeerterrein zullen als retourzending meegaan met schepen die lading uit ontwikkelingslanden aanvoeren. “Geen idee of de olie eerst is afgetapt, maar als ze zo op een onverhard terrein staan is dat mogelijk relevant voor de bodemkwaliteit en zo interessant om te melden aan de provincie. Er staan er soms ook veel op de kade, zoiets geef ik dan door aan het havenbedrijf vanwege mogelijke belasting van het hemelwaterriool. Zij hebben al een serieus probleem met ons omdat ze de eisen van hun WVO-vergunning voor het nabijgelegen lozingspunt van hemelwater niet halen.” Nog even naar een kolenoverslag. Nog altijd staat er een stevige bries die je zonder meer doet geloven in het nut van stuifbestrijding. Overtollig water van de ‘zwarte bergen’ loopt na passage van een zandfilter via een lozingspunt de haven in. “Daar is in het verleden eens een probleem mee geweest. Een incident, zo blijkt uit herbemonsteringen. Ze zijn er zorgvuldig mee omgegaan.” Bagger We eindigen in de oude veerhaven van Hoedekenskerke aan de Westerschelde. Hier, in de luwte kabbelt het water gemoedelijk tegen de oever. Alsof het toch niet nodig zou zijn om de kade van deze oude veerhaven te gaan verheffen tot zeedijk van moderne sterkte. Voor de constructie moest eerst de teen van de dijk worden vrij gegraven. Baggerwerk dus. Het vrijkomend materiaal, in hoofdzaak klei, wordt op de oever gezet als bijdrage aan het nieuwe dijklichaam. Daarvoor is de oever wel eerst tot op het zandlichaam van zijn oude toplaag ontdaan. Mastenbroek: “Ook al is het opgebaggerde materiaal hier relatief schoon en direct als bouwstof inzetbaar; het Bouwstoffenbesluit schrijft voor dat het in verband met de terugneembaarheid in de toepassing herkenbaar moet blijven. Neergelegd op een zandlaag ontstaat verticaal een hele duidelijke begrenzing.” Voorts wijst Mastenbroek op andere bouwstoffen op de locatie, zoals het aangevoerde verhardingsmateriaal. “Daarvoor moeten wel de benodigde certificaten in het dossier zitten”. En het baggerRien Mastenbroek
werk zelf, heeft hij daar ook toezicht op gehouden? Klopt, maar niet intensief. “Deze haven ligt in het getijdengebied en dan gaat de aannemer natuurlijk bij eb aan het werk, als de teen van de dijk is drooggevallen. Onnodige vertroebeling van het water door slordig werk speelt hier dus nauwelijks.” Mastenbroek maakt zoals elders, weer aantekeningen van de stand van zaken voordat we wegrijden. Moe? Ik had niet kunnen raden dat ik vandaag op pad ben geweest met iemand die nog niet zo lang geleden iets totaal anders deed: de besteksadministratie bij een buitendienst, zoals hij me vertelt. “Mijn hart ligt ook eigenlijk bij milieu”, zegt hij. “Ik deed ooit de opleiding PBNA Milieukunde. Bij afronding van die studie bleek echter dat de markt al oververzadigd was. Toen zich anderhalf jaar geleden de kans voordeed hier bij handhaving aan de slag te gaan, heb ik die met beide handen aangegrepen om mijn wens om op milieugebied werkzaam te zijn te realiseren.” Mastenbroek volgde de cursus Hamil en werd ook als BOA beëdigd. “En nog altijd niet uitgeleerd. Gisteren ben ik naar één van de cursusdagen over monstername geweest om nog eens de puntjes op de ‘i’ te zetten over zaken als verzegeling, transport en opslag. Ik vergezel ook collega’s die langer in het vak zitten bij hun bezoeken aan bedrijven waarmee ik nog minder bekend ben.” Hij blijft dit dus nog wel even doen? “In mijn vorige functie had ik vrij snel zo’n beetje alles gedaan wat er te doen viel. Hier komt echter heel veel langs. Vandaag rijd ik hier rond, morgen overleg ik misschien met een gemeente over acties in het kader van het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater. En er komt nog heel veel op ons af: wijzigingen in het Bouwstoffenbesluit, bijvoorbeeld, of veranderingen onder invloed van de Kaderrichtlijn Water. Ik denk dat ik sneller moe zou worden bij de gedachte dat ik alles gezien heb en dat er niets meer verandert.” Meer informatie: Rien Mastenbroek RWS Zeeland 0118-622613
[email protected]
19
Project Scheepsmilieucontroles
Bart Hellings (l) en Chris Nieuwpoort
Vaart in milieucontroles binnenvaart Milieucontrole in de binnenvaart gold binnen RWS lang als lastige tak van sport. Kennisopbouw en coördinatie draaiden veelal op persoonlijk initiatief. In het project Scheepsmilieucontrole binnenvaart is het onderwerp voor RWS-breed opgepakt.
20
“Scheepsmilieucontroles lopen altijd kans een beetje tussen wal en schip te komen”, zegt Chris Nieuwpoort, medewerker handhaving van RWS Utrecht. “Bij zaken als lozing van bilgewater, steenkoolteer op de scheepshuid, ladingresten, scheepsafval en emissies uit de smering van schroefassen en roeren heb je het over waterkwaliteit, maar tegelijkertijd over het domein van de scheepvaartdiensten - tegenwoordig Waterdistricten - die dit in hun controles moeten meenemen. Het wordt - anders gezegd - als milieuprobleem ervaren maar is niet direct vanuit waterkwaliteitsbeheer aan te sturen.” De toezichthouders vanuit RWS zijn de mensen op de bekende gele boten, verkeersleiders met een nautische opleiding. Dat is overigens maar goed ook, zegt Nieuwpoort. “Een schipper heeft binnen drie minuten in de gaten of je wel in zijn wereld thuishoort, en als je met schoenen aan zijn stuurhut inloopt heb je het direct helemaal verbruid.” De toezichthouders op de boten hebben interesse in milieuaspecten en flink wat kennis op dat gebied, maar die moet je wel blijven voeden, zegt Nieuwpoort. “Inspanningen om de controles te ondersteunen, uniformeren en coördineren waren er jarenlang in de persoon van handhaver Gerard Hendriks van RWS Oost-Nederland. Eén van zijn
activiteiten was het organiseren van een interne opleidingsdag bij RWS Oost Nederland, één à twee keer per jaar. Mensen uit de regionale dienst Utrecht schoven daar regelmatig bij aan.” In kaart “Het zet zoden aan de dijk om in Nederland goed op milieuaspecten in de binnenvaart te letten”, zegt Bart Hellings, senior inspecteur van de Inspectie Toezichteenheid Waterbeheer. “Zo is 50 à 60 % van de Rijnvloot van Nederlandse herkomst.” Hij vindt het wel logisch dat bij ‘rivierwaterbeheerder’ RWS Oost-Nederland veel aandacht en kennis ter zake werd opgebouwd, maar het onderwerp was binnen RWS zo wel erg verbonden met individueel en locaal initiatief. “Toen Hendriks de dienst ging verlaten tekende zich een gat af en was het moment echt daar om het gezamenlijk op te pakken en RWS-breed te trekken.” Dat deden Inspectie, DGTL en RWS gezamenlijk in het project Strategie milieutoezicht binnenvaart. Ze brachten de problematiek in kaart door wet- en regelgeving, emissies, milieugedrag en ontwikkelingen op een rij te zetten. Ook zijn in het project de organisatorische hiaten rond deze controles in kaart gebracht. Doel van dit alles was om een impuls te geven aan
medewerkers van de Rotterdam Port Authority zullen meedoen. Nieuwpoort: “Op zo’n dag nodig ik bijvoorbeeld ook een bedrijf uit dat uitleg kan geven over de watergesmeerde schroefas. Klantgericht opereren betekent ook dat je aan boord voorlichting kunt geven en dat gaat natuurlijk moeilijk als je zo’n ding zelf nog nooit gezien hebt.”
de uitvoering van het toezicht op emissies naar water vanuit de binnenvaart. Wegwijs De wet- en regelgeving, één van de onderwerpen waarop het project zich richtte, vormt een ingewikkelde materie, waarin bewegwijzering wel op zijn plaats is. Bepalingen verschillen bijvoorbeeld al naar gelang soort en leeftijd van het schip en de rivier waarop wordt gevaren. En het gaat om heel veel regelgeving. Deze is van zowel nationale als internationale origine (zo geldt alleen in Nederland een verbod op het gebruik van PAK-houdende coating zoals steenkoolteer) en is bovendien versnipperd aanwezig in zowel milieuwetten als scheepvaartwetgeving. In het rijtje hoort ook het Scheepsafvalstoffenverdrag thuis, een overeenkomst tussen de Beneluxlanden, Duitsland, Frankrijk en Zwitserland (zijnde de leden van de Centrale Commissie Rijnvaart) over de wijze waarop in de binnenvaart moet worden omgegaan met onder meer olie- en vethoudende afvalstromen, ladingresten en klein gevaarlijk afval. Dit besluit is echter nog niet door alle landen geratificeerd. Het is wel regelgeving om naar uit te kijken. Zo wordt onder meer de betaling van de inzameling van olie- en vethoudende afvalstoffen geregeld via een heffing op gebunkerde brandstof. Daarbij is er sprake van een eventuele kortingsmogelijkheid wanneer preventietechnieken worden ingezet zoals een schroefasafdichtingssysteem. Een ander deel van het verdrag gaat in op een goede inzameling van scheepsafvalstoffen aan de wal. “Voor mij zit de crux echter vooral in het deel over ladingsresten”, zegt Hellings. “Je ziet nu vaak dat schippers machteloos staan tegenover het overslagbedrijf dat ze vaak al wegstuurt voordat ze goed en wel gelost zijn. De ladingrest gaat dan vervolgens bij het varen overboord. Het verdrag maakt de ontvanger verantwoordelijk voor het nalossen.” Nieuwpoort: “Met
zo’n regel ben je straks in het toezicht niet meer afhankelijk van een heterdaadje waarbij je de ladingrest daadwerkelijk over boord ziet spoelen.” Pet af Met literatuuronderzoek en aanvullend onderzoek zijn emissies en milieugedrag in beeld gebracht. Hellings: “Neem de circa vijftig procent daling die DGTL zag optreden in de cijfers over ingezamelde hoeveelheden bilgewater op het moment dat de afgifte daarvan geld ging kosten. We hebben nu inzicht in de oorzaken: een combinatie van meer preventie, afgifte in het buitenland en - helaas - meer lozingen.” De vraag over bilgewater kwam onder meer aan de orde in een interviewronde die Nieuwpoort hield onder schippers. Zo moest de problematiek ook vanuit de praktijkkant goed in beeld worden gebracht. Nieuwpoort: “Ik voerde daar - met de handhavingspet af en de benen op tafel open gesprekken om te horen hoe het er aan toe gaat op de schepen. Schippers vertelden me onder meer dat ze bilgewater veel selectiever waren gaan afgeven. Na het wegpompen en lozen van de onderstaande waterlaag, die in hun beleving ‘schoon’ was, leverden ze minder, maar wel sterker oliehoudend bilgewater in. Zo zie je maar: cijfers over ingezamelde volumes zeggen ook niet alles.” Goed geregeld? Naast de inhoudelijke oriëntatie behelsde het project ook een kritische blik op wat Hellings ‘de binnenwereld’ noemt. “We hebben gekeken wat al wel en wat nog niet goed geregeld was rond de scheepsmilieucontroles. Er is in 2005 bijvoorbeeld een grote workshop gehouden waar de meest uiteenlopende deelnemers - van
Directeuren Water tot mensen op de vaartuigen - daarover hun mening konden geven.” Omdat er vooral in de uitvoering veel werk te verzetten is, lijkt het Hellings en Nieuwpoort logisch dat RWS straks het voortouw zal gaan nemen. Maar hoe ging het ondertussen lopende deze grondige aanpak met de praktische ondersteuning en coördinatie van scheepsmilieucontroles? Nieuwpoort nam het stokje van Hendriks over: “We hebben nu voor elkaar gekregen dat toezichthouders bij scheepsmilieucontroles standaard contact opnemen met de Centrale Post Scheepvaart van mijn dienst om informatie op te halen. Stel: je ziet de ‘Wilhelmina’ varen en overweegt controle. Je kunt dan via die centrale verkeerspost te weten komen of het schip in de afgelopen twaalf maanden al eens door andere toezichthouders is bezocht en of de bevindingen aanleiding zijn voor een snelle herhaling. De gegevens uit alle controles worden op de post ‘ingeklopt’ in een databestand. We werken zo ook veel klantvriendelijker en lossen de belofte aan de branche in dat we zullen voorkomen dat een schipper zonder reden om de haverklap controleurs aan boord krijgt.” De coördinatie reikt tot buiten RWS: ook de andere partijen die ‘milieu’ meenemen in hun scheepscontroles (KLPD/ Zeehavenpolitie en de Rotterdam Port Authority) kunnen namelijk aanhaken. “En dat gebeurt ook al”, zegt Nieuwpoort, “al speelden aanvankelijk hier en daar nog wel juridische kwesties rond de uitwisseling van gegevens.” Op het gebied van training staan voor 2006 twee opleidingsdagen gepland, waaraan behalve toezichthouders RWS-breed ook
Schone taken Rust het voorlopig dus toch nog even op de schouders van personen? Hellings en Nieuwpoort hopen dat de tactische en praktische coördinatie stevig in de organisatie verankerd worden. Nieuwpoort: “Die taken kunnen dan best bij regionale diensten worden uitgevoerd, maar mensen moeten daarvoor dan wel worden vrijgemaakt, zodat ze dit echt in dienst van de gehele corporate-organisatie kunnen gaan doen. Voorkomen moet worden dat dit gaat leiden tot het betere zwartepietenwerk tussen regionale diensten.” Nu we toch spreken over de corporate-benadering wil Hellings nog een laatste puntje kwijt: over de RWS–vaartuigen. Naar hij heeft vernomen is er sinds kort een coördinatiepunt voor de gehele RWS-vloot. Het lijkt hem dat ze daar de schone taak hebben om voor al die schepen het scheepsmilieuplan in te voeren. VenW heeft het plan, dat aanzet tot milieuzorg aan boord, immers zelf gesubsidieerd, samen met de branche opgesteld en ook omgebouwd voor gebruik op eigen schepen. “Mee eens”, zegt Nieuwpoort, “al zal ik je niet verrassen met de mededeling dat op de schepen van mijn dienst milieuzorg al ver is doorgevoerd.” Meer informatie: Bart Hellings Inspectie Verkeer en Waterstaat Tel. 0320-299526
[email protected] Chris Nieuwpoort RWS Utrecht Tel. 030-6009313
[email protected]. minvenw.nl
21
HAVIK
Handhaving en vergunningverlening gediend met ICT In 2003 werd Frank van den Heuvel van RWS Limburg, zoals hij zegt, “losgepeuterd” uit de groep Natte informatievoorziening die bij zijn dienst al enkele jaren actief was met informatievoorziening voor de natte werk-processen. Als leider van het project HAVIK (Handhaving Vergunningverlening Internet en Klantgerichtheid) ging hij aan de slag voor een landelijke uniforme digitalisering.
De HID van RWS Zeeland, portefeuillehouder voor digitalisering Beheer en Onderhoud Nat binnen RWS, gaf HAVIK opdracht vast te stellen welke ICT-ondersteuning vergunningverlening en handhaving nodig hebben. Om dat voor een werkproces te kunnen zeggen, moet zo’n proces eerst uniform voor heel RWS worden uitgeschreven in stappen waarbij specifieke ondersteuning aan de orde kan zijn. Die uitwerking vond, om te
weten we dat een centraal elektronisch loket voor het digitaal aanvragen van een vergunning bovenaan hun verlanglijstje staat. Daarom maken we nu één portaal in de vorm van een speciale pagina op de RWS-site. De klant kan daar door het invullen van een standaardformulier de aanvraag indienen, inclusief bijlagen zoals tekeningen en onderzoeksrapporten. Wanneer in een latere fase de overige RWS-wetten gedigitaliseerd
22
beginnen voor de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr), plaats in het UPP-onderdeel (Uniforme Primaire Proces) van het project. Na een analyse was het aan HAVIK om ondersteunende middelen, inclusief kosten en baten, voor te stellen aan het RWS-bestuur, dat vervolgens zou besluiten wat er voor RWS-breed moest worden geconcretiseerd en ingevoerd. “Sneller dan verwacht kwam het echter toch al tot een uitwerking van een paar middelen”, vertelt Van den Heuvel. “Het Bestuur RWS vroeg namelijk om bij wijze van test onderdelen te leveren voor het procesondersteunend systeem SAP - kort voor ‘Systemen Applicaties Productensysteem’ - dat VenW-breed wordt ingevoerd.” Verlanglijstje “Omdat we een klantgerichte organisatie zijn, wegen de wensen van onze klanten zwaar in wat we willen realiseren”, zegt Van den Heuvel. “Uit externe enquêtes
zijn, kan via een ‘wizzard’, die aan deze SAP-module ‘gelinkt’ wordt, de bezoeker overigens ook eerst nog een beslisboom op het scherm oproepen om vast te stellen welke wetten en - daarmee - vergunningaanvragen in zijn of haar geval aan de orde zijn.” De site zal volgens Van den Heuvel ook de gelegenheid moeten bieden om elektronisch een afspraak voor vooroverleg te maken. Het ingevulde aanvraagformulier komt, gekoppeld aan de locatie die de aanvrager heeft ingevuld, automatisch bij de juiste regionale dienst terecht voor verdere afhandeling. Belangrijk in de dienstverlening is ook dat klanten vervolgens hun aanvraag op de site kunnen blijven volgen, zodat ze steeds kunnen zien in welk stadium de procedure is. Van den Heuvel: “Om te weten of het allemaal werkt, zullen we straks ook klanten naar het portaal laten kijken, en aan hen vragen bij wijze van proef met het systeem te werken.” Deze plek op de site biedt ook gelegenheid om - naast de
geijkte weg van publicaties in gedrukte media - bekendheid te geven aan vergunningaanvragen en (ontwerp)beschikkingen, in dit geval dan direct vergezeld van de integrale teksten. En handhavingsgegevens? “Ook dat zou kunnen”, zegt van den Heuvel, “al is het niet aan mij om beleid op dat punt te maken.” Geleid proces Voor vergunningverleners en handhavers ligt het voordeel van de ondersteuning vooral in een geringere administratieve last en het halen van de termijnen die voor een correcte afhandeling staan. Op dat laatste worden zij, intern en vanuit de ‘mondige’ samenleving, steeds meer afgerekend. Van den Heuvel: “Per klant komen alle stukken in een digitaal dossier te zitten. De bedoeling is de dossiers zo overzichtelijk te maken, waardoor ze indien nodig ook eenvoudiger door een collega kunnen worden overgenomen. Om processen voortaan digitaal te begeleiden en te bewaken, gaat HAVIK voor het SAP een ‘workflow’-systeem maken. Dit geeft de gebruiker automatisch aan wat er gedaan moet worden - ‘vandaag taak x uitvoeren’ - en laat alarmbellen rinkelen als een deadline overschreden dreigt te worden.” En zo worden nog meer praktische elementen ingebouwd, zoals de onmogelijkheid om een dossier aan een volgende partij in de procesketen over te dragen zolang niet alle informatie verzameld is die in dat vervolgtraject nodig is. Van den Heuvel: “Anders loop je kans dat een incompleet dossier ergens als onbruikbaar blijft liggen, terwijl de klok voor de termijn doortikt.” Handhavers zullen in de toekomst digitaal ook direct standaardbrieven aangereikt krijgen voor de waarschuwingsbrieven en beschikkingen. Met daarbij bovendien begeleidende brieven die ze naar de klant kunnen sturen om in begrijpelijke taal tekst en uitleg te geven bij de formele brieven. Wat, bij al deze vernieuwing, te doen met de diverse oude syste-
men die al bedacht waren? “Daar wordt scherp op gelet”, zegt Van den Heuvel. “RWS had al gesignaleerd dat er in huis maar liefst 4.000 systemen in gebruik waren en een programma gestart - het ‘traject consolidatie’ - om dit aantal tot tien procent terug te brengen. Als HAVIK een ondersteunend systeem biedt, zal ik direct de relatie met bestaande systemen, zoals WVO-info of WIS moeten aangeven. Als er niets ouds geschrapt kan worden, zal ik het bestaan van meerdere, op elkaar lijkende systemen goed moeten motiveren. ” Op locatie Nu zijn die digitale dossiers en workflow-documenten praktisch als je op kantoor zit, maar wat heb je eraan als je in het veld staat? “HAVIK gaat ook voor de mobiele werkplek een module leveren”, zegt Van den Heuvel. “Je haalt ter plekke met een handzaam, draagbaar apparaat de aan die specifieke coördinaten gebonden informatie op uit een databestand dat op kantoor wordt beheerd.” Zo beschik je volgens Van den Heuvel altijd over de meest recente, bijgewerkte informatie en voorkom je dat je hele hebben en houden aan informatie ‘op een laptop op de achterbank ligt’. “Ook de inbreng van de Inspectie VenW, waarmee we samenwerken, is interessant”, zegt Van den Heuvel. “ Bij hen leefde de behoefte om de toezichthouder een ‘inspectietool’ mee te geven. Deze ontwikkelen we nu gezamenlijk in de vorm van een wizzard die via het apparaat kan worden ingezet. Uit alle informatie wordt dan een lijst van punten gedestilleerd waarop het toezicht zich in dat concrete geval moet richten. Bijvoorbeeld dat je een scheepsnaam intypt en direct ziet hoeveel reddingsboten en andere voorzieningen er op zo’n schip aanwezig moeten zijn. De toezichthouder kan vervolgens digitaal de score op die punten invoeren, waarna automatisch een eindoordeel wordt gegenereerd en vervolgstappen worden aangegeven.” Toekomst Vooralsnog wordt in HAVIK de digitale ondersteuning voor alleen
23
Frank van de Heuvel de Wbr opgepakt. Andere wetten zullen volgen, nadat dit spoor nog verder is uitgewerkt en uitgetest. Om nader te bepalen welke informatiebehoeften er zijn, zal HAVIK nog nauw met vergunningverleners en handhavers samenwerken. Ook is in de implementatiefase, die naar schatting oktober 2006 van start zal gaan, nog een tussenstap ingebouwd, waarin vier pilotdiensten (de RWS-diensten ZuidHolland, Noord-Holland, Zeeland en Limburg) hun ervaringen in de praktijk zullen verzamelen. “Ook op het gebied van opleidingen zal
nog wel het één en ander nodig zijn”, weet van den Heuvel. “Een hele investering, maar omdat we de behoefte goed in kaart hebben gebracht en oplossingen goed uittesten, weten we zeker dat dit een hele nuttige is.” Meer informatie: Frank van de Heuvel RWS Limburg Tel. 043-3294111
[email protected]
Ketenhandhaving
Van objectgericht naar ketengericht handhaven
Irma Philips (l) en Michel Serné
24
In 2005 vroeg de Inspectie het WH-Ct aan te geven welke ‘natte keten’ in een project ketenhandhaving zou kunnen worden uitgediept om met deze exercitie direct ook een nuttige casus uit te werken. Een gesprek met Irma Philips van de Inspectie over ketenhandhaving, en met Michel Serné (RWS Noord-Holland) over ‘ontschotting’ in het Noordzeekanaalgebied.
“De aanleiding was om toch eens naar andere manieren van toezicht te kijken”, zegt Philips. “Als Inspectie willen we graag een instrument voor de ketenhandhaving aanreiken.” Op basis van advies uit het WH-Ct en informatie uit het landelijke risicobeeld kwam de baggerketen als interessante casus naar voren. Philips: “Deze keten - van bodemonderzoek, baggeren, verwerken tot en met toepassing - werd daarom de eerste die we met een aantal waterbeheerders gingen uitwerken. Daarvoor was al een theoretisch model beschikbaar in de vorm van de handreiking ketenhandhaving van het Landelijk Overleg Milieu. Dit model beschrijft de methodiek, de stappen die doorlopen kunnen worden om ketenhandhaving in te vullen. Het project heeft het model als aanknopingspunt gebruikt bij de uitwerking. Belangrijk is dat ketenhandhaving zich verplaatst van inrichtingsgebonden toezicht naar toezicht op de gehele keten
en daarbij de relatie met andere toezichthouders in kaart brengt. Overdrachtsmomenten Wanneer je de weg die baggerspecie aflegt bekijkt wordt duidelijk dat het in tal van schakels mis kan gaan. Nadat waterbodemonderzoek heeft plaatsgevonden, moet wel worden gebaggerd wat bemonsterd is. En als dan de specie per schip wordt afgevoerd zou je willen weten of de lading bij aankomst op bestemming nog wel dezelfde is als die er bij vertrek in zat. Vaak volgt een slibontwatering en ook tijdens de opslag in die fase moeten partijen niet door elkaar raken. Verandering van samenstelling kan overigens sowieso optreden door processen tijdens het drogen. Die wijzigingen in (chemische en technische) eigenschappen zijn natuurlijk relevante informatie die je moet kunnen leveren aan de eindgebruiker die het slib als bouwstof wil toepassen. Ook bij eventueel vervoer over de weg
speelt weer de vraag of er geen ladingen verwisseld of gemengd worden. Het zal duidelijk zijn dat er bij zo’n keten diverse partijen betrokken zijn, zoals de waterbeheerder, degenen die scheepvaartinspecties uitvoeren (dat kunnen behalve RWS ook de politie of havendienst zijn), het bevoegd gezag voor het depot (provincie of gemeente) en (VROM-) inspecteurs voor het wegvervoer. “Het gaat erom”, zegt Philips, “dat je met anderen in de keten in gesprek gaat, deze ketendeelnemers leert kennen en weet welke informatie en gegevens een andere toezichthouder in de keten nodig heeft en waarom. Na een goede ketenanalyse kun je een gezamenlijke toezichts- en interventiestrategie werken uitstippelen. Overigens gaat het ook om preventie: voorkómen dat er dingen in die keten misgaan.” Nu zie je volgens Philips vaak dat partijen elkaars taal niet spreken, niet het besef hebben dat bepaalde informatie in de keten moet meelopen opdat de mensen in de volgende schakel over gegevens beschikken waarmee zij hún vragen beantwoord kunnen krijgen. “Op de overdrachtsmomenten in de keten gaat het dan fout.”
Samenwerking “We hebben als verschillende bevoegde gezagen in het Noordzeekanaalgebied de afgelopen jaren al heel erg geleerd om naar elkaar te kijken en voor elkaar te kijken”, zegt handhaver Michel Serné van RWS Noord-Holland. “Ook al gebeurt dat niet zozeer in het kader van ketenhandhaving, maar meer om door samenwerking de werklast te verminderen.” Dit speelt volgens Serné onder meer bij de ‘cacaovemen’, opslaghallen waar grote hoeveelheden bonen liggen opgeslagen, en schrootbedrijven. Serné: “De Milieudienst IJmond, de gezamenlijke dienst van de gemeenten in het gebied, ziet toe op de eisen vanuit de Wm-vergunning, maar kijkt ook naar opvangvoorzieningen voor bluswater, een Wvobelang. Medewerkers van die dienst zijn voor dat werk onbezoldigd ambtenaar van RWS NoordHolland. Omgekeerd zijn er bedrijven in de op- en overslag waar wij op onze beurt de Wm meenemen. De ervaringen zijn zeer positief.” In principe is de samenwerking die
Serné schetst een prima opmaat voor een ketenbenadering. Het lijkt Serné echter wel lastig als één partij heel veel inspanning moet gaan leveren om het elders in de keten goed te laten lopen. “Wat als dat het effect vanuit het waterbeheer gezien helemaal niet relevant is? Hoe verhoudt een ketenbenadering zich tot de prioriteitstelling met RiAnTH; hoe komt het werk voor een keten in onze HUP terecht?” “Vooralsnog wordt van de regionale diensten alleen inzet op projectbasis gevraagd”, zegt Philips, “maar werken aan een ketenbenadering komt inderdaad ook neer op een zoektocht naar draagvlak. Er moeten daarvoor op bestuurlijk- en managementniveau afspraken worden gemaakt.” Op de korrel De baggerketen is in eerste instantie geanalyseerd vanuit het waterbeheer met enkele specialisten uit RWS en Waterschappen. Het project is nu zover dat ook de andere partijen in de keten gepolst kunnen worden: is de ketenuitwerking goed of zijn er dingen over het hoofd gezien? En hoe zijn preventie en toezicht geza-
menlijk aan te pakken? Hoe organiseer je de informatiestroom in de keten? Hoe bouw je garanties in dat er niet geknoeid wordt met ladingen? “Typisch zaken die je niet in je eentje moet gaan bedenken”, zegt Philips. Er zullen vervolgens pilots gaan lopen, maar ook wordt gezocht naar goede praktijkvoorbeelden op kleine schaal. Ondertussen zullen in het project meer ketens bij de kop worden genomen. Philips: “Mogelijk worden dat heel andersoortige ketens. We zijn nu ‘de zandkorrel aan het volgen’, maar je zou je kunnen voorstellen dat je dat ook voor bijvoorbeeld bepaalde producten van bedrijven kunt doen.” Meer informatie: Irma Philips Inspectie Verkeer en Waterstaat Tel. 0320-299548
[email protected] Michel Serné RWS Noord-Holland Tel. 023-5301749
[email protected]
25
Integrale waterwet
Herman Heegstra (l) en Saskia van Gool
Kanttekeningen bij de Waterwet In de aanloop naar één integrale waterwet kijken de Inspectie VenW en RWS naar handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid. Zo’n kritische blik wordt tegenwoordig standaard gevraagd wordt bij nieuwe wet- en regelgeving.
26
“Belangrijke beweegreden om tot één waterwet te komen is de gewenste vereenvoudiging van de regelgeving”, zegt Saskia van Gool van de Inspectie. “Daarin komen acht, nu nog afzonderlijke wetten samen, zoals de Wvo, de Wet op de waterhuishouding, de Wet Droogmakerijen en Indijkingen en de Grondwaterwet.” “Je ziet ook dat de waterbodem uit de Wbb wordt gelicht en onder de waterwet komt te hangen”, zegt Herman Heegstra, hoofd vergunningverlening van RWS Zuid-Holland. “Een goede ontwikkeling, want met de zeven wijzigingsvoorstellen die er speelden was de Wbb zelfs voor deskundigen binnen RWS inmiddels nauwelijks meer te volgen.” Het is volgens hem ook een kans om de moderne inzichten in bestuurlijke verhoudingen in één keer tot uitdrukking te brengen, terwijl je dat anders in heel veel verschillende wetten zou moeten doen. Belangrijk pluspunt is volgens Van Gool en Heegstra ook de aansluiting bij de KRW die wordt bereikt door de termijncyclus voor alle plannen gelijk te maken aan de cyclus van zes jaar die de stroomgebiedbeheersplannen voor de KRW doorlopen. Ook is de doorwerking van waterplannen naar ruimtelijke ordening nu wettelijk vastgelegd. “En natuurlijk is het ineenschuiven van wetten tekenend voor de onlosmakelijkheid van waterkwantiteit en -kwaliteit, het integraal waterbeheer”, zegt Van Gool. Kaderwet De Waterwet is volgens Van Gool en Heegstra vooral een kaderwet
die nog invulling moet krijgen door het opstellen van een groot aantal AmvB’s. Van Gool: “Op heel veel punten in de wettekst staat dat één en ander nog nader te regelen is in die algemene regels van bestuur. Iemand bij ons is na veertig van dergelijke verwijzingen in de tekst opgehouden met verder tellen. Heel veel hangt dus af van de kwaliteit van die AmvB’s en ook daar zullen we nog sterk op moeten letten.” Wordt het op deze manier niet een ogenschijnlijk eenvoudige wet die bij het ‘uitpakken’ toch weer heel complex blijkt te zijn? Heegstra: “Het ligt nog wel in de bedoeling om het aantal AmvB’s nog te verminderen door veel samen te voegen in een overkoepelende AmvB, het Waterbesluit, maar inhoudelijk kun je het natuurlijk toch nog altijd heel ingewikkeld maken.” “Een vergelijkbaar risico zie je bij de vorming van één loket ten behoeve van een grotere klantvriendelijkheid,” zegt Van Gool. “Grote kans dat er achter het loket geen sprake is van vereenvoudiging, maar dat het, integendeel, zelfs veel meer energie gaat kosten om de afstemming tussen alle partijen te bereiken. Ik zeg niet dat je het daarom niet zou moeten doen, maar houd er rekening mee dat dit soort operaties niet per se een vereenvoudiging inhouden. Tenzij iemand knopen doorhakt om het achter de schermen werkbaar te houden.” “Ik vind dat ook een behoorlijk aandachtspunt”, zegt Heegstra. “Natuurlijk moet de waterwet met goede AmvB’s worden uitgewerkt, maar als je zaken in algemene
regels wilt regelen moet je het ook een beetje kunnen loslaten. Dat is wennen. Ik zie bij Rijkswaterstaters een enorme betrokkenheid bij het milieu en specialistische kennis van waaruit ze alles vergaand zouden willen dichttimmeren en zelfs veel activiteiten liefst nog buiten de veel bredere AmvB’s zouden willen houden.” Toets In 2008 moet de Waterwet in werking treden en zullen de AmvB’s gereed moeten zijn. Het voorontwerp van de wet is eind juli 2005 al een consultatieronde ingegaan. In deze fase zijn ook de Inspectie en RWS betrokken doordat zij toetsen op handhaafbaarheid respectievelijk uitvoerbaarheid van de nieuwe wet. Van Gool: “De afspraak is dat wet- en regelgeving die de besluitvorming ingaat tegenwoordig altijd eerst zo’n toetsing ondergaat. Nadat onze IG daartoe een schriftelijk verzoek heeft gekregen, wordt intern een werkgroep samengesteld. De leden ploegen, elk vanuit een eigen specialisme - denk aan invalhoeken als planvorming, interbestuurlijk toezicht of nalevingstrategieën- de tekst door. En we gaan ‘shoppen’ bij de uitvoeringspraktijk. Dat laatste is voor mij heel belangrijk: als iets niet uitvoerbaar is dan is het ook niet handhaafbaar en kun je op problemen wáchten. Dit betekent dat ik goed heb gekeken naar de uitvoerbaarheidstoets zoals die bij RWS is uitgevoerd.” Heegstra: “Voor inzicht in effecten op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid zijn we via workshops ook extern, bij waterschappen en provincies, te rade gegaan. Implicaties voor de handhaving zijn door de Inspectie ook in het WH-Ct ingebracht en besproken.” Schaduwkanten? En hoe zit het dan met de mogelijke schaduwkanten voor de handhaving? “Veel meer activiteiten zullen in plaats van met vergunningen door middel van AmvB’s geregeld worden”, zegt Van Gool. “Met de grote bedrijven zal de aloude relatie via een vergunning
dan nog wel blijven bestaan, maar ten aanzien van veel kleinere bedrijven wordt het toch meer handhaven zonder die vanzelfsprekende relatie, enigszins vanuit de losse pols zoeken naar overtredingen van AmvB’s.” “Vermindering van het aantal vergunningen heeft overigens ook goede kanten, zegt Heegstra: “Wij hebben in ons beheersgebied veel op- en overslag bedrijven met allemaal min of meer dezelfde vergunning. Vanuit vergunningverlening gezien vinden we het niet zo erg die ‘kwijt’ te raken, want dan kunnen we de aandacht op mogelijk meer relevante activiteiten richten. Voor de handhavers zie ik wel het gevolg dat ze met zo’n veel omvattende waterwet van heel veel markten tegelijk thuis moeten zijn, want ze moeten op van alles kunnen inspringen.” Een groot probleem dat vanuit de praktijk werd gemeld was volgens Van Gool en Heegstra de harde ‘knip’ die er vanuit de nieuwe waterwet wordt gelegd tussen directe lozingen op oppervlaktewater en lozingen op het riool. De directe lozingen blijven, zoals nu, een zaak van Waterschappen en RWS, afhankelijk van het water waarop wordt geloosd. De lozingen op het riool zullen voortaan echter in alle gevallen onder het beheer van de gemeenten vallen. Heegstra: “Heel veel waterbeheerders hebben daar problemen mee. Ze vinden dat ze op die manier hun grip kwijtraken op lozingen
die indirect van invloed zijn op de waterkwaliteit in hun beheersgebied. En op die kwaliteit worden ze wel aangesproken, zeker straks vanuit de KRW met z’n harde resultaatverplichtingen. Van Gool: “Dat bezwaar hebben we in de toetsbrief opgenomen. Als de vergunningverlening bij de gemeenten ligt, moet daar ook de kennis en capaciteit liggen om die te handhaven en daar kun je in veel gevallen vraagtekens bij zetten.” Een moeilijk punt is verder dat de afname van het aantal vergunningen doorwerkt in de gegevensstroom van bedrijven naar de waterbeheerder. Geen vergunning betekent ook dat de meetverplichting voor een bedrijf zal wegvallen. Van Gool: “Je moet concluderen dat straks de waterbeheerder veel meer toezichtsinspanning zal moeten plegen. Handhavers moeten toch informatie hebben om hun werk te kunnen doen en over dat meerwerk moet je wel eerlijk zijn.” “Ook door deze verandering dreigen we grip te verliezen terwijl we dat voor de KRW juist heel sterk zouden moeten hebben”, zegt Heegstra. “We zullen hier vanuit de handhaving op moeten anticiperen door nog meer te focussen op risicostoffen en de risicositua-
ties, veel meer ‘risicogestuurd handhaven’.” Helder in beeld Al met al gelukkig met de nieuwe waterwet? Heegstra: “Met de uitvoeringstoets hebben we aangegeven in hoeverre het naar ons idee zal werken. Het was niet de bedoeling om beleid over te gaan doen. Ik zie duidelijke pluspunten, maar al met al zou ik het nog geen kans voor open doel willen noemen; wel een uitdaging.” Van Gool: “Bij een handhavingstoets gaat het er niet om te zeggen of je deze weg al dan niet zou moeten gaan. Bepaalde discussies, bijvoorbeeld over deregulering, zijn politiek ook al een gepasseerd station. Wel is het zaak de mogelijke consequenties voor alle betrokkenen helder vooraf in beeld te brengen en daar is zo’n toetsbrief voor bedoeld.” Meer informatie: Saskia van Gool Inspectie VenW Tel. 0320-299541
[email protected] Herman Heegstra RWS Zuid-Holland Tel. 010-4026399
[email protected]
Interview met Jaap Rus
Voorheen: Wvo-Contactteam Vanaf de derde bijeenkomst zat Jaap Rus in het Wvo-Contactteam. Het werd een duurzame relatie: hij maakte als deelnemer aan dit overleg bijna een periode van twee decennia vol.
Het is midden jaren ’80 als schandalen (Uniser) en de daarop volgende politieke en maatschappelijke ophef ertoe leiden dat elke regionale directie een eigen club handhavers krijgt die los staat van de vergunningverleners. Rus: “Tot die tijd hadden vooral de heffing-
controleurs van het RIZA de bedrijven bezocht. Ze controleerden hoe deze de gegevens over het afvalwater verzamelden ten behoeve van het vaststellen van de verontreinigingsheffing en als ze dan een onregelmatigheid tegenkwamen, meldden ze dat aan de afdeling
vergunningverlening van de regionale directie van Rijkswaterstaat.” Met de formatie van duidelijk te onderscheiden afdelingen handhaving, bij elk van de - destijds twaalf - regionale directies - was tegelijkertijd een eilandenrijk geschapen waarin uniformiteit in handhaving geenszins gewaarborgd was. Daarom werd in 1986 op initiatief van het Hoofdkantoor RWS besloten om een landelijk
27
coördinator kennisoverdracht en communicatie.”
team van hoofden handhaving op te richten, dat periodiek contact had over de Wvo- handhavingswerkzaamheden van Rijkswaterstaat (= het Wvo-Contactteam). Bij het RIZA kwam ook een landelijk coördinator handhaving en die coördinator - in de persoon van Jaap Rus - kon meteen aan de slag in het Wvo-Contactteam.
28
Uitstraling Rus stuurde er vanaf het begin op aan dat er naast de voor de hand liggende informatieuitwisseling en afstemming vanuit het team ook zou worden gewerkt aan de opleiding van RWS-handhavers en aan publiciteit rond hun werk. Zo werd in 1987 een eerste Voorlichtingsdag gehouden, voorloper van de latere symposia. Rus: “We rekenden op circa 200 deelnemers, maar het programma sprak blijkbaar zo aan dat we de ‘vraag’ - ca. 400 deelnemers - niet aankonden. Mede omdat zich veel deelnemers vanuit politie en justitie aandienden die lucht hadden gekregen van het interessante programma.” Publiciteit rond de handhaving kwam er ruimschoots met de eerste landelijke handhavingsactie (1987): een gezamenlijke 24-uurs actie door alle regio’s, met inzet van vliegtuigen en vaartuigen. “De media besteedden er ruim aandacht aan”, vertelt Rus. ”En binnen de kortste keren waren we binnen en buiten RWS hartstikke bekend en was duidelijk dat handhaving er niet ‘effe bij gedaan werd’. De preventieve werking, de uitstraling van deze acties is enorm geweest. En het effect werd versterkt omdat we in Noord-Holland met Ton Fransen een echte milieuofficier hadden die werk maakte van het strafrechtelijke spoor.” Terugkijkend telt Rus tien landelijke handhavingssymposia, diverse
werkconferenties samen met VROM, IPO, UvW en VNG, en de productie van zes voorlichtingsfilms over de Wvo, milieucriminaliteit Wvo, milieuproblematiek van de scheepvaart, het Bouwstoffenbesluit en het werk van de handhavers. Ook de landelijke controleactie werd een terugkerend fenomeen. Tot 2002 zijn er zeven stuks gehouden. Rustiger Het contactteam mocht dan ‘stoer’ aan de weg timmeren, het stak ondertussen veel energie in een verdere ontwikkeling van de handhaving. Zo ging het zich in de jaren negentig intensief bezighouden met nieuwe strategieën, andere slimmere werkwijzen voor de handhaving. Naar buiten toe werd het gaandeweg rustiger. Meer recentelijk was er als intern gerichte ontwikkeling de ‘groeispurt’ in het kader van de professionalisering van de milieuwethandhaving (zie pag. 8 in dit verslag). Het contactteam vormde een mooi platform om allerlei producten uit dit traject te bespreken. In deze tijd deed ook de Divisie Water van de Inspectie Verkeer en Waterstaat zijn intrede in het team. Deze divisie (nu Toezichteenheid Waterbeheer) was inmiddels opgericht om toe te zien op de correcte uitvoering van de handhaving door de natte RWSpoot en om als bevoegd gezag op te treden voor eigen werk van RWS. Rus: “De Inspectie ging inspectiekaders opstellen, handhavingsinstrumenten aanreiken en zorgen voor de nodige kennisontwikkeling. Ik zag ook een behoorlijk deel van mijn werkpakket bij het RIZA naar deze inspectie overgaan. Nadat ik vanuit het RIZA als kwartiermaker bij de inspectie had gewerkt, ben ik daarom ingegaan op het verzoek om daar in dienst te treden als
Nu de Inspectie in de nieuwe ‘Adviesgroep Handhaving’ (zie pag. 4) een stapje terugdoet, zal Rus - voor het eerst in bijna twintig jaar - niet meer automatisch bij dit handhavingsoverleg betrokken zijn. Jammer? “Het betekent gelukkig geen afscheid van de handhaving en binnen de Inspectie kan ik mijn in de afgelopen jaren opgebouwde ‘bagage’ prima inzetten. Zo ben ik als projectleider samen met RWS RIZA en regionale diensten bezig met het ontwikkelen van maatlat voor de HUP’s. Ook werk ik mee aan een inspectiekader illegale lozingen, waarbij ik mijn ervaring met diverse justitiële onderzoeken in het verleden mooi kan inbrengen. En voor de bespreking van dergelijke zaken zullen ze me best zo af en toe terugzien in het team.” Winst Wat is in grofweg twintig jaar bereikt? “Handhavers zijn veel professioneler geworden”, zegt Rus, “en hebben het ‘Calimerogevoel’ van weleer achter zich gelaten. Ik vang wel geluiden op dat ze nog maar weinig buiten komen. Dat heeft te maken met alle investeringen in de professionalisering, gevoegd bij veranderingen in de RWS-organisatie die energie kosten en de inspanning die in een aantal directies met veel personeelswisselingen gaat zitten in het opleiden van nieuwe handhavers. Ik heb het ook zelf gemerkt bij de voorbereidingen van een landelijke actie 2006. Er is nauwelijks tijd voor zoiets ‘extra’s’ en de ervaring met het organiseren en uitvoeren van grote landelijke controleacties is aardig weggezakt. Wat we naar mijn mening in de gaten moeten houden: zorg dat je als handhavingsorganisatie zichtbaar blijft. Zo mag je wat mij betreft bij de keuze van onderwerpen voor landelijke acties ook best meewegen wat onze klanten en de burgers zal aanspreken.” Meer informatie: Jaap Rus Inspectie Verkeer en Waterstaat Tel. 0320-299562
[email protected]
Cijfers
Handhaving watergerelateerde milieuwetten door Rijkswaterstaat en de Inspectie Verkeer en Waterstaat in de periode 2001-2005 Vergunningverlening Wvo
2001
2002
2003
2004
2005
Eigen werken in 2005
Aantal vigerende vergunningen op 1 januari Aantal verleende vergunningen (inclusief wijzigingen) Aantal verleende tijdelijke ontheffingen = aantal verleende gedoogbeschikkingen
2.800
2.757
2.701
2.578
2.577
105
176
167
159
199
211
15
51
47
29
42
57
0
Wbb en overige besluiten
2001
2002
2003
2004
2005
Eigen werken in 2005
Aantal beschikkingen Wbb Gesignaleerde overtredingen Wbb Aantal meldingen Art 8.19 Wm Aantal meldingen Bsb Aantal meldingen BRZO
n.g. n.g. n.g. n.g. n.g.
n.g. n.g. n.g. n.g. n.g.
n.g. n.g. n.g. n.g. n.g.
67 39 n.g. 350 n.g.
116 38 32 395 39
34 n.b. 0 n.b. 0
Toezicht Wvo
2001
2002
2003
2004
2005
Eigen werken in 2005
Bedrijfscontroles Luchtsurveillance Scheepsmilieucontroles Meldingen van derden Gesignaleerde overtredingen Wvo G waarvan ernstig G overtreding kernbepaling Strafrechtelijk vervolg (proces verbaal, kort geding) Totaal Aantal (WM) inrichtingen strafrechtelijk vervolg Bestuur(srechte)lijk vervolg G aanmaningen/waarschuwingen (met en zonder verplichte reactie) G intrekken vergunning G legaliseren (incl. vergunning wijzigen) G bestuursdwang G dwangsom G actief gedogen Aantal inrichtingen bestuursrechtelijk vervolg
7.463 148 n.g. 1.009 1.409 511 n.g.
6.909 129 n.g. 286 748
7.825 122 n.g. 464 1.017
7.072 137 454 480 1.123
6.472 124 572 782 988
515
597
518
372
n.b. n.v.t. n.b. n.v.t. 10 n.b. n.b.
153 n.g.
152 n.g.
160 n.g.
165 n.g.
116 65
n.b. n.v.t.
540 60 12 4 76 7 n.g.
406 1 5 3 13 13 n.g.
433 0 2 2 23 15 n.g.
371 0 2 2 22 16 n.g.
251 0 47 1 17 45 96
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.
n.b. = niet bekend n.g. = niet gevraagd. Er heeft een aantal aanpassingen aan de Enquête emissiebeheer 2005 plaatsgevonden om gegevens te verkrijgen die beter aansluiten op rapportages aan de Tweede Kamer. Hierdoor is voor 2005 een aantal gegevens voor het eerst verzameld.
29
Adressen leden Adviesgroep Handhaving in 2006
30
VOORZITTER AGH Rijkswaterstaat Dienst Limburg dhr. E.C.L. Marteijn Postbus 25 6200 MA Maastricht Telefoon: 043-3 294 924 E-mail:
[email protected]
Rijkswaterstaat Dienst Limburg mw. N.M.H. Hendrix Postbus 25 6200 MA Maastricht Telefoon: 043-3 294 136 E-mail:
[email protected]
Rijkswaterstaat Dienst Utrecht dhr. R. van der Plaat Postbus 650 3430 AR Nieuwegein Telefoon: 030-6 009 488 E-mail: rob.vdplaat@ dut.rws.minvenw.nl
Bureau Verontreinigingsheffing Rijkswateren dhr. L. Otten Postbus 20906 2500 EX Den Haag Telefoon: 070-3 518 950 E-mail:
[email protected]
SECRETARIS AGH RWS RIZA mw. K. van de Wall Postbus 17 8200 AA Lelystad Telefoon: 0320-29 84 53 E-mail:
[email protected]
Rijkswaterstaat Dienst NoordBrabant dhr. L.C. Dekkers Postbus 90157 5200 MJ Den Bosch Telefoon: 073-6 817 792 E-mail:
[email protected]
Rijkswaterstaat Dienst Zeeland mw. S. Borowski Postbus 5014 4330 KA Middelburg Telefoon: 0118-6 22 431 E-mail:
[email protected]
Rijkswaterstaat RIZA mw. J.W. Bijsterbosch Postbus 17 8200 AA Lelystad Telefoon: 0320-29 84 94 E-mail:
[email protected]
Inspectie Verkeer en Waterstaat Toezichteenheid Waterbeheer dhr. F.M.R. Leus Postbus 61 8200 AB Lelystad Telefoon: 0320-29 95 64 E-mail:
[email protected]
Rijkswaterstaat Dienst NoordHolland dhr. F.B. van Baar Postbus 3119 2001 DC Haarlem Telefoon: 023-5 301 576 E-mail:
[email protected]
Rijkswaterstaat Dienst Noordzee dhr. J. de Jong Postbus 5807 2280 HV Rijswijk Telefoon: 070-3 366 610 E-mail:
[email protected]
Rijkswaterstaat Dienst IJsselmeergebied dhr. J. Jonkhoff Postbus 600 8200 AP Lelystad Telefoon: 0320-29 70 33 E-mail:
[email protected]
Rijkswaterstaat Dienst NoordNederland mw. S. Dingenouts-Koops Postbus 2301 8901 JH Leeuwarden Telefoon: 058-2 344 361 E-mail:
[email protected]
Rijkswaterstaat Dienst OostNederland dhr. P.C. Bielen Postbus 9070 6800 ED Arnhem Telefoon: 026-3 688 214 E-mail:
[email protected]
Rijkswaterstaat Dienst ZuidHolland dhr. W.D.M. Bogaert Postbus 556 3000 AN Rotterdam Telefoon: 010-4 026 956 E-mail: w.d.m.bogaert@ dzh.rws.minvenw.nl
Geen foto beschikbaar
Colofon Uitgave: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Inspectie Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat Adviesgroep Handhaving Tekst en productie: Maurits Groen Milieu & Communicatie, Haarlem (Wim Verhoog) Fotografie: Michel Roggo (omslag), Wim Verhoog, Design & Art Reclame, AxiPress, RIZA Vormgeving en drukwerk: Design & Art Reclame, Amsterdam