Wethouder van Bouwen en Wonen RIS155968_18-JUN-2008
M. Norder
Gemeente Den Haag
Retouradres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag
Aan: de Commissie Stedelijke Ontwikkeling en Ruimtelijke ordening
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk
DSO/2008.2225 - RIS 155968 Doorkiesnummer
070 - 353 2852/353 2966 E-mailadres Aantal bijlagen Datum
17 juni 2008 Onderwerp
Beantwoording Technische vragen Nota van Uitgangspunten Kijkduin
Geachte leden van de commissie Stedelijke ontwikkeling en Ruimtelijke Ordening,
Komende donderdag 19 juni wordt de Nota van Uitgangspunten Kijkduin in de commissie SRO behandeld. Voorafgaand aan deze behandeling heeft u een aantal technische vragen gesteld. Deze brief geeft antwoord op deze vragen. Met vriendelijke groet, de wethouder van Bouwen en Wonen, Marnix Norder
Inlichtingen bij
Postadres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag Bezoekadres: Spui 70, Den Haag Internetadres: www.denhaag.nl
Telefoon: 070 - 353 2852/353 2966 Fax: 070 - 353 3615
DSO/2008.2225
2
Technische vragen VVD Nota van Uitgangspunten Kijkduin
1.
Langs de Machiel Vrijenhoeklaan krijgt de piekparkeervoorziening een "natuurlijke" vorm. Vraag: kan hiervan een voorbeeld of een situatieschets worden gegeven. Is het bijvoorbeeld de bedoeling dat het parkeren aan het zicht wordt onttrokken door eroverheen "duin" te leggen? Antwoord: De piekparkeervoorziening langs de Machiel Vrijenhoeklaan bestaat uit twee delen: het parkeerveld en langs de Machiel Vrijenhoeklaan. Het parkeerveld wordt opgeheven en onderdeel van het landschappelijk raamwerk (verduinen). Op deze locatie wordt een wellnessvoorziening gerealiseer met overdekt parkeren. Het parkeren langs de MV-laan wordt natuurlijker vormgegeven. Uitwerking daarvan vind plaats in de masterplanfase en het samenspraaktraject.
2.
Op blz. 5 wordt aangegeven dat het aantal woningen geen afbreuk mag doen aan de landschappelijke kwaliteit. Welke objectieve criteria zijn in deze nota van uitgangspunten gehanteerd om te bepalen of het aantal woningen wel of niet de landschappelijke kwaliteit aantast? Antwoord:Dit betreft een uitgangspunt dat verder uitgewerkt gaat worden. In de Nota is opgenomen dat het landschap wordt versterkt door het verduinen van de huidige puinduinen en de velden waar ontwikkelingen plaatsvinden, er is een maximale hoogte aangegeven,het uitzicht vanaf de puinduinen is vastgelegd, er is een bandbreedte in dichtheid aangegeven, er is met referentiebeelden gewerkt. De objectieve criteria worden in het samenspraakproces richting het masterplan verder opgesteld. Tevens wordt in de masterplanfase een planMER gevoerd die ondermeer de effecten van de ontwikkelingen op de landschappelijke en ecologische kwaliteit toetst.
3.
De ontwikkelingen van het landschappelijk raamwerk worden mede gefinancierd door de hoogstedelijke locaties. Graag een overzicht van welke middelen waarvoor worden ingezet. Wat is achterstallig onderhoud en wat zijn nieuwe investeringen in de landschappelijke kwaliteiten van het gebied? Antwoord: De maatregelen in het landschappelijk raamwerk worden volledig gefinancierd uit de woningbouwontwikkeling op de locaties. Er is in de bestaande situatie sprake van achterstallig onderhoud, maar de inzet van de middelen uit de woningbouwontwikkeling is primair gericht op de verbetering van het landschappelijk raamwerk en niet op het opheffen van achterstallig onderhoud. In hoofdstuk 7 van de nota is het landschappelijk raamwerk beschreven.
4.
De investeringen van 20 miljoen in het groen moeten worden bekostigd uit de ontwikkelingen van de woningen (blz. 5). Betekent dit dat voor elke investering van 20.000 euro in het groen er een huis gebouwd zou moeten worden? Zo nee, hoe zien de berekeningen er dan uit? Antwoord: De berekeningen zijn indicatief en aan het college voorgelegd. De berekeningswijze is als volgt: de kosten van de maatregelen in het landschappelijk raamwerk zijn gebiedsbreed bepaald en berekend. Daarnaast zijn de opbrengsten per mogelijke woningbouwlocatie berekend. Het uitgangspunt is geweest dat de kosten van het landschappelijk raamwerk en het totaal van de opbrengsten gelijk aan elkaar zijn. Dat betekent automatisch dat het omlaag of omhoog schroeven van het woningaantal in een bepaalde locatie de opbrengst lager of hoger doet uitvallen en daarmee de investeringen in het landschappelijk raamwerk.
DSO/2008.2225
3
5.
De vaststelling van het plan van aanpak Masterplan staat nu op september 2008, maar het samenspraaktraject loopt nog tot oktober 2008. Graag een verduidelijking van deze planning. Antwoord: Met de vaststelling van het plan van aanpak kan begonnen worden met het opstellen van het masterplan Kijkduin dat in mei 2009 gereed moet zijn. In het plan van aanpak staat aangegeven hoe de gemeentelijke organisatie het masterplan Kijkduin gaat opstellen. Het geeft inzicht in de kosten van het proces, de organisatie, de onderzoeken en dergelijke. Er worden in het plan van aanpak geen inhoudelijke afwegingen gemaakt.
6.
Tijdens de wandeling door Kijkduin is aangegeven dat het strand ongeveer 75 meter breed zal worden. Wat zijn hiervan de consequenties voor de zichtlijnen op de zee en de eventuele aanpassing van de hoogte van de boulevard? Antwoord: De verbreding van het strand en het duin zal waarschijnlijk niet leiden tot een duidelijker zicht vanaf de boulevard. In de nota zijn diverse stedenbouwkundige uitgangspunten opgenomen, maar deze moeten richting het masterplan verder worden uitgewerkt. In de nota van uitgangspunten kan nog niet een uitspraak over een verhoogde boulevard worden gedaan. Het is zeker een mogelijkheid om het zicht op het strand en de zee te vergroten en kan daarom bij de uitwerking naar het masterplan Kijkduin verder worden onderzocht.
7.
Welke technische mogelijk- en onmogelijkheden zijn er bij het "afronden" van de boulevard aan de kant van Zeehage? Antwoord: In het traject richting het masterplan Kijkduin moet de vormgeving van de boulevard verder worden onderzocht. Voor de badplaats worden tijdens de samenspraak en in overleg met de verantwoordelijke partijen (waaronder de grondeigenaren, het Hoogheemraadschap Delfland, de provincie ZH, e.d.) de criteria vastgesteld. In principe heeft het Hoogheemraadschap Delfland eisen gesteld aan werkzaamheden op de kustversterking en die worden gerespecteerd. De wijze waarop de ‘afronding’ gaat plaatsvinden is daarbij ook afhankelijk van de regelgeving rond de Natura2000-gebieden. De badplaats Kijkduin is door Natura2000-gebieden omringd. Aan deze regelgeving moet worden voldaan.
8.
Een van de "hoogte accenten" in het plan ligt op de hoek van de Kijkduinsestraat en de Heliotrooplaan. Graag een nadere onderbouwing van de technische mogelijk en onmogelijkheden op dit punt. Waaronder de milieuaspecten. En de in de toekomst mogelijke aanleg/doortrekking van de NoordWestelijk hoofdroute. Antwoord: In het samenspraaktraject en bij het opstellen van het masterplan worden de criteria per locatie verder uitgewerkt. Er zal aan de vigerende (milieu)wetgeving moeten worden voldaan.
DSO/2008.2225
4
Technische vragen PvdA Nota van uitgangspunten Kijkduin 1. Er worden drie modellen beschreven, waaruit het voorkeursmodel is opgebouwd. Deze drie modellen zijn op een aantal criteria beoordeeld. Kan meer inzicht gegeven worden in de gebruikte criteria en de scores van de drie modellen daarop? Antwoord: De gebruikte criteria zijn genoemd in hoofdstuk 10 van de nota. Het gaat om de mogelijkheid een unieke woonmilieu te realiseren door de relatie met het landschap en de recreatieve en sportieve mogelijkheden. In een sessie is in overleg met de stakeholders gekomen tot een aantal afwegingen die in de voorkeursvariant zijn opgenomen. In de voorkeursvariant wordt het sportveldencomplex bij de Internationale School behouden en wordt een uniek woonmilieu in de duinvallei mogelijk in een landschappelijke en ontspannen setting. In het vervolg naar het masterplan zullen de criteria verder worden besproken en vastgesteld.
2. Er lijkt geen interactie te zijn geweest tussen de gevolgen van de kustversterking (verbreding van de duinen en het strand) en de opties voor de inrichting van de boulevard. Nu is de huidige ligging en hoogte richtinggevend, terwijl n.a.v. de kustversterking wellicht ook tot verplaatsing (zeewaarts) en verhoging had kunnen worden gekomen, zeker in samenhang met de plannen tot overdekking van het Deltaplein. Kan hier een toelichting op worden gegeven? Antwoord: In het traject richting het masterplan Kijkduin moet de vormgeving van de boulevard verder worden onderzocht. De omgeving van de boulevard is in de nota als studiegebied aangeduid. Voor de badplaats worden tijdens de samenspraak en in overleg met de verantwoordelijke partijen (waaronder de grondeigenaren, het Hoogheemraadschap Delfland, de provincie ZH, e.d.) de criteria vastgesteld. Pas dan kunnen de exacte mogelijkheden voor de boulevard worden bepaald. In principe heeft het Hoogheemraadschap Delfland eisen gesteld aan werkzaamheden op de kustversterking en die worden gerespecteerd. De wijze waarop de ‘afronding’ gaat plaatsvinden is daarbij ook afhankelijk van de regelgeving rond de Natura2000-gebieden. De badplaats Kijkduin is door Natura2000-gebieden omringd. Aan deze regelgeving moet worden voldaan.
3. Er wordt terecht veel aandacht besteed aan de, min of meer evenwijdig aan de kustlijn, elkaar dicht opeenvolgende landschapstypologieën. Is het niet zo dat vooral de uitwisseling en interactie tussen die typologieën interessant is voor de natuurwaarden? Hoe wordt deze gewaarborgd in combinatie met de ontwikkeling van de bebouwing van de sportvelden achter de puinduinen? Antwoord: naast de herkenbaarheid van de verschillende landschapstypologieën wordt ook de samenhang ertussen als een belangrijk aspect gezien in de nota. Deze samenhang is zowel ruimtelijk als ecologisch van aard. Een eerste indicatie heeft aangetoond dat met de landschappelijke ingrepen de versterking van de ecologische waarden in het gebied behouden kunnen blijven en wellicht versterkt kunnen worden. De woonmilieus zoeken aansluiting op de genoemde landschapstypologieen (duinvallei, duinbos etc). Bij de uitwerking van de criteria waaraan de ontwikkelingen moeten voldoen is dit een belangrijk onderdeel.
4. Hoe wordt in inrichting en beheer gewaarborgd dat de kwetsbare ecologische verbindingen niet gaan lijden onder een te grote druk van recreatie of nabije bewoning? Antwoord: Dit wordt gewaarborgd door middel van de eerder genoemde criteria waaraan de ontwikkelingen en het toekomstig beheer moeten voldoen. De uitwerking daarvan komt in de
DSO/2008.2225
5
masterplanfase aan de orde. Hierbij wordt opgemerkt dat uit onderzoek is gebleken dat de huidige ecologische kwaliteit van de sportvelden en de puinduinen matig is. Het landschappelijk raamwerk heeft als uitgangspunt dat deze relatie juist versterkt wordt.
5. Voor de toekomst wordt een studie naar een afsplitsing van RandstadRail richting Kijkduin gedaan. Vooralsnog wordt de halte aan de Heliotrooplaan als ‘halte Kijkduin’ aangeduid. Is voor de korte termijn overwogen om de pendelbus Kijkduinpark – Deltaplein ook tussen Deltaplein en deze halte te laten pendelen? Hoe groot zouden ongeveer de aanvullende exploitatielasten zijn? Zou deze voorziening ook op heel korte termijn een nuttige aanvulling zijn? Antwoord: De bereikbaarheid van Kijkduin met het openbaar vervoer is een belangrijk aandachtspunt. Een pendelbus functioneert momenteel ten behoeve van Kijkduinpark. In de samenspraakfase wordt op dit punt verder bekeken of het ook ingezet kan worden richting de badplaats. Een eerst indicatie is dat dit niet kostendekkend gerealiseerd kan worden.
6. Is het mogelijk een indicatie van de ruimtelijke gevolgen te geven door in Google Earth de oude en eventuele nieuwe bebouwing globaal in 3-D weer te geven (diverse in den Haag geplande of in aanbouw zijnde gebouwen zijn al in Google Earth in perspectief te zien)? Antwoord: In de nota worden globale uitgangspunten vastgelegd waaronder de dichtheden en de maximale bouwhoogtes. Deze uitgangspunten kunnen nog niet vertaald worden in een volume en een bouwmassa, aangezien hiervoor eerst de criteria verder moeten zijn bepaald. Gedurende de samenspraak worden de criteria per bouwveld vastgelegd. Deze kunnen in het masterplan vertaald zijn in 3-D beelden.
7. In hoofdstuk 10 wordt een kaart met het ‘Voorkeursmodel’ en een ‘Uitgangspuntenkaart’ gepresenteerd. Hoe verhouden deze twee kaarten zich met elkaar, en welke is richtinggevend voor de verdere uitwerking? Antwoord: Beide kaarten zijn richtinggevend. Voor de leesbaarheid is ervoor gekozen om de dichtheden uit het voorkeursmodel en de uitgangspunten waaraan de ontwikkelingen moeten voldoen in twee kaartbeelden weer te geven.
8. De ‘Uitgangspuntenkaart’ toont twee basisscholen in Meer en Bos, terwijl er naar ons idee alleen een school voor speciaal voortgezet onderwijs gevestigd is (op een andere plaats dan de twee kaartaanduidingen). Kunt u dit verklaren? Antwoord: De twee sterren zijn inderdaad verkeerd in het kaartbeeld terechtgekomen. De bovenste ster is een school voor voortgezet onderwijs, de onderste ster geeft een kinderdagverblijf weer.
DSO/2008.2225
6
9. De wijk Meer en Bos wordt op de ‘Uitgangspuntenkaart’ bedekt met twee verschillende verticale bruine arceringen. Kunnen de betekenis en de motiveringen voor deze arceringen toegelicht worden? Antwoord: de groene arcering tussen de flats van Meer en Bos geeft aan dat het hier om een mogelijke verbetering van de inrichting van de openbare ruimte gaat zodat de relatie tussen de duinvallei en landgoed Meer en Bos kan worden versterkt. De bruine arcering geeft aan dat in deze zone afhankelijk van particuliere initiatieven de herstructurering van de gebouwen tot de studiemogelijkheden behoort.
10. Is het huidige parkeerterrein rechts aan het begin van de Wijndaelerweg (nu omheind en bewaakt) in beeld als geweest als enigerlei verstedelijkingsoptie? Zo ja, waarom is deze afgevallen? Antwoord: De mogelijkheden van deze parkeerplaats zijn onderdeel van studie geweest. In het voorkeursmodel is aangenomen dat de ontsluiting van het woongebied Kijkduin-Binnen moet worden verbeterd. Dit kan op het huidige parkeerterrein plaatsvinden zodat beter en veiliger op de bestaande kruising met de Laan van Meerdervoort kan worden aangesloten. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het gewenst om niet in de as van de Laan van Meerdervoort te bouwen. De Internationale school staat als een 'nieuw landgoed' aan het eind van deze vista. Tevens moet voorkomen worden dat een ‘gesloten wand’ langs de Lozerlaan ontstaat. Bij de uitwerking naar het masterplan betekent dit dat er primair aan bovenstaande uitgangspunten moet worden voldaan, maar ook dat dit in relatie tot de andere ontwikkelingslocaties moet worden bekeken. Een bescheiden bebouwing kan hierdoor mogelijk worden.
11. Waarom is de discotheek aan de Wijndaelerweg (voorheen de Marathon) gearceerd? Antwoord: Deze locatie is aangegeven als studiegebied. Met de huidige eigenaar wordt gekeken naar de mogelijkheden van deze locatie. Tot de mogelijkheden behoort uitbreiding van de Internationale School met gerelateerde voorzieningen als shortstay-housing en dergelijke.
12. Is overwogen om de Wijndaelerweg (net als in het verleden) de enige ingang van het Kijkduinpark te laten zijn, ten einde de mogelijkheden te vergroten de Machiel Vrijenhoeklaan in te korten? Antwoord: Tijdens de consultaties is gebleken dat voor Kijkduinpark vanwege de directe natuurbeleving de voorkeur uitgaat naar een entree via de MachielVrijenhoeklaan. Op de laan zijn veel parkeerplaatsen opgenomen die nodig zijn om het piekparkeren op te vangen en ontsluit niet alleen het Kijkduinpark, maar ook een deel van het strand van Kijkduin. Deze laan zorgt voor een splitsing tussen de verkeersstromen van bewoners (Wijndaelerweg) en bezoekers (Machiel Vrijenhoeklaan).
DSO/2008.2225
7
13. De volkstuincomplexen in het gebied zijn niet expliciet op de kaarten ingetekend. Betekent dat dat het in de bedoeling ligt deze ongemoeid te laten? Antwoord: Ja. Er is echter wel contact geweest met de Haagse Bond voor Amateurstuinderverenigingen. Initiatieven die deze locatie eventueel meer open stellen voor publiek of een ecologische uitwerking worden meegenomen in het samenspraaktraject.
14. Over de Haagse Beek wordt in de tekst over verbreding gesproken en ook "wordt het brongebied sterk aangezet". Op de kaarten is dat niet terug te vinden. Kan aangegeven worden wat de ruimtelijke vertaling van deze teksten is, en wat de meerwaarde voor de natuur is? Antwoord: Het gaat om het vergroten van het wateroppervlak (met name bij de bron) en het aanleggen van natuurvriendelijke oevers. Tevens is de aanleg van een brug opgenomen over de Haagse Beek, als entree naar de badplaats, waardoor de beek duidelijker zichtbaar doorgetrokken wordt.
15. In welke mate worden de drie verdwijnende voetbalvelden achter de puinduinen nog gebruikt? Is er al contact geweest met die verenigingen en worden zij actief bijgestaan door de gemeente in het vinden van oplossingen? Antwoord: De drie verdwijnende sportvelden achter de puinduinen zijn van de Haagse Scheidsrechtersvereniging. De HSV maakt nu nog tijdelijk gebruik van deze velden Het vrijkomen van deze sportvelden voor herontwikkeling is onderdeel van het raadsvoorstel uit 2006. Dit is dus niet besloten bij het opstellen van de nota. Er is al geruime tijd contact met de HSV en er is in beginsel overeenstemming over een gelijkwaardige locatie aan de Erasmusweg.
DSO/2008.2225
8
Technische vragen SP Nota van uitgangspunten Kijkduin 1. Klopt het dat indien de nota van uitgangspunten door de gemeenteraad wordt aangenomen voor 1 juli 2008, dit voor alle afzonderlijke plannen de mogelijkheid biedt, wijzigingen in het bestemmingsplan door te voeren door middel van een artikel 19 RO procedure? Antwoord: een artikel 19 WRO procedure kan tot de inwerking treding van de nieuwe Wro gestart worden. Het is echter niet de bedoeling dat direct na goedkeuring van de NvU een dergelijke procedure gestart wordt. Het gaat om een integrale gebiedsontwikkeling, en de NvU is daarin de eerste stap. Gezien het globale karakter van de NvU zal er in het theoretische geval van een artikel 19 WRO procedure nog vervolgonderzoek uitgevoerd moeten worden en verdere onderbouwing plaats moeten vinden.
2. Kunt u bevestigen dat de door de gemeenteraad vastgestelde hoogbouwvisie 2001 leidend is? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In de Nota van Uitgangspunten Kijkduin is opgenomen dat er op een aantal passende plekken tot maximaal 50 meter hoogte gebouwd kan worden. Dat valt niet onder hoogbouw zoals dit in de hoogbouwvisie is vastgesteld. Na vaststelling door de gemeenteraad is de nota van uitgangspunten Kijkduin in deze leidend.
3. Volgens pagina 10 van de concept nota van uitgangspunten Kijkduin wordt “een grote kustuitbreiding voor de Delflandse kust niet meegenomen. Het geschetste beeld tot 2020 staat ontwikkelingen op de lange termijn echter niet in de weg”. Indien op termijn gekozen wordt voor een eventuele kustuitbreiding, wat doet dat met de opgave en randvoorwaarden voor het Kijkduin-gebied? Antwoord: Een eventuele kustuitbreiding is nog heel onzeker en kan – indien dit ooit gerealiseerd wordt – op verschillende manieren uitgevoerd worden. Het is daarom niet mogelijk om in dit stadium de opgave en randvoorwaarden die dat met zich meebrengt voor Kijkduin vast te leggen.
4. Vanwege hun hoge waarde zijn de duingebieden aangewezen als Natura 2000 gebied, waarvoor Europese wetgeving geldt. Wat zal bij de plannen naar uw mening prevaleren: het zo goed mogelijk uitvoering geven aan de eisen van en rond Natura 2000 gebieden, of de uitvoering van de bouwplannen in en rond Kijkduin? Kunt u uw antwoord toelichten? Antwoord: Het is wettelijk verplicht om bouwplannen te toetsen aan de natura2000-wetgeving. De bouwplannen moeten aan deze wetgeving voldoen. Dit wordt voor Kijkduin gedaan in de planMER die tijdens de masterplan-fase gevoerd wordt. De nota heeft als uitgangspunt dat er niet gebouwd wordt binnen de grenzen van natura2000-gebieden, tenzij dit gelijkwaardig gecompenseerd wordt.
DSO/2008.2225
9
5. Moet de zin (blz. 2) “het landschap vormt de collectieve tuin voor de toekomstige bewoners” letterlijk worden genomen? Hoe verhoudt zich een dergelijke uitlating tot de Natura 2000 regelgeving? Antwoord: Het landschappelijk raamwerk uit de nota is gericht op het gebied Kijkduin-Binnen. Dit gebied valt niet onder de Natura2000-wetgeving en is niet als natuur aangemerkt. Bij de ontwikkeling van de locaties in Kijkduin wordt ten aanzien van de natura2000-gebieden getoetst of er sprake is van externe werking (toename betreding) en of er aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om dat te voorkomen.
6. Wat is de reden dat er voor honk- en softbalcomplex van Storks een alternatieve locatie moet worden gevonden? Waarom moet naar uw mening worden onderzocht of het mogelijk is om tennis in het gebied beschikbaar te houden? Ligt het niet veel meer voor de hand deze complexen op de huidige locaties te behouden en op deze wijze in ieder geval kapitaalvernietiging te voorkomen? Antwoord: Een cruciale pijler in het concept van Kijkduin is de realisatie van een uniek woonmilieu in Den Haag. Het stedenbouwkundig concept gaat uit van een duinvallei met passende woonmilieus op de plek waar het natte milieu van oudsher aanwezig was (sportvelden bij de puinduinen). De voetbalvelden komen op korte termijn vrij voor herontwikkeling. Om de duinvallei in de lengte te voltooien is de locatie van het honkbalveld nodig. Aan de Kijkduinsestraat/Ockenburghstraat wordt gebouwd in hogere dichtheden. De tennisvelden zijn daarbij aangewezen als ontwikkellocatie. De velden liggen er momenteel verwaarloosd bij en zijn extensief in gebruik. Daarom kan beter worden onderzocht op welke wijze (minder) tennisvelden een logische plek in het gebied kunnen krijgen. 7. Hoe verhoudt zich de Natura 2000 tot de 2e mogelijkheid van ontsluiting van Kijkduin door openbaar vervoer met de zin “Passend binnen dit barokke kader van dit landgoedbos wordt een attractieve en veilige route door het landgoed, langs de taverne ontwikkeld”. Wat bedoelt u in deze zin met het woord “veilig”? Antwoord: Landgoed Meer en Bosch is geen natura2000-gebied. Het gaat erom dat Kijkduin vanuit de dichtstbijzijnde tramhalte aantrekkelijker en veiliger te bereiken is om zo het gebruik van deze halte te promoten. De uitwerking ervan is onderdeel van de samenspraak en de masterplanfase, maar zal niet de monumentale status van het landgoed aan mogen tasten.
8. Kunt u voor vaststelling in de gemeenteraad aangeven naar welke van de twee mogelijkheden uw voorkeur uitgaat? Welke afwegingscriteria wegen hierbij het zwaarst? Antwoord: Kern is dat Kijkduin snel en comfortabel bereikbaar is met het openbaar vervoer, zodat dit een echt alternatief blijkt voor de auto. Het doortrekken van RR3 is dan de beste oplossing. Dit vraagt echter wel om bepaalde investeringen en een zeker programmatisch draagvlak (voorzieningen en/of woningen). De haalbaarheid daarvan dient nog onderzocht te worden.
DSO/2008.2225
10
9. Vanwege de kustversterking kan in de grond in principe niet worden gegraven, waardoor ondergronds parkeren in de praktijk een gebouwde parkeervoorziening betekent op het maaiveld. De voorziening kan in het duin worden opgenomen’. Bedoelt u met de zin “in het duin worden opgenomen” dat er na het bouwen van een parkeervoorziening op maaiveldniveau, hier bovenop een duin wordt gecreëerd? Zo nee, wat bedoelt u dan? Antwoord: Ja, dat is een mogelijke uitwerking van het overdekt parkeren in de badplaats.
10. U stelt als punt 6: “In het plangebied vindt geen hoogbouw plaats”. Tot welke maximale hoogte aan bebouwing wordt er in Kijkduin gedacht? Antwoord: Er zijn hoogteaccenten tot 50 meter mogelijk in de badplaats aan het eind van de Kijkduinsestraat en op enkele plekken aan de Ockenburhgstraat/Kijkduinsestraat. Voor de bebouwing in de duinvallei gelden lagere bouwhoogten, zodat het uitzicht vanaf de puinduinen gehandhaafd blijft.
11. De hoogbouwvisie 2001 stelt: “hoogbouw is in deze gebieden in principe niet gewenst maar kan incidenteel worden toegestaan mits daar vanuit de locatie of de functie een bijzondere aanleiding toe is”. Als voorbeeld wordt genoemd: ligging nabij de Lozerlaan en in het verlengde van één van de structuurbepalende “lange lijnen” van Den Haag. Bent u met mij van mening dat een dergelijke formulering hoogbouw niet pertinent uitsluit? Antwoord: In de Nota van Uitgangspunten Kijkduin is opgenomen dat er op een aantal passende plekken tot maximaal 50 meter hoogte gebouwd kan worden. Dat valt niet onder hoogbouw zoals dit in de hoogbouwvisie is vastgesteld. Na vaststelling door de gemeenteraad is de Nota van Uitgangspunten Kijkduin in deze leidend.
12. Wat bedoelt u met de zin onder punt 8: tenzij een optimalisering mogelijk blijkt door een uitruilmogelijkheid in verband met Natura 2000-gebied. Staat Natura 2000 uitruil toe? Zo ja, onder welke voorwaarden? Hoe wordt dit getoetst? Wordt deze mogelijkheid expliciet meegenomen in de MER? Antwoord: Deze locatie is opgenomen als studiegebied. Dat wil zeggen dat er onderzocht wordt wat de mogelijkheden zijn. Daarover zal overleg plaatsvinden met de betreffende overheden en eigenaren. Een uitruil is alleen mogelijk indien hiertoe de noodzaak kan worden aangetoond en indien dit gelijkwaardig wordt gecompenseerd. De mogelijkheden worden ook in de MER meegenomen.
13. Stelt u vooraf aan de vaststelling van de nota van uitgangspunten een maximering van het aantal te bouwen vierkante meters vast? Hoeveel vierkante meters bebouwing denkt u bijvoorbeeld aan voor een mogelijke uitbreiding van de International School of The Hague? Antwoord: In hoofdstuk 10 staat aangegeven dat er gedacht wordt aan een indicatieve programmatoevoeging aan voorzieningen van 5.000 tot 7.500 m2 BVO. Deze hoeveelheid is een voorlopige inschatting en is verder afhankelijk van de behoefte en de haalbaarheid en van de mogelijkheden per ontwikkellocatie.
DSO/2008.2225
11
14. Bent u bereid onder punt 17 in het dictum de – wenselijkheid van het doortrekken van Randstadrail naar Kijkduin Badplaats - op te nemen? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Ja, de mogelijkheden om RR3 door te trekken worden onderzocht omdat bereikbaarheid met hoogwaardig openbaar vervoer een verbetering is voor Kijkduin en dus wenselijk.
15. Kunt u een schematisch overzicht geven van alle geplande compenserende parkeerplaatsen? Zo nee, waarom niet? Antwoord: De uitwerking van het aantal parkeerplaatsen is onderdeel van de masterplanfase. Globaal gezien kan het volgende gezegd worden. Er is een grote overvloed aan parkeerplaatsen in Kijkduin. Het extensieve gebruik van het parkeerterrein aan de verlengde MachielVrijenhoeklaan wordt opgeheven door in dit gedeelte een voorziening op te nemen en het verder te verduinen. Een dergelijke functie en omgeving is belangrijker voor de toekomst van Kijkduin. De parkeerplaatsen op dit terrein worden op dit moment alleen gebruikt op enkele zonnige dagen per jaar. Maar dan is de toeloop naar de badplaats zo groot dat überhaupt de parkeervoorzieningen in Kijkduin niet voldoende zijn. De rest van het jaar is het een grote ‘asfaltplak’ in het landschap. De parkeerplaatsen direct langs de MachielVrijenhoeklaan blijven aanwezig. Er is dus voor gekozen om het piekparkeren niet volledig te accomoderen. Voor het Deltaplein en de parkeerplaats naast het Atlantic Hotel zijn de parkeerplaatsen momenteel gerelateerd aan de voorzieningen in de badplaats. Bij een toekomstige ontwikkeling blijft dit hetzelfde. De parkeerplaatsen in de badplaats moeten gerelateerd zijn aan de aanwezige voorzieningen en voldoen aan de parkeernormen.
16. Er wordt ten minste € 20 miljoen in natuur en milieu geïnvesteerd. Wordt hiermee ook bewerkstelligd dat de puinduinen worden gesaneerd? Zo nee, waarom niet? Wordt er naar uw mening bij toekomstige ontwikkelingen voldoende rekening gehouden met de volksgezondheid in combinatie met de vervuiling van de puinduinen? Waaruit blijkt dit? Antwoord: Er is geen sanering van de puinduinen opgenomen, omdat de puinduinen als landschappelijke en stedenbouwkundige kwaliteit worden beschouwd. Ze zijn belangrijk voor het landschappelijk raamwerk en moeten daarom behouden blijven. Er wordt niet gebouwd ín of op de puinduinen maar op de sportvelden en de bestaande parkeerplaatsen. Het landschappelijk raamwerk voorziet deels in een grotere afdeklaag van de puinduinen. In de masterplanfase vind verder onderzoek plaats naar milieu en bodemvervuiling.
DSO/2008.2225
12
17. Is er onderzoek gedaan waaruit de vervuiling van de puinduinen bestaat? Waar bestaat deze vervuiling uit? Antwoord: De lokatie bestaat uit een viertal(I, II, III en IV) omvangrijke stortlichamen die tussen 1968 en 1973 zijn aangebracht. De stortlichamen bevatten bouw-en puinafval, zijn voor een deel afgewerkt met afvalverbrandingsslakken en zijn vervolgens afgedekt met zand. Hierbij is mogelijk ook grond dan wel puin afkomstig van de voormalige gasfabriek aan de Binckhorst gestort. Op basis van historische gegevens wordt verwacht dat de stortlichamen verontreinigd zijn met o.a. zware metalen, PAK's en cyanide. Deze verontreinigingen zijn in de deklagen bij enkele duinen sterk verhoogd aangetroffen. In het grondwater ter plaatse worden geen ernstige verontreinigingen aangetroffen. De onderzoeken hebben plaatsgevonden in de periode 1992 t/m 1995. Er zijn sindsdien maatregelen genomen, van het aanbrengen van schone deklagen tot het ontoegankelijk maken door het aanbrengen van begroeiing. Verspreiding via het grondwater wordt voorkomen door het gebied te isoleren van de omgeving. De kwaliteit van zowel het grondwater als het oppervlaktewater wordt periodiek gecontroleerd.
18. Op welke wijze gaat aangegeven worden welke momenten er zijn voor zowel inspraak als samenspraak? Op welke wijze gaat dit gecommuniceerd worden? Antwoord: Momenteel wordt een discussienota opgesteld waarin staat opgenomen op welke wijze de samenspraak wordt vormgegeven. Deze discussienota wordt aan het college ter goedkeuring voorgelegd en kan ter informatie aan de gemeenteraad worden verstuurd.
DSO/2008.2225
13
Technische vragen CDA Nota van uitgangspunten Kijkduin
1. Voor een aantal vlakken wordt bebouwing aangegeven met een dichtheid van meer dan 50 per hectare. Wat zijn de precieze dichtheden? Antwoord: De precieze dichtheden worden bepaald door de criteria waaraan de vlakken moeten voldoen. Deze zijn onderdeel van het samenspraaktraject en worden pas in de masterplanfase verder uitgewerkt.
2. Er worden een aantal hoogteaccenten aangegeven, aan welke hoogtes wordt er op de verschillende plaatsen gedacht? Antwoord:De maximale hoogte op deze locaties is 50 meter.
3. Hoe hoog is het gebruik van de verschillende sportvelden nu en na verwachting in de toekomst? Antwoord: De sportvelden in Kijkduin worden momenteel intensief gebruikt, door sportverenigingen, scholen en de Haagse voetbal academie. De laatste prognose van (buiten)sportdeelname laat zien dat er een kleine groei van de behoefte aan sportvelden over geheel Den Haag plaatsvindt. Na uitvoering van het raadsbesluit 110/2006 (sportveldenbehoefte tot 2013) zal het uitgangspunt worden gehanteerd dat het bestaande areaal aan sportvelden in Den Haag gecontinueerd blijft.
4. Hoeveel sportvelden blijven er in het voorkeursmodel over? Antwoord: In het voorkeursmodel wordt alleen het honk- en softbalcomplex verplaatst (naar een locatie binnen het plangebied). De velden direct links en rechts daarvan zijn onderdeel van het raadsbesluit uit 2006 (daarin is vastgelegd welke velden vrij komen voor herontwikkeling, het gaat hierbij om 5 velden). Voor de tennisvelden wordt onderzocht of deze(deels) een plek in het gebied kunnen krijgen. Het sportcomplex Wijndaelerweg wordt volledig gehandhaafd (8 voetbalvelden en de golfafslagplaats). De golfbaan blijft gehandhaafd.
DSO/2008.2225
14
Technische vragen GroenLinks Nota van uitgangspunten Kijkduin
Heleen Weening, 9 juni 2008
1.
De Nota van Uitgangspunten (NvU) bevat veel concrete voorstellen voor bouwkundige ontwikkelingen ter hoogte van de Puinduinen. Heeft het college ook verkenningen verricht naar de haalbaarheid van een verruiming van het NATURA 2000-gebied ‘Westduinen’ (zie de eerdere gemeentelijke verkenningen voor de ontwikkeling van een golf- en duinlandschap)? Zo ja, welke mogelijke uitbreidingslocaties zijn onderzocht en wat zijn de inzichten waartoe deze verkenningen hebben geleid? Antwoord: In de fase voorafgaand aan de Nota van uitgangspunten zijn verschillende verkenningen verricht. Het voorkeursmodel dat in de Nota van Uitgangspunten staat is een afweging van vele factoren. Het voorkeursmodel brengt de belangrijkste opgaven met elkaar in evenwicht: het versterken van de landschappelijke en ruimtelijke structuur, het realiseren van unieke woonmilieus voor de stad Den Haag en het versterken van het recreatieve programma van de badplaats. En ook zijn de belangen van de stakeholders daar zoveel mogelijk in meegenomen. Gezien de opgave ligt een vergroting van het Natura2000-gebied niet voor de hand, omdat dit immers de ontwikkeling van woningen in een uniek milieu tegenhoudt.
2.
Bestaan er formele beperkingen ten aanzien van een uitbreiding en wijziging van het NATURA 2000-gebied ‘Westduinen’? Zo ja, welke? Zo nee, hoe staat het college ten opzichte van initiatieven ten aanzien van een uitbreiding en wijziging van het NATURA 2000-gebied ‘Westduinen’ in het algemeen en initiatieven ten gunste van een verruiming ter hoogte van de Puinduinen in het bijzonder? Antwoord: Ja, er zijn beperkingen aanwezig. Uitbreiding is niet zomaar mogelijk. Gebieden moeten aan een set van uitgangspunten voldoen voordat ze in aanmerking komen om Natura2000-gebied te worden. Ze moeten bepaalde natuurwaarden herbergen of (in potentie) in zich hebben. Wijzigen in de zin van er stukken afhalen, kan zeker niet zomaar. De mogelijkheden van het studiegebied bij de badplaats worden daarom in de komende periode onderzocht.
DSO/2008.2225
15
3.
De NvU geeft aan, dat de Machiel Vrijenhoeklaan tot een verbindingsweg met laanbeplanting zou kunnen worden ontwikkeld. Heeft het college onderzocht, of deze hoofdontsluiting voor het recreatiecomplex Kijkduinpark kan worden vervangen door de oude hoofdontsluiting via de Wijndaelerweg, zodat het tracé van de huidige hoofdontsluiting vanaf de rand van de bebouwde kom als verkeersluwe route door het duingebied kan worden ontwikkeld? Antwoord: Tijdens de consultaties is gebleken dat voor Kijkduinpark vanwege de directe natuurbeleving de voorkeur uitgaat naar een entree via de MachielVrijenhoeklaan. Op de laan zijn veel parkeerplaatsen opgenomen die nodig zijn om het piekparkeren op te vangen en ontsluit niet alleen het Kijkduinpark, maar ook een deel van het strand van Kijkduin. Deze laan zorgt voor een splitsing tussen de verkeersstromen van bewoners (Wijndaelerweg) en bezoekers (Machiel Vrijenhoeklaan).
4.
In de nota wordt melding gemaakt van een ecologische verbinding over de Kijkduinsestraat naar Meer en Bosch. Op welke termijn zou deze ecologische verbinding kunnen worden gerealiseerd en wat is daar voor nodig aan financiën, sloop en herinrichting? Welke mogelijke consequenties heeft dit voor het thans in de NvU geschetste bouwprogramma? Antwoord: Dit gedeelte is aangegeven als studiegebied. Daarvoor is nog geen planning of financiële verkenning beschikbaar. Voor het bouwprogramma heeft dit geen consequenties. Het gaat om de openbare ruimte tussen de bestaande flats.
5.
Is het juist dat het college uitgaat van groeninvesteringen in een omvang van 30 mln. Euro? Kan het college inzichtelijk maken uit welke specifieke kostenposten deze investering is opgebouwd? Antwoord: De maatregelen in het landschappelijk raamwerk worden volledig gefinancierd uit de woningbouwontwikkeling op de locaties. Het gaat om een investering van minimaal 20 mln euro. In een financiële verkenning zijn globale aannamen gedaan. Bij de uitwerking naar het masterplan wordt het raamwerk verder uitgewerkt en kunnen de exacte kosten in beeld worden gebracht. In hoofdstuk 7 staat beschreven waar het raamwerk uit zal bestaan.
DSO/2008.2225
16
6.
De nota voorziet bij de badplaats van Kijkduin in een studiegebied. Het college geeft aan dat voor de stedenbouwkundige vormgeving hiervan nader onderzoek zal moeten worden verricht. Wordt hierbij ook een optie onderzocht, waarbij het stedenbouwkundige programma bij de badplaats met een compacte opzet wordt geïntensiveerd ten gunste van een minder intensief programma bij de (westelijke) Puinduinen langs de Machiel Vrijenhoeklaan? Antwoord: Het woningaantal van 900 á 1000 woningen is globaal onderverdeeld naar Badplaats (150 tot 300) en Kijkduin-Binnen (700 tot 750). Echter zal wel aan de uitgangspunten (het gewenste karakter van Kijkduin, transparante bebouwing, natuurlijke verbindingen etc.) voldaan moeten worden. In het vervolgonderzoek en overleg met de marktpartijen wordt het bouwprogramma uitgewerkt. Daarbij kan ook een compacte opzet van de badplaats worden meegenomen, zolang dit binnen de uitgangspunten past.
7.
Is het college voornemens bij de verkenningen van het studiegebied het initiatief te nemen voor onderzoek naar de mogelijkheden tot meervoudig grondgebruik en bouwen bij de zeewering (inclusief de mogelijkheden voor ondergrondse parkeergarages in de omgeving van Promenade en Deltaplein)? Antwoord: Ja, samen met de eigenaren en betrokken overheden en instanties wordt gekeken naar de mogelijkheden van de ontwikkelingen in de badplaats. Meervoudig ruimtegebruik wordt daarin meegenomen.
8.
Welke financiële verkenningen heeft het college reeds verricht zodat het ervan uit kan gaan dat de ontwikkeling van Kijkduin uit zich zelf gefinancierd kan worden? Kan het college de resultaten van deze verkenningen – indien noodzakelijk op rood – voor de raad inzichtelijk maken? Antwoord: De berekeningen zijn indicatief en aan het college voorgelegd. De raad wordt gevraagd om een kwalitatieve beoordeling van de plannen. De financiële verkenning gaat uit van een budgettair neutrale ontwikkeling waarbij de woningen overwegend opbrengsten en het landschappelijk raamwerk en de sociale doelstellingen overwegend kosten genereren.
DSO/2008.2225
17
9.
Wat betekent de scheiding in deelgebieden van het masterplangebied (Binnen en Badplaats) voor de exploitatie van de beide delen en van het geheel? Kan het college dit – indien noodzakelijk op rood – voor de raad inzichtelijk maken? Is het college voornemens een overkoepelende grondexploitatie te maken om baten en lasten zo goed mogelijk te kunnen verevenen? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Zie ook vraag 8. In de financiële verkenning is ten aanzien van de badplaats als uitgangspunt gehanteerd dat ontwikkelingen op initiatief van de eigenaren plaatsvinden en door de gemeente conform grondbeleid worden afgerekend. In de financiële verkenning is voor de badplaats en voor Kijkduin-Binnen uitgegaan van een voor de gemeente budgetneutrale ontwikkeling. In de uitwerking naar het masterplan zal samen met de marktpartijen/eigenaren de exploitatie worden aangescherpt. Het uitgangspunt van een budgetneutrale ontwikkeling blijft hetzelfde.
10.
Welk onderzoek heeft het college verricht om de bouwmogelijkheden rond de puinduinen te verkennen? Antwoord: Er is gebruik gemaakt van reeds bestaande onderzoeken (Bodemloket). Nadere bodemonderzoeken worden verricht in de masterplanfase. De bouw vindt plaats op de vrijkomende sportvelden en niet in of op de puinduinen.
11.
Is er onderzoek gedaan naar de bodemverontreiniging in de puinduinen en de financiële consequenties voor eventuele bouw in en rond de puinduinen? Bestaat er een inventarisatie van verdachte locaties met een inschatting van saneringskosten in Kijkduin Badplaats en Kijkduin Binnen (hier met name in de Puinduinen en de directe omgeving)? Antwoord: Onderzoeken hebben plaatsgevonden in de periode 1992 t/m 1995 (voor een nadere toelichting op dit onderzoek, zie vraag17 – SP) . Er heeft geen onderzoek plaatsgevonden over financiële consequenties voor eventuele bouw. Er wordt niet gebouwd in de puinduinen zelf, maar op de sportvelden en parkeerplaatsen. In de masterplanfase vinden vervolgonderzoeken plaats naar bodemgesteldheid en –vervuiling.
12.
Is er een verdere stedenbouwkundige verkenning verricht naar het ontspannen wonen in het gebied tussen Machiel Vrijenhoeklaan en de sportvelden achter de internationale school naar aard en spreiding van de geplande bebouwing? Zijn er referenties voor de daar geplande dichtheid van bouwen? Antwoord: In de nota zijn de globale uitgangspunten vastgelegd ten aanzien van de bandbreedte in dichtheid en hoogte. Tevens zijn enkele referentiebeelden in de nota opgenomen. In de samenspraakfase en daarop volgend de masterplanfase worden de criteria verder uitgewerkt en vastgesteld. Dit kan worden vertaald naar onder andere de aard en spreiding van de gebouwen.
DSO/2008.2225
18
13.
Kan het college in een matrix aangeven welk aantal woningen kan worden gebouwd bij verschillende intensiteiten voor de deelgebieden zoals onderscheiden in de kaarten op de pagina's 71, 73 en 75 van de NvU? Antwoord: In de nota zijn de uitgangspunten voor de locaties bepaald. Deze uitgangspunten zijn maatgevend. Aan de hand hiervan moet in samenspraak de criteria bij de uitwerking naar het masterplan worden bepaald. Pas dan kan definitief de dichtheid per locatie worden vastgesteld.
14.
Kan het college inzichtelijk maken dat de voorgestelde bebouwing van sportvelden gezien de huidige en in de toekomst te verwachten behoefte aan sportvoorzieningen en door eventuele compenserende maatregelen niet zal leiden tot een tekort aan sportvoorzieningen? Antwoord: Naar aanleiding van de nota “Ruimtelijke behoefte buitensportcomplexen tot 2013” heeft de gemeenteraad het besluit genomen om 15 voetbalvelden her te bestemmen (RV 110/2006). Vervolgens is inzichtelijk gemaakt welke gevolgen de uitwerking van Structuurvisie heeft voor de actuele ruimtebehoefte aan sportvelden na 2013. De conclusie luidt dat het wenselijk en verantwoord is om na uitvoering van het raadsbesluit (RV 110/2006) het totale aanbod sportvelden tot 2020 te consolideren. De opgave van de Structuurvisie maakt het echter noodzakelijk om extra sportvelden te herontwikkelen. Als voorwaarde hierbij geldt dat ruimtelijke compensatie zal plaatsvinden. Er zijn diverse potentiële alternatieven om de ruimtelijke compensatie van te verplaatsen verenigingen vorm te geven. Nadere uitwerking en een integrale afweging van de mogelijkheden vindt gaandeweg de uitwerking van de Structuurvisie plaats. De conclusie luidt dat er voldoende perspectief is om de uitwerking van de Structuurvisie met behoud van voldoende sportvelden vorm te geven.
15.
Is het college voornemens de omvang van het thans geschetste bouwprogramma als plafond voor het masterplangebied Kijkduin te hanteren? Antwoord: In de nota is opgenomen dat er maximaal 900 á 1000 woningen in masterplangebied Kijkduin gerealiseerd worden.