UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Een wetenschappelijke verhandeling over de nieuwe overeenkomst van de Europese Unie inzake de handel in bananen: economisch liberalisme of mercantilistische politiek?
Wetenschappelijke verhandeling
aantal woorden: 23 335
Vandeperre Lien
MASTERPROEF EU-STUDIES
PROMOTOR: Prof. Dr. Jan Orbie
COMMISSARIS: Lotte Drieghe
COMMISSARIS: Ferdi De Ville
ACADEMIEJAAR 2010 - 2011
2
3
Inhoudsopgave Acroniemen ........................................................................................................................................5 Abstract ..............................................................................................................................................6 Inleiding .............................................................................................................................................7 Probleemformulering ..........................................................................................................................7 Het bepalen van het onderzoeksdoel ................................................................................................7 Onderzoeksvraag- en methode ........................................................................................................8 Status quaestionis ............................................................................................................................9 Hoofdstuk 1: Bananenregeling EU .................................................................................................... 13 Hoofdstuk 2: Theoretisch kader ........................................................................................................ 19 2.1 Mercantilisme ......................................................................................................................... 21 2.2 Economisch liberalisme........................................................................................................... 24 2.3 Internationale Politieke Economie en mijn onderzoek .............................................................. 25 Hoofdstuk 3: Toepassing op bananenregeling.................................................................................... 27 3.1 Relatie tussen economie en politiek ......................................................................................... 27 3.2 Hoofdspelers/analyse- eenheden .............................................................................................. 30 3.3 De aard van de economische eenheden .................................................................................... 38 3.4 Economische doelen ................................................................................................................ 45 Besluit .............................................................................................................................................. 53 Bibliografie....................................................................................................................................... 57
4
Acroniemen ACS APEB BAM BFA EBA EC EEG EP EPA EU GATT GB GLB IPE IR MFN MOL POSEI SFA SSA VSA WTO
Afrika Caraïben Stille Oceaan Association of European banana Growers’ Banana Accompanying Measures Banana Framework Agreement Everything But Arms Europese Commissie Europese Economische Gemeenschap Europees Parlement Economisch Partnerschapsakkoord Europese Unie General Agreement on Tariffs and Trade Groot Brittannië Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Internationale Politieke Economie Internationale Relaties Most Favoured Nation Minst Ontwikkelde Landen Programme d’options specifiques a l’Eloignement et a l’insularité Special Framework of Assistance Special System of Assistance Verenigde Staten van Amerika Wereldhandelsorganisatie
5
Abstract
In deze wetenschappelijke verhandeling zal de huidige bananenregeling getoetst worden aan het economisch liberalisme en aan het mercantilisme. Dit is zeer actueel, want nog geen drie jaar geleden werd er een einde gemaakt aan de zestienjarige bananenoorlog tussen de VSA en Latijns-Amerikaanse landen enerzijds en de EU en ACS-landen anderzijds. Dit onderzoek biedt zowel een aanvulling voor bestaande IPE-literatuur als meer inzicht in hoe de huidige Europese bananenregeling tot stand kwam. Hiervoor zal gebruik gemaakt worden van documenten die werden vrijgegeven door de EU en Faostat, als ook van artikels uit verschillende tijdschriften. Nadat er wat achtergrondinformatie gegeven wordt over de huidige bananenregeling en over het mercantilisme en het economisch liberalisme zal het onderzoek in vier delen worden opgesplitst. Ieder deel behandelt een ander verschilpunt tussen het mercantilisme en het economisch liberalisme. Ondanks het feit dat de Europese bananenregeling een liberalisering onderging blijft ze vasthouden aan protectionistische maatregelen. Als mogelijke verklaring hiervoor wordt gewezen op padafhankelijkheid. Verder wordt ook besloten dat staten vaak de touwtjes in handen blijven houden en dat de aard van de economische eenheden binnen de bananensector gekenmerkt wordt door een zero-sum game.
6
Inleiding
In december 2009 vond de ondertekening plaats van een overeenkomst over handel in bananen tussen de Europese Unie (EU) enerzijds en de Verenigde Staten van Amerika (VSA), Brazilië, Colombia, Costa Rica, Ecuador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Peru en Venezuela anderzijds. De EU kondigde met deze ondertekening het einde aan van de zestienjarige bananenoorlog. Men nam het de EU kwalijk dat het protectionistische maatregelen bleef toepassen om ACS- landen 1 te beschermen. De aanklagers vonden dat deze maatregelen ingingen tegen hun belangen en werden voor deze klachten telkens weer in het gelijk gesteld door de wereldhandelsorganisatie (WTO). Deze studie zal nagaan of de huidige Europese bananenregeling kan aangezien worden als een mercantilistische politiek of meer past binnen het economisch liberaal paradigma. Er werd gekozen voor twee paradigma’s uit de Internationale Politieke Economie (IPE) omdat de wisselwerking tussen politiek en economie in dit bananengeschil niet weg te denken is. Om dit te onderzoeken zal gebruik gemaakt worden van een literatuurstudie aangevuld met empirische gegevens. De studie betekent eerst en vooral een aanvulling van de Europese IPE, maar daarnaast geeft het ook extra inzicht in het beeld dat de EU naar de buitenwereld ophangt.
Probleemformulering Het bepalen van het onderzoeksdoel
Er werd gekozen voor de bananensector omwille van persoonlijke redenen. Persoonlijk vind ik de bananenoorlog zeer interessant en vind ik het boeiend om te zien hoe er in dit geschil zo veel belangen met elkaar in conflict zijn. Voor het mercantilisme en het economisch liberalisme werd dan weer meer gekozen omwille van intellectuele redenen. Deze studie zou immers graag een bijdrage willen leveren aan het Europees continentaal IPE-onderzoek. IPE wordt in verschillende landen bestudeerd, tussen deze landen zijn er een aantal verschillen voor wat betreft hun epistemologie en methodologie. Zo wordt er binnen de IPE vaak een onderscheid gemaakt tussen het Brits en het Amerikaanse IPE (Cohen, Toward a new consensus: From denial to acceptance, 2011). Cohen (Maliniak & Tierney, 2011) stelt zelfs dat het IPE-veld tussen Groot Brittannië (GB) en de VSA extreem verdeeld is in termen van theorie, methode, normatieve verbintenissen en epistemologie. Daarnaast wordt er door een aantal geleerden nog verder gegaan en wordt er verder nog gesproken van Canadese IPE, Europees continentale IPE en ook Australische IPE 1
“Deze landen uit Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan hebben een speciale relatie met de Europese Unie i. De samenwerking dateert al vanaf het ontstaan van de Europese Gemeenschap (EG)” (ACS-landen )
7
(Cameron & Palan, 2009). Er zijn echter ook auteurs die ervan overtuigd zijn dat dit verschil niet ‘geografisch’ is, maar dat het gaat om verschillen tussen de geleerden onderling (Hveem, 2011). Dit onderzoek heeft niet tot doel om in een bepaalde geografische traditie te schrijven en zal trachten een bijdrage te leveren aan het continentaal Europees onderzoek zonder hierbij te vertrekken vanuit bepaalde assumpties over hoe ‘continentaal Europees onderzoek’ zich moet onderscheiden van ander onderzoek voor wat betreft epistemologie en methodologie. Nicolas Jabko (2009) stelt per slot van rekening vast dat de studie van IPE ‘underdeveloped is in continental Europe’. In vergelijking met de VSA en GB is de studie van IPE zo goed als afwezig in continentaal Europa. Hopelijk kan deze studie toch een bijdrage betekenen aan het continentaal Europese IPE. Er werd gekozen om de studie toe te spitsen op het mercantilisme en het economisch liberalisme zoals omschreven door Georg Sorenson en Robert Jackson (2007). Deze laatste onderscheiden echter drie paradigma’s binnen het IPE. Naast het economisch liberalisme en het mercantilisme onderscheiden ze ook nog een meer kritische paradigma, met name het ‘Marxisme’. Waarom wordt het Marxisme hier dan niet behandeld? Eerst en vooral omdat er binnen deze benadering zelf nogal grote verschillen zijn (Cohen, The multiple traditions of American IPE, 2009). Ten tweede heb ik deze keuze gemaakt omwille van de haalbaarheid. Ik zag het zelf niet haalbaar om alle drie paradigma’s te bestuderen in één paper en daarom heb ik gekozen voor de twee paradigma’s die me het meest toepasbaar en interessant leken. En ten derde werd er voor gekozen om het Marxisme niet te behandelen omdat de relevantie van dit paradigma de laatste jaren sterk gedaald is (Gilpin, 2001). Dit onderzoek is bedoeld voor de wetenschappelijke gemeenschap die betrokken is bij de studie van internationale relaties. Deze studie zal immers twee bestaande theorieën met betrekking tot de internationale verhoudingen toetsen op een domein waar dat nog niet gebeurde: de bananensector. Daarnaast kan dit onderzoek ook interessant zijn voor Europese beleidsmakers. Dit omwille van twee redenen. De eerste reden is dat tijdens dit onderzoek de laatste bananenregeling voor een stuk al geëvalueerd zal worden. De tweede reden hangt samen met het beeld dat de Europese beleidsmakers van zichzelf wil ophangen. Willen ze graag overkomen als een mercantilistische macht of staan economisch liberale waarden centraal?
Onderzoeksvraag- en methode
Door middel van een kwalitatieve onderzoeksmethode zal het onderzoek trachten een antwoord te geven op de volgende vraag: "is de nieuwe overeenkomst tussen de EU enerzijds en de bananenproducerende Latijns-Amerikaanse landen en de VSA anderzijds met betrekking tot bananen, in lijn met het economisch liberalisme of is er eerder sprake van een mercantilistische politiek?". Dit onderzoek zal geschreven worden in de vorm van een ‘wetenschappelijke verhandeling’. Als
8
basisvorm voor de wetenschappelijke verhandeling werd er gekozen voor een literatuurstudie aangevuld met empirische gegevens. Empirisch omdat de geldigheid van de twee verschillende internationale politiek economische theorieën zal getoetst worden aan de nieuwe bananenregeling en omdat er zal gewerkt worden met een aantal empirische gegevens. Tevens wordt er gebruik gemaakt van een literatuurstudie en deze zal de twee theorieën en de nieuwe bananenregeling verder toelichten en situeren in de wetenschappelijke context. Ook zal de literatuurstudie gebruikt worden voor het eigenlijke onderzoek. De twee theorieën worden mede met behulp van een literatuurstudie immers tegenover elkaar afgewogen. Er zal getracht worden om de twee verschillende theorieën op een zo objectief mogelijke manier te toetsen aan de laatste bananenregeling. Gestart zal er worden met de situering van dit onderzoek in bestaand onderzoek. Vervolgens zal er dieper worden ingegaan op het huidige bananenbeleid, maar eerst zal er even stilgestaan worden bij hoe dit bananenbeleid tot stand kwam. Deze kennis is vereist om de rest van deze studie te begrijpen, ook is kennis van deze informatie noodzakelijk aangezien er af en toe nog op terug zal worden gekomen tijdens het eigenlijke onderzoek. Daarna volgt een literatuurstudie over de gekozen theorieën om vervolgens de kenmerken van deze theorieën te toetsen aan de bananenregeling. Voor deze toetsing zal gebruik gemaakt worden van een eigen analyse van de laatste bananenregeling, een literatuurstudie over de bananenregeling(en) uit het verleden en van informatie uit wetenschappelijke tijdschriften en databanken. Er zal in dit werk getracht worden om economische en politieke analyse in elkaar te integreren met andere analysemodellen. Ook zal er gebruik gemaakt worden van verklaringen van individuen, instellingen en organisaties. De onderzoeksmethode die in deze paper gehanteerd wordt is in overeenstemming met ander onderzoek binnen het IPE-veld. Onderzoek gebeurt er immers vaak door middel van statistieken, institutioneel, historisch en interpretatieve onderzoekstechnieken (Cohen, The multiple traditions of American IPE, 2009).
Status quaestionis
Vanuit het IPE werd het huidige Europese bananenbeleid nog niet bestudeerd. Wel werd het bananenbeleid in het verleden reeds in het verband gebracht met de IPE. Zo stelden Balaam en Veseth (2001) in “Introduction to International Political Economy’ vast dat het mercantilistisch paradigma de bananenoorlog in 1993 volledig verklaart. Bucheli (2008) maakte een aantal jaren geleden reeds een studie over United Fruit Company, een bedrijf dat onder andere bananen produceert. Hieruit bleek dat dictators in het verleden gebruik maakten van het bedrijf en omgekeerd en volgens hem werd de periode waarin dit plaats vond (1899-1975) dan ook gekenmerkt door het economisch nationalisme. 9
In 2006 ging Gibb na of de Everything But Arms (EBA) regeling voor wat betreft suiker kan gezien worden als een blijvende vorm van protectionisme of als een voorkeursbehandeling. Het Europees suikerbeleid en het Europees bananenbeleid worden vaak in één adem genoemd omdat er in beide gevallen weerstand is geweest tegen de zogemeende protectionistische maatregelen die door de EU werden opgelegd. Ook deze studie zal proberen na te gaan of er sprake is van een protectionistisch/mercantilistisch beleid of dat er sprake is van een voorkeursbehandeling die meer in lijn ligt met het economisch liberalisme. Het artikel detecteert de winnaars en verliezers van het suikerregime van de EU. Ook dit zal onderzocht worden in deze studie, maar dan voor het bananenbeleid. De auteur stelt vast dat de suikkerregeling voornamelijk in het voordeel is van de Euroepse boeren en niet voordelig is voor de ontwikkelingslanden waar suiker wordt geproduceerd. Zal dit voor de bananenregeling ook het geval zijn? Dat is één van de vragen waar deze studie een antwoord zal op geven. Vier jaar later (2010) onderzocht Griffith de invloed van een neoliberaal beleid op de Caribische landen; uitkomst van het onderzoek was dat zulk een beleid de landen in de Caraïben zal kwetsen. In het verleden werd ook de afhankelijkheidstheorie van Clive Thomas reeds toegepast op de Caraïben door Cecilia Green (2005); zij oordeelde destijds dat de onderontwikkeling van deze landen een product is van de koloniale geschiedenis van deze landen. Reeds verschillende auteurs deden (verschillende) uitspraken over het soort paradigma waarop de Europese handelingen gebaseerd zijn. Zo ging McGrowan (2008) er bij zijn onderzoek over energieveiligheid in de EU vanuit dat we in een periode van economisch nationalisme zitten. Hij stelde zich de vraag of men in zulk een periode de energieveiligheid wel kan garanderen. Grossman (2004) bestudeerde de Europese integratietheorieën vanuit de IPE. Hij stelt vast dat de macht van economische belangengroepen beperkt is in perioden van politieke onzekerheid. Door Bearce (2009) werd het Europees Monetair beleid al eens onderzocht vanuit IPE- bril, meer bepaald concludeerde hij dat de convergentietheorie niet op dit beleid kon toegepast worden. Ook werd in het verleden door Bohle (2006) reeds het uitbreidingsbeleid van de EU vanuit een Neo-Gramsciaanse bril bestudeerd. Drucker wees er in 2005 op dat we op dit moment in een pluralistische wereldorde leven; dit in tegenstelling tot twintig jaar geleden toen er sprake was van een bipolaire wereldorde met de USSR en de VSA als twee grote hegemonen. Ducker stelt dat de verschillende grootmachten handelen op basis van een neo-mercantilistisch gedachtegoed. Hij stelt dat het neo-mercantilisme van vandaag, in tegenstelling tot een aantal eeuwen geleden, overwegend bestaat uit verschillende ‘blokken’. De EU is hiervan het meest gestructureerd en zal, net als andere blokken, meer en meer protectionistisch worden om zich te beschermen tegen andere blokken. Ook Meunier (2007) herkent in haar onderzoek mercantilistische kenmerken in het Europees handelsbeleid. Volgens haar vond er een paradigmashift plaats.
10
Raza toetste in 2007 reeds het handelsbeleid aan het neo-mercantilisme en concludeerde hierbij dat vanuit mercantilistisch oogpunt het Europees handelsbeleid een succes geweest is. McGowan onderzocht een jaar later of energieveiligheid wel door de EU kan verzekerd worden in een tijd van economisch nationalisme. Datzelfde jaar schreef Angela Wigger dat het mededingingsrecht in de jaren zestig en zeventig van de EU, kenmerken vertoonde van het neo-mercantilistisch paradigma. Wolf (1995) stelde dan weer vast dat de EU twee gezichten heeft. Binnen de EU neemt hij op het liberalisme geïnspireerde handelingen waar, terwijl het buitenlands beleid voornamelijk gekenmerkt wordt door mercantilistische kenmerken. Brown (2000) ging dieper in op de ontwikkelingshulp van de EU aan de ACS-landen in een Liberale Internationale Wereldorde. De coöperatie tussen de ACSlanden en de EU moet volgens hem gezien worden in de context van dekolonisering en de opkomst van een nieuw soort van relaties tussen Noord en Zuid. Hij merkt op dat de Noord Zuid relaties geliberaliseerd en geherstructureerd worden. Dit jaar onderzochten De Ville en Orbie (2011) of de economische crisis geen paradigmashift teweeg had gebracht. Één van hun conclusies was dat het neoliberale paradigma stand bleef houden bij de handelsrelaties van de EU. Aangezien er in de EU zelf ook bananen worden geteeld maakt het Europese bananenbeleid officieel deel uit van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). In het verleden werden er door een aantal auteurs uitspraken gedaan over verschillende kenmerken van het mercantilisme en het economisch liberalisme in combinatie met het GLB. In de meeste studies werd er niet bewust vanuit de IPE geschreven, maar toch komen er wel een aantal kenmerken van IPE-paradigma’s naar boven. Zo werd er reeds tien jaar geleden door Carchedi en Carched (1999) herhaaldelijk gewezen op de protectionistische aard van het GLB. Een ander interessant onderzoek is dat van Paiva (2008). Paiva beoordeelde een aantal jaar geleden met behulp van het ‘gravity model’ het aantal subsidies en de graad van protectionisme van het landbouwbeleid. Uit deze studie trok ze twee grote conclusies. Ten eerste merkte ze dat protectionisme en verstorende subsidies nog steeds veel voorkomen en wijdverspreid zijn in het landbouwbeleid van geïndustrialiseerde staten. Daarnaast merkte ze ook op dat vaak de ontwikkelingslanden het slachtoffer zijn van zulke protectionistische maatregelen. Cameron en Porche (2007) analyseerden in het verleden de steun van landbouwproducenten in OESOlanden tussen 1986 en 2001. De resultaten van hun studie bevestigen dat protectionisme vaak voorkomt in het landbouwbeleid. The Tung (2002) wees er op dat door ontwikkelde landen opgelegde protectionistische maatregelen in het landbouwbeleid vaak ten koste gaan van ontwikkelingslanden. Hij wees er ook op dat ontwikkelde landen vaak oproepen voor ‘vrijhandel’ terwijl net deze landen zelf zeer hoge barrières hebben voor wat betreft het landbouwbeleid. Met een beetje goede wil herken je in deze beleidskeuze van de EU een mercantilistische beleidsvoering. In een studie van Bardhan worden de schattingen van Clive (2004) met betrekking tot landbouwprotectionisme vermeld. De geschatte landbouwbescherming van de EU bedraagt 52%, dit is maar iets meer dan dat van de VSA (46%). Met landbouwbescherming worden verschillende tarieven en subsidies bedoeld. Deze laatste 11
komen, volgens Bardhan, vooral in rijkere landen voor en dit leidt, volgens deze auteur, tot een verlies voor ontwikkelinglanden. Bardhan verwees ook hier naar Clive, die een schatting maakte van het totale verlies voor de ontwikkelingslanden ten gevolge van zulke protectionistische maatregelen. Deze schatting bedroeg 45 biljoen dollar (2006). Clive schreef zelf samen met Potter en Dibden in 2009 een artikel dat de moeilijkheden rond de liberalisering van het landbouwbeleid benadrukte. Deze liberalisering wordt volgens de auteurs immers vaak bestreden. De auteurs focussen zich op de EU en Australië omdat het vaak deze twee handelsblokken zijn die zich verzetten tegen ‘agricultural neoliberalisation’. Ook Alan Winters noemde in 2001 het landbouwbeleid de uitzondering op liberale handel van de EU. Elsig voorspelde in 2002 dat er voor het eerst nog geen verandering van paradigma voor wat betreft het landbouwbeleid in zicht was. Hiermee bedoelt hij de verandering van protectionistisch naar een meer liberaal beleid. Coleman (2001) zijn bevindingen spreken dit echter tegen. Hij voorspelt dat veranderingen binnen het landbouwbeleid in de toekomst meer vanuit een liberale benadering zullen gebeuren wanneer er een linkse regering aan de macht is. Het tegenovergestelde vindt plaats bij een conservatieve overheid. Verandering naar een meer liberaal paradigma wordt bij hem dus wel mogelijk geacht. Ook Tilzey en Potter (2005) stellen vast dat het economisch liberalisme meer en meer de bovenhand aan het nemen is in het GLB, dit ten nadele van het mercantilisme. In het tijdschrift ‘Progress in Development studies’werd eerder dit jaar een interessant onderzoek gevoerd over het inclusief neoliberaal handelsbeleid naar de in het Oost-Caribische gelegen landen. Aangezien er van dit onderzoek later in mijn studie nog gebruik zal gemaakt worden zal hier niet verder op deze studie worden ingegaan (Klak, Wiley, Gaalaas Mullaney, Regan, Peteru, & Merilus, 2011). Een ander recent onderzoek is dat van Erjavec en Erjavec. Zij deden een discoursanalyse omtrent het GLB. Meer bepaald probeerden ze te weten te komen - door een analyse van speeches van de EC- naar welk paradigma binnen de internationale politiek economie het GLB zich het meest verschuift. De auteurs merken op dat in de speeches van de EC meer en meer gebruik wordt gemaakt van het neoliberaal paradigma en dat dit paradigma meer en meer gebruikt wordt om hervormingen van het GLB verder te bevorderen (2009). De meningen zijn dus duidelijk verdeeld. Deze studie zal trachten te bestuderen hoe het zit met het Europese bananenbeleid: is er sprake van een mercantilistische politiek of wordt er gehandeld volgens het economisch liberaal paradigma? Hiermee zal deze studie een bijdrage leveren aan het voorgaand onderzoek dat hier besproken werd.
12
Hoofdstuk 1: Bananenregeling EU
Met de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) werd al snel duidelijk dat de lidstaten verschillende belangen in de bananensector hadden. Terwijl Duitsland voorstander was van een vrije bananenimport wilde Frankrijk hier niet van weten. De lidstaten vonden voor het Verdrag van Rome (1957) geen akkoord voor een Europees bananenbeleid, daarom werd de banaan, in tegenstelling tot andere fruitsoorten, niet vernoemd in de lijst van producten op welke het GLB later een effect zou hebben (Josling & Taylor, Banana wars: the anatomy of a trade dispute, 2003). Met de conventies van Yaounde (1963 en 1969) werd aan de voormalige kolonies een vrije toegang voor wat betreft bananen tot de Europese markt verleend. Aan de verschillende conventies van Lomé werd een bananenprotocol toegevoegd waardoor de verschillende ACS-landen hun voordelen bleven behouden (Tangermann, 2003). Maar met de eenmaking van de Europese markt in 1993 moesten de verschillende Europese bananenregelingen op elkaar afgestemd worden. Dit ging niet van een leien dakje. Voor 1993 was er immers sprake van drie verschillende importregimes voor bananen die gehanteerd werden door de Europese lidstaten (Dickson, 2002). Duitsland maakte voor 1993 geen gebruikt van importtarieven noch van quota's voor de bananensector. Om dit mogelijk te maken werd een apart protocol toegevoegd aan het akkoord van Verdrag van Rome dat voorzag in een belastingsvrije toegang van bananen uit Latijns-Amerika. Bijgevolg werd de Duitse markt gedomineerd door de zogenaamde ‘dollarbananen2’. Dan had je ook nog België, Nederland, Luxemburg en Denemarken; deze landen legden een tarief op van 20%, maar maakte geen gebruik van quota’s. ACS-bananen moesten in deze landen geen importbelastingen betalen. In GB, Italië, Spanje, Frankrijk, Griekenland en Portugal waren er wel beperkingen op dollarbananen bovenop de 20% importbelastingen om zowel de ACS- landen als de eigen productie te beschermen. Over deze drie verschillende bananenregeling is al heel wat inkt gevloeid (o.a. Meunier, Managing Globalization? The EU in International Trade Negotiations, 2007; Roozen & van der Hoff, 2001; Tangermann, 2003; Devereaux, Lawrence, & Watkins, 2006; Stevens, 2000). Dit systeem werd ook al uitgedaagd voor GATT door Costa Rica, Guatemala en Colombia op 12 december 1992. Maar doordat er in 1993 een nieuw handelssysteem (verordening 404-93) actief werd had de aanklacht geen verdere relevantie (Tangermann, 2003). Verordening 404 – 93 was het 2
Dollarbanaan is de verzamelnaam gebruikt wordt voor bananen uit Latijns-Amerika en de Caraïben die door
grote bedrijven naar de EU en Amerika worden verhandeld. Met deze bananen is veel geld gemoeid, zeer competitief. (Josling & Taylor, 2003)
13
compromis dat gevonden werd tussen de verschillende EU-lidstaten; naar deze verordening wordt ook wel eens verwezen met ‘gemeenschappelijke marktordening in de sector bananen’ (Dickson, 2002). De verordening bestond uit “een tariefvrij quota voor traditionele ACS- exporteurs en een tariefquota voor Latijns-Amerikaanse exporteurs, terwijl niet- traditionele importen uit ACS- en derde landen die niet onder de eerste twee quota’s onderworpen zijn aan extra invoerrechten” (Matthews A. , 2009, p. 226). Hiermee werd een ingewikkeld licentiesysteem van kracht waarbij bananenproducenten uit ACS-landen en uit EU-lidstaten of uit ultraperifere regio’s beschermd werden. Duitsland, Nederland en België trachtten deze regeling nog tegen te houden door ze voor het Europees Gerechtshof te betwisten, maar ze werden in het ongelijk gesteld. Ook nieuwe leden Oostenrijk, Finland en Zweden maakten datzelfde jaar duidelijk dat ze niet voor de regeling zouden gestemd hebben, maar dit alles kon de ingang van de nieuwe bananenregeling niet verhinderen (Devereaux, Lawrence, & Watkins, 2006, p. 113). De Latijns-Amerikaanse landen die eerder al een klacht indienden tegen de regelgeving van voor 1993 konden zich ook niet vinden in de nieuwe verordening. Ze waren immers van mening dat deze regeling nog steeds strijdig was met de GATT-regels en vroegen opnieuw een panel aan (Josling, 2003). De aanklagers werden door de GATT-commissie in het gelijk gesteld. In 1994 oordeelde deze laatste immers dat de verordening op diverse punten strijdig is met de regels van een vrije handel. In de laatste fases van de Uruguay ronde van de GATT kwam de EU tegemoet aan de klachten van deze landen. De EU ondertekende samen met Costa Rica, Colombia, Nicaragua en Venezuela een akkoord. In het akkoord werd het MFN- tarief 3 verlaagd en hun quota verhoogd. Verder werd aan de LatijnsAmerikaanse landen die het akkoord mee ondertekenden een vast percentage van het quota toegewezen (Caribbean Banana Exporter Association, 2011). In ruil hiervoor lieten deze landen hun klachten bij de WTO vallen. De overeenkomst wordt ook wel eens het ‘Banana Framework Agreement’ (BFA) genoemd. Maar de BFA slaagde er niet in om alle Latijns-Amerikaanse landen tevreden te stellen. In 1996 vroegen Guatemala, Honduras, Ecuador, Mexico en ook de Verenigde Staten van Amerika (VSA) 4 een panel aan bij de WTO om de Europese bananenregeling te bestuderen. Het was al voor de derde maal dat de Europese bananenregeling bij de WTO werd aangeklaagd, vandaar dat deze zaak werd bekend als ‘Bananas III’ (Matthews A. , 2009, p. 227). Ook de VSA was dit maal klagende partij, zij
3
Eén van de belangrijkste WTO- regels is dat landen handelspartners niet mogen discrimineren. Wanneer een land aan een ander land een bepaalde gunst (bv. een lager tarief) verleend, moeten alle WTO- leden van deze gunst kunnen genieten. Dit principe wordt het Most Favoured Natione Principe (MFN-) principe genoemd (Principles of the trading system, 2011). 4 Volgens deze landen was de Europese bananenregeling in schending met GATT Ar. l I, II, II, X, XI en XIII, Import Licensing Agreement Art. 1 en Art. 3, Agricultural Agreement Art. 4.2, GATS Art. II, XVI en XVII en TRIMS Art. 2(Josling, 2003)
14
wilde de belangen van Amerikaanse multinationale fruitbedrijven veilig stellen (Hoekman & Kostecki, 2001, p. 81). Het aangewezen WTO panel oordeelde in 1997 dat de Europese regelgeving deels in strijd was met de WTO- regels. De EU ging nog in beroep, maar kreeg ook hier ongelijk. De beroepsinstantie van de WTO gaf wel wat kritiek op het oorspronkelijke panelrapport, maar de grote lijnen bleven onveranderd. Om tegemoet te komen aan de bevindingen van de beroepsinstantie van de WTO paste de EU zijn regelgeving aan. De nieuwe regelgeving trad in werking in januari 1999, en werd opgenomen in verordeningen 1637/98 en 2362/98 (Josling 2003). Voortaan zou de licentieregeling minder ingewikkeld zijn en meer gebaseerd op het historisch marktaandeel. Aan de landenspecifieke quotatoewijzingen werd een einde gemaakt (of in sommige gevallen ook gewijzigd) (Cali, Page, & Abbott, 2010, p. 15). Omdat de klagende partijen zich ook met deze regeling niet tevreden stelden, vroegen deze landen aan de WTO om de nieuwe regeling te onderzoeken. Alweer werd de EU door de WTO op de vingers getikt en moest de EU haar beleid herbekijken. Om de uitspraak van de WTO kracht bij te zetten, kreeg de VSA van de WTO toestemming om vergeldingsmaatregelen te nemen voor een totale waarde van 191,4 miljoen dollar. Dit bedrag kwam overeen met het geschatte verlies dat de Amerikaanse multinationals geleden hebben als gevolg van de Europese bananenregeling. In 2000 kreeg ook Ecuador vanwege de WTO de toestemming om vergeldingsmaatregelen op te leggen (Hoekman & Kostecki, 2001, pp. 82-83). In 2001 kwam de EU tot een aantal overeenkomsten met Ecuador en de VSA, dit in de aanloop van de Doha onderhandelingsronden. De EU zou vanaf 1 januari 2006 alle quota’s laten vallen en enkel nog werken met tarieven. In ruil voor deze toegeving werd aan de EU twee waivers verleend binnen de WTO (EC: Agriculture and Rural Development, 2010). Met de eerste waiver werd aan de EU toestemming gegeven om de op tarieven gebaseerde voorkeursbehandeling van de ACS-landen te behouden tot 1 januari 2008. De tweede waiver stond de EU toe om tot en met 1 januari 2006 een belastingsvrije quota voor ACS-bananen van kracht te laten zijn (Matthews A. , 2009, p. 227). Het licentiesysteem zou voortaan gebaseerd worden op het historisch marktaandeel met de bedoeling om het licentiesysteem tegen 2008 te ontmantelen. Zowel de ACS-landen als de Latijns-Amerikaanse landen waren akkoord met dit compromis. De twee waivers die aan de EU verleend werden tijdens de Doha-ronde dienden in feite als overgangsmaatregel. De VSA liet in ruil voor de toegevingen van de EU zijn klacht bij de WTO laten vallen (Tangermann, 2003). Er werd echter nog geen tarief afgesproken. In oktober 2004 lanceert de Europese Unie het voorstel voor een importregime dat 230 euro per ton invoertaksen heft op bananen uit Latijns-Amerika. Verschillende Latijns-Amerikaanse landen konden zich niet in deze invoertaks vinden. Ze waren van mening dat de invoertaks op zijn minst de huidige toegang van de Latijns-Amerikaanse banaan tot de 15
Europese markt moet garanderen (Josling, 2003). Bijgevolg besloten deze Latijns-Amerikaanse landen dan ook om dit tarief aan te klagen bij de WTO; deze oordeelde in het voordeel van de LatijnsAmerikaanse landen. Vervolgens stelde de EU een MFN-tarief voor van 187 euro/ton in combinatie met een belastingsvrije quota van 775 000 ton voor de ACS-landen. Ook in dit voorstel konden de Latijns-Amerikaanse landen zich niet vinden en ze besloten om het voorstel alweer voor de WTO te brengen, alweer kregen de aanklagers hun gelijk. Bij gebrek aan een overeenkomst besloot de EU dan maar om het MFN-tarief vast te leggen op 176 euro/ton (= verordening 1964/2005). Met deze verordening werd het eerder vermelde quota van 775 000 ton behouden tot en met 31 december 2007; na deze datum zou de preferentiële behandeling met betrekking tot bananen voor de ACS-landen geregeld worden door middel van economische partnerschapsakkoorden (EPA’s) (Matthews A. , 2009, p. 228). Maar ook in deze konden de Latijns-Amerikaanse landen zich niet vinden en opnieuw werd er door verschillende Latijns-Amerikaanse landen (m.n. Ecuador, Colombia en Panama) en door de VSA een aanklacht gedaan bij de WTO (ICTSD, 2007, aug). De WTO oordeelde alweer in het voordeel van Latijns-Amerikaanse bananenproducerende landen toen. De voorkeursbehandeling voor ACS- landen was nochtans compatibel met de WTO-regels. De Latijns-Amerikaanse landen waren echter van mening dat een tarief van 176 euro te hoog was, bij het verlenen van de waiver werd er immers afgesproken dat het door de EU opgelegde tarief “should result in at least maintaining total market access for MFN banana suppliers” (Matthews A. , 2009, pp. 231-232). Onder de EPA’s hebben alle ondertekenaars een belastingsvrije toegang tot de Europese markt voor wat betreft de bananensector (Matthews A. , 2009, p. 228). De voordelen met betrekking tot bananen waarvan de ACS-landen genoten onder het verdrag van Lomé werden immers veroordeeld door de WTO. Dankzij de EPA’s werd de voorkeursbehandeling die aan de ACS-landen werd verleend wederkerig, en dus in lijn met de WTO- regels. Alle bananenexporterende ACS- landen slaagden erin de onderhandelingen voor een volledige of interim EPA af te sluiten tegen het einde van 2007 (EC: Agriculture and Rural Development, 2010). In 2007 werd de ‘Falconer draft’ vrijgegeven door het landbouwcomité van de WTO. Dit ontwerp zou moeten functioneren “as a suggestion of a politically feasible outcome to the Doha Round agriculture negotiation” (Williams, 2007, p. 2). Matthews (2009, p. 232) wijst er echter op dat dit ontwerp de onderhandelingen echter nog verder heeft bemoeilijkt doordat de bananen vermeld stonden op zowel de lijst met tropische producten (= verdere liberalisering) als op de ‘voorkeurlijst’ (= tragere liberalisering). Met deze complicaties in het achterhoofd besloot de EU om bilateraal de onderhandelingen aan te gaan met een aantal Latijns-Amerikaanse landen. In 2007 deden Colombia en Panama een aanvraag voor de ‘Good Offices’ bij Mr. Lamy, op dat moment generaal directeur van de WTO. Dit betekende de start van onderhandelingen met alle bananenproducerende MFN- landen in november 2007. Onder de ‘Good Offices’ van Lamy vonden er 16
in de eerste helft van 2008 verschillende bijeenkomsten plaats te Genève met de EC, LatijnsAmerikaanse landen en ook de ACS- landen. Het was op 12 juli 2008 dat Lamy een oplossing voorstelde maar deze oplossing kon niet op veel bijval rekenen van Latijns-Amerikaanse landen noch van de ACS-landen (Myers G. , 2004). Na verdere onderhandelingen was er op 27 juli een ontwerp klaar voor een oplossing voor het bananengeschil, waar op een kleine minderheid binnen de EU, geleid door Spanje, na alle Europese lidstaten zich in konden vinden (Smith A. , 2008) . Maar door de mislukking van de DOHA-ronde dat jaar werd ook deze overeenkomst van tafel gesmeten (EC: Agriculture and Rural Development, 2010). Ondermeer Europees handelscommissaris Mandelson was immers van mening dat de oplossing op het bananendispuut deel moest uitmaken van de DOHA-ronde (CTA, 2008, 1 aug). Bij een overeenkomst in de DOHA-ronde zouden immers ook tariefverlagingen in andere landbouwonderhandelingen een invloed kunnen uitoefenen op de bepaling van het tarief voor bananen. Zonder een DOHA-overeenkomst zou het MFN-tarief een pak lager kunnen liggen dan met een DOHA-overeenkomst (ICTSD, 2007, aug). Omgekeerd wees ook Mandelson erop dat er geen bredere DOHA-overeenkomst met betrekking tot landbouw zal worden ondertekend door de EU zolang er geen akkoord is met betrekking tot het Europese bananenbeleid (Casey, Latin America rejects EU trade offer, 2008). Ondertussen bleven de verschillende klachten van de Latijns-Amerikaanse landen lopen bij de WTO, en in april 2008 oordeelde deze laatste alweer in het nadeel van de EU (independent.ie , 2009). In augustus 2008 ging de EU bij de WTO in beroep (ICTSD, 2008, 4 sep), maar in december dat jaar oordeelde deze laatste in het voordeel van de Latijns-Amerikaanse landen en de VSA (ICTSD, 2008, 3dec). In december 2009 kwam men toch tot een oplossing. Er werd een akkoord gesloten tussen de EU en de Latijns-Amerikaanse bananenproducerende landen. In deze overeenkomst beloofde de EU om zijn MFN-tarief voor wat betreft bananen, in acht stadia van het huidige tarief van €176/ton te verlagen naar €114/ton tegen 2017. Eens alle partijen het akkoord getekend hadden, moest de EU het tarief direct met €28/ton verlagen; dit vond plaats op 15 december 2009 (Prensa Latina and Costa Rican Ministry of Trade, 2010; WTO: WT/L/784, 2009). Er werden twee akkoorden ondertekend: één akkoord tussen de EU en Latijns-Amerikaanse bananenproducerende landen en één akkoord tussen de EU en de VSA (Press Release: EC, 2009). Zowel de bananenproducerende Latijns-Amerikaanse landen als ook de VSA beloofden hierbij dat ze al hun klachten zouden laten vallen bij de WTO en ook dat ze in de toekomst geen klachten zullen indienen tegen de overeenkomst (WTO: WT/L/784, 2009). De EU behoudt wel het recht om, indien er binnen de DOHA- ronde geen modaliteiten worden vastgelegd, de tariefverlaging met maximum twee jaar op te schorten. Dus ten laatste op 1 januari 2019 zal er een tarief van 114 euro per ton van kracht zijn (EC: Q&A, 2009). Het akkoord werd ondertekend door het Europees Parlement (EP) op 3 februari 2011 (Pop, 2011).De officiële goedkeuring van de Raad volgde op 7 maart 2011 (Persmededeling: 3073e zitting van de Raad, 2011). 17
ACS-landen zullen van zowel hun taksvrije als hun quotavrije toegang tot de Europese markt blijven genieten. Dit is mogelijk dankzij de EPA’s (Council of the European Union: COM101Final, 2010). Op 31 mei 2010 werd het akkoord ondertekend onder de naam ‘Geneva Agreement on Trade in Bananas’ te Genève bij de WTO. De volgende landen ondertekenden het akkoord: Brazilië, Colombia, Ecuador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Peru en Venezuela.Ook werd een apart akkoord ondertekend tussen de EU en de VSA, ‘Agreement on Trade in Bananas’, genaamd (EC: Agriculture and Rural Development, 2010). Om de ACS-landen bij hun overgang naar deze nieuwe regeling te helpen, kregen ze, op vraag van de EC en onder de noemer van ‘Banana Accompanying Measures (BAM)’, extra financiële steun .De financiële middelen zullen aan landen worden toegewezen op basis van de volgende criteria (EP: Committee on International Trade, 2010): -
Het volume van de bananenhandel met de EU
-
Het belang van de export van bananen naar de EU voor de economie van het land
-
Het ontwikkelingsniveau van het land (volgens HDI rating)
Bedoeling is om de competitiviteit en indien nodig ook de diversiteit te versterken. Daarbovenop zullen ook de bredere, sociale, economische en ecologische gevolgen met het geld aangepakt worden (EU Press Release: IP/10/287, 2010). Deze maatregelen zijn tijdelijk en zullen van kracht zijn van 2010 tot en met 2013. De volgende landen komen voor deze steun in aanmerking: Belize, Kameroen, Ivoorkust, Dominica, Dominicaanse Republiek, Ghana, Jamaica, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines en Suriname (Persmededeling: 3057e zitting van de Raad, 2010). Deze tien landen zijn de belangrijkste bananenproducerende ACS-landen; ieder van deze landen exporteert minstens 10 000 ton bananen per jaar naar de EU. De laatste jaren waren er nog een twintigtal andere ACS-landen die bananen naar de EU exporteerden, maar het volume van deze landen was echter zeer marginaal (een gemiddelde van minder dan veertig ton per land) (EC: COM(2010) 101 final /2, 2010). De BAM zullen verder bouwen op het Special System of Assistance (SSA) en het Special Framework of Assistance (SFA). Het SSA (1994 - 1999) en het SFA (1999 – 2008) voorzagen in middelen voor de bananenproducerende ACS-landen om zich aan te passen aan de liberalisering van de bananenmarkt (EC: COM(2010) 101 final /2, 2010). Samengevat bestaat de bananenregeling die in 2009 werd overeengekomen met de LatijnsAmerikaanse bananenproducerende landen en de VSA uit drie delen. In het eerste deel wordt er een schema overeengekomen met tariefreducties voor de MFN bananenexporteurs. Daarnaast bevat de regeling ook een akkoord over hoe er moet omgegaan worden met ‘tropische producten’ en ‘producten die onderworpen zijn aan preferentie- erosie’ in de bredere WTO-onderhandeling. De tropische producten zullen onderworpen worden aan grotere tariefverlagingen terwijl de tariefverlagingen uit de 18
tweede categorie meer tijd zullen in beslag nemen. Als laatste maakt het financiële pakket van 190 miljoen euro dat door de EU werd vrijgemaakt om de ACS- landen te ondersteunen (BAM) ook deel uit van de bananenregeling die in 2009 werd overeengekomen (EP: Committee on International Trade, 2010). In het verleden werden de bananenproducenten uit de ACS-landen en de ultraperifere regio’s van de EU niet alleen beschermd met behulp van quota’s en tarieven, maar er werden ook financiële middelen voor deze landen vrijgemaakt (EC: Agriculture and Rural Development, 2010). De producenten in de ultraperifere regio’s krijgen sinds 2007 financiële steun dankzij het POSEI-programma (Programme d’options specifiques a l’Eloignement et a l’insularité) (Cali, Page, & Abbott, 2010). Er dient hier nog vermeld te worden dat er voor de Minst Ontwikkelde Landen (MOL’s), die niet tot de ACS-groep behoren, er nog een aparte regeling geldig is. Sinds 1 januari 2006 mogen alle MOL’s bananen belasting- en quotavrij exporteren naar de EU. Dit was mogelijk doordat het EBA-initiatief van kracht werd op deze dag (EC: Agriculture and Rural Development, 2010). Recent werden er bilaterale handelsakkoorten afgesloten tussen de EU enderzijds en CentraalAmerikaanse landen, Peru en Colombia anderzijds. In deze akkoorden werd nog een verdere tariefverlaging voor bananen afgesproken. Tegen 2020 zal het importtarief voor bananen uit deze landen gelijkgesteld worden aan 75 euro per ton (Cali, Abbott, & Page, 2010). In deze studie zal de Europese bananenregeling in haar geheel worden bekeken. Er zal zowel aandacht worden besteed aan de BAM, EBA, EPA als aan de akkoorden van Genève en de bilaterale handelsakkoorden om een uitspraak te doen over het paradigma waarin dit beleid past.
Hoofdstuk 2: Theoretisch kader
Deze studie zal twee paradigma’s uit de IPE toepassen op het huidige bananenbeleid. IPE zelf bestudeert, zoals de naam al verraadt, interacties tussen overheden en markten over de grenzen heen (Abdelal, 2009). Politiek en economie kunnen immers niet los van mekaar worden gezien, tussen deze twee domeinen heerst er een wederzijdse beïnvloeding (Duncan, Jancar-Webster, & Switky, 2009, p. 369). Toch werden deze twee domeinen tijdens de jaren vijftig en zestig onafhankelijk van elkaar bestudeerd (Miller, 2008). De meeste economisten hielden geen rekening met inzichten uit de politicologie en omgekeerd (Keohane, 2011). In de jaren zeventig kwam hier een einde aan met de herintroductie van IPE. Binnen de studie van IPE worden relevante zaken uit de politieke wetenschappen in combinatie gebracht met deze uit de economische wetenschappen (Miller, 2008). De herintroductie van de IPE kwam voornamelijk op 19
gang dankzij een aantal economisten, later werd deze studie echter opgeëist door politicologen binnen de Amerikaanse IPE (Cohen, The multiple traditions of American IPE, 2009). Maar hierbij moet wel vermeld worden dat, politiek en economie nog vaak los van elkaar worden bestudeerd, dit terwijl net deze twee domeinen in ‘het echte leven’ zeer hard met mekaar verbonden zijn (Duncan, JancarWebster, & Switky, 2009, p. 369). Reeds in de achttiende eeuw werd deze studie door geleerden gehanteerd om verklaringen te bieden voor de werking van het internationale systeem. Algemeen wordt Adam Smith als de grondlegger van deze studie gezien. Om toch een onderscheid te met de hedendaagse studie van de IPE wordt er gesproken van ‘klassieke politieke economie’ wanneer men het heeft over IPE uit de 18de eeuw. Tijdens de twintigste eeuw was het stil binnen de studie van de politieke economie. De focus werd gelegd op specialisatie binnen één veld. Volgens Miller (2008 maakte IPE tijdens de jaren 80 weer op gang omdat men zich realiseerde dat bepaalde velden een meer geïntegreerde analyse vereisten (Miller, 2008). Maar het was reeds voor deze jaren 80 dat de IPE al zijn opgang begon te maken. Eind jaren zestig wezen Nye en Keohane er immers al op dat de wereldpolitiek aan grote veranderingen onderhevig was en dat er een constante wisselwerking plaatsvindt tussen het economische en het politieke veld (Cohen, The multiple traditions of American IPE, 2009; Keohane, 2011).Zo was er het herstel van de Europese en Japanse economie na wereldoorlog twee, wat de economische dominantie van de VSA bedreigde (Cohen, The multiple traditions of American IPE, 2009). Daarbovenop kwam het Bretton Woods-systeem in verval en kampte de VSA met grote economische moeilijkheden. De Amerikaanse overheid maakte een aantal politieke beslissingen om uit deze economische impasse te geraken (Jackson & Sorensen, 2007). Daarnaast zorgde ook de dekolonisering voor een aantal ingrijpende veranderingen binnen het wereldsysteem (Cohen, The multiple traditions of American IPE, 2009). De dekolonisering had immers gezorgd voor de komst van een nieuwe groep van politiek zwakke en economisch arme landen in het internationale systeem. Deze landen waren allesbehalve tevreden met hun ondergeschikte positie in het internationaal economische systeem, vandaar hun oproep voor een ‘New International Economic Order’. In deze oproep zaten een aantal politieke voorstellen vervat die de economische positie van deze landen in het internationale systeem zou moeten verbeteren. Net als bij het Bretton Woods-systeem was het ook hier zo dat men met politieke maatregelen een invloed wenste uit te oefenen op het economische systeem. Ook het einde van de koude oorlog onderlijnde het verband tussen het politieke en het economische veld (Jackson & Sorensen, 2007). Bovendien verloren staten als gevolg van een toenemende onderlinge afhankelijkheid een aanzienlijk deel van hun macht om hun eigen economie te managen (Cohen, The multiple traditions of American IPE, 2009). Binnen IPE zijn er verschillende benaderingswijzen, die allemaal met elkaar gemeenschappelijk hebben dat ze de complexe relatie tussen het politieke economische veld bestuderen. Ook de verhouding tussen deze twee velden verschilt binnen iedere benadering of perspectief. Raymond C. 20
Miller (2008) maakt een onderscheid tussen de volgens hem drie dominante perspectieven, of zoals hij zegt ‘wereldbeelden’ binnen de IPE. Het eerste wereldbeeld dat hij omschrijft is de ‘free market’ dat wordt nagestreefd door neoklassieke economisten. Vervolgens beschrijft hij de ‘Multi-Centric Organizational’, zoals wordt nagestreefd door institutionalisten en als laatste wereldbeeld onderscheid hij het ‘Marxisme’. Gilpin (2001, p. 13) maakte in 1987 ook het onderscheid tussen drie ideologieën of perspectieven binnen de IPE, met name het liberalisme, marxisme en nationalisme. Hij wees erop dat alle drie de perspectieven voortvloeien uit een traditionele IR- theorie: liberalisme, marxisme en realisme (Cohen, The multiple traditions of American IPE, 2009). Zowel binnen de Marxistische als binnen de mercantilistische literatuur is men ervan overtuigd dat de politiek de economie domineert. De twee perspectieven verschillen wel van mening over het feit of deze economische dominantie een goede of een slechte zaak is (Cohen, The multiple traditions of American IPE, 2009). Georg Sorensen en Robert Jackson maken in ‘Introduction to International Relations: theories and approaches’ (2007) een onderscheid tussen de volgens hen drie belangrijkste klassieke theorieën binnen het veld van IPE. Hoewel de inhoud grotendeels gelijk loopt met deze van Gilpin (2001) en Miller (2008) gebruiken de auteurs een andere benaming: economisch liberalisme, marxisme en Mercantilisme. Georg Sorensen en Robert Jackson (2007) wijzen er ook op dat de meeste geleerden binnen het IPE-veld akkoord zijn met de onderverdeling tussen deze drie velden. Onderzoek van Maliniak en Tierney (2011) wees echter uit dat het werk binnen de Amerikaanse IPE kan onderverdeeld worden niet in drie, maar vier paradigma’s. Naast het realisme, liberalisme en Marxisme onderscheiden ze ook nog eens het constructivisme. In 2001 schrijft Gilpin dat de relevantie van de drie perspectieven binnen de studie van IPE die hij in 1987 beschreven heeft, sterk gewijzigd zijn. Zo daalde de relevantie van het Marxisme samen met de val van het communisme in het voordeel van liberale principes. Deze laatste werden in de jaren negentig en ook begin de 21ste eeuw door meer en meer landen aanvaard. Marxisme wordt wel nog gebruikt als analytisch middel en kritiek op het kapitalisme. We kunnen besluiten door te stellen dat verschillende auteurs verschillende paradigma’s binnen de IPE waarnemen. Wat echter al deze auteurs gemeenschappelijk hebben, is het inhoudelijke onderscheid tussen het economisch liberalisme en het mercantilisme. Tevens bevatten alle drie de perspectieven zowel een analytisch als een normatief element (Gilpin, 2001, p. 14).
2.1 Mercantilisme
De visie van mercantilisme heeft veel gemeenschappelijk met deze van het realisme (Jackson & Sorensen, 2007; Gilpin, 2001). Vandaar dat er hier ook wel eens gesproken wordt over ‘Realist
21
Political Economy’ (Kirshner, 2009). Of over het ‘economisch nationalistisch perspectief’ (Duncan, Jancar-Webster, & Switky, 2009, p. 371). Dit wil echter niet zeggen dat je het mercantilisme gelijk kan stellen aan het realisme. Beide erkennen de centrale rol van de staat, veiligheid en macht in internationale zaken, maar realisten keuren deze situatie daarom niet goed (Gilpin, 2001). Het mercantilistisch paradigma hangt sterk samen met de oprichting van de moderne, soevereine staat tijdens de zestiende en de zeventiende eeuw. De meeste westerse staten werden destijds beïnvloed door een mercantilistische besluitvorming (Rempel, 2010). Mercantilisme was de naam voor de wereldkijk van de politieke elite, deze waren van mening dat een economische activiteit ondergeschikt moet zijn aan het primaire doel, de staat (Jackson & Sorensen, 2007). Om deze staatsmacht te vergroten werden protectionistische maatregelen in het leven geroepen (Duncan, Jancar-Webster, & Switky, 2009, p. 377). Om een onderscheid te maken met het mercantilisme van een aantal eeuwen geleden spreekt men vandaag ook wel eens van het ‘nieuw-mercantilisme’ of ‘neo-mercantilisme’ (Tame, 1998). Wanneer er in deze studie gesproken wordt van mercantilisme gaat het steeds om het paradigma binnen de IPE dat in de jaren zeventig van de twintigste eeuw zijn opgang vond. De belangrijkste speler bij internationale zaken blijft voor mercantilisten de staat (Gilpin, 2001, pp. 324). Staten worden door hen gezien als autonome spelers met hun eigen belangen (Kirshner, 2009). Daarom noemt Gilpin (2001, pp. 14- 23) het economisch nationalisme ook wel eens het ‘state-centric’benadering. Dit wil echter niet zeggen dat mercantilisten beweren dat andere zaken geen impact kunnen uitoefenen op de internationale samenleving. Zo kunnen volgens mercantilisten ook instituties een aanzienlijke impact uitoefenen, maar het blijft echter de staat die de touwtjes in handen houdt (Gilpin, 2001, pp. 3-24). Vrijhandel wordt enkel als goed gezien wanneer het ten dienste staat van de belangen van de staat. (Duncan, Jancar-Webster, & Switky, 2009, pp. 371-372). In alle andere gevallen zal het opteren voor protectionistische maatregelen (Balaam & Veseth, 2001) Het mercantilisme raadt aan om met internationale handel om te gaan door middel van een beleid dat de staat en zijn industrie beschermt en de relatieve economische winsten van andere staten zo hard mogelijk beperkt (Duncan, JancarWebster, & Switky, 2009, p. 377). Iedere staat streeft dus haar eigen belangen na. Dit gebeurt in een anarchistische setting (Kirshner, 2009). Mercantilisten zien de internationale economie immers als een arena van conflict tussen tegengestelde nationale belangen (Jackson & Sorensen, 2007). Vandaar dat hedendaagse mercantilisten spreken van een ‘anarchistisch internationaal systeem’. Hiermee wordt niet bedoeld dat men constant in een staat van oorlog leeft. Eerder bedoelt men dat er geen sprake is van een hogere autoriteit dan de staat (Gilpin, 2001, pp. 3-24). Gilpin (2001, pp. 180-183) zegt echter niet dat staten 22
rechtstreeks elkaar economisch bestrijden, maar heeft het meer over een competitie in de ‘ruimere zin van het woord’; namelijk dat alle staten graag hun eigen economische zaken zo efficiënt mogelijk willen afhandelen. Gunnar Eliasson (Gilpin, 2001, pp. 182 – 183) spreekt hier van de staat als ‘competing state’. Eliasson gaat ervan uit dat bedrijven en dus niet staten met mekaar strijden. Deze bedrijven gaan op zoek naar de meest voordelige locaties in de globale economie. Vincent Cable (Gilpin, 2001, p. 183) wijst erop dat de ‘competing nation attempts to strengthen the position of its firms in the global economy and attract foreign investment trough creation of a pool of highly educated, flexible workers, an efficient physical infrastructure, sound economic policies, and an attractive quality of life’. Volgens Cable wordt deze strategie reeds toegepast door Groot Brittannië en Amerika. De economische competitie, die logischerwijze uit de anarchistische verhoudingen verder vloeit, is volgens het mercantilisme een ‘zero-sum game’. Daarom is er voor een goedwerkende liberale internationale economie binnen het mercantilisme nood aan sterke staten. Er is nood aan een leidinggevende mogendheid, dat is een dominante militaire en economische macht die de liberale regels moet afdwingen. Dit wordt ook wel eens de hegemonische stabiliteitstheorie genoemd (Jackson & Sorensen, 2007). Volgens deze theorie is een liberale internationale economie onmogelijk zonder een leider die zijn bronnen en invloed gebruikt om een internationale economie die gebaseerd is op vrijhandel, monetaire stabiliteit en vrijheid van kapitaal te vestigen. Het is ook de verantwoordelijkheid van deze hegemoon om ervoor te zorgen dat de internationale regels worden afgedwongen bij andere lidstaten (Gilpin, 2001, pp. 93 - 102). Mercantilisten zijn doorgaans van mening dat de economie moet ondergeschikt zijn aan het primaire doel, met name het verhogen van de macht van de staat. Economie moet volgens hen ondergeschikt zijn aan het beleid (Jackson & Sorensen, 2007) . Hoofddoel van de economie is het verhogen van de staatsmacht (Duncan, Jancar-Webster, & Switky, 2009, p. 373). Gilpin (1987) onderscheid twee vormen van economische rivaliteit tussen staten. Enerzijds heeft hij het over ‘defensive mercantilisme’ en anderzijds heeft hij het ook over ‘agressive mercantilism’. Met de eerste vorm van economische rivaliteit bedoelt hij dat staten hun economische belangen verdedigen omdat het een belangrijk ingrediënt van hun nationale veiligheid is, zulk een beleid heeft daarom geen negatief effect op andere staten. Dit staat in contrast met de andere vorm: daarbij proberen staten immers hun positie in de internationale economie te verstevigen door middel van een expansief beleid.
23
2.2 Economisch liberalisme
Het economisch liberalisme is ontstaan als een kritiek op ‘de allesomvattende politieke controle en regulering van economische zaken die de Europese staten in de zestiende en zeventiende eeuw domineerden, ook wel gekend als het mercantilisme’ (Jackson & Sorensen, 2007). In plaats daarvan wordt er gepleit voor een politieke economie die gebaseerd is op de principes van de vrije markt waarbij de overheid een zo klein mogelijke rol speelt in het reguleren van de economie (Duncan, Jancar-Webster, & Switky, 2009, pp. 371-372). Economische liberalen verwerpen theorieën en beleid die de economie ondergeschikt stellen aan de politiek. Algemeen wordt Adam Smith als vader van het economisch liberalisme gezien. Hij geloofde erin dat markten spontaan vergroten om de menselijke behoeften te bevredigen en dat de overheid hierbij niet tussenbeide moet komen (Balaam & Veseth, 2001, p. 47). Ook het economisch liberalisme dat de afgelopen decennia is ontwikkeld volgt deze ideeën, meer bepaald dat politieke tussenkomst in het marktsysteem onwenselijk is en dat de markteconomie volgens haar eigen mechanismen en wetten werkt. Deze wetten worden beschouwd als inherent in het economisch productie- en uitwisselingsproces. Economische liberalen zijn van mening dat een wereldeconomie gebaseerd op vrijhandel in alle landen voordelig is door specialisatie en dat de globale rijkdom zal vergroten (Jackson & Sorensen, 2007). Dit hangt nauw samen met de theorie van de comparatieve voordelen van Riccardo. Economische uitwisseling via de markt is volgens het economisch liberalisme dan ook een ‘positive-sum game’. In zulk een spel wint iedere winnaar meer dan dat hij of zij erin steekt door de verhoogde efficiëntie. Individuen en bedrijven zouden niet actief zijn op de markt wanneer het niet in hun voordeel zou kunnen zijn (Balaam & Veseth, 2001, pp. 48-51; Jackson & Sorensen, 2007). De economie is volgens liberale economisten een sfeer van wederzijdse voordelen en samenwerking tussen staten als tussen individuen (Jackson & Sorensen, 2007). Voor economisch liberalen zijn niet staten, maar de verschillende economische spelers de centrale actoren. Met economische spelers worden de consument en de producent bedoeld. Individuen kunnen volgens hen op een rationele manier hun eigen economische belangen nastreven en handelen hier ook naar (Jackson & Sorensen, 2007). Binnen het economisch liberalisme is er geen eensgezindheid over de nood van een hegemoon. Keohane (Jackson & Sorensen, 2007, p. 200), één van de personen die het economisch liberalisme van de 20ste eeuw mee vorm gegeven heeft, geeft aan dat een hegemoon wel handig is voor wat betreft het sturen van internationale samenwerking in een aantal gebieden, maar dat, eenmaal de noodzakelijke internationale instituties gevestigd zijn, deze instituties zelf een eigen macht wordt toegekend en de noodzaak voor een hegemoon voor de stabiliteit sterk afneemt. Ook wordt binnen deze benadering het
24
belang van kleinere staten in de totstandkoming van een liberale wereldeconomie benadrukt. De hegemonische stabiliteitstheorie zelf wordt binnen het economisch liberalisme echter wel niet onderschreven, men is er echter van overtuigd dat er ook stabiliteit kan bekomen worden door middel van coöperatie tussen staten (Gilpin, 2001, pp. 93-97). Ook het probleem van de free rider kan volgens het economisch liberalisme verholpen worden door coöperatie tussen staten (Balaam & Veseth, 2001, p. 57). De ‘harmony of interests theory’ wordt door economisch liberalen als argument gebruikt tegen de inmenging van de staat in de economie.De theorie stelt dat wanneer de staat zich niet mengt met de politiek en er correcte prijzen gehanteerd worden, verschillende bronnen automatisch efficiënt zullen gebruikt worden en het welzijn van iedereen zal verhogen. Een belangrijk kenmerk hierbij is dat de prijzen correct moeten zijn (Gilpin, 2001, pp. 65-66).
2.3 Internationale Politieke Economie en mijn onderzoek
Om een antwoord op de onderzoeksvaag te vinden wordt het onderzoek opgesplitst in vier deelvragenonderzoeken. Georg Sorensen en Robert Jackson (2007) typeren de vier grootste verschillen tussen de twee theorieën en vatten deze samen in onderstaande informatiebox.
Relatie tussen economie en politiek Hoofdspelers/ analyseeenheden De aard van economische relaties Economische doelen
Mercantilisme Politiek is doorslaggevend
Economisch liberalisme Autonome economie
Staat
Individuen
Strijdig, zero-sum game
Coöperatief, positive-sum game
Staatsmacht
Maximum individueel en sociaal welzijn
Deze verschilpunten zullen ieder afzonderlijk getoetst worden aan de laatste bananenregeling. De bespreking van Sorenson en Jackson zal aangevuld worden met informatie van andere auteurs in het IPE-veld. Allereerst zal de relatie tussen economie en politiek worden onderzocht. In tegenstelling tot het economisch liberalisme is het mercantilisme van mening dat de politiek doorslaggevend is. Hiermee wordt bedoeld dat het economische veld door het politieke veld wordt beïnvloed. Economisch liberalen geloven echter dat het omgekeerde waar is en dat de economie net politieke beslissingen beïnvloedt.
25
Vervolgens zal er worden nagegaan wie er net de hoofdspelers zijn bij de bananenregeling. Hier zal voornamelijk gekeken worden naar hoe de huidige bananenregeling tot stand gekomen is en wie er hierbij een doorslaggevende rol heeft kunnen spelen. Economisch liberalen volgen het mercantilisme niet wanneer zij stellen dat de staat de belangrijkste actor is. Terwijl mercantilisten vertrouwen in de hegemonische stabiliteitstheorie is het economisch liberalisme ervan overtuigd dat er ook een stabiele liberale internationale orde mogelijk door middel van coöperatie en zonder de nood aan een hegemoon (Gilpin, 2001, pp. 93-97). In het derde deel van het onderzoek zal er nagegaan worden of dat het ging om een alles-of-niets economische strijd of dat alle partijen erbij gewonnen hebben. Economisch liberalen verwerpen de mercantilistische zeru-sum kijk waar de economische winst van een staat automatisch het economische verlies van een andere staat betekent (Jackson & Sorensen, 2007). Economisch liberalen zijn immers van oordeel dat de internationale competitie in het voordeel van alle partijen is. Hierin lieten ze zich inspireren door de economische theorie van het ‘comparatieve voordeel’. Deze theorie stelt dat ‘iedere natie een comparatief voordeel heeft in iets en daarom een winnaar is’. De mercantilistische benadering langs de andere kant is ervan overtuigd dat de aard van economische relaties gekenmerkt wordt door een alles-of-niets strijd (Gilpin, 2001, p. 181). Net omdat de aard van de economische relaties volgens het mercantilisme gekenmerkt wordt door een zero-sum game zullen staten geneigd zijn om een protectionistisch beleid te voeren. Het mercantilisme raadt aan om ‘de internationale handel te managen met behulp van een beleid dat de staat en haar industrieën beschermt en die de relatieve economische winsten van andere staten minimaliseert’ (Duncan, Jancar-Webster, & Switky, 2009, p. 377). Jancar-Webster en Switky (2009, pp. 377-378) geven nog twee andere verklaringen voor protectionistisch gedrag van staten: -
Landen die gespecialiseerd zijn in zaken als landbouw en ruwe materialen kunnen zeer kwetsbaar zijn voor prijsfluctuaties
-
Een opkomende industrie zal het moeilijk hebben om in een vrije markt te concurreren met reeds bestaande industrie in andere landen. Het kan helpen om de eerste jaren een aantal protectionistische maatregelen in te voeren om deze industrie zich te laten ontwikkelen alvorens ze wordt blootgesteld aan de vrijmarktmechanismen.
Deze zelfde auteurs wijzen er ook op dat protectionistische strategieën vaak tot doel hebben om de winsten van bedrijven en jobs voor haar inwoners te verzekeren. Daarnaast kunnen de strategieën ook gebruikt worden om een economie in evenwicht te houden (p. 380). Drie manieren om als staat de bedrijven en industrieën te beschermen zijn: tarieven, quota's en nontarifière barrières (Duncan, Jancar-Webster, & Switky, 2009, pp. 380-381). Als laatste komt het eerder omschreven normatieve aspect van de benaderingen wat meer op de voorgrond. Economisch liberalen zijn ervan overtuigd dat het verhogen van het maximum individueel 26
en sociaal welzijn de kerntaak van een economische activiteit is (Jackson & Sorensen, 2007). Gilpin (2001, p. 66) voegt het verhogen van de globale rijkdom toe aan dit lijstje. Hiermee staan ze lijnrecht tegenover het mercantilisme dat er van overtuigd is dat staatsmacht het belangrijkste doel is.
Hoofdstuk 3: Toepassing op bananenregeling 3.1 Relatie tussen economie en politiek
Het eerste punt waarin het mercantilisme en het economisch liberalisme van elkaar verschillen is voor wat betreft de relatie tussen politiek en economie. In tegenstelling tot de liberaal economische benadering is het mercantilisme ervan overtuigd dat de economie ondergeschikt is aan het politieke veld (Gilpin, 2001, p. 157). In dit onderdeel zal onderzocht worden hoe dit net zit voor het huidige bananenbeleid van de EU. Zoals Meunier en Alter (2009) reeds opmerkten is het nogal raar dat dit handelsconflict zo lang heeft aangesleept aangezien zowel in de VSA als in de EU amper of geen bananen worden geproduceerd. Toch geraakten deze twee machtsblokken in een handelsgeschil verwikkeld dat jaren zou aanslepen. Maar waarom? De EU wou ten eerste haar eigen bananenproducenten beschermen en vervolgens ook deze in de ACS-landen. Deze laatste bestaan voornamelijk uit voormalige kolonieën van de Europese landen. Er werd door de EU geoordeeld dat deze voormalige kolonieën niet zouden kunnen concurreren met bananen uit Latijns-Amerika en daarom verdienen ze van de EU een extra steuntje in de rug (Roozen & van der Hoff, 2001). Maar het beleid was in schending met de WTO-regels en moest dus herzien worden. De bescherming van de bananenproducenten in ACS-landen en in de Europese lidstaten ging zelfs zo ver dat ook fair-trade bananen het moeilijk hadden om hun weg naar de Europese markt te vinden. Zo schreven Roozen en van der Hoff (2001) een boek over de moeilijkheden die ze ondervonden om fair-trade bananen op de Europese markt te brengen. Al snel bleek dat ze veel licenties zouden moeten betalen om bananen te mogen importeren naar de EU. Dit werd gedaan om de ACS-bananen en de Europese bananen te beschermen. Volgens deze auteurs creëerde de EU bovendien met behulp van de quota’s een kunstmatige schaarste van bananen waardoor de bananenprijs voor de consumenten zeer hoog was. Een studie van de VN wees uit dat bananen in de EU in 2005 voor bijna het dubbele van de wereldprijs voor bananen werden verkocht (Vanzetti, de Cordoba, & Chou, 2005). Ledesma, voorzitter van de Ecuadorian Banana Exporters' Association, deelde op 18 december 2008 zelfs schriftelijk mee dat “The EU claims to be a leader on trade, but instead undermines the credibility of the trading system”. Hij is van menig dat de EU haar voortrekkersrol in de handel niet waarmaakt in de bananensector. Hij verwijst hierbij naar het oordeel van de beroepsinstantie van de WTO op 26 november 2008. Ledesma betreurt het dat de EU haar
27
protectionistische maatregelen niet wil herzien. Wanneer de EU de leider wil zijn in het verdedigen van internationale rechtsregels moet de EU volgens Ledesma eerst en vooral zichzelf houden aan de regels. Doordat de prijzen in de EU zo hoog zijn en de EU ook de grootste consument en importeur is van bananen (EC: Agriculture and Rural Development, 2010) is de EU zeer aantrekkelijk voor producenten en dit was des te frusterender voor bananenproducenten voor dewelke de toegang tot de Europese markt werd bemoeilijkt. Maar in december 2009 kwam de EU toch tot een akkoord met Ecuador en de andere klagende partijen. Er werd afgesproken om het bananenbeleid van de EU verder te liberaliseren en de importtarieven voor bananen te verlagen. Zo stelt Wallace (2009) zelfs vast dat “de overeenkomst in Genève werd ontworpen om een einde te maken aan de voorkeursbehandeling aan Europa’s voormalige kolonies”. Dankzij de liberalisering van de Europese markt zullen ook kleinere bananenproducenten, zoals bijvoorbeeld Thailand en de Filippijnen, voortaan van een lager invoertarief kunnen genieten. Hierdoor wordt de Europese markt ook voor deze landen toegankelijk (Willis, 2009). Ondertussen is er een akkoord tussen een bedrijf in Mozambique en Chiquita. Deze zullen in de toekomst vanuit Mozambique bananen exporteren naar de Europese markt. Dit akkoord bedreigt het huidige marktaandeel van andere ACS-landen (CTA, 2011, 3 feb.). Met het akkoord in december 2009 werd er besloten om de bananenindustrie verder te liberaliseren en de invloed van de verschillende voorkeursbehandelingen te beperken. Maar zoals eerder is gebleken gaat het huidige bananenbeleid verder dan louter en alleen de overeenkomst te Genève. In dit deel zal onderzocht worden of de rest van het bananenbeleid ook binnen het paradigma van het economisch liberalisme past. Vorig jaar werden er met verschillende landen uit Midden-Amerika, Peru en Colombia bilaterale handelsakkoorden ondertekend. Met deze handelsakkoorden zouden ook inwoners van de EU een betere toegang hebben tot de markt in Midden-Amerika, Peru en Colombia. Verschillende invoertarieven werden afgeschaft en er werden afspraken gemaakt over onder andere non-tarifaire belemmeringen (Ministerie van Economische Zaken, 2010). De bilaterale akkoorden houden een verdere liberalisering van het Europese bananenbeleid in. Tegen 2020 zou immers het tarief moeten verlaagd zijn tot 75 euro/ton. Er werd wel een quota vastgelegd met het maximum aantal ton bananen dat ieder jaar naar de EU mag geëxporteerd worden. Dit quota is landenspecifiek. Deze bilaterale handelsakkoorden brengen met zich mee dat landen die zulk akkoord nog niet ondertekend hebben (met als grootste belanghebbende: Ecuador) wel eens sterk benadeeld kunnen worden. Cali, Page & Abbott vermelden in hun studie (2010) een onderzoek dat in 2010 uitgevoerd werd door Anania. Dit onderzoek becijferde de effecten van de bilaterale overeenkomsten. Ze stelde vast dat Guatemala, Nicaragua en El Salvador op dit moment nog geen bananen naar de EU exporteren en het aandeel van bananen uit Honduras op de Europese markt op dit moment bijzonder laag is. De kans bestaat echter dat ook deze landen in de toekomst zich naar de EU zullen richten. Ook verwacht Anania dat ten 28
gevolge van deze bilaterale overeenkomsten de prijs voor een banaan in de EU zal dalen en dat voor de andere MFN-exporteurs alsook ACS-landen een daling van hun aandeel bananen op de Europese markt zullen te wachten staan (Cali, Page, & Abbott, 2010). Net als Ecuador heeft Guatemala geen extra voorkeursbehandeling met de EU en Guatemala is ook allesbehalve tevreden met de extra tariefverlagingen voor de concurrentie. Ondertussen is ook Brazilië aan het proberen om extra concessies te verkrijgen bij de EU; meer specifiek proberen ze voor 200.000 ton bananen een tariefvrije toegang tot de Europese markt te verkrijgen (Pop, 2011). Tien jaar geleden wezen Carchedi en Carched (1999) in een onderzoek herhaaldelijk op de protectionistische aard van het GLB. Al jaren worden volgens hen de Europese boeren beschermd tegen buitenlandse competitie. Ook voor de bananensector is dit het geval, met de bananenoorlog tot gevolg. Volgens deze twee auteurs biedt de EU aan zwakkere staten een afhankelijk type van landbouwontwikkeling aan. In het verleden werden er door de EU zeer veel middelen vrijgemaakt voor de ACS-landen om zo de bananenproducenten te steunen. Ter illustratie volgt hier de lijst met programma’s waarvan St. Vincent en de Grenadines reeds heeft kunnen genieten in het verleden : SFA, Stabilisation of Export Earnings (STABEX), Fluctuations in Export Earnings (FLEX), het National Indicative Programme (NIP) en Caribbean Regional Indicative Programme (CRIP) (EDF/PMCU, 2008). De voorkeursbehandeling en de financiële steunmiddelen zijn zeer belangrijk voor de ACS-landen. Dat blijkt onder andere uit de evaluatie van het laatste SFA. Vooraleer er sprake was van de BAM werd er gesproken van het SFA. Deze laatste was van kracht van 1999 tot en met 2008 en werd om de twee jaar geëvalueerd. In een press release (Memo 10/83, 2010) van de EC staat vermeld dat ‘uit de evaluatie van het laatste SFA- programma de gevolgen van niets doen zijn gebleken’. Met ‘niets doen’ wordt het ‘geen extra financiële hulp verlenen aan ACS-landen’ bedoeld. Dus ook hier haalden Cardechi en Carched (1999) hun gelijk. Door middel van politieke middelen werden in het verleden de bananenproducenten uit een aantal ACS-landen en uit de EU zelf beschermd tegen internationale competitie. Men wilde deze landen beschermen voor de gevolgen van het vrije marktsysteem. Maar hoe zit het met het huidige beleid? We kunnen vaststellen dat ook deze regeling, door middel van politieke beslissingen verschillende staten, wil beschermen tegen de bijwerkingen van de vrije markt. Zo zei Nirj Dev in naam van de ECR-fractie van het EP dat er aanvankelijk sprake was van een vrijere handelsovereenkomst, maar door de BAM is er geen sprake meer van een vrije handelsovereenkomst (EP: CRE 03/02/2011 - 4, 2011). Met behulp van de BAM worden de ACS-landen immers nog steeds beschermd tegen de gevolgen van de vrije markt. Maar ook de EBA en EPA’s hebben tot doel om de bananenproducenten in ACS-landen te beschermen tegen de gevolgen van de vrije markt. En ook voor de Europese bananenproducenten werd er extra financiële steun vrijgemaakt in kader van het POSEI- programma.
29
Anderzijds kan er ook vastgesteld worden dat net het economische veld het politieke veld beïnvloedt. Het is immers, omwille van de mogelijke gevolgen van het vrije marktsysteem, dat de EU besloten heeft om verschillende landen tegen deze mechanismen te beschermen. Zoals later zal blijken zouden de gevolgen voor een aantal van deze landen, indien de EU haar steun zou stopzetten, catastrofaal zijn. En zelfs nu, ondanks het feit dat de Europese bananenregeling nog steeds niet volledig geliberaliseerd is, maken een aantal ACS-landen als ook een aantal Europese bananenproducenten zich ernstig zorgen om de mogelijke gevolgen van de huidige bananenregeling. Dit zal in het deel over de aard van de economische eenheden nog uitgebreid aan bod komen.
3.2 Hoofdspelers/analyse- eenheden
Zowel het economisch liberalisme als het mercantilisme is ervan overtuigd dat de outcome het resultaat is van een zorgvuldige afweging tussen kosten, winsten en alternatieve paden of gedrag (Cohen, The multiple traditions of American IPE, 2009). Maar de hoofdspelers die deze outcome bepalen verschillen wel tussen de twee paradigma’s. Zo stelt het economisch liberalisme dat individuen en bedrijven de hoofdspelers zijn van het internationale systeem. Het mercantilisme is er echter van overtuigd dat de staten de touwtjes in handen blijven houden. In dit deel zal onderzocht worden welke de hoofdspelers waren bij het bepalen van de huidige bananenregeling. Hiervoor zal gekeken worden naar de eisen en de belangen van verschillende betrokken partijen en in hoeverre ze erin geslaagd zijn om hun eisen en belangen te vertalen naar de Europese bananenregeling. De importcijfers van de EU geven een idee van welke landen er een belang hebben bij het Europese bananenbeleid. Drie jaar geleden (2008) waren 72,5 procent van alle in de EU geconsumeerde bananen afkomstig uit Latijns-Amerika en 17 % uit ACS-landen. Vijf Europese landen voorzagen in de productie van het overige aantal (11%) geconsumeerde bananen in de EU, met name: Cyprus, de overzeese departementen van Frankrijk (Guadeloupe en Martinique), Griekenland, Portugal (Madeira en het vastenland) en Spanje (Canarische eilanden) (EP: Committee on International Trade, 2010). Het verschil tussen de belangen van Latijns-Amerikaanse landen en deze van ACS-landen en EU producenten is in feite simpel samen te vatten. Terwijl de ACS-landen en de EU-producenten hun voorkeursbehandeling zo lang mogelijk willen behouden, hebben de Latijns-Amerikaanse landen er alle belang bij dat het bananenbeleid zo snel mogelijk geliberaliseerd wordt (ICTSD, 2009, jan). De Latijns-Amerikaanse landen zouden graag alle tarieven op tropische producten verlaagd zien, en wel zo snel mogelijk (ICTSD, 2009, 25nov). De EU is één van de belangrijkste exportmarkten van zowel Latijns-Amerika als van de bananenproducerende ACS-landen als voor de Europese bananenproducenten. Het veranderen van het Europese importregime van de EU leidde dan ook tot
30
veel instabiliteit in het verleden (Brenes & Madrigal). Ook de VS geraakte echter betrokken en werd belanghebbende partij. Tot 1994 was de VSA aan de zijlijn blijven staan wanneer de Europeanen handelsovereenkomsten uitwerkten met bananenleveranciers. Amerika is immers geen bananenproducent, maar er zijn wel een aantal zeer grote bananenmultinationals gevestigd in Amerika. Bananenmultinationals uit Amerika hadden schrik dat hun marktaandeel in de EU zou verkleinen. Vandaar hun aanklacht bij de GATT (Stovall & Hatheway, 2003). In de VSA was er bovendien een afwezigheid van koloniale verplichtingen en heerste er de wens om voor zo een laag mogelijke prijs de bevolking van tropisch fruit te voorzien. (Taylor & Josling, 2003). Maar niet enkel staten speelden een rol bij het veranderen van het Europese bananenbeleid. Volgens Meunier en Alter (2009, pp. 230-232) zou de VSA nooit betrokken zijn geweest in het conflict zonder het bestaan van de WTO. Zonder de WTO zou de VSA immers nooit over de mogelijkheid hebben kunnen beschikken om de EU aan te klagen . Onder sectie 301 kon de VSA voor het bestaan van de WTO wel handelssancties opleggen wanneer haar belangen geschaad zijn. Maar dit was moeilijk geweest om in de realiteit te verwezenlijken, aangezien de VSA nooit rechtstreeks geraakt werd door de EU-regeling. Maar ook Ecuador achtte de WTO noodzakelijk als verdediger van haar belangen. Zo werd Ecuador pas in de jaren negentig lid van de WTO; om vervolgens twee weken later zich aan te sluiten bij de VSA om haar belangen in de bananensector te verdedigen. De kans is echter klein dat Ecuador zonder de steun van de VSA de stap naar de WTO zou gemaakt hebben. Bovendien oordeelde de WTO in het verleden een aantal keer tegen de Europese bananenregeling, de implementatie van deze oordelen stootte echter vaak op problemen. Zo kon de WTO Ecuador wel de toestemming geven om vergeldingsmaatregelen op te leggen in 1999. De kans was echter klein dat de EU op basis hiervan haar beleid zou veranderen. Vergeldingsmaatregelen van de VSA daarentegen, kunnen wel doorslaggevend zijn. Wanneer kleinere landen vergeldingsmaatregelen toepassen is dit vaak minder effectief dan wanneer grotere landen zulke maatregelen toepassen. De macht van staten blijft dus zeer belangrijk, ondanks de toenemende macht van de WTO. Bovendien hebben alleen overheden het recht om zaken voor de WTO te brengen (Hoekman & Kostecki, 2001, pp. 80-90). Bovenstaande toont aan dat de macht van staten in het internationale systeem nog steeds zeer belangrijk is, ten nadele van de WTO. In wat volgt zal er gekeken worden naar welke actoren er allemaal een invloed hebben uitgeoefend op het huidige bananenbeleid. Hiervoor zal er dieper ingegaan worden op de onderhandelingen die de regeling vooraf zijn gegaan. In april 2008 ontmoetten verschillende ministers van landbouw en vertegenwoordigers uit Kameroen, Cyprus, Dominicaanse Republiek, Frankrijk, Ghana, Griekenland, Ivoorkust, Jamaica, Madagascar, Portugal, Spanje, Suriname, de Canarische eilanden, Guadeloupe, Madeira en Martinique elkaar in Parijs. Ook vertegenwoordigers van bedrijven waren aanwezig op de ontmoeting. Doel van de ontmoeting was om hun kijk op de Europese bananenregeling met elkaar te vergelijken. Er was eensgezindheid over het belang van de Europese voorkeursbehandeling voor de verschillende 31
landen/regio’s/bedrijven. Ook was er eensgezindheid over het belang om de bananensector als tropisch product te behandelen binnen de WTO. Als laatste maakten ze zich allemaal zorgen over de toekomst van de bananensector, ze waren er zich immers van bewust dat dit beleid spoedig zou hervormd worden om tegemoet te komen aan de eisen van de WTO. Ze wilden hier duidelijkheid over (L.C., EU and ACP producer countries call for stabilisation of EU banana import regime, 2008). Toen de WTO de VSA in mei 2008 weer in het gelijk stelde bij haar aanklacht tegen de Europese bananenregeling, werd de druk op de EU om haar bananenregeling te hervormen nog groter (L.C., United States succesfully challenge community banana import scheme, 2008). Op 17 juli 2008 werd er door Pascal Lamy een voorstel gedaan om een einde te maken aan de bananenoorlog. Dit gebeurde nadat de EC had laten weten dat ze toch bereid waren om het MFN-tarief fel te verlagen (L.C./transl.fl, Commission prepared to agree to cut duty on EU banana imports, 2008). Doel was om het MFN-tarief tegen 2015 te verlagen naar 116 euro/ton. Nadat de EC zich akkoord had verklaard met het voorstel, verwierpen de Latijns-Amerikaanse landen het voorstel later op de dag. Deze laatste landen waren van mening dat de tarieven nog sterker moeten verlaagd worden. Ook de ACS-landen konden zich niet vinden in het voorstel (Casey, Latin America rejects EU trade offer, 2008), een van de redenen hiervoor was het feit dat deze landen zo goed als niet betrokken zijn geweest bij de onderhandelingen voor het akkoord (A.N/tranls.fl, 2008). De ACS-landen stonden deze periode onder grote druk om een akkoord te vinden. Volgens Gordon Myers (2008) werd er immers gesuggereerd dat zonder zulk een deal de bananen aan nog grotere tariefverlagingen onderhevig kunnen zijn door beslissingen die genomen worden tijdens de DOHA-onderhandelingsrondes. De ACS-landen waren wel akkoord met het tarief, maar ze willen meer tijd om zich aan te passen. Zo willen ze dat de deadline van 2015 verschoven wordt naar 2020. Costa Rica, Ecuador, Panama, Nicaragua, Guatemala en Bolivia vroegen bij de WTO om een onmiddellijke tariefverlaging naar 141 euro per ton en dan een geleidelijke daling naar 109 euro per ton tegen 2014 (Julian, ACP ready to accept banana deal. 24.07.08, 2008). Nadat de betrokken ACS- en de Latijns-Amerikaanse landen het voorstel van Lamy hadden afgewezen werden de ACS-landen wel actief betrokken bij de onderhandelingen (Myers G. , 2008). Latijns-Amerikaans bananenproducerende landen hebben sterk gelobbyd voor een goede deal. Ze wezen er onder andere op dat de productiekosten van ACS-landen nu ongeveer dezelfde zijn als deze van Latijns-Amerikaanse landen waardoor de ACS-landen een sterk competitievoordeel hebben. Een ander argument is dat de bananenregeling die van kracht was in 2008 nefast was voor de sociaaleconomische ontwikkeling van de Latijns-Amerikaanse landen (Aguilar, 2008). Uit verschillende persdocumenten die door de EU werden verspreid in juni 2008, bleek dat EU tijdens de onderhandelingen het volgende wilde bereiken: een MFN-tariefverlaging van 176 euro per ton naar 141 euro per ton vanaf 1 januari 2009 om op acht jaar tijd te komen tot een tarief van 115 euro per ton. ACS-landen konden zich destijds hier niet in vinden (CTA, 2008, 1 aug). 32
De avond voor de overeenkomst in 2008 (die uiteindelijk niet van kracht werd door falen van de DOHA-ronde) probeerde de bananenproducerende ACS-landen nog een aantal tegemoetkomingen erdoor te krijgen, maar dit is hen niet gelukt. De ACS-landen stelden een directe tariefverlaging van 26 euro voor. In ruil voor deze directe tariefverlaging en een jaar stilstand waren ze bereid om tegen 2017 een tariefverlaging van 109 euro per ton goed te keuren (Myers G. , 2008). Ze hadden graag gehad dat dit tarief dan vijf jaar zou bevroren worden zodat de ACS-landen zich kunnen aanpassen aan de bananenregeling, maar ze kregen hun onderhandelingspartners niet overtuigd. Op 27 juli, om 23 uur ’s avonds, gaven de ACS-landen uiteindelijk - zij het met tegenzin - hun fiat voor de regeling; op voorwaarde dat de EU met verschillende aanpassingsmaatregelen over de brug zou komen zodat deze landen zich aan de nieuwe regeling zouden kunnen aanpassen (Smith A. , 2008). De overeenkomst heeft tot doel om tegen 2016 te komen tot een tarief van 114 euro per ton en om vanaf 2009 het tarief meteen te verlagen naar 148 euro per ton (Geneva Agreement on Trade in Bananas, 2008). Een aantal bananenexperts bespraken dit voorstel op een ontmoeting in Kenia. De experts waarschuwden de Afrikaanse bananenproducenten ervoor dat de bananenregeling zeer negatief was voor hen. Volgens hen zal het aandeel bananen van Kameroen, Ivoorkust en Ghana op de Europese markt sterk dalen ten gevolge van de overeenkomst (ASNS: Kenya, 2008). Ook Spanje kon zich niet vinden in het voorstel uit 2008. Zo liet de Spaanse overheid weten dat ze zo lang mogelijk de protectionistische maatregelen wil behouden. De landen die hierbij achter Spanje stonden waren met te weinig om goedkeuring in de Raad tegen te gaan (Smith A. , 2008). Ondertussen heeft de Spaanse overheid een oproep gedaan bij de EC om op zoek te gaan naar extra middelen voor de bananenproducerende landen die lijden onder de nieuwe bananenregeling (CTA, 2010, 30 aug). Aanvankelijk hoopte men net dat de overeenkomst inzake bananen in juli 2008 een stap in de goede richting zou betekenen voor de DOHA-ronde en werd er gesproken van een ‘doorbraak in de onderhandelingen’ (Euractiv, 2008, 28jul). Maar op 30 juli was van dit optismisme niets meer te merken toen de DOHA-onderhandelingen mislukten (Euractiv, 2008, 30 jul) . Ondertussen werd de druk op de EU om de bananenregeling te herzien steeds groter. Zo oordeelde het beroepsorgaan van de WTO (alweer) in het nadeel van de Europese bananenregeling in november 2008 (E.H./transl.rt, WTO says banana import system is illegal, 2008). En Ecuador liet in december 2008 weten dat indien er geen fatsoenlijke bananenregeling komt, ze haar veto zou gebruiken tegen iedere landbouwovereenkomst binnende DOHA-ronde. Dit zou wel eens een probleem kunnen zijn aangezien er een goedkeuring nodig is van alle WTO-leden om een DOHA-deal erdoor te krijgen (ICTSD, 2008, 3dec). In juli 2009 vroegen Ecuadoriaanse bananenproducenten aan hun overheid om vergeldingsmaatregelen op de EU toe te passen wanneer ze er niet in slaagden om een overeenkomst, dat een tariefverlaging bevatte, te ondertekenen (Garcia, 2009). De ‘Association of Ecuadorian Banana Exporters’ liet in het verleden reeds weten dat ze per jaar een verlies maken van 140 miljoen 33
dollar ten gevolge van de Europese bananenregeling (independent.ie , 2009). Ecuador is ’s werelds grootste netto-exporteur van bananen; na Ecuador volgen Costa Rica, Colombia en Guatemala (EC: DG Agriculture and Rural Development- FAO, 2007). De Latijns-Amerikaanse landen waren bij de onderhandelingen voor een nieuw akkoord van mening dat men niet moest afwijken van de in juli bereikte overeenkomst. Als het aan hun gelegen had, zou deze overeenkomst er gekomen zijn, ware het niet dat de EU, koste wat het kost, wilde dat de overeenkomst deel uitmaakte van de DOHA-ronde (ICTSD, 2009, jan.). In april 2009 vond er een ontmoeting plaats tussen de Europese bananenproducenten uit de Canarische Eilanden, Guadeloupe, Madeira en Martinique tijdens een bijeenkomst van de ‘Association of European Banana Growers’ (APEB). In een persmededeling lieten deze weten dat het dankzij hun werk samen met bananenproducenten uit de ACS-landen is, dat ze konden voorkomen dat de overeenkomst van 27 juli 2008 niet buiten de DOHA-onderhandelingen ondertekend werd (L.C./transl.fl, European farmers concerned about new fall in EU banana import duty, 2009). In maart 2009 deed de EC een nieuw voorstel om de onderhandelingen nieuw leven in te blazen. De EC stelde in maart dat jaar voor om het MFN-tarief tegen 2011 naar 136 euro per ton te verlagen om tegen 2019 tot een tarief van 114 euro per ton te komen. In hetzelfde voorstel werd een aanpassingspakket van 100 miljoen euro voor de ACS-landen vooropgesteld voor de periode 20102013. Deze voorstellen warden door de APEB de ‘worst of all possible solutions for EU and ACP growers’ genoemd (L.C./transl.fl, European farmers concerned about new fall in EU banana import duty, 2009). Ook de ACS-landen waren niet tevreden. De 100 miljoen euro was volgens de ACSlanden ten eerste onvoldoende en ten tweede te beperkt in tijd. ACS-landen gaven hierbij ook aan dat ontwikkelingsdoelstellingen door de voorstellen van de EC in het gedrang komen. De ACS-landen stelden als antwoord voor om het tarief te verlagen naar 150 euro per ton. Ze zouden dit tarief willen bevriezen om de ACS-landen zo de tijd te geven om zich aan te passen aan de liberalisering van het bananenbeleid (CTA, 2009, 1 mei). De ministers van handel van de Caribische gemeenschap lieten weten aan de EC dat het door hen voorgestelde MFN-tarief zeer nefast zou zijn voor de sociaaleconomische situatie van deze landen aangezien een aantal landen in hun regio sterk afhankelijk zijn van de bananenexport naar de EU. Daarnaast lieten deze ministers weten dat ze niet opgezet waren met de bilaterale overeenkomsten waarover de EU aan het onderhandelen was en dat de vooropgestelde 100 miljoen euro veel te weinig was (Caribbean Community Secretariat , 2009). Ook de Latijns-Amerikaanse bananenproducerende landen konden zich niet vinden in dit voorstel van de EC. Het tarief dat de EU voorstelde was immers hoger dan de voorstellen die in juli 2008 op tafel lagen (Casey, Commission willing to cut banana tariffs, 2009). Daarbovenop werden de tariefverlagingen uitgesteld tot 2019, drie jaar later dan het voorstel uit 2008. Tien bananenproducerende landen (Ecuador, Brazilië, Colombia, Costa Rica, Guatemala, Honduras, 34
Mexico, Nicaragua, Peru en Venezuela) lieten vrijwel meteen weten dat ze niet akkoord waren met het voorstel. Ze dreigden met vergeldingsmaatregelen en ze eisten dat de datum van de tariefverlaging terug met drie jaar vervroegd werd (Foodweek, 2009; AFP, 2009). Ze vroegen om een terugkeer naar het oorspronkelijke voorstel uit juli 2008. De EC reageerde hierop dat de regeling uit 2008 niet ter zake was aangezien deze in een andere context werd onderhandeld (CTA, 2009, 25 mar). Ook ACSlanden legden druk op de schouders van de EU. Zo lieten de overheden uit verschillende ACS-landen aan handelscommissaris Ashton weten dat indien er niet met hun eisen wordt rekening gehouden ze niet zullen aarzelen om de DOHA-ronde te boycotten (CTA, 2009, 5 feb.). Maar in november 2009 hapten de Latijns-Amerikaanse landen toe op een voorstel van de EC (AFP, 2009, 18 nov). Tijdens de weken voor de ondertekening van de overeenkomst werd er zeer hard gewerkt aan de overeenkomst (Lynn, Substance of trade deal on bananas reached-diplomats, 2009). In november 2009 lieten Frankrijk en Portugal weten dat ze zich niet echt konden vinden in de bananenregeling die toen drie weken later zou ondertekend worden. In deze landen worden er immers nog steeds bananen geproduceerd en deze drie landen zouden hun producenten graag bescherming willen bieden tegen verdere liberalisering van de handel (france24.com, 2009). Normaal gezien was het echter de bedoeling dat de bananenregeling ondertekend zou worden in Genève tussen 30 november en 2 december; dit werd echter vertraagd doordat de ACS-landen de regeling verworpen hadden. Deze landen vonden het compensatiebedrag van 90 miljoen euro onaanvaardbaar. De ACSlanden waren zelfs van mening dat met de bananenregeling die op tafel lag de EU haar strategie in ‘Global Europe’ om het gevecht tegen armoede aan te gaan negeerde. De ACS-landen aanvaardden echter de directe tariefverlaging naar 148 euro/ton in 2010, maar ze hadden graag gezien dat dit tarief drie jaar bevroren bleef zodat ze zich zouden kunnen aanpassen. Ook hadden de ACS-landen graag 250 miljoen euro financiële steun gehad vanwege de EU voor de periode 2010-2013. De ACS-landen hadden, als laatste, graag gezien dat na 2013 er indien nodig nog financiële middelen zouden vrijgemaakt worden (E.H./transl.rt, Final banana agreement expexted at minestrial conference in Geneva might be delayed, 2009; A.N./transl.fl, 2009). Hoewel het vooropgestelde akkoord uit 2008 (27 juli) door de mislukking van de DOHAonderhandelingen nooit van kracht werd, zijn er opvallende gelijkenissen met het akkoord uit 2009. Zo werd er in beide akkoorden een directe tariefverlaging van 28 euro per ton overeengekomen. In de overeenkomst uit 2008 kwam men tegen 2016 een tarief van 114 euro per ton overeen, terwijl deze tariefverlaging in het nieuwe akkoord werd uitgesteld naar 2017 (Geneva Agreement on Trade in Bananas, 2008; WTO: WT/L/784, 2009). De bananenproducerende ACS-landen hadden echter gevraagd voor BAM ter waarde van 250 miljoen euro. De EU heeft nu 190 miljoen euro vrijgemaakt en daar komt eventueel nog tien miljoen euro bij wanneer de Europese begroting dit toelaat, maar de EU heeft klaar en duidelijk laten weten dat dit het maximum bedrag is dat ze wil/kan vrijmaken voor de bananenproducerende ACS-landen (ICTSD, 2009, 25nov). 35
Van de Latijns-Amerikaanse landen was geweten wat ze wilden: een deal die gelijkaardig was aan deze in juli 2008 (ICTSD, 2009, 24jun). De ACS-landen waren al niet tevreden met het eerder besproken akkoord dat door het falen van de DOHA-onderhandelingen in juli 2008 niet van de grond kwam (Matthews A. , 2009, p. 233). Aangezien het akkoord uit 2009 zeer gelijkaardig is, valt het te betwijfelen dat ze zich tevreden zullen stellen. Na het ondertekenen lieten de ministers van handel uit Costa Rica, Colombia, Ecuador en Panama alvast weten dat ze blij waren met het ondertekende akkoord. Een studie van het ‘International Centre for Trade and Sustainable development’ stelt vast dat de nieuwe bananenregeling zal leiden tot een stijging van de bananenexport in deze landen met wel 17%, dit staat in contrast met de voorspelde gevolgen voor de ACS-landen, waar de bananenexport volgens de studie zal dalen met 14% (E.H./trans.fl, 2008). De bananenmarkt zelf wordt gedomineerd door slechts een handvol bedrijven, deze zijn: Chiquita Brands International, Dole Food Co., Geest Ltd, Fyfess Ltd., Noboa Group en Fresh Del Monte Procduce. Hiervan zijn Dole en Chiquita de grootste. Beide multinationals hebben hun hoofdzetel in de VSA (Devereaux, Lawrence, & Watkins, 2006). De gevolgen van de Europese bananenregeling waren in het verleden voor al deze bedrijven verschillend. Dit komt o.a. door verschillende marktstrategieën (Taylor, 2003). Het was vooral dankzij het lobbywerk van Chiquita dat de VSA besloot om zich met het conflict te bemoeien; Chiquita had immers heel haar marktstrategie gebaseerd op het geloof dat de Europese bananenmarkt zou liberaliseren (Meunier & Alter, Banana Splits: Nested and Overlapping Regimes in the Transatlantic Banana Trade Dispute (2006), 2009, p. 223). Bananenproducent Fyffes liet alvast weten dat het zeer gelukkig was met het einde van de bananenoorlog en met het feit dat ze voortaan minder importtaksen zouden moeten betalen om naar de EU te exporteren (independent.ie , 2009). Ook voor de andere multinationals is deze bananenregeling voordelig, hun lobbywerk heeft dus duidelijk haar vruchten afgeworpen. Dit verklaart mede hoe het komt dat ACS-landen en de ultraperifere regio’s van de EU op een gemeenschappelijke vergadering in Tenerife op 1 april 2010 overeengekomen zijn dat ze hun belangen meer moeten gaan verdedigen bij EU-parlementsleden. Ze wezen er toen immers op dat dankzij het verdrag van Lissabon ook deze institutie een aanzienlijke invloed kan uitoefenen op het Europees handelsbeleid. Ook wezen ze erop dat Latijns-Amerikaanse landen en producenten dit al een aantal jaren aan het doen zijn en dat ze daar nu de vruchten van plukken (van Genderen-Naar, 2010). Daarnaast werd er een oproep gedaan bij de EC voor meer BAM (EUBusiness, 2010). Merk trouwens ook op dat ondanks het feit dat de akkoorden van Genève uit december 2009 onmiskenbaar een impact zullen hebben op een aantal ACS-landen, deze landen het akkoord niet mee ondertekend hebben. Zoals eerder vermeld werden de akkoorden van Genève ondertekend in kader van de DOHA-ronde. Binnen de handelgesprekken in de DOHA-ronden is de EU soms zelf ook vragende partij voor meer 36
handelsliberalisering. Zo zouden ze graag hebben dat de VSA haar subsidies aan boeren verminderd (Casey, Latin America rejects EU trade offer, 2008). De tariefverlaging kan dan ook gezien worden als middel van de EU om zo andere tariefverlagingen er door te krijgen. In de tweede helft van 2010 werd het voorstel goedgekeurd door de verschillende lidstaten van de EU (Euractiv & Reuters, 2009). Vervolgens werd de overeenkomst in februari 2011 goedgekeurd door het EP met 501 stemmen voor en 114 stemmen tegen (AFP, 2011; ICTSD, 2011, 10feb). De commissie ontwikkelingssamenwerking van het EP schreef op 8 december 2010 (Council of the European Union: 17667/10, 2010) een brief die gericht was aan de Raad van de Europese Unie. In de brief staat onder andere vermeld dat bij het bepalen van het ‘Europese standpunt’ inzake de BAM de Raad van de Europese Unie het standpunt van het EP niet mee in rekening werd gebracht. Het EP betreurt dit enorm. Nadat de EC de BAM voorstelde, legde het EP haar standpunt vast. Dit standpunt werd officieel aan de Raad van de Europese Unie werd verzonden op 18 november 2010. Er wordt aangeraden om meer tijd te voorzien om toch nog tot een akkoord te komen. De BAM hebben een discussie op gang gebracht over wat betreft de horizontale kwestie van toepassing van de procedure van gedelegeerde handelingen op het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI). De discussie kwam er, bondig samengevat, op neer dat het EP meer inspraak wil op de beslissingen die door de EC genomen worden in verband met de financiering van extern optreden van de EU. Het EP heeft daarover ook een amendement toegevoegd aan het voorstel van de EC in haar eerste lezing, maar deze werd niet geaccepteerd door de Raad. Op inhoudelijk vlak heeft de Raad wel alle voorstellen van het EP in eerste lezing aanvaard. Ten gevolge van deze discussie was er een jaar nadat de EC de BAM-maatregelen aan de ACS-landen beloofd had (2010), nog steeds geen geld naar de landen overgemaakt (EP: CRE 03/02/2011 - 4, 2011). Maar had het EP dan helemaal niets in de pap te brokken? Jawel, want na de eerste lezing van de BAM door het EP werden een aantal van de door hun opgenomen voorstellen 5 mee opgenomen in de definitieve regeling (EP: PV 03/02/2011 - 5, 2011). Tevens moest de EP haar toestemming geven om verordening 1964/2005 ongedaan te maken. Het intrekken van zulk een verordening gaat enkel en alleen met een nieuwe verordening. Hiervoor diende gebruik te worden gemaakt van de medebeslissingsprocedure, waarbij het EP een aanzienlijke invloed kan uitoefenen. Ondertussen deden een aantal Europarlementseleden ook een oproep bij de EC om meer geld dan de vooropgestelde 190 miljoen euro vrij te maken (ICTSD, 2011, 10 feb). Ook werd er een resolutie over de bananenregeling gestemd door het EP (zie verder).
5
De volgende wijzigingen werden door het EP aangebracht “Allereerst wordt de nadruk gelegd op de uitbanning van armoede en de verbetering van de leefomstandigheden als hoofddoelen van de voorgestelde maatregelen. Ten tweede worden kleine telers en kleine bedrijven beschouwd als de belangrijkste rechthebbenden van deze maatregelen. Ten derde wordt in de verordening speciale aandacht besteed aan aspecten met betrekking tot milieu, gezondheid en arbeidsnormen. Ten vierde zijn er transparante criteria voor de verdeling van de middelen geïntroduceerd. En tot slot is er een akkoord gesloten over een voorlopige evaluatie, uiterlijk achttien maanden voor het verstrijken van de looptijd van het programma” (EP: PV 03/02/2011 - 5, 2011).
37
Vaak werd in deze studie vermeld dat in het verleden de Europese bananenproducenten sterk beschermd werden tegen de mechanismen van de vrije markt door de EU. Dit is echter niet in het voordeel van de Europese consument, want ten gevolge van dit protectionistisch beleid zal deze laatste een hogere prijs moeten betalen voor een banaan. Nedergaard (2006) stelt in zijn onderzoek vast dat, algemeen bekeken, consumenten en belastingbetalers tegen protectionistische maatregelen zijn. Dit terwijl boeren, in dit geval bananenproducenten, voor zulke maatregelen zijn. De consument heeft er immers alle belang bij dat de prijzen voor bananen zo laag mogelijk zijn. Toch werd de bananenprijs volgens sommigen de laatste jaren artificieel hoog gehouden, waardoor niet de belangen van de consument maar van de bananenproducent worden gediend. Dit werd mogelijk gemaakt dankzij belangengroepen in de bananenindustrie. Consumenten en belastingsbetalers zijn vaak niet op Europees niveau georganiseerd om daar hun belangen te verdedigen met betrekking tot het GLB, dit omdat het voordeel dat ze hier uit zullen halen maar marginaal is. De boeren daarentegen hebben veel belang bij protectionistische maatregelen en zullen bijgevolg zich beter organiseren om hun belangen te verdedigen. Europese beleidsmakers gaan hierdoor er vanuit dat consumenten en belastingsbetalers niet veel belang hechten aan de ingevoerde tarieven. Dit verklaart het feit dat de prijs voor een banaan ver boven het gemiddelde blijft en de steun die aan boeren wordt gegeven.
3.3 De aard van de economische eenheden
In dit deel zal de aard van de economische relaties bestudeerd worden. Is er sprake van een zero-sum game zoals wordt voorspeld door het mercantilisme of wordt de huidige bananenregeling gekenmerkt door een positive sum-game zoals verwacht wordt door economisch liberalen? Op de webstek van DG Landbouw en plattelandsontwikkeling staat het volgende te lezen over de nieuwe regeling: “This system is a fair and balanced result for everyone, which fully maintains access opportunities for Latin American producers, while continuing to take into account EU and ACP producers' interests” (2011).Maar dit beeld werd door Karel de Gucht, die op het moment dat het akkoord te Genève werd ondertekend Europees commissaris voor ontwikkeling en humanitaire hulp was, genuanceerd. Na het ondertekenen van het akkoord sprak hij de volgende woorden: "This is the best possible deal we could achieve. It reconciles all parties' legitimate interests. I know ACP producers will face challenges in adjusting to the new situation. But the EU will do its best to help. With a more stable environment, all stakeholders will be able to focus more on the improvement of production conditions in banana supply chains." (Press Release: EC, 2009) In het ‘questions and answers’ document (pp. 3-4) met betrekking tot deze bananenregeling, dat door de EC werd gepubliceerd op 15 december 2009, werd vermeld dat de regeling de ACS-landen niet zal
38
verhinderen om bananen naar de Europese markt te exporteren. Hiervoor geven ze drie redenen in ditzelfde document: -
ACS-landen blijven genieten van een belastingsvrije en quotavrije toegang tot de Europese markt terwijl de Latijns-Amerikaanse bananen onderworpen zullen blijven aan tarieven.
-
De overeenkomst zorgt voor meer ‘voorspelbaarheid’, wat belangrijk is voor investeerders. Voorspelbaarheid omdat met deze regeling een akkoord is tussen de EU enerzijds en de Latijns-Amerikaanse bp-landen en de VSA anderzijds. Dit zorgt ervoor dat de bananenregeling, inclusief de tarieven vaststaan voor de komende jaren wat zorgt voor een meer voorspelbare en stabiele bananenmarkt.
-
Er wordt extra geld vrijgemaakt voor de ACS-landen om zich aan te passen aan de nieuwe regeling.
Volgens dit document zal de regeling de bananenhandel van de ultraperifere regio’s ook niet verhinderen; er wordt immers op gewezen dat ook voor deze landen een steunprogramma (POSEI) is voorzien. De EC voerde in het verleden ook al een effectenbeoordeling uit, waaruit werd besloten dat voldoende financiële hulp (zoals in het verleden ook gegeven werd) in combinatie met het vaststellen van drempels voor de tarieven voldoende moeten zijn om de impact van de nieuwe regeling op deze landen te beperken (EC: Q&A, 2009, p. 4). Maar op 1 april 2010 keurde het ACS- EU Joint Parliamentary Assembly een verklaring goed die betrekking had op de impact van de overeenkomsten inzake bananen op de ACS- en EU-producenten. In deze verklaring staat vermeld dat bananenproducerende ACS-landen zwaar geraakt zullen worden wanneer ze een deel van hun voorkeursbehandeling verliezen. Vooral voor de landen die het hardst afhankelijk zijn van de bananenexport zullen de sociale en economische gevolgen enorm zijn. De multinationals daarentegen zullen volgens de verklaring zeer hard profiteren, dit gaat ten koste van EU/ACS-bananenproducenten die vaak op kleinere schaal georganiseerd worden. Daarom is extra financiële steun nodig voor zowel de bananenproducerende ACS-regio’s als deze regio’s in de EU. Anders is de kans groot dat de EU niet zal kunnen concurreren met regio’s met lagere lonen, slechtere sociale condities en milieuwetgeving. In de verklaring wordt voorspeld dat de trend naar steeds goedkopere bananen zal leiden tot een ‘race to the bottom’ in termen van arbeidsomstandigheden. De vooropgestelde 190 miljoen euro door de EC is volgens de verklaring niet voldoende, want het houdt geen rekening met de bilaterale tariefverlagingen die werden overeen gekomen met een aantal landen. Zo wordt er gewaarschuwd dat de nieuwe concessies die werden verleend aan Columbia en Peru verschillende landen in deze regio en ook in ACS- en EU-landen zal destabiliseren. Daarom vraagt het ACS- EU Joint Parliamentary Assembly aan de EC om een verhoging, verlenging en verbreding van de bestaande steunmaatregelen te overwegen. Wanneer er sprake is van nog extra tariefverlagingen als gevolg van bilaterale handelsovereenkomsten met Latijns-Amerikaanse landen die verder gaan dan de 39
WTO-overeenkomst moet overwogen worden om ook de steun voor de landen die hieronder zullen lijden te vergroten (ACP-EU Joint Parliamentary Assembly, 2010). De bananenproducerende ACSlanden lieten al weten dat ze zich verraden voelen door de EU. Verschillende vertegenwoordigers uit deze landen hebben gelobbyd voor een grotere compensatie voor de nieuwe regeling inzake bananen bij zowel het EP als bij de EC op 29 april 2010. Graag hadden ze gehad dat de EU met meer geld over de brug komt dan de vooropgestelde 190 miljoen euro. De minister van handel uit Kameroen zei dat de bananenindustrie het ‘sociale cement’ is van een aantal ACS-landen en dat de nieuwe regeling inzake bananen desastreuze gevolgen zal hebben (Europolitics.info, 2010). Ook de CARIFORUMlanden legden een jaar geleden een verklaring af waarin ze stelden dat een verlaging van het MFNtarief zal leiden tot een aantal uitdagingen voor de bananenproducerende CARIFORUM-landen. De EU is op de hoogte van deze mening, want de verklaring werd toegevoegd aan het EPA dewelke de EU mee ondertekende (EC: Agriculture and Rural Development, 2010). Maar reeds in 2009 hebben de Caribische overheden samen met ‘The Caribbean Banana Exports Association’ (2009) al hun kritiek op deze regeling geuit. Ze wijzen de EU erop dat dit nieuwe akkoord een zeer negatieve impact op de Caribische economie zal hebben en vragen om een nieuwe regeling. De vrees bestaat dat de beslissing net niet zal leiden tot extra handel. Ook vanuit de De Groenen/Vrije Europese Alliantie als de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links in het EP was er weerstand tegen de regeling. Naar hun mening zou deze de grondrechten van de kleine producenten in gevaar kunnen brengen door de versterking van de monopoliepositie van de grote Amerikaanse multinationals. Deze ondervindingen staan in contrast met de kijk van de EC. Op 9 maart 2011 gaf Cioloş in naam van de EC namelijk antwoord op een aantal vragen die het EP heeft bij het Europese bananenbeleid. Hierin wordt duidelijk gemaakt dat de EC wel degelijk op de hoogte is en rekening houdt met de belangen van ACS-landen en deze van producenten in ultraperifere regio’s van de EU. Hierbij werd ook gewezen naar de effectenbeoordeling die eerder werd gedaan in opdracht van onder andere de EC. Hieruit was gebleken dat het effect van de nieuwe bananenregeling, inclusief de bilaterale overeenkomsten slechts een beperkte impact zal hebben op de Europese bananenproducenten. De ECproducenten maakten zich voornamelijk zorgen over het feit dat voortaan de extra steunmaatregelen mee zullen opgenomen worden in het POSEI-programma en dus niet meer apart worden toebedeeld. De EC belooft van haar kant om de ontwikkelingen van de bananensector goed te volgen met speciale aandacht voor de producenten uit de EU, hierbij werd meegedeeld dat indien nodig passende maatregelen zullen genomen worden (Cioloş, 2011). In wat volgt zal er gekeken worden naar verschillende onderzoeken als ook naar de bevindingen van betrokken personen. Klak, Wiley, Gaalaas Mullaney, Regan, Peteru en Merilus voerden recent een onderzoek uit rond de implicaties van het Europese handelsbeleid met betrekking tot bananen op de in het Oosten gelegen Caraïbische landen. Voor dit onderzoek werden 150 bananenboeren, beleidsvoerders en administratiemedewerkers uit Dominica en St Lucia geinterviewd. De interviews toonden aan dat de 40
bananenboeren gekwetst werden door de veranderingen in het internationaal handelsbeleid. Er wordt expliciet gesproken van een neoliberaal handelsbeleid waarmee Dominica en St Lucia worden geconfronteerd. Dit leidt volgens de auteurs tot ongenoegen bij de bananenboeren. Als gevolg van dit neoliberaal handelsbeleid is het aantal bananenproducenten in de onderzochte landen al flink uitgedund (2011). Eerder werden de macro-economische effecten van de erosie van de voorkeursmaatregelen voor de bananen in de Caraïben onderzocht door de IMF. Er worden verschillende gegevens gebruikt om aan te tonen dat sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw het aantal voorkeursmaatregelen dat aan deze landen werd toegekend een sterke daling heeft gekend. Er werd een vector autogressief model op deze bananensector toegepast en uit deze bleek dat de handelspreferenties in het verleden hebben geleid tot een aanzienlijke economische groei . Volgens het onderzoek is de bananensector in deze landen afhankelijk van de voorkeursbehandeling van de EU, zoals bijvoorbeeld de Windward Islands (Montfort, Cashin, & Haines, 2010). Ook Renwick (2010) stelt vast dat de huidige bananenregeling ten koste gaat van de kleine familiebedrijven in de Windward Islands. Deze bananenregeling voorziet immers in een nog verdere verlaging van de tarieven van Latijns-Amerikaanse bananen; hierdoor zal de prijscompetitiviteit van de bananen uit de Windward Islands dalen. Renwick Rose is voorzitter van de ‘Windward Islands Farmers Association’. Renwick Rose en Nick Mathiason, lid van de ‘Fairtrade Foundation’, stellen dan ook vast dat de Windward Islands de bananenoorlog verloren hebben en dat er de Windward Islands een ‘disaster’ te wachten staat (2010). In de resolutie die op 3 februari 2011 door het EP werd goedgekeurd, staat vermeld dat de regeling de globale bananenmarkt meer voorspelbaar en stabiel zal maken. Dit zal volgens het EP investeringen en groei stimuleren (EP: Committee on International Trade, 2010). In dezelfde resolutie wordt door het EP echter ook benadrukt dat de tariefverlaging ‘het voortbestaan van kleine en middelgrote producenten in de ACS-landen, de EU en haar ultraperifere regio's (waar de werkloosheidscijfers al tot de hoogste van de Unie behoren) in gevaar brengt’. De BAM zullen volgens de resolutie waarschijnlijk niet voldoende zijn om deze landen te beschermen daarom vraagt het EP expliciet voor extra middelen (EP: B7-0074/2011). Bovendien wordt dit geld verdeeld op basis van ‘productiviteit’ en niet op basis van ‘kwetsbaarheid’. Renwick (2010) wijst erop dat dit gegarandeerd nefaste gevolgen zal hebben voor de kleinste landen die gelegen zijn in de Caraïben. Bovendien wijst Renwick er ook op dat de EU het extra steungeld rechtstreeks aan de overheden zal geven. Renwick toont aan dat de overheden in de Windward Islands niet altijd rekening houden met de wensen van de bananenboeren, maar voornamelijk begaan zijn met de prioriteiten van de overheden zelf. Door 190 miljoen vrij te maken erkent de EU volgens Renwick dat de bananenboeren zullen leiden onder het akkoord. Daarom moeten de bananenboeren volgens haar betrokken worden in het proces en moeten deze laatste ook degene zijn die het meeste baat hebben bij het vrijgemaakte geld.
41
Ook in Suriname is men niet tevreden met de huidige bananenregeling. Zo liet Michiel Miskin, minister van handel, weten dat ze in de toekomst op zoek zullen gaan naar andere afzetmarkten buiten de EU, aangezien hij voorspelt dat de bananenexport van Suriname naar de EU zal dalen ten gevolge van de nieuwe bananenregeling (Lindhout, 2010). De voorzitter van de ‘Banana Working Group’ van de ACS-landen (Gerhard Hiwat) liet weten dat de bilaterale overeenkomst met de CentraalAmerikaanse landen het einde betekent van de bananenindustrie in alle ACS-landen (Julian, Central Africa postpones negotiations to continue technical preparations, 2009). Het bilateraal akkoord tussen de EU en Peru kan bovendien tot gevolg hebben dat het marktaandeel van organische bananen uit de Dominicaanse Republiek zal dalen. Het derde grootste exportbedrijf uit Peru is zich namelijk op het moment van schrijven aan het focussen op de organische banaan. Ondertussen zijn ook verschillende Ecuadoriaanse bananenproducenten zich aan het focussen op de organische banaan; dit kan de positie van de Dominicaanse Republiek nog sterker in het nauw drijven (CTA, 2011, 10 jun). De afgelopen jaren was de Dominicaanse Republiek de hoofdleverancier van organische bananen naar de Europese markt (CTA, 2010, 7 juni). Opgelet! Dankzij het EPA zullen de ACS-landen nog steeds hun bananen belastingsvrij naar de EU kunnen exporteren. De ACS-staten zullen hun eerder verworven voordelen tegenover de LatijnsAmerikaanse producenten dus niet verliezen (EC, vragen en antwoorden over steunmaatregelen voor bananenhandel met ACS-landen ter ondersteuning van overgang naar nieuwe handelsrealiteit, 2010). Met het maken van de nieuwe bananenregeling werd dit natuurlijk ook mee in rekening gebracht. Eigenlijk vatte het ‘International Centre for Trade and Sustainable Development’ de gevolgen van de nieuwe regeling nog goed samen: "The new deal on EU banana import tariffs will be a boon to Latin American exporters but would trigger a drop in exports of the fruit from African, Caribbean and Pacific countries" (Agencies, 2009). Bovendien voegde deze organisatie, na een studie, hier het volgende aan toe : “The blow to ACP banana exporters may be cushioned by the aid money that the EU has promised in conjunction with the deal” ( (Lynn, EU, U.S., Latin America initial banana deal to end decades-old dispute, 2009).Maar toen waren de bilaterale vrijhandelsakkoorden echter nog niet ondertekend. Cali, Page en Abbott maakten in opdracht van de EP commissie van internationale handel een analyse van de mogelijke effecten van de nieuwe bananenregeling, inclusief de mogelijke effecten van de bilaterale handelsakkoorten die al werden afgesloten met Centraal-Amerikaanse landen, Peru en Colombia. Voor deze studie werd zowel gebruik gemaakt van recente handelsdata als van data uit het verleden. De analyse stelt vast dat het netto effect van de EPA’s in combinatie met de akkoorden van Genève waarschijnlijk positief zal zijn voor de ACS-landen, lichtelijk negatief voor Latijns-Amerikaanse landen en niet van invloed op EU-producenten. De bilaterale overeenkomsten daarentegen zullen voor een competitievoordeel zorgen voor de landen met wie de EU zulke overeenkomst gesloten heeft. Hierdoor zal het marktaandeel van ACS-landen en ook andere landen die het akkoord niet hebben ondertekend waarschijnlijk dalen. Voor de geëxporteerde bananen zullen ze 42
bovendien een lagere prijs ontvangen. Het onderzoek wijst uit dat voor de ACS-landen het vooral de Caraïben zullen zijn waar er vele aanpassingen moeten gedaan worden; de kosten voor Ivoorkust en Kameroen daarentegen zijn beperkt. Daarenboven is er het gevaar dat de Afrikaanse ACS-landen een deel van het marktaandeel van de ACS-landen in de Caraïben bedreigen aangezien deze laatste harder zullen lijden onder de nieuwe bananenregeling (2010). Een studie van Anania (2009 in Cali, Page, & Abbott, 2010) bevestigt het negatieve effect van de laatste bananenregeling met de LatijnsAmerikaanse landen. Er wordt wel op gewezen dat dit effect verlicht wordt door een stijging van het totale aantal bananen op de Europese markt en de EPA’s. Niet enkel ACS-landen waren kritisch, ook EU-producenten stelden zich vragen bij de gemaakte afspraken. Vertegenwoordigers van de bananenproducenten uit Tenerife en de Canarische Eilanden lieten vorig jaar reeds weten dat ze zeer teleurgesteld waren dat de Spaanse overheid de akkoorden van Genève inzake bananen mee ondertekende. Ze riepen de EU ook op om alsnog het ondertekenen van de akkoorden te annuleren, maar met weinig succes. Volgens hen zou de economie van de Canarische eilanden, Guadeloupe, Martinique en de ACS-landen die bananen produceren, vernield worden (van Genderen-Naar, 2010). Bananenproducenten die gevestigd zijn op de Canarische Eilanden wezen er op dat ze per kilo bananen een verlies van 40 euro lijden sinds de nieuwe bananenregeling van kracht werd (CTA, 2011). De APEB deelde het volgende mee in een statement: "We regret that the end of hostilities, which was the main advantage meant to result from the Geneva agreement on bananas, has been challenged by new concessions that are unjustified and benefit only the multinationals”. Ze stellen vast dat, in tegenstelling tot wat de EC beweert, de laatste overeenkomst inzake bananen niet het einde betekent van de bananenoorlog. Dit in tegenstelling tot de EU die in verschillende documenten aangeeft dat het akkoord in Genève wel degelijk het einde betekent van de bananenoorlog (o.a. EC: Agriculture and Rural Development, 2010, Algemeen verslag over de werkzaamheden van de EU uit 2009). De APEB vertegenwoordigt 15.000 kleine bananenboeren (Pop, 2011) en deze waren al helemaal niet gediend met de bilaterale overeenkomsten (ICTSD, 2011, 10 feb.). Irene Caselli (2010) wees er echter op dat niet enkel multinationals zullen profiteren van de nieuwe regeling. Niet de hele Ecuadoriaanse bananenmarkt wordt immers gedomineerd door multinationals, maar er zijn ook kleinere bananenproducenten voor wie de regeling meer dan welkom was. Als argument voor de overeenkomst inzake bananen te Genève gebruikte de EC dat ook Latijns-Amerikaanse landen zeer arm zijn en extra toegang tot de Europese markt nodig hebben. Volgens de ACS-landen is dit maar een zeer zwak argument “because the profits of the multinationals, Chiquita etc., are not for the benefit of the poor people of Latin America who are exploited by these multinationals, that are not respecting labour standards” (van Genderen-Naar, 2010). Maar Caselli wijst er tevens op dat de effecten van de nieuwe regeling in Ecuador niet lang duurden.(CTA, 2010, 3jul.). De in Madrid ondertekende vrijhandelsakkoorden met Centraal-Amerikaanse landen, Peru en Colombia vormen immers een bedreiging voor de Ecuadoriaanse bananenproducenten. Ecuador weigert echter dergelijke 43
overeenkomst te ondertekenen, of zoals Caselli het uitdrukt: “Ecuador made it clear that it would "never" sign a free trade agreement that would contribute to a worsening asymmetric relationship between the EU’s huge market and Ecuador’s small economy”. Daarom is Ecuador op dit moment aan het proberen om een andere soort overeenkomst overeen te komen met de EU. Ecuador zou graag een overeenkomst hebben die ook een aantal ontwikkelingsbepalingen zoals bijvoorbeeld migratie en internationale coöperatie omvat en zich dus niet enkel beperkt tot handelsliberalisering (ICTSD, 2010, 2 jun). De bilaterale akkoorden laten de EU wel toe om haar tarief voor bananen te verhogen wanneer een bepaald volume bananen de Europese markt heeft bereikt (ICTSD, 2010, 2 jun). Ecuador merkt op dat dit vastgelegd volume vaak hoger is dan het volume dat voor de overeenkomst werd gehaald. Hierdoor is Ecuador bezorgd (Prensa Latina and Costa Rican Ministry of Trade, 2010). Bovendien hebben Columbia en Costa Rica al wel een vrijhandelsakkoord met de EU ondertekend; deze laatste twee zijn de twee grootste concurrenten van Ecuador in de EU. Ecuador vreest dat Columbia en Costa Rica nu haar marktaandeel in de EU zal overnemen. Tegen 2020 zal iedere ton bananen dat naar de EU geëxporteerd wordt vanuit Ecuador benadeeld worden met een tarief dat maar liefst 39 euro hoger is dan hun grootste concurrenten op de Europese markt. Het gevaar bestaat dat grote multinationale bedrijven zoals Chiquita en Dole voortaan Ecuador als leverancier links zullen laten liggen (EP: Committee on International Trade, 2010; Caselli, 2010). Ook het EP benadrukte in een resolutie dit concurrentievoordeel en stelde vast dat de kans bestaat dat ‘de andere MBN's die naar de EU exporteren (waarvan Ecuador veruit het belangrijkste is), alsook de ACS-landen en de minst ontwikkelde landen (MOL's) allemaal een afname van hun relatieve concurrentievermogen op de EUmarkt ten opzichte van de ondertekenende landen zouden kunnen ondervinden’ (EP: B7-0074/2011). Merk op dat het net Ecuador was die tijdens de bananenoorlog een voortrekkersrol speelde de afgelopen 16 jaar. Het was ook niet toevallig de Ecuadoriaanse president Rafael Correa die in november 2009 - een maand voor de overeenkomst ondertekend werd - naar Brussel afzakte om de EU onder druk te zetten (Willis, 2009). Er zijn al wel cijfers bekend van de bananenimport uit 2010. Hier mag echter niet te veel waarde aan worden gehecht aangezien deze cijfers ook door andere economische variabelen worden beïnvloed. Tijdens de eerste maanden van 2010 heeft de verlaging van het MFN-tarief geen effect gehad op ACSen EU-lidstaten. Ghana, Dominicaanse Republiek. Ghana en Belize wisten hun aandeel op de Europese markt wel te doen stijgen. Het aantal bananen uit St Vincent, de Grenadines en Dominica daalde dan weer sterk (Cali, Page, & Abbott, 2010). En hoe zit het met het EBA-initiatief? Dit initiatief houdt voor de MOL’s een grotere toegang tot de Europese markt in en in de praktijk zou dat een impact hebben op toekomstige hervormingen van het GBL. Alle MOL’s hebben immers een belastingsvrije toegang tot de Europese markt dankzij de EBA’s. Belangengroepen uit zowel de bananen, als de suikersector waren sterk gekant tegen deze EBA, een aantal lobbygroepen sloegen erin om de implementatie van het EBA-voorstel zelfs te 44
vertragen (Swinnen, 2008, p. 12). Op een gezamenlijke ACS-EU parlementaire vergadering in 2007 werd dan ook bezorgdheid geuit over het EBA-initiatief. Studies wijzen echter uit dat de kans dat MOL’s een echte impact kunnen hebben op de Europese markt bijzonder klein is (Matthews & Gallezot, 2007). Strikt genomen betekent het akkoord tussen de EU enerzijds en de bananenproducerende LatijnsAmerikaanse landen anderzijds een reductie van de voorkeursbehandeling van de ACS-landen door de EU. (Council of the European Union: COM101Final, 2010, p. 4). Hierdoor is de kans groot dat het aandeel van bananen uit ACS-landen en uit de EU dalen. Hiertegenover staat dat ook de prijs voor een banaan voor de inwoners van de EU zal dalen (Einde van de bananenoorlog: wie wint en wie verliest?, 2011; Dimireva, 2009).
3.4 Economische doelen
Hier zal nagekeken worden wat net het motief was achter de Europese bananenregeling. Dit is echter niet altijd even gemakkelijk om vast te stellen. Het economisch liberalisme voorspelt dat het achterliggende doel van het Europese bananenbeleid het maximaal verhogen van het individueel en sociaal welzijn is. Hiermee staat dit paradigma lijnrecht tegenover het mercantilisme volgens dewelke staten enkel en alleen bekommerd zijn om het vergroten van de staatsmacht. In het vorige onderdeel werd er op gewezen dat de bananenregeling aanzienlijke gevolgen voor de ACS-landen zal hebben, vandaar dat er extra steunmaatregelen werden vrijgemaakt en vandaar dat de ACS-landen van een belastingsvrije toegang tot de Europese markt genieten voor wat betreft bananen dankzij de EPA’s. Maar zijn deze protectionistische maatregelen die de vrijhandel belemmeren wel noodzakelijk? Of wil de EU met deze maatregelen vooral haar macht in de ACS-landen verzilveren? Hier zal allereerst worden gekeken naar het belang van de bananensector in deze landen. Vervolgens wordt er gekeken of er dan echt geen alternatief is voor de landen die het hardst afhankelijk zijn van de bananensector. Met gegevens van Faostat (2008) was het mogelijk om een grafiek op te stellen die het belang van de bananenindustrie voor de ACS-staten weergeeft. Voor iedere lidstaat werd de top twintig van meest geproduceerde producten bekeken, vervolgens werd hiervan het aandeel van bananen berekend. Deze berekening werd gedaan voor de tien ACS-landen die zullen genieten van de BAM. Merk op dat Ghana niet in de grafiek werd opgenomen, dit omdat de bananenproductie simpelweg geen deel uitmaakte van de top 20. Dat betekent echter niet dat de bananensector onbelangrijk is voor Ghana.
45
Relatief aandeel bananen
Relatief aandeel van bananen in totale productie van ACS- landen (2008) 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
ACS- landen
Er werd dus geen rekening gehouden met producten die niet in tot de top twintig behoren. Aangezien het minst geproduceerde product in de top twintig in een groot aantal van deze landen verwaarloosbaar klein is, zijn de cijfers in de grafiek tamelijk betrouwbaar. Wat meteen opvalt in de grafiek is het belang van de bananensector in de Windward Islands (Dominica, Grenada, St Lucia en St Vincent), maar ook in Suriname vertegenwoordigt de bananenproductie een aanzienlijk deel van de totale productie (Sutton, 1997). De economie in deze staten ging er in de jaren negentig zwaar op achteruit (Payne, 2006). Niet minder dan vijftig procent van het geld dat binnenkomt dankzij export in Dominica, Saint Lucia en Saint Vincent komt van de bananenindustrie. Een vierde van de bevolking is direct afhankelijk van de bananenindustrie. Ook Clive Bishop van de ‘Windward Islands Farmers Association’ benadrukte het belang van bananen voor deze eilanden. Hij wijst erop dat het dikwijls boeren zijn die op kleine schaal de bananen produceren. Cavi, Page en Abott (2010) stelden vast dat de EU-producenten volledig afhankelijk zijn van de Europese bananenmarkt. Dit terwijl de Latijns-Amerikaanse landen een pak minder afhankelijk zijn, met Panama en Colombia als twee uitzonderingen. De auteurs tonen met verschillende cijfers aan dat bananenproducerende ACS-landen vaak wel nogal afhankelijk zijn van de bananenexport naar de EU. Dit is het geval voor Belize, St Lucia, Dominica en St Vincent en de Grenadines, de economie van deze eilanden is grotendeels afhankelijk van bananenexport en de voorkeursbehandeling die ze van de EU genoten. Een verlies van de Europese markt zou tot grote sociale en economische gevolgen leiden (Josling & Taylor, 2003). De afhankelijkheid van de bananensector in Latijns-Amerikaanse landen is een pak lager. Ook voor de Afrikaanse ACS-landen is het belang van de bananensector aanzienlijk (Crosbie, 2007). 46
Dit betekent echter niet dat de bananensector voor Latijns-Amerikaanse landen niet belangrijk is. De economie van de meeste Latijns-Amerikaanse landen werd na hun onafhankelijkheid afhankelijk van één of twee producten. Zo werden Panama en Honduras voornamelijk afhankelijk van de bananensector (Brenes & Madrigal). Onderstaande grafiek toont aan hoe belangrijk de EU is voor de export van de bananen uit de landen uit de Cariben en Afrika. In deze grafiek ziet u het aantal miljoen ton dat de verschillende landen produceren (horizontale as) en naar welke landen ze deze exporteren (verticale as). Wat opvalt is dat het overgrote deel van de export vanuit de Caribische en Afrikaanse landen bestemd is voor de EU. Wanneer de EU zijn steun zou opgeven zou dit dus catastrofaal zijn voor een aantal van deze landen. Tabel 1: Handelsstromen van bananen tussen 1998 en 2000 in MT (Fao) Ecuador Costa Rica
Colombia Other L. Am.
Caribbean Africa Philippines
System 1
USA
1 246
1 204
624
1 045
9
0
0
The Americas
Canada
158
111
102
38
0
0
0
South America
489
0
0
107
0
0
0
System 2
EC
741
587
550
590
340
451
1
Europe
Other W. Eur.
195
45
40
20
0
2
0
Eastern Europe
93
27
84
3
0
0
0
FUSSR
449
18
76
4
0
0
4
System 3
Near East
143
29
32
5
0
0
131
Asia
Japan
216
7
0
2
2
0
786
Other Asian 182
4
28
0
0
0
435
Total
2 035
1 672
1 873
351
430
1 415
3 911
Bovenstaande toont aan dat de bananensector zeer belangrijk is voor de ACS-landen. Cali, Abbott en Page (2010) toonden ook al aan dat de afspraken met Latijns-Amerikaanse landen geen invloed zullen uitoefenen op de Europese lidstaten die bananen produceren, maar wezen er wel op dat de afspraken van grote invloed kunnen zijn op de regio’s in deze landen waar de bananen geproduceerd worden. Het wegvallen van de bananenproductie in zowel de ACS-landen als de regio’s in de EU kunnen dus grote gevolgen hebben op de lokale economie en dus bijgevolg ook op de werkloosheidscijfers en het algemeen welzijn. Ook de ACS-landen wezen in het verleden op het belang van de bananensector voor de ontwikkeling van hun landen. In april 2009 lieten verschillende vertegenwoordigers uit verschillende ACS-landen
47
weten dat ze helemaal niet tevreden waren met de richting die de onderhandelingen aan het uitgaan waren. Volgens hen bedreigden de voorstellen die toen op tafel lagen de sociaal-economische situatie van de bananenproducerende ACS-landen. Bovendien zou een te korte of zelfs geen overgangsperiode volgens hen leiden tot het einde van bananenproductie in ACS-landen . Zo waren ze van mening dat ‘their development was being sacrificed on the altar of free trade’ (BBC, 2009, 13apr). Eerder dat jaar, namelijk op 12 maart 2009, had de EC immers een MFN-tarief voorgesteld van 136 euro per ton dat vanaf 2011 zou van kracht zijn om in verschillende stappen tegen 2019 tot een MFN-tarief van 114 euro per ton te komen. De ACS-landen richtten hun eisen rechtstreeks naar de EC. Vooral de snelheid van de verlaging wordt door de ACS-landen onaanvaardbaar gevonden en daarnaast vinden ze de 100 miljoen euro die zou worden voor de periode 2010-2013 vrijgemaakt als aanpassingskosten veel te weinig en te kort van duur. De ACS-landen stellen zelfs vast dat “Without the additional resources promised by the EC, the longstanding ACP-EU development partnership is thrown into question. The EC is yielding to pressure for trade liberalisation regardless of the consequences for the development objectives set out in the Cotonou Agreements with ACP countries and the social and economic impact that such sudden and rapid changes will have on jobs and living standards in rural areas. Bananas for ACP countries are not only about trade, but about development. Bananas have a direct impact on environment, migration and integration in ACP countries. Now that the world is suffering from a global financial crisis, ACP countries cannot afford to sacrifice their few sources of hard currency on the altar of free trade” (ACP Press Release, 2009, 6apr). Omdat de kans bestaat dat de akkoorden van Genève ook ontwikkelingsdoelen voor de ACS-landen in gevaar zullen brengen, werd dan ook de BAM in het leven geroepen (EP, 2011). Het doel van de BAM (EU press release: MEMO/10/83 , 2010) zoals omschreven door de EC is het bieden van ondersteuning voor de bananenproducerende ACS-landen bij de overgang naar de nieuwe bananenregeling. Eén van de belangrijkste ontwikkelingsdoelstellingen van de EU is volgens de EC ‘de integratie van alle ontwikkelingslanden in het multilateraal handelssysteem en de globale economie’, om deze integratie mogelijk te maken waren de BAM volgens de EC van groot belang (Council of the European Union: COM101Final, 2010, p. 3). De EC wees in het verleden immers meermaals (EU press release: MEMO/10/83 , 2010; Council of the European Union: COM101Final, 2010) op het belang van de bananensector voor een aantal ACS-landen. Op voorstel van de EC (Council of the European Union: COM101Final, 2010, p. 8) werd er gekozen voor landenspecifieke strategieën; op deze manier zijn de betrokken ACS-landen in staat om ‘zich aan te passen aan nieuwe marktcondities en vormen ze ook een gids voor de levering van EU hulpmaatregelen’. In dezelfde paragraaf van dit voorstel van de EC staat vermeld dat ieder land een ‘National Adaptation Strategy’ moet maken in samenspraak met belanghebbenden. Op basis van deze verschillende aanpassingsstrategieën van de ACS- landen zal de EU een ‘Multi-Annuel Support Strategy’ aannemen. In een nota van de EC aan de raad en het EP (COM101Final, 2010, pp. 6-7) staat vermeld 48
dat de focus van de BAM zal gaan naar de volgende drie zaken: competitiviteit van de bananensector zelf, het promoten van economische diversificatie en het aanpakken van de bredere impact van de aanpassing op werkloosheid, onderwijs, gezondheid, gebruik van land en het milieu. Deze financiële maatregelen zullen voortaan uitgedrukt worden in een aparte Europese wetgeving waarvan het EP medewetgever van zal worden. De ACS-landen zelf zijn van mening dat 190 miljoen euro niet voldoende zal zijn om de schade van het akkoord met Latijns-Amerikaanse landen te beperken (EP: Committee International Trade , 2011). Balzani raadde het EP aan om de overeenkomsten inzake bananen te ondertekenen, dit omdat er rekening gehouden wordt met de ACS-landen en omdat het een einde betekende aan de jarenlange bananenoorlogen. Balzani was rapporteur van de commissie internationale handel in het EP, tijdens het debat alvorens de stemming liet ze weten dat het lot van de armste landen de belangrijkste bezorgdheid was tijdens de discussie in deze commissie. Ook voor deze landen zou volgens de commissie de regeling inzake bananen met de Latijns-Amerikaanse landen de beste oplossing zijn (EP: CRE 02/02/2011 – 18). Balzani behoort tot de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement. Zoals eerder vermeld is de toestemming van het EP wel nodig voor dit soort akkoorden, maar is de EP niet in staat om amendementen toe te voegen aan deze wetgeving. De parlementaire commissie internationale handel schreef toch een ontwerp voor een resolutie uit in verband met de bananenregeling. Deze werd door het EP goedgekeurd in februari 2011. In deze resolutie werden de bezorgdheden van het EP in verband met de regeling kenbaar gemaakt. Zo werd er vermeld dat zowel de producenten uit ACS-landen als producenten uit de EU en haar ultraperifere regio’s nadelen zullen ondervinden van de overeenkomsten inzake de handel in bananen. Daarom vraagt het EP in de resolutie om extra steun en indien nodig deze steun ook tot 2020 te verlengen om de verschillende landen de tijd te geven om hun economie te diversifiëren (EP: B7-0074/2011). De resolutie werd ontworpen door de commissie internationale handel van het EP, maar ook de commissie ontwikkeling van het EP stuurde een aantal aanbevelingen door naar de commissie internationale handel. Zo wees de commissie ontwikkeling erop dat de gevolgen van de nieuwe bananenregeling nauwlettend in het oog moeten worden gehoord en raadde het de commissie internationale handel aan om een effectenbeoordeling voor te stellen waarin tot in 2020 de gevolgen van de nieuwe overeenkomsten inzake bananen zullen worden bestudeerd (EP: CRE 02/02/2011 - 18). In deze resolutie wordt verder ook aan de EC gevraagd om zo snel mogelijk een ‘impact assessment on the effects of the agreement on banana- producing developing countries and on teh EU’s outmost regions until 2020’ uit te werken. Als laatste werd gevraagd om POSEI aan te passen om er zeker van te zijn dat het voldoende steun biedt aan de EU’s ultraperifere regio’s (EP: Committee International Trade , 2011). Zo werden er, op voorstel van de commissie voor internationale handel van het EP, 49
extra financiële middelen voor deze landen vrijgemaakt. Er werd immers geoordeeld dat de bestaande financiële middelen onder POESEI niet voldoende waren en nog geen rekening hielden met de tariefreducties (EP: B7-0074/2011). Maar zal 190 miljoen euro voldoende zijn voor de ACS-landen om zich aan te passen aan de nieuwe regeling? Eerder werd al opgemerkt dat het EP in een resolutie liet weten dat de BAM waarschijnlijk niet genoeg zal zijn en er werd ook al op gewezen dat de manier waarop dit bedrag wordt verdeeld ook wel eens voor problemen kan zorgen. In augustus 2010 liet Kameroen weten dat ze teleurgesteld was in de hoeveelheid BAM die voorzien is voor de Afrikaanse bananenproducenten (CTA, 2010, 30 aug). De ACS-landen hadden alvast meer hulp verwacht, de 190 miljoen euro is maar de helft van hetgeen de ACS-landen oorspronkelijk gevraagd hadden als steunmaatregel (Renwick, New threats facing Windward Islands banana, 2010).Ook het EP vraagt extra middelen. In een resolutie met betrekking tot het nieuwe handelsakkoord (EP, 2011) vraagt het EP om “maatregelen, waaronder meer hulp voor handel, voor te stellen om landen die sterk van bananen afhangen, te helpen hun economie te diversifiëren”. Ook vanuit andere hoeken worden er bedenkingen gemaakt bij deze nieuwe regeling. Myers (2004, pp. 1-4) merkt op dat men de Windward Islands wil beschermen tegen liberalisering van de wereldhandel, maar dat de EU in het verleden weinig rekening hield met andere landen die het ook moeilijk hebben met de liberalisering en ook kwetsbaar zijn. Bovendien merkte Myers hierbij op dat de export van vele ACS-landen naar de EU vaak afhankelijk is van de voorkeursbehandeling die verleend werd/wordt door de EU. In de Caraïben zijn zeer veel familieboerderijen die op kleine schaal en vaak op moeilijke terreinen bananen produceren. Voor deze landen is er volgens Myers (2004) geen of weinig hoop om de competitie aan te gaan met grote, geïndustrialiseerde en meer productieve plantages in Latijns-Amerika. Enkel de voorkeurstoegang tot de Europese markt zorgde er in het verleden voor dat de bananenindustrie in stand bleef. Zoals eerder geschreven steunden niet alle Europarlementariërs de regeling tussen de EU en de Latijns-Amerikaanse landen. Zo stemden zowel De Groenen/Vrije Europese Alliantie als de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links tegen de goedkeuring van de overeenkomst. “Naar hun mening zou deze de grondrechten van de kleine producenten in gevaar kunnen brengen door de versterking van de monopoliepositie van de grote Amerikaanse multinationals” (Einde van de bananenoorlog: wie wint en wie verliest?, 2011). Joe Higgens, Hoarau, Willy Meyer en João Ferreira (2011) stelden namens de GUE/NGL-Fractie een amendement aan deze resolutie voor. In dit amendement werd de overeenkomsten inzake bananen verworpen. Dit omdat omdat ze ‘niet goed zijn voor kleine en middelgrote producenten, voor billijke handel, voor de mensenrechten en voor arbeidsnormen’. Verder vermeld het amendement dat ‘instemming met deze overeenkomsten zou betekenen dat de EU elke ontwikkelingsbeleiddimensie en controle over multinationale ondernemingen in de sector productie en handel in bananen op zou geven’. Ook bij de 50
stemming in de parlementaire commissie internationale handel stemden deze fracties in het EP tegen omwille van dezelfde reden, uiteindelijk werd het akkoord binnen dit comité goedgekeurd met 18 stemmen voor en 5 stemmen tegen (EP: Committee International Trade , 2011). Zijn er dan echt geen alternatieven zodat de verschillende bananenproducerende ACS-landen niet meer zo afhankelijk worden van de EU? Een aantal mensen stellen dat er geen andere oplossing is, een aantal anderen stellen dat er nog diversificatie van de economie mogelijk is. Een mogelijkheid is om zich te specialiseren in toerisme, maar dit is moeilijk aangezien het gaat om een zeer fragiele sector die aan veel concurrentie onderhevig is (Payne, 2006). Nog een mogelijkheid voor deze landen is de ontwikkeling van de niche fairtrade en biologische bananen. Myers (2006) toonde echter aan dat zulke nicheproducten echter maar een klein aandeel van de totale export kan uitmaken. Ook Anna McLoughlin wijst op het feit dat fairtrade slechts een klein aandeel van de conventionele markt vormt (2009). In 2010 onderzocht Silva de effecten van de nieuwe bananenregeling op de Windward Islands en bestudeerde ze de mogelijkheid van fairtrade-bananen als alternatief. Ze stelde vast dat de gevolgen van de lagere bananenprijzen grotendeels afhangt van de prijsherzieningen van fairtrade-bananen. In 2007 was het wereldmarktaandeel van fairtrade-bananen ongeveer gelijk aan 1% van het totaal. Toch is sinds 2004 het aandeel van fairtrade-bananen verdubbeld tegen 2007. In een aantal landen, zoals bijvoorbeeld Zwitserland beschikt de fairtrade-banaan over een aanzienlijk marktaandeel. Maar ook in het VK werd reeds door Sainsbury’s supermarkets aangekondigd dat ze volledig zullen overschakelen op fairtrade-bananen (EC: EuropeAid, 2009). Een effectenbeoordeling van de fairtrade-banaan (Smith, Berlan, & Momsen, 2008) wees erop dat fairtrade een groot verschil kan betekenen voor producenten en arbeiders in ontwikkelingslanden. De studie merkte op dat een op vier van de bananen die in GB worden verkocht fairtrade-bananen zijn. Globaal gezien vertegenwoordigen fairtrade-bananen maar 2% van alle export, maar zowel in de EU als in de VSA vindt er ieder jaar een stijging plaats van verkochte fairtrade-bananen. Caselli (2010) bekeek ook of er niet meer bananen naar Rusland kunnen geproduceerd worden om het Europese verlies te compenseren. Zowel producenten als consumenten komen overeen dat het veel tijd kost om relaties met nieuwe markten te creëren. Daarboven wijst Caselli er ook op dat in Rusland de banaan nog steeds wordt gezien als een luxegoed en het dus moeilijk zal zijn om de export naar Rusland te vergroten. Voor wat betreft een mogelijke export naar China wees Caselli erop dat de bankregelingen er nogal ingewikkeld zijn en betalingen veel tijd in beslag kunnen nemen. Het Midden-Oosten is ook geen oplossing, want transport per boot naar deze regio is zeer kostelijk. Recent werd vanuit de EU ook humanitaire hulp gezonden voor de bananenboeren in St Lucia naar aanleiding van orkaan Tomas. In totaal werd er 450 000 euro vrijgemaakt, dit geld zal doorgegeven worden aan de Food and Agriculture Organization of the United Nations en deze laatste zal de hulp leiden (EU Delegation Rome, 2011). Ook voor bananenproducenten uit Belize en uit Jamaica werd in 51
het recente verleden geld vrijgemaakt, dit gebeurde onder het ‘European Banana Support Programme’ (EUBSP). De EU wil hierbij deze landen een buffer bieden tegen de liberalisering van de bananensector en de erosie van de voorkeursbehandeling tot de Europese markt. Dit zou gedaan worden door het vergroten van het concurrentievermogen. Een van de middelen die hiervoor werd vermeld was diversificatie (Press Release: delegation of the EU in Jamaica, 2010; Press Release: delegation of the EU in Belize, 2010). Ook Cali, Page, & Abbott en 2010 wezen er in hun studie op dat in de Caraïben, diversificatie weg van de bananensector, waarschijnlijk de hoofdstrategie zal zijn om de negatieve effecten van de huidige bananenregeling tegen te gaan. Van 1999 tot en met 2008 maakte de EU ook geld vrij voor de ACS-landen zodat ze zich konden aanpassen aan de liberalisering van de bananenmarkt. Dit werd mogelijk gemaakt dankzij het tijdelijke‘Special Framework of Assistance’ dat van kracht werd in 1994 en opnieuw in 1999 voor een periode van 10 jaar (EU Legislation 2686/94 and 856/1999, 2010). Cali, Page en Albott verwezen echter naar Gibson (2004) die vaststelde dat de ‘the diversification projects funded under the SFA were small-scale pilot projects within the agricultural sector. The approach was rather ad hoc and did not address the key constraints in the wider business environment (e.g. public sector reform). Action to remove these would have promoted economic diversification covering all potential sectors’. En wat met organische bananen? Tijdens de eerste twee maanden van 2011 nam de import van organische bananen in de EU toe. Deze bananen zijn voornamelijk afkomstig uit Latijns-Amerikaanse landen, zo steeg de export van organische bananen vanuit Peru naar de EU tijdens de eerste twee maanden van 2011 met maar liefst 30% en ook vanuit Ecuador komen er meer en meer organische bananen richting de EU. Dit maakt diversificatie voor ACS-landen naar de organische markt moeilijk (CTA, 2011). Sinds kort wordt door de EU een ‘Hulp voor handel-strategie’ nagestreefd. Hulp voor handel wordt door de EC omschreven als ‘development assistance provided in support of partner countries- efforts to develop the basic economic infrastructure and tools they need to expand their trade’ (EC Fact sheet on aid for trade, 2009). De EC gaat ervan uit dat handel de groei stimuleert en armoede terugdringt in ontwikkelingslanden. Hulp voor handel is gericht op “meer groei, meer werkgelegenheid en hogere inkomens “ (EC, naar een Europese strategie “hulp voor handel”, 2007). Maar past de nieuwe bananenregeling wel in deze ‘Hulp voor Handel-strategie’? Stimuleert deze regeling met andere woorden de groei en dringt het de armoede in verschillende landen terug? Op de site “agritude’ werd er opgemerkt dat een aantal “hulp voor handel”-initiatieven tot doel hebben om de productie te steunen en handelscorrecties door te voeren als antwoord op het veranderen van Europees beleid. Als voorbeeld hiervan wijzen ze expliciet op de 190 miljoen euro die werd vrijgemaakt voor de ACSlanden (Agritude, 2010). Dit geld zou het concurrentievermogen van de bananenproducerende ACSlanden immers moeten verhogen (EC, 2010).
52
Als laatste dient er nog opgemerkt te worden dat de bilaterale vrijhandelsakkoorden niet enkel en alleen maar draaien om een betere toegang tot de Europese markt. Ook werd het belang van mensenrechten in deze akkoorden benadrukt. Maar de handelsakkoorden blijven in de eerste plaats akkoorden waar ‘handel’ centraal staat (Ministerie van Economische Zaken, 2010; EU-Central America association agreement: PART I: General and institutional provisions , 2011).
Besluit
Met behulp van voorgaand onderzoek werd een invulling gegeven aan de informatiebox die in het begin van deze paper van Jackson & Sorensen (2007) werd overgenomen. Hieronder wordt deze box opnieuw weergegeven, maar wordt telkens met een vinkje aangeduid binnen welk paradigma welk kenmerk van het bananenbeleid kan gesitueerd worden. Mercantilisme
Economisch liberalisme
Relatie tussen economie en politiek Hoofdspelers/ analyseeenheden De aard van economische relaties Economische doelen
Tilzey & Potter (2005) en ook Erjavec & Erjavec (2009) haalden hun gelijk, althans voor wat betreft de bananensector, wanneer ze vaststelden dat het GLB meer en meer geliberaliseerd wordt. Er kan immers worden vastgesteld dat er de afgelopen jaren een liberalisering heeft plaatsgevonden van het Europese bananenbeleid. Toch blijven er vele mechanismen aanwezig die de werking van de vrije markt nog verstoren waardoor de Europese bananenproducenten als ook de bananenproducerende ACS-landen beschermd worden tegen de internationale competitie. Het idee achter de huidige bananenregeling is overduidelijk liberaal, dit moest om tegemoet te komen aan de klachten van verschillende landen over de protectionistische aard van het Europese bananenbeleid. Maar nog steeds is er geen volledig liberaal Europees bananenbeleid; door verschillende akkoorden en steunpakketten worden verschillende bananenproducenten nog steeds beschermd tegen de gevolgen van het vrije marktsysteem.
53
Hoewel de WTO een aanzienlijke invloed gehad heeft op de huidige bananenregeling en aan de grond lag van de totstandkoming van de EPA’s, werd er aangetoond dat de staten de touwtjes in handen bleven houden. Het is de VSA die optrad als hegemoon om het free ridergedrag van de EU een halt toe te roepen en om ervoor te zorgen dat ook de EU de regels van het internationale systeem respecteerde. Het economisch liberalisme had echter voorspeld dat eens de WTO gevestigd is er geen nood meer zou zijn aan hegemonen, maar de bananenoorlog bewees het tegendeel. De EU maakte immers gebruik van de voordelen van een open markt, maar paste zelf nog een protectionistisch beleid toe om haar voormalige kolonies als ook de Europese lidstaten zelf te beschermen voor internationale competitie. Staatsmacht blijft op het internationale toneel zeer belangrijk. In de status quaestionis werd verwezen naar Drucker. Drucker stelde in 2005 vast dat het mercantilisme vandaag de dag gekenmerkt wordt door machtsblokken. Hier verwijst hij expliciet naar de EU als voorbeeld van een gestructureerd machtsblok. En voor wat betreft de bananenregeling kreeg Drucker zijn gelijk. De EU trad naar de buitenwereld toe op als één machtsblok, ondanks het feit dat men het binnen de EU niet altijd met elkaar eens was. De ACS-landen trokken hierbij duidelijk aan het kortste eind; aanvankelijk werden ze zelfs niet betrokken bij de onderhandelingen voor de regeling te Genève. Uiteindelijk werden ze wel betrokken, maar moesten ze op vele vlakke toegevingen doen. Zo werd de tariefverlaging die direct van kracht werd geen drie jaar bevroren, kregen ze een pak minder BAM dan de 500 miljoen euro waar ze aanvankelijk om vroegen en zijn de BAM beperkter in tijd dan dat ze hadden gevraagd. De Latijns-Amerikaanse landen daarentegen kregen hun zin toen er in 2009 besloten werd om toch te werken met het akkoord dat men op 27 juli overeenkwam. De ACS-landen dreigden nog met het boycotten van de DOHA-onderhandelingen, maar er werd aangetoond dat ook dit in het nadeel van de ACS-landen zelf zou zijn. Dus deze dreiging maakte hoogstwaarschijnlijk niet al te veel indruk. De VSA gaf bij de onderhandelingen voor de akkoorden te Genève een demonstratie van wat binnen het mercantilisme omschreven wordt als de ‘competing state’. Ze wilden de belangen van de multinationals die hun hoofdzetel hadden binnen hun grenzen veilig stellen. Wat ook opvallend is, is dat het EP het in haar resolutie eerder dit jaar (3 februari 2011) opnam voor de ACS-landen. Net als de ACS-landen vroegen ze om extra BAM en voor het maken van effectenbeoordelingen om te bestuderen of er ook na 2013 geen extra financiële steun moet worden vrijgemaakt. Toch werd aangetoond dat het EP relatief weinig impact heeft kunnen uitoefenen op zowel de overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen tussen de EU en elf LatijnsAmerikaanse landen en de overeenkomst inzake de handel in bananen tussen de EU en de VS als op de bilaterale handelsovereenkomsten met Centraal-Amerika, Peru en Colombia. Het zal tot weinig verzet leiden wanneer er hier wordt geschreven dat de huidige Europese bananenregeling duidelijk een aantal winnaars en verliezers kent. De winnaars zijn de VSA, Peru, 54
Colombia, Midden-Amerika, producenten die in deze landen gelegen zijn en ook de Europese consumenten. Hoewel de bilaterale overeenkomsten de toegang voor landen die het moeten stellen met het MFN-tarief verslechtert, hebben ook deze laatste landen een betere toegang tot de Europese markt dan drie jaar geleden. De grote verliezers zijn de ACS-landen en de Europese bananenproducenten. De economisch liberalen hebben het niet bij het rechte eind wanneer ze stellen dat een wereldeconomie die gebaseerd is op vrijhandel in alle landen voordelig is. Meer zelfs, deze Europese bananenregeling bleek een typisch voorbeeld te zijn van een zero-sum game. Winst voor de ene partij betekent hier automatisch het verlies voor de andere partij. Wanneer er een tariefverlaging wordt doorgevoerd is dit in het voordeel van Latijns-Amerikaanse staten en de VSA, maar in het nadeel voor de Europese bananenproducenten en ACS-landen. Protectionistische maatregelen door de EU zullen omgekeerd leiden tot winst voor de Europese bananenproducenten en ACS-landen, maar verlies voor de VSA en Latijns-Amerikaanse landen. Als laatste werden de economische doelen van de huidige bananenregeling onderzocht. Doordat verschillende studies alsook empirische gegevens hebben aangetoond dat de BAM voor de ACSlanden alsook de extra steun voor de Europese bananenproducenten wel degelijk noodzakelijk is, kunnen we stellen dat het streven naar staatsmacht zeker niet de enigste drijfveer van de EU was. Protectionistische strategieën werden gebruikt om winsten van bedrijven en dus ook werkgelegenheid en welzijn te verzekeren. Verder zou de huidige bananenregeling ook voor een lagere prijs voor de Europese bananenproducent moeten zorgen. Dit ligt zeker en vast in lijn met het economisch liberalisme aangezien hier ook het vergroten van de globale rijkdom als economische doelstelling wordt gezien. Wel werd aangetoond dat de EU voor de tariefverlaging te Genève andere tariefverlagingen binnen de DOHA-ronde wenste. Ook de bilaterale overeenkomsten zullen hoogstwaarschijnlijk in het voordeel van de EU uitdraaien aangezien in ruil voor de tariefverlaging voor bananen de EU een betere toegang tot de Centraal-Amerikaanse markt als ook de markt in Colombia en Peru zal krijgen. Besluiten doen we door te stellen dat het gedachtegoed vanwege de EU aansluit bij het economisch liberalisme; men wilde immers een meer ‘liberaal’ beleid. Maar om de bananenregeling te verwezenlijken maakte men toch gebruik van elementen die aansluiten bij het mercantilisme. Een van de verklaringen hiervoor is padafhankelijkheid. Doordat men in 1993 gekozen heeft voor een protectionistisch beleid dat zowel de bananenboeren in de EU als deze gelegen in de ACS-landen beschermde tegen internationale competitie werd het moeilijk om hier later op terug te komen. Maar ook in 1993 waren de opties al beperkt ten gevolge van keuzes die in het verleden gemaakt werden. Reeds met de conventies van Yaounde veertig jaar voordien werd aan de voormalige kolonies een vrije toegang tot de Europese markt verleend. Ook met de conventies van Lomé bleven de ACSlanden genieten van een preferentiële toegang tot de Europese markt voor wat betreft bananen. Hoewel het economische en politieke belang van de ACS-landen met het einde van de Koude Oorlog afnam, 55
bleven deze landen hun preferentiële toegang tot de EU-markt behouden. Er is in feite een ‘lock-in’ ontstaan, de manoeuvreerruimte voor de Europese politici in de bananenregeling is immers enorm klein geworden (Orbie J. , 2009, pp. 120-123).
56
Bibliografie
3/ Handelsbetrekkingen en Aid for Trade. (2010). Opgeroepen op mei 22, 2011, van Diplomatie Belgium: http://diplomatie.belgium.be/nl/Beleid/Europese_Unie/belgie_en_de_eu/europese_unie_en_het_ontwi kkelingsbeleid/ A.N./transl.fl. (2009, november 25). ACP countries feel abandoned by EU on banana dossier and Lisbon treaty. Agence Europe . A.N./transl.rt. (2009, mei 29). ACP countries seek 500 milion in compensation for phasing out of banana preferences- EU would consider 110 million. Agence Europe . A.N/tranls.fl. (2008, juli 18). Acp group expresses concern that Pascal Lamy's suggested banana compromise could ruin acp banana growers and calls for a fair deal. Agence Europe . Abbott, R. (2010, maart 4). A preference for preferences. Opgeroepen op juni 20, 2011, van European Voice: http://www.europeanvoice.com/article/imported/a-preference-for-preferences/67314.aspx Abdelal, R. (2009). Constructivism as an approach to international political economy. In M. Blyth, Routledge Handbook of International Political Economy: IPE as a global conversation (pp. 62-76). New York : Routledge. ACP Press Release. (2009, april 6). Bananas: ACP development sacrificed for trade liberalisation . Opgeroepen op juni 24, 2011, van The Secretariat of the African, Caribbean and Pacific Group of States : http://www.acpsec.org/en/bananas/acp_bananas_PR_09.html ACP-EU Joint Parliamentary Assembly. (2010, april 1). The EU-Latin America bananas agreement and its impact on ACP and EU banana producers. Opgeroepen op maart 7, 2011, van Europarl: http://www.europarl.europa.eu/intcoop/acp/60_19/pdf/815343en.pdf ACS-landen . (sd). Opgeroepen op juli 21, 2011, van Europa-Nu: http://www.europanu.nl/id/vga3eyv7p3zc/acs_landen_acs AFP. (2011, februari 3). Decades-long 'banana war' ends . Opgeroepen op maart 19, 2011, van EUBusiness: http://www.eubusiness.com/news-eu/trade-farm-latam.8gr/?searchterm=banana AFP. (2009, februari 3). EU proposal to end banana trade dispute. Opgeroepen op maart 19, 2011, van Google: http://www.google.com/hostednews/afp/article/ALeqM5ihie5fK9hfu6aGNt_jTT0HIg7biA
57
AFP. (2009, november 18). Latin American banana producers accept EU offer: diplomats . Opgeroepen op juni 30, 2011, van EUBusiness: http://www.eubusiness.com/news-eu/wto-tradelatam.1hu Agencies. (2009, december 16). Deal ends banana trade dispute . Opgeroepen op juli 2, 2011, van Al Jazeera: http://english.aljazeera.net/news/americas/2009/12/20091215192750571273.html Agritude. (2010, januari). EC fact sheet on 'aid for trade'. Opgeroepen op april 25, 2011, van Agritude: http://agritrade.cta.int/en/content/view/full/4863 Aguilar, J. S. (2008). EU banana dispute: a view from Costa Rica. Trade Negotiations Insights , 8, 10. Anania, G. (2010). How would a WTO agreement on bananas affect exporting and importing countries? Opgeroepen op juni 30, 2011, van ecostat: http://www.ecostat.unical.it/anania/eie0809/Anania,%20banane%20Ictsd%20per%20web.pdf Anania, G. (2010, september). The implications for bananas of the recent trade agreements between the EU and Andean and Central American countries. Opgeroepen op juli 12, 2011, van ICTSD: http://ictsd.org/downloads/2010/09/anania_web_final1.pdf Anderson, R., Josling, T. E., & Taylor, T. G. (2003). The Caribbean and the Banana Trade. In T. E. Josling, & T. G. Taylor, Banana wars: the anatomy of a trade dispute (pp. 123-150). Cambridge: Cabi publishing. Arias, P., Dankers, C., Liu, P., & Pillkauskas, P. (2003). The World Banana Economy 1985-2002. Rome: Food and Agriculture Organization of the United Nations. ASNS: Kenya. (2008, oktober 10). African banana farmers likely to lose access to lucrative EU. Opgeroepen op maart 20, 2011, van African Science News Service: http://africasciencenews.org/asns/index.php?option=com_content&task=view&id=728&Itemid=2 Balaam, D. N., & Veseth, M. (2001). International Political Economy. New Jersey: Prentice-Hall Inc. Bardhan, P. (2006). Globalization and Rural Poverty. World Development , 34 (8), 1393–1404. BBC. (2009, april 13). Banana politics . Opgeroepen op juni 23, 2011, van BBC: http://www.bbc.co.uk/caribbean/news/story/2009/04/090413_bananapolitics.shtml BBC. (2009, december 15). Q&A: The banana wars . Opgeroepen op juni 18, 2011, van BBC: http://news.bbc.co.uk/2/hi/business/8390099.stm Blyth, M. (2009). Routledge Handbook of International Political Economy: IPE as a global conversation. New York: Routledge . 58
Bohle, D. (2006). Neoliberal hegemony, transnational capital and the therms of the EU's eastward expansion. Capital & Class (88), 57-87. Brenes, E. R., & Madrigal, K. (2003). Banana Trade in Latin America. In T. E. Josling, & T. G. Taylor, Banana wars: the anatomy of a trade dispute (pp. 97-122). Cambridge: Cabi publishing. Brown, W. (2000). Restructuring North-South Relations: ACP-EU Development Co-operation in a Liberal International Order. Review of African Political Economy No. 85 , 376-383. Brown, W., Bromley, S., & Athreye, S. (2004). A World of Whose Making? Ordening the International: History, Change and Transformation. Londen: PlutoPress. Cali, M., Abbott, R., & Page, S. (2010, november). The EU Banana regime: evolutions and implications of its recent changes. Opgeroepen op juni 3, 2011, van Acp-Eu trade: http://www.acp-eutrade.org/library/files/Cali,%20Roderick%20&%20Page_EN_14102010_Parliement_The%20EU%20 banana%20regime%20%20.pdf Cameron, A., & Palan, R. (2009). Empericism and objectivity: reflexive theory construction in a complex world. In M. Blyth, Routledge Handbook of International Political Economy: IPE as a global conversation (pp. 112-125). New York: Routledge. Caputo, E. (2008, december). Evaluation of the commission's support to the region of eastern and southern africa and the indian ocean: regional level evaluation- final report V3. Opgeroepen op maart 3, 2011, van http://ec.europa.eu/europeaid/how/evaluation/evaluation_reports/reports/2008/1257_vol3_en.pdf Carchedi, B., & Guglielmo, C. (1999). Contradictions of European integration. Capital & Class (67), 119-154. Caribbean Banana Exporter Association. (2011). Lomé agreement. Opgeroepen op april 2, 2011, van CBEA: http://www.cbea.org/main.asp?page=Lome Caribbean Community Secretariat . (2009, mei 20). Statement issued by the council for trade and economic development (coted) on the latest development in respect to dispute over the European Banana Regime. Opgeroepen op juni 24, 2011, van Caricom: http://www.caricom.org/jsp/pressreleases/pres167_09.jsp Carlsneas, W. (2008). Actors, structures, and foreign policy analysis. In S. Smith, A. Hodfield, & T. Dunnne, Foreign policy: theories-actors-cases (pp. 85-95). New York: Oxford University Press. Caselli, I. (2010, juni 15). Banana growers in Ecuador fear for their future. Opgeroepen op maart 12, 2011, van Bilaterals: http://www.bilaterals.org/spip.php?article17566&lang=en 59
Casey, Z. (2009, februari 25). Commission willing to cut banana tariffs. Opgeroepen op juni 20, 2011, van European Voice: http://www.europeanvoice.com/article/2009/02/commission-willing-to-cutbanana-tariffs/64085.aspx Casey, Z. (2008, juli 17). Latin America rejects EU trade offer. Opgeroepen op juli 20, 2011, van European Voice: http://www.europeanvoice.com/article/2008/07/1319/latin-america-rejects-eu-tradeoffer/61777.aspx Casey, Z. (2008, juli 17). Trade commissioner offers to cut banana tariffs. Opgeroepen op juli 20, 2011, van European Voice: http://www.europeanvoice.com/article/2008/07/1319/trade-commissioneroffers-to-cut-banana-tariffs/61771.aspx Casey, Z. (2008, juli 28). WTO talks edge closer to a deal. Opgeroepen op juli 20, 2011, van European Voice: http://www.europeanvoice.com/article/2008/07/2803/wto-talks-edge-closer-to-adeal/61875.aspx Cioloş. (2011, maart 9). Parliamentary questions. Opgeroepen op juli 2, 2011, van Europar: http://www.europarl.europa.eu/sides/getAllAnswers.do?reference=E-2011-001099&language=NL Clegg, P. (2006). Banana Wars: The Price of Free Trade: A Caribbean Perspective. Labour/LeTravail , 58 (3), 265-267. Cohen, B. J. (2009). The multiple traditions of American IPE. In M. Blyth, Routledge Handbook of International Political Economy: IPE as a global conversation (pp. 23-35). New York: Routledge. Cohen, B. J. (2011). Toward a new consensus: From denial to acceptance. In N. Phillips, & C. Weaver, International Political Economy: debating the past, present and feature (pp. 231-239). New York: Routledge. Coleman, W. D. (2001). Agricultural Policy Reform and Policy Convergence: An Actor-Centered Institutionalist Approach. Journal of Comparative Policy Analysis , 3 (2), 219-241. Commissie internationale handel: A7-0003/2011. (2011, januari 20). Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen. Opgeroepen op maart A5, 2011, van Europarl: http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=REPORT&reference=A7-20110003&format=XML&language=NL Constant, B. (2010, november 8). MEP suggests 2011 budget compromise. Opgeroepen op juni 20, 2011, van European Voice: http://www.europeanvoice.com/article/2010/11/mep-suggests-2011budget-compromise/69368.aspx
60
Cooley, A. (2009). Contested contracts: rationalist theories of institutions in American IPE. In M. Blyth, Routledge Handbook of International Political Economy: IPE as a global conversation (pp. 4861). New York: Routledge. Council of the European Union: 15349/10. (2010, oktober 20). Press Relase: 3040th Council meeting. Opgeroepen op juli 12, 2011, van Consilium: http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_Data/docs/pressdata/EN/genaff/117366.pdf Council of the European Union: 17667/10. (2010, december 8). Transmission of Council's positions at first reading on the Development Cooperation Instrument (Mid Term Review), the European Instrument for Democracy and Human Rights (Mid-Term Review), the Instrument for Stability (Mid Term Review), the Industrialised . Opgeroepen op juni 28, 2011, van Consilium: http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/10/st17/st17667.en10.pdf Council of the European Union: CM:4634/09. (2009, november 4). WTO - EU Debriefing from the banana negotiations. Opgeroepen op juni 28, 2011, van Consilium: http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/09/cm04/cm04634.en09.pdf Council of the European Union: COM101Final. (2010, maart 18). communication from the commission to the council and the European parliament: Banana Accompanying Measures: Supporting the Sustainable Adjustment of the Main ACP Banana-Exporting Countries to New Trade Realities. Opgeroepen op juni 28, 2011, van Consilium: http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/10/st07/st07717.en10.pdf Cox, R. (2011). The 'British school' in the global context. In N. Phillips, & C. Weaver, International Political Economy: debating the past, present and feature (pp. 120-133). New York: Routledge. Crosbie, J. (2007, december 6). Developing countries face uncertain trade fate. Opgeroepen op juni 20, 2011, van European Voice: http://www.europeanvoice.com/article/imported/developing-countriesface-uncertain-trade-fate/58833.aspx CTA. (2009, mei 1). ACP critical of EC banana proposals. Opgeroepen op juli 2, 2011, van Agritrade: http://agritrade.cta.int/en/Agriculture/Commodities/Bananas/ACP-critical-of-EC-banana-proposals CTA. (2010, juni 7). Andean agreements increase competition for ACP organic banana exporters . Opgeroepen op juli 14, 2011, van Agritrade: http://agritrade.cta.int/en/Agriculture/Commodities/Bananas/Andean-agreements-increasecompetition-for-ACP-organic-banana-exporters CTA. (2010, januari). Banana Sector. Agriculture News Update , pp. 17-19.
61
CTA. (2011, juni). banana sector. CTA: Monthly Agriculture News Update , 12-15. CTA. (2008, augustus 1). Banana tariff proposal on the table. Opgeroepen op juli 15, 2011, van Agritrade: http://agritrade.cta.int/en/Agriculture/Commodities/Bananas/Banana-tariff-proposal-on-thetable CTA. (2010, augustus 30). Cameroon disappointed with level of BAM support for African banana producers. Opgeroepen op juli 15, 2011, van Agritrade: http://agritrade.cta.int/Agriculture/Commodities/Bananas/Cameroon-disappointed-with-level-ofBAM-support-for-African-banana-producers CTA. (2010, juli 3). Geneva banana deal enters into force. Opgeroepen op juli 15, 2011, van Agritrade: http://agritrade.cta.int/Agriculture/Commodities/Bananas/Geneva-banana-deal-enters-intoforce CTA. (2011, april 3). Mozambique to begin banana exports to the EU. Opgeroepen op juli 12, 2011, van Agritrade: http://agritrade.cta.int/Agriculture/Commodities/Bananas/Mozambique-to-beginbanana-exports-to-the-EU CTA. (2011, juni 10). Organic markets increasingly targeted by Latin American banana exporters. Opgeroepen op juli 15, 2011, van Agritrade: http://agritrade.cta.int/Agriculture/Commodities/Bananas/Organic-markets-increasingly-targeted-byLatin-American-banana-exporters CTA. (2009, februari 5). The future of Jamaican banana exports is in doubt. Opgeroepen op 12 juli, 2011, van Agritrade: http://agritrade.cta.int/en/Agriculture/Commodities/Bananas/The-future-ofJamaican-banana-exports-is-in-doubt CTA. (2009, maart 25). There is growing anger at the EU banana offer. Opgeroepen op juli 15, 2011, van Agritrade: http://agritrade.cta.int/en/Agriculture/Commodities/Bananas/There-is-growing-angerat-the-EU-banana-offer de Biolley, T. (2005, april). Evaluation of the commission's regional strategy for the caribbean: Final Report, V2 Annexes. Opgeroepen op maart 1, 2011, van EuropeAid: http://ec.europa.eu/europeaid/how/evaluation/evaluation_reports/reports/2005/951663_vol2_en.pdf De Ville, F., & Orbie, J. (2011, Vol.15 Art.2). ‘The European Union’s Trade Policy Response to the Crisis:Paradigm lost or reinforced?’. Opgeroepen op juli 10, 2011, van European Integration online Papers: http://eiop.or.at/eiop/index.php/eiop/article/view/2011_002a/198
62
Debates of the European Parliament. (2011, februari 3). Opgeroepen op juli 12, 2011, van Europarl: http://www.europarl.europa.eu/RegData/seance_pleniere/compte_rendu/traduit/2011/0203/P7_CRE%282011%2902-03_EN.pdf Delegation of the European Union to Jamaica, Belize, The Bahamas, Turks and Caicos Islands and Cayman Islands. (sd). Special Framework of Assistance for Traditional ACP Suppliers of Bananas. Opgeroepen op maart 22, 2011, van EEAS: http://eeas.europa.eu/delegations/jamaica/eu_jamaica/developement_cooperation/sfa/index_en.htm Devereaux, c., Lawrence, R. Z., & Watkins, M. D. (2006). Case studies in US Trade Negotiation Vol.2: Resolving Disputes. Washington: Institute for International Economics. Dibden, J., Potter, C., & Cocklin, C. (2009). Contesting the neoliberal project for agriculture: Productivist and multifunctional trajectories in the European Union and Australia. Journal of Rural Studies (3), 299-308. Dickson, A. K. (2002). The EU Banana Regime: History and Interests. Elvet: Euroban. Dimireva, I. (2009, december 16). Markets for agricultural products: Bananas. Opgeroepen op juli 15, 2011, van EUBusiness: http://www.eubusiness.com/topics/agri/marketsbananas/?searchterm=banana Drew, E. (sd). Deadlock continues in Banana wars. African Business (255), p. 34. Drucker, P. (2005). Trading Places. The national interest , 79 (lente). Duncan, W., Jancar-Webster, B., & Switky, B. (2009). International Political Economy and Developed Countries (Vol. International Political Economy and Developed Countries). Boston: Houghton Mifflin Harcourt Publiching Company. E.H./trans.fl. (2008, december 16). Banana deal welcomed by EU, Latin America and WTO but leaves ACP states could. Agence Europe . E.H./transl.rt. (2009, november 25). Final banana agreement expexted at minestrial conference in Geneva might be delayed. Agence Europe . E.H./transl.rt. (2008, november 27). WTO says banana import system is illegal. Agence Europe . EC. (2009, September). EC fact sheet on 'aid for trade'. Opgeroepen op april 22, 2011, van EC: Trade : http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2008/october/tradoc_140837.pdf
63
EC. (2008, juli 16). European Commission ready to accept Pascal Lamy's proposals on bananas,in order to make progress in Agriculture in the Doha trade talks. Opgeroepen op juli 29, 2011, van DG Trade: http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2008/july/tradoc_139722.pdf EC. (2007). Naar een Europese strategie "hulp voor handel". Opgeroepen op juni 3, 2011, van europa.eu: http://europa.eu/legislation_summaries/external_trade/r13002_nl.htm EC. (2010, maart 17). Vragen & antwoorden over steunmaatregelen voor bananenhandel met ACSlanden ter ondersteuning van overgang naar nieuwe handelsrealiteit (en). Opgeroepen op mei 12, 2011, van Europa-nu: http://www.europanu.nl/id/vidki5j9r6z2/nieuws/vragen_antwoorden_over_steunmaatregelen?ctx=vga3eyv7p3zc&start_t ab0=25 EC: Agriculture and Rural Development. (2010, mei). Bananas other than plantains. Opgeroepen op maart 1, 2011, van europa.eu: http://ec.europa.eu/agriculture/bananas/fact-sheet_en.pdf EC: Agriculture and Rural Development. (2010, november 9). Main agricultural commodities of economic interest to ACP countries. Opgeroepen op februari 12, 2011, van Europa.eu: http://ec.europa.eu/agriculture/developing-countries/commodities/index_en.htm EC: COM(2010) 101 final /2. (2010, juli 12). Banana Accompanying Measures: Supporting the Sustainable Adjustment of the Main ACP Banana-Exporting Countries to New Trade Realities. Opgeroepen op maart 12, 2011, van Eurlex: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:0101:FIN:EN:PDF EC: De Gucht. (2011, februari 3). Parliamentary questions: Answer given by Mr De Gucht on behalf of the Commission. Opgeroepen op maart 15, 2011, van Europarl: http://www.europarl.europa.eu/sides/getAllAnswers.do?reference=E-2010-010066&language=NL EC: DG Agriculture and Rural Development- FAO. (2007, juli 17). Agricultural Commodity Markets past developments: fruits and vegetables: an analysis of consumption, production and trade. Opgeroepen op maart 2, 2011, van europa.eu: http://ec.europa.eu/agriculture/analysis/tradepol/worldmarkets/fruitveg/072007_en.pdf EC: EuropeAid. (2009). Action fiche for Jamaica . Opgeroepen op maart 31, 2011, van EuropeAid: http://ec.europa.eu/europeaid/documents/aap/2009/af_aap_2009_food_p2.pdf EC: EuropeAid. (2009, september). EC Cooporation & Fair Trade. Opgeroepen op maart 2, 2011, van EuropeAid: http://ec.europa.eu/europeaid/infopoint/publications/europeaid/documents/157a_en.pdf
64
EC: IP/10/287. (2010, maart 17). Bananenhandel: Commissie stelt maatregelenpakket voor om concurrentievermogen ACS-producenten te ondersteunen. Opgeroepen op april 22, 2011, van Europanu: http://www.europanu.nl/id/vidkheovk7zz/nieuws/bananenhandel_commissie_stelt?ctx=vga3eyv7p3zc&start_tab0=25 EC: Q&A. (2009, december 15). The EU-Latin America Bananas Agreement Questions and answers. Opgeroepen op april 22, 2011, van EC: Trade: http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2009/december/tradoc_145605.pdf ECDPM and ICTSD. (2010, mei 9). ACP-EU Parliamentary Assembly (JPA) gathers in Tenerife. Trade Negotiations Insights , p. 2. EDF/PMCU. (2008). Summary of Major EU Grants to SVG. Opgeroepen op juli 11, 2011, van St. Vincent and the Grenadines' European Development Fund Programme Management and Coordination Unit : http://svgedfpmcu.com/index.php?option=com_content&view=article&id=113&Itemid=200 Elsig, M. (2002). The EU's common commercial policy. Hampshire England: Ashgate. EP. (2011, januari 24). Einde van de bananenoorlog: wie wint en wie verliest? Opgeroepen op maart 22, 2011, van EP: Press Release: http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=IMPRESS&reference=20110121STO12285&format=XML&language=NL EP. (2011, februari 3). Resolutie van het Europees Parlement van 3 februari 2011 over de sluiting van de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen tussen de Europese Unie en Brazilië, Colombia, Costa Rica, Ecuador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Peru e. Opgeroepen op april 22, 2011, van Europarl.: http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+TA+P7-TA-20110034+0+DOC+XML+V0//NL EP: B7-0074/2011. (2011, februari 3). Aangenomen teksten: Resolutie van het Europees Parlement van 3 februari 2011 over de sluiting van de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen tussen de Europese Unie en Brazilië, Colombia, Costa Rica, Ecuador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicar. Opgeroepen op maart 10, 2011, van Europarl: http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=TA&reference=P7-TA-20110034&format=XML&language=NL EP: B7-0074/2011. (2011, januari 27). Ontwerpsresolutie over de sluiting van de overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen tussen de Europese Unie en Brazilië, Colombia, Costa Rica, Ecuador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Peru en Venezuela en de Overeenkomst... Opgeroepen op maart 15, 2011, van Europarl: 65
http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=MOTION&reference=B7-20110074&format=XML&language=NL EP: Commissie internationale handel. (2011, januari 19). Aanbeveling: inzake het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen tussen de Europese Unie en Brazilië, Colombia, Costa Rica, Ecuador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Peru . Opgeroepen op maart 12, 2011, van Europarl: http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=REPORT&reference=A7-20110002&format=XML&language=NL EP: Committee International Trade . (2011, januari 17). End 16-year banana war, says International Trade Committee. Opgeroepen op maart 12, 2011, van EP: http://www.europarl.europa.eu/nl/pressroom/content/20110117IPR11814/html/End-16-year-bananawar-says-International-Trade-Committee EP: Committee on International Trade. (2010, juli 17). Draft recommendation on agreements on trade in bananas (consent). Opgeroepen op maart 30, 2011, van Europarl: http://www.europarl.europa.eu/meetdocs/2009_2014/documents/inta/pr/851/851189/851189en.pdf EP: CRE 02/02/2011 - 18. (2011, februari 2). debat: Overeenkomsten betreffende de handel in bananen - Intrekking van Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen - Overeenkomsten betreffende de handel in bananen. Opgeroepen op maart 23, 2011, van Europarl: http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=CRE&reference=20110202&secondRef=ITEM018&format=XML&language=NL EP: CRE 03/02/2011 - 4. (2011, februari 3). Debatten: Financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking - Financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld (wijziging van Verordening (EG) nr. 1889/2006) . Opgeroepen op maart 20, 2011, van Europarl: http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=CRE&reference=20110203&secondRef=ITEM004&format=XML&language=NL EP: Press Release 20101004IPR84971. (2010, oktober 5). Improve living standards in bananaproducing ACP countries, say MEPs. Opgeroepen op 20 maart, 2011, van Europarl: http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+IMPRESS+20101004IPR84971+0+DOC+XML+V0//EN&language=NL Erjavec, K., & Erjavec, E. (2009). Changing EU agricultural policy discourses? The discourse analysis of Commissioner’s speeches 2000–2007. Food Policy , 34, 218-226. 66
EU Delegation Rome. (2011, april 15). The European Commission announces ECHO/FAO operation contract in the Caribbean Island Country Saint Lucia. Opgeroepen op mei 12, 2011, van EEAS: http://eeas.europa.eu/delegations/rome/documents/press_corner/flash_notes/15_4_11_saint_lucia_en.p df EU Legislation 2686/94 and 856/1999. (2010, juni 24). Assistance for traditional ACP suppliers of bananas. Opgeroepen op juli 12, 2011, van EU: summaries of EU legislation: http://europa.eu/legislation_summaries/development/african_caribbean_pacific_states/r12105_en.htm EU Press Release: IP/10/287. (2010, maart 17). Bananenhandel: Commissie stelt maatregelenpakket voor om concurrentievermogen ACS-producenten te ondersteunen . Opgeroepen op april 12, 2011, van Europa.eu: http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/10/287&format=HTML&aged=1&langua ge=NL&guiLanguage=en EU press release: MEMO/10/83 . (2010, maart 17). Banana Accompanying Measures (BAM) – Supporting ACP countries in adjusting to new trade realities – Questions and Answers . Opgeroepen op juni 25, 2011, van EU Press Releases: http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=MEMO/10/83&format=HTML&aged=0&la nguage=EN&guiLanguage=en EU: Press Release. (2009, December 15). The EU-Latin America Bananas Agreement – Questions and Answers, MEMO/09/557. Opgeroepen op april 20, 2011, van Europa.eu: http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=MEMO/09/557 EUBusiness. (2010, april 6). ACP-EU Assembly calls for support to banana producers . Opgeroepen op maart 8, 2011, van EUBusiness: http://www.eubusiness.com/news-eu/banana-producerssupport/?searchterm=banana EU-CA. (2011, maart 23). EU-CA Association Agreement - Annex I - Appendix 3: Special Treatment on Bananas. Opgeroepen op mei 22, 2011, van EC: Trade: http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2011/march/tradoc_147669.pdf EU-Central America association agreement: PART I: General and institutional provisions . (2011, maart 22). Opgeroepen op juli 20, 2011, van Europa.eu: http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2011/march/tradoc_147661.pdf Euractiv & Reuters. (2009, december 16). Banana deal ends EU's longest trade dispute. Opgeroepen op maart 30, 2011, van Euractiv: http://www.euractiv.com/en/trade/banana-deal-ends-eu-longesttrade-dispute/article-188375
67
Euractiv. (2008, juli 28). Banana deal raises chances for WTO breakthrough. Opgeroepen op maart 30, 2011, van Euractiv: http://www.euractiv.com/en/trade/banana-deal-raises-chances-wtobreakthrough/article-174541 Euractiv. (2008, juli 30). World trade talks failure: The endgame? Opgeroepen op maart 30, 2011, van Euractiv: http://www.euractiv.com/en/trade/world-trade-talks-failure-endgame/article-174637 Europolitics.info. (2010, april 30). ACP banana producers feel “betrayed” by EU. Opgeroepen op juli 12, 2011, van Fresh Plaza: http://www.freshplaza.com/news_detail.asp?id=62744 Faostat. (2008). Commodities by country: production. Opgeroepen op april 12, 2011, van http://fa.ostat.fao.org/site/339/default.aspx Faostat. (2008). Commodities by export. Opgeroepen op april 12, 2011, van http://faostat.fao.org/site/339/default.aspx Farell, H., & Finnemore, M. (2011). Ontology, methodology, and causation in the American school if International Political Economy. In N. Phillips, & C. Weaver, International Political Economy: debating the past, present and feature (pp. 52-63). New York: Routledge. Ferguson, J. (1998). A Case of Bananas. Geocrpahical (Campion Interactive Publishing) , 70 (1), p. 49. Ferraro, V. (sd). The Theory of Hegemonic Stability. Opgeroepen op februari 14, 2011, van Mount Holyoke College International Relations: http://www.mtholyoke.edu/acad/intrel/pol116/hegemony.htm Foodweek. (2009, februari 27). EU banana plans upset Americans. Opgeroepen op maart 12, 2011, van FreshPlaza: http://www.freshplaza.com/news_detail.asp?id=39181 france24.com. (2009, november 22). EU: Spain, France and Portugal uneasy over any EU banana deal. Opgeroepen op juli 20, 2011, van FreshPlaza: http://www.freshplaza.com/news_detail.asp?id=45967 Garcia, E. (2009, juli 8). Ecuador banana group calls sanction on EU over duties. Opgeroepen op juni 26, 2011, van Reuters: http://in.reuters.com/article/2009/07/07/ecuador-bananasidINN0734306920090707 Geneva Agreement on Trade in Bananas. (2008, july 27). Opgeroepen op maart 2, 2011, van iatp: http://www.iatp.org/files/451_2_103421.pdf
68
Germain, R. D. (2011). The 'American school' of IPE? A dissenting view. In P. Nicola, & C. Weaver, International Political Economy: debating the past, present and feature (pp. 82-91). New York: Routledge. Gibb, R. (2006). The European Union’s ‘Everything But Arms’ development initiative and sugar: Preferential access or continued protectionism? Applied Geography , 26, 1-17. Gilpin, R. (2001). Global political economy: understanding the international economic order. Princeton & Oxford: Prinsceton University Press. Green, C. A. (2007). Between the devil and the deep blue sea: mercantilism and free trade. Race & Class , 49 (2), 41-56. Griffith, W. H. (2010). Neoliberal Economics and Caribbean Economies. Journal of Economic Issues , 44 (2), 505-512. Grossman, E. (2004, augustus). Bringing poiitics back in: rethinking tiie roie of economic interest groups in European integration. Journal of European Public Policy , 637-654. Hart, J. A., & Spero, J. E. (2009). The Politics of International Economic Relations. Florence: Cengage Learning. Hoekman, B. M., & Kostecki, M. M. (2001). The political economy of the World Trading System: the WTO and beyond. Oxford: Oxford University Press. Hveem, H. (2011). Pluralist IPE: A view from outside 'schools'. In N. Phillips, & C. Weaver, International Political Economy: debating the past, present and feature (pp. 169-177). New York: Routledge. ICTSD. (2009, november 25). Banana Agreement Nearly Ripe: Delegates. Opgeroepen op juni 29, 2011, van Bridges Weekly Trade News Digest: http://ictsd.org/i/news/bridgesweekly/62000/ ICTSD. (2009, december 15). Banana deal: Latin exports to grow, aid softens blow for others. Opgeroepen op juni 19, 2011, van Bridges : http://ictsd.org/i/press/press-releases/65921/ ICTSD. (2007). Banana update. Bridges , 11 (5), 8. ICTSD. (2010, juni 2). Bananas: Geneva Agreement Signed; Bilaterals Cut Tariffs Further. Opgeroepen op juli 2, 2011, van Bridges Weekly Trade News Digest: http://ictsd.org/i/news/bridgesweekly/77420/ ICTSD. (2009, januari). Divisions on Bananas and Sugar. Opgeroepen op juni 29, 2011, van Bridges: http://ictsd.net/downloads/2009/03/bridges12-6.pdf 69
ICTSD. (2008, september 4). EU Appeals Ruling on Banana Import Regime. Opgeroepen op juli 1, 2011, van Bridges: http://ictsd.org/i/news/bridgesweekly/27660/ ICTSD. (2009, februari 16). EU, Andean Nations Struggle Forward in Trade Talks. Opgeroepen op juli 29, 2011, van Bridges Weekly Trade News Digest: http://ictsd.net/downloads/2009/02/bridgesweekly13_6.pdf ICTSD. (2011, februari 9). European Parliament Approves EU Latin America Banana Trade Agreement. Bridges Weekly Trade News Digest , 15 (4), p. 8. ICTSD. (2011, februari 10). European Parliament Approves EU-Latin America Banana Trade Agreement. Opgeroepen op juni 20, 2011, van Bridges Weekly Trade News Digest: http://ictsd.org/i/news/bridgesweekly/100441/ ICTSD. (2009, juni 24). Gust of Optimism Lifts Geneva Ag Talks: Sudden Squall or Steady Breeze? Opgeroepen op juli 29, 2011, van Bridges Weekly Trade News Digest: http://ictsd.org/i/news/bridgesweekly/49474/ ICTSD. (2010). US, EU Ink Deal to End Banana Dispute. Bridges Weekly Trade News Digest , 14 (21). ICTSD. (2008, december 3). WTO Rules Against EU Banana Import Rules, Again; Ecuador Threatens Doha Veto If Issue Unresolved. Opgeroepen op juli 3, 2011, van Bridges Weekly Trade News Digest: http://ictsd.org/i/news/bridgesweekly/35126/ independent.ie . (2009, november 20). EU 'on verge' of settling banana dispute with Latin America. Opgeroepen op juli 2, 2011, van Fresh Plaza: http://www.freshplaza.com/news_detail.asp?id=54345 International Centre for Trade and Sustainable Trade. (2009, november 11). Banana Deal Expected Next Week with Promise of Aid for ACP. Bridges Weekly Trade News Digest , 13 (39). Jabko, N. (2009). Why is IPE underdeveloped in continental Europe: a case study of France. In M. Blythe, Routledge Handbook of International Political Economy: IPE as a global conversation (pp. 231-241). New York: Routledge. Jackson, R., & Sorensen, G. (2007). Introduction to international relations: theories and approaches. New York: Oxford University Press Inc. Joe Higgins, Elie Hoarau, Willy Meyer, João Ferreira. (2011, januari 31). Amendement 3: B7-0074/3. Opgeroepen op maart 17, 2011, van Europarl: http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//NONSGML+AMD+B7-20110074+003-011+DOC+PDF+V0//NL 70
Josling, T. E. (2003). Bananas and the WTO: Testing the New Dispute Settlement Process. In T. E. Josling, & T. G. Taylor, Banana wars: the anatomy of a trade dispute (pp. 169-194). Cambridge: Cabi publishing. Josling, T. E., & Taylor, T. G. (2003). Banana wars: the anatomy of a trade dispute. Cambridge: Cabi publishing. Jozwiak, R. (2008, juli 30). EU laments collapse of WTO talks. Opgeroepen op juli 20, 2011, van European Voice: http://www.europeanvoice.com/article/2008/07/2803/eu-laments-collapse-of-wtotalks/61890.aspx Julian, M. (2008, juli 25). ACP ready to accept banana deal. 24.07.08. Opgeroepen op juli 12, 2011, van ACP-EU News: http://www.ecdpm.org/Web_ECDPM/Web/Content/Download.nsf/0/2AE33CA2E0DDC058C125749 4002E0DA2/$FILE/ACP-EU%20News%20250708.pdf Julian, M. (2009, januari). Central Africa postpones negotiations to continue technical preparations. Opgeroepen op juli 6, 2011, van Trade Negotiations Insights: http://www.acp-eutrade.org/newsletter/acp-eu-trade/TNI_1208-0109_nego-update_longer-version.php Keohane, R. O. (2011). The old IPE and the new. In N. Phillips, & C. Weaver, International Political Economy: debating the past, present and feature. (pp. 34-42). New York: Routledge. Kirshner, J. (2009). Realist political economy: traditional themes and contemporary challenges. In M. Blyth, Routledge Handbook of International Political Economy: IPE as a global conversation (pp. 3660). New York: Routledge. Klak, T., Wiley, J., Gaalaas Mullaney, E., Regan, S., Peteru, S., & Merilus, J.-Y. (2011). Inclusive neoliberalism? Perspectives from Eastern Caribbean farmers. Progress in Development Studies , 11 (1), 33-61. Klapper, B. S. (2009, december 15). EU, Latin American countries end banana dispute. Opgeroepen op juli 12, 2011, van ICTSD: http://ictsd.org/i/press/ictsd-in-the-news/66270/ L.C. (2008, mei 6). EU and ACP producer countries call for stabilisation of EU banana import regime. Agence Europe . L.C. (2008, mei 20). United States succesfully challenge community banana import scheme. Agence Europe . L.C./transl.fl. (2010, september 28). Aid to European banana producers should largeley used to protect them from effects of falling import tariffs. Agence Europe . 71
L.C./transl.fl. (2008, juli 17). Commission prepared to agree to cut duty on EU banana imports. Agence Europe . L.C./transl.fl. (2009, april 4). European farmers concerned about new fall in EU banana import duty. Agence Europe . Lake, D. A. (2011). Trip's across the Atlantic: theory and epistemology in IPE. In N. Phillips, & C. Weaver, International Political Economy: debating the past, present and feature (pp. 44-52). New York: Routedge. Ledesma, E. (2008, decemner 18). Not the moment for protectionism. Opgeroepen op juni 20, 2011, van European Voice: http://www.europeanvoice.com/article/imported/not-the-moment-forprotectionism/63471.aspx Lindhout, G. (2010, oktober 28). "Surinam to look for alternative outlets for bananas". Opgeroepen op juli 2, 2011, van Fresh Plaza: http://www.freshplaza.com/news_detail.asp?id=71087 Lynn, J. (2009, december 15). EU, U.S., Latin America initial banana deal to end decades-old dispute. Opgeroepen op juli 2, 2011, van Reuters: http://blogs.reuters.com/financial-regulatoryforum/2009/12/15/eu-u-s-latin-america-initial-banana-deal-to-end-decades-old-dispute/ Lynn, J. (2009, december 1). Substance of trade deal on bananas reached-diplomats. Opgeroepen op juli 2, 2011, van Reuters: http://www.reuters.com/article/2009/12/01/trade-wto-bananasidUSGEE5B02KT20091201?sp=true Maliniak, D., & Tierney, M. J. (2011). The American school of IPE. In N. Phillips, & C. Weaver, International Political Economy: debating the past, present and feature (pp. 12-33). New York: Routledge. Marcelo, B. (2008). Multinational corporations, totalitarian regimes and economic nationalism: United Fruit Company in Central America, 1899-1975. Business History , 50 (4), 433-454. Matthews, A. (2009). EPA's and the demise of the commodity protocols. In G. Faber, & J. Orbie, Beyond Market Access for Economic Development: EU-Africa Relations in Transition (pp. 217-241). New York: Routledge. Matthews, A., & Gallezot, J. (2007). The role of EBA in the political economy of CAP reform. In G. Faber, & J. Orbie, European Union Trade Politics and Development (pp. 157-178). New York: Routledge.
72
Mayall, J. (2005). The shadow of Empire: the EU and the Former Colonial World. In C. Hill, & M. Smith, International Relations and the European Union (pp. 292-317). New York: Oxford University Press. McGowan, F. (2008). Can the European Union’s Market Liberalism Ensure Energy Security in a Time of ‘Economic Nationalism’? Journal of Contemporary European Research , 90-106. McLoughlin, A. (2009). Fair trade banana production in the Windward Islands: local survival and global resistance. Agricultural and human values , 27 (4), 475-487. Meunier, S. (2007). Managing Globalization? The EU in International Trade Negotiations. Journal Common Market Studies , 45 (4), 905–926. Meunier, S., & Alter, J. K. (2009). Banana Splits: Nested and Overlapping Regimes in the Transatlantic Banana Trade Dispute (2006). In S. Meunier, The EUropean Court's Essays (pp. 215234). Oxford: Oxford University Press. Miller, R. C. (2008). International Political Economy: Contrasting World Views. New York: Routledge. Ministerie van Economische Zaken. (2010, maart 2). EU sluit handelsakkoord met Peru en Colombia. Opgeroepen op juli 12, 2011, van de Nederlandse Grondwet: http://www.denederlandsegrondwet.nl/9353000/1/j9vvihlf299q0sr/vid788cn22zb?ctx=vgaxlcr1jzlk&st art_tab0=20 Montfort, M., Cashin, P., & Haines, C. (2010, maart). Caribbean Bananas: The Macroeconomic Impact of Trade Preference Erosion. Opgeroepen op maart 12, 2011, van IMF Working Papers: http://www.imf.org/external/pubs/ft/wp/2010/wp1059.pdf Mortelmans, D. (2009). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven/Den Haag: Acco. Myers, G. (2004). Banana wars: the price of free trade: a caribbean perspective. Londen: Zed Books LTD. Myers, G. (2008). Bananas in the Doha Round. Trade Negotiations Insights , 7 (7), 6. Nedergaard, P. (2006). Market failures and government failures: A theoretical model of the common agricultural policy. Public Choice (127), 393-413. Nederland: Ministerie van Economische Zaken. (2009, december 18). Heemskerk: eindelijk einde aan bananenconflict. Opgeroepen op maart 7, 2011, van europa- nu: http://www.europa-
73
nu.nl/id/vib4aeut3wzd/nieuws/heemskerk_eindelijk_einde_aan?ctx=vh75qhjxzbvk&pc=1&start_tab0 =40 Nico, R., & Frans, v. d. (2001). Fair trade: het verhaal achter Max- Havelaar Koffie, oké bananen en Kyichi jeans. Amsterdam: Van Gennep . Ofei-Nkansah, K. (2007). Ghana: a case study on economic partnership agreements. Opgeroepen op april 13, 2011, van HubRural: http://www.hubrural.org/pdf/ghana_eurostep_epa_case_study.pdf Orbie, J. (2009). Theorie van de Euroepse integratie: ideeën, belangen en instellingen. Leuven: Acco. Orbie, j., & Faber, G. (2008). The New Trade and Development Agenda of the European Union. Perspectives on European Politics and society , 27 (4), 192-207. Paggi, M., & Spreen, T. (2003). Overview of the world banana market. In T. E. Josling, & T. G. Tayor, Banana wars: the anatomy of a trade dispute (pp. 7-16). Cambridge: Cabi publishing. Paiva, C. (2008). Assessing protectionism ans subsidies in agriculture. Journal of International Development - A gravity approach , 20, 628–640. Payne, A. (2006). The End of Green Gold? Comparative Development Options and Strategies in the Eastern Carbibbean Banana- Producing Islands. Studies in Comparative International Development , 41 (3), 25-46. Phillips, L. (2008, juli 28). Trade talks win lease of life on EU subsidy plan. Opgeroepen op april 12, 2011, van EuObserver: http://euobserver.com/?aid=26553 Phillips, N. (2011). The slow death of pluralism. In N. Phillips, & C. Weaver, International Political Economy: debating the past, present and feature (pp. 74-82). New York: Routledge. Phillips, N., & Weaver, C. E. (2011). International political economy: debating in the past, present and future. New York: Routledge. Pop, V. (2011, februari 3). MEPs approve controversial banana deal. Opgeroepen op april 20, 2011, van EUobserver: http://euobserver.com/?aid=31746 Porche, S., & Thies, C. G. (2007,). The Political Economy of Agricultural Protection. Journal of Politics , 69 (1), 116-127. Potter, C., & Tilzey, M. (2005). Agricultural policy discourses in the European post-Fordist transition:neoliberalism, neomercantilism and multifunctionality. Progress in human geography , 29 (5), 581-600.
74
Prelex: COM (2010) 96. (2011, maart 9). Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen. Opgeroepen op maart 20, 2011, van Prelex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=199128#409270 Prensa Latina and Costa Rican Ministry of Trade. (2010, mei 31). New banana tariffs in force . Opgeroepen op juni 3, 2011, van Banana Link: http://www.bananalink.org.uk/content/view/487/122/lang,en/ Press Release: delegation of the EU in Belize. (2010). BELIZE - European Banana Support Programme. Opgeroepen op maart 10, 2011, van EEAS: http://eeas.europa.eu/delegations/jamaica/projects/list_of_projects/18439_en.htm Press Release: delegation of the EU in Jamaica. (2010, oktober 21). J$ 43 Million project launched to help eighty St. Catherine farmers. Opgeroepen op maart 11, 2011, van EEAS: http://eeas.europa.eu/delegations/jamaica/documents/news/20101021_01_en.pdf Press Release: EC. (2009, december 15). Ending the longest trade dispute in history: EU initials deal on bananas with Latin American countries. Opgeroepen op juni 22, 2011, van EC: Trade: http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2009/december/tradoc_145606.pdf Principles of the trading system. (2011). Opgeroepen op juli 20, 2011, van WTO: http://www.wto.org/english/thewto_e/whatis_e/tif_e/fact2_e.htm Raad van de EU. (2010, september 10). Persmededeling: 3057e zitting van de Raad. Opgeroepen op maart 1, 2011, van Consilum: http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/nl/intm/118497.pdf Raad van de EU. (2011, maart 7). Persmededeling: 3073e zitting van de Raad. Opgeroepen op maart 12, 2011, van Consilium: http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/nl/lsa/120434.pdf Raza, W. (2007). European Union Trade Politics: Persuit of Neo-Mercantilism in Different Fora? In W. Blaas, & J. Becker, Strategic arena switching in international trade negotiations (pp. 67-97). London: Ashgate Publishing. Rempel, G. (2010). Mercantilism. Opgeroepen op juli 10, 2011, van Wnec: http://mars.wnec.edu/~grempel/courses/wc2/lectures/mercantilism.html Renwick, R. (2010). New threats facing Windward Islands banana. Trade Negotiations Insights , 9 (4), 8-9.
75
Renwick, R., & Mathiason, N. (2010, december 23). We mustn't abandon the Windward Islands' farmers. Opgeroepen op maart 12, 2011, van Guardian: http://www.guardian.co.uk/globaldevelopment/poverty-matters/2010/dec/23/windward-islands-caribbean-farmers-bananas Roozen, N., & van der Hoff, F. (2001). Fair tade: het verhaal achter Max Haverlaar, Koffie, oké banananen en Kuyichi jeans. Amsterdam: Van Gennep. Silva, S. (2010, juni). Fairtrade, the Windward Islands and The Changing EU Banana Regime. Opgeroepen op juli 2, 2011, van The Commonwealth: http://www.thecommonwealth.org/files/228967/FileName/THT74_e-copy.pdf Skerrit. (2008, Oktober 1). DOMINICA-TRADE-PM Skerrit says EPA will save banana industry. Opgeroepen op december 17, 2010, van EC Trade: documents and publications: http://trade.ec.europa.eu/doclib/cfm/doclib_results.cfm?key= banana%20caribbean%20%20&opt=2&dis=20&lan=all&ty=&sta=1&en=20&page=1&year1=&year2 =§or=all&country=all&langId=en Smith, A. (2008). Banana peace slips through fingers. Trade Negotiations Insights , 7 (7), 4. Smith, S., Berlan, A., & Momsen, J. (2008, februari). Impact Assessment of Fairtrade in the Banana Sector. Opgeroepen op maart 12, 2011, van Institute of Development Studies: http://www.ids.ac.uk/go/idsproject/impact-assessment-of-fairtrade-in-the-banana-sector Stevens, C. (2000). Trade with Developing Countries. In H. Wallace, & W. Wallace, Policy Making in the European Union (pp. 402-426). New York: Oxford University Press. Stovall, J. G., & Hathaway, D. E. (2003). US Interests in the Banana Trade Controversy. In T. E. Josling, & T. G. Taylor, Banana wars: the anatomy of a trade dispute (pp. 151-168). Cambridge: Cabi publishing. Sutton, P. (1997). The Banana Regime of the European Union, the Caribbean, and Latin America. Journal of Interamerican Studies and World Affairs , 39 (2), 5-36. Swinnen, J. F. (2008). he Political Economy of the 2003 Reform of the Common Agricultural Policy. Opgeroepen op juli 8, 2011, van Licos discussion paper series: http://www.econ.kuleuven.ac.be/licos/DP/DP2008/DP215.pdf Tame, C. R. (1998). Against the new mercantilism: the relevance of Adam Smith. Opgeroepen op februari 14, 2011, van Libertarian Alliance: http://www.libertarian.co.uk/lapubs/lapam/lapam001.pdf
76
Tangermann, S. (2003). European Interests in the Banana Market & The European common Banana Policy. In T. E. Josling, & T. G. Taylor, Banana wars: the anatomy of a trade dispute (pp. 17-66). Cambridge: Cabi publishing. Taylor, T. G. (2003). Evolution of the Banana Multinationals. In T. E. Josling, & T. G. Taylor, Banana wars: the anatomy of a trade dispute (pp. 67-96). Cambridge: Cabi publishing. The Caribbean Banana Exports Association. (2009). Bananas- more criticism of EU- Latin American banana deal. Opgeroepen op december 20, 2010, van Caricom News Network: http://csme network.com/2/ index.php?option=co m_content&view=article&id=6208:bananas-more-criticism-ofeu-latin-american-banana-deal&catid=138:business-opportunities&Itemid=357 The Tung, D. (2002). Contradictions of Economic Globalization. Nature, Society, and Thought , 15 (3), 317-321. van Appeldoorn, B., Bruff, I., & Ryner, M. (2011). The richness and diversity of critical IPE perspectives: Moving beyond the debate on the 'British school'. In N. Phillips, & C. Weaver, International Political Economy: debating the past, present and feature (pp. 215-222). New York: Routledge. van Genderen-Naar, J. (2010, april 25). Unique solidarity - EU outermost regions & ACP banana producers and exporters. Opgeroepen op juni 10, 2011, van acpsforum: http://acpcsforum.igloocommunities.com/blogs/breakingnews/uniquesolidarityeuoutermostregionsacp bananaproduce Vanzetti, D., de Cordoba, S. F., & Chou, V. (2005). Banana Split: How EU policies divide global producers. Policy Issues in international trade and commodities study series No. 31 . Vogel, T. (2009, december 15). EU, Latin America end 'banana wars'. Opgeroepen op juni 20, 2011, van European Voice: http://www.europeanvoice.com/article/2009/12/eu-latin-america-end-bananawars-/66714.aspx Wallace, E. (2009, december 15). Bananas sweeten Doha’s future. Opgeroepen op juli 2, 2011, van Geneva Lunc: http://genevalunch.com/blog/2009/12/15/bananas-sweeten-dohas-future/ Wigger, A. (2008). The external dimension of EU competition policy: exporting Europe's core business? In J. Orbie, Europe's global role: external policies of the European Union (pp. 181-203). London: Ashgate Publishing. Williams, B. (2007, juli). The Falconer Draft Text for the Doha Round WTO Negotiations on Agriculture – A ‘Ha’porth of Tar’ to Save the Vessel from Sinking or Just a Dab of Paint on an
77
Irreparably Broken Hull? Opgeroepen op juni 24, 2011, van Social Science Research Network Electronic Library: http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=1032484 Willis, A. (2009, december 15). EuObserver. Opgeroepen op maart 3, 2011, van EU ends 'banana wars' with Latin America: http://euobserver.com/?aid=29162 Willits, P. (2011). Non-Governemental Organizations in World Politics. New York: Routledge. Winters, L. A. (2001). European Union Trade Policy: Actually or Just Nominally Liberal? In H. Wallace, Interlocking Dimensions of European Integration (pp. 25-44). Basingstoke en New York: Palgrave Macmillan. Wolf, M. (1995). International Affairs. Cooperation or conflict? The European Union in a liberal global economy , 325-337. Woolcock, S. (2000). European Trade Policy: Global Pressures and Domestic Constraints. In H. Wallace, & W. Wallace, Policy making in the European Union (pp. 373-399). New York: Oxford University Press. WTO: WT/L/784. (2009, december 15). Geneve agreement on bananas: Communication from Brazil, Colombia, Costa Rica, Ecuador, European Union, Guatemala, Honduras,Mexico, Nicaragua, Panama, Peru and the Bolivarian Republic of Venezuela. Opgeroepen op 18 juni, 2011, van DG Trade: http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2010/february/tradoc_145815.pdf Young, A. R. (2004). The EU and World Trade: Doha and Beyond. In D. Dinan, & G. M. Cowles, Developments in the European Union 2 (pp. 200-219). New York: Palgrave MacMillan.
78