UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
ZIN OF ONZIN? TWITTER IN DE PRAKTIJK VAN DE VLAAMSE SPORTJOURNALIST
Wetenschappelijke verhandeling aantal woorden: 22.528
JELLE VEREECKE
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting JOURNALISTIEK
PROMOTOR: DR. ANNELORE DEPREZ COMMISSARIS: POL VAN DEN DRIESSCHE COMMISSARIS: STIJN JOYE
ACADEMIEJAAR 2011 - 2012
2
Dankwoord
Deze masterproef is er gekomen met de hulp en steun van mijn promotor Dr. Annelore Deprez en praktijkassistent Tim Hoebeke, die ik dan ook allebei van harte wil bedanken. Verder wil ik ook alle lesgevers en assistenten van de Bachelor en Master Communicatiewetenschappen bedanken, en in het bijzonder Prof. Dr. Karin Raeymaeckers, die mij met haar expertise in de journalistiek in de juiste richting geduwd heeft voor deze masterproef. Maar vooral wil ik mijn ouders bedanken, die mij jarenlang gesteund hebben op alle mogelijke manieren. Zonder hen zou deze masterproef er nooit gekomen zijn, waarvoor mijn eeuwige dank. Deze masterproef is ook voor mémé, die al ruim twintig jaar alles voor mij doet zonder verpinken, en voor pépé, die mij elke dag opnieuw de kracht geeft om ervoor te gaan.
3
Abstract
In deze verhandeling formuleren we een antwoord op de vraag hoe de Vlaamse sportjournalist Twitter gebruikt in zijn beroepspraktijk. De journalistiek onderging een verandering door de opkomst van de netwerkmaatschappij in de 21e eeuw. Wij focussen ons op Twitter, omdat deze sociale netwerksite, sinds zijn ontstaan in 2006, is uitgegroeid tot het medium bij uitstek als het gaat over nieuwsverspreiding in de netwerkmaatschappij. Het is aan de traditionele journalist om de online mogelijkheden – in het bijzonder interactiviteit en het gebruik van hyperlinks en multimedia – te benutten in zijn journalistieke praktijk. Wij spitsen ons toe op de sportjournalistiek, omdat sport in de media een deel van het dagelijkse leven geworden is en omdat er grote culturele en economische belangen mee gemoeid zijn. Na een literatuuronderzoek volgt een empirisch luik in twee fases. In een eerste fase onderzoeken we de Twitterprofielen van veertig sportjournalisten op exploratieve wijze. Uit dat onderzoek blijkt dat Twitter voor de meeste van deze journalisten zowel een informatiebron als een communicatiemiddel naar het publiek toe is. Het tweede onderzoek vormt het zwaartepunt van ons empirisch luik: door middel van een kwantitatieve inhoudsanalyse onderzoeken wij in totaal 708 tweets die verstuurd werden door de veertig sportjournalisten in de periode van 1 april 2012 tot 15 april 2012. Uit de resultaten blijkt dat de journalisten het gebruik van hyperlinks goed geïntegreerd hebben in hun journalistieke praktijk op Twitter, maar de interactiviteit met het publiek en het gebruik van multimedia kunnen nog veel beter. Een andere opvallende conclusie is dat de sportjournalisten in meer dan de helft van de tweets een persoonlijke mening uitten, wat toch wel in contrast staat met de algemeen aanvaarde normen van objectiviteit en neutraliteit in de journalistiek.
4
Inhoudsopgave Inleiding ……………………………………………………………………………..
7
DEEL I: THEORETISCH KADER ………………………………………………
9
1. DE RELATIE TUSSEN MEDIA/JOURNALISTIEK EN MAATSCHAPPIJ..
9
2. NETWERKMAATSCHAPPIJ ………………………………………………..
10
2.1 Globalisering en digitalisering …………………………………………….
11
2.2 Journalistiek in de netwerkmaatschappij ………………………………….. 12 3. TWITTER ……………………………………………………………………... 13 3.1 Sociale netwerksites ……………………………………………………….. 13 3.2 Twitterterminologie ………………………………………………………... 15 3.3 De opkomst van de microblogsite …………………………………………. 17 3.4 De maatschappelijke impact van Twitter ………………………………….. 19 4. JOURNALISTIEK OP TWITTER ……………………………………………. 21 4.1 Network journalism ……………………………………………………….. 21 4.2 Uitdagingen voor de netwerkjournalist ……………………………………. 23 4.3 Luisteren 2.0 / praten 2.0 ………………………………………………….. 25 4.4 Link journalism ……………………………………………………………. 27 4.5 Breaking news ……………………………………………………………... 28 4.6 Sport in de media en op Twitter …………………………………………… 30 5. ONDERZOEK NAAR TWITTER IN DE JOURNALISTIEKE PRAKTIJK … 32 5.1 Twitter in de journalistieke praktijk ……………………………………….. 33 5.2 Twitter in de Vlaamse journalistieke praktijk ……………………………... 35 DEEL II: METHODOLOGIE EN EMPIRIE ………………………………………. 36 6. VRAAG- EN DOELSTELLING ……………………………………………… 36 7. METHODOLOGIE ……………………………………………………………. 38 7.1 Dataverzameling …………………………………………………………… 38 7.2 Onderzoekspopulatie en steekproef ………………………………………... 41
5
7.3 Dataverwerking ……………………………………………………………. 42 7.4 Onderzoeksresultaten …………………………………………………….... 43 7.4.1 Onderzoek 1: exploratieve analyse van de Twitterprofielen van de Vlaamse sportjournalisten …………………………………………….. 43 7.4.1.1 Groep 1: Weinig tot geen activiteit …………………... 43 7.4.1.2 Groep 2: Vooral luisteren 2.0 ………………………… 44 7.4.1.3 Groep 3: Zowel luisteren 2.0 als praten 2.0 ………….. 45 7.4.1.4 Groep 4: Vooral praten 2.0 …………………………… 46 7.4.1.5 Vormelijke kenmerken van de Twitterprofielen van de Vlaamse sportjournalisten …………………………… 46 7.4.2 Onderzoek 2: kwantitatieve inhoudsanalyse van de tweets van de Vlaamse sportjournalisten …………………………………………….. 49 7.4.2.1 Algemene statistieken ………………………………... 49 7.4.2.2 Persoonlijk versus professioneel ……………………... 50 7.4.2.3 Inhoud van de tweets …………………………………. 52 7.4.2.4 Onderwerp van de tweets …………………………….. 62 7.4.2.5 Interactiviteit …………………………………………. 63 7.4.2.6 Hypertekstualiteit …………………………………….. 65 7.4.2.7 Multimedia …………………………………………… 69 8. BESPREKING EN CONCLUSIE …………………………………………….. 70 9. BIBLIOGRAFIE ………………………………………………………………. 73 10. BIJLAGEN …………………………………………………………………….. 83
6
Inleiding Journalisten zijn in de 21e eeuw in een volledig nieuwe maatschappij terechtgekomen. Onder invloed van het globaliseringproces en de opkomst van digitale technologieën en het Internet zijn we terechtgekomen in een netwerkmaatschappij. Aangezien de journalistiek nauw verbonden is met de maatschappij, moet ze zich ook aanpassen aan deze nieuwe omstandigheden en moet de journalist zijn beroepspraktijk aanpassen aan de nieuwe mogelijkheden die het Internet hem aanreikt. Wij hebben gekozen om ons te focussen op Twitter, omdat deze sociale netwerksite zich in de netwerkmaatschappij opgeworpen heeft tot het medium bij uitstek als het gaat over nieuwsverspreiding. Twitter biedt journalisten tal van nieuwe perspectieven, maar brengt ook gevaren met zich mee. Dankzij Twitter heeft nu ook de gewone burger invloed op de nieuwsstromen; we hebben het dan over het fenomeen van de burgerjournalistiek. Vanuit democratisch oogpunt valt dit enkel toe te juichen, maar op deze manier krijgt de traditionele journalist wel concurrentie in zijn beroepspraktijk op het Internet. Sinds de oprichting van Twitter in 2006 is er dan ook vooral onderzoek gevoerd naar het democratisch potentieel dat het medium in zich heeft. Op deze manier werd het belang van Twitter voor de journalistieke praktijk wel naar de achtergrond verdrongen. Wij willen met behulp van deze verhandeling toch een deel van die leemte in het wetenschappelijk onderzoek naar Twitter en journalistiek opvullen en ons meer focussen op de mogelijkheden die Twitter te bieden heeft voor de journalistieke praktijk.
Het komt er dus op aan voor de traditionele journalist om goed om te gaan met deze gewijzigde situatie en om de online mogelijkheden op de juiste manier te benutten. Ansgard Heinrich (2010) beschrijft de journalistieke praktijk in deze gewijzigde organisationele structuur als ‘network journalism’ of netwerkjournalistiek. Verschillende auteurs (Bardoel, 2002; Steensen, 2011) zien drie centrale kenmerken van de onlinejournalistiek, die de journalist zo goed mogelijk dient te incorporeren in zijn beroepspraktijk. Wij zullen daarom onderzoeken of de traditionele journalist interactiviteit, hypertekstualiteit en het gebruik van multimedia integreert in zijn werkwijze op Twitter. Tom Bakker (2011) reikt ons bovendien de concepten luisteren 2.0 en praten 2.0 aan. Kort samengevat wil Bakker hiermee zeggen dat journalisten Twitter kunnen gebruiken als informatiebron én als communicatiemiddel naar het publiek toe. Wij zullen daarom nagaan of de traditionele journalist ook deze twee mogelijkheden van Twitter benut.
Wij hebben ervoor gekozen om ons toe te spitsen op de sportjournalistiek. Sport is een domein dat sterk gesubsidieerd wordt door de overheid en is een fenomeen dat heel veel media-aandacht krijgt (Rowe, 2004). Het is zelfs zo ver gekomen dat sport en media,
7
voorheen twee gescheiden instituties, samengevloeid zijn tot het domein van de ‘media sport’. Media sport is een deel van het dagelijkse leven geworden, wegens de grote culturele en economische belangen ervan, en is vooral tot ontwikkeling gekomen onder invloed van de opkomende massamedia in de twintigste eeuw (Goldlust, 2004). Het onderzoek naar dit domein is vooral gebaseerd op tekstanalyse. Sportjournalisten hebben, als makers van deze mediateksten, immers een niet te onderschatten invloed op het publieke debat omtrent dit belangrijke maatschappelijke fenomeen.
Omwille van het maatschappelijke belang van de sportjournalistiek en de impact die Twitter op de maatschappij heeft, willen wij achterhalen of de sportjournalist zich aangepast heeft aan de nieuwe omgeving van de netwerkmaatschappij. Wij hebben ervoor gekozen om ons te focussen op sportjournalisten in Vlaanderen, zodat we een allesomvattend beeld kunnen schetsen van deze welbepaalde beroepsgroep in een welbepaald geografisch gebied. De centrale vraagstelling in deze wetenschappelijke verhandeling is dus hoe de Vlaamse sportjournalist Twitter gebruikt in zijn beroepspraktijk. In het eerste deel van deze verhandeling zullen wij het theoretisch kader schetsen waarop ons empirisch onderzoek gebaseerd is. In het tweede deel van de verhandeling zullen wij, aan de hand van de basisconcepten
van
de
onlinejournalistiek
die
ons
aangereikt
werden
in
ons
literatuuronderzoek, nagaan in hoeverre de Vlaamse sportjournalist Twitter integreert in zijn beroepspraktijk. Dat empirisch onderzoek zal uit twee delen bestaan: in een eerste fase onderzoeken we op exploratieve wijze de Twitterprofielen van de sportjournalisten en linken we deze vooral aan de concepten luisteren en praten 2.0, in een tweede fase voeren we een kwantitatieve inhoudsanalyse uit op de tweets die de sportjournalisten verstuurden van 1 april 2012 tot en met 15 april 2012. Hierbij zal de nadruk vooral liggen op interactiviteit, hypertekstualiteit en multimedia.
8
DEEL I: THEORETISCH KADER
1. DE RELATIE TUSSEN MEDIA/JOURNALISTIEK EN MAATSCHAPPIJ “Without journalism there is no democracy, but without democracy there is no journalism either” (Carey, 1999, p. 51)
De journalistiek en de maatschappij, waarin de journalisten werken, verhouden zich tot elkaar in een wederkerige relatie (McNair, 1998). Verschillende auteurs (Locke, 1988; McQuail, 1992) hebben het over een sociaal contract tussen de democratie enerzijds en de media en de journalistiek anderzijds. Langs de ene kant hebben de media en de journalistiek de democratie nodig omdat het de enige bestuursvorm is die de vrijheid van meningsuiting en informatie respecteert én het belang van media, onafhankelijk van de staat, erkent. De democratie vervult haar deel van het sociaal contract door deze vrijheden te vrijwaren en te respecteren. Langs de andere kant vormen de media en de journalistiek de kern van een systeem voor de democratie, waarin informatie verspreid kan worden en een publiek debat gehouden kan worden. Habermas (1989) noemt dit discussiesysteem de publieke sfeer: de media, onafhankelijk van de staat, zorgen ervoor dat het volk geïnformeerd wordt en dat iedere laag van de bevolking zijn belangen kan verdedigen. Het bestuur zal op zijn beurt de informatie die het aangeleverd krijgt gebruiken om beleidsbeslissingen door te voeren die het algemeen belang dienen. Op die manier vormen de media een arena voor publieke discussie en treden ze ook op als waakhond van de democratie, zodat er geen sprake kan zijn van machtsmisbruik.
Journalistieke media vervullen volgens Habermas dus een heel belangrijke rol in de werking van de hedendaagse democratieën vanwege hun functie in de publieke sfeer. Maar naarmate er meer onderzoek werd gevoerd naar de functie van de (journalistieke) media in de maatschappij, is gebleken dat de visie van Habermas te optimistisch was. Volgens Strömbäck (2005) worden de media en de journalistiek in de literatuur vooral bekritiseerd voor hun inhoud en hun negatieve invloed op sommige aspecten van de democratie. Zo zouden de media bijvoorbeeld bijdragen tot politiek cynisme in de samenleving. De nieuwsmedia hanteren een bepaalde strategie, waarin ze politici en hun campagnes steeds in hetzelfde kader ‘framen’, vooral met de nadruk op strijd tussen en tactieken van politici in verkiezingstijden. Dit zou leiden tot een cynische en negatieve houding van het publiek en resulteren in een vervreemding van wat de echte politieke processen inhouden. Vooral jongeren zouden
9
hierdoor steeds minder geïnteresseerd raken in politiek (Cappella & Jamieson, 1997; Elenbaas & de Vreese, 2008).
Een andere negatieve visie op de invloed van de media op de democratie is dat de media ervoor zouden zorgen dat politici zich gaan aanpassen aan de medialogica en op die manier de politieke logica verlaten. De medialogica is een soort van referentiekader, dat de media voor zichzelf ontwikkeld hebben, en waarin ze gebeurtenissen en personen volgens een eigen stijl gaan voorstellen en interpreteren. De hoofdreden van het ontstaan van deze medialogica is economisch van aard: commerciële motieven halen in de media steeds vaker de bovenhand en de principes van het marktmodel worden overgenomen (Strömbäck, 2008, p. 233). De media proberen een zo groot mogelijk publiek te bereiken en maken daarom gebruik van tabloidisering – personalisering, dramatisering, stereotypering, emotie en humor zijn enkele kenmerken van tabloidisering – in het brengen van nieuws. Politici, van hun kant, willen zoveel mogelijk kiezers aantrekken en hebben, zeker in de aanloop naar de verkiezingen, publiciteit nodig. Ze zullen daarom ook zelf op zoek gaan naar media-aandacht en zich bewust aanpassen aan de kenmerken van die medialogica (Meyer, 2002; Vandenbussche, 2009).
Het is nog maar de vraag of deze zogezegd negatieve invloeden van de media het systeem van de democratie ook echt schaden. Zaller (2003) vindt dan ook dat er nagedacht moet worden over wat nu de standaarden van een kwalitatief nieuwsaanbod zijn. Alleen dan kunnen we het nieuws dat de media brengen op een eerlijke manier beoordelen. Volgens Strömbäck (2005) moet er bovendien ook rekening mee gehouden worden dat er verschillende vormen van democratieën zijn en dat het dus niet gemakkelijk is om zomaar een eenduidige theorie te ontwikkelen.
2. NETWERKMAATSCHAPPIJ “The emergence of a new electronic communication system characterized by its global reach, its integration of all communication media, and its potential interactivity is changing and will change forever our culture.” (Castells, 2000, p. 357)
De media en de journalistiek hebben dus duidelijk een invloed op de werking van de democratie. Maar ze worden in deze samenlevingen ook bepaald door de politieke, economische en technologische omgeving waarin ze worden geproduceerd. Journalisten
10
werken met andere woorden zowel in als op de samenleving (McNair, 2006). Wanneer die omgeving, waarin journalistieke output tot stand komt, verandert, zal dus ook de journalistiek zelf onvermijdelijk een transformatie moeten doormaken. Zo introduceerde Manuel Castells (1996) het paradigma van de netwerkmaatschappij, waarin hij uitlegt hoe de sociale structuren op het einde van de twintigste eeuw veranderd zijn onder invloed van het globaliseringproces en de opkomst van digitale technologieën en het Internet.
2.1 Globalisering en digitalisering Volgens Tomlinson (1999, p. 2) is globalisering “the rapidly developing and ever-densening network of interconnections and interdependences that characterize modern social life.” Globalisering wordt meestal gezien als een economisch en financieel fenomeen, maar Giddens (1999) benadrukt dat globalisering ook plaatsgrijpt op politiek, technologisch en cultureel vlak. Meer nog, globalisering heeft zich vooral doorgezet onder impuls van ontwikkelingen in communicatiesystemen, die zich voordoen sinds het einde van de jaren zestig. Dat globalisering een verregaande invloed heeft op de maatschappij impliceert dat ook de journalistiek, als een sociale entiteit, hierdoor beïnvloed wordt. Globaliseringprocessen duwen de journalistieke praktijk richting een globale setting: journalistiek wordt nu beoefend in en beïnvloed door globaal verbonden netwerken (Heinrich, 2010).
Er is nog een tweede belangrijke factor die aan de basis ligt van de overgang naar een netwerkmaatschappij. Zonder technologische evolutie, en meer bepaald digitalisering, zou een globale verbondenheid immers onmogelijk zijn (Castells, 2000). Volgens Castells is de nieuwe sociale structuur gebaseerd op netwerken, die de basis vormen voor een nieuwe maatschappijvorm, de netwerkmaatschappij. Het internet vormt de technologische basis voor deze organisatievorm van het informatietijdperk. Maar ook de media spelen een centrale rol in dit proces: ze zorgen er niet alleen voor dat ruimte en tijd technologisch overbrugd kunnen worden, ze geven individuen ook toegang tot globale netwerken dankzij de onderlinge verbondenheid die gecreëerd wordt door middel van communicatie via de media (Sinclair, 2004). Marshall McLuhan (1962, 2006) had het in de jaren zestig al over de impact van technologieën en hun wereldwijde verspreiding op de samenleving. Volgens hem ontwikkelde er zich een ‘global village’ op basis van mediatechnologieën, die volgens hem in staat waren om de wereld te doen ‘inkrimpen’ door het overbruggen van tijd en afstand. Globalisering en technologische evolutie gaan dus hand in hand en hebben geleid tot netwerken, die de grenzen van tijd en ruimte overschrijden.
11
2.2 Journalistiek in de netwerkmaatschappij
Terwijl journalistiek in de twintigste eeuw nog een zaak van getrainde professionals was, die verbonden waren door hun organisationele, professionele en culturele status en informatie naar een passief publiek overbrachten, wordt de journalistiek in de 21 e eeuw gekenmerkt door fragmentatie, non-lineaire, gedecentraliseerde informatiestromen en interactie tussen de gebruiker en de producent. Ansgard Heinrich (2010) beschrijft het als de overgang van een gezaghebbende communicatieomgeving naar een chaotische communicatieomgeving. Er circuleert op globaal vlak niet alleen veel meer informatie – meerdere auteurs omschrijven de nieuwe
maatschappijvorm
waarin
we
terechtgekomen
zijn
dan
ook
als
de
informatiemaatschappij (Dearnley & Feather, 2001; Webster & Blom, 2004) – ook de snelheid waarmee ze aangeleverd wordt, is verhoogd onder invloed van nieuwe digitale communicatiemiddelen.
Communicatiestromen zijn in de netwerkmaatschappij dus fundamenteel gewijzigd. Volgens McNair (2006) is het resultaat van die stromen nu onvoorspelbaar en grotendeels oncontroleerbaar geworden. De netwerkstructuur van de hedendaagse samenleving zorgt ervoor dat er meer mogelijkheden zijn om met elkaar in verbinding te komen, waardoor interactiepatronen complexer zijn geworden dan voorheen. Castells (1996; zie ook Castells & Ince, 2003) beschrijft dit fenomeen als de ‘space of flows’. In deze denkbeeldige ruimte, gerealiseerd door de netwerkactiviteiten op het Internet, zijn er geen vaststaande manieren van communicatie of zijn er geen grenzen aan het aantal deelnemende communicators. Er is ook geen begrenzing aan de manier waarop de communicatie wordt geregeld; de enige grenzen aan het proces zijn die van de toegang tot de technologie. Wie geen toegang heeft tot de technologie heeft ook geen toegang tot het netwerk (Heinrich, 2010).
Volgens Heinrich brengt die transformatie naar een nieuwe samenlevingsvorm, gekenmerkt door netwerkpatronen, onzekerheden met zich mee voor de journalistieke sfeer, zoals het nieuwe tempo van nieuwsstromen, die zich uitstrekken over de landsgrenzen heen en een globale vorm aannemen. Digitale technologieën hebben de snelheid van informatiestromen verhoogd en de afstand tussen ver uiteengelegen plaatsen verkleind. Volgens Castells (2000) zijn er ‘nodes’ – of ‘knooppunten’ – nodig om informatie vanuit verschillende bronnen te bundelen en zo orde te brengen in de chaos van de ‘space of flows’. Ieder knooppunt is verbonden met verschillende andere en de onderlinge verbondenheid tussen die knooppunten zal een netwerk vormen.
12
Ansgard Heinrich maakt de link met de journalistiek. Journalistieke organisaties dienen als knooppunten die zich situeren in de globale informatiestromen. Die journalistieke knooppunten zijn gestructureerd in het netwerk van de globale nieuwssfeer. Journalisten gaan informatie verzamelen, produceren en verspreiden uit deze informatiestromen. De ‘space of flows’ is in deze context dan de ruimte waarin journalistieke knooppunten te plaatsen zijn en te verbinden zijn met andere knooppunten – dat kunnen politici, bedrijven, ngo’s of andere journalistieke organisaties zijn – die optreden als aanleveraars van informatie voor journalisten. Maar deze netwerkstructuur, mogelijk gemaakt door digitale technologieën en het Internet, heeft er ook voor gezorgd dat er een groter aantal nieuwsverspreiders is dan voorheen om informatieknooppunten te vormen. We denken dan in de eerste plaats aan het opkomende fenomeen van de burgerjournalistiek (cf. infra).
3. TWITTER “Twitter is a real-time information network that connects you to the latest stories, ideas, opinions and news about what you find interesting. Simply find the accounts you find most compelling and follow the conversations.” (twitter.com/about)
In de hedendaagse netwerkmaatschappij komt het er voor de journalistiek op aan om knooppunten te vormen in de schijnbaar oneindige globale stroom van informatie. Wij zullen ons in deze masterproef toespitsen op het medium dat zich de laatste jaren wereldwijd heeft opgeworpen als hét middel bij uitstek als het gaat om het verspreiden van breaking news en informatie in de hedendaagse netwerksamenleving. Meer zelfs: Twitter kan beschouwd worden als de concrete belichaming van de ‘space of flows’, het abstracte begrip dat Manuel Castells op het eind van de vorige eeuw introduceerde.
3.1 Sociale netwerksites
De eerste sociale netwerksite was volgens boyd & Ellison (2007) SixDegrees.com, opgericht in 1997. Deze site combineerde voor het eerst de drie kenmerken die volgens de definitie van boyd & Ellison elementair zijn om te kunnen spreken over een sociale netwerksite (cf. infra). Vanaf 2003 boomden de sociale netwerksites pas echt. De vele initiatieven legden elk hun eigen klemtonen, maar daar gaan we hier niet dieper op in. Het is wel interessant te vermelden dat 2003 ook het jaar was waarin MySpace werd opgericht. Deze sociale netwerksite, vooral bekend vanwege de vele muziekbands die er hun carrière op lanceerden,
13
werd in 2004 het eerste wereldwijde succes bij het grote publiek. Facebook, ontegensprekelijk de bekendste sociale netwerksite, werd in 2004 opgericht voor studenten aan Harvard. In 2005 breidde de site echter uit en uiteindelijk kon in 2006 iedereen ter wereld lid worden van wat ondertussen het grootste sociale netwerk is, met 845 miljoen actieve gebruikers in december 2011 (Facebook.com, 2012). Het was ook in 2006 dat Twitter ontstond als één van de laatste nieuwe sociale netwerksites. Twitter is dus een relatief jong initiatief. In bijlage zit een overzicht van het ontstaan van de verschillende sociale netwerksites (figuur 3.1). Boyd & Ellison definiëren sociale netwerksites als “web-based services that allow individuals to (1) construct a public or semi-public profile within a bounded system, (2) articulate a list of other users with whom they share a connection, and (3) view and traverse their list of connections and those made by others within the system.”
Gebruikers van sociale netwerksites creëren dus in de eerste plaats een publiek of semipubliek profiel in een gesloten systeem. Meestal wordt de gebruiker dan gevraagd enkele gegevens in te vullen en een foto van zichzelf te uploaden naar zijn profiel. Wanneer men als gebruiker een profielpagina aanmaakt op Twitter, heeft men inderdaad twee mogelijkheden: men kiest voor een publiek of een gesloten profiel. Wanneer men kiest voor een publiek profiel (wat bij de meeste accounts het geval is), kunnen ook mensen zonder account de ‘tweets’ van de gebruiker bekijken. Door deze eigenschap is Twitter ook een grote bron van informatie voor iedereen die het wenst te gebruiken/raadplegen. Als de gebruiker voor een gesloten profiel kiest, moeten andere leden van Twitter eerst een verzoek sturen naar die gebruiker alvorens ze zijn tweets kunnen lezen.
Wanneer iemand een profiel aangemaakt heeft op Twitter, kan hij een lijst van andere gebruikers aanleggen met wie hij in contact wil staan. Het centrale woord op Twitter hierbij is ‘volgen’. Wat Twitter uniek maakt ten opzichte van sociale netwerksites zoals Hyves en Facebook is dat het een onderscheid maakt tussen die mensen en bedrijven die een gebruiker volgt (‘following’) en de accounts door wie de gebruiker wordt gevolgd (‘followers’). Het is dus mogelijk dat een gebruiker honderden profielen volgt, maar zelf gevolgd wordt door amper enkele tientallen gebruikers (T. Bakker & P. Bakker, 2011, p. 18). Op andere sociale netwerksites is een relatie tussen twee profielen meestal wederkerig en spreken we over ‘vriendschappen’, zoals dat op Facebook het geval is.
Wie actief is op Twitter kan de lijst van gebruikers met wie hij in contact staat bekijken en doorzoeken en kan dit ook doen met de contactenlijst van andere gebruikers. Wat sociale netwerksites volgens boyd & Ellison (2007) uniek maakt is niet zozeer dat individuen in
14
contact kunnen komen met mensen die ze niet kennen in het ‘echte’ leven; gebruikers van deze sites zullen in de eerste plaats communiceren met mensen die ze al kennen en dus al in hun ‘offline’ sociale netwerk zitten. Vandaar ook dat boyd & Ellison dit soort sites liever ‘social network sites’ dan ‘social networking sites’ noemen: gebruikers gaan niet zozeer ‘netwerken’ op deze sites, maar brengen in de eerste plaats hun reeds bestaande sociale netwerk over naar het internet. We zullen echter zien dat Twitter – ook al is het begrip ‘social network site’ of ‘sociale netwerksite’ nu ingeburgerd – toch dichter bij het begrip ‘social networking site’ aanleunt dan boyd & Ellison doen uitschijnen. Beer (2008) betreurt dan ook dat boyd & Ellison het verschil in nuance tussen deze beide termen schijnen te negeren. Volgens hem onderscheiden sommige sociale netwerksites zich juist van andere omwille van de hoofdintentie om te ‘netwerken’. De bedoeling van gebruikers van dit soort webapplicaties om een netwerk uit te bouwen moet volgens Beer juist een criterium vormen om sociale netwerksites op te delen in verschillende categorieën. Onder de paraplu van de sociale netwerksites schuilen te veel verschillende soorten webapplicaties, terwijl boyd & Ellison doen uitschijnen dat het hier om een homogene groep van initiatieven gaat. Beer vindt het dan ook aangewezen om de bredere term ‘social network sites’ op te delen in verschillende soorten, waarvan ‘social networking sites’ er één is. Die verschillende soorten webapplicaties horen dan allemaal thuis onder de bredere noemer Web 2.0. Deze term werd voor het eerst gebruikt in 2004 en verwijst naar de nieuwe manier waarop ontwikkelaars van software en gebruikers ervan het wereldwijde web gingen gebruiken, namelijk als een platform waarbij inhoud en applicaties niet langer gecreëerd en gepubliceerd worden door individuen, maar voortdurend gewijzigd worden door alle gebruikers ervan. Web 2.0 kan dus beschouwd worden als de basis voor de ontwikkeling van sociale media (Kaplan & Haenlein, 2010).
3.2 Twitterterminologie De makers van Twitter noemen hun medium zelf een ‘informatienetwerk’. De link met de netwerkmaatschappij (en de informatiemaatschappij) is hiermee meteen gelegd. Iedereen die een account aanmaakt op deze microblogsite zal fungeren als een knooppunt dat informatie de wereld instuurt. Iedere gebruiker kan immers informatie verspreiden door middel van ‘tweets’. Een tweet is een bericht van maximaal 140 tekens waarin de gebruiker zegt wat hij aan het doen is of wat hij denkt over een bepaald onderwerp. Dit kan gewoon via een tekstje, maar een tweet kan ook een link bevatten naar bijvoorbeeld foto- of videomateriaal of een andere website. We zullen nog zien dat deze hyperlinks belangrijk kunnen zijn voor journalistiek via Twitter.
15
Op Twitter gaat het over volgen en gevolgd worden. Bij iedere gebruiker zie je onder ‘following’ de accounts die hij volgt: dat betekent dat de gebruiker heeft aangegeven dat hij deze accounts interessant vindt en de updates ervan wil volgen. Onder ‘followers’ staan dan de accounts die op hun beurt deze gebruiker volgen. Als deze gebruiker een tweet verzendt, zal die verschijnen op de startpagina van zijn volgers. Die startpagina wordt ook wel eens de timeline genoemd, omdat daar alle tweets van de accounts die gevolgd worden chronologisch verschijnen. T. Bakker & P. Bakker (2011, p. 19) geven een tip, die ook handig kan zijn voor journalisten, waardoor een gebruiker sneller gevolgd zal worden: “Wie zijn echte naam gebruikt en z’n Twitterpagina van een foto en een link naar zijn website voorziet, maakt meer kans om gevolgd te worden door een anonieme Twitteraar. Ook een korte bio met relevante steekwoorden over jezelf, expertise en beroep, vergroot de vindbaarheid.” In het empirisch luik van deze masterproef zullen we nagaan of de Vlaamse sportjournalist zich hiervan bewust is en dit dan ook daadwerkelijk toepast op zijn Twitterprofiel.
Ook interessant zijn de verschillende soorten tweets. Naast de originele tweet is er ook nog de ‘retweet’. Retweets zijn doorgestuurde berichten: dat wil zeggen dat een bepaalde account de tweet van een andere gebruiker zal delen met zijn eigen volgers. Op die manier zal een tweet een groter publiek bereiken. Nog iets anders is een ‘reply’. Op iedere tweet kan je als gebruiker ook antwoorden: er zal dan een nieuwe tweet verzonden worden als antwoord naar de auteur van de oorspronkelijke tweet. Op die manier kunnen discussies op gang komen over een bepaald onderwerp. In zo’n reply zit steeds een ‘mention’ vervat: de gebruikersnaam van de account waarnaar je de tweet verzendt (bv. @BarackObama) wordt vooraan in de tweet vermeld. Een tweet kan ook gewoon een mention bevatten zonder dat het om een antwoord gaat op een andere tweet. Een gebruiker kan onder de categorie ‘mentions’ de tweets lezen waarin zijn gebruikersnaam vermeld werd. Een gewone mention verschijnt op de timeline van alle volgers van diegene die deze tweet verzendt, een reply verschijnt enkel op de timeline van een gebruiker die zowel de zender als de ontvanger ervan volgt. Alle reply’s zijn wel steeds terug te vinden op de profielpagina van de verzender ervan. Als verschillende soorten tweets onderscheiden we dus de originele tweet, de retweet en de reply. Al deze soorten tweets kunnen bewaard worden door de gebruiker door ze te voorzien van het label ‘favorite’.
Een aparte soort tweet is een privébericht dat men kan sturen naar een andere account: dit is een ‘direct message’. Deze berichten verschijnen niet openbaar, maar enkel in een persoonlijke inbox van de ontvanger. DM’s – zoals direct messages meestal worden afgekort – kunnen enkel verzonden worden naar accounts die jou volgen. Als gewone Twitteraar is het dus onmogelijk om een privébericht te sturen naar @YLeterme, of hij moet jou al volgen.
16
Een andere belangrijke tool op Twitter zijn de ‘lists’ die iedere gebruiker kan aanleggen. Men kan een lijst creëren en daarin enkele van de accounts die gevolgd worden groeperen. Een sportjournalist kan op die manier bijvoorbeeld het onderscheid maken tussen collega’s en sportlui die hij volgt via Twitter. Zo’n lijst kan ‘public’ – voor iedereen zichtbaar – of ‘private’ – enkel zichtbaar voor de maker ervan – zijn. Wanneer een gebruiker een bepaalde lijst selecteert, krijgt hij een overzicht van de tweets van de personen in die lijst. Een andere, belangrijke term die meteen geassocieerd wordt met Twitter is de ‘hashtag’ (#). Op deze manier kan je een tweet een bepaald thema meegeven, wat vooral handig is bij het zoeken naar informatie. Iedere hashtag vormt immers een hyperlink: een gebruiker kan meteen op deze hashtag klikken en wordt dan verwezen naar een pagina waarop alle tweets, die deze hashtag bevatten, te zien zijn. Zo moedigen televisieprogramma’s, zoals bijvoorbeeld Reyers Laat (#reyerslaat) of The Voice Van Vlaanderen (#tvvv), het gebruik van deze hashtags aan om de discussie rond het programma aan te zwengelen. Zoeken via Twitter is waarschijnlijk de interessantste functie voor journalisten. We zullen dan ook onderzoeken of de Vlaamse sportjournalist zelf gebruikmaakt van hashtags in zijn tweets. Naast die hashtags, kan men ook gebruikmaken van de zoekfunctie op Twitter. Die is erg handig, want je hebt zelfs geen account nodig om die te gebruiken. Naast een snelle zoekactie via de startpagina van Twitter, is er ook de mogelijkheid om een uitgebreide zoekactie (‘advanced search’) te doen. Op die manier kan informatie gezocht worden op basis van kernwoorden, personen, locatie enz.
3.3 De opkomst van de microblogsite
Twitter werd in maart 2006 opgericht door Jack Dorsey, Biz Stone en Evan Williams in San Francisco, California. De microblogsite (cf. infra voor verduidelijking van deze term) had in februari 2008 al 475 000 gebruikers, maar het is pas het jaar nadien dat Twitter een sterke opmars maakte. In februari 2009 had Twitter al zeven miljoen gebruikers, wat gelijk staat met een groei van 1382 procent op jaarbasis. Zimbio (240%) en Facebook (228%) volgden in het klassement van groeiende sociale netwerksites op ruime afstand op de plaatsen twee en drie (McGiboney, 2009). Twitter bleef sindsdien maar groeien en in juli 2009 bereikte de microblogsite voor het eerst vijftig miljoen unieke bezoekers (Rao, 2009).
Twitter werd nochtans niet meteen met veel gejuich onthaald. Arceneaux & Weiss (2010) onderzochten de berichtgeving van de pers over Twitter vanaf de oprichting ervan in 2006 tot en met begin 2009 en merkten op dat de publieke opinie over Twitter in het begin zeer
17
negatief was: veel critici zagen niet in wat het nut kon zijn van die korte berichtjes. “This is like the Seinfeld of the internet – a website about nothing”, verwoordde Stone (2006) de algemene gedachte, de vergelijking makend met een Amerikaanse comedyserie uit de jaren negentig die over de meest banale dingen ging. Ondanks de kritiek trok Twitter toch al gauw veel gebruikers aan, mede dankzij de media-aandacht voor twitterende celebrities, zoals Oprah Winfrey (Cheng et al., 2009). Ook de traditionele media zouden snel de mogelijkheden van Twitter inzien.
In maart 2012 zou Twitter de kaap van 500 miljoen geregistreerde gebruikers bereikt hebben. Dat cijfer moet echter gerelativeerd worden om twee redenen. Eerst en vooral is de bron van dit aantal Twopcharts; dit is een site die allerhande statistieken over het Twittergebruik van de leden aanbiedt. De site beschikt echter niet over officiële cijfers van het precieze aantal leden, maar doet schattingen op basis van correlaties tussen geobserveerde registratiedata, het aantal publiek bereikbare Twitteraccounts en statistieken die in het verleden door Twitter zelf bekendgemaakt werden (Wauters, 2012). Bovendien zijn heel wat van de geregistreerde leden niet actief op Twitter. In september 2011 werd vanuit Twitter zelf gecommuniceerd dat er maar 100 miljoen leden echt actief zijn – dat wil zeggen dat deze gebruikers zich minstens één keer per maand inloggen op Twitter (Barnett, 2012). Dit is nog altijd heel wat minder dan de 845 miljoen actieve gebruikers op Facebook.
Twitter wordt beschouwd als het bekendste voorbeeld van een microblogsite. Volgens Jansen, Zhang, Sobel et al. (2009) zijn microblogs “short comments usually delivered to a network of associates.” Synoniemen voor ‘microbloggen’ zijn ‘micro-sharing’, ‘micro-updating’ en ook gewoon ‘twitteren’. Een tweet is inderdaad een korte commentaar van maximum 140 tekens, die de blogger levert en gelezen kan worden door ‘associates’; in het geval van Twitter zijn dat de volgers van de blogger in kwestie. Vandaar dus de term ‘microbloggen’: ‘bloggen’ omdat mensen commentaar geven op een bepaalde gebeurtenis, ‘micro’ omdat een bericht op Twitter maximum 140 tekens mag bevatten.
Jansen, Zhang, Sobel et al. stootten in hun onderzoek naar mond-tot-mondreclame op enkele voordelen van microblogs. Omdat de lengte van de berichten beperkt moet blijven, zijn ze gemakkelijk te produceren én te consumeren. Een microblog heeft immers meestal dezelfde lengte als een krantenkop en -subtitel (Milstein, Chowdhury, Hochmuth et al., 2008). De berichten gaan mensen ook niet zomaar ongewenst overvallen, omdat iedereen kan kiezen van wie men updates wil ontvangen. De microblogberichten worden ook gearchiveerd, want ze blijven permanent bestaan en voortleven op het Internet. Kortom zijn de voordelen van microblogs dus de directheid, alomtegenwoordigheid en traceerbaarheid van de berichten.
18
3.4 De maatschappelijke impact van Twitter
Zoals blijkt uit het zonet aangehaalde voorbeeld, wordt er vooral onderzoek gedaan naar Twitter in de sector van de marketing-, reclame- en zakenwereld (Rybalko & Seltzer, 2010; Liang & Turban, 2011; Kaplan & Haenlein, 2012). Een ander aspect van Twitter, dat ook veel academische aandacht krijgt, is het democratisch potentieel van de microblogsite. Zo waren er op 12 juni 2009 de presidentsverkiezingen in Iran, waarin de zittende president Mahmoud Ahmadinejad het moest opnemen tegen Mir-Hossein Mousavi, die het heersende regime omver wilde werpen en ijverde voor hervormingen. Om te voorkomen dat opstandelingen foto- en videomateriaal zouden verspreiden van politiegeweld in Teheran, beslisten de autoriteiten om het mobiele communicatieverkeer te verstoren en populaire sociale mediaapplicaties, zoals Facebook en YouTube, te blokkeren. Maar Twitter werd over het hoofd gezien en via dit medium werden honderden foto’s van de demonstranten verspreid. Omdat het verkeer zo overweldigend was, besliste het bestuur van Twitter zelfs om een geplande onderhoudsbeurt uit te stellen, zodat de demonstranten verder gebruik konden maken van de microblog service. Er doen zelfs geruchten de ronde dat deze beslissing op Amerikaans staatsniveau werd genomen (Kaplan & Haenlein, 2011).
Het democratisch potentieel van Twitter kwam echter vooral in de spotlights door het gebruik van de microblogsite tijdens de Arabische Lente. Dit is een verzamelnaam voor de protesten, vanaf eind 2010, in verschillende landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, waar het volk het vertrek eiste van de heersende dictators om zo hun land naar democratie te leiden. Via sociale media – en vooral Twitter – konden de burgers hun schrijnende situatie aanklagen naar de Westerse Wereld toe. Twitter versterkte het gemeenschapsgevoel van het volk en moedigde participatie aan en was zo een onverwachte hulp in de strijd tegen de dictators in de Arabische Wereld (Attia, Aziz, Friedman et al., 2011; Lotan, Graeff, Ananny et al., 2011).
Uit deze voorbeelden blijkt duidelijk welke impact Twitter kan hebben op de maatschappij. Eerder zagen we dat de media volgens Habermas (1989) een belangrijke rol vervullen in de publieke sfeer. Zijn visie was echter nogal optimistisch en werd dan ook bijgestuurd door verschillende auteurs (cf. supra). Ook Habermas (2006) zelf kwam uiteindelijk tot de constatering dat de traditionele media niet voldoen aan de voorwaarden van overleg in de publieke sfeer. Zo is er geen face-to-face interactie tussen de participanten aan het overlegproces. Er is ook geen wederkerige relatie tussen de spreker en het publiek en er is dan ook geen gelijkwaardige uitwisseling van opinies. De media hebben de macht om te selecteren welk nieuws ze brengen en de boodschap in een bepaald daglicht te stellen en oefenen dan ook een grote invloed uit op wat er op de politieke en sociale agenda komt te
19
staan. Dit is zeker problematisch wanneer die media onder staatsinvloed staan, zoals bijvoorbeeld vaak het geval is in het Midden-Oosten; maar ook wanneer die media sterk onder invloed staan van de commerciële wereld, zoals dat het geval is in kapitalistische samenlevingen. Bovendien blijkt dat vooral de gezaghebbers (politici, politieke partijen) en organisaties van functionele systemen toegang hebben tot het overlegproces. De actoren van de civil society (sociale bewegingen, de gewone burger) hebben de zwakste positie in het overlegproces van de democratie.
De sociale media, waaronder dus ook Twitter, zouden de oplossing kunnen bieden voor dit maatschappelijke probleem en bijdragen tot een meer democratische publieke sfeer. Kaplan & Haenlein (2010) hebben een classificatieschema uitgewerkt om de verschillende types van sociale media in te delen, dat bovendien ook het belang van sociale media in de publieke sfeer verklaart. Kaplan & Haenlein gebruiken daarvoor twee theorieën uit het veld van de media research en twee uit dat van de sociale processen. Deze twee vakgebieden vormen immers samen de basis voor het onderzoek naar sociale media. De social presence theory is het eerste concept uit het mediagerelateerde gebied. Deze theorie stelt dat media verschillen in de graad van ‘social presence’ – dit is het akoestische, visuele en fysieke contact dat bereikt kan worden – die ze toelaten te ontstaan tussen twee communicatiepartners. De media richness theory is gebaseerd op de assumptie dat het doel van iedere communicatie de oplossing van ambiguïteit en de reductie van onzekerheid is. Media verschillen van elkaar in de hoeveelheid informatie die ze kunnen doorgeven op een beperkte tijd om die onzekerheden op te heffen. Het sociale aspect van het classificatieschema beroept zich eerst en vooral op het concept selfpresentation. Dat stelt dat mensen bij elk type van sociale interactie het verlangen hebben om te controleren wat de anderen van hen denken. Self-disclosure is dan het bewust of onbewust openbaar maken van persoonlijke informatie die consistent is met het beeld dat iemand naar andere mensen wil doen uitschijnen van zichzelf. Kaplan & Haenlein combineerden deze beide dimensies, die elk bestaan uit twee theorieën, in een classificatieschema dat de verschillende soorten sociale media identificeert (zie bijlage, figuur 3.2). Twitter valt in te delen onder de categorie van de social networking sites. Deze sites scoren hoog op het vlak van self-presentation en self-disclosure en scoren gemiddeld hoog op social presence en media richness.
Dat ze goed scoren op de vier factoren in dit schema duidt erop dat sociale media de rol van de traditionele media in de publieke sfeer kunnen overnemen en zelfs tot een meer democratisch overleg kunnen leiden. Face-to-face interactie, wat Habermas miste bij de traditionele media, is er nog altijd niet via Twitter, maar de relatief hoge score op ‘social presence’ wijst toch op een beter contact tussen de verschillende deelnemers aan een publiek
20
debat. Er is op Twitter inderdaad wel een wederkerige relatie tussen de spreker en het publiek, want er is de mogelijkheid tot onmiddellijke feedback via de microblogsite. Deze graad van interactiviteit zullen wij ook onderzoeken in onze empirische studie. Twitter scoort ook relatief goed op ‘media richness’ omdat via allerhande zoekfuncties snel en accuraat informatie te vinden is die onzekerheid kan opheffen bij de gebruiker. Dat een tweet maximum 140 tekens mag bevatten, is dan wel weer een belemmering voor de hoeveelheid aan informatie. Maar sociale media scoren – niet toevallig – vooral hoog op het sociale aspect. Een gebruiker heeft een grote controle over het beeld en de indruk die anderen hebben van hem. Op die manier kunnen ook zij die via de traditionele media minder in beeld komen, zoals de gewone burger, hun stem laten horen. Het beste voorbeeld hiervan zijn de vele burgers die tijdens de Arabische Lente in opstand kwamen tegen de dictatoriale regimes en via sociale media beeldmateriaal verspreidden van de wantoestanden in hun land. Terwijl de traditionele media gecontroleerd werden door de staat, vonden de burgers via Twitter toch een manier om hun stem te laten horen.
4. JOURNALISTIEK OP TWITTER “Network journalism […] stands for a model of changing connectivity modes and interaction patterns in today’s global journalism sphere.” (Heinrich, 2010, p. 61) Het democratisch potentieel dat sociale media – en in het bijzonder Twitter – in zich hebben heeft er mede toe geleid dat citizen journalism of burgerjournalistiek ondertussen een frequent onderzocht fenomeen geworden is in het veld van de communicatiewetenschappen (Reich, 2008; Allan & Thorsen, 2009; Bruns, 2011). De opkomst van dit fenomeen heeft alles te maken met de ontwikkeling van de netwerkmaatschappij. Burgerjournalistiek is echter maar één van de verschijnselen van de nieuwe journalistieke omgeving. De evolutie naar een netwerkmaatschappij heeft er immers voor gezorgd dat er een volledig nieuwe vorm van journalistiek ontstaan is.
4.1 Network journalism
We verwezen eerder al naar wat Heinrich (2010) de overgang van een gezaghebbende naar een chaotische communicatieomgeving noemt. Journalisten opereerden vroeger in een eerder gesloten systeem, waarin communicatie nog volgens het klassieke zender-ontvanger model verliep en journalistiek dus louter een top-down fenomeen was. Maar we hebben gezien dat
21
de machtspositie die de media hierdoor hebben een gevaar kan betekenen voor de publieke sfeer, want machtige actoren uit de politieke en economische wereld gaan door het groeiende commerciële belang van de mediasector verregaande invloed proberen uitoefenen op de journalistieke nieuwsagenda (Robinson, 2003). Tegenwoordig is de journalistieke sfeer helemaal anders georganiseerd. Door de globale connectiviteit in de netwerkmaatschappij zijn professionele journalisten niet langer de enige nieuwsbronnen. De voorbeelden van de Arabische Lente illustreren dat er zich nieuwe stemmen mengen in de nieuwssfeer. De journalistiek heeft een overgang gemaakt naar wat Ansgard Heinrich network journalism of netwerkjournalistiek noemt. Die ontwikkeling is gelijklopend met de evolutie van de samenleving naar een netwerkmaatschappij. Over de precieze inhoud van de term ‘network journalism’ bestaat nogal wat onduidelijkheid. Voor Cohn (2007) is het een vorm van burgerjournalistiek waarbij journalisten informatie uitwisselen met hun publiek om zo samen te werken aan een bepaald verhaal. We hebben het hier dan over een vorm van ‘crowdsourcing’; het idee hierachter is dat een groep van mensen in staat is een grootschalig onderzoek te voeren op een efficiëntere manier dan wanneer één enkele journalist dit zou doen. Jarvis (2006) gebruikt de term ‘networked journalism’ en plaatst die ook in de context van de burgerjournalistiek. Voor hem is de journalist een soort van moderator in een gesprek dat hij voert met het publiek. Ook Beckett & Mansell (2008) benadrukken het belang van het publiek en de sociale rol van de journalist in deze nieuwe vorm van journalistiek. Centraal in de definities van ‘network journalism’ bij deze auteurs staat dus de wisselwerking tussen de participerende burger en de journalist. Bardoel & Deuze (2001) plaatsen ‘network journalism’ in de ruimere context van de onlinejournalistiek en verwijzen daarbij naar de gevolgen van de opkomst van digitale technologieën en het gebruik ervan voor de rol van de journalist in het informatietijdperk. ‘Network journalism’ is volgens hen een vorm van journalistiek, waarbij de nieuwsproductie en -verspreiding zich online ontwikkelt naast de traditionele vormen van journalistiek, namelijk print, radio en televisie. Bovendien vormt de onlinejournalistiek volgens hen een bedreiging voor de traditionele media en hun bestaande businessmodellen. Door de nieuwe technologische hulpmiddelen en het veranderende publiek is er dringend nood aan een heroriëntatie van de basiscompetenties in de journalistieke praktijk. Zij zien de toekomst van de journalistiek dan ook als die van de ‘geconvergeerde’ journalist, die werkt voor eender welk medium, genre, type of formaat. Bardoel (2002, p. 504-505) heeft het over drie kenmerken van de onlinejournalistiek:
22
1. Interactiviteit zorgt ervoor dat gebruikers meer controle hebben over de mediainhoud, in tegenstelling tot de producenten ervan. 2. Hypertekstualiteit biedt de gebruiker online toegang tot diepgaande verslaggeving of verder referentiemateriaal. 3. De convergentie van de traditionele mediaformaten – beeld, tekst en geluid – zorgt online voor een multimediaal verhaal. Steensen (2011) geeft meer verduidelijking bij deze drie centrale concepten van de onlinejournalistiek. Interactiviteit gaat over het potentieel dat media in zich hebben om de gebruiker aan het woord te laten en invloed te laten uitoefenen op de inhoud en de vorm van communicatie via dat medium. Het gaat hier dus over rechtstreeks contact tussen de journalist en zijn publiek, dat in de online omgeving meer inspraak krijgt. Steensen concludeert uit zijn literatuuronderzoek dat de interactiviteit in de onlinejournalistiek toeneemt, maar dat de gebruiker toch nog steeds weinig inspraak heeft in de selectie en het filteren van nieuws. Hypertekstualiteit is de relatie tussen een non-lineaire groep teksten op het Internet, die met elkaar verbonden zijn via hyperlinks. We zullen verder nog een apart hoofdstuk wijden aan het belang van hyperlinks voor de onlinejournalistiek. Onder multimedia wordt meestal het gebruik van twee of meer mediaformaten (tekst, foto, audio, video, …) bij de presentatie of productie van een nieuwsverhaal verstaan. Volgens Steensen is dit het minst ontwikkelde onderdeel in de onlinejournalistiek: de journalist lijkt het nog steeds moeilijk te hebben met dit aspect, maar de gebruiker lijkt daar ook geen probleem mee te hebben. Voor Heinrich (2010) is ‘network journalism’ meer dan alleen een synoniem voor ‘burgerjournalistiek’ of een verwijzing naar de nieuwe praktijken van journalisten op het Internet. Zij ziet ‘network journalism’ meer als een structureel concept dat verwijst naar de hele globale journalistieke sfeer, waarin de rollen van de journalist de facto wijzigen maar waarin vooral een volledig nieuwe organisationele structuur gevormd wordt waarin journalistieke kanalen moeten opereren. Wij zullen in deze masterproef onderzoeken of de Vlaamse sportjournalist zich al aangepast heeft aan deze nieuwe organisationele structuur van de netwerkjournalistiek. Wij zullen dat doen aan de hand van verschillende meer tastbare aspecten van de journalistiek in de online omgeving, onder andere de drie centrale concepten die Bardoel aanhaalde.
4.2 Uitdagingen voor de netwerkjournalist Maar wat betekent deze overgang naar een ‘genetwerkte’ journalistiek dan concreet voor de journalistieke sector? De duidelijkste kenmerken van deze nieuwe vorm van journalistiek zijn
23
de verhoogde snelheid van de nieuwsstromen en de nieuwe verbindingsmogelijkheden (Heinrich, 2010, p. 53). Dankzij de introductie van digitale technologieën kan informatie veel sneller en in grotere hoeveelheden verspreid worden. Maar door deze evolutie staan journalisten nog meer dan vroeger onder druk om zo snel en zo veel mogelijk nieuws te produceren. Nick Davies (2009) klaagt deze situatie aan en concludeert in zijn boek ‘Flat Earth News’ dat, door het steeds grotere winstbejag van media-eigenaars en de invloed van de digitalisering, de kwaliteit van het nieuws er sterk op achteruit gaat. Lewis, Williams & Franklin (2008) bevestigen grotendeels vier geruchten die de ronde doen over de journalistiek in de netwerkmaatschappij. Journalisten maken ten eerste veel meer gebruik van informatie van nieuwsagentschappen en public relations en schrijven zelf nog maar weinig nieuwsberichten. De werklast van de journalisten stijgt ook omdat ze met minder middelen meer content moeten produceren. Er is door de toegenomen werklast en productiviteit ook steeds minder tijd voor verificatie van bronnen. Een laatste probleem voor journalisten is de dalende redactionele onafhankelijkheid door de steeds grotere commerciële afhankelijkheid. Onderzoek naar het bronnengebruik bij de Vlaamse sportjournalist is niet het doel van deze masterproef. Daarvoor verwijzen we graag naar de exploratieve studie die Sarah Van Leuven & Karin Raeymaeckers (2011) gevoerd hebben naar het bronnengebruik bij de Vlaamse journalist, waaruit inderdaad blijkt dat er veel ‘voorverpakt’ nieuws in de Vlaamse media verschijnt. De komende jaren zal men deze problematiek verder onderzoeken binnen het Center for Journalism Studies aan de Universiteit Gent. In het empirisch gedeelte van deze masterproef zullen we vooral dieper ingaan op de manier waarop Vlaamse sportjournalisten Twitter als bron kunnen hanteren en of ze deze mogelijkheden voldoende benutten.
De nieuwe relatie met hun bronnen is niet de enige uitdaging voor journalisten in de online omgeving. Heinrich (2010, p. 55) onderscheidt drie niveaus waarop journalisten zich zullen moeten aanpassen in de netwerkmaatschappij:
1. Er zijn nu meer actoren die informatie kunnen verzamelen, produceren en verspreiden en die komen niet enkel uit journalistieke hoek. McNair (2006, p. 19) onderscheidt vier categorieën van ‘online actoren’: professionele journalistieke organisaties, professionele individuele actoren (journalisten die los van een nieuwsorganisatie werken), niet-professionele institutionele actoren (overheden, ngo’s, politieke partijen, …) en niet-professionele individuele actoren (bijvoorbeeld bloggers). 2. Door de hoeveelheid aan online informatie zijn er meer bronnen dan ooit tevoren. Journalisten moeten op efficiënte wijze ‘online tools’ gebruiken om nieuws en informatie te verzamelen en feiten te checken (Pavlik, 2000, p. 230).
24
3. De online omgeving biedt mogelijkheden tot onmiddellijke feedback en actieve participatie van gebruikers. De structuur van een informatiestroom van one-to-many (van één journalist naar vele gebruikers) brokkelt af en verwordt tot een vorm van horizontaal netwerken die een informatiestroom van tegelijk one-to-one en many-tomany ondersteunt (Bell, 2007, p. 78). Wij zullen in deze masterproef onderzoeken of de Vlaamse sportjournalisten zich al aangepast hebben aan deze drie veranderingen die de netwerkjournalistiek met zich meebrengt. Handhaven zij zich, als categorie van de professionele journalistieke organisaties, in een omgeving waarin nieuwe online actoren nieuws verspreiden? Maken deze journalisten efficiënt gebruik van de ‘tools’ die Twitter biedt om nieuws en informatie te verzamelen en benutten ze de feedbackmogelijkheden van Twitter optimaal? Of de journalistiek zich aangepast heeft aan de online mogelijkheden, zullen we vooral kunnen afleiden uit onderzoek naar het gebruik van hyperlinks en multimedia en de interactiviteit van de journalisten; de drie kenmerken die het vaakst geassocieerd worden met de online journalistiek (Bardoel, 2002; Steensen, 2011). We kunnen pas echt spreken over ‘journalistieke knooppunten’ in de online nieuwssfeer als de journalisten zich succesvol aangepast hebben aan deze veranderingen.
4.3 Luisteren 2.0 / praten 2.0 Crawford (2009) heeft het over ‘luisteren’ als metafoor voor aandachtigheid op het Internet. Ze probeert met dit concept te onderstrepen dat het belangrijk is te volgen wat er zich online afspeelt. Blogs, wiki’s, mailinglijsten, RSS-feeds, ... zijn allemaal voorbeelden van wat online luisteren kan inhouden, maar volgens Crawford zijn sociale media – en Twitter in het bijzonder – het middel bij uitstek om online te luisteren. Luisteren als metafoor is iets nieuws, want meestal heeft men het over de ‘stem’ als metafoor wanneer men het over online participatie heeft in de huidige omgeving van Web 2.0. (Journal of Consumer Marketing, 2009; Murthy, 2011). De grote aandacht voor het democratisch potentieel van Twitter (“de stem van het volk”) illustreert dat men vooral het belang van ‘praten’ via sociale media onderzoekt, maar volgens Crawford kan ook online luisteren interessant zijn. Een term die in de jaren 1990 gebruikt werd was ‘lurking’ (van het Engelse ‘to lurk’: op de loer liggen, latent aanwezig zijn), verwijzend naar zij die er op het Internet voor kozen om niet mee te gaan in het debat en dan ook zelden een publiekelijke bijdrage deden. Deze internetgebruikers werden dan gewoonlijk afgeschilderd als een soort van ‘free riders’, die genoten van de voordelen van de online samenleving zonder daarvoor iets terug te geven in
25
ruil (Kollock & Smith, 1996; Sharf, 1999). De term ‘lurking’ wordt geassocieerd met een eerder passieve houding, maar volgens Crawford is die term niet langer houdbaar. ‘Luisteren’ verwijst volgens haar naar een meer dynamisch proces van online aandachtigheid: luisteren is evengoed een vorm van online participatie en is een noodzakelijk gevolg van ‘praten’ via het Internet. De link met Twitter is snel gelegd. Als gebruiker kiest men ervoor om de updates van de accounts die men interessant vindt te volgen. Als een bepaalde account een groot aantal volgers heeft, zal die gebruiker ook meer geneigd zijn om verder informatie te verspreiden. De ‘luisteraars’ – dit zijn dus de followers – stimuleren die gebruiker dus om te ‘praten’. Online luisteren is op die manier een noodzakelijk gevolg van praten en omgekeerd.
Crawford onderscheidt drie vormen van luisteren. Background listening (luisteren op de achtergrond) is het eerder snel scannen van de updates van de accounts die men volgt. Ze maakt de vergelijking met de radio: de tweets passeren op de achtergrond, net zoals mensen hun radio laten spelen op de achtergrond, maar tegelijk gaat het toch een deel van het dagelijkse leven vormen. Het opvolgen van al de verschillende soorten updates vergt toch enige vorm van aandachtigheid, waardoor luisteren moeilijk een passieve houding kan worden genoemd. Reciprocal listening (wederzijds luisteren) is volgens Crawford het beluisteren van reacties en persoonlijke berichten, maar ook het beantwoorden ervan. Ze verwijst naar de accounts van Amerikaans president Barack Obama, die enkel tweets verspreidt zonder te antwoorden op reacties en berichten, en de account van de Britse expremier Gordon Brown, die daarentegen wel vaak publiekelijk antwoordt op commentaren van zijn volgers. De mogelijkheid tot feedback is een inherent kenmerk van sociale media, dus is het ook aangewezen om die opportuniteit te benutten. Mensen gaan juist een Twitteraccount volgen omdat ze denken dat ze zo in contact kunnen komen met de persoon in kwestie. Vooral bij politici is dit niet altijd het geval en zijn het vaak medewerkers die de Twitteraccount beheren. Crawford beschrijft dit als delegate listening.
Maar ook sporters besteden hun account vaak uit aan derden. Er zijn tegenwoordig zelfs bedrijven die zich specifiek bezighouden met het onderhouden van de Twitteraccounts van sportmensen (Dumon, 2012). Deze praktijk houdt echter gevaren in. Door het inschakelen van professionals dreigen Twitteraccounts eenzijdige PR-kanalen te worden, en dat terwijl de directe interactiviteit tussen een sporter en zijn publiek juist het unieke is van een medium zoals Twitter. Bovendien lijkt het erop dat de sporter zelf communiceert via Twitter, terwijl dat eigenlijk niet zo is. Dat kan ook voor de sportjournalist, die Twitter als bron hanteert, gevaarlijk zijn.
26
Tom Bakker (2011) introduceert het concept ‘luisteren’ in de journalistieke praktijk. Volgens hem is luisteren voor een journalist “op een slimme en snelle manier veel relevante informatie vergaren uit de samenleving” en praten “op een begrijpelijke en aantrekkelijke manier informatie beschikbaar maken voor je publiek”. Deze traditionele manier van converseren heeft echter een evolutie doorgemaakt door de opkomst van de netwerkmaatschappij. Bakker heeft het, in tijden van Web 2.0 en sociale media, over ‘luisteren 2.0’ en ‘praten 2.0’. Luisteren wordt online naar een hoger niveau getild door talrijke applicaties, zoals RSS-feeds, Google Analytics en url-shorteners; praten 2.0 is onder andere mogelijk via statusupdates, digitale foto’s, slideshows en ook tweets. Volgens Bakker zijn al deze ‘tools’ van onschatbare waarde voor de journalist in de netwerkomgeving. Hij is dan ook van mening dat de focus van het onderzoek naar journalistiek in de online omgeving vroeger te sterk op de participatie van de burger lag. Bakker zegt dat die burgerjournalistiek-hype nu wel voorbij is en dat er meer gefocust moet worden op de technologie in de nieuwe omgeving. Luisteren 2.0 en praten 2.0 vormen daarbij de centrale concepten.
4.4 Link journalism
We haalden het eerder al aan: het gebruik van hyperlinks is één van de karakteristieken van de online journalistiek. Steensen (2011) maakte een literatuuroverzicht van het onderzoek naar deze nieuwe vorm van journalistiek en bundelde kort enkele voordelen die auteurs in het gebruik van hypertekstualiteit zien ten opzichte van de traditionele journalistiek: er is geen begrenzing meer aan ruimte, er kunnen verschillende perspectieven geboden worden, er is directe toegang tot de bronnen van een artikel, men kan de context van een bepaald nieuwsfeit schetsen, enz. Ook Karp (2008a) ziet in ‘link journalism’ de toekomst van de online journalistiek: “link journalism is linking to other reporting on the web to enhance, complement, source, or add more context to a journalist’s original reporting.” Volgens Karp (2008b) moeten deze links de hele journalistieke sfeer op het Internet verbinden zodat de belangrijkste, interessantste en meest nieuwswaardige inhoud aan de oppervlakte komt: “in the simplest form of networked journalism, one link = one vote. The stories with the most votes rise to the top. This is the newspaper of the future – or rather the newspaper of today. This is how Google works, and how Digg works, by combining the power of many links. What’s on a Google search results page? Or Digg’s homepage? A bunch of links. But not just any links – the ‘best’ links.” ‘Link journalism’ brengt ons weer bij de notie van ‘knooppunten’ in het online netwerk (cf. supra). Ook Bardoel & Deuze (2001) zien hierin de toekomst van de journalistiek. Volgens
27
hen is de rol van de journalist nu die van een doorgeefluik van informatie. De journalist kan de burgers dan oriënteren, informatie voor hen filteren en de gebruikers doorheen de overvloed aan informatie loodsen. Maar de term ‘doorgeefluik’ klinkt nogal passief. Daarom vatten we ‘link journalism’ liever op als een vorm van ‘praten 2.0’, zoals Tom Bakker communicatie van journalisten via nieuwe media omschrijft.
De journalist kan op Twitter verschillende vormen van hyperlinks gebruiken om zijn publiek te bereiken. Een hyperlink is iets waarop je kan klikken, waardoor je op een andere plaats op het Internet terechtkomt. We haalden eerder al aan wat mentions en hashtags zijn (cf. supra). Als je op een mention klikt, wordt je verwezen naar het profiel van de account die erin vermeld wordt. Via een hashtag kom je terecht bij een lijst van tweets, waarin deze hashtag ook gebruikt werd. Op die manier kan de journalist interessante informatie opzoeken rond een bepaald onderwerp. Maar de journalist kan nog andere hyperlinks in zijn tweet verwerken, die verwijzen naar een bron buiten Twitter. In ons empirisch onderzoek zullen we links naar een website, naar een blog en naar multimedia onderscheiden. Uit eerder onderzoek blijkt dat de mogelijkheden van hyperlinks nog niet ten volle benut worden door journalisten (Dimitrova et al., 2003; Halavais, 2008). Wij zullen onderzoeken of de Vlaamse sportjournalisten het beter doen en of die functie van ‘doorgeefluik’ een essentieel onderdeel van hun werkingswijze op Twitter vormt.
4.5 Breaking news
Twitter is de afgelopen jaren vooral doorgebroken omdat het een belangrijke nieuwsbron is gebleken. Journalisten zijn op Twitter immers lang niet de enige bron van nieuws: in de sfeer van de netwerkjournalistiek,
vooral gekenmerkt
door de non-lineariteit
van de
nieuwsstromen, moeten journalisten de strijd aangaan met een heleboel andere stemmen als het gaat om het verzamelen, produceren en verspreiden van nieuws. Maar de traditionele nieuwsorganisaties gaan nu ook informatie verzamelen bij deze alternatieve bronnen, alsof het traditionele correspondenten zijn. We denken dan bijvoorbeeld aan de noodlanding van het vliegtuig van US Airways in de Hudson rivier in New York. Een passagier die meereisde op een ferry, die de gestrande passagiers ter hulp kwam, was één van de eerste personen om het nieuws via Twitter aan de buitenwereld kenbaar te maken. Hij zorgde ook voor de bekende foto van het vliegtuig op de rivier, met de passagiers en de crew die bovenop de vleugels en de evacuatieglijbanen stonden te wachten op hun redding (Heinrich, 2010; Crawford, 2011).
28
Een voorbeeld uit eigen land is het drama dat zich op donderdag 18 augustus 2011 afspeelde op Pukkelpop. Een kort maar zeer hevig onweer trok toen over de festivalweide in Kiewit en zaaide een golf van vernieling. Er ontstond grote paniek en iedereen probeerde mensen te contacteren, waardoor het mobiele netwerk enkele uren helemaal plat lag. Twitter was op een bepaald moment de enige bron van informatie van wat er zich op de weide afspeelde. In de enorme chaos werden verschillende tegenstrijdige berichten verspreid via het sociale netwerk, maar het was duidelijk dat er doden waren gevallen. Uiteindelijk stierven vijf mensen ten gevolge van de ramp en vielen er meer dan honderd gewonden. De vele mogelijkheden van Twitter werden die dag nog eens extra in de verf gezet door de hashtags die gelanceerd werden om efficiënt te kunnen communiceren over het drama. Festivalbezoekers konden ongeruste familieleden en vrienden geruststellen via Twitter met de hashtag #ppok. Inwoners van Kiewit en de gemeentes errond lanceerden de hashtag #hasselthelpt om te melden dat ze een warme douche en een bed aanboden aan festivalgangers die daar nood aan hadden.
Uit de voorbeelden blijkt duidelijk wat het belang kan zijn van deze alternatieve bronnen voor de journalistiek. Deze relatie tussen burgerjournalisten en nieuwsorganisaties was vroeger, vóór het ontstaan van de netwerkmaatschappij, ondenkbaar (Heinrich, 2010). Twitter is dus een bron geworden die traditionele journalisten moeilijk kunnen negeren. Het is nu zelfs zo dat wat er gezegd wordt op Twitter mee gaat bepalen wat er in de media zal verschijnen. We denken dan aan Yves Leterme, de toenmalige premier, die in 2010 per ongeluk een direct message openbaar op Twitter postte. “Not at all. Want to learn to know you. You to?”, luidde de tweet van de CD&V-politicus, die de dagen nadien uitvoerig besproken werd in de dagbladen (Gorle, 2010, p. 1; paa, 2010, p. 28). Het zou niet de laatste keer zijn dat Leterme een dubieuze tweet de wereld instuurde. En dat werd telkens gevolgd door heel wat mediaaandacht. Twitter doet op die manier dus aan agenda setting van de media.
We kunnen Twitter, met zijn oneindige informatiestromen, zien als de concrete belichaming van de ‘space of flows’ van Manuel Castells (cf. supra). Net zoals de sociale structuur van de netwerkmaatschappij een netwerk van knooppunten is, is het journalistieke systeem nu geënt op knooppunten en kunnen we ook Twitter op deze manier bekijken. De knooppunten zijn dan alle bronnen van informatie; zij het de traditionele journalistieke organisaties, zij het burgerjournalisten, zij het politici zoals Yves Leterme. We kunnen de verschillende microblogs, accounts van uiteenlopende personen en bedrijven, interpreteren als knooppunten in de ‘space of flows’ die Twitter is.
Volgens Volkmer & Heinrich (2008) moeten journalistieke organisaties in deze sfeer optreden als ‘superknooppunten’. Meer en meer mensen gaan via het Internet op zoek naar
29
nieuws en informatie, maar dit hoeft op zich geen verlies te betekenen voor de traditionele nieuwsorganisaties uit de print-, radio- en televisiesector. Deze media kunnen hun merknaam gebruiken om ook op het Internet lezers aan te trekken. Dit kan dus wel alleen maar op voorwaarde dat deze media zich gaan engageren op het Internet en bijvoorbeeld een Twitteraccount aanmaken. De uitdaging is om de andere knooppunten op het net te gebruiken als bron, maar toch zelf als dé bron bij uitstek bekend te blijven staan als het gaat om nieuwsverspreiding. De concepten ‘luisteren 2.0’ en ‘praten 2.0’ zijn hierbij heel bruikbaar. Volgens Tom Bakker (2011) kan luisteren 2.0 opgevat worden als de ‘followings’ die een bepaalde account heeft op Twitter. Een journalistieke nieuwsorganisatie kan verschillende interessante bronnen gaan volgen op Twitter, om zo informatie te vergaren. Ook de uitgebreide zoekfuncties van Twitter kunnen we onder online luisteren plaatsen. Onder praten 2.0 kunnen we dan de ‘followers’ verstaan die een bepaalde account heeft. Journalistieke organisaties kunnen communiceren naar deze volgers toe en maken op die manier, gecombineerd met luisteren 2.0, optimaal gebruik van de mogelijkheden die Twitter te bieden heeft. Als journalisten en nieuwsorganisaties op deze manier te werk gaan, kunnen ze beschouwd worden als ‘superknooppunten’ in de massale nieuwsstroom op Twitter.
4.6 Sport in de media en op Twitter
Wij zullen ons in deze masterproef toespitsen op de sportjournalistiek. Sport is een domein dat sterk gesubsidieerd wordt door de overheid en is een fenomeen dat heel veel mediaaandacht krijgt. Volgens Rowe (2004) worden we in de hedendaagse cultuur dagelijks geconfronteerd met sport in de media. ‘Media sport’ is een deel van het dagelijkse leven geworden wegens de grote culturele en economische belangen ervan. Voorbeelden van de grote belangen in sport en media zijn de astronomische bedragen die op tafel gelegd worden door digitale zenders om de televisierechten van een bepaalde voetbalcompetitie te kunnen kopen en overheden die de kandidatuur van een gaststad ondersteunen voor de organisatie van de Olympische Spelen. Sport is een staatszaak geworden in de huidige samenleving, en de media zijn hiervoor de grootste verantwoordelijke. Het is zelfs zover gekomen dat deze twee voorheen gescheiden instituties samengevloeid zijn, waardoor ‘media sport’ één van de onderzoeksdomeinen geworden is in het veld van de culturele mediastudies, een relatief jong onderzoeksveld binnen de communicatiewetenschappen dat vooral populaire cultuur bestudeert. Rowe ziet bijvoorbeeld een toename in voetbalploegen sinds de jaren 1990, die zeker gedeeltelijk verklaard kan worden door de intensieve media-aandacht voor deze sport. Een ander gevolg is dat onderzoekers nu meer debatteren over belangrijke sociale, politieke en ethische zaken in de sportwereld, zoals seksuele en racistische discriminatie of omkoping in het voetbal. Dit zijn zaken die ook veel media-aandacht krijgen en zo dus het onderwerp
30
van publiek debat worden. Dat publiek debat over sport vormt dan op zijn beurt weer het onderwerp voor nieuw academisch onderzoek. ‘Media sport’ is vooral tot ontwikkeling gekomen onder invloed van de opkomende massamedia in de twintigste eeuw (Goldlust, 2004). Maar sportjournalistiek is pas echt tot ontwikkeling gekomen vanaf de jaren 1990. Sportnieuws was vroeger al belangrijk voor de populaire pers, maar sinds kort besteedt ook de zogenaamde kwaliteitspers aandacht aan sport. Redenen daarvoor zijn de toename van sport op televisie, waardoor de kranten niet achter kunnen blijven, maar ook de val van de Berlijnse Muur op het einde van de jaren 1980 heeft een rol gespeeld. Lezers van kwaliteitskranten zijn sindsdien steeds minder geïnteresseerd in politiek en ander hard nieuws; hun interesse is meer verschoven richting lifestyle, vrije tijd en sport (Boyle & Haynes, 2000). In zuidelijke Europese landen zoals Frankrijk en Spanje zijn er zelfs dagbladen die enkel aandacht besteden aan sportnieuws. Sport in de media wordt vooral onderzocht door middel van tekstanalyse. Een ‘media sport text’ zal voor een lezer directe (denotatieve) en indirecte (connotatieve) meningen bevatten. Die kunnen anders geïnterpreteerd worden dan wat de maker ervan bedoelde. De drieledige analytische structuur van productie, tekst en publiek vormt dus de basis van het onderzoek naar ‘media sport’ (Rowe, 2004, p. 9-10). Het staat met andere woorden vast dat teksten over sport in de media een grote impact hebben op de maatschappij. Sportjournalisten hebben dus, als makers van die mediateksten, een niet te onderschatten invloed op het publieke debat.
In deze masterproef zullen wij onderzoeken wat het nieuwe medium Twitter te bieden heeft voor de sportjournalistiek. Hutchins (2011) merkt op dat het gebruik van Twitter door professionele atleten, sportclubs, -competities en –fans zich heel snel uitgebreid heeft. Via de microblogsite zijn deze sporters in staat om rechtstreeks te communiceren met fans en andere volgers, zonder dat er een vorm van gatekeeping door journalisten aan te pas komt. We hebben eerder al gezien hoe de opkomende sociale media de traditionele nieuwsstromen omgegooid hebben: op Twitter heeft iedereen een stem. Maar ook voor journalisten kan de microblogsite een handig middel blijken in de beroepspraktijk. Als bron alleen al kan Twitter interessant zijn wegens het grote aantal sporters dat erop actief is. Het feit dat veel van deze sportlui hun account laten beheren door derden kan wel een gevaar betekenen voor het gebruik ervan als bron door de sportjournalist. Journalisten kunnen via Twitter bovendien ook zelf communiceren naar de buitenwereld toe. Twitter, met zijn mogelijkheden tot luisteren 2.0 en praten 2.0, is dus het middel bij uitstek voor de uitoefening van het beroep van sportjournalist in de netwerkmaatschappij.
31
Wij zullen daarom onderzoeken of de traditionele (sport)media gebruikmaken van Twitter in de journalistieke praktijk. Wij kunnen al wijzen op twee recente voorbeelden uit Het Laatste Nieuws, het meest gelezen dagblad van België, dat ook ruime aandacht besteedt aan sportnieuws. Op zaterdag 3 maart 2012 wijdde de krant twee volledige pagina’s aan sociale netwerksites. Er werd uitgelegd wat Twitter en Facebook precies zijn en op welke manier voetbalclubs en sportlui actief zijn op sociale media. Het opvallendste was een Twitterinterview met Club Brugge-speler Ryan Donk, die omschreven wordt als ‘tweet-koning’. De Nederlander is inderdaad een fervent gebruiker van Twitter: hij heeft al meer dan 35 000 tweets verstuurd naar zijn volgers. Bart Audoore en Niels Poissonnier, twee journalisten van Het Laatste Nieuws, creëerden een gezamenlijke Twitteraccount (@BA_NP) en interviewden @Ryan_Donk18. De regels: zowel de vragen als de antwoorden mochten maximum 140 tekens bevatten. Het interview werd wel nog gewoon face-to-face afgenomen, maar werd later gepubliceerd in Twitterstijl (Audoore & Poissonnier, 2012, p. 30-31). Het is nog maar de vraag of echte interviews via Twitter interessant zijn voor de toekomst.
Twitter wordt ook al regelmatig als bron gebruikt door de traditionele media. Zo werd er op dinsdag 13 maart 2012 in Het Laatste Nieuws een artikel gepubliceerd waarin een overzicht werd gegeven van tweets van voetballers uit de Belgische eerste voetbalklasse. Er was net een weekend gepasseerd waarin er geen wedstrijden gepland stonden, waardoor de voetballers er even tussenuit konden. De journaliste in kwestie had de tweets gebruikt als bron voor haar artikel, zonder op de traditionele manier – gebruikelijk telefonisch – contact op te nemen met de voetballers die het voorbije weekend een uitstapje hadden gemaakt en dit gedeeld hadden met de wereld via Twitter (Van Malderen, 2012, p. 27).
5. ONDERZOEK
NAAR
TWITTER
IN
DE
JOURNALISTIEKE PRAKTIJK “The relative newness of micro blogging means there is limited academic literature on the impact on journalism” (Hermida, 2010, p. 299).
Wij willen onderzoeken of de Vlaamse sportjournalist Twitter al geïncorporeerd heeft in zijn dagelijkse routine en wat die journalisten precies doen op de microblogsite. Er is al veel onderzoek gevoerd naar de voordelen van Twitter, zoals het democratisch potentieel ervan of de mogelijkheden ervan voor de marketingwereld, maar het nut van Twitter voor de journalistieke praktijk is nog maar weinig aan bod gekomen. Dat is niet echt verwonderlijk,
32
aangezien Twitter pas in 2006 werd opgericht. Toch zijn er al enkele auteurs die onderzocht hebben wat Twitter kan betekenen voor de journalistieke praktijk.
5.1 Twitter in de journalistieke praktijk
Barb Palser (2009) benadrukt met enkele specifieke cases wat het belang kan zijn van Twitter voor traditionele journalistieke organisaties. Zo was de microblogsite een zeer waardevol hulpmiddel in oktober 2007, toen het zuiden van Californië geteisterd werd door een reeks bosbranden. Twitter bleek toen het ideale middel om belangrijke informatie – zoals evacuatiebevelen, opvangadressen, vorderingen van de brandweer – te verspreiden. Sindsdien plaatsen journalistieke organisaties, vooral automatisch, de hoofdpunten van hun websites meteen ook op Twitter, maar volgens Palser kan er journalistiek veel meer uit Twitter gehaald worden. Volgens haar moeten journalisten Twitter behandelen als een medium op zich, dat ze gebruiken om breaking news te verspreiden, maar ook om er op interactieve wijze vragen mee te stellen en ermee te polsen naar suggesties van het publiek. Dat directe contact met het publiek is volgens Palser het grootste pluspunt van Twitter. Er is immers een publiek – 18- tot 34-jarigen – op actief dat minder geneigd is om de traditionele papieren krant te lezen, maar dat nu dus toch bereikt kan worden. Het probleem voor de traditionele nieuwsorganisaties is hier natuurlijk net hetzelfde als met hun websites: hoe kan er geld aan verdiend worden?
Ahmad (2010) observeerde de redactie van The Guardian om te zien of Twitter een bruikbaar middel kan zijn voor journalisten. Net als de meeste andere journalistieke organisaties, tweet ook The Guardian automatisch een link naar de eigen website telkens er nieuw materiaal op verschijnt. De krant heeft daarvoor verschillende accounts: eentje voor sport, binnenland, buitenland, enz. Maar ook de individuele journalisten worden aangemoedigd om via de microblogsite nieuws te verspreiden en in interactie te gaan met het publiek. Twitter wordt op deze manier dan vooral gebruikt om het eigen medium te promoten. Ahmad zag ook dat Twitter een handig middel kan zijn voor journalisten om ideeën op te doen of om bronnen te checken. Praten 2.0 en luisteren 2.0 worden bij The Guardian dus gecombineerd. Maar Ahmad wijst ook op het gevaar van de groeiende populariteit van Twitter. Meer en meer burgers vinden de weg naar het sociale medium en posten er hun bevindingen op, waardoor het onderscheid met de ‘echte’ journalisten steeds onduidelijker wordt.
Terwijl de meeste onderzoekers eerder toespitsen op specifieke cases, maakt Farhi (2009) een meer globale analyse van het nut dat Twitter kan hebben voor journalisten. Zijn conclusie is – net als die van andere onderzoekers – dat Twitter nog te jong is om al een definitief oordeel te vellen over het nut ervan voor de journalistiek. Dat de snelheid en beknoptheid van het
33
medium belangrijke pluspunten zijn voor de journalistiek, staat wel vast volgens Farhi. Hij ziet in Twitter dan ook vooral een belangrijk medium in gevallen van breaking news, wanneer het voor traditionele media moeilijk is om de gebeurtenissen op te volgen. Maar Farhi benadrukt ook het nut van Twitter als bron voor informatie: de journalist kan aan crowdsourcing doen op de microblogsite. Hashtags kunnen van groot belang zijn bij het zoeken naar informatie op Twitter (cf. supra). Door middel van deze trefwoorden kan informatie gekanaliseerd en gegroepeerd worden, waardoor het makkelijker wordt om een bepaald nieuwsverhaal te volgen.
Er zijn nog enkele artikels geschreven rond specifieke problematieken die zich voordoen op sociale media zoals Twitter. De scheiding tussen publieke en private informatie die journalisten verspreiden via Twitter is één van die problemen (Gleason, 2009). Volgens Morton (2009) is het ook van belang dat journalisten politiek neutraal blijven op Twitter en hun politieke voorkeur dus niet laten blijken. Neutraliteit blijkt in de sportjournalistiek echter een stuk minder gevoelig te liggen dan in de politieke journalistiek. Verder is er nog onderzoek gevoerd naar de strategie die nieuwsorganisaties moeten volgen op sociale media zoals Twitter (Schulte, 2009; Jordan, 2011), maar over hoe individuele journalisten nu precies gebruikmaken van Twitter in hun dagelijkse praktijk is nog maar weinig bekend. Het is daarom van belang zoveel mogelijk onderzoek te voeren naar de manier waarop journalisten Twitter in hun dagelijkse routine incorporeren.
Wij kunnen toch verwijzen naar één recent onderzoek dat gelijkaardig is aan wat we zullen doen in deze masterproef. Lasorsa, Lewis & Holton (2012) onderzochten aan de hand van een inhoudsanalyse van meer dan 22.000 tweets hoe traditionele journalisten hun professionele praktijken overbrengen naar het nieuwe mediaplatform dat Twitter is. De opvallendste conclusie uit het onderzoek is dat journalisten op Twitter meer geneigd zijn hun persoonlijke mening te verkondigen. Dit is opvallend, aangezien objectiviteit één van de belangrijkste normen is in de journalistiek. Andere normgerelateerde kenmerken van het Twittergebruik van journalisten zijn dat journalisten meer transparantie bieden over de manier waarop ze hun werk doen en dat ze user-generated content delen met hun volgers. Een andere belangrijke conclusie is dat journalisten die werken voor nationale dagbladen en nieuwszenders minder geneigd zijn dan minder ‘elitaire’ nieuwsverspreiders (bv. alternatieve websites) om hun rol als gatekeeper te verlaten door in interactie te gaan met andere nieuwsverzamelaars en commentatoren op Twitter. Traditionele journalisten gedragen zich dus nog eerder conservatief op Twitter: ze bieden weinig transparantie over hun journalistieke praktijk, gaan weinig in discussie met andere twitteraars, laten weinig los over hun persoonlijke leven en maken zelden gebruik van hyperlinks naar externe websites.
34
5.2 Twitter in de Vlaamse journalistieke praktijk
In Vlaanderen is onderzoek naar Twittergebruik bij journalisten vrijwel onbestaande. We kunnen wel verwijzen naar het onderzoek dat Quadrant Communications voert naar het gebruik van sociale media door Belgische journalisten. “De gemiddelde Belgische journalist loopt nog niet warm voor sociale media”, concludeerde Frank De Graeve, ex-journalist en expert media relations, uit zijn onderzoek in 2009. Eén van de resultaten van het onderzoek was dat amper 9% van de journalisten Twitter gebruikte voor beroepsdoeleinden (De Graeve, 2009). De conclusie na een gelijkaardige enquête in 2010, bij 489 journalisten, klonk al veel optimistischer: “kloof tussen pers en social media wordt kleiner” (De Graeve, 2010). Ongeveer een kwart van de journalisten had ondertussen een account op Twitter. Het aantal journalisten dat Twitter gebruikt voor professionele doeleinden bleek verdubbeld te zijn naar 18%. Zeven procent van de journalisten volgde enkel accounts op Twitter, zonder zelf tweets te posten. Drie procent van de respondenten gebruikte Twitter als persoonlijk medium.
Het gebruik van sociale media bij journalisten kent dus duidelijk een opwaartse trend. De onderzoeksresultaten van Frank De Graeve zetten Charlotte Van Houtte en Amaury Van Kenhove er dan ook toe aan om een thesisonderzoek te voeren naar het Twittergebruik bij Vlaamse journalisten. Ze deden dit op twee manieren. Enerzijds analyseerden ze gedurende de maanden februari en maart 2011 de tweets van meer dan 170 journalisten. Anderzijds namen ze een online enquête af bij circa 130 journalisten, om zo inzicht te krijgen in het gebruik van sociale media – en Twitter in het bijzonder – door journalisten.
Uit de analyse van de tweets leerden Van Houtte & Van Kenhove (2011) dat Vlaamse journalisten op hun Twitteraccount heel erg actief bezig zijn met het promoten van hun job en er ook contact op houden met hun collega’s. Maar journalisten gebruiken Twitter ook om informatie te verzamelen en te communiceren over nieuwsgerelateerde zaken. Luisteren 2.0 en praten 2.0 zijn dus bruikbare concepten. Uit de online enquête blijkt dat de meeste journalisten Twitter en zijn verschillende mogelijkheden nog aan het ontdekken zijn. Hun houding tegenover het sociale medium is wel overwegend positief en men spoort collega’s ook aan om het uit te proberen. Die houding biedt potentieel voor het gebruik van Twitter bij Vlaamse journalisten in de toekomst.
En dat blijkt ook uit een nieuw onderzoek dat Quadrant Communications in 2012 voerde naar het gebruik van sociale media door journalisten: volgens de resultaten van de enquête gebruikt ondertussen al 51 procent van de journalisten Twitter tijdens het werk. In 2010 was dat nog maar achttien procent, in 2009 negen procent (De Graeve, 2012).
35
DEEL II: METHODOLOGIE EN EMPIRIE
6. VRAAG- EN DOELSTELLING Wij willen dus onderzoeken of de Vlaamse sportjournalisten zich aangepast hebben aan de uitdagingen in de netwerkmaatschappij. Meer bepaald focussen wij ons op hun activiteit op Twitter, omdat dit sociale medium zich sinds 2006 opgeworpen heeft tot hét medium bij uitstek als het gaat om het verspreiden van nieuws. Het belangrijkste voordeel van dit nieuwe medium is dat de gewone burger nu ook een stem heeft in de nieuwsstromen, maar die medaille heeft ook een keerzijde. De traditionele journalist verliest op Twitter voor een groot deel zijn rol als gatekeeper door het grote aantal burgerjournalisten dat erop actief is. Maar de traditionele journalist kan het Internet – en Twitter in het bijzonder – niet langer negeren in zijn beroepspraktijk en moet dus zijn positie als nieuwsverspreider zien te handhaven in deze nieuwe omgeving. Wij hebben ervoor gekozen om ons te focussen op de sportjournalistiek. Sport en media zijn de laatste decennia steeds meer naar elkaar toegegroeid. De culturele en economische belangen die spelen in het domein van de ‘media sport’ zijn enorm. Sportjournalisten hebben, als waakhond van dit domein, een belangrijke functie in de maatschappij, maar ook zij moeten Twitter dus zien te incorporeren in hun dagelijkse beroepspraktijk. Het doel van dit onderzoek is bijgevolg om een antwoord te formuleren op volgende onderzoeksvraag: “Hoe gebruikt de Vlaamse sportjournalist Twitter in zijn dagelijkse beroepspraktijk?”
Wij zullen een antwoord proberen bieden op deze centrale vraagstelling aan de hand van enkele deelvragen die een concrete inzage bieden op het gedrag van de Vlaamse sportjournalisten op de sociale netwerksite Twitter.
Hoewel er nog maar weinig onderzoek gevoerd is naar het gebruik van Twitter in de journalistieke praktijk, reikt de literatuur ons toch enkele bruikbare concepten aan om het Twittergebruik van de Vlaamse sportjournalist aan af te toetsen. Zo blijkt dat de netwerkjournalist zich vooral moet aanpassen aan drie basiskenmerken van de online omgeving. Journalisten moeten eerst en vooral gebruikmaken van de mogelijkheden tot interactie op nieuwe mediaplatformen zoals Twitter. Op die manier kan de gewone burger inspraak krijgen in het nieuws dat verspreid wordt. Verder moet de journalist op Internet zoveel mogelijk gebruikmaken van hyperlinks en multimedia. Dit zijn twee ‘online tools’ die de journalist kunnen helpen om op efficiënte wijze nieuws en informatie te verspreiden naar
36
zijn publiek toe. Wij zullen daarom onderzoeken of de traditionele journalist deze nieuwe mogelijkheden al geïntegreerd heeft in zijn journalistieke praktijk. Ook de concepten ‘luisteren 2.0’ en ‘praten 2.0’ zijn bruikbaar voor ons onderzoek. Volgens Tom Bakker (2011) zijn dit de twee centrale concepten in de onlinejournalistiek. Wij zullen beide concepten dan ook toetsen aan het concrete Twittergebruik van de Vlaamse sportjournalist.
37
7. METHODOLOGIE 7.1 Dataverzameling
Het empirisch gedeelte van deze masterproef zal uit twee onderdelen bestaan. In het eerste deel zullen we op exploratieve wijze een beknopte analyse maken van de accounts van de Vlaamse sportjournalisten die in het onderzoek betrokken werden. We hebben ervoor gekozen om dit eerste deel relatief kort te houden, omdat we vooral de nadruk willen leggen op het tweede onderzoek in ons empirisch luik. Toch vinden we dit exploratieve onderzoek essentieel, omdat het aanvullende informatie kan bieden op de resultaten die uit het tweede onderzoek zullen voortkomen. Volgens T. Bakker & P. Bakker (2011) bevat het Twitterprofiel van een journalist best zijn echte naam, een foto van zichzelf, een link naar de website van zijn werkgever en een korte biografie die zijn expertise in de journalistiek beschrijft en nog wat interessante persoonlijke informatie bevat. Verder kunnen ook de concepten ‘luisteren 2.0’ en ‘praten 2.0’ van Tom Bakker (2011) gelinkt worden aan het profiel van de journalisten. Op dat profiel staan onder ‘following’ de accounts waarvan de journalist in kwestie updates wil ontvangen op zijn startpagina. De journalist wil dus luisteren naar wat deze personen te zeggen hebben en denkt daaruit interessante informatie te kunnen halen voor zijn beroepspraktijk. Praten 2.0 wordt gelinkt aan de tweets die de journalisten versturen en aan de ‘followers’ die zij hebben. De hoeveelheid tweets die een journalist verstuurt, wijst op zijn wil om te praten via zijn Twitteraccount. En hoe meer volgers een journalist heeft, hoe groter het publiek is dat hij bereikt met zijn tweets. Het aantal tweets, ‘followings’ en ‘followers’ blijft uiteraard niet stabiel. Daarom vermelden wij dat de gegevens die in deze masterproef gebruikt worden, dateren van 1 mei 2012. Op basis van die gegevens hebben wij de sportjournalisten onderverdeeld in vier groepen. Deze groepen onderscheiden zich van elkaar door het Twittergedrag van de leden ervan: de leden van iedere groep gebruiken Twitter op een manier die ze onderscheidt van de leden van de andere groepen. We kunnen hier echter niet over clusteranalyse spreken, omdat we geen statistisch programma gebruikt hebben voor dit onderzoek. Wij zullen toch zo goed mogelijk proberen verantwoorden waarom wij juist deze indeling gemaakt hebben en welk inzicht die indeling ons kan bieden over het gedrag van de Vlaamse sportjournalist op Twitter.
Het tweede deel van het empirisch onderzoek is een kwantitatieve inhoudsanalyse van in totaal 708 tweets van 40 Vlaamse sportjournalisten. We hebben voor deze methode gekozen omdat er nog maar weinig bekend is over het precieze gebruik van Twitter door journalisten. Wij willen met behulp van deze exploratieve inhoudsanalyse een beter beeld krijgen van de
38
precieze activiteiten van de journalist op Twitter. Een inhoudsanalyse lijkt ons efficiënter dan bijvoorbeeld een enquête bij de journalisten, omdat die methode tot respondentenbias kan leiden. Bovendien kunnen wij verwijzen naar de journalistenenquêtes van Quadrant Communications over het gebruik van sociale media bij journalisten om de zaak van die kant te belichten. Een kwantitatief onderzoek zal ons bovendien aan cijfermateriaal helpen, wat een handige basis kan vormen voor verder onderzoek omtrent dit onderwerp. Aan de hand van de literatuur werd een codeerformulier opgesteld op basis waarvan iedere tweet geanalyseerd werd (zie bijlage 7.1). Hieronder volgt een korte toelichting bij de vragen die gesteld worden in het codeerformulier:
1. De openingsvraag bepaalt met welke van de drie mogelijke soorten tweets we te maken hebben. Indien het om een retweet gaat onderzoeken we ook van wie de oorspronkelijke tweet was; indien de tweet een reply is onderzoeken we aan wie hij gericht is. De vijf mogelijkheden hierbij (en deze komen ook terug bij verdere vragen) zijn de officiële account van de werkgever van de journalist in kwestie, een collega-journalist, een sporter, iemand van het publiek of een vriend of kennis van de journalist. Met deze vraag kan de graad van interactiviteit gemeten worden: met wie gaat de journalist in dialoog? En vooral: heeft het publiek invloed op de beroepspraktijk van de journalisten?
2. Vraag twee onderscheidt persoonlijke tweets (bv. over de muzieksmaak van de journalist) van professionele, beroepsgerelateerde tweets. Omdat we enkel geïnteresseerd zijn in wat de sportjournalisten beroepsmatig doen met hun Twitteraccount, gaan we slechts verder met het coderen van de tweet als het om een professionele tweet gaat. Vervolgens onderzoeken we wat de journalist inhoudelijk doet met zijn tweet. Een kort exploratief vooronderzoek leverde ons vier mogelijkheden op: de journalist kan een verslag of een stand van zaken geven over een bepaald sportgebeuren, hij kan promotie maken voor zijn eigen medium, hij kan communiceren over een bepaald gebeuren of duiding geven bij zijn eigen werk, of hij kan een persoonlijke mening verkondigen over een sportfeit. Onder de categorie ‘andere’ kan eventueel nog een andere inhoud vermeld worden.
3. We onderzoeken ook over welke sport er specifiek getwitterd wordt. Voetbal en wielrennen zijn de twee populairste sporten in Vlaanderen. Het is dus niet toevallig dat de betrokken dagbladredacties gespecialiseerde journalisten in dienst nemen voor specifiek één van beide sporttakken. Indien het onderwerp van de tweet voetbal is, wordt ook aangeduid om welke Belgische club of welke competitie het gaat. Indien
39
het onderwerp wielrennen is, wordt vermeld over welke wedstrijd de journalist twittert. Het is natuurlijk ook mogelijk dat de tweet over een andere sport gaat, of dat de journalist niet over een sport in het bijzonder, maar over de journalistieke praktijk in het algemeen bericht.
4. Het is mogelijk dat de journalist een andere account vermeldt in zijn tweet. We spreken dan over een ‘mention’ (cf. supra). Indien dit het geval is, duiden we opnieuw aan om welke van de vijf mogelijke categorieën van accounts het gaat.
5. Op een mention kan geklikt worden. De gebruiker die dit doet, wordt dan verwezen naar de profielpagina van de account die vermeld werd. Een mention vormt dus een hyperlink in een tweet. Het gebruik van hyperlinks is één van de kenmerken van de journalistieke praktijk in de online omgeving. Andere mogelijke hyperlinks zijn reply’s, hashtags of links naar een website, een blog of multimedia. Reply’s komen in de eerste vraag al aan bod; hashtags in vraag drie, aangezien deze meestal over het onderwerp van de tweet gaan. Een hyperlink kan naar vier soorten websites verwijzen: naar de site van de eigen werkgever (promotie voor de werkgever dus), een persoonlijke website van de journalist, een andere sportsite of nog een andere soort website (bv. Facebook). Er kan in de tweet ook verwezen worden naar een blog: het gaat dan om een link naar de eigen blog of naar de blog van een collega. Het gebruik van multimedia is het derde kenmerk – naast interactiviteit en hypertekstualiteit – dat vaak aan onlinejournalistiek gelinkt wordt. Op Twitter kan een journalist een foto , een video of een link naar een andere tweet aan zijn bericht toevoegen.
6. Met de laatste vraag onderzoeken we of de tweets van de sportjournalisten geretweet worden en, als dat zo is, hoeveel keer dat het geval is per tweet en door wie dat dan gebeurt. Dit zegt iets over het publiek van de sportjournalist. Wie wordt er eigenlijk bereikt met de tweets en wie is echt geïnteresseerd?
De ingevulde codeerformulieren worden geanalyseerd (cf. infra) en de resultaten die daaruit voortkomen zullen gelinkt worden aan de theoretische concepten die we uit de literatuur gehaald hebben. Op deze manier willen we tot een allesomvattend beeld komen van de manier waarop de Vlaamse sportjournalist Twitter gebruikt in zijn beroepspraktijk.
40
7.2 Onderzoekspopulatie en steekproef
Om een antwoord te kunnen bieden op de gestelde onderzoeksvragen, moest er een groep van sportjournalisten geselecteerd worden. Het belangrijkste selectiecriterium was het medium waarvoor deze journalisten werken. Omdat we te weten willen komen hoe de traditionele sportjournalist zich aangepast heeft aan de mogelijkheden van het nieuwe medium Twitter, kozen we ervoor om sportjournalisten te selecteren die voor de drie traditionele media werken, namelijk krant, televisie en radio. Vlaanderen telt twee grote populaire dagbladen, die ook ruime aandacht besteden aan sportnieuws. Daarom werd ervoor geopteerd om alle sportjournalisten in rekening te brengen die in vast dienstverband werken voor Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad. Op audiovisueel gebied is Sporza de toonaangevende sportzender. Sporza is een onderdeel van de openbare omroep, VRT, en zendt zowel uit via de radio (Sporza Radio op Radio 1) als via televisie (Sporza op één of Canvas). De openbare omroep heeft de televisierechten op onder andere de Europa League voetbal en een groot deel van de wielerwedstrijden. We kozen ervoor om ook bij Sporza alle sportjournalisten in vast dienstverband te selecteren. Sporza heeft echter ook een online redactie, die sportnieuws verspreidt via de website sporza.be, maar ook de sportverslaggeving op de teletekstpagina’s van de openbare omroep verzorgt. Omdat het ons interessant leek om de vergelijking te maken met een online redactie, die per definitie werkzaam is op het Internet, hebben we ook de journalisten in vast dienstverband bij Sporza Online in rekening gebracht.
In bijlage zit een lijst van al deze journalisten, 72 in totaal (zie bijlage 7.2). Bij de dagbladen zijn de journalisten gegroepeerd op basis van de sport waarover ze hoofdzakelijk schrijven. Bij Sporza wordt het onderscheid gemaakt tussen radio en televisie enerzijds en de online redactie anderzijds. Verder werd er ook nog een ‘natuurlijke selectie’ gemaakt: uiteraard konden enkel de journalisten die een profiel op Twitter hebben onderwerp van dit onderzoek worden. Van de 72 journalisten bleven er daardoor nog 40 over. Een simpele berekening leert ons dat 56% van de (geselecteerde) sportjournalisten een Twitterprofiel heeft. Dit cijfer komt ongeveer
overeen
met
de
resultaten
van
de
journalistenenquête
van Quadrant
Communications, waaruit bleek dat 51% van de journalisten Twitter gebruikt voor professionele doeleinden. Of al deze journalisten ook echt (professioneel) actief zijn op Twitter, is uiteraard nog een andere vraag en zal moeten blijken uit onze onderzoeksresultaten. In de bijlage zijn ook de Twitteraccounts van de journalisten opgenomen, waardoor duidelijk te zien is hoeveel journalisten per medium op Twitter zitten. Wat in dat lijstje op het eerste zicht opvalt is dat bij ieder medium ongeveer de helft van de journalisten een account op Twitter heeft. De webredactie van Sporza vormt daarop de uitzondering: negen van de tien vaste redactieleden hebben een Twitteraccount. Dit is logisch,
41
aangezien deze journalisten per definitie werken op het Internet en sociale media een centrale plaats innemen op de website van Sporza.
Wij zijn dus tot een groep van veertig sportjournalisten gekomen. Van deze journalisten zullen we in een eerste onderzoeksfase de Twitteraccount van naderbij bekijken. In het tweede onderdeel van de empirische studie zullen we een kwantitatieve inhoudsanalyse uitvoeren op de tweets die deze journalisten verstuurden van 1 april 2012 tot en met 15 april 2012. Deze periode werd gekozen, omdat het zowel in het voetbal als in het wielrennen een ontzettend druk moment van het seizoen was. In het voetbal was er speeldag één tot en met vier van play-off 1, rechtstreekse duels die beslisten over de titel in de eerste klasse van het Belgische voetbal. Tegelijkertijd werden ook play-off 2 (strijd om een Europees ticket) en play-off 3 (strijd tegen de degradatie) afgewerkt. Op internationaal vlak waren er de kwartfinales in de Champions League en de Europa League en was er ook de titelstrijd in grote voetballanden zoals Engeland en Spanje. In deze periode van het seizoen ligt ook het zwaartepunt van het klassieke voorjaar in het wielrennen. Op 1 april was er de Ronde Van Vlaanderen, de populairste wielerwedstrijd bij het Vlaamse publiek. Nog in deze periode waren er de Scheldeprijs Schoten (4 april), Parijs-Roubaix (8 april), de Brabantse Pijl (11 april) en de Amstel Gold Race (15 april). Ook in andere sporttakken was het een drukke periode, met bijvoorbeeld de strijd om de titel in het volleybal en de kwalificatie van onze landgenoot Luca Brecel als jongste snookerspeler ooit voor het WK in Sheffield.
7.3 Dataverwerking
Zoals gezegd zullen we in het eerste deel van de empirie een korte exploratieve analyse maken van de profielpagina’s van de sportjournalisten. Maar om een antwoord te formuleren op onze onderzoeksvraag, zal vooral een grondige analyse van het tweede luik van onze empirische studie van belang zijn. Voor dat tweede luik selecteerden wij dus veertig sportjournalisten met een Twitteraccount. Alle tweets die deze journalisten verstuurden van 1 tot en met 15 april werden gecodeerd aan de hand van een vooraf opgesteld codeerformulier (cf. supra). De in totaal 708 gecodeerde tweets werden vervolgens ingevoerd in het statistische softwareprogramma SPSS Statistics 20. SPSS stelde ons in staat om tabellen uit te tekenen die onze gegevens beschrijven en vooral ook om statistische analyses uit te voeren op die gegevens. De outputs die u verder in deze masterproef aantreft zijn dus allemaal het product van SPSS Statistics 20. Wij hebben al deze outputs in bijlage geplaatst, omdat het corpus van de masterproef anders te onduidelijk zou worden. Wij hebben immers tussen de tekst in ook screenshots van tweets verwerkt, die in combinatie met de tabellen en grafieken van SPSS tot een onduidelijk geheel zouden leiden.
42
7.4 Onderzoeksresultaten
7.4.1
Onderzoek 1: exploratieve analyse van de Twitterprofielen van de Vlaamse sportjournalisten
Volgens Quadrant Communications gebruikt 51 procent van de journalisten Twitter voor professionele doeleinden (De Graeve, 2012). Van de 72 sportjournalisten die wij selecteerden hebben er veertig een account op Twitter, wat neerkomt op 56 procent. Beide cijfers komen dus vrijwel overeen, maar wat ons in dit onderzoek vooral interesseert is wat de sportjournalist precies doet met zijn Twitteraccount. Deel twee van het empirisch gedeelte zal een gedetailleerd antwoord bieden op deze vraag, maar een exploratieve analyse van de Twitterprofielen van de geselecteerde journalisten kan ons belangrijke aanvullende informatie opleveren over hun precieze gebruik van Twitter.
In bijlage zit een tabel met een beschrijving van de Twitterprofielen van de veertig geselecteerde sportjournalisten (zie bijlage 7.3). Naast de naam van iedere journalist staan vier gegevens vermeld: de werkgever van de journalist, het aantal accounts dat gevolgd wordt door de journalist (‘following’), het aantal accounts waardoor de journalist gevolgd wordt (‘followers’) en het aantal tweets dat de journalist al verzonden heeft. Tom Bakker (2011, cf. supra) associeert de ‘followings’ van een journalist met luisteren 2.0: de journalist ziet deze accounts als belangrijke bronnen van informatie en gaat deze dus volgen. De ‘followers’ van een journalist linkt Bakker met praten 2.0: deze personen hebben aangegeven de updates van de journalist in kwestie te willen volgen en vormen dus het publiek waarnaar de journalist op Twitter kan communiceren. Het aantal tweets geeft hierbij aan in welke mate de journalist daadwerkelijk ‘praat’ via Twitter. Wanneer wij de Twitteraccounts van de sportjournalisten op basis van deze criteria beoordelen, zien wij dat deze in een viertal groepen onderverdeeld kunnen worden.
7.4.1.1 Groep 1: Weinig tot geen activiteit
Van de 40 sportjournalisten met een account op Twitter, zijn er 7 die weinig tot niet actief blijken te zijn op de sociale netwerksite. Wouter Devynck en Hilde Van Malderen (Het Laatste Nieuws), Ludo Vandewalle (Het Nieuwsblad), Filip Joos en Inge Van Meensel (Sporza AV) en Roan Dom en Maarten Geens (Sporza online) scoren laag op de drie parameters die wij hanteren. Deze journalisten volgen weinig andere accounts, worden zelf ook zo goed als niet gevolgd en geen enkele van deze journalisten (uitgezonderd Maarten Geens) heeft al meer dan vijf tweets verstuurd.
43
Toch hebben deze journalisten niet zomaar een account op Twitter aangemaakt. Wanneer wij bijvoorbeeld de accounts, die gevolgd worden door Wouter Devynck, van naderbij bekijken, zien wij dat deze voetbaljournalist van Het Laatste Nieuws uitsluitend accounts van voetballers volgt. Een nog diepere analyse leert ons dat de meeste van deze voetballers uitkomen voor Club Brugge, wat niet toevallig is, want Wouter Devynck schrijft in Het Laatste Nieuws vooral wedstrijdverslagen en artikels met betrekking tot Club Brugge. Hetzelfde geldt voor zijn collega Hilde Van Malderen. Deze journaliste schrijft vooral over KAA Gent en volgt dan ook vooral de accounts van de voetballers van die club. Ook Inge Van Meensel (Sporza AV) gebruikt Twitter vooral om accounts te volgen. Deze journaliste zien we vooral op tv tijdens Grand Slams in het tennis en dat blijkt ook uit de lijst van accounts die ze volgt. Verder volgt Van Meensel ook accounts van andere gevestigde nieuwsbronnen in de sportwereld zoals Guardian Sport en BBC Sport.
Filip Joos is een apart geval in dit lijstje. De Sporza-journalist is de enige die een groot aantal volgers heeft (7080). De reden hiervoor is echter voor de hand liggend: Joos is een bekend televisiefiguur. Hij is de vaste commentator bij voetbalwedstrijden die uitgezonden worden op één of Canvas en doet hetzelfde bij betaalzender Sporting Telenet. Verder duikt Joos nog op in talkshows, zoals Extra Time, en schrijft hij sportcolumns in De Morgen. Filip Joos volgt slechts 11 accounts en heeft nog maar 3 tweets verstuurd – de laatste dateert van 19 december 2010 – wat doet uitschijnen dat hij zijn Twitteraccount nauwelijks of niet bekijkt.
Ook Roan Dom (Sporza AV) heeft nog geen enkele tweet verstuurd, maar volgt wel ruim honderd accounts. We zien echter dat het vooral gaat om collega-journalisten en bekende figuren die niet altijd iets met sport te maken hebben. Dom lijkt Twitter dus niet echt te gebruiken voor zijn beroepspraktijk. Zijn collega Maarten Geens verstuurde zijn eerste tweet pas begin dit jaar. Hij verzond geen enkele tweet in de periode die wij onderzochten, en wanneer we zijn andere tweets bekijken, zien we dat deze zelden te maken hebben met de journalistieke praktijk. De accounts die hij volgt zijn ook vooral die van zijn collega’s. Ludo Vandewalle is de chef Sport van Het Nieuwsblad, maar uit zijn cijfers (15 volgend, 13 volgers, 1 tweet) blijkt dat ook hij weinig gebruikmaakt van Twitter.
7.4.1.2 Groep 2: Vooral luisteren 2.0
Bart Fieremans, Kurt Boes en Marc Ghyselinck (Het Laatste Nieuws), Gunther De Vos, Michaël Van Damme en Niels Vleminckx (Het Nieuwsblad), Dirk Gerlo (Sporza AV) en Thomas Swannet (Sporza online) volgen vooral een groot aantal accounts, terwijl ze zelf
44
amper gevolgd worden en amper tweets versturen. De cijfers wijzen er dus op dat deze sportjournalisten Twitter vooral als bron van informatie gebruiken, maar dat ze het minder belangrijk vinden zelf te communiceren via de sociale netwerksite. Bij de gevolgde accounts van Bart Fieremans zien we bijvoorbeeld veel accounts van voetballers, tennissers en andere sporters. Opvallend is dat er wel enkele collega’s zijn die Fieremans volgens (bijvoorbeeld Niels Poissonnier en Kristof Terreur), maar dat Fieremans zelf hun accounts niet volgt. Fieremans wil Twitter dus enkel gebruiken als bron en niet om ermee te communiceren naar collega’s of het publiek toe. Hij heeft dan ook nog geen enkele tweet verstuurd.
Kurt Boes en Marc Ghyselinck hebben wel al enkele tientallen tweets verstuurd, maar ook bij hen valt vooral het grotere aantal gevolgde accounts op. Beide journalisten staan in voor wielrennen bij Het Laatste Nieuws en dat is ook te merken aan hun lijst accounts onder ‘following’. Michaël Van Damme van Het Nieuwsblad illustreert het best wat luisteren 2.0 inhoudt: hij volgt maar liefst 626 accounts, maar verstuurde zelf amper 9 tweets naar een publiek van 53 volgers. De accounts die hij volgt zijn bijna allemaal van wielrenners, want Van Damme specialiseert zich bij zijn werkgever in deze sport. Voor hem is Twitter duidelijk een belangrijke bron. Ook zijn collega’s Gunther De Vos en Niels Vleminckx volgen meer dan honderd accounts, terwijl ze heel wat minder volgers hebben en een beperkt aantal tweets verzonden hebben. Dirk Gerlo en Thomas Swannet van Sporza hebben allebei nog nooit een tweet verzonden. Ook zij volgen wel ruim honderd accounts van sportlui op Twitter: bij Gerlo gaat het vooral om tennissers, Swannet is vooral geïnteresseerd in wielrennen.
7.4.1.3 Groep 3: Zowel luisteren 2.0 als praten 2.0
De vorige groep journalisten zag Twitter enkel als informatiebron, maar de meeste journalisten hebben begrepen dat ook communiceren via Twitter interessant kan zijn. Rudy Nuyens (Het Laatste Nieuws), Ann Braeckman, Hugo Coorevits en Walter Wauters (Het Nieuwsblad), Eric Dupain, Gert Geens, Steffy Merlevede, David Naert, Bert Pitschon, Tom Vandenbulcke, Maarten Vangramberen en Stef Wijnants (Sporza AV) en Jimmy Borghs, Christophe Clement, Thomas Gillis en Laurent Vandensande (Sporza online) volgen een groot aantal accounts, maar versturen ook zelf heel wat tweets naar een relatief groot publiek. De drie getallen liggen bij deze journalisten meestal in elkaars buurt. Omdat het grootste deel van deze journalisten ook zal terugkomen in het tweede deel van ons empirisch luik, gaan we hier niet dieper in op wat deze journalisten precies vertellen op Twitter. Wat wel opvalt bij het lijstje journalisten in deze groep, is dat vooral Sporza-journalisten begrepen hebben dat de combinatie tussen luisteren 2.0 en praten 2.0 een belangrijk pluspunt is van Twitter.
45
7.4.1.4 Groep 4: Vooral praten 2.0
De journalisten die nog overblijven zijn sterk te vergelijken met groep 3 als het gaat over luisteren 2.0: ze volgen ook een groot aantal Twitteraccounts, vooral die van sporters en collega’s. Maar het verschil met de vorige groep zit in het communiceren: Niels Poissonnier en Kristof Terreur (Het Laatste Nieuws), Renaat Schotte, Christophe Vandegoor, Karl Vannieuwkerke, Stijn Vlaeminck en Marc Willems (Sporza AV) en Lesley Demuynck en Erwin Van den Sande (Sporza online) versturen een veel groter aantal tweets dan het aantal accounts dat ze volgen. Het bekendste voorbeeld is Karl Vannieuwkerke: deze Sporzajournalist komt vaak op televisie en staat erom bekend een fervent gebruiker te zijn van Twitter. Vannieuwkerke verstuurde inderdaad al de meeste tweets van alle sportjournalisten (4484) en heeft dan ook het grootste aantal volgers (42740). Ook de andere journalisten in deze groep hebben al meer dan duizend tweets verstuurd (met uitzondering van Stijn Vlaeminck). Opnieuw valt op dat het vooral Sporza-journalisten zijn die in het lijstje voorkomen. Dat is zeker deels te verklaren door het feit dat heel wat van die journalisten bekend zijn van radio- en televisie-uitzendingen. Journalisten die werken voor audiovisuele media komen door hun zichtbaarheid nu eenmaal meer in de spotlights dan collega’s bij de geschreven pers. Opnieuw verwijzen we voor de inhoud van de tweets van deze sportjournalisten naar het tweede luik van onze empirische studie.
7.4.1.5 Vormelijke
kenmerken
van
de
Twitterprofielen
van
de
Vlaamse
sportjournalisten
Volgens T. Bakker & P. Bakker (2011) bevat het Twitterprofiel van een journalist best zijn echte naam, een foto van zichzelf, een link naar de website van zijn werkgever en een korte biografie die zijn expertise in de journalistiek beschrijft en nog wat interessante persoonlijke informatie bevat. Wij zullen kort bekijken of de Twitterprofielen van de veertig geselecteerde sportjournalisten voldoen aan deze volwaarden.
Eerst en vooral stellen wij vast dat iedere journalist zijn echte naam vermeldt op zijn Twitterprofiel. Het zou ook ideaal zijn, moest de naam van iedere Twitteraccount de echte naam van de journalist bevatten, maar dat is niet altijd het geval. Wij merken wel dat bij 24 van de 40 journalisten de volledige naam vervat zit in de accountnaam (bv. @GuntherDeVos, @lesleydemuynck). In 12 van de 40 gevallen gaat het om een afleiding van de naam van de journalist, maar het is al niet helemaal duidelijk meer over wie het precies gaat als je de accountnaam ergens op Twitter ziet verschijnen (bv. @Fieri7 voor Bart Fieremans, @niels_27 voor Niels Poissonnier). In sommige gevallen wordt enkel de eerste letter van de
46
voornaam vermeld in combinatie met de familienaam (bv. @R_Nuyens, @mvangramberen). Karl Vannieuwkerke gebruikt enkel zijn achternaam (@vannieuwkerke), maar deze Twitternaam is ondertussen zo bekend geworden dat dit voor weinig problemen zal zorgen. Vier journalisten gebruiken echter een naam voor hun account waaruit hun echte naam nauwelijks of niet valt af te leiden: @Bloten (Wouter Devynck), @elterror81 (Kristof Terreur), @Wielervrouwtje (Ann Braeckman) en @wielerman (Renaat Schotte). Voor deze laatste vormt dit minder problemen dan voor de rest van zijn collega’s, omdat Schotte – net als @Vannieuwkerke – bekendstaat om zijn getwitter. Vooral de accountnaam van Wouter Devynck is onverklaarbaar, maar anderzijds heeft deze journalist toch nog nooit een tweet verstuurd. Maar zoals gezegd, vermeldt iedere journalist zijn echte naam wel op zijn Twitterprofiel, waardoor een afwijkende accountnaam weinig problemen oplevert. Christophe Clement van Sporza verdient nog een eervolle vermelding: hij geeft als hoofdredacteur Sport het goede voorbeeld en vermeldt zelfs de naam van zijn werkgever in zijn accountnaam (@CClement_sporza). Als wij de profielfoto’s bekijken – het tweede belangrijke onderdeel van een goed Twitterprofiel van een journalist – zien we dat er ook hier relatief goed gescoord wordt: 24 van de 40 journalisten staan duidelijk afgebeeld op hun profielfoto. Minder goed is dat acht journalisten zelfs de moeite niet gedaan hebben om een profielfoto te uploaden. De overige acht journalisten gebruiken ofwel een foto van zichzelf waarop moeilijk het gezicht van de persoon in kwestie te zien is – Gert Geens gebruikt bijvoorbeeld zelfs een babyfoto van (vermoedelijk) zichzelf, wat niet echt nuttig is – ofwel een foto waar iets helemaal anders opstaat. Hugo Coorevits (Het Nieuwsblad) doet het daarbij niet helemaal slecht: op zijn profielfoto staat een wagen afgebeeld met het logo van zijn werkgever erop.
De sportjournalisten doen het heel slecht met de derde tip van Tom en Piet Bakker. Zo plaatsen slechts twee journalisten die voor de Sporza-website werken ook een link naar die site op hun Twitterprofiel. Dat is toch wel heel opvallend, aangezien deze journalisten rechtstreeks verbonden zijn aan hun website. De journalisten van de audiovisuele tak van Sporza doen het iets beter. Op de profielpagina van Renaat Schotte staat een link naar een filmpje in de Videozone van de Sporza-website, waarin hijzelf de reporter is. Stef Wijnants doet het nog anders: hij vermeldt een link naar zijn persoonlijke blog Sportstories, maar in zijn korte biografie geeft hij dan wel de link naar de website van zijn werkgever Sporza. Karl Vannieuwkerke vermeldt enkel een link naar zijn persoonlijke blog en dus niet naar de website van Sporza. Marc Willems linkt wel naar Sporza op de klassieke manier. Van Het Nieuwsblad plaatst enkel Ann Braeckman een link naar Sportwereld, de sportbijlage van het
47
dagblad, op haar profiel. Geen enkele van de journalisten van Het Laatste Nieuws plaatst een link naar de website op zijn profiel.
In de korte biografieën van de journalisten zit heel wat variatie. Eerst en vooral: 18 journalisten hebben zelfs de moeite niet gedaan om een korte biografie te schrijven. Het gaat dan vooral om de journalisten die amper actief zijn op Twitter en ook geen profielfoto geüpload hebben, maar ook fervent gebruiker Christophe Vandegoor faalt op dit aspect. Op zijn profielfoto is bovendien ook alleen maar een hemelsblauwe zee te zien, dus qua transparantie scoort het Twitterprofiel van Vandegoor niet zo goed. De 22 journalisten die wel een korte biografie geschreven hebben, doen dat over het algemeen ook goed: 18 ervan verwijzen expliciet naar hun werkgever. Vijf journalisten doen het perfect en hebben een mention naar de Twitteraccount van hun werkgever in hun biografie geplaatst. Echt persoonlijke informatie wordt minder vrijgegeven: Erwin Van den Sande doet dit wel en vermeldt zijn geboortedatum, Stef Wijnants is een trotse vader en fan van voetbaltrainer José Mourinho en zwemmer Michael Phelps, Niels Vleminckx en Kristof Terreur zijn niet enkel sportjournalisten, maar ook muziekliefhebbers en Ann Braeckman “geniet van het leven in Gent”. Als wij een korte globale conclusie maken van de profielpagina’s van de veertig sportjournalisten, kunnen wij besluiten dat deze over het algemeen goed zijn uitgewerkt, rekening houdend met de criteria van Tom en Piet Bakker. De journalisten die uit de toon vallen, zijn meestal ook diegene die minder actief zijn op Twitter. Wat bij de meeste journalisten wel beter moet, is het plaatsen van een link naar de website van de werkgever. De goede resultaten zijn in het bijzonder positief met het oog op de rol van journalisten als ‘superknooppunten’ in de online omgeving (Volkmer & Heinrich, 2008). Wanneer journalisten Twitter op de juiste manier integreren in hun beroepspraktijk, en meer bepaald de combinatie van luisteren 2.0 en praten 2.0 maken, kunnen zij zich handhaven in een netwerkmaatschappij die gekenmerkt wordt door een overvloed aan nieuwsstromen.
Ten slotte willen wij nog twee accounts belichten, die een goed voorbeeld vormen van hoe het wel moet. Kristof Terreur doet iets heel opvallend, wat geen enkele andere journalist doet. Hij schrijft in zijn korte biografie het volgende: “Note: this are my personal views, not those of HLN”. Uit de kwantitatieve inhoudsanalyse zal blijken dat journalisten Twitter vooral gebruiken om persoonlijke meningen te geven over sportgebeurtenissen. Het is daarom ook aangeraden om te vermelden dat het gaat om persoonlijke opinies, die losstaan van de lijn die de redactie van de werkgever in kwestie wil varen. Het tweede voorbeeld is de Twitteraccount van Lesley Demuynck, die echt alles bevat wat nodig is (zie afbeelding 7.1). Demuynck
48
gebruikt zijn echte naam en gebruikt die ook in zijn accountnaam, hij is duidelijk zichtbaar op zijn profielfoto (waarop zelfs het logo van Sporza zichtbaar is), er staat een link naar de Sporza-website op zijn profiel en ook zijn korte biografie bevat al het noodzakelijke.
Afbeelding 7.1
7.4.2
Onderzoek 2: kwantitatieve inhoudsanalyse van de tweets van de Vlaamse sportjournalisten
7.4.2.1 Algemene statistieken
Voor we aan de hand van de resultaten van onze kwantitatieve inhoudsanalyse een antwoord formuleren op onze onderzoeksvragen, willen we eerst nog enkele interessante, meer algemene statistieken meegeven. Zoals gezegd kwamen de tweets die verstuurd werden tussen 1 april 2012 en 15 april 2012 in aanmerking. In tabel 7.4 zien we hoeveel tweets er in totaal verstuurd werden door de veertig sportjournalisten over de gehele periode; in totaal waren dat er 708. De twee dagen waarop de meeste tweets verstuurd werden zijn 1 april en 8 april. Uit de inhoudelijke analyse van de tweets zal blijken dat dit niet toevallig is. Op deze dagen werden immers de twee belangrijkste voorjaarsklassiekers van het wielerseizoen gereden, respectievelijk de Ronde Van Vlaanderen en Parijs-Roubaix.
Tabel 7.5 geeft weer hoeveel tweets iedere journalist verstuurd heeft over de vijftien dagen. In bijlage 7.2 ziet u welke initialen, zoals gebruikt in tabel 7.5, bij welke journalist horen en voor welk medium de journalist werkt. De meest actieve journalist op Twitter was duidelijk Eric Dupain. Uit tabel 7.6 blijkt dat de Sporza-journalist 118 tweets verstuurde, 16,7% van het totale aantal tweets. Lesley Demuynck verstuurde 91 tweets, de derde meest actieve twitteraar was Karl Vannieuwkerke met 67 tweets. Ook interessant is het aantal tweets dat verzonden werd per werkgever. Opvallende conclusie uit tabel 7.7 is dat meer dan de helft van de tweets verzonden werden door journalisten die werken bij de audiovisuele poot van Sporza: maar liefst 397 tweets, of 56,1% van het totale
49
aantal tweets. De nuance daarbij is dat deze journalisten ook de grootste groep van de onderzoekspopulatie vormden: 16 van de 40 sportjournalisten werken bij Sporza AV, wat gelijk staat aan 40%. De journalisten van Sporza AV scoren dus nog altijd hoger dan verwacht, maar deze nuance maakt het resultaat minder overweldigend. Nog een andere nuance is dat Eric Dupain op zijn eentje 118 van die 397 tweets voor zijn rekening nam. Ook opvallend is de lage Twitteractiviteit bij de journalisten van Het Nieuwsblad: zij verstuurden slechts 30 tweets, of 4,2% van het totale aantal.
7.4.2.2 Persoonlijk versus professioneel
De centrale onderzoeksvraag van deze masterproef is hoe Vlaamse sportjournalisten Twitter gebruiken in hun beroepspraktijk. Bij het coderen van de tweets hebben we daarom een onderscheid moeten maken tussen persoonlijke en professionele tweets.
Uit de
onderzoeksresultaten blijkt immers dat de Vlaamse sportjournalist Twitter niet alleen gebruikt met betrekking tot zijn journalistieke praktijk. In tabel 7.8 zien we dat 29,8% van de verzonden tweets over persoonlijke zaken ging. De vraag is natuurlijk of Twitter wel geschikt is voor persoonlijke doeleinden. Uit het literatuuronderzoek blijkt dat Twitter vooral van waarde is gebleken omwille van het democratisch potentieel dat het in zich heeft en het vele ‘breaking news’ dat via de sociale netwerksite verspreid wordt. Online – en op Twitter in het bijzonder – heeft de journalist bovendien tal van nieuwe mogelijkheden voor zijn beroepspraktijk. Wat is dan de zin van persoonlijke berichten op Twitter?
In tabel 7.9 zien we per journalist de verdeling van het aantal persoonlijke tweets tegenover het aantal professionele tweets. Een opvallende conclusie die we daaruit kunnen trekken is dat amper twee journalisten geen enkele persoonlijke tweet verzonden hebben. Gert Geens verstuurde maar twee tweets over de gehele periode, dus daaruit vallen moeilijk conclusies te trekken. Marc Willems
is blijkbaar de enige sportjournalist die Twitter puur
beroepsgerelateerd gebruikt. Deze vaststelling staat in schril contrast met het advies dat Ides Debruyne (2011) aan journalisten geeft over het gebruik van sociale media. Debruyne, directeur
van
het
Fonds
Pascal
Decroos
voor
bijzondere
journalistiek
(www.fondspascaldecroos.org) en expert sociale media, raadt journalisten aan om op sociale netwerken zowel een professionele als een persoonlijke account aan te maken, zodat beide sferen strikt gescheiden blijven van elkaar.
De Vlaamse sportjournalist volgt deze raad dus duidelijk niet op. Het gevolg is dat niet alle tweets, die de volgers van deze journalisten op hun timeline zien verschijnen, even interessant zijn. Wij kunnen ter illustratie verwijzen naar enkele tweets die verzonden werden door de
50
sportjournalisten in de eerste twee weken van april. Uit tabel 7.9 blijkt bijvoorbeeld dat Christophe Clement (Sporza online) alleen maar persoonlijke tweets verstuurde gedurende deze periode. Wij kunnen ons bijvoorbeeld afvragen wat het publiek heeft aan de wetenschap dat Clement fan is van zangeres Adele.
Afbeelding 7.2
De echte koning van de onzinnige tweets bleek echter Kristof Terreur van Het Laatste Nieuws. In tabel 7.9 zien we dat Terreur 31 persoonlijke tweets verstuurde in de onderzochte periode, wat neerkomt op 48,4% van zijn totale aantal tweets. Op 3 april deelde hij het volgende met zijn publiek:
Afbeelding 7.3
Op 25 april bekende Terreur dan ook schuld: op een tweet van zijn collega Niels Poissonnier antwoordde Terreur dat een extra account voor zijn onzin handig zou zijn (zie afbeelding 7.4). Deze tweet viel buiten de periode die in aanmerking kwam voor dit onderzoek, maar hij illustreert wel dat journalisten Twitter niet altijd op de beste manier gebruiken.
51
Afbeelding 7.4
7.4.2.3 Inhoud van de tweets
In dit onderdeel komen we meer tot de kern van dit onderzoek: wat is de precieze inhoud van de tweets van de Vlaamse sportjournalisten? De vier vooropgestelde mogelijkheden waren: een verslag of stand van zaken van een bepaald sportgebeuren, promotie van de journalist voor zijn eigen medium, communicatie of duiding bij een bepaald sportgebeuren of bij eigen werk, of een persoonlijke mening van de journalist. Ook een andere inhoud kon eventueel nog meegegeven worden.
Persoonlijke mening
Uit de analyse blijkt dat de meest voorkomende inhoud een persoonlijke mening van de journalist is. In maar liefst 37% van het totale aantal tweets geeft de sportjournalist zijn persoonlijke mening mee over een feit dat te maken heeft met sport (zie tabel 7.10). Wanneer wij dit aantal enkel op de professionele tweets berekenen, zien wij dat 53% van de professionele tweets een persoonlijke mening bevatten. Hiermee wordt de conclusie uit het onderzoek van Lasorsa, Lewis & Holton (2012, cf. supra) bevestigd. Dit cijfer is heel opvallend, omdat objectiviteit en neutraliteit waarden zijn die in de journalistiek hoog in het vaandel gedragen worden. Twitter vormt blijkbaar een platform waarop journalisten kunnen doen wat ze niet via het medium waarvoor ze werken kunnen doen: hun persoonlijke mening over bepaalde sportgebeurtenissen uiten. Wij vonden enkele opvallende voorbeelden hiervan in de geanalyseerde tweets.
52
Afbeelding 7.5
Afbeelding 7.6
Enkele sportjournalisten pronostikeerden wie de uiteindelijke winnaar zou worden van de Ronde van Vlaanderen. Stef Wijnants wist al voor aanvang van de Ronde van Vlaanderen dat Tom Boonen de winnaar zou worden, Kristof Terreur dacht kort voor de eindsprint nog dat Pippo (roepnaam voor de Italiaan Filippo Pozzato) zou winnen.
Afbeelding 7.7
Sporza-journalist Tom Vandenbulcke had dan weer een duidelijke mening over het nieuwe parcours van de Ronde van Vlaanderen, waarover ook fel gediscussieerd werd in de aanloop naar en na afloop van de Ronde. Zijn mening wordt blijkbaar gedeeld door drie van zijn volgers, die zijn tweet deelden met hun eigen volgers met behulp van een retweet.
53
Afbeelding 7.8
De persoonlijke mening van Renaat Schotte over Tom Boonen na zijn overwinning in ParijsRoubaix was ook duidelijk.
Afbeelding 7.9
Het duidelijkste voorbeeld van een persoonlijke mening is dat van Jimmy Borghs, die werkt voor de website van Sporza. Uit zijn tweets op 5 april, de dag waarop Valencia het in de Europa League opnam tegen AZ Alkmaar, blijkt dat Borghs fan is van de Spaanse club. Hij gebruikt de hashtag #amunt bij zijn berichten, verwijzend naar het clublied van Valencia. In de hashtag #VCFaz staat de club van zijn voorkeur in hoofdletters vermeld. Na de wedstrijd maakt Borghs nog duidelijk dat hij hoopt dat zijn favoriete club ook zijn volgende wedstrijd, tegen Real Madrid, wint. De partijdigheid van Borghs ligt in dit geval waarschijnlijk niet zo
54
gevoelig omdat het over een buitenlandse voetbalclub gaat. Het zou minder verstandig zijn, moest een Vlaamse sportjournalist zich uiten als fan van een bepaalde Belgische eersteklasser.
Promotie eigen medium
In 34% van de professionele tweets maakten de sportjournalisten reclame voor hun eigen medium (zie tabel 7.11). Er zijn enkele journalisten die systematisch dezelfde manier van promotie hanteren bij hun tweets.
Afbeelding 7.10
Afbeelding 7.11
Ann Braeckman gebruikt Twitter vooral om haar artikels in Het Nieuwsblad te promoten. Zij doet dit altijd op dezelfde manier: vooraan in de tweet vermeldt ze ‘Sportwereld’, de naam van de sportbijlage van de krant, daarachter staat de titel van het artikel, gevolgd door een link naar de website, waarop het artikel te lezen is, en een mention van de Twitteraccount van Sportwereld.
55
Afbeelding 7.12
Ook Erwin Van den Sande gebruikt zijn Twitteraccount vooral om zijn werkgever, Sporza, te promoten. De tweet in afbeelding 7.12 is een duidelijk voorbeeld: Van den Sande kondigt aan wat er te zien zal zijn in Sportweekend, het tv-programma waarvan hij de eindredacteur is. Van den Sande gebruikt daarbij vier hashtags die verwijzen naar zijn werkgever en een hashtag die verwijst naar het onderwerp van de uitzending, namelijk de Ronde van Vlaanderen. Over het gebruik van hashtags zien we verder meer.
Afbeelding 7.13
Afbeelding 7.14
56
Niels Poissonnier en Kristof Terreur promoten eveneens hun medium via Twitter: op 14 april maken zij reclame voor hun artikels, die die dag verschenen zijn in Het Laatste Nieuws. Terreur doet het wel iets beter, omdat hij van HLN een hashtag maakt en hetzelfde doet met de onderwerpen van zijn artikel: Kevin De Bruyne, de voetballer waarover het artikel gaat, en KRC Genk, de club waarvoor De Bruyne speelt.
Afbeelding 7.15
Sporza-journalist Stef Wijnants gebruikt Twitter om zijn nieuwe blog Sportstories te lanceren. Publiekscolumnisten kunnen hun opiniestuk opsturen naar Wijnants, die het naleest en, indien goed bevonden, publiceert. Telkens er een nieuwe column op zijn blog verschijnt, maakt Wijnants op dezelfde manier reclame op zijn Twitteraccount. Met een mention vermeldt hij de auteur van de column, hij plaatst een link naar het stuk op zijn blog en gebruikt de hashtag #sportstories. Wijnants geeft, ter promotie, ook steeds een woordje commentaar bij de column.
Verslag/stand van zaken
Het geven van een persoonlijke mening en het promoten van het eigen medium blijken veruit de twee belangrijkste professionele doeleinden van het Twittergebruik van de Vlaamse sportjournalisten. Maar in 84 gevallen (17% van de professionele tweets) deden de journalisten ook aan verslaggeving of gaven ze een stand van zaken van een bepaalde sportgebeurtenis (zie tabel 7.12).
57
Afbeelding 7.16
Marc Willems (Sporza AV) levert het beste voorbeeld. In het volleybal spelen Maaseik en Asse-Lennik op 14 april een eerste wedstrijd om de titel. Willems doet aan een soort van liveverslaggeving via Twitter: na elke set geeft de journalist een update van de situatie in de wedstrijd. We zien ook dat Willems ondertussen antwoordt op een vraag van het publiek (cf. infra) en dat hij op het einde verwijst naar de samenvatting die morgen zal verschijnen op televisiezender Canvas (promotie eigen medium).
58
Afbeelding 7.17
Renaat Schotte gaat nog een stapje verder in zijn verslaggeving via Twitter. Als cameraman op de motor maakt Schotte beelden van de Ronde van Vlaanderen. Een kort filmpje, waarin hij de koplopers in de wedstrijd voorstelt, plaatst hij op zijn Twitterprofiel. Op deze manier kunnen de volgers de wedstrijdsituatie al volgen, nog voor de televisie-uitzending begonnen is. Over het gebruik van multimedia op Twitter vertellen we later meer.
Afbeelding 7.18
59
Uit de literatuur bleek dat Twitter vooral doorgebroken is omdat er razendsnel nieuws op verspreid kan worden. Ook de sportjournalisten hebben kennis van deze functie en gebruiken Twitter om ‘breaking news’ te verspreiden. Zo verspreidt Erwin Van den Sande het nieuws over de operatie van Cancellara, amper een uur na zijn val in de Ronde van Vlaanderen. Daarbij vermeldt hij uitdrukkelijk dat het om breaking news gaat. Opnieuw gebruikt Van den Sande ook de nodige hashtags om een zo groot mogelijk publiek te bereiken. Wij zien ook dat het bericht elf keer ‘geretweet’ wordt door volgers van Van den Sande. Op deze manier komt de tweet ook op de startpagina van deze accounts te staan en verspreidt het nieuws zich razendsnel over Twitter, en het Internet in het algemeen.
Communicatie/duiding
De Vlaamse sportjournalisten in ons onderzoek gebruikten Twitter het minst voor communicatie of duiding: dat gebeurde 73 keer, of in bijna 15% van de professionele tweets (zie tabel 7.13). Zo geeft Karl Vannieuwkerke, met een hyperlink naar een foto, duiding over de precieze aard van de blessure van Fabian Cancellara.
Afbeelding 7.19
Omdat communicatie en duiding meestal samenhangen met een reply op een vraag van het publiek, komen we later nog terug op deze materie wanneer we het hebben over interactiviteit.
60
Andere inhoud
In negen gevallen deed de journalist inhoudelijk nog iets anders met zijn tweet (zie tabel 7.14). Wanneer wij die tweets van naderbij bekijken, zien we dat eentje ervan een algemene mededeling bevat en dat de andere acht tweets gevallen van ‘crowdsourcing’ zijn (zie tabel 7.15). Die algemene mededeling (“De Ronde! #RVV”) van Niels Poissonnier leert ons weinig, maar de gevallen van crowdsourcing zijn wel heel interessante cases voor ons onderzoek. Met de inhoud van deze tweets komen we dicht bij de invulling die Cohn (2007) geeft aan de term ‘network journalism’.
Afbeelding 7.20
Het eerste geval van crowdsourcing heeft te maken met de al eerder besproken val van Fabian Cancellara in de Ronde van Vlaanderen. De Sporza-website was op zoek naar beelden van de val, gemaakt door wielerfans die aan de kant stonden. Lesley Demuynck lanceerde daarom een oproep via zijn Twitteraccount (zie afbeelding 7.20). Demuynck is ook de beheerder van de officiële accounts @sporza en @sporza_koers en verstuurde dezelfde tweet ook via deze kanalen. Collega’s Bert Pitschon, Tom Vandenbulcke en Laurent Vandensande hebben het bericht ‘geretweet’, om zo een nog groter publiek te kunnen bereiken. Het is niet duidelijk of de oproep uiteindelijk beelden heeft opgeleverd.
Afbeelding 7.21
61
Walter Wauters verstuurde op 6 april een tweet met de vraag of de Davis Cup-ontmoeting tussen België en Groot-Brittannië ergens live gestreamd werd. Zijn vraag aan het publiek heeft blijkbaar geholpen, want in de volgende tweet meldt hij dat het tennis uitgezonden wordt op La Deux en bedankt hij zijn volgers, die waarschijnlijk geantwoord hebben op zijn vorige tweet (zie afbeelding 7.21). Karl Vannieuwkerke verzond op dezelfde dag een soortgelijke tweet. De Sporza-journalist was op zoek naar beelden van de uitzending van Holland Sport van de dag voordien. In zijn volgende tweet bedankte hij zijn volgers voor de hulp, dus ook hier kunnen we spreken van een succesvol geval van crowdsourcing.
7.4.2.4 Onderwerp van de tweets
Bij het coderen van de tweets hebben wij ook onderzocht wat het precieze onderwerp van de berichten was. Voetbal en wielrennen kregen hun eigen categorie, omdat het de twee populairste sporten in Vlaanderen zijn en wij daarom ook veronderstelden dat de meeste tweets hierover zouden handelen. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat wielrennen veruit het populairste onderwerp was bij de sportjournalisten op Twitter: 283 tweets, of 40% van het totale aantal, gingen over wielrennen (zie tabel 7.16). Dit percentage verhoogt naar 57% als wij de persoonlijke tweets buiten beschouwing laten. Over voetbal werd opvallend minder getwitterd: 21% van de professionele tweets ging over voetbal (zie tabel 7.17). Wij hebben het dan over 106 tweets, en dat zijn er maar 16 meer dan het aantal tweets over een andere sport dan wielrennen of voetbal (zie tabel 7.18). 24 tweets, of 4,8% van het totale aantal professionele tweets, gingen niet over een sport in het bijzonder, maar over de journalistieke praktijk in het algemeen (zie tabel 7.19).
Wanneer wij de tweets over wielrennen afzonderlijk bekijken, zien wij dat het grootste deel ervan over de Ronde van Vlaanderen (96) of Parijs-Roubaix (88) gingen (zie tabel 7.20 en 7.21). Vandaar ook dat de dagen waarop deze twee wielerwedstrijden gereden werden, de dagen met de meeste Twitteractiviteit waren. Opvallend is dat er ook 17 tweets over een niet vooropgestelde categorie gingen, namelijk baanwielrennen (zie tabel 7.22). Dat heeft alles te maken met de wereldkampioenschappen, die van 4 tot 8 april gehouden werden in het Australische Melbourne, en waarop de Belgen in totaal drie medailles wisten te veroveren (Wikipedia, 2012).
In de Belgische voetbalcompetitie waren er de veelbesproken play-offs, maar toch waren er relatief weinig voetbaltweets. We zien wel dat de meeste tweets over voetbal over de clubs in play-off 1 gingen, maar dat is logisch, aangezien daaraan de zes beste club uit België deelnemen en deze sowieso meer aandacht krijgen in de media.
62
7.4.2.5 Interactiviteit
Interactiviteit is één van de drie centrale concepten in de onlinejournalistiek (cf. supra) en gaat over het potentieel dat media in zich hebben om de gebruiker aan het woord te laten en invloed te laten uitoefenen op de media-inhoud. Twitter bezit de mogelijkheden voor journalisten om direct in contact te komen met hun publiek (en omgekeerd). Wij zijn in onze analyse dus op zoek gegaan naar interactie tussen de sportjournalist en zijn publiek. In tabel 7.23 zien wij met wie journalisten in contact komen door middel van retweets en reply’s. De groep mensen waarmee journalisten het meest in contact staan via Twitter zijn echter hun eigen collega’s: dit is het geval in 19% van de tweets. Interactie met het publiek was er amper in 48 tweets, of net geen 7% van de gevallen. Als wij enkel de reply’s bekijken, zien wij wel dat 23% van die antwoorden gegeven werden op vragen van het publiek. De sportjournalisten hebben in totaal veertig keer geantwoord op vragen van het publiek. Om te zien of het publiek door middel van deze interactie ook echt invloed had op de media-inhoud, bekijken we een aantal specifieke voorbeelden.
Afbeelding 7.22
Op afbeelding 7.22 zien wij dat een gebruiker een fout opmerkte in de mobiele website van Sporza. Lesley Demuynck, admin van de Sporza-accounts op Twitter, kon dankzij de opmerking van het publiek de fout herstellen en bedankt de gebruiker daar ook voor. Het gaat in dit geval niet over inspraak in de media-inhoud, maar het publiek kan via Twitter dus wel wijzen op fouten van de journalist.
63
Afbeelding 7.23
Journalisten kunnen ook informatie verschaffen aan het publiek als dat erom vraagt. Lesley Demuynck volgde op 12 april de kwalificatiewedstrijd van Luca Brecel voor het WK snooker en verstuurde daar enkele tweets over. Daarop vroeg een gebruiker waar die wedstrijd te bekijken was. Demuynck antwoordde met een hyperlink naar een livestream van de wedstrijd op het Internet.
Afbeelding 7.24
Twitter biedt ook de mogelijkheid aan het publiek om vragen te stellen aan experts ter zake. Zo stelt een gebruiker een vraag over de Ronde van Frankrijk aan Renaat Schotte en Karl Vannieuwkerke, twee sportjournalisten gespecialiseerd in wielrennen. Schotte kan de gebruiker uiteindelijk ook een antwoord bieden.
64
Steensen (2011) concludeerde uit zijn literatuuroverzicht dat de interactiviteit in de onlinejournalistiek toeneemt, maar dat de gebruiker toch nog steeds weinig inspraak heeft in de selectie en het filteren van nieuws. Na onze kwantitatieve inhoudsanalyse kunnen wij hetzelfde vaststellen als het gaat over sportjournalisten. Er is wel degelijk interactie tussen de journalisten en hun publiek. De journalisten antwoorden op vragen en verschaffen informatie; het publiek heeft dankzij Twitter de mogelijkheid om journalisten te wijzen op fouten of tekortkomingen. Wij vonden echter geen enkel voorbeeld dat erop wijst dat het publiek dankzij Twitter mee de media-inhoud kan bepalen. Interactiviteit is dus zeker een pluspunt van Twitter, maar de grote verwachtingen worden (voorlopig) niet ingelost.
7.4.2.6 Hypertekstualiteit
Hypertekstualiteit is het tweede centrale concept in de onlinejournalistiek. Met behulp van hyperlinks kunnen journalisten op Twitter een extra dimensie geven aan hun berichten. In de literatuurstudie bespraken wij al wat de mogelijkheden zijn van de verschillende hyperlinks op Twitter. Als categorieën onderscheidden we in onze analyse: reply, mention, hashtag, link naar een website, link naar een blog, link naar multimedia en eventueel nog andere links. Uit tabel 7.24 blijkt dat in slechts 73 tweets geen enkele hyperlink vervat zat. De persoonlijke tweets werden in deze analyse wel buiten beschouwing gelaten. In 85% van de professionele tweets werd dus wel een hyperlink gebruikt.
Reply
Reply’s werden eerder al besproken bij de interactiviteit tussen journalist en publiek. In totaal bevatten 176 tweets een reply, als wij enkel de professionele tweets in acht nemen zijn dat er nog 78, of 15,7% van het totale aantal professionele tweets (zie tabel 7.25). Veel reply’s wijzen dus op persoonlijke interactie met collega’s of kennissen. Maar naast interactie met collega-journalisten, vrienden en het publiek, zien wij dat journalisten soms ook in contact staan met sporters.
Afbeelding 7.25
Karl Vannieuwkerke wenst Fabian Cancellara via Twitter veel beterschap na zijn val in de Ronde van Vlaanderen. Interactie tussen journalisten en sporters wijst vooral op
65
vriendschapsbanden die gesmeed worden bij de uitoefening van beider beroepen. In geen enkele tweet hebben we een professionele toepassing van deze interactie kunnen waarnemen. Een gemiste kans, want journalisten zouden via Twitter vragen kunnen stellen aan sporters en zo tot juistere berichtgeving kunnen komen.
Mention
Mentions zijn een tweede soort hyperlinks die journalisten kunnen gebruiken in hun tweets. Wanneer andere gebruikers op de mention klikken, komen zij terecht op de vermelde account. Wij zagen al dat Stef Wijnants andere gebruikers vermeldde die een publiekscolumn geschreven hadden voor zijn blog Sportstories. Erwin Van den Sande maakt op een nog andere manier gebruik van een mention. Op afbeelding 7.26 zien we dat Van den Sande de mention @belga gebruikt. Hiermee verwijst Van den Sande naar de bron waar hij de informatie voor zijn tweet vandaan haalde, namelijk het persagentschap Belga. Dankzij de transparante werking van Van den Sande weten zijn volgers waar het nieuws vandaan komt en kunnen ze er vrijwel zeker van zijn dat ze juiste informatie krijgen.
Afbeelding 7.26
Hashtag
Hashtags zijn heel belangrijk voor de werking van een sociale netwerksite zoals Twitter. Iedere hashtag vormt immers een hyperlink waarop geklikt kan worden. Een gebruiker die op een hashtag klikt, komt in een lijst van tweets terecht waarin deze hashtag gebruikt werd. Het is dus heel belangrijk om met behulp van een hashtag een thema mee te geven aan een tweet. In tabel 7.26 zien wij dat de sportjournalisten in 54% van hun professionele tweets één of meerdere hashtags gebruikten.
66
Afbeelding 7.27
Wij zagen op eerdere afbeeldingen al hoe hashtags als #RVV of #valfabian gebruikt werden om een tweet een bepaald thema mee te geven. Erwin Van den Sande gebruikt in afbeelding 7.27 maar liefst vijf hashtags. Hij begint met de hashtag #sporza, dit doet hij altijd bij professionele berichten om te verwijzen naar zijn werkgever. Achter zijn tweet zet Van den Sande nog vier hashtags. Wanneer iemand op de hashtag #boonen klikt, zal hij op een pagina komen met allemaal tweets over Tom Boonen, hetzelfde voor #opqs (de vaste hashtag die de wielerploeg Omega Pharma-Quick Step gebruikt op Twitter), #roubaix en #wielrennen. Op deze manier kunnen Twittergebruikers snel nieuws vinden over een bepaald onderwerp. Dat meer dan de helft van de tweets in ons onderzoek hashtags bevatten, is dus zeer positief.
Link naar een website
Journalisten kunnen in hun tweets ook een link naar een website plaatsen. Hier komen wij dicht bij het originele belang van het gebruik van hyperteksten, namelijk het aan de gebruiker aanbieden van online toegang tot diepgaande verslaggeving en verder referentiemateriaal. Wij kwamen hiervan al enkele toepassingen tegen. Zo toont Ann Braeckman aan dat journalisten van deze mogelijkheid gebruik kunnen maken om te verwijzen naar de website van hun werkgever, waardoor de volgers meer diepgaande verslaggeving krijgen dan de 140 tekens van een tweet (zie afbeeldingen 7.10 en 7.11). Bovendien zorgt deze werkwijze ervoor dat de site van de werkgever meer bezoekers krijgt. Op afbeelding 7.23 zien wij hoe Lesley Demuynck een link, die verwijst naar een livestream van het WK snooker, verstuurt naar iemand van zijn volgers. Wij zien in tabel 7.27 dat de sportjournalisten in 11% van hun professionele tweets een link naar een website geplaatst hebben.
67
Link naar een blog
Een specifieke website waar sportjournalisten naar kunnen linken is een blog. Wij zien in tabel 7.28 dat dit vijftien keer gebeurd is. Het grootste deel van die tweets staat op naam van Stef Wijnants, die Twitter gebruikte om zijn nieuwe blog Sportstories te promoten.
De laatste soort hyperlink waarvan de sportjournalist gebruik kan maken, een link naar multimedia, bespreken wij in het volgende hoofdstuk. Uit dit hoofdstuk kunnen wij wel al besluiten dat journalisten het gebruik van hyperlinks duidelijk geïntegreerd hebben in hun werkwijze op Twitter. Soms combineren sportjournalisten zelfs verschillende soorten hyperlinks in één enkel bericht, zoals we zien in de tweet van Karl Vannieuwkerke op afbeelding 7.28: een link naar een zelfgemaakt filmpje, een hashtag (die verwijst naar de Ronde van Vlaanderen) en mentions van werkgever Sporza en één, de tv-zender waarop de Ronde te zien zal zijn.
Afbeelding 7.28
68
7.4.2.7 Multimedia
Naast interactiviteit en het gebruik van hyperlinks, wordt de integratie van multimedia gezien als het derde kenmerk van de onlinejournalistiek. Volgens Steensen (2011) is het gebruik van multimedia het aspect waaraan journalisten zich voorlopig het minst aangepast hebben in de online omgeving. Uit onze cijfers blijkt inderdaad dat de Vlaamse sportjournalist nog niet echt regelmatig foto- of videomateriaal gebruikt op zijn Twitteraccount: in 69 gevallen, of 14% van het totale aantal professionele tweets, plaatsten de journalisten een multimedialink in hun bericht (zie tabel 7.29). Het dient wel gezegd te worden dat Twitter, met de beperking van een bericht tot 140 tekens, niet meteen het medium bij uitstek is om multimedia op te verspreiden. Voor dit soort toepassingen zijn er gespecialiseerde diensten, zoals Instagram (foto) of YouTube (video). Toch hebben wij enkele mooie voorbeelden gezien van het gebruik van multimedia in tweets. Renaat Schotte maakte een filmpje terwijl hij op de motor zat in de Ronde van Vlaanderen (zie afbeelding 7.17) en Karl Vannieuwkerke postte een foto van een persbericht over de gezondheidstoestand van Fabian Cancellara (zie afbeelding 7.19). In tabel 7.30 zien wij dat foto’s vaker verspreid worden via Twitter dan videomateriaal: 56 keer werd een foto getwitterd, terwijl dat maar 12 keer het geval was met een video. Het is ook mogelijk om een andere tweet te bevestigen aan je eigen tweet, maar deze toepassing wordt amper gebruikt. In onze analyse kwamen wij maar één keer zo’n geval tegen.
69
8. BESPREKING EN CONCLUSIE De Vlaamse sportjournalist gebruikt Twitter wel degelijk in zijn beroepspraktijk. In het eerste deel van ons empirisch luik maakten wij een exploratieve analyse van de profielen van de Vlaamse sportjournalisten op Twitter. In deze analyse betrokken wij de concepten ‘luisteren 2.0’ en ‘praten 2.0’, die volgens Tom Bakker (2011) cruciaal zijn voor de journalistieke praktijk in de online omgeving. Uit de resultaten blijkt dat de meeste journalisten Twitter gebruiken als informatiebron (= luisteren 2.0) en dat ze via Twitter ook zelf communiceren naar hun publiek toe (= praten 2.0). Gebaseerd op de criteria van Tom en Piet Bakker (2011), kunnen wij bovendien concluderen dat de profielpagina’s van de veertig journalisten goed zijn uitgewerkt, waardoor het duidelijk is met wie wij te maken hebben. Dit is belangrijk, omdat journalisten op Twitter ‘superknooppunten’ van informatie moeten zijn. Wanneer zij zich duidelijk profileren als professionele journalisten, weet het publiek wat het aan ze heeft in de netwerkmaatschappij met haar oneindige informatiestromen.
Het zwaartepunt van ons empirisch luik lag echter bij onze kwantitatieve inhoudsanalyse. Aan de hand van een vooraf opgesteld formulier codeerden wij 708 tweets van 40 sportjournalisten. Met behulp van het statistische programma SPSS voerden wij nadien analyses uit op de resultaten, om op die manier een antwoord te kunnen formuleren op onze onderzoeksvraag. En uit die analyses is gebleken dat de Vlaamse sportjournalist wel degelijk gebruikmaakt van de mogelijkheden van Twitter om online aan journalistiek te doen, maar dat het nog altijd beter kan. Volgens verschillende auteurs (Bardoel, 2002; Steensen, 2011) steunt
de
onlinejournalistiek
vooral
op
drie
centrale
concepten:
interactiviteit,
hypertekstualiteit en multimedia. Het is aan de journalisten om deze concepten te integreren in hun werkwijze op het Internet en, meer bepaald, op Twitter.
Uit de tweets van de sportjournalisten is gebleken dat er zeker sprake is van interactie, maar die is er dan vooral met collega-journalisten. Het grote belang van interactiviteit in de journalistiek is echter het feit dat de mediagebruiker op die manier invloed kan uitoefenen op de media-inhoud. Wij zien dat journalisten in veertig tweets reageerden op vragen van het publiek, maar wanneer we die interacties in detail bekijken, vinden wij geen enkel geval waarin de gebruiker echt invloed uitoefent op het nieuws dat de journalisten brengen. Dan scoort de Vlaamse sportjournalist toch beter op het gebruik van hyperlinks op Twitter: in 85% van de beroepsgerelateerde tweets gebruikten de journalisten minstens één hyperlink. Met behulp van deze links kunnen journalisten hun publiek verwijzen naar verder referentiemateriaal over het onderwerp van de tweet. Op die manier is Twitter niet alleen voor
70
journalisten een handige bron van informatie, maar ook voor de mediagebruiker. Het gebruik van multimedia door journalisten op Twitter is voorlopig nog beperkt: in amper 14% van de professionele tweets was foto- of videomateriaal terug te vinden. De vraag die wij ons hierbij kunnen stellen is of Twitter wel het geschikte medium is voor dit materiaal. Voor dit soort toepassingen zijn er immers andere, gespecialiseerde diensten te vinden op het Internet.
Aan de hand van de gecodeerde tweets hebben wij ook onderzocht wat de Vlaamse sportjournalisten inhoudelijk precies willen bereiken met hun berichten. Zo blijkt dat de journalisten in meer dan de helft van hun beroepsgerelateerde tweets een persoonlijke mening geven over een bepaald sportgebeuren. Dit kunnen we toch opvallend noemen, aangezien dit indruist tegen de algemeen aanvaarde normen van objectiviteit en neutraliteit in de journalistiek. Bovendien is er maar één journalist die uitdrukkelijk op zijn Twitterprofiel meldt dat het om zijn persoonlijke meningen gaat en dat die dus los van de redactionele lijn van zijn werkgever gezien moeten worden. In 34% van de gevallen gebruikt de journalist Twitter ook om promotie te maken voor ofwel het medium van zijn werkgever, ofwel een eigen medium, zoals een persoonlijke blog. Online verslaggeving of het geven van een stand van zaken (17%) en communicatie of duiding (15%) zijn zaken waarvoor de journalisten Twitter veel minder gebruiken. In acht gevallen gebruikten de journalisten Twitter om aan crowdsourcing te doen. Uit deze cases blijkt dat Twitter hiervoor een uiterst geschikt medium is.
Met dit thesisonderzoek wilden wij ervoor zorgen dat een leemte in het onderzoek naar de journalistiek in de online omgeving opgevuld werd. Twitter is het medium bij uitstek als het gaat over nieuwsverspreiding in de netwerkmaatschappij, maar er is nog veel te weinig onderzoek gevoerd naar de mogelijkheden ervan voor de journalistieke praktijk. De journalistenenquêtes van Quadrant Communications toonden al aan dat Twitter steeds belangrijker wordt in de beroepspraktijk van de journalist. Maar over hoe die journalisten Twitter precies integreren in hun dagelijkse praktijk was nog maar weinig bekend. De onderzoeksresultaten die voortkomen uit deze verhandeling zijn richtinggevend en moeten een aanzet zijn naar nog veel meer onderzoek over het gebruik van Twitter in de journalistieke praktijk. Soortgelijke kwantitatieve inhoudsanalyses kunnen uitgebreid worden naar alle soorten journalisten. Zo zou het bijvoorbeeld interessant zijn om weten hoe politieke journalisten omgaan met objectiviteit en neutraliteit op Twitter. Wat wij niet konden hardmaken met ons onderzoek is hoe belangrijk Twitter nu echt is als bron voor de journalist. Het zou daarom interessant zijn om een kwalitatieve inhoudsanalyse uit te voeren op mediateksten en deze te linken aan de Twitterprofielen van de journalisten in kwestie. Het bronnengebruik van de journalist is echter niet altijd transparant, wat dus ook voor dit soort
71
onderzoek een belemmering zou kunnen vormen. Participerende observatie, naar analogie met het onderzoek van Ahmad (2010) bij The Guardian, zou dit euvel kunnen verhelpen en een nog betere inkijk kunnen leveren op het precieze gebruik van Twitter door de Vlaamse journalist. Wat alleszins vaststaat, is dat alle bijkomend onderzoek naar het gebruik van Twitter in de journalistieke praktijk meer dan welkom is. Er is nog maar weinig geweten over dit jonge medium, maar na zes jaar is iedereen er al van overtuigd dat Twitter van onschatbare waarde kan zijn voor de journalistiek.
72
9. BIBLIOGRAFIE Social media, relationship building and the voice of the customer (2009). Journal of Consumer Marketing, 26, 529-530. Wereldkampioenschappen baanwielrennen 2012 (2012). Wikipedia [Electronic version]. Available: http://nl.wikipedia.org/wiki/Wereldkampioenschappen_baanwielrennen_2012 Ahmad, A. N. (2010). Is Twitter a useful tool for journalists? Journal of Media Practice, 11, 145-155. Allan, S. & Thorsen, E. (2009). Citizen journalism: global perspectives. New York: Peter Lang. Arceneaux, N. & Weiss, A. S. (2010). Seems stupid until you try it: press coverage of Twitter, 2006-9. New Media & Society, 12, 1262-1279. Attia, A. M., Aziz, N., Friedman, B., & Elhusseiny, M. F. (2011). Commentary: The impact of social networking tools on political change in Egypt's "Revolution 2.0". Electronic Commerce Research and Applications, 10, 369-374. Audoore, Bart & Poissonnier, Niels (2012, February 3). Twitter-interview met tweet-koning Ryan Donk. Het Laatste Nieuws. Bakker, T. (2011). Nieuwe media, nieuwe journalistiek? 11-10-2011. Ref Type: Slide Bakker, T. & Bakker, P. (2011). Handboek Nieuwe Media. Digitale technologieën begrijpen en gebruiken. Amsterdam: Kluwer.
73
Bardoel, J. & Deuze, M. (2001). 'Network journalism': converging competencies of old and new media professionals. Australian Journalism Review, 23, 91-103. Bardoel, J. (2002). The internet, journalism and public communication policies. Gazette: The International Journal for Communication Studies, 64, 501-511. Barnett, E. (2012). Twitter 'to hit 500 million registered users'. The Telegraph online [Electronic version]. Available: http://www.telegraph.co.uk/technology/twitter/9098557/Twitter-to-hit-500-millionregistered-users.html Beckett, C. & Mansell, R. (2008). Crossing boundaries: new media and networked journalism. Communication, Culture & Critique, 1, 92-104. Beer, D. D. (2008). Social network(ing) sites... revisiting the story so far: A response to danah Boyd & Nicole Ellison. Journal of Computer-Mediated Communication, 13, 516-529. Bell, D. (2007). Cyberculture theorists. Manuel Castells and Donna Haraway. London: Routledge. Boyd, D. M. & Ellison, N. B. (2007). Social Network Sites: Definition, history and scholarship. Journal of Computer-Mediated Communication, 13, 210-230. Boyle, R. & Haynes, R. (2000). Power play: sport, the media and popular culture. Harlow: Longman. Bruns, A. (2011). News produsage in a pro-am mediasphere: why citizen journalism matters. In G.Meikle & G. Redden (Eds.), News online: transformations and continuities (pp. 132-147). New York: Palgrave Macmillan. Cappella, J. N. & Jamieson, K. H. (1997). Spiral of Cynism. The press and the public good. New York: Oxford University Press.
74
Carey, J. W. (1999). In Defense of Public Journalism. In T.L.Glasser (Ed.), The Idea of Public Journalism ( New York: Guilford Press. Castells, M. (1996). The Rise of the Network Society. Oxford: Blackwell. Castells, M. (2000). The Rise of the Network Society. [1]. Oxford, Blackwell. The Information Age: economy, society and culture. Ref Type: Serial (Book,Monograph) Castells, M. & Ince, M. (2003). Conversations with Manuel Castells. Cambridge: Polity Press. Cheng, A., Evans, M., & Singh, H. (2009). Inside Twitter: an in-depth look inside the Twitter world. Sysomos [Electronic version]. Available: http://www.sysomos.com/insidetwitter Cohn, D. (2007). Network journalism versus citizen journalism versus the myriad of other names for social media in the news world. Newassignment [Electronic version]. Available: http://www.newassignment.net/blog/david_cohn/sep2007/06/network_journali Crawford, K. (2009). Following you: Disciplines of listening in social media. Continuum: Journal of Media & Cultural Studies, 23, 525-535. Crawford, K. (2011). News to me: Twitter and the personal networking of news. In G.Meikle & G. Redden (Eds.), News online. Transformations & continuities (pp. 115-131). Davies, N. (2009). Flat earth news: an award-winning reporter exposes falsehood, distortion and propaganda in the global media. London: Vintage.
75
De Graeve, F. (2009). 2.800 journalisten als klant. Quadrant Communications [Electronic version]. Available: http://www.quadrantcommunications.be/blog/597-2-800journalisten-als-klant De Graeve, F. (2010). Kloof tussen pers en social media wordt kleiner. Quadrant Communications [Electronic version]. Available: http://www.quadrantcommunications.be/blog/337-kloof-tussen-pers-en-social-mediawordt-kleiner De Graeve, F. (2012). Hoe ziet de Belgische journalist zijn toekomst? Quadrant Communications [Electronic version]. Available: http://www.quadrantcommunications.be/blog/2011-hoe-ziet-de-belgische-journalistzijn-toekomst Dearnley, J. & Feather, J. (2001). The wired world: an introduction to the theory and pratice of the information society. London: Library Association. Debruyne, I. (2011). Social media in the newsroom. 27-9-2011. Ref Type: Slide Dhiraj, M. (2011). Twitter: Microphone for the masses? Media, Culture & Society, 33, 779789. Dimitrova, D. V., Connolly-Ahern, C., Williams, A. P., Kaid, L. L., & Reid, A. (2003). Hyperlinking as gatekeeping: online newspaper coverage of the execution of an American terrorist. Journalism Studies, 4, 401-414. Dumon, Pieter (2012). Twitteren in opdracht van vips. De Morgen. Elenbaas, M. & de Vreese, C. H. (2008). The effects of strategic news on political cynicism and vote choice among young voters. Journal of Communication, 58, 550-567.
76
Facebook.com (2012). Facebook Newsroom [Electronic version]. Available: http://newsroom.fb.com/content/default.aspx?NewsAreaId=22 Farhi, P. (2009). The Twitter explosion. American Journalism Review, 31, 26-31. Giddens, A. (1999). Runaway World. How globalisation is reshaping our lives. London: Profile Books. Gleason, S. (2009). Going public. American Journalism Review, 31, 6-7. Goldlust, J. (2004). Sports as entertainment: the role of mass communications. In D.Rowe (Ed.), Critical readings: sport, culture and the media (pp. 27-47). Milton Keynes: Open University Press. Gorle, Peter (2010, July 1). Leterme stuurt flirterige twitter. Het Laatste Nieuws. Habermas, J. (1989). The structural transformation of the public sphere: an inquiry into a category of Bourgeois society. Cambridge: Polity Press. Habermas, J. (2012). Political communication in media society - Does democracy still enjoy an epistemic dimension? The impact of normative theory on empirical research. In ICA Annual Convention 2006. Halavais, A. (2008). The hyperlink as organizing principle. In J.Turow & L. Tsui (Eds.), The hyperlinked society (pp. 39-55). Michigan: University of Michigan Press. Heinrich, A. (2010). Network Journalism: Journalistic practice in interactive spheres. New York: Routledge. Hermida, A. (2010). Twittering the news. Journalism Practice, 4, 297-308.
77
Jansen, B. J., Zhang, M., Sobel, K., & Chowdury, A. (2009). Twitter Power: Tweets as electronic word of mouth. Journal of the American Society for Information Science and Technology, 60, 2169-2188. Jarvis, J. (2006). Networked journalism. BuzzMachine [Electronic version]. Available: http://www.buzzmachine.com/2006/07/05/networked-journalism/ Jordan, K. (2011). To tweet or not to tweet. Editor & Publisher, 144, 26. Kaplan, A. M. & Haenlein, M. (2010). Users of the world, unite! The challenges and opportunities of social media. Business Horizons, 53, 59-68. Kaplan, A. M. & Haenlein, M. (2011). The early bird catches the news: Nine things you should know about micro-blogging. Business Horizons, 54, 105-113. Kaplan, A. M. & Haenlein, M. (2012). The Britney Spears universe: Social media and viral marketing at it's best. Business Horizons, 55, 27-31. Karp, S. (2008). How link journalism could have transformed The New York Times reporting on McCain ethics. Publishing2.0 [Electronic version]. Available: http://publishing2.com/2008/02/25/how-link-journalism-could-have-transformed-thenew-york-times-reporting-on-mccain-ethics/ Karp, S. (2008). How networked link journalism can give journalists collectively the power of Google and Digg. Publishing2.0 [Electronic version]. Available: http://publishing2.com/2008/02/29/how-networked-link-journalism-can-givejournalists-collectively-the-power-of-google-and-digg/ Kollock, P. & Smith, M. (1996). Managing the virtual commons: cooperation and conflict in computer communities. In S.Herring (Ed.), Computer-mediated communication: linguistic, social, and cross-cultural perspectives (pp. 109-128). Amsterdam: John Benjamins.
78
Lasorsa, D. L., Lewis, S. C., & Holton, A. E. (2012). Normalizing Twitter. Journalism Studies, 13, 19-36. Lewis, J., Williams, A., & Franklin, B. (2008). A compromised fourth estate? UK news journalism, public relations and news sources. Journalism Studies, 9, 1-20. Liang, T.-P. & Turban, E. (2011). Introduction to the Special Issue Social Commerce: A Research Framework for Social Commerce. International Journal of Electronic Commerce, 16, 5-13. Locke, J. (1988). Two Treaties of Government . Cambridge: Cambridge University Press. Lotan, G., Graeff, E., Ananny, M., Gaffney, D., Pearce, I., & Boyd, D. (2011). The revolutions were tweeted: information flows during the 2011 Tunesian and Egyptian revolutions. International Journal of Communication, 5, 1375-1405. McGiboney, M. (2009). Twitter's tweet smell of success. Nielsen Online [Electronic version]. Available: blog.nielsen.com/nielsenwire/online_mobile/twitters-tweet-smell-ofsuccess/ McLuhan, M. (2006). Understanding Media: The extensions of man. Abingdon: Routledge. McLuhan, M. (2012). The Gutenberg Galaxy. The making of typographic man. Toronto: University of Toronto Press. McNair, B. (1998). The Sociology of Journalism. London: Arnold. McNair, B. (2006). Cultural Chaos. Journalism, news and power in a globalised world. London: Routledge. McQuail, D. (1992). Media Performance. Mass communciation and the public intrest. London: Sage.
79
Meyer, T. & Hinchman, L. (2002). Media Democracy. How the media colonize politics. Cambridge: Polity Press. Milstein, S., Chowdhury, A., Hochmuth, G., Lorica, B., & Magoulas, R. (2008). Twitter and the micro-messaging revolution: Communication, connections, and immediacy - 140 characters at a time Sebastopol, CA: O'Reilly Media. Morton, J. (2009). Staying neutral. American Journalism Review, 31, 60. paa (2010, July 3). Een twitter voor iedereen. Het Nieuwsblad. Palser, B. (2009). Hitting the tweet spot. American Journalism Review, 31, 54. Pavlik, J. (2000). The impact of technology on journalism. Journalism Studies, 1, 229-237. Rao, L. (2009). Twitter flew above the 50 million unique mark for the first time in July. TechCrunch.com [Electronic version]. Available: http://techcrunch.com/2009/08/25/twitter-flew-above-the-50-million-uniques-markfor-the-first-time-in-july/ Reich, Z. (2008). How citizens create news stories. Journalism Studies, 9, 739-758. Robinson, P. (2003). The CNN effect: the myth of news, foreign policy and intervention. London: Routledge. Rowe, D. (2004). Critical readings: sport, culture and the media. Milton Keynes: Open University Press. Rybalko, S. & Seltzer, T. (2010). Dialogic communication in 140 characters or less: How Fortune 500 companies engage stakeholders using Twitter. Public Relations Review, 36, 336-341. Schulte, B. (2009). The distribution revolution. American Journalism Review, 31, 22-25.
80
Sharf, B. F. (1999). Beyond netiquette: the ethics of doing naturalistic discourse research on the Internet. In S.Jones (Ed.), Doing Internet research (pp. 243-256). London: Sage. Sinclair, J. (2004). Globalization, Supranational Institutions, and Media. In J.D.H.Downing, D. McQuail, P. Schlesinger, & E. Wartella (Eds.), The SAGE Handbook of Media Studies (pp. 65-82). Thousand Oaks, CA: Sage. Steensen, S. (2011). Online journalism and the promises of new technology. Journalism Studies, 12, 311-327. Stone, T. (2006). Quote of the day: a website about nothing. valleywag.gawker.com/ [Electronic version]. Strömbäck, J. (2005). In Search of a Standard: four models of democracy and their normative implications for journalism. Journalism Studies, 6, 331-345. Strömbäck, J. (2008). Four Phases of Mediatization: an analysis of the mediatization of politics. The Internation Journal of Press/Politics, 13, 228-246. Tomlinson, J. (1999). Globalization and Culture. Oxford: Polity Press. Van Houtte, C. & Van Kenhove, A. (2011). Onderzoek naar het gebruik van Twitter door Vlaamse journalisten: exploratief onderzoek en online enquête. Erasmus Hogeschool Brussel. Van Leuven, S. & Raeymaeckers, K. (2011). Commercialisering van de mediasector: journalistiek in een pakketje? Institutional repository - Ghent University, Ghent University. Van Malderen, Hilde (2012, March 13). Eersteklassers genieten van vrij weekend. Het Laatste Nieuws.
81
Vandenbussche, S. (2009). Politiek en Media: onderzoek naar de relatie tussen politic en infotainment. Universiteit Gent, Vakgroep Communicatiewetenschappen. Volkmer, I. & Heinrich, A. (2008). CNN and beyond: journalism in a globalized network sphere. In J.Chapman & M. Kinsey (Eds.), Broadcast journalism: a critical introduction (pp. 49-57). London: Routledge. Wauters, R. (2012). Report says Twitter will hit 500 million users this week. We say: don't bet on it. thenextweb.com [Electronic version]. Available: http://thenextweb.com/socialmedia/2012/02/20/report-says-twitter-will-hit-500million-users-this-week-we-say-dont-bet-on-it/ Webster, F. & Blom, R. (2004). The information society reader. London; New York: Routledge. Zaller, J. (2003). A New Standard of News Quality: burglar alarms for the monitorial citizen. Political Communication, 20, 109-131.
82
10.
BIJLAGEN
Figuur 3.1: tijdlijn ontstaan sociale netwerksites, boyd & Ellison (2007)
83
Figuur 3.2: schema Kaplan & Haenlein (2010)
Bijlage 7.1: codeerformulier
CODEERFORMULIER Tweet nummer: Auteur tweet: Werkgever auteur: Datum: Tweet:
ALGEMENE INFORMATIE 1. Met welke soort tweet hebben we te maken? Originele tweet Retweet Reply Indien het gaat om een retweet of reply: van wie of naar wie?
Account werkgever Collega-journalist Sporter Publiek Vriend/kennis
2. Gaat de tweet over eerder persoonlijke of eerder professionele zaken? 84
Persoonlijk Professioneel
PROFESSIONEEL GEBRUIK (enkel als het antwoord op vraag 2 ‘professioneel’ is) Met welk soort tweet hebben we (inhoudelijk) te maken?
Verslag/stand van zaken Promotie eigen medium Communicatie/duiding Persoonlijke mening Andere: …
3. Welke sport is het onderwerp van de tweet?
Voetbal Wielrennen Andere: … Geen sport in het bijzonder
Indien het onderwerp voetbal is, over welk gebeuren/welke ploeg gaat het specifiek?
Anderlecht Club Brugge KAA Gent KV Kortrijk Racing Genk Standard Beerschot Bergen Cercle Brugge KV Mechelen Lierse Lokeren OH Leuven Zulte Waregem Sint-Truiden Westerlo 85
Play-off 1 Play-off 2 Play-off 3 Champions League Europa League Andere: …
Indien het onderwerp wielrennen is, over welke wedstrijd gaat het specifiek?
Ronde van Vlaanderen Scheldeprijs Schoten Parijs-Roubaix Brabantse Pijl Amstel Gold Race Andere: …
4. Wordt er iemand vermeld (‘mention’) in de tweet (maar de tweet is geen reply)? Ja Nee Indien ja, wie?
Account werkgever Collega-journalist Sporter Publiek Vriend/kennis
5. Maakt de journalist gebruik van een hyperlink?
Reply (@...; zie vraag 1) Mention (@...; zie vraag 4) Hashtag (#...; zie vraag 3) Link naar een website Link naar een blog Multimedia Andere: … Nee
86
Indien het gaat om een link naar een website, naar welke soort site verwijst de link?
Eigen werkgever Persoonlijke website Andere sportsite Andere: …
Indien het gaat om een link naar een blog, naar welke soort blog verwijst de link? Eigen blog Blog van een collega Indien het gaat om een link naar multimedia, naar welke soort multimedia? Foto Video Andere tweet 6. Wordt de tweet geretweet door andere gebruikers? Ja Nee Indien ja: hoeveel keer wordt de tweet geretweet? … keer Indien ja: door wie wordt de tweet geretweet?
Account werkgever Collega-journalist Sporter Publiek Vriend/kennis
87
Bijlage 7.2: lijst van geselecteerde sportjournalisten
Het Laatste Nieuws: sportjournalisten in vast dienstverband (8/12 = 66% op Twitter)
Voetbal
Bart Audoore (BA)
/
Wouter Devynck (WDK)
@Bloten
Bart Fieremans (BF)
@Fieri7
Rudy Nuyens (RN)
@R_Nuyens
Niels Poissonier (NP)
@niels_27
Alain Ronsse (AR)
/
Kristof Terreur (KTH)
@elterror81
Hilde Van Malderen (HVM)
@HildeLaa
Wielrennen
Kurt Boes (KBo)
@KurtBoes
Joeri De Knop (JDK)
/
Marc Ghyselinck (MG)
@GhyselinckMarc
Nevensporten
Valerie Hardie (VH)
/
Het Nieuwsblad: sportjournalisten in vast dienstverband (7/16 = 44% op Twitter)
Ludo Vandewalle (Chef Sport) (LVW)
@ludovandewalle
Marc Mercy (Adjunct Chef Sport) (MM)
/
Voetbal
François Colin (FC)
/
Gunther De Vos (GDV)
@GuntherDeVos
Jurgen Geril (JG)
/
Bart Lagae (BL)
/
Marc Reunes (MR)
/
88
Koen Van Uytvange (KVU)
/
Wielrennen
Ann Braeckman (AB)
@Wielervrouwtje
Hugo Coorevits (HC)
@Hugocoorevits
Paul De Keyser (PDK)
/
Bert Heyvaert (BH)
/
Michaël Van Damme (MVD)
@MichaelVD
Nevensporten
Hans Jacobs (HJ)
/
Niels Vleminckx (NV)
@NielsVleminckx
Walter Wauters (WW)
@walterwauters
VRT/Sporza: journalisten in vast dienstverband (25/44 = 57% op Twitter)
Tv & radio (16/34 = 47% op Twitter)
Berteele Carl (CB)
/
Decroubele Peter (PD)
/
Demarez Eddy (ED)
/
Desmet Wouter (WDS)
/
Dupain Eric (ED)
@EricDupain
Geens Gert (GG)
@gertgeens
Gerlo Dirk (DG)
@gerlod
Gomme Gert (GGo)
/
Heremans Geert (GH)
/
Houtteman Mieke (MH)
/
Jacobs Filip (FJa)
/
Jacxsens Els (EJ)
/
Joos Filip (FJo)
@Filipjoos
Lammens Stefaan (SL)
/
Meertens Kris (KM)
/
Merlevede Steffy (SM)
@merlevs
Naert David (DN)
@DavidNaert1
89
Neyrinck Sammy (SN)
/
Picavet Chris (CP)
/
Pitschon Bert (BP)
@bertpitschon
Raes Frank (FR)
/
Schotte Renaat (RS)
@wielerman
Vandegoor Christophe (CV)
@chrisvandegoor
Vandenbempt Peter (PV)
/
Vandenbulcke Tom (TV)
@tomvandenbulcke
Van Eylen Catherine (CVE)
/
Van Gils Lieven (LVG)
/
Vangramberen Maarten (MV)
@mvangramberen
Van Meensel Inge (IVM)
@ingevanmeensel
Vannieuwkerke Karl (KV)
@vannieuwkerke
Vlaeminck Stijn (SV)
@stijnvlaeminck
Wijnants Stef (SW)
@StefWijnants
Willems Marc (MW)
@marc_willems
Wuyts Michel (MWu)
/
Internet (9/10 = 90% op Twitter)
Borghs Jimmy (JB)
@jimmyborghs
Clement Christophe (CC)
@CClement_sporza
Demuynck Lesley (LD)
@lesleydemuynck
Dom Roan (RD)
@RoanDom
Geens Maarten (MGe)
@zahrim666
Gillis Thomas (TG)
@GillisThomas
Swannet Thomas (TS)
@tswannet
Switsers Jurgen (JS)
/
Van den Sande Erwin (EV)
@Erwin_VdSande
Vandensande Laurent (LV)
@laurentvdsande
90
Bijlage 7.3: Twitterprofiel van de Vlaamse sportjournalisten
JOURNALIST Wouter Devynck Bart Fieremans Rudy Nuyens Niels Poissonnier Kristof Terreur Hilde Van Malderen Kurt Boes Marc Ghyselinck
WERKGEVER Het Laatste Nieuws Het Laatste Nieuws Het Laatste Nieuws Het Laatste Nieuws Het Laatste Nieuws Het Laatste Nieuws Het Laatste Nieuws Het Laatste Nieuws
FOLLOWING 29
FOLLOWERS 7
TWEETS 0
133
17
0
49
58
45
244
343
1685
914
532
2710
27
30
2
429
117
42
225
48
36
Ludo Vandewalle Gunther De Vos Ann Braeckman Hugo Coorevits Michaël Van Damme Niels Vleminckx Walter Wauters
Het Nieuwsblad
15
13
1
Het Nieuwsblad
104
53
34
Het Nieuwsblad
132
113
190
Het Nieuwsblad
485
401
313
Het Nieuwsblad
626
53
9
Het Nieuwsblad
154
39
5
Het Nieuwsblad
57
83
250
Eric Dupain Gert Geens Dirk Gerlo Filip Joos Steffy Merlevede David Naert Bert Pitschon
Sporza AV
1319
638
867
Sporza AV
353
556
43
Sporza AV
184
29
0
Sporza AV
11
7080
3
Sporza AV
486
589
384
Sporza AV
42
69
34
Sporza AV
206
192
87
91
Renaat Schotte Christophe Vandegoor Tom Vandenbulcke Maarten Vangramberen Inge Van Meensel Karl Vannieuwkerke Stijn Vlaeminck Stef Wijnants Marc Willems
Sporza AV
371
11783
2150
Sporza AV
250
4838
1035
Sporza AV
334
664
737
Sporza AV
180
518
106
Sporza AV
72
22
2
Sporza AV
414
42740
4484
Sporza AV
159
1364
796
Sporza AV
103
749
159
Sporza AV
232
1279
1454
Jimmy Borghs Christophe Clement Lesley Demuynck Roan Dom Maarten Geens Thomas Gillis Thomas Swannet Erwin Van den Sande Laurent Vandensande
Sporza online
134
62
121
Sporza online
173
112
170
Sporza online
503
718
2359
Sporza online
59
17
0
Sporza online
33
20
24
Sporza online
445
64
102
Sporza online
148
46
0
Sporza online
104
252
1883
Sporza online
307
86
94
92
Tabel 7.4
Tabel 7.5
93
Tabel 7.6
Auteur van de tweet Frequency
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
AB
17
2,4
2,4
2,4
BP
8
1,1
1,1
3,5
CC
6
,8
,8
4,4
CV
18
2,5
2,5
6,9
ED
118
16,7
16,7
23,6
EV
62
8,8
8,8
32,3
GDV
2
,3
,3
32,6
GG
2
,3
,3
32,9
HC
7
1,0
1,0
33,9
JB
17
2,4
2,4
36,3
KBo
3
,4
,4
36,7
KTH
64
9,0
9,0
45,8
KV
67
9,5
9,5
55,2
LD
91
12,9
12,9
68,1
LV
6
,8
,8
68,9
MG
2
,3
,3
69,2
MV
8
1,1
1,1
70,3
MW
19
2,7
2,7
73,0
NP
19
2,7
2,7
75,7
RN
4
,6
,6
76,3
RS
50
7,1
7,1
83,3
SM
33
4,7
4,7
88,0
SV
19
2,7
2,7
90,7
SW
44
6,2
6,2
96,9
TG
7
1,0
1,0
97,9
TV
11
1,6
1,6
99,4
WW
4
,6
,6
100,0
Total
708
100,0
100,0
Valid
94
Tabel 7.7 Werkgever van de auteur Frequency
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Valid
HLN
92
13,0
13,0
13,0
HNB
30
4,2
4,2
17,2
SPORZA AV
397
56,1
56,1
73,3
SPORZA ONLINE
189
26,7
26,7
100,0
Total
708
100,0
100,0
Tabel 7.8 Persoonlijke of professionele tweet? Frequency
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Valid
persoonlijk
211
29,8
29,8
29,8
professioneel
497
70,2
70,2
100,0
Total
708
100,0
100,0
Tabel 7.9 Auteur van de tweet * Persoonlijke of professionele tweet? Crosstabulation Persoonlijke of professionele
Total
tweet? persoonlijk Count AB
% within Auteur van de tweet Count
BP
% within Auteur van de tweet
Auteur van de tweet
Count CC
% within Auteur van de tweet Count
CV
% within Auteur van de tweet
ED
Count
professioneel 1
16
17
5,9%
94,1%
100,0%
2
6
8
25,0%
75,0%
100,0%
6
0
6
100,0%
0,0%
100,0%
1
17
18
5,6%
94,4%
100,0%
37
81
118
95
% within Auteur van de tweet Count EV
% within Auteur van de tweet Count
GDV
% within Auteur van de tweet Count
GG
% within Auteur van de tweet Count
HC
% within Auteur van de tweet Count
JB
% within Auteur van de tweet Count
KBo
% within Auteur van de tweet Count
KTH
% within Auteur van de tweet Count
KV
% within Auteur van de tweet Count
LD
% within Auteur van de tweet Count
LV
% within Auteur van de tweet Count
MG
% within Auteur van de tweet Count
MV
% within Auteur van de tweet
MW
Count
31,4%
68,6%
100,0%
11
51
62
17,7%
82,3%
100,0%
1
1
2
50,0%
50,0%
100,0%
0
2
2
0,0%
100,0%
100,0%
1
6
7
14,3%
85,7%
100,0%
9
8
17
52,9%
47,1%
100,0%
2
1
3
66,7%
33,3%
100,0%
31
33
64
48,4%
51,6%
100,0%
21
46
67
31,3%
68,7%
100,0%
49
42
91
53,8%
46,2%
100,0%
2
4
6
33,3%
66,7%
100,0%
1
1
2
50,0%
50,0%
100,0%
2
6
8
25,0%
75,0%
100,0%
0
19
19
96
% within Auteur van de tweet Count NP
% within Auteur van de tweet Count
RN
% within Auteur van de tweet Count
RS
% within Auteur van de tweet Count
SM
% within Auteur van de tweet Count
SV
% within Auteur van de tweet Count
SW
% within Auteur van de tweet Count
TG
% within Auteur van de tweet Count
TV
% within Auteur van de tweet Count
WW
% within Auteur van de tweet Count
Total
% within Auteur van de tweet
0,0%
100,0%
100,0%
8
11
19
42,1%
57,9%
100,0%
4
0
4
100,0%
0,0%
100,0%
2
48
50
4,0%
96,0%
100,0%
9
24
33
27,3%
72,7%
100,0%
2
17
19
10,5%
89,5%
100,0%
3
41
44
6,8%
93,2%
100,0%
2
5
7
28,6%
71,4%
100,0%
3
8
11
27,3%
72,7%
100,0%
1
3
4
25,0%
75,0%
100,0%
211
497
708
29,8%
70,2%
100,0%
97
Tabel 7.10 Persoonlijke of professionele tweet? * Inhoudelijk: geeft de journalist een persoonlijke mening? Crosstabulation Inhoudelijk: geeft de journalist een
Total
persoonlijke mening? ja
nee
niet van toepassing
Count
0
0
0,0%
0,0%
261
236
52,5%
47,5%
261
236
36,9%
33,3%
211
211
% within
persoonlijk
Persoonlijke of Persoonlijke of
100,0% 100,0%
professionele tweet?
professionele Count
tweet? professioneel
0
497
% within Persoonlijke of
0,0% 100,0%
professionele tweet? Count
211
708
% within
Total
Persoonlijke of
29,8% 100,0%
professionele tweet?
Tabel 7.11 Persoonlijke of professionele tweet? * Inhoudelijk: dient de tweet als promotie voor het eigen medium? Crosstabulation Inhoudelijk: dient de tweet als
Total
promotie voor het eigen medium? ja
nee
niet van toepassing
Count
0
0
0,0%
0,0%
170
327
34,2%
65,8%
211
211
% within persoonlijk
Persoonlijke of professionele
Persoonlijke of
100,0% 100,0%
tweet?
professionele tweet?
Count
0
497
% within professioneel Persoonlijke of professionele
0,0% 100,0%
tweet?
98
Count
170
327
24,0%
46,2%
211
708
% within Total
Persoonlijke of professionele
29,8% 100,0%
tweet?
Tabel 7.12 Persoonlijke of professionele tweet? * Inhoudelijk: geeft de journalist een verslag/stand van zaken? Crosstabulation Inhoudelijk: geeft de journalist een
Total
verslag/stand van zaken? ja
nee
niet van toepassing
Count
0
0
0,0%
0,0%
84
413
16,9%
83,1%
84
413
11,9%
58,3%
211
211
% within
persoonlijk
Persoonlijke of Persoonlijke of
100,0% 100,0%
professionele tweet?
professionele Count
tweet? professioneel
0
497
% within Persoonlijke of
0,0% 100,0%
professionele tweet? Count
211
708
% within
Total
Persoonlijke of
29,8% 100,0%
professionele tweet?
Tabel 7.13 Persoonlijke of professionele tweet? * Inhoudelijk: geeft de journalist communicatie/duiding bij een bepaald feit? Crosstabulation Inhoudelijk: geeft de journalist
Total
communicatie/duiding bij een bepaald feit? ja
nee
niet van toepassing
Persoonlijke of
persoonlijk
Count
0
0
211
211
99
professionele
% within
tweet?
Persoonlijke of professionele
0,0%
0,0%
73
424
14,7%
85,3%
73
424
10,3%
59,9%
100,0% 100,0%
tweet? Count
0
497
% within professioneel Persoonlijke of professionele
0,0% 100,0%
tweet? Count
211
708
% within Total
Persoonlijke of professionele
29,8% 100,0%
tweet?
Tabel 7.14 Persoonlijke of professionele tweet? * Inhoudelijk: doet de journalist inhoudelijk nog iets anders met zijn tweet? Crosstabulation Inhoudelijk: doet de journalist
Total
inhoudelijk nog iets anders met zijn tweet? ja
nee
niet van toepassing
Count
0
0
0,0%
0,0%
9
488
1,8%
98,2%
9
488
1,3%
68,9%
211
211
% within persoonlijk
Persoonlijke of professionele
Persoonlijke of
100,0% 100,0%
tweet?
professionele tweet?
Count
0
497
% within professioneel Persoonlijke of professionele
0,0% 100,0%
tweet? Count
211
708
% within Total
Persoonlijke of professionele
29,8% 100,0%
tweet?
100
Tabel 7.15 Inhoudelijk: wat doet de journalist inhoudelijk precies nog anders met zijn tweet? Frequency
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
niet van toepassing
699
98,7
98,7
98,7
algemene mededeling
1
,1
,1
98,9
crowdsourcing
8
1,1
1,1
100,0
708
100,0
100,0
Valid Total
Tabel 7.16 Persoonlijke of professionele tweet? * Is wielrennen het onderwerp van de tweet? Crosstabulation Is wielrennen het onderwerp
Total
van de tweet? ja
nee
niet van toepassing
Count persoonlijk
0
0,0%
0,0%
283
214
211
211
% within Persoonlijke of professionele
Persoonlijke of
0
100,0% 100,0%
tweet?
professionele Count
tweet? professioneel
0
497
% within Persoonlijke of professionele
56,9% 43,1%
0,0% 100,0%
tweet? Count
283
214
211
708
% within Persoonlijke
Total
of professionele
40,0% 30,2%
29,8% 100,0%
tweet?
Tabel 7.17 Persoonlijke of professionele tweet? * Is voetbal het onderwerp van de tweet? Crosstabulation Is voetbal het onderwerp van
Total
de tweet? ja
nee
niet van toepassing
Persoonlijke of
persoonlijk
Count
0
0
211
211
101
professionele
% within Persoonlijke
tweet?
of professionele
0,0%
0,0%
106
391
100,0% 100,0%
tweet? Count professioneel
0
497
% within Persoonlijke of professionele
21,3% 78,7%
0,0% 100,0%
tweet? Count
106
391
211
708
% within Persoonlijke
Total
of professionele
15,0% 55,2%
29,8% 100,0%
tweet?
Tabel 7.18 Persoonlijke of professionele tweet? * Is een andere sport het onderwerp van de tweet? Crosstabulation Is een andere sport het
Total
onderwerp van de tweet? ja
nee
niet van toepassing
Count persoonlijk
0
0,0%
0,0%
90
407
18,1%
81,9%
90
407
12,7%
57,5%
211
211
% within Persoonlijke of professionele
Persoonlijke of
0
100,0% 100,0%
tweet?
professionele Count
tweet? professioneel
0
497
% within Persoonlijke of professionele
0,0% 100,0%
tweet? Count Total
211
708
% within Persoonlijke of professionele
29,8% 100,0%
tweet?
102
Tabel 7.19 Persoonlijke of professionele tweet? * Komt er geen sport in het bijzonder aan bod in de tweet? Crosstabulation Komt er geen sport in het
Total
bijzonder aan bod in de tweet? ja
nee
niet van toepassing
Count
0
0
0,0%
0,0%
24
473
4,8%
95,2%
24
473
3,4%
66,8%
211
211
% within Persoonlijke
persoonlijk
of professionele Persoonlijke of
100,0% 100,0%
tweet?
professionele Count
tweet? professioneel
0
497
% within Persoonlijke of professionele
0,0% 100,0%
tweet? Count
211
708
% within Persoonlijke
Total
of professionele
29,8% 100,0%
tweet?
Tabel 7.20 Wielrennen: gaat de tweet over de Ronde van Vlaanderen? Frequency
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
ja
96
13,6
13,6
13,6
nee
187
26,4
26,4
40,0
niet van toepassing
425
60,0
60,0
100,0
Total
708
100,0
100,0
Valid
Tabel 7.21 Wielrennen: gaat de tweet over Parijs-Roubaix? Frequency
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
ja
88
12,4
12,4
12,4
nee
195
27,5
27,5
40,0
niet van toepassing
425
60,0
60,0
100,0
Total
708
100,0
100,0
Valid
103
Tabel 7.22 Wielrennen: over welke andere wedstrijd/gebeuren gaat de tweet? Frequency
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
niet van toepassing
659
93,1
93,1
93,1
1
,1
,1
93,2
baanwielrennen
17
2,4
2,4
95,6
geen
23
3,2
3,2
98,9
Luik-Bastenaken-Luik
1
,1
,1
99,0
mountainbike
2
,3
,3
99,3
Tour de France
4
,6
,6
99,9
Vuelta
1
,1
,1
100,0
708
100,0
100,0
algemeen
Valid
Total
Tabel 7.23 Retweet/reply van of naar wie? * Met welke soort tweet hebben we te maken? Crosstabulation Met welke soort tweet hebben we
Total
te maken? originele
retweet
reply
tweet Count account
% within Met welke
werkgever
soort tweet hebben
0
16
0
16
0,0%
19,3%
0,0%
2,3%
0
42
91
133
0,0%
50,6%
51,7%
18,8%
0
12
17
29
0,0%
14,5%
9,7%
4,1%
0
8
40
48
0,0%
9,6%
22,7%
6,8%
0
5
28
33
we te maken? Count collega-
% within Met welke
journalist
soort tweet hebben we te maken?
Retweet/reply van
Count
of naar wie? sporter
% within Met welke soort tweet hebben we te maken? Count
publiek
% within Met welke soort tweet hebben we te maken?
vriend/kennis
Count
104
% within Met welke soort tweet hebben
0,0%
6,0%
15,9%
4,7%
449
0
0
449
100,0%
0,0%
0,0%
63,4%
449
83
176
708
100,0%
100,0%
we te maken? Count niet van
% within Met welke
toepassing
soort tweet hebben we te maken? Count % within Met welke
Total
soort tweet hebben
100,0% 100,0%
we te maken?
Tabel 7.24 Persoonlijke of professionele tweet? * Hyperlink: bevat de tweet geen enkele link? Crosstabulation Hyperlink: bevat de tweet geen
Total
enkele link? ja
nee
niet van toepassing
Count
0
0
0,0%
0,0%
73
424
14,7%
85,3%
73
424
10,3%
59,9%
211
211
% within persoonlijk
Persoonlijke of professionele
Persoonlijke of
100,0% 100,0%
tweet?
professionele tweet?
Count
0
497
% within professioneel Persoonlijke of professionele
0,0% 100,0%
tweet? Count
211
708
% within Total
Persoonlijke of professionele
29,8% 100,0%
tweet?
105
Tabel 7.25 Persoonlijke of professionele tweet? * Hyperlink: bevat de tweet een reply? Crosstabulation Hyperlink: bevat de tweet een
Total
reply? ja
nee
niet van toepassing
Count persoonlijk
0
0,0%
0,0%
78
419
15,7%
84,3%
78
419
11,0%
59,2%
211
211
% within Persoonlijke of
Persoonlijke of
professionele tweet?
professionele tweet?
Count professioneel
0
100,0% 100,0%
0
497
% within Persoonlijke of
0,0% 100,0%
professionele tweet? Count
211
708
% within
Total
Persoonlijke of
29,8% 100,0%
professionele tweet?
Tabel 7.26 Persoonlijke of professionele tweet? * Hyperlink: bevat de tweet hashtags? Crosstabulation Hyperlink: bevat de tweet
Total
hashtags? ja
nee
niet van toepassing
Count persoonlijk
0
0,0%
0,0%
267
230
53,7%
46,3%
267
230
37,7%
32,5%
211
211
% within Persoonlijke of
Persoonlijke of
professionele tweet?
professionele tweet?
Count professioneel
0
100,0% 100,0%
0
497
% within Persoonlijke of
0,0% 100,0%
professionele tweet? Count Total
211
708
% within Persoonlijke of
29,8% 100,0%
professionele tweet?
106
Tabel 7.27 Persoonlijke of professionele tweet? * Hyperlink: bevat de tweet een link naar een website? Crosstabulation Hyperlink: bevat de tweet een
Total
link naar een website? ja
nee
niet van toepassing
Count persoonlijk
0
0,0%
0,0%
55
442
11,1%
88,9%
55
442
7,8%
62,4%
211
211
% within Persoonlijke of professionele
Persoonlijke of
0
100,0% 100,0%
tweet?
professionele Count
tweet? professioneel
0
497
% within Persoonlijke of professionele
0,0% 100,0%
tweet? Count
211
708
% within Persoonlijke
Total
of professionele
29,8% 100,0%
tweet?
Tabel 7.28 Persoonlijke of professionele tweet? * Naar welke soort blog verwijst de link? Crosstabulation Naar welke soort blog verwijst de
Total
link? eigen
blog van
niet van
blog
een
toepassing
collega Count persoonlijk
0
0,0%
0,0%
14
1
2,8%
0,2%
14
1
2,0%
0,1%
211
211
% within Persoonlijke of professionele
Persoonlijke of
0
100,0% 100,0%
tweet?
professionele Count
tweet? professioneel
482
497
% within Persoonlijke of professionele
97,0% 100,0%
tweet? Count Total
693
708
% within Persoonlijke of professionele
97,9% 100,0%
tweet?
107
Tabel 7.29 Persoonlijke of professionele tweet? * Hyperlink: bevat de tweet multimedia? Crosstabulation Hyperlink: bevat de tweet
Total
multimedia? ja
nee
niet van toepassing
Count persoonlijk Persoonlijke of
% within Persoonlijke of professionele tweet?
0
0
0,0%
0,0%
69
428
211
211
100,0% 100,0%
professionele Count
tweet?
professioneel % within Persoonlijke of professionele tweet? Count Total
13,9% 86,1% 69
% within Persoonlijke of professionele tweet?
0
0,0% 100,0%
428
9,7% 60,5%
497
211
708
29,8% 100,0%
Tabel 7.30 Naar welke soort multimedia verwijst de link? Frequency
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Valid
foto
56
7,9
7,9
7,9
video
12
1,7
1,7
9,6
1
,1
,1
9,7
niet van toepassing
639
90,3
90,3
100,0
Total
708
100,0
100,0
andere tweet
108